Harstad - Podium
Boeken / Fictie

Wachten op de toekomst

recensie: Johan Harstad - Max, Mischa & het Tet-offensief
Harstad - Podium

Het is even doorbijten, de ruim twaalfhonderd pagina’s van Max, Mischa & het Tet-offensief, maar de aanvankelijke weerstand gaat snel voorbij. De betovering van deze coming-of-age roman over identiteit en – het zal ook eens niet – de liefde, is fenomenaal. Gewoon laten gebeuren.

‘We eroderen. Net als de plekken waar we vandaan komen,’ aldus Max Hansen, toneelschrijver en regisseur. Hij is op tournee met zijn laatste toneelstuk en brengt de nachten door in zijn auto op verschillende parkeerplaatsen. De slapeloosheid drijft hem uit zijn hotelkamer, de duisternis en de stilte brengen hem in een staat van beschouwing die een terugblik op zijn leven mogelijk maakt. ‘Ik schrijf dit voordat ik het vergeet.’

De dag begint

Max komt oorspronkelijk uit Stavanger, Noorwegen en is op puberleeftijd geëmigreerd naar de VS. Zijn linkse hippieouders kozen voor het ruime perspectief dat het land van de onbegrensde mogelijkheden hen te bieden had. Dat levert schrijver Johan Harstad (1979) zijn eerste thema op: hoe te aarden in een nieuwe, onbekende wereld die tegelijkertijd verheerlijkt en gewantrouwd wordt? De eerste zin in Max, Mischa & het Tet-offensief drukt zowel Max als de lezer direct met de neus op de feiten:

De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet.

Het leven moet geleefd worden en dat zullen we weten ook. Max manoeuvreert zichzelf vanuit opstandigheid richting de omarming van zijn nieuwe omgeving. Hij leert Mordecai kennen, vriend voor het leven en geestverwant waar het de liefde voor het toneel betreft. Via hem komt hij in contact met de intrigerende Mischa en Max wordt hopeloos verliefd op de zeven jaar oudere kunstenares. Harstad laat zijn personages in het onderling aantrekken en afstoten de dynamiek van het samenzijn ondergaan. De verbondenheid is intens maar tegelijkertijd uiterst kwetsbaar, niet in de laatste plaats door invloeden van buitenaf.

De liefde overwint

Dwars door het verhaal van Max vlecht de schrijver de wederwaardigheden van Owen, de oom van Max. Owen, of eigenlijk Ove, is ook ooit naar de VS vertrokken en heeft zich in de jaren zeventig vrijwillig aangemeld bij het Amerikaanse leger om naar Vietnam uitgezonden te worden. Hier legt Harstad prachtige verbindingen met de jonge Max, die volledig in de ban is van de Vietnamfilm Apocalyps Now en een nogal gekleurd beeld heeft van de impact van die oorlog. De ijzersterke afwisseling tussen tragiek en welvaren wordt door de schrijver tot in het uiterste doorgevoerd, waarbij hij soms vervalt in uitweidingen en opsommingen die langer dan een paar bladzijden doorlopen. Niet vervelend; de aankleding van deze geschiedenis is overtuigend en alles lijkt op de juiste plaats te staan.

Hoe de onderlinge verhoudingen tussen Max, Mischa, Mordecai en Owen eroderen onder invloed van tijd wordt door Harstad op een magische wijze verwoord. Daarbij krijgt de buitenwereld een belangrijke rol: de Vietnamoorlog, de val van de Berlijnse Muur, de WTC-aanslagen en de verwoestende orkaan Sandy. Het vogelperspectief van de schrijver dringt diep door in de relaties die moeizaam overeind worden gehouden. Een confrontatie van belangen ligt vanzelfsprekend voor de hand.

Toch is het de liefde die in dit epos lijkt te overwinnen, met een natuurlijke bevlogenheid die ondersteund wordt door de kunsten. Harstads totaaltheater is doorspekt met scènes over de schilderkunst van Mischa, het acteren van Mordecai, de muziek van Owen en de toneelstukken van Max. Alle kunstuitingen zijn fictief, maar met een doorlopende vingerwijzing naar het belangrijkste thema van dit boek: wachten. Het ongedurige wachten dat begint in de jeugd en vervolgens niet meer ophoudt, het verlangen naar meer en beter terwijl alles ondertussen gewoon doorgaat. Er is geen houden aan: de volgende dag begint.

Muziek / Album

Hemelse klanken

recensie: Paradisia – Sound of Freedom

Bij de eerste klanken van ‘Tell Me’, het openingsnummer van het debuutalbum van Paradisia, krijg je het hemelse gevoel dat dit wat speciaals is. Sound of Freedom houdt dat bijzondere gevoel het hele album vast.

Het damestrio uit London nam het album op in Berlijn. Een bijzondere keuze om niet in de UK op te nemen, waar zoveel muziek vandaan komt. Het geluid is overigens glashelder; daar mag geen misverstand over bestaan. En misschien is dàt wel het geluid dat bij Berlijn hoort.

Magie van de samenzang

Wie op het wereldwijde web wat zoekt over deze band, komt van alles tegen wat Paradisia zo bijzonder maakt. Maar je vindt ook zaken, die Paradisia helemaal niet nodig heeft, omdat de muziek zo wonderschoon is. Een hoes met ontklede dames – van achteren gezien – op de single ‘Warpaint’ is bijvoorbeeld niet nodig om luisteraars naar deze muziek te lokken.

