Boeken / Fictie

‘Poëzie is mens’

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer - Het geheim van het vermoorde geneuzel. Een poëtica

Sinds zijn eerste dichtbundel (Van de vierkante man, uit 1998) die met de C. Buddingh’ prijs voor het beste debuut werd bekroond, laat Ilja Leonard Pfeijffer (1968) regelmatig van zich horen. In zijn artikelen voor het literaire tijdschrift Revisor, waar hij als redacteur aan verbonden is, en in zijn poëzierecensies voor Vrij Nederland en NRC Handelsblad schuwt hij de harde uitspraken niet. De gedichten van Rutger Kopland heeft hij een kop kleiner gemaakt in het essay Opgedrongen verwondering en ook heeft hij met het artikel De mythe van de verstaanbaarheid meerdere collega-dichters tegen zich het harnas in gejaagd.

~

In Het geheim van het vermoorde geneuzel (2003) zijn deze stukken en andere essays en recensies die Pfeijffer de afgelopen jaren schreef bijeengebracht. Met een knipoog naar het huidige politieke debat schrijft hij in het vooraf van de bundel:

‘De grote vraag is natuurlijk: hoe moet het nu verder met de poëzie? Iedereen doet maar wat en dicht er maar op los, alles mag en alles is even enig en niets is slecht.[…] Grote, dappere daden worden niet meer beloond en misdaden worden niet meer gestraft. Het is de hoogste tijd voor nieuwe normen en waarden.’

Strijdmakkers

Het geheim van het vermoorde geneuzel heeft als ondertitel ‘Een poëtica’. Hoewel het in feite niets meer is dan een bundeling van eerder gepubliceerde stukken, is de ondertitel niet verkeerd gekozen: uit dit boek spreekt één sterke stem. Pfeijffer zegt waar het op staat (‘Dat dit poëzie is, is een misverstand’, ‘Zo moet poëzie zijn’) met een verve en scherpheid die doet denken aan grote criticasters uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis zoals Ter Braak en Du Perron. Volgens Pfeijffer is de polemiek sinds een paar jaar een zachte dood gestorven. Hij kijkt verlangend terug naar een klimaat waarin dichters ‘[…] nietsvermoedende anderen als strijdmakker omarmden.’ Zijn stukken maken deel uit van een grote wedstrijd waarbij retorisch betogen en spitsvondig formuleren de wapens vormen.

Maar Pfeijffer kraakt andere dichters niet willekeurig af omdat hij een pesterig jongetje is dat zonodig wil opvallen (kwade collega’s zullen hem graag zo afschilderen); hij speelt het spel met een serieuze inzet. Uit het ‘omarmen van strijdmakkers’ klinkt een liefde. Pfeijffer zoekt iets in de omarming.

Lijn

~

Aan de opbouw en ordening van de stukken is al te zien dat dit boek meer is dan zomaar een verzameling: de teksten zijn verdeeld in verschillende hoofdstukken waar een duidelijke lijn in zit. De eerste drie essays, ‘De mythen’, vormen de ruggengraat voor de rest van de bundel. Hier rekent Pfeijffer af met drie wijdverbreide ‘mythes’ over poëzie: dat goede poëzie begrijpelijk moet zijn, authentiek moet zijn en vol van diepzinnige gedachten. Hij slaat met de vuist op tafel: ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie’, ‘De dichter moet niet huilen, maar de lezer’ en ‘Een goed gedicht gaat nergens over’. De kracht van deze drie stukken balt hij vervolgens samen in het programmatische gedicht ‘Vuurvogel’, waarin de strofes beginnen met ‘poëzie is geen […]’ en ‘poëzie is […]’, zoals:

poëzie is vuig portamento met vals contrapunt
van een lui baldadig orkest dat aan bier denkt

Na deze ferme stelling name is er het deel ‘Wortels die klampen’ waarin de achtergrond van Pfeijffer als graecus (hij doceert Grieks aan de Universiteit van Leiden) te herkennen valt. Hij veegt eeuwenoude visies op het werk van dichters als Sappho en Pindarus (518-438 V. Chr.) van tafel en probeert hun gedichten opnieuw te beschouwen. Hij maakt de dichters zo levend dat de hele ontwikkeling van de moderne poëzie (na 1880), waar we toch trots op waren, oude koek lijkt. Neologismen, syntactische experimenten, beeld en klankdichten; het is allemaal al gebeurd in de oudheid.

