Boeken / Achtergrond
special: Interview: Ger Apeldoorn over comics in Nederland

Comics in Nederland

De superhelden zijn de laatste tijd niet meer aan te slepen in de bioscopen. De films boeken ook in ons kikkerlandje regelmatig succes. Sommige helden zijn zelfs een icoon van deze tijd. Iedereen herkent het Superman- of Batmanlogo en iedereen weet wie Spiderman is. Toch doen de strips (comics) het in Nederland niet zo goed als je zou verwachten. Over comics in Nederland praten we met Ger Apeldoorn, al jaren lang medewerker van Junior Press, de Nederlandse uitgever van comics.

~

Kun je iets vertellen over jezelf, en hoe je bij Junior-Press bent beland, en wat je er door de jaren heen precies gedaan hebt?

“Ik ben 44 jaar en ik vertaal al vanaf m’n 16e strips. Waarom weet ik ook niet, het is
gewoon iets wat ik altijd interessant heb gevonden. ze zeggen altijd dat alles wat je
tussen je 14e en je 18e doet heel bepalend is voor de rest van je leven en dat geldt
zeker voor mij. M’n eerste vertaalwerk was voor de Nederlandse Mad.
Ik had op m’n 14e de Mad ontdekt en was daar eigenlijk meteen verslingerd aan. Op een gegeven moment heb ik de stoute schoenen aangetrokken en een brief geschreven aan de redactie van de Nederlandse Mad om te vragen of ik daar niet eens een keer wat voor mocht vertalen. Waarom Rob Bakker, de Nederlandse hoofdredacteur (en enige redacteur, maar dat wist ik toen nog niet) mijn aanbod heeft aangenomen, zal ik nooit weten.
In ieder geval heb ik toen met veel plezier en voor weinig geld allerlei artikelen en filmparodieën van mijn Amerikaanse idolen kunnen vertalen.”

“In diezelfde periode was ik in de bibliotheek een nummer tegengekomen van het stripinformatieblad Striprofiel, dat toen nog werd uitgegeven door Gerard Aertsen en Peter de Wit. Peter was een jaar ouder dan ik en zat op dezelfde middelbare school, maar we hebben elkaar eigenlijk nooit ontmoet tot ik een keer bij de redactie van Striprofiel op bezoek ging en mezelf daar naar binnen lulde. ik mocht mee op een interview met Martin Lodewijk, zag daar zijn gigantische stripverzameling en was voor de rest van m’n leven verkocht.
Ik ben in de redactie van Striprofiel gebleven tot het vijftien jaar daarna werd opgeheven. Peter en Gerard waren toen allang weg, maar daar waren weer andere fanaten voor in de plaats gekomen. Onder hen was ook Meerten Welleman (nu redacteur bij het nieuwe striptijdschrift Myx). Hij werkte bij Pep of Eppo of hoe het toen ook heette en was bezig met het uitgeven van een serie superheldenpockets. Ik had de superhelden ook net een beetje ontdekt en omdat één plus één in die simpele tijden nog altijd twee was, wist ik hem ervan te overtuigen dat ik de meest geschikte vertaler voor de nieuwe ‘spinneman-pocket’ was.
Ik geloof dat iedere letter van die vertaling vervangen is door een andere letter uit het alfabet en dat alle komma’s op een andere plaats terecht zijn gekomen, maar die credit leidde weer tot een ontmoeting met de mensen van Junior Press. Ook zij zochten vertalers voor hun pas
opgezette superheldenlijn en zo ben ik er via via en nog eens via ingerold. Een
combinatie van doorzettingsvermogen, vastberadenheid en een niet te stuiten
optimisme.”

~

“Pikant detail is dat ik daar toen voor het vertalen ongeveer net zoveel per
pagina verdiende als nu, dus of dat was heeeeel goed betaald of het heeft nooit wat
voorgesteld. Ondertussen kon ik er wel mijn studie Nederlands en Theaterwetenschap
mee betalen, leerde ik een beetje soepel dialoogschrijven en zo ben ik uiteindelijk
schrijver geworden van toneelstukken, hoorspelen, sketches en een paar Nederlandse
komedies.
Als Rob Bakker (die na de Mad furore maakte in de reclame en van
daaruit het mediavakblad Broadcast Magazine en de televisieprijs Het Gouden Beeld
oprichtte) mij niet had aangenomen als jochie van 16 had hij mij op m’n 42e niet de
Academy Award voor Het Zonnetje in Huis kunnen geven.”

Vroeger had je in de Nederlandse comic-wereld uitgaven van Baldekijn en Junior-Press. De één gaf Superman en Batman uit, en de andere Marvel Comics (X-Men, Spiderman, Vergelders, The Fantastic 4). Toch leken dezelfde mensen achter deze uitgaven te zitten. Wat was nou precies het verschil?

“Baldekijn en Junior Press waren één uitgeverij. Ik geloof dat iemand indertijd probeerde
om de suggestie te wekken dat de DC en de marvel strips heel verschillend waren. Wat
ze toen natuurlijk ook nog waren.”

Junior-Press gaf in het begin vooral Marvel uit, en is zich later ook op Image (Spawn, Gen13, Darkness, Divine Right, Witchblade) gaan richten. Veel series kwamen en gingen. Aan welke serie of uitgave heb jij dierbare herinneringen?

~

“Ik heb natuurlijk heel erg goede herinneringen aan de X-mannen, die ik vanaf het begin
af aan heb vertaald, tot het er uiteindelijk zoveel werden, dat ik het naast m’n werk er niet
meer bij kon doen. Ik had toen al het punt bereikt dat ik de strips alleen maar vertaalde
voor de gein en om een beetje contact te houden met het wereldje en de mensen van de
uitgeverij. Maar toen er dus drie verschillende X-series liepen en ik dat allemaal niet
alleen aankon, zijn we onder de briefschrijvers op zoek gegaan naar potentiële vertalers
en de meeste van hen hebben toen nog een paar lesjes ‘hoe schrijf ik Nederlands in een
ballonnetje’ gehad.”