Het meest opvallende nummer van het album Sound of Freedom is ongetwijfeld een heel bijzondere uitvoering van Bruce Springsteen’s ‘Dancing in the Dark’. Als je deze uitvoering gehoord hebt, denk je voortaan aan deze dames als je Springsteen’s hit op de radio hoort. Het is een gedurfde cover in een fraai nieuw damesjasje, dat heel goed naast de mega-hit van de Amerikaanse rocker kan bestaan. Paradisia verschuilt zich allerminst in de schaduw van deze grootheid, maar geeft Springsteen een folk-pop-podium voor zijn mooie compositie. Zo mooi, dat je bij de eerste tonen helemaal niet in de gaten hebt dat je naar deze bekende hit luistert. Maar zodra ze gaan zingen kan je niet meer om de tekst heen, die iedere muziekliefhebber zal herkennen. Hier bewijzen de dames opnieuw dat hun kracht ligt in de samenzang van hun stemmen, die magie voortbrengen als ze samenklinken.

Muzikaal verwennen

Paradisia bestaat uit Sophie-Rose Harper, Anna Pesquidous en Kristy Buglass. Sophie-Rose en Kristy verzorgen de vocalen. Kristy speelt toetsen en de bijzondere harpklanken worden gemaakt door Anna. Het zijn de samenzang en de harpgeluiden, die het hart van Paradisia vormen en voor aantrekkingskracht zorgen. Dat het geluid van het album zijn wortels heeft in de jaren zeventig zal niemand deren. In plaats van gedateerd klinkt het eerder vertrouwd.

Paradisia wordt door de collega-muzikanten opgemerkt, ondanks dat ze pas startende sterren zijn. Ze stonden al in het voorprogramma van Laura Mvula, Tom Jones, Bruce Springsteen, Paolo Nutini en Birdy. Ondertussen zijn ze al geboekt door Carole King, Imany en Michael Kiwanuka. Dat is meteen een fraaie lijst van aanbeveling.

Met bovenstaande lijkt het dan ook geen vergezochte aanname dat Paradisia een mooie toekomst tegemoet gaat. Het kan haast niet anders of Sound of Freedom vindt zijn weg moeiteloos naar de muziekliefhebber van kwaliteitsmuziek. Paradisia zal je oren strelen, verwarmen en verwennen.

Boeken / Non-fictie

Nzume schrijft menselijk, relativerend en toegankelijk

recensie: Anousha Nzume - Hallo witte mensen

‘Een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet,’ oordeelde Elma Drayer in haar column in de Volkskrant over Anousha Nzume’s Hallo witte mensen. Een raar verwijt: dit boek is niet perfect, maar een dergelijk product is het niet.

Veel mensen gaan al steigeren zodra ze woorden als ‘culturele toe-eigening’ en ‘wit privilege’ horen. En het klopt dat tot er discussies over identiteit en etniciteit gevoerd worden die niet boven de privébesognes van de deelnemers uitstijgen. Maar zo’n boek is Hallo witte mensen van Anousha Nzume overduidelijk niet: Nzume grondt wat ze zegt duidelijk in discussies over macht en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische achtergronden. Er is dus geen sprake van particulier ‘geneuzel’, van ‘geklaag’ van iemand die zich achtergesteld voelt en daarom via een boek haar ‘gelijk’ probeert te halen.

Cruciale bijdrage

Hallo witte mensen is een cruciale bijdrage aan het publieke debat en de discussie over diversiteit en de omgang met verschil en pluraliteit in onze samenleving. Als witte Nederlander hoef je het niet met alles eens te zijn wat Nzume in Hallo witte mensen schrijft, maar te vaak blijkt dat niet eens over de basisaannamen overeenstemming bestaat. Hierdoor ontaardt elke discussie in een scheldpartij en lijkt iedereen aanstoot aan elkaar te nemen, in plaats van tot begrip en inzicht te komen. Dit is absurd. Een aantal historische feiten valt niet te ontkennen: dat Nederland honderden jaren lang een groot overzees rijk heeft gehad, dat ons land actief bij de slavenhandel betrokken was, dat ter legitimatie van deze ondernemingen allerlei racistische representaties van de zogenaamd inferieure ‘niet-witte’ gemobiliseerd werden. En dat deze processen nog steeds na-ebben, en niet in een paar decennia totaal verouderd zijn geworden.

Waar Nzume toe oproept, en met haar vele activisten, academici en anderen, waarvan een aantal hun opwachting maakt in Hallo witte mensen, is een zekere zelfreflexiviteit, een bewustzijn van ieders positie. Wie wij zijn en, belangrijker, hoe anderen ons zien, wordt voor een niet onaanzienlijk deel bepaald door hoe we eruitzien: man/vrouw is zo’n tweestelling, net als arm/oud en klein/groot. Ook zaken die in eerste instantie niks te maken hebben met ons uiterlijk, zoals rijkdom en seksualiteit, kunnen vaak afgelezen worden aan bijvoorbeeld iemands kleding en spraak. Over dit alles, zegt Nzume al vroeg in het boek, gaat Hallo witte mensen: dit boek gaat expliciet over kleur. Dus in plaats van te ontkennen dat iemands identiteit zich langs meerdere assen vormt, licht Nzume één zo’n as uit.

Toon

Het probleem met Hallo witte mensen is dus niet de insteek die het boek heeft, maar de toon waarop Nzume haar inzichten aanreikt. Al in de titel spreekt ze haar lezers direct aan, en dat blijft ze het hele boek doen. Vaak worden paragrafen of secties aan elkaar verbonden door frases als ‘je zult het nu wel doorhebben…’ of ‘Wat nu, lieve witte mensen?’ Ze houdt de afstand tussen tekst en lezer zo klein mogelijk. Aan de ene kant voorkomt ze zo dat Hallo witte mensen een droog academisch traktaat wordt, aan de andere kant bestaat het gevaar dat de vertelstem tot een imaginaire (witte) lezer spreekt, waardoor niemand zich echt aangesproken voelt. ‘Maar dit ken ik al,’ kan een lezer denken. ‘Ik ben mij al van deze dingen bewust.’ Onbedoeld creëert Nzume zo een vluchtweg.