Gevecht met de doden

Deze essays zijn echter vooral interessant omdat er aan te zien is hoe Pfeijffer ook met dode dichters heeft gevochten. Weliswaar schrijft hij hier met meer afstand, doet hij met het wetenschappelijke debat mee en zal hij niet zeggen dat hij de gedichten van Pindarus ijzersterk vindt, of de poëzie van Horatius classicistisch saai (zoals hij in zijn recensies doet), maar ook in deze stukken is te zien dat hij andere gedichten en visies op dichten gebruikt om tot zijn eigen standpunt te komen.
Zo schrijft hij enthousiast over de tijd van Alexandrië, waar volgens hem de ware literatuur is uitgevonden: ‘virtuoze geleerdenpoëzie, afgestemd op een lezerspubliek van gelijkgestemden. En de poëzie had geen enkele andere functie dan het vereren van de Muzen’. Hij komt op voor de Alexandrijnse dichter Callimachus met zijn ‘lichtvoetige geleerdheid en pompeuze nutteloosheid’, ook al is deze lang gezien als ’te geleerd, te virtuoos, te geslepen en te ergerniswekkend’ en ‘geen dichter om in je hart te sluiten’. Dit zijn opmerkelijk genoeg typeringen die niet veel verschillen van de kritiek die Pfeijffer zelf krijgt. Pfeijffer’s verdediging is dan ook niet los te zien is van zijn eigen dichterschap.

Soms is hij heel direct aanwezig als dichter: ‘Als we al onze verbeteringen doorvoeren, dan krijgen we het volgende’ zegt hij over de openingsstrofe van de cyclus ‘Een winter aan zee’ van Adriaan Roland Holst die volgens hem nodig herschreven moest worden. De eerste regel ‘Eens liep zij hoog te spreken’ wordt: ‘november vertrad zij zich hoog te dazen’. Dit gebrek aan afstand maakt Pfeijffer een bijzonder beschouwer.

Anna Enquist op zijn tenen

In de recensies, die verzameld zijn in het laatste deel ‘Gevallen apart’, schrijft Pfeijffer regelmatig over gedichten alsof hij bezig is zijn vrienden uit te kiezen. Hij heeft het over ’toffemannenpoëzie’ waar hij niets van moet hebben en verwerkt in zijn beschouwingen anekdotes uit het literaire leven: Anna Enquist die tijdens een bijeenkomst op zijn tenen gaat staan en rode spa morst op zijn overhemd of Rutger Kopland die een onschuldig dansje doet op een beschaafd feestje. Dit lijkt misschien een makkelijk en ongepast trucje, maar bij Pfeijffer is het door elkaar halen van mens en poëzie een keuze uit overtuiging. Hij wil op een andere manier tegen gedichten aankijken, zoals de laatste regel van ‘Vuurvogel’ zegt: ‘poëzie is mens’. Een mens is vlees, maakt fouten, kan mooi en lelijk zijn en je kunt erover praten: ‘Er zijn wel degelijk criteria op grond waarvan je kunt besluiten dat het ene gedicht beter is dan het andere. Die zijn zelfs heel simpel te vinden. Poëzie is even beoordeelbaar als het uiterlijk van vrouwen.’ Waarna hij vervolgens over frigide freule’s, zeurkousjes, mysterieuze vrouwen en dansende dellen praat.