“Wij begonnen de X-mannen uit te geven vanaf het moment dat Kitty Pryde bij de groep kwam en laten we eerlijk zijn… dat zijn ongeveer de beste jaren geweest. In ieder geval de jaren waar nu de films op gebaseerd zijn. Samen met Chris Clarmont ontdekten we
de wonderen van het mutante universum. John Byrne tekende de sterren van de hemel
en zijn opvolgers mochten er ook zijn: John Romita Jr. Paul Smith. Marc Sylvestri. Alleen
Dave Cockrum (dus niet Dave Cockring, zoals sommige mensen per ongeluk lezen)
heeft mij nooit kunnen boeien. Terwijl hij toch degene was die de meeste kostuums heeft
ontworpen.”

“Goeie herinneringen heb ik ook aan de paar nummers van Frank Miller’s Daredevil die
ik heb mogen vertalen. Sterke verhalen die zich soepel lieten omzetten. Dat is al die
jaren altijd mijn ervaring geweest. Hoe beter het verhaal, hoe makkelijker het was om er
iets fatsoenlijks van te maken. Andere toppers om te doen waren de Silver Surfer van
Moebius en het speciale Daredevil-album van Frank Miller en Bill Sienkiewicz, waarvoor ik nog steeds een paar centen krijg iedere keer als het wordt uitgeleend in de bibliotheek.

~

De kortlopende serie The New Mutants was ook erg bijzonder om te doen
en ik heb het altijd jammer gevonden dat we in Nederland na nummer 14 of zoiets
moesten stoppen. Vlak daarop verschenen in Amerika de beste verhalen, waarin onder
andere de dood van Doug me erg heeft aangegrepen. Maar het allerbijzonderste waren
misschien wel de vier nummers van Crazy, Marvel’s Mad-imitatie, die ik helemaal in m’n
eentje voor junior Press mocht samenstellen en vertalen. Ik kon kiezen uit het beste uit
de Amerikaanse nummers en de Nederlands uitgave was 56 of 62 pagina’s dik, dus er kon
nogal wat in. Persoonlijk vond ik het zelfs beter dan de Nederlandse Mad van dat
moment, maar daar kunnen persoonlijke gevoelens een rol bij gespeeld hebben. In
ieder geval horen de vier nummers die daarvan uitkwamen nog altijd hoog op de lijst van
‘Ger Apeldoorn-verzamelaars’. Als die er zouden zijn, dan.”

Thans lijkt het er op dat een kleine groep comics in Nederland erin slaagt te overleven in de strijd om het lezerspubliek. Hoe moeilijk is het om in Nederland een comic aan de man te brengen?

“Zeer moeilijk. Het grootste probleem is op dit moment om het onder de ogen van de
lezers te krijgen. De comics zijn op dit moment geen lievelingen van de AKO, het
distributiebedrijf dat ervoor zorgt dat al onze tijdschriften in de winkel liggen. Je denkt
misschien dat een tijdschriftenhandelaar zelf mag kiezen wat hij in z’n schappen legt,
maar niets is minder waar. Je koopt die tijdschriftenkasten per meter en de AKO beslist
wat erin komt te liggen. Vroeger waren er nog meerdere van dit soort bedrijven, maar de
laatste jaren is het monopolie van de AKO behoorlijk groot geworden. Iedere titel moet
eerst door hun goedgekeurd worden, voor het naar de winkel mag. Daarom liggen er in
jouw supermarkt wel drie exemplaren van Bobo Magazine en nul van Wolverine. En
misschien hebben ze daar wel gelijk in.”

“Misschien valt er met andere bladen op dit
moment wel veel meer te verdienen. Maar de echte keuze wordt niet meer puur alleen
aan de koper overgelaten. Die mag kiezen uit een voorgeselecteerd aanbod. Als de
liefhebbers van Nederlandse comics willen dat bepaalde titels blijven bestaan, moeten
ze die niet alleen trouw blijven kopen. Ze moeten ook vooral tegen de eigenaars van de
winkels waar ze die kopen zeggen, dat ze het zo waarderen dat die er in de schappen
liggen. En naar bepaalde bladen vragen in winkels waar ze niet liggen, dat helpt ook.
Misschien dat het dan eens tot de hoofden van de distributeurs doordringt dat er op dit
moment weer volop mogelijkheden zijn voor superheldentitels.”

~

Grote titels zoals Batman, Superman, The Hulk, Avengers en Wonderwoman worden hier niet (of niet meer) uitgegeven. Hoe verklaar jij dat iedereen in Nederland weet wie Superman en Batman zijn, maar dat deze series het niet hebben gered? Is er nog hoop voor de fans dat we hier in Nederland ooit nog iets van Superman en Batman te zien krijgen?

“Binnenkort start Junior Press met de in Amerika met veel gejuich ontvangen miniserie
rond Batman van Jeph Loeb en Jim Lee. Bij succes zal dat ongetwijfeld een vervolg
hebben. Hoe het komt, dat mensen wel naar superheldenfilms gaan en niet de comics
kopen, ligt volgens mij dus vooral aan de bereikbaarheid. Niet alle strips zijn even
helder om te lezen of even geschikt om als eerste op te pikken. Als de winkeliers die die
dingen verkopen er iets meer verstand van zouden hebben, konden ze hun klanten
misschien adviseren, maar dat schijnt ook erg weinig te gebeuren. Daarom hoop ik dat
Junior Press ertoe zal overgaan om nummers waar wel een compleet verhaal in staat
ook duidelijk als zodanig te labelen. Zodat mensen die door de films geïnteresseerd zijn
geraakt het eens een keertje kunnen proberen, zonder de indruk te krijgen dat ze een
hele kast vol moeten kopen om het te begrijpen.”

Al heel lang worden jullie comics uitgegeven met een brievenrubriek. In hoeverre heeft het medium internet het niveau en de inhoud van het geschrevene veranderd?