Toch lijkt het alsof deze vertelstem soms de toegankelijkheid van de tekst in de weg zit. Nzume legt over het algemeen helder uit en is vooral op dreef tijdens anekdotes en illustraties van de meer theoretische begrippen. Deze verhalen zijn vaak plaatsvervangend beschamend of onbedoeld grappig. Ze tonen gestuntel, ook van Nzume zelf en zijn daardoor menselijk, relativerend en toegankelijk. Vooruitgang komt niet op een wit paard, maar komt juist door dat vallen en opstaan, door met elkaar te praten over grieven en obstakels. Op zulke momenten maakt Nzume het beste pleidooi voor haar zaak.

Boeken / Fictie

Broeierig historisch drama

recensie: Gustave Flaubert - Salammbô

Hoewel de eer meestal naar Sir Walter Scott gaat, had de historische roman er vandaag ongetwijfeld anders uitgezien zonder Gustave Flauberts Salammbô. Bij uitgeverij Athenaeum is onlangs een herdruk verschenen.

‘Het was in Megara, een voorstad van Carthago, in de tuinen van Hamilcar.’ Zo opent Salammbô, de historische roman die Gustave Flaubert publiceerde in 1862, vijf jaar na het succesvolle Madame Bovary. Het zijn twee zeer verschillende romans, maar wat ze verbindt is de aandacht voor de stijl. Flaubert staat bekend om de precisie waarmee hij zijn verhalen schreef: is hij niet de auteur die gemakkelijk een hele dag aan één zin kon besteden, om die de volgende ochtend te schrappen?

Onmogelijke liefde

Salammbô speelt zich af aan het einde van de derde eeuw voor Christus. Carthago, de ooit trotse Mediterrane grootmacht, is door de Romeinen verslagen tijdens de Eerste Punische oorlog. Tot overmaat van ramp is het gezag niet in staat de huurlingen die aan haar zijde in de oorlog hebben meegevochten, te betalen. Onder leiding van onder andere Matho komen zij – door Flaubert ook wel ‘de Barbaren’ genoemd – in opstand. Matho wordt verliefd op Salammbô, de dochter van een Carthageense generaal, die door haar vader echter aan een Nubische prins is beloofd.

De plot van Salammbô is vrij eenvoudig en draait om de onmogelijke liefde tussen Matho en Salammbô. Voeg daarbij het treffen tussen de verschillende legers en een dramatische afloop, en zie daar het recept voor een redelijk generiek verhaal of Hollywoodfilm. Flaubert weet erbovenuit te stijgen door zijn gedetailleerde beschrijvingen van landschappen, kledij, eten en meer. Een aantal passages, waarin bijvoorbeeld een jonge Hannibal geofferd dreigt te worden, is zelfs ronduit griezelig.

De lezer anno 2017

Salammbô is een broeierige roman: de spanning tussen Carthago en de huurlingen, de verboden liefde, de verzengde hitte. In zijn nawoord schrijft vertaler Hans van Pinxteren dat Flaubert een stijl beoogde ‘zo gespannen als een atleet die klaarstaat voor de stad’; een rake typering. In dit alles zie je Flauberts meesterschap, zijn beheersing van de pen. Deze roman wordt – terecht – tot het beste van de wereldliteratuur gerekend. Haar invloed kan moeilijk overschat worden, zeker voor de negentiende eeuw. Voor de lezer anno 2017 zal het boek ontoegankelijker zijn, domweg omdat we nu andere eisen stellen aan literatuur. Maar wie zich die extra moeite getroost, zal beloond worden.

Jhumpa Lahiri -Atlas Contact
Boeken / Non-fictie

De auteur is het boek

recensie: Jhumpa Lahiri - De kleren van het boek
Jhumpa Lahiri -Atlas Contact

Pulitzerprijs-winnares Jhumpa Lahiri geeft in 2015 een lezing over haar bijzondere verhouding met het uiterlijk van boeken in het algemeen en dat van haar eigen boeken in het bijzonder. In De kleren van het boek is deze kritische overdenking op papier gezet.

Voor een schrijver moet het een vreemde gewaarwording zijn: je bent jarenlang bezig je nieuwste spruit het levenslicht te laten zien, een intensief proces van scheppen en schaven, en als jouw woorden in boekvorm worden gepresenteerd, komt de verpakking opeens als een verrassing uit de lucht vallen. Het boekomslag blijft een discutabele aangelegenheid waarover de meningen uiteen blijven lopen. Dat gegeven heeft Lahiri aangegrepen om haar persoonlijke visie op papier te zetten. Resultaat: een nogal eenzijdige verhandeling over hoe een boek eruit zou moeten zien.

Familieband

Als het boek het geestelijk eigendom is van de schrijver, kan het omslag onmogelijk ‘ingekleurd’ worden door iemand anders. Dat is kortweg de mening van Lahiri. ‘Ook al bestaat het omslag om mijn woorden te beschermen, zodra het eraan komt, en een brug vormt tussen mij en de lezers, voel ik me kwetsbaar’. De schrijver heeft zelf, zo blijkt, geen enkele invloed op het omslagontwerp van haar boeken, wat nogal vreemd is omdat vrijwel iedere auteur in de hedendaagse boekenwereld een vinger in de pap krijgt als het om de uiterlijke vorm gaat. Er zijn schrijvers die de volledige regie opeisen, schrijvers die verlangens en suggesties aandragen en schrijvers die de uitgever en ontwerper geheel de vrije hand laten. De lijdzaamheid van Lahiri, uitmondend in een klagende opstandigheid, zorgt voor een sterk overtrokken weergave van de werkelijkheid.

Een lelijk omslag voelt als een vijand, onuitstaanbaar.

Wat wil deze bestellerauteur dan wel? Als voorbeeld laat ze de eerste druk van A room of one’s own (1929) van Virginia Woolf zien. Het omslag is ontworpen en getekend door kunstenares Vanessa Bell, zuster van de schrijfster. Hier is voor Lahiri duidelijk dat de familieband zorgt voor een zogenaamde ‘optische echo’: Bell kent Woolf door en door, kent haar werk en heeft er veel waardering voor, dus is een omslag van de hand van Bell bij voorbaat al een succes. Deze absurde conclusie wordt deels onderuit gehaald door de geschiedenis: Vanessa Bell blijkt A room of one’s own nooit gelezen te hebben.