De dansende del vindt hij het leukst, en dat is typerend. Goede poëzie wankelt voor Pfeijffer op een randje. Of zwemt met het risico geplet te worden tussen wal en schip. Goede poëzie zit voor hem in ieder geval heel dichtbij het foute. Zo spreekt hij vaak in termen die negatief lijken, maar positief bedoeld zijn, zoals over de gedichten van Anne Vegter: ‘Ik wil meer van zulke flodderpoëzie die nergens op lijkt.’ Dit is het contrapunt, het randje waar gewankeld wordt, de valsheid van het luie orkest dat aan bier denkt.
Gedichten die op het eerste gezicht niet voldoen aan zijn wetten (die hij in de traditie van de poëtica als leerboek streng opstelt) vindt hij ineens toch ijzersterk. Over de gedichten van Rogi Wieg vraagt hij zich af: ‘Waarom word ik waarlijk ontroerd door deze foute gedichten? Waarom vind ik deze illegaal authentieke en ergerniswekkend onbeholpen versjes de allerbeste poëzie die ik in jaren heb gelezen?’ Ook Gerard Reve doet in ‘Een nieuw paaslied’ van alles fout: ‘Het is een gedicht waar alles mis mee is wat er mis kan zijn’ Maar: ‘Toch vind ik het een subliem gedicht. Werkelijk ijzersterk.’

Geraffineerd zwemmen

Er is moed voor nodig om tussen wal en schip te zwemmen. Niet het soort ondoordachte overmoed van passievol met grote stappen snel thuis, maar heel geraffineerd zwemmen, weten hoe de armen te bewegen. Het zijn de woorden: ‘poëzie is gevaarlijk of zij is geen poëzie’ (uit ‘Vuurvogel’), die je door een in zichzelf mompelende zwerver hoort zeggen of misschien zelfs heel hard over straat hoort schreeuwen.

Boeken / Fictie

Het boek voor de student?

recensie: Beau's Handboek voor Studenten en Mores

.

Beau’s Handboek voor Studenten • Beau van Erven Dorens • Uitgeverij 521 • 155 bladzijden • ISBN 90 76927 68 5

Mores • Onno te Rijdt • Rainbow Pocket van Uitgeverij Muntinga • 250 bladzijden • ISBN 90 417 0437 X

~

Er zouden studentenboeken moeten zijn die je alles haarfijn uit de doeken doen, zodat je als volleerd student standaard overal een Academisch Kwartiertje toepast. Onlangs brachten twee uitgeverijen een boekje over het studentenleven uit. Mores, een roman van Onno te Rijdt, verscheen als Rainbowpocket (€8,-) en Beau van Erven Dorens schreef Beau’s Handboek voor Studenten (€12,50).

Beau’s boek

Op het schutblad van Beaus boek staat ‘Beau’s Handboek’ in zwarte letters, met daaronder ‘voor studenten’ in grijze. Het tekent de inhoud van het Handboek: het is voornamelijk een handboek van Beau zelf. Wat de student ermee moet, weet ik niet.

Beau geeft maar één nuttige tip: draag nooit witte sokken. Waarom zegt hij echter niet. Zijn andere tips variëren van ‘gedraag je zo crimineel mogelijk want tijdens je studententijd accepteren mensen dat van je’ tot ‘heb seks met zoveel mogelijk verschillende partners, want dit is de enige tijd dat je dat ongestraft kunt doen’. Als corpsbal kun je deze tips misschien waarderen, maar voor de beginnende of gewone student klinkt dit als hopeloos arrogant geouwehoer. De mooiste tip is wel dat je zo weinig mogelijk moet studeren. Beau weidt uit:

Studeer zo weinig mogelijk. Behalve als je een nerd bent, hebben cijfers geen enkele invloed tijdens je sollicitatie. Een goede babbel of een pukkelvrij gezicht is van groter belang dan cum laude afstuderen. Weinig studeren behoeft wel management. Het is het beste om meteen in je eerste jaar je propedeuse te halen. Het volgende jaar doe je een heel jaar niets behalve reizen, neuken en zuipen. Het derde jaar ga je weer vol aan de studie en het vierde jaar doe je weer een heel jaar niets. In het vijfde jaar als student maak je in een keer de laatste twee studiejaren af, met een uitloop van een zomer.