“De komst van internet betekent meer brieven en vooral ook meer brieven vol met typ-
en spelfouten. De meeste mensen kijken niet meer wat ze getypt hebben voor ze op het
knopje ‘send’ drukken. De tijd die ik win doordat ik de brieven niet meer over hoef te
typen, ben ik tegenwoordig kwijt aan corrigeren.”

De invloed van de films op de comics is namelijk groot, kijk maar eens naar de X-mannencomic die hun pakken aanpassen naar de film. En bovendien zijn sommige comicverfilmingen niet altijd even accuraat. Wat vind je momenteel van de enorme regen aan comicfilms die vanuit de States ook de bioscopen in Nederland weten te veroveren?

“Tien jaar geleden klaagde de Amerikaanse schrijver William Goldman in een van de
beste boeken die ooit over filmschrijven gemaakt zijn, dat alle films tegenwoordig
superheldenfilms zijn. Daarmee bedoelde hij dat alle films gaan over helden die een
probleem oplossen. Een beetje gevoelige film over menselijke onderwerpen is er in
Hollywood niet meer bij. Dat is een trend die ik ook betreur. Maar aangezien die trend
niet weg te wensen is, ben ik blij dat er tegenwoordig af en toe echte superheldenstrips
gebruikt worden voor al die superheldenfilms en dat dat redelijk betrouwbaar gebeurt. Ik
voorzie wel dat er ook een aantal flops aan zitten te komen, zoals de aangekondigde film
over de Punisher. De Punisher was al een cliché in de filmwereld toen er een strip van
gemaakt werd en terugvertalen naar het grote doek verhelpt daar weinig aan.”

Als je even niet aan verkoopcijfers en haalbaarheid let, welke comic zou dan absoluut in Nederland moeten worden uitgegeven?

“Ik ben dol op zwartgallige series. Authority. The Invisibles. Astro City. Starman was
ongekend goed. Sandman Mysteries van Guy Davis. Crime Scene Investigations.”

Wat staat de Nederlandse comicliefhebber de komende tijd te wachten? Heeft Juniorpress nog verrassingen in Petto?

“De grootste verrassing is de nieuwe Batmanserie. Voor meer nieuws verwijs ik je naar de website van de altijd goed geïnformeerde
Olav Beemer.”

Muziek / Achtergrond
special:

Vandenberg: Bert Heerink, maar dan met een goede band

Vandenberg, de Nederlandse rocklegende uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, heb ik altijd beschouwd als slechts een persoonlijke favoriet. Toch kom je er na een paar uurtjes surfen op internet achter dat de band meer liefhebbers kent. Daarom verschenen vorig jaar, twintig jaar naar dato, de albums van de band alsnog volledig op CD.

~

Het enige echt bekende nummer van de band is Burning Heart. Dit nummer werd enkele jaren geleden nog een keer opnieuw een hit omdat deze song in een Heineken-commercial gebruikt werd. Hieruit volgde overigens nog een solocarrière voor de voormalige zanger van de band, Bert Heerink. Maar het eigenlijke hart van de band was zeker niet Heerink, maar het creatieve brein Adrian Vandenberg. Hij was het die de muziek schreef, maar ook bijvoorbeeld de hoezen van de albums maakte. Het bleef echter bij maar drie platen, die ik hierna even kort zal introduceren.

Vandenberg

~

De band debuteert in 1982 bij Atlantic met de plaat Vandenberg, opgenomen in de studio van Jimmy Page. De hoes zal menigeen die regelmatig tussen oude elpees snuffelt bekend voorkomen. Van dit album komt ook de hit Burning Heart, een single die zelfs in de Verenigde Staten een hit wordt. De band toert met dit materiaal over de hele wereld.

Heading For A Storm

De tweede plaat van de band komt een jaar later uit en is eigenlijk niet veel meer dan een kopie van het eerste album. Het derde nummer is wederom de enige ballad maar een erg groot succes wordt de plaat niet.

Alibi

In 1985 verschijnt de laatste plaat van de band: Alibi. Dit is met recht de beste plaat van de band te noemen. De songs zijn origineel en de virtuoze kwaliteiten van Adrian Vandenberg als gitarist worden eindelijk optimaal benut. De plaat is wisselend van stijl en verfrissend van klank. Een echte aanrader.

Het einde

~

Maar na de toer rondom Alibi valt de band uit elkaar. De officiële reden is dat Bert Heerink gezondheidsproblemen zou hebben, maar eigenlijk was wel bekend dat de rock ‘n’ roll-houding van Heerink de band niet echt meer aansprak. Er worden nog wel enkele demo’s opgenomen met een nieuwe zanger, maar deze samenwerking wordt niet echt succesvol. Adrian Vandenberg wordt ondertussen door David Coverdale geworven om met Whitesnake te gaan spelen en trekt daarom definitief de stekker uit de band. Van Adrian Vandenberg horen we nog regelmatig wat. Zo richt hij de band Manic Eden op en verschijnt hij af en toe in K-otics’s Starmaker. Ook met Whitesnake speelt hij op legendarisch geworden platen zoals 1987 en Starkers in Tokyo mee.

Conclusie

Gelukkig kunnen sentimentele rockliefhebbers dus eindelijk het volledige oeuvre van de band in huis halen. Er is ooit wel een Best Of-CD van de band verschenen, maar hier stonden eigenlijk niet de beste songs van de band op. Maar nu is het dan mogelijk om de albums in hun originele volgorde op CD te beluisteren. Ik heb hier persoonlijk jaren op gewacht en geloof dat dit voor veel oude rockers zo is. Geniet er dus van.

Links

http://www.woundedbird.com
http://www.euronet.nl/~wat/frames/index2.html

Muziek / Achtergrond
special: Een uniek festival

The Music In My Head

Het Theater aan het Spui in Den Haag is toch wel een erg mooie plek om een festival als The Music In My Head te organiseren. Het gebouw herbergt een grote zaal en een kleine zaal, tel daar een sfeervol ingerichte foyer met een podium bij op en je hebt genoeg ruimte om een compleet festival te organiseren. Een festival dat wordt gekenmerkt door een knusse, gemoedelijke ambiance en een programma boordevol interessante namen.