Zelfportret

Nog een voorkeur van Lahiri: boekomslagen die behoren tot een reeks. Ze vergelijkt dat met de onderscheidende schooluniformen in het India van haar jeugd. Die sobere en krachtige herkenbaarheid is wat het boek ook zou moeten hebben, een sterke identiteit maar verder voornamelijk anoniem. Nog radicaler wordt het als ze voorstelt het omslag geheel weg te laten, zoals gebruikelijk was bij oude bibliotheekboeken. Een boek met een kartonnen kaft waarop alleen titel en auteursnaam staan, dat is de meest ideale situatie waarbij het boek – de woorden van de schrijver – zonder verstoring van enig beeld de lezer kan bereiken.

Het is duidelijk dat Jhumpa Lahiri moeilijk te pleasen is met de omslagen van haar boeken. Dat blijkt het belangrijkste criterium te zijn: het omslag dient de schrijver te behagen. In deze geforceerde aanklacht – lezing en essay ineen – gaat ze volledig voorbij aan de positie van het boek als product in de boekhandel, aan de functie en werking van de uitgeverij als handelshuis én aan de kennis en kunde van de ontwerper. Ze suggereert tot slot nog een schilderij van Matisse of Morandi op haar omslagen te zetten, want ‘ik herken mezelf in de abstracte blik’. Dan volgt de fraaiste oplossing: een portretfoto van de schrijver zelf, zoals op de Nederlandse uitgave van haar bundel In other words is gebeurd. Niet uit ijdelheid, echt niet, maar toch: ‘Uiteindelijk is de auteur het boek. Beter een foto van mijzelf dan een of andere irritante, irrelevante afbeelding’.

Boeken / Non-fictie

Zoektocht naar de mening van de massa

recensie: Marc Josten - Weerwoord

Trump, Brexit en het Oekraïne-referendum. Drie recente gebeurtenissen waarin de publieke opinie de uitslag bepaalde. Maurice de Hond overspoelde ons met peilingen, maar over het ontstaan van de publieke opinie is nauwelijks iets bekend. Onderzoeksjournalist Marc Josten brengt hier met Weerwoord verandering in.

Weerwoord is onmiskenbaar geschreven door een onderzoeksjournalist. Marc Josten, die onder andere longreads voor De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland schreef, heeft een theoretische, erudiete stijl en verwijst regelmatig naar denkers als Hannah Arendt, Jean Baudrillard en Plato. In het bijzonder haalt hij de Amerikaanse journalist Walter Lippmann vaak aan, die in de jaren twintig een boek schreef over de publieke opinie. De drie fasen van meningsvorming die Lippmann in zijn werk uiteenzet, vormen het fundament van Weerwoord. Het hele boek door grijpt Josten terug op, zoals hij het noemt, deze ‘drietrapsraket’: de selectiefase waarin de informatie wordt geselecteerd, de verwerkingsfase waarin de persoon de geselecteerde informatie interpreteert en de fase van de publieke opinievorming waarin individuele oordelen en identiteiten in een smeltkroes komen en zich tot een publieke opinie vormen.

Overtuigende verklaringen

Zeker, Weerwoord handelt over interessante materie en de casussen die Josten gebruikt om de drie fases zichtbaar te maken zijn uitstekend gekozen. Hij gebruikt de Tweede Wereldoorlog, de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten en de Zwarte Pietdiscussie om de theorie van Lippmann concreet te maken. De vraag hoe Hitler zo’n groot deel van de Duitse bevolking meekreeg in zijn antisemitisme blijft een interessante kwestie die Josten overtuigend weet uit te leggen. Ook de recentere situaties zoals de Amerikaanse verkiezingsuitslag en de felle Pietendiscussie zijn interessante en ongelooflijk actuele vraagstukken die snakken naar een verklaring. In zijn uitleg laat Josten zien wat er allemaal mis kan gaan in het proces van opinievorming en welke schade dit tot gevolg kan hebben. Zo is volgens Josten de selectiefase – de fase waarin we informatie verzamelen over een bepaald onderwerp door bijvoorbeeld het lezen van kranten, gebruiken van Facebook en door gesprekken met onze vrienden – een precair stadium. In deze eerste fase kunnen er conclusies getrokken worden op basis van foutieve of incomplete informatie. Een filterbubbel waardoor we alleen nog maar informatie krijgen die aansluit bij wat we al denken of, erger nog, nepnieuwsberichten zijn in onze huidige maatschappij vaak de oorzaak van het ontstaan van een verkeerd beeld van een situatie. Het is dus de grote vraag of we in staat zijn de juiste informatie te selecteren en te kunnen beoordelen. Een essentiële vraag voor iedereen die de democratie hoog in het vaandel heeft staan.

Waar blijft de eigen visie?

Doordat Josten het onderwerp zo goed toepast op het hier en nu, kunnen we de vraag of we niet net zo goed Walter Lippmanns boek zouden kunnen lezen min of meer loslaten. Maar wie op zoek is naar een oorspronkelijke, eigen visie van de schrijver op dit onderwerp, komt van een koude kermis thuis. Josten beschrijft voornamelijk zijn extensieve en langdurige zoektocht naar informatie over de publieke opinie en de inzichten die hij tijdens zijn zoektocht opdeed. Deze queeste blijkt grondig en zinvol, maar soms voelt Weerwoord louter als een bundeling van andermans inzichten, en dan met name die van Walter Lippmann. Daarnaast mag Josten nog wel wat doen aan zijn stijl, vooral op het gebied van helderheid en structuur. Hoofdstukken titelen zou een goed begin zijn.