Weinig en veel

~

Studeer zo min mogelijk, maar zorg dat je wel in één jaar je propedeuse haalt. Dat lukte slechts 40 procent van de mensen bij mijn opleiding, een eenvoudige letterenstudie. Wat Beau voorstelt is niets doen, maar tussendoor toch heel hard werken. Doe het dan gewoon rustig aan in zes jaar en bral niet zo.

Beau vertelt verder korte verhaaltjes zonder ontknoping over schulden, excessief drankgebruik en meisjes die hij versiert. Het zijn anekdotes die leuk zijn om onder vrienden te vertellen wanneer je ze zelf beleefd hebt en flink dronken bent wanneer je ze vertelt. De lezer van dit boek is echter noch vriend van Beau, noch dronken (mag ik aannemen, want als je dronken bent kun je niet zo vlot meer lezen). En dus zijn al die verhaaltjes nietszeggend. Een van de weinige leuke delen van het boek bevat een aantal kopieën van sollicitatiebrieven van de heer Van Erven Dorens. Plus de afwijzende antwoorden.
Nutteloze tips en nietszeggende verhaaltjes, en dan ook nog dat tomeloze gebral dat alleen bij corpsstudenten past. Je kunt je eraan ergeren, maar het is beter dit soort gezever gewoon te negeren.

Beter boek

~

Van een heel ander allooi is de roman Mores van Onno te Rijdt. Ward van Rigteren is een eerstejaars student die ingewijd wordt in een klassieke studentenvereniging. Het corps dus. Hij doorstaat zijn ontgroening en verwerft zich een plekje in één van de populairste verenigingshuizen. Dit kan niet mis gaan. Ware het niet dat een van zijn huisgenoten, de ouderejaars bullebak Grodder, de pik op hem heeft. Door Grodder laat Van Rigteren zich opnaaien zich ’te profileren’, en wanneer hij dat eindelijk doet, pakt dat heel anders uit dan hij gedacht had.

Of ik nu niets doe of Grodder verraad, in beide gevallen word ik er slechter van.
In het eerste geval zou ik een hekel krijgen aan mezelf.
In het tweede zou mijn leven hier worden verstoord.
Judas, Brutus.

Mores zit verbazingwekkend knap in elkaar. Het boek velt geen oordeel over het reilen en zeilen van een studentencorps, wat heerlijk is. De meeste mensen menen namelijk dat je of absoluut vóór het corps bent, of er vierkant tegen. Dat er ook een middenweg is van neutraliteit bewijst Mores.

Mores leren

Maar niet alleen daarom is het een goed boek, het is ook nog eens een intelligent boek, dat meer is dan slechts een verhaaltje over zuipen, neuken en vrienden voor het leven. Thema’s als vasthouden aan tradities en prestatiedrang zijn subtiel met elkaar vervlochten en de ontknoping vindt pas plaats op de allerlaatste bladzijden, wanneer alle puzzelstukjes in elkaar vallen. Van Rigteren is het doel dat hij zo ijverig nastreefde finaal voorbijgevlogen. Mores laat je achter met een echte kater, niet met zo’n opschepperige kijk-mij-nou-eens-stoer-zijn-met-mijn-gebroken-neus-kater die Van Erven Dorens in zijn boekje beschrijft. Lees Mores en laat het Handboek voor wat het is.

Film / Films

Klu(i)sje

recensie: The Italian Job

.