~

Vorig jaar hadden de organisatoren ervoor gekozen grote hoofdacts te programmeren op de drie avonden. Toen waren dat Heather Nova, The Waterboys en Marianne Faithfull. Vooral de laatste twee acts trokken veel grijze bezoekers die weinig geïnteresseerd leken te zijn in de rest van het aanbod. Dit jaar, op de tweede editie van het festival, was de programmering over het geheel genomen jonger en meer van deze tijd, met als grote namen Badly Drawn Boy, Tom McRae, Hooverphonic, Ani DiFranco en The Stereophonics. Niet gek dus.

Donderdag 12 juni

~

De eerste avond was net als vorig jaar een speciale openingsavond met eveneens een speciale openingsact in de vorm van The Stereophonics. Deze Britten brachten begin juni hun nieuwe album You Gotta Go There To Come Back uit en speelden daar voor het eerst nummers van. En met succes, want het publiek genoot zicht- en hoorbaar van het optreden waarbij de heren werden bijgestaan door twee achtergrondzangeressen, een extra gitarist en een keyboardspeler. Een behoorlijk vol podium dus voor de band die in principe maar uit drie leden bestaat. De uitbreiding bleek wel effectief, want het geheel klonk een stuk opzwepender en geïnspireerder dan bij eerdere concerten. Een prima optreden.

Over geïnspireerd gesproken: Justin Sullivan was de man die het publiek mocht opwarmen. Misschien roept die naam niet meteen associaties op. Iedereen kent echter wel zijn voormalige band New Model Army. Met de kracht en overtuiging van een jonge hond bracht deze oude punker zijn veelal akoestische liedjes, die voornamelijk gingen over de zee. Ook de woeste blik in de ogen is intact gebleven. Een redelijke uitvoering van Dylan’s Masters Of War deed echter wel heel erg denken aan een eerdere versie van Eddie Vedder en Mike McCready uitgevoerd tijdens het vijfendertigjarig jubileum van ‘his royal Bobness’.

Vrijdag 13 juni

~

De vrijdag was de eerste officiele festivaldag. Je kunt wel zien dat de programmeur een voorliefde heeft voor singer/songwriter, want die artiestengroep was op The Music In My Head flink vertegenwoordigd. Met name Tom McRae en Jesse Malin blonken uit. De Engelse Tom McRae maakte twee prachtige albums in zijn carriere tot nu toe en speelde van elk ongeveer evenveel nummers. Met name het werk van het eerder dit jaar verschenen Just Like Blood deed het goed. McRae startte met het hartverscheurende You Only Disappear, gevolgd door de opzwepende protestsong Karaoke Soul. Mooi tot aan het eind.

De ras-New Yorker Jesse Malin bleek een behoorlijke dosis humor in huis te hebben. Hij vertelde op een zeer innemende manier over zijn ervaringen met de stad der steden. Zijn liedjes waren niet zo zeer grappig, eerder heel erg mooi. Alleen gewapend met een akoestische gitaar speelde hij werk van zijn album The Fine Art Of Self Destruction dat dit jaar verscheen. Opvallend was het aantal plectrums dat de beste man bij het optreden verspilde. Tom McRae die na Malin stond geprogrammeerd, struikelde haast over al die stukjes plastic met de naam van zijn voorganger erop. McRae maakte daar dankbaar gebruik van en liet zien dat mensen die zwaarmoedige muziek maken ook heel erg geestig kunnen zijn.

~

De grootste naam van deze avond was ook al een singer/songwriter. Damon Cough alias Badly Drawn Boy staat bekend om zijn wisselvallige optredens. Een veel vertelde anekdote over hem gaat over het feit dat hij het slechtste concert ooit gaf op een plek waar alleen maar bigshots uit de popmuziekwereld aanwezig waren. Ook op The Music In My Head leek het even helemaal fout te gaan toen hij ‘niet heel erg nuchter’ het podium opstuiterde op de muziek van the Jackson Five en vervolgens meer zin had om te praten dan om muziek te maken, wat zelfs uitmondde in openhartige ontboezemingen over zijn gezinsleven.

Geleidelijk kwam er gelukkig meer tijd voor muziek en minder voor onzin, wat toch nog zorgde voor een aantal kippenvelmomenten. Met name het pianonummer Have You Fed The Fish? van het gelijknamige nieuwe album werd prachtige uitgevoerd. Ook speelde Cough veel nummers van de soundtrack bij de film About A Boy met Hugh Grant. Badly Drawn Boy doorspekt al zijn muziek met humor en tranen. Een kleurrijk figuur die hoe dan ook leuk is om naar te kijken.

Verder viel het Nederlandse Incense positief op. De band uit Delft werd speciaal bijgestaan door VJ Stalker en door de blazers van The Musical Wind Unit. Het prachtige album On Tip Of Wings We Walk (2003) vraagt om eveneens fantastische live-uitvoeringen en die verwachtingen zijn absoluut ingelost. Wel doet Incense met The Musical Wind Unit wel een beetje denken aan de combinatie Motorpsycho – Jaga Jazzist. En het is zeker geen schande om daar mee vergeleken te worden. Ook op deze avond: het Nederlandse At The Close Of Every Day, de Amerikaanse avant-garde zangeres Erika Stuckey, Twineman (ex-Morphine), Maximilian Hecker en de in populariteit stijgende Amerikaanse singer/songwriter Dayna Kurtz.

Zaterdag 14 juni

~

Op deze dag waren overduidelijk de meeste mensen afgekomen op de kleine vrouw uit de Verenigde Staten: Ani DiFranco. Alleen met haar gitaar speelde zij vooral tijdens de eerste paar nummers de sterren van de hemel. De funky en supersnelle akkoordvariaties van DiFranco deden samen met haar kenmerkende manier van zingen de hele zaal op zijn kop staan. Wel moet gezegd worden dat de nummers, voor mensen die niet bekend zijn met het repertoire, hier en daar wel een beetje op elkaar gaan lijken. Maar toch een prachtig optreden.