Theater / Reportage
special: Holland Festival: deel 3

Eten met de Gabriels en een bijna-dood ervaring

In The Gabriels wordt de impact van de Amerikaanse verkiezingsstrijd op de middenklasse pijnlijk voelbaar gemaakt. Het Nationale Ballet brengt een indrukwekkende Shostakovich Trilogy en het Australische Back To Back Theatre sluit het 70e  Holland Festival af met een fascinerende bijna-dood ervaring.

10 juni: The Public Theatre – The Gabriels

Theater is een traag medium. Tenminste: dat is mij verteld. Wil je reageren op de actualiteit, dan duurt het minstens een halfjaar voordat alles goed en wel op de planken staat. The Gabriels van regisseur Richard Nelson is dan ook een bijna onmogelijke opgave: een trilogie over het verkiezingsjaar 2016, met de daadwerkelijke verkiezingsdag (8 november) als premièredatum. Naar verluid werd het script een paar uur voor de opening nog herschreven. Het resultaat is wonderwel geslaagd. In zes uur krijgen we – letterlijk – een kijkje in de keuken van een doorsnee Amerikaans gezin. Een gezin dat niet op de barricades staat, maar worstelt met verlies en een toekomst die steeds ongewisser wordt.

The Gabriels had gemakkelijk een theatrale analyse kunnen worden van de verkiezingsstrijd. Zet een gezin voor de televisie, laat hen commentaar geven op Hillary en The Donald, en je hebt een geëngageerde voorstelling. Zorg daarnaast voor een aantal persoonlijke conflicten die tot uitbarsting komen in de derde akte, en je bent er van verzekerd dat het publiek weet waar het aan toe is. Het niet inlossen van deze verwachtingen is precies wat deze voorstelling intrigerend maakt. Bovenal gaat The Gabriels over rouwverwerking: de dood van Thomas Gabriel brengt zijn weduwe, ex-vrouw, zus, broer, zwager en moeder samen in een serie van drie diners. Terwijl het eten bereid wordt, luisteren we naar alledaagse gesprekken en leren we geleidelijk aan meer over hun verleden en onderlinge verhoudingen. We zien het wantrouwen tussen de zwager en de ex-vrouw (“Wat doet zij nog steeds hier?”), de voorzichtige poging van de dochter om haar moeder te vertellen over haar seksualiteit, het financiële gevecht dat de zoon moet leveren om een goed onderkomen voor zijn moeder te garanderen. Nergens volgt een crisis en verzoening; in plaats daarvan zorgt Nelson voor een continue spanning tussen tekst en dat wat onuitgesproken blijft.

Politiek komt kort ter sprake: even wordt er gesproken over Bernie Sanders, of over een ver verleden waarin Hillary Clinton nog idealen had. De verkiezingsdag is een desillusie. Met weemoed denken de Gabriels terug aan de tijd waarin ze nog met optimisme en overtuiging stemden voor hun kandidaat. Nu is een stem voor haar vooral een stem tegen hem. Want stel dat hij wint. Wat dan? De aardverschuiving die het premièrepubliek na de afloop zal hebben gevoeld zullen weinigen verwacht hebben, maar de angst ervoor is een constante in de voorstelling.

De politieke zeggingskracht van The Gabriels zit echter niet zozeer in directe verwijzingen naar de verkiezingsstrijd, maar in de impact die het huidige politieke klimaat heeft op de toekomst van dit gezin. Op hulp van de overheid hoeft de verzwakkende matriarch Patricia niet te rekenen: haar volwassen kinderen moeten tweede banen nemen en de studielening van haar kleinkind gebruiken om haar te ondersteunen, en schuldeisers te weren van het ouderlijk huis. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt hier pijnlijk duidelijk: keer op keer moeten zoon George en zijn vrouw Hannah vernederend werk doen voor bemiddelde cliënten om rond te komen. De American Dream is voor de middenklasse niet veel meer dan een cynische mythe geworden. Onder de schijnbaar nonchalante gesprekken, het snijden van de groentes, en het ophalen van oude herinneringen schuilt een overlevingsstrijd. Het overlijden van Thomas Gabriel luidt een overgang in naar een nieuwe, onzekere toekomst voor alle gezinsleden. Een toekomst die na 8 november 2016 nog grimmiger zal worden. (JvW)

17 juni: Het Nationale Ballet – Shostakovich Trilogy

De Shostakovich Trilogy is een uit drie delen bestaand ballet, gemaakt door choreograaf Alexei Ratmansky als eerbewijs aan diens grote inspirator, de Russische componist Dimitri Sjostakovitsj. Ratmansky woont al lang in Canada maar komt oorspronkelijk uit Oekraïne in de tijd dat het nog Russisch was. Net als Sjostakovitsj destijds is hij ongelukkig met de huidige politieke situatie in zijn oorspronkelijke vaderland.

Sjostakovitsj werd al jong erkend als geniaal musicus maar had zeer te lijden onder het stalinistische Sovjetregime, dat kunstenaars belemmerde te creëren wat ze wilden. Hij is zijn hele leven bang geweest voor represailles en heeft in zijn muziek steeds compromissen moeten sluiten.

Het eerste deel van de trilogie is de controversiële Negende Symfonie. De componist had van de Russische autoriteiten opdracht gekregen een triomfmars te schrijven over de overwinning van Rusland op Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar het eindresultaat beviel de autoriteiten niet. Zij vonden de muziek te licht, niet juichend genoeg en het werk werd zeven jaar in de ban gedaan. Een opvallende danser tijdens dit eerste deel is de Japanner Sho Yamada,  die zich zo licht en makkelijk als een vogel over het toneel beweegt, fascinerend om naar te kijken.

Het tweede ballet is gecreëerd op de Kamersymfonie. Sjostakovitsj schreef dit kort nadat hij, mogelijk onder dwang, lid werd van de communistische partij. Gekleed in een mooi pak met ontblote borst, maakt de hoofdpersoon een gekwelde indruk. Terwijl hij steeds door anderen wordt meegetrokken kijken op de achterwand grote hoofden van, naar ik aanneem, partijbonzen streng toe.