~

Charlie Croker (Mark Wahlberg) bedenkt het ultieme plan om de brandkluis leeg te halen, zonder ook maar een wapen te voorschijn te halen. Onderdeel van het plan zijn hacker Lyle (Seth Green), undercover man Steve Frezelli (Edward Norton), explosievenexpert Left-Ear (Mos Def), racegek Handsome Rob (Jason Statham) en de voormalige mastermind John Bridger (Donald Sutherland).
Het plan is tot in de puntjes uitgewerkt en de diefstal loopt gesmeerd. Het enige waar Charlie niet aan gedacht heeft is dat een van zijn eigen mannen hem zou verraden. Frezelli gaat ervandoor met de buit en doodt daarbij John. Een jaar later komen de mannen bij elkaar om het Steve betaald te zetten. Een groots opgezet plan moet ervoor zorgen dat ze het goud weer terug kunnen stelen. Hiervoor hebben ze John’s dochter Stella (Charlize Theron) nodig, een officiele kluiskraker. Haar wraak zal zoet zijn.

Mini’s

~

Mini’s spelen een centrale rol in The Italian Job en het moet gezegd worden: de kleine auto wordt een stuk aantrekkelijker als je er de weg mee onveilig kunt maken. Ze worden gebruikt in een van de grootste verkeersopstoppingen allertijden en in de metrotunnels onder Los Angeles. Fijn toch dat je met een mini overal tussendoor kunt komen en lekker kunt scheuren? Je raadt het al. The Italian Job is de actiefilm van deze nazomer. Met een beetje humor en heel veel actie laten de mini’s zich van hun beste kant zien, net als de acteurs. Achtervolgingen ter land, ter zee, en een beetje ter lucht. Deze actiefilm heeft het allemaal.

Acteurs

~

Deze film bewijst het weer eens: Edward Norton is en blijft een acteur van wereldklasse. We hadden al een tijdje niets van hem gehoord, maar het is goed te weten dat een talent als Norton niet achter de geraniums wegkwijnt. Hij weet de kijker tegen zich te krijgen, als de verrader Steve Frezelli. Maar ja, wat wil je ook met zo’n naam? Verrassend genoeg was ook Mark Wahlberg als acteur aangenaam voor het oog, al moet ik wel toegeven dat hij schijnbaar maar een beperkt aantal gezichtsuitdrukkingen heeft die op meerdere situaties van toepassing kunnen zijn. Van Charlize Theron kun je vooral zeggen dat ze zich heel erg thuis voelde in haar rol als scheurende hot chick.

Avondje film

The Italian Job zit boordevol actie, spanning en humor. Misschien blijft deze remake niet zo lang op je netvlies hangen als het origineel uit 1969, maar het laten verdwijnen van een pantserwagen in de grootste verkeersopstopping die Los Angeles ooit gekend heeft, is toch het bewonderen waard.

Boeken / Fictie

Het mysterie rond FtHvdB

recensie: Annejet van der Zijl - Jagtlust

Jagtlust is het heruitgegeven en herziene debuut uit 1998 van Annejet van der Zijl en gaat over de dichteres Fritzi ten Harmsen van der Beek. Fritzi ten Harmsen van der Beek (FtHvdB), of korter: Fritzi Harmsen van Beek, of nog korter: Fritzi, was in de jaren zestig een zeer bekende dichteres, die weinig schreef, zich weinig aantrok van de wereld en weinig geld had. Vrienden had ze wel. Dichters, uitgevers, kunstenaars, journalisten en dandy’s. Allemaal kwamen ze naar haar vervallen villa, genaamd Jagtlust.

~

Jagtlust is te lezen als een biografie van FtHvdB, maar is het niet. Het is ook geen portret van het huis zelf, hoewel dat wel zou kunnen. We lezen kort wie de villa bouwde, wie er achtereenvolgens in woonden en hoe FtHvdB erin woonde. Saillante details komen aan bod en het is een aangename beschrijving van een tijdperk dat ik alleen maar ken uit boeken als deze. Maar wat Jagtlust precies is, wordt nauwelijks duidelijk. Voor een ‘biografie van een huis’ ligt de nadruk weer te veel op de dichteres. En die dichteres laat zich niet echt lenen tot het beschrijven van haar leven.