De show van Ani DiFranco werd in de grote zaal vooraf gegaan door een enorm tegenvallende prestatie van Ian McCulloch. De man die in de jaren tachtig legendarische werd met Echo & The Bunnymen, bakte er op The Music In My Head niets van. Duidelijk ongeïnteresseerd werkten McCulloch en zijn band een set af, die misschien wel bestond uit goede nummers, maar waar gewoon geen zak van terecht kwam door gebrek aan inspiratie. Gauw vergeten dan maar.

Ook al vergeten maar toch weer herrezen is de punkband The Seeds met de bij vlagen hilarische frontman Sky Saxon. Stel je eens voor: een uitgemergelde hippie met een zilveren broek, zonnebril en eveneens zilveren schoenen met aanzienlijke plateauzolen. Geen gezicht, maar wel een strak optreden van de band die al in 1969 een grote hit scoorde.

Wie de Nederlandse optredens van The Tragically Hip eind vorig heeft gemist kan ook eens gaan kijken naar Alamo Race Track uit Amsterdam. Zowel de stem als de mimiek van zanger Ralph Mulder doen namelijk behoorlijk denken aan Hip-boegbeeld Gordon Downie. En dat is zeker geen belediging, want The Tragically Hip is nog steeds een van de beste live-bands ter wereld. We kunnen in de toekomst hopelijk nog veel verwachten van Alamo Race Track.

Een hoogtepunt van deze avond was het Deense Kashmir. De band die een paar weken geleden het prachtige album Zitilites uitbracht, was voor het eerst sinds 1999 weer in Nederland en speelde een prachtige set. Wel werd de subtiliteit van Zitilites hier en daar nog wel eens overboord gegooid voor een ietwat standaard gitaargeluid, wat overigens niet heel erg ten koste ging van het fantastische songmateriaal. Kashmir komt waarschijnlijk nog naar Nederland voor een clubtournee en staat in augustus op Lowlands. Gaat dat zien.

Verder speelden op de zaterdag: het duidelijk zeer populaire I Am Kloot, Lee Sankey Group, Athlete en als afsluiter het immer spannende Hooverphonic.

Helemaal in orde

The Music In My Head is er honderd procent op vooruit gegaan in vergelijking met vorig jaar. En vorig jaar was het festival toch ook zeker niet vervelend. De programmering was dit jaar, met veel actuele artiesten, helemaal in orde, de sfeer was goed en het was zeker niet te druk ondanks het feit dat het hele festival was uitverkocht. Nou maar hopen dat de organisatie niet overgaat tot uitbreiding. Want waar zie je nog zoveel grote en interessante namen in zo’n persoonlijke setting?

Muziek / Album

Niet echt wereldschokkend

recensie: The Stereophonics - You Gotta Go There To Come Back

Op donderdag 12 juni stonden The Stereophonics als speciale openingsact op de tweede editie van The Music In My Head in Den Haag. Volgens de dame die het programma aan elkaar praatte, speelden The Phonics deze avond voor het eerst nummers van hun nieuwe album You Gotta Go There To Come Back. Een album dat met name in de rocknummers wordt gekenmerkt door een bij vlagen behoorlijk ruw geluid, veel ruwer dan het geluid dat de band live neerzette in een overigens fantastische show.

~

Op het podium van het Haagse Theater aan het Spui werden veel nummers van You Gotta Go There To Come Back opvallend rustig uitgevoerd. De veelal ongepolijste albumtracks werden van hun scherpe rantjes ontdaan. De ouderwetse Rock ‘n’ Roll die band op plaat voorbrengt piept en kraakt hier en daar aan alle kanten. Luister maar eens naar de eerste single Madame Helga, compleet met achtergrondzangeressen. Het is alsof enkele nummers dertig jaar geleden werden opgenomen en nu zijn geremastered. Misschien komt dit gevoel ook wel door de karakteristieke schorre stem van Kelly Jones. Lennon zong ook al op deze manier.

Garage

Jones schreef alle nummers tijdens de tournee van het vorige album Just Enough Education To Perform. Dit album verkocht vooral in Engeland enorm goed en kreeg ook in Nederland een gouden status. Het is interessant te weten dat The Stereophonics voor het eerst weer een met zijn drieën in een garage hebben gerepeteerd, dus zonder crew of iets dergelijks. Misschien heeft deze opzet ook wel bijgedragen aan het vaak ongeremde rock-enthousiasme dat de heren naar voren brengen op dit album.

~

Toch zitten de hoogtepunten meer in de minder-rockende nummers. Het prachtige, intense I’m Allright (You Gotta Go There To Come Back) vormt een imposante spil van het album en Maybe Tomorrow draagt bij aan het goudeerlijke soulgehalte op de plaat. Verder herbergt You Gotta Go There To Come Back nog een aantal minder spannende, typische Stereoponic-ballads, zoals Nothing Precious At All en Since I Told You It’s Over.

Ouderwets

Een divers album dus, dat nog behoorlijk coherent klinkt ook. Genoeg mooie momenten. Het is echter jammer dat hier en daar de spanning toch echt even ver te zoeken is. Je hebt bij beluistering geen minuut het gevoel dat er iets wereldschokkends aan het gebeuren is. Een gevoel dat je wel hebt bij het luisteren naar de albums van eveneens Britse bands als Coldplay en Radiohead. Misschien heeft dat wel iets te maken met het het ietwat ouderwetse geluid van de band. You Gotta Go There To Come Back is hoe dan ook mooi, maar misschien wel een beetje degelijk.

Link:

www.stereophonics.com

Muziek / Album

Niet echt wereldschokkend

recensie: The Stereophonics - You Gotta Go There To Come Back

Op donderdag 12 juni stonden The Stereophonics als speciale openingsact op de tweede editie van The Music In My Head in Den Haag. Volgens de dame die het programma aan elkaar praatte, speelden The Phonics deze avond voor het eerst nummers van hun nieuwe album You Gotta Go There To Come Back. Een album dat met name in de rocknummers wordt gekenmerkt door een bij vlagen behoorlijk ruw geluid, veel ruwer dan het geluid dat de band live neerzette in een overigens fantastische show.