Sjostakovitsj maakte het Eerste Pianoconcert, toen hij nog heel jong was. De muziek is prachtig, dit derde deel is misschien wel het mooiste van de hele avond. Ook de vormgeving is schitterend: de achterwand is grijs met allerlei rode Russische symbolen, diezelfde kleuren zie je terug in de kostuums van de dansers. Shostakovich Trilogy is een must voor liefhebbers van klassiek ballet. Voor de virtuoze dansers van het Nationale Ballet moet het een feest zijn om hierin te mogen dansen. (EN)

25 juni:Back to Back Theatre – Lady Eats Apple

Het Australische Back to Back Theatre maakte in 2012 furore met Ganesh versus the Third Reich. Vijf jaar later is het nog steeds een van de meest indrukwekkende voorstellingen die ik gezien heb. Bij een tweede voorstelling komt het risico van te hoge verwachtingen onvermijdelijk om de hoek kijken, maar met Lady Eats Apple zorgt het gezelschap opnieuw voor een prachtige voorstelling.

Lady Eats Apple verwijst naar het verhaal van Adam en Eva, en begint in een bijzonder soort paradijs. We betreden een opblaasbare constructie op het podium van de schouwburg. Waar zijn we eigenlijk? Een soort luchtkasteel? De hemel? Een baarmoeder? De betekenis blijft in het midden. We ontmoeten Mark, een acteur met een verstandelijke beperking, die door een psychiater wordt getest in het benoemen van dieren. Hier keert de thematiek van Ganesh terug: in het samenspel tussen acteurs met en zonder verstandelijke handicap wordt het paternalisme en de ongelijke machtsverhoudingen tussen de twee pijnlijk duidelijk. Als Bijbelse God houdt de psychiater zijn Adam klein, maar Mark komt in opstand. Hij wordt kwaad over de belerende toon van zijn psychiater en besluit hem neer te schieten. Hij kan prima leven zonder een sturende hand.

Dan verduistert het paradijs en bevinden we ons in een soort limbo. We horen getuigenissen van bijna-doodervaringen, dan gaat het licht aan, opent de ‘baarmoeder’ waar we in zaten en kijken we uit op de zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Was dit een omgekeerde bijna-doodervaring: van hemel naar aarde? Een geboorte? In dit volgende deel zien we twee performers, eveneens met een beperking, elkaar voorzichtig verleiden. Hun zorgverlener moet er niks van hebben, en verbiedt hen om te dicht in elkaars persoonlijke ruimte te komen. Tevergeefs: als ze weg is, zoeken de twee toenadering. Schuchter uiten ze de affectie voor elkaar, eindigend in een verzoek van de man om mee te gaan naar zijn kamer. Seks en verstandelijke handicap is een taboe waar de strenge zorgverlener ongemakkelijk, misschien zelfs angstig, van wordt, maar waarom eigenlijk?

En hoe denk ik er zelf over, vraag ik me af. De psychiater en zorgverlener geven een ongemakkelijk inzicht. Het gezag dat zij opeisen, is in uitvergrote vorm het gezag dat wij als ‘niet-beperkt’ publiek onbewust als vanzelfsprekend achten. Ik verwachtte een voorstelling waarin performers volledig aangestuurd werden door een regisseur (of, om in de symboliek van deze voorstelling te blijven, een vaderlijke ‘God’) zonder verstandelijke beperking, niet een waarin ze een zelfstandige partij met een eigen stem waren. In het blootstellen en omkeren van die verwachtingen ligt de kracht van Back to Back Theatre. Lady Eats Apple legt niet alleen vooroordelen en ongelijke verhoudingen bloot, maar schept ook een arena waarin de kwaliteiten van performers met een beperking gevierd worden. In plaats van de codes die we van getrainde acteurs gewend zijn, bereiken zij een zeldzame oprechtheid en emotionaliteit. Een mooie afsluiter van een wederom geslaagde editie van het Holland Festival. (JvW)

 

 

 

Theater / Voorstelling

Glansrollen in Hugo Claus’ ‘De verlossing’

recensie: Theatergroep Suburbia - De verlossing

Herman Heijermans en Hugo Claus waren de grootste Nederlandstalige toneelschrijvers van de vorige eeuw. De laatste schreef in 1995 De verlossing. Tot en met zondag 30 juli wordt het door Theatergroep Suburbia opgevoerd op de Kemphaan in Almere. Een niet te missen belevenis.

Hoe tragikomisch De verlossing ook heet te zijn, tot het eind toe krijg je steeds meer met de vijf optredende familieleden te doen. Juist doordat de lachmomenten onverwacht gedoseerd zijn. Moeder Magda, overleden zus Marleen, vader Oscar, zoon Karel en dochter Julia sappelen door het leven en zijn meer in onmin met elkaar dan in min: ze geven meer om elkaar dan ze beseffen en aankunnen. Alleen de vrouwen beginnen af en toe spontaan te zingen of maken een dansje met elkaar, waar de mannen niet voor te vinden zijn.

Knap geschreven en opgevoerd zijn de scenes waarin de overleden zus Marleen in verleden en heden voor Magda opduikt. Die laatste stapt in de openlucht een paar keer door de vierde wand om het publiek rechtstreeks van haar gedachten deelgenoot te maken. Ze lijdt aan een darmkwaal die haar leven tot een hel maakt. Ze wil dood en toch ook niet. De grote vraag is en blijft nog steeds, hoe een waardig levenseinde klaar te spelen, zoals Claus zelf in 2008 ten deel viel toen Alzheimer hem te dichtbij kwam.

De vijf acteurs zetten hun rollen krachtig en in strak samenspel neer. Daar heeft regisseur Albert Lubbers duidelijk de hand in. Hij regisseerde in 1999 voor Het Toneel Speelt ook een opvoering van De verlossing met acteurs van klinkende naam. Die bleken het te weinig in zich te hebben om zonder overacting de eenvoudige volkse types integer te spelen. De recensies waren daarom niet onverdeeld gunstig, evenmin als die dat trouwens waren voor de verfilming uit 2001 door Claus zelf. Lubbers slaagt voor zijn herkansing met vlag en wimpel.