Mysterie

FtHvdB is omgeven met geheimzinnigheid en mysterie, kondigt Van der Zijl aan. In plaats van onthullingen te doen versterkt zij het mysterie rond de dichteres. De biografe lijkt betoverd door haar onderwerp:

Met haar hese stem, haar enorme ogen en haar verslavende, volstrekt oorspronkelijke taalgebruik en gedachtegangen was ze net champagne: bubbelend en bruisend, zich onttrekkend aan elk stereotype van het klassieke vrouwtje. Ze paarde opperste chic aan een totaal gebrek aan gêne en een grote arrogantie aan de opperste onzekerheid, zodat je nooit wist wat je van haar kon verwachten. Maar je vergaf haar alles, want ze had ook iets ontroerends kewtsbaars en hulpeloos over zich, een herfstbruidje dat voortdurend in zeven sloten tegelijk liep en hevig op mannelijke beschermingsinstincten werkte.

Dit is nog een weergave van de gedachten van dichter Remco Campert, die in 1956 een relatie met FtHvdB begint en uiteindelijk met haar trouwt. Maar Van der Zijl zegt er niet bij of ze die gedachten zelf geciteerd, geparafraseerd of misschien zelf gecomponeerd heeft. Ze geeft geen bronnen. Ook niet bij deze serenade:

Er waren misschien mooiere vrouwen dan Fritzi, er waren er zeker die sexy’er [sic] waren, maar er was niemand die zo dwarrelend geniaal en roesachtig was als zij, en die haar bewonderaars zo effectief gevangen wist te houden in iets dat zweefde tussen bewondering en medelijden. Ze leek altijd half in haar eigen fantasiewereld te leven […].

~

Een stuk als dit maakt het verhaal weliswaar smeuïg, maar zet je ook aan het denken over het waarheidsgehalte van het boekje. Het is non-fictie, maar neigt wel heel vaak naar fictie: FtHvdB als sprookjesprinses.

Bronnen en wetenschap

De sjeu die deze liefdevolle citaten het boek geven, zijn nog goed te praten. Anders wordt het wanneer we bekijken hoe Van der Zijl haar bronnen behandelt. Achterin het boekje staat een uitgebreide lijst met namen: de mensen die Van der Zijl geïnterviewd heeft. Idem met archieven: bibliotheken, privé- en gemeentearchieven en het Letterkundig Museum. Ook is er een enorme bibliografie en is het boek uitgerust met een personenregister. Een prima verantwoording, wetenschappelijk bijna. Maar de tekst zelf is jammer genoeg niet zo wetenschappelijk van toon.

Wetenschappelijk hoeft niet meteen te betekenen dat je een dor verhaal schrijft met lange, ingebedde bijzinnen en een massa voetnoten, maar wel dat je ten alle tijde je bronnen vermeldt. Van der Zijl schrijft prettig leesbaar proza, en dat is een groot pluspunt, maar het is jammer dat ze haar bronnen niet goed vermeldt. Naar de oorsprong van de citaten hierboven is in eerste instantie alleen maar te raden. Ook staat in de lopende tekst soms een citaat, aangegeven in kleinere letters, maar niet direct met bron.
Pas achterin, na ‘geraadpleegde archieven’, vinden we een lijstje met bronnen bij de citaten. Het maakt het lezen wel lastig, want op die manier moet je steeds heen en weer bladeren. Kijk dan niet, zou je zeggen, maar de aard van de citaten maakt meer dan eens nieuwsgierig wie de uitspraak gedaan heeft.