~

Op het podium van het Haagse Theater aan het Spui werden veel nummers van You Gotta Go There To Come Back opvallend rustig uitgevoerd. De veelal ongepolijste albumtracks werden van hun scherpe rantjes ontdaan. De ouderwetse Rock ‘n’ Roll die band op plaat voorbrengt piept en kraakt hier en daar aan alle kanten. Luister maar eens naar de eerste single Madame Helga, compleet met achtergrondzangeressen. Het is alsof enkele nummers dertig jaar geleden werden opgenomen en nu zijn geremastered. Misschien komt dit gevoel ook wel door de karakteristieke schorre stem van Kelly Jones. Lennon zong ook al op deze manier.

Garage

Jones schreef alle nummers tijdens de tournee van het vorige album Just Enough Education To Perform. Dit album verkocht vooral in Engeland enorm goed en kreeg ook in Nederland een gouden status. Het is interessant te weten dat The Stereophonics voor het eerst weer een met zijn drieën in een garage hebben gerepeteerd, dus zonder crew of iets dergelijks. Misschien heeft deze opzet ook wel bijgedragen aan het vaak ongeremde rock-enthousiasme dat de heren naar voren brengen op dit album.

~

Toch zitten de hoogtepunten meer in de minder-rockende nummers. Het prachtige, intense I’m Allright (You Gotta Go There To Come Back) vormt een imposante spil van het album en Maybe Tomorrow draagt bij aan het goudeerlijke soulgehalte op de plaat. Verder herbergt You Gotta Go There To Come Back nog een aantal minder spannende, typische Stereoponic-ballads, zoals Nothing Precious At All en Since I Told You It’s Over.

Ouderwets

Een divers album dus, dat nog behoorlijk coherent klinkt ook. Genoeg mooie momenten. Het is echter jammer dat hier en daar de spanning toch echt even ver te zoeken is. Je hebt bij beluistering geen minuut het gevoel dat er iets wereldschokkends aan het gebeuren is. Een gevoel dat je wel hebt bij het luisteren naar de albums van eveneens Britse bands als Coldplay en Radiohead. Misschien heeft dat wel iets te maken met het het ietwat ouderwetse geluid van de band. You Gotta Go There To Come Back is hoe dan ook mooi, maar misschien wel een beetje degelijk.

Link:

www.stereophonics.com

8WEEKLY

Castlevania: Aria of Sorrow

Artikel: Castlevania: Aria of Sorrow

.

~

Het spel begint met een fenomeen dat we hier in Nederland ook kennen, de eclips. Student Soma Cruz en zijn vriendinnetje Mina worden tijdens het kijken naar dit natuurfenomeen onverwachts in de eclips gezogen. Daar aangekomen blijkt dat ze voor de poort van een eeuwenoud kasteel staan. De bewoner: Graaf Dracula, wie anders? Meteen zitten hordes griezels de twee achterna. Mina raakt zwaargewond. Alleen Soma kan haar nog helpen door een manier te vinden om terug te keren naar aarde. Soma zal een directe confrontatie met ’the master’ aan moeten gaan.

Waar is de familie Belmont?

De gameplay zit net als bij de andere delen weer zeer degelijk in elkaar. Nou ben ik er sinds de oude gameboy een beetje uit geweest, dus wat is er met de familie Belmont gebeurd? Of waren de Japanners het zat dat Europeanen de hoofdrol speelden in één van Konami’s meest succesvolle titels? Ik zie namelijk niet helemaal in wat Japan met Dracula van doen heeft. Maar goed. Dracula’s kasteel staat in deze game dan ook niet in Europa, maar in een eclips. Logica qua verhaal is in deze game ver te zoeken.

Actie-platformer

~

De game zelf is echter een juweeltje. De controle over Soma is prima, andere games zouden daar een voorbeeld aan moeten nemen. Het spel speelt als een actie-platformer met RPG elementen. Je begint met je burgerkleren en een dolk, en gedurende het spel kom je diverse nieuwe items tegen waarmee je Soma kan uitrusten. Een groter zwaard is bijvoorbeeld geen overbodige luxe en een cape bied extra bescherming. De levels zijn in het begin nog redelijk simpel, maar worden gedurende het spel steeds complexer. Ook al speel je het spel na een paar dagen uit, er zitten nog zoveel geheimen en verborgen mogelijkheden in dit spel verstopt dat je er nog wel even zoet mee blijft.

Diepgang

Ook op het gebied van beeld en geluid valt er genoeg te genieten. De graphics zijn absoluut niet baanbrekend, maar zorgen wel voor de juiste sfeer in het spel. Samen met de stemmige muziekjes bewijst de Castlevaniaserie maar weer eens dat je echt geen 3D graphics en 10.000 special moves nodig hebt om een goed spel te maken. Juist de simpelheid van de gameplay zorgt er voor dat ook dit deel weer helemaal in orde is. Simpel om te spelen, maar een pittige kluif om te voltooien. Door de uitgebreide inventaris en infoschermpjes gaat het spel een stuk dieper dan je in eerste instantie zou verwachten.

Conclusie

Castlevania: Aria of Sorrow is een waardig deel uit de langlopende serie. Als mijn vriendin niet de hele tijd Rayman 3 op de GBA zat te spelen had ik het spel inmiddels wel voltooid. Dat wordt dus nog even flink ruziën over wie er nu weer aan de beurt is. Castlevaniafans: ga het zien, en nieuwelingen: snel naar de winkel! Castlevania is een spel dat je gewoon bij je GBA-verzameling hoort te hebben.

Film / Films

Kwaliteit op de millimeter

recensie: Phone Booth

.