De acteurs van nu hebben stuk voor stuk een aardige staat van dienst, maar zijn in de publiciteit niet zeer bekend. Ze brengen hun rollen met verve en sterk ingeleefd. Hun zogenaamde Vlaamse tongval is zonder ook maar een spoor van aanstellerij. Suburbia kiest per voorstelling haar acteurs en vormgevers, wat steeds voor een verrassing zorgt, ook deze keer.

De matinee moet het stellen zonder de toegevoegde kracht van de lichteffecten, dus een avondvoorstelling kan de voorkeur hebben. Gaat dat zien!

Muziek / Reportage
special: Zondag

Down The Rabbit Hole

Zondag, de laatste festivaldag is aangebroken. Deze editie heeft het publiek het geluk gehad dat het, in tegenstelling tot vorig jaar, aardig droog gebleven is. Geen modderpoelen en plassen water, maar een lekkere temperatuur met hier en daar een zonnetje. Op de laatste dag staan onder andere Xavier Rudd, Maggie Rogers en Oscar and the Wolf op het programma.

Om 10 uur ’s ochtends is het terrein al open voor bezoek: bij Tramontana is er yoga en in het bos bij de Bos Bios vind je De Burcht. Voor velen is het deze ochtend wederom in eerste instantie een rechte lijn naar een van de koffietentjes op het terrein. Met een cappuccino met dubbele shots espresso begeven we ons naar het Vurige Veld waar om 11:00 uur pianist Joep Beving geprogrammeerd staat. Het blijkt alles te zijn wat deze brakke ochtend nodig heeft: intense pianogeluiden die het veldje vullen waar mensen langzaam maar zeker wakker worden. Binnen no time is het veld helemaal gevuld met dromers. Er worden aardig wat tranen weggepinkt: Joep geeft aan dat het fijner werkt wanneer er niet na ieder nummer geklapt wordt. Daar houdt het publiek zich netjes aan en dat werkt ontzettend goed. Hierdoor is het optreden nóg intenser dan normaal: de klanken van onder andere ‘Sleeping Lotus’ (over zijn slapende dochter) en ‘Hanging D’ dringen diep binnen. Bijzonder en prachtig tegelijk.

Wonder boven wonder is het energielevel weer aangevuld na dit speciale optreden. Dat is ook wel nodig voor de show van Maggie Rogers. Je kent haar misschien wel van het YouTube-nummer Alaska, waar Pharrell helemaal gek op was. Uiteindelijk werd dit nummer een echte hit, hierdoor zijn de verwachtingen hooggespannen. Maar Maggie weet iedere verwachting te vervullen met haar aanstekelijke 80s pop. Hoewel je af en toe merkt dat ze licht nerveus is (wat niet gek is gezien het feit dat dit nog maar haar derde festivalshow is) zet de jonge zangeres uit Amerika een hele fijne begin-van-de-middag show neer. De heupen komen weer een beetje los en het knikken van de hoofden kan weer beginnen: Maggie knalt en blaast de Teddy Widder omver. Dat had ze zelf ook niet helemaal verwacht, te horen aan haar verbaasde dankwoord aan het eind. Om even flink los te gaan staat vervolgens Temples geprogrammeerd in de Hotot: een throwback naar de jaren 70 in muziek en looks. De synths zijn een welkome verrassing deze middag en laten niet alleen de hoofden knikken, maar ook de voetjes van de vloer gaan. Het optreden is lekker hard, een stuk harder dan we van de Britse mannen gewend zijn, maar is na een aantal tracks ook genoeg. Het blijft een beetje voortkabbelen zonder echte uitschieters.

In de Hotot staat Milky Chance even later op de planken: toegankelijke gitaarmuziek met prachtig mondharmonicawerk. Het geheel is niet ontzettend spannend, maar werkt wel goed voor dit tijdstip op deze dag. Hitje ‘Stolen Dance’ is de absolute topper van de show: tot ver achterin de grootste tent van het festival wordt er meegejoeld en gedanst. Dat is meer dan verdiend voor de sympathieke muzikanten. Ook Xavier Rudd krijgt de nodige schouderklopjes wanneer het gaat om sympathie. De goedlachse hippie betovert het publiek met zijn didgeridoo en rauwe stem. Dat de zanger uit Australië van alles wat leeft op de aarde houdt is niet onbekend: de lyrics van zijn tracks, van onder andere ‘Mother Earth’, zeggen genoeg. Xavier heeft het publiek goed onder zijn duim, wat blijkt uit het vele geklap en gejuich. ‘Follow The Sun’ mag natuurlijk niet ontbreken en laat zowel de aanwezigen als de zanger met een grote glimlach achter.

Nog met de meezingers en een positieve vibe in ons lichaam is het tijd voor Warpaint. Warpaint stond een aantal jaren geleden al op een editie van DTRH in de grootste tent. Vandaag staan ze in een kleinere tent, wat wellicht iets beter past bij de band en het aanwezige publiek. Het gekke is dat zelfs nu de Teddy Widder niet volstaat terwijl Warpaint een aardig strakke liveshow weet te bieden. Het optreden is een stuk dansbaarder dan eerder, wat we ook terughoren in de nieuwere songs. Toch weet Warpaint nergens te raken: of het aan de valse noten hier en daar ligt of aan het feit dat de show ervoor van Xavier Rudd een totaal ander gevoel uitdroeg, geen idee.