Losse schroeven

Hier komt nog bij dat het boek een soms te luchthartige toon heeft. Op een interessante uitweiding volgt plotseling een zinnetje als: “wat er ook waar was van alle verhalen […].”, waarmee de verhalen op losse schroeven gezet worden. Zulke dingen: “Fritzi was Fritzi en het was gewoon niets voor haar […].”.
Van der Zijl geeft verder geen korte inleiding bij het introduceren van personen als Lucebert of Jan Sierhuis, die daarom wat wazig blijven. Lucebert mag inderdaad bekend verondersteld worden, maar de naam Jan Sierhuis moet verduidelijkt worden. Ik heb nog nooit van hem gehoord.

Garnwerd

Over FtHvdB zelf leren we uiteindelijk niet zoveel. Ze woont tegenwoordig in het Groningse dorp Garnwerd en heeft zich teruggetrokken uit de openbaarheid. Van der Zijl kreeg haar niet te spreken. Fritzi, in de inleiding en op de achterflap aangekondigd als een geheimzinnige vrouw, blijft een mysterie. Dat Van der Zijl dat mysterie niet heeft weten te ontrafelen heeft twee oorzaken: ze hult haar bronnen te veel in nevelen en ze hangt te veel aan het mysterie dat (het karakter? de gedichten? het huis?) van FtHvdB omgeeft.

Misschien was het beter geweest een studie te doen naar de gedichten of naar de daadwerkelijke persoon van de dichteres. Nu is Jagtlust een heel aardig boekje geworden dat een mooi inzicht geeft in het tijdsbeeld van de artistiekelingen uit de jaren zestig, maar wel een boekje zonder duidelijk doel.

Verkenning

De Groningse letterkundige Annie van den Oever heeft inmiddels een proefschrift geschreven over FtHvdB, een vuistdik wetenschappelijk drukwerk. Daarmee lijkt een boekje als Jagtlust overbodig geworden, maar dat is het juist niet. Jagtlust is een prima ingang naar de dichteres, het huis en een tijdperk dat vervlogen is. Voor mensen die een eerste verkenning willen doen naar Fritzi is het een goed boek. Maar Jagtlust mag dan misschien voldoende zijn voor een verkenning, voor een veldtocht is zwaarder geschut nodig. In Jagtlust blijven net iets te veel vragen onbeantwoord.

Boeken / Fictie

Schilderen in Florence

recensie: Sarah Dunant - De geboorte van Venus

Italië tegen het eind van de 15de eeuw. De tijd van De Medici en Girolamo Savonarola. Roerige, ongewisse tijden voor de stad Florence. Maar ook voor Allessandra, een zelfbewuste jonge vrouw, die meer ziet in een leven met boeken en kunst, dan met een man en kinderen.

~

Sarah Dunant waagt zich na enkele thrillers op het pad van de historische roman. Ze vertelt het levensverhaal van zuster Lucretia, die aan het begin van het verhaal ogenschijnlijk aan een tumor overlijdt. Aan de hand van het dagboek van zuster Lucretia ontrafelt zich de geschiedenis van Allessandra Cecchi, zoals de zuster buiten het klooster door het leven ging.

Florence

Het levensverhaal speelt zich af tegen de achtergrond van het laat 15de eeuwse Florence, alwaar achtereenvolgens Lorenzo de Medici, Pierro de Medici en Girolamo Savonarola de scepter over de stad zwaaien. Een bewogen tijd, waarin het niet eenvoudig is voor Allessandra, de dochter van een succesvol handelsman, om zich als zelfstandige vrouw staande te houden. Zeker niet omdat ze de ambitie heeft om de schilderkunst machtig te worden. Deze toen per definitie mannelijke kunstuiting staat daarnaast ook nog eens onder druk door de puriteinse opvattingen van de heerser over de stad: Savonarola.

De strijd om geestesvrijheid van Allessandra wordt door Sarah Dunant op een meeslepende en intrigerende manier verteld. Haar worsteling met de heersende opvattingen en regels neemt de lezer mee door een tijd waarin andersdenkenden werden achtervolgd en gemarteld.