~

Eén telefoontje kan je leven veranderen. Sterker nog: voor Stu Sheperd (Colin Farrell) kan het het einde van zijn leven betekenen. Deze snelle PR-man heeft de hoorn opgepakt van een telefoon die overging in een telefooncel. Fout! Zijn leven zal nu nooit meer hetzelfde zijn. Aan de andere kant van de lijn bedreigd een scherpschutter (Keifer Sutherland) hem. Hij maakt hem duidelijk dat hij Stu onder schot houdt en dat hij onder geen beding mag ophangen, anders betekent dat zijn dood. Waarom wordt pas aan het eind van deze thriller duidelijk. Ondertussen laat de dodelijke stem Stu alles opbiechten over zijn overspel.

Gladjanus

Waarom Stu in de buurt was van de enige overgebleven telefooncel in New York zie je aan het begin van de film als deze gladjanus zijn speelvriendinnetje belt vanuit de cel. Het lijkt ietwat vergezocht, want daarvoor stond zijn mobiele telefoon niet stil, dus waarom zou hij dan speciaal in een telefooncel bellen? Tja.. hoe los je dat op, want dit scenario lag al een tijdje in de kast, maar moest met de nieuwe technologieën toch wel aangepast worden. Er is een oplossing bedacht: op deze manier kan zijn achterdochtige echtgenote het nummer van zijn vriendinnetje niet terug vinden op de telefoonrekening. Dat dit een beetje ver gezocht is, neem je maar voor lief, want verder is het scenario wel briljant.

~

Regisseur Joel Schumacher (Falling Down, The Client) heeft met Phone Booth een rake film gemaakt. Niet slecht voor een film die in twaalf dagen is opgenomen. Het is mooi uitgewerkt, niet te lang en de vaart blijft in het verhaal, omdat er genoeg gebeurt in de omgeving van de telefooncel en Stu ook steeds opdrachten krijgt van zijn geheimzinnige beller. Die man bevindt zich ergens in de gebouwen rondom de cel en de camera gaat dan ook regelmatig verschillende ramen langs, maar… het zijn er gewoon teveel. Het maakt Stu in ieder geval wanhopig, en door de manier van filmen krijg je datzelfde gevoel. Waar zit-ie dan? De sluipschutter is overigens ook de reden waarom de film niet al vorig jaar uitkwam, want toen maakte een sluipschutter Washington onveilig en zou deze film dus iets te pijnlijk zijn.

Zielig hoopje ellende

Hoofdrolspeler Colin Farrell (The Recruit, Minority Report) speelt weer prima in deze film. Zelfs in een beperkte ruimte kan hij genoeg van zijn talent kwijt. Hij verandert van een arrogante, zelfverzekerde bal in een klein hoopje ellende, die zich er pijnlijk van bewust is dat elke misstap fataal kan zijn. Het rode puntje van een laser op zijn voorhoofd is voor hem bewijs genoeg. Niet alleen Farrell speelt overtuigend zijn rol, maar ook de rechercheur die probeert te achterhalen wat er aan de hand is: Forest Whitaker (Panic Room). En ook al is hij bijna de hele film onzichtbaar; Kiefer Sutherland alias de sluipschutter mag ook zeker genoemd worden. Met zijn spottende, doordringende, donkere stem weet hij de rillingen op te wekken en zet de toon voor de film. “I want your attention“. Een bizarre telefonische gijzeling met een goed, origineel scenario en een sterke cast: Phone Booth.

Muziek / Album

Type O Negative nog niet op oude niveau

recensie: Type O Negative - Life is Killing Me

Donker, de apocalyps, zwarte outfits en lage stemmen. Dat zijn de beelden die normaal gesproken naar voren komen bij de gedachte aan Type O Negative en de metal/hardrock/gothic-muziek die deze band maakt. Maar het nieuwe album Life Is Killing Me roept die associaties net niet helemaal op.

~

Dit is het vierde album (verzamelaar The Least Worst Of buiten beschouwing latend) van het viertal uit Brooklyn, New York, dat nu zo’n jaar of tien actief is. In 1993 verscheen het eerste album, Bloody Kisses, in 1996 gevolgd door October Rust. Deze albums leverden Type O Negative (terecht) een behoorlijke schare fans op wereldwijd. De humor, de seksuele spanning en de verwijzingen naar occultisme en rituele magie maakten van deze albums interessante genrevoorbeelden en beloofden veel goeds voor de toekomst van de band.

Ontwikkeling

Echter, zo rond 1998/1999 ging het mis. De boomlange zanger en bassist Peter Steele, met zijn zo karakteristieke stemgeluid, belandde in een crisis door persoonlijke problemen en het verlies van enkele naasten. Tijdens die situatie werd het in 1999 uitgegeven World Coming Down opgenomen. De titel van dat album zegt in feite genoeg, jammer was het alleen dat de muzikale ontwikkeling van de band duidelijk een halt was toegeroepen. Steele en consorten, gitarist Kenny Hickey, drummer Johnny Kelly en toetsenist Josh Silver, geven nu openlijk toe ontevreden met dat album te zijn. Daarom hebben ze, naar eigen zeggen, geprobeerd met Life Is Killing Me een album te maken dat ergens tussen de eerste twee albums in ligt.

Potenrammers

En daarin zijn ze gedeeltelijk geslaagd. De sfeer is er, het stemgeluid ook, de thematiek is zo nu en dan hetzelfde, evenals de zwartgallige humor. Maar het geheel komt wat geforceerd over. Dat de teksten niet altijd politiek correct zijn, zoals bij het nummer I Like Goils, dat duidelijk bedoeld is om nou niet bepaald sympathiek tegenover homoseksuele mannen over te komen, is een beetje voorspelbaar. De band is al eerder voor dergelijke uitlatingen op de korrel genomen, dus kun je je afvragen of er hier niet sprake is van een herhaling van het foefje. Neem het instrumentale Loud en Queer, dat dient als intro voor I Like Goils. Vanwaar die titel? Beetje onnodig.

Oehoehoe

Een beter muzikaal niveau wordt bereikt met bijvoorbeeld Todd’s Ship Gods (Above All Things). De lekker pakkende riff en de meeslepende melodie- en zanglijn geven een mooi ruimtelijk gevoel. Minpuntje is alleen het ‘oehoehoe’ gezang dat over het algemeen genomen niet geassocieerd wordt met stoere mannen in zwarte kleding. Nettie opent lekker donker, zware riffs drijven het nummer voort, terwijl het atmosferische geluid van Josh Silver voor wat meer diepte zorgt. Zo kennen we Type O Negative. En, toegegeven, uiteindelijk is er dan de zwarte humor bij Angry Inch, een nummer dat gaat over een sekse-operatie die niet helemaal goed is verlopen.