Oscar and the Wolf is dé afsluiter van het festival. Natuurlijk zijn de heren van de Belgische band de laatste jaren als een speer gegaan, toch voelt het niet als een waardige afsluiter van een festivalweekend. Frontman Max Colombie lijkt meer dan ooit weer te geven dat het ‘zijn’ band is door in zijn eentje voor een grote LED-kooi te staan waarin de rest van de bandleden zijn verstopt. Toegegeven: de band heeft letterlijk niets thuisgelaten om een feestje te bouwen en dat is fijn. Denk aan confetti, gouden kettingen en excentrieke dansjes. Het is bizar om te zien hoe snel de band gegroeid is tot waar ze nu staan. De tent gaat compleet los: ‘Strange Entity’ is zonder twijfel het hoogtepunt van de avond. Oscar and the Wolf weet de festivalganger prima te bekoren, maar een échte afsluiter van het grootste podium van DTRH is het niet. Daarvoor hebben we de trucjes van Colombie inmiddels al te vaak gezien.

De echte diehards kunnen nog een nachtje doorhalen op het festivalterrein, hoewel veel mensen besluiten om na de slotact naar huis te gaan. Down The Rabbit Hole 2017 is er zeker een voor in de boeken, hoewel het niet de beste editie aller tijden is geweest. Laat het festival vooral klein en sfeervol in plaats van te neigen naar meer ruimte, meer publiek en meer nadruk op elektronische acts. Daar hebben we grote broer Lowlands immers al voor.

Kunst / Expo binnenland

De mens centraal

recensie: Herman Gordijn | Het niet-perfecte is perfect

‘Geniaal schilder, geestig observator, scherp inzicht’ stond in een rouwadvertentie van enkele vrienden na het overlijden van Herman Gordijn op 25 mei jl. en: ‘Het niet-perfecte was perfect’ in die van Museum MORE in Gorssel, het grootste museum voor modern realisme, gehuisvest in het oude gemeentehuis met aanbouw van Hans van Heeswijk.
De tijd is rijp om verder te kijken dan naar wat lang voornamelijk als schokkende en provocerende kunst werd beschouwd. De grote overzichtstentoonstelling op de bovenste verdieping van het museum in Gorssel, die na Gordijns overlijden plotseling ook een eerbetoon werd, biedt die kans.

Rimmel, 1973 Museum-de-Lakenhal, Leiden

Natuurlijk: op een tekening als Meisje met pukkel gaf Gordijn onbarmhartig ook nog eens weer dat zij behoorlijk scheel was. Maar op het gelijknamige, vijftig jaar later geschilderde tafereel met dezelfde afbeelding is het loensen al barmhartiger en minder nadrukkelijk afgebeeld. Natuurlijk: op de ets Begrafenis staat in het midden van de kistdragers een vrouw met een gezicht à la Quinten Massys Portret van een groteske oude vrouw, maar haar gelaatstrekken zijn op het gelijknamige schilderij van hetzelfde tafereel dat drie jaar later ontstond, al heel wat gladder gestreken.
Zo herneemt Gordijn wel vaker vele jaren later bepaalde thema’s die met het vorderen der jaren milder worden uitgevoerd.

Herman Gordijn, Koorddansers, 2012-2014, Particuliere collectie

Geniaal schilder en geestig observator

Maar kijk eens naar bijvoorbeeld Diabolo (1971) met een vrouw die ietwat uit het lood staat, zoals Gordijn ze wel vaker schilderde, en met een prachtig spel tussen horizontale en verticale lijnen en een schitterende kleurwerking. Geniaal, inderdaad.
Iets soortgelijks treffen we ook aan op de tekeningen waarvoor curator Yvette van der Zande gelukkig veel plaats heeft ingeruimd. Neem Steltlopen (1963) met eenzelfde soort spel tussen de verticale stelten, lantaarnpalen en gevelpartij en de diagonale schaduwen met als synthese het patroon van de straatstenen en als detail de ronding van een melkfles voor een deur. Geestig observator, ja zeker.

Hoer C, 2013, particuliere collectie

Scherp inzicht

Als aandachtig kijker heb je daarbij genoeg aan louter de titels van de werken – een verademing en een terechte keuze die Gordijn recht doet. Iedereen die naar doeken kijkt met titels als Amstel (1996) of Kinderwagen I en II (2000 en 2002) weet genoeg en het zou een spoiler zijn om de betekenis hier weg te geven. De conclusie dat Gordijn een scherp, menselijk inzicht had, is voldoende.
Namen lijken er bij hem vaak ook niet toe te doen, maar wie in de vitrines in het midden van de bovenzalen een foto van Lida Polak of Mona Monte (een model op de Gerrit Rietveld Academie, waar Gordijn doceerde) heeft gezien, herkent ze op zijn werk. Net zo goed als je op Hoer (2013) Arnon Grunberg herkent, of in de oude vrouw op Amnesie (2009) een oude vrouw van Rembrandt en in Koorddansers (2012-2014) de stijl van Francis Bacon.

Mona met step, 1980

Het niet-perfecte

‘Het niet-perfecte was perfect’ – dat geldt zeker voor de mensen die Gordijn weergaf, met al hun lek en gebrek. In het werkzame leven bestaat het niet-perfecte natuurlijk ook. Zo is het jammer dat bij de inrichting van deze prachtige expositie het idee om de tekeningen op een groene tussenwand te hangen en de schilderijen op de witte muren, niet consequent volgehouden, wat jammer is, want de etsen op een witte wand vallen nu helaas wat weg, terwijl één buitenmuur helemaal leeg is gebleven.

Bij de tentoonstelling hoort zowel een informatief filmportret (productie van Plaatsmaken), waarin Gordijn stelt dat hij als kind in een sprookjeswereld terecht is gekomen waar hij nooit is uitgekomen, als een fraai uitgevoerde catalogus met mooie essays waarin statements staan als ‘Het ging hem niet om de kunst maar om de mens.’ Het lijkt haast een tweelinguitspraak van de rouwadvertentie van de familie, waarin stond: ‘Het gaat om mijn werk, niet om mij.’ De tentoonstelling in Gorssel draagt op een indrukwekkende manier aan het besef hiervan bij.