Dit album zorgt voor tweeledige gevoelens. Aan de ene kant is het goed weer eens wat van Type O te horen, maar aan de andere kant is het jammer dat wat te horen is, een beetje tegenvalt. Artistieke hoogstandjes hoeft men van deze band niet te verwachten, maar een redelijke mate van groei en ontwikkeling toch wel. En juist bij een album dat voor de fans bedoeld is, is dat een gemis.

Muziek / Achtergrond
special: Hurricane festival: Line-up

Waarom niet naar Duitsland?

Veel Nederlanders klagen over de veel te hoge toegangsprijzen voor festivals als Lowlands en Pinkpop. Het is echter geen probleem om dit jaar die hoge prijzen te omzeilen en af te reizen naar het Duitse Scheeßel (ongeveer twee uur rijden vanaf Groningen) voor het Hurricane festival. Voor 79 euro kun je daar drie dagen lang gaan kijken naar de absolute wereldtop. Onder andere Coldplay, Massive Attack, Björk, Underworld, Moloko en de heren van Radiohead zullen hun opwachting maken op het motorcircuit der Eichenring.

Het complete programma is als volgt:

~

22-20s
Anouk –
Together Alone
Break Down the Wall
Lost Tracks

Apocalyptica –
Inquisition Symphony
Cult
Interview met Paavo Lötjönen

Asian Dub Foundation
Beth Gibbons and Rustin Man

~

Björk
Blackmail
Brendan Benson
Coldplay
Console
Counting Crows –
Concert 19 augustus 2002
Danko Jones
Fu Manchu
Goldfrapp
Good Charlotte

~

Grandaddy –
The Sophtware Slump

Guano Apes –
Walking on a Thin Line
Gus Gus
Ikara Colt
International Pony
Interpol
Kettcar
Massive Attack
Millencolin

~

Moloko
Nada Surf
NOFX
Patrice
Pinkostar
Radiohead –
Kid A
High Dry Live

Röyksopp
Seeed
Sigur Rós with Amina –
( )

Skin
Slut
Starsailor
Supergrass
The Datsuns

~

The Hellacopters
The Mighty Mighty Bosstones
The Roots
Therapy? –
Concert 11 november 2001
Turbonegro
Underwater Circus
Underworld –
Concert 8 november 2002

Union Youth
Venus Hum
Zwan

Geen halve maatregel dus. 8WEEKLY is er van 20 tot 22 juni bij op der Eichenring en zal uitgebreid verslag doen. In de tussentijd kun je verder lezen over het festival op Hurricane.de.

Boeken / Fictie

Raadselen en autisme

recensie: Raadselkind

Autisme, volgens de Winkler Prins een ziekelijke in-zich-zelf-gekeerdheid, gepaard aan een duidelijk verminderde belangstelling voor de werkelijkheid en een gestoorde (sociale) activiteit. Volgens mij, na het lezen van Raadselkind van Annelie Botes, een levende nachtmerrie voor de familie.

~

Alexander Dorfling, zoon van Ingrid en Dawid is verdronken in bad terwijl Ingrid even een dutje deed op bed. Net na dit tragisch ongeval stappen we het leven van de familie Dorfling binnen. Tenminste, wat er nog over is van de familie, want negen jaar leven met een autistisch kind heeft z’n tol geëist. Het is trouwens nog de vraag of het wel een ongeval was, of dat de moeder misschien eigenhandig een eind aan het leven van haar zoontje heeft gemaakt. Raadselkind begint dan ook als een ‘whodunnit’. Een dood kind, verdachte omstandigheden en een aantal personages die eventueel betrokken kunnen zijn bij de raadselachtige dood van het autistische kind.

Gevolgen van autisme

Maar naar het gelang het verhaal vordert blijkt dat het hier meer gaat om de psychologische gevolgen voor een gezin, dat te maken krijgt met een autistisch kind. En die gevolgen zijn niet gering. Langzamerhand glijdt een in het dorp geliefd gezin af naar de vergetelheid. Niemand wil iets te maken hebben met dat gezin met die onhandelbare zoon. Dawid en Ingrid groeien uiteen. Dawid gaat aan de drank en pleegt uiteindelijk zelfmoord. En Ingrid blijft alleen en steeds verbitterder en hopelozer achter.

~

Het verhaal dat Annelie Botes ons schetst is niet rooskleurig. Het verval van Ingrid en haar gezin wordt gruwelijk duidelijk. En dit doet ze door een schrijfstijl die geschapen lijkt voor het onderwerp. Chronologisch springt ze van hak op de tak. De personages worden afwezig en verward gepresenteerd. Net zoals de politieverhoren die Ingrid ondertussen ondergaat.
Dit vormt vreemd genoeg een uitstekend geheel met het onderwerp autisme en de aftakeling van het gezin. Vorm en inhoud zijn één.

De vraag

Naar verloop van tijd is het niet meer zo interessant hoe Alexander om het leven is gekomen. De vraag hoe een moeder zoveel liefde en geduld kan opbrengen voor een kind dat totaal geen liefde en affectie terug geeft, wordt daarentegen steeds prangender. Annelie Botes heeft een prachtig beeld geschapen van moederliefde, hoop, wanhoop, vertwijfeling en sociale krachten in een kleine dorpsgemeenschap.

Stiekem

En heel stiekem komt ze op het allerlaatste moment nog met een opmerking waardoor die eerste vraag: “Hoe is Alexander om het leven gekomen?”, weer als een flits door je hoofd schiet. En waardoor je vervolgens na het uitlezen van dit psychologisch hoogstandje nog een tijd lang na zit te denken over wat je nu eigenlijk allemaal wel of niet gelezen hebt.