Tijdsbeeld

~

Het Florence van de 15de eeuw komt weer helemaal tot leven in dit boek. Je hoort de kooplui hun waren aanbieden op de markt, je ruikt het verval in de kleine, donker steegjes en je ziet de magistrale grandeur van de kathedraal van Florence. Doordat Sarah Dunant in staat is deze wereld uit het verleden terug te roepen, kun je je tevens moeiteloos inleven in de gevoelens en daden van een eenzame vrouw die zoekt naar een plaatsje in een wereld die haar vaardigheden niet weet te waarderen. Net zoals het prachtige Het Parfum van Patrick Süskind voegt ook hier de setting, zowel in tijd als plaats, een dimensie toe aan het te vertellen verhaal. De karakters komen tot leven, ontroeren je en nemen je mee in hun wereld van onzekerheid, hoop, liefde en verdriet.

Tien met een griffel

De eerste poging van Sarah Dunant om een historische roman neer te zetten mag beschouwd worden als een schot in de roos. Een boeiend verhaal in een mooi gestileerde omgeving en een sublieme sfeerzetting. De treffende manier waarop de schrijfster het geheel op papier gezet heeft kan moeiteloos vergeleken worden met de in het boek zo prachtig beschreven schilderwerken.
De geboorte van Venus is een lust voor het oog.

Film / Films

Dogville

recensie: Dogville

“Good and honest people” zijn de inwoners van Dogville aldus de verteller (John Hurt). En zo ziet het er ook uit in Dogville van Lars von Trier: de denker van het dorp draagt een pet en is nooit te beroerd om een praatje te maken; de moeder die eigenlijk te slim is voor het dorp onderwijst haar vijf kinderen, terwijl vader op het land werkt. Wie zich, net als de vluchtelinge Grace – gespeeld door Nicole Kidman – laat betoveren door deze Efteling-achtige, vrolijke combinatie van noeste arbeid en saamhorigheid, krijgt van Von Trier een keiharde les in “het echte leven”.

~

Von Trier richt met Dogville zijn pijlen op het “goede” en “eerlijke” Amerika zoals het vaak (terloops) verheerlijkt wordt in films. Dit kleine mijnwerkersdorpje in het Amerika van de jaren dertig kennen we dan ook zonder er ooit geweest te zijn: de licht vervallen huisjes, de prachtige uitzichten op het weidse landschap en de hoofdstraat met het stoffige winkeltje. Daarom laat Von Trier – die Amerika ook alleen maar uit films kent – het decor vrijwel helemaal weg: afgezien van een in het niets hangende kerktoren, de ondersteunende balken van de mijn en wat meubels, is de plattegrond van het plaatsje met krijt op de grond getekend.

Op de vlucht

~

Er zullen mensen zijn die daardoor alleen al moeite hebben met de lengte van de film, bijna drie uur. Wie zich ondanks het schamele decor kan laten meevoeren, wordt getrakteerd op een verhaal waarin de menselijke (Amerikaanse) natuur met een uiterst vilein fileermes wordt ontleed. Als het vijftien zielen tellende gehucht wordt opgeschrikt door de komst van Grace, een vrouw die op de vlucht is voor de maffia, staan de inwoners niet te springen om de vrouw onderdak te bieden. Ze besluiten haar toch in hun midden op te nemen om de denker van het gezelschap, Tom Edison (Paul Bettany), te bewijzen dat de inwoners van Dogville niet alleen met zichzelf bezig zijn.

Samen-gevoel

Een zoetsappig sprookje lijkt het, en dat gevoel wordt versterkt door de verteller en de kostuums. Als de echte menselijke aard naar boven komt, verandert dit lieflijke verhaal in een nachtmerrie. Het gemeenschapsgevoel uit zich namelijk op een andere manier dan wie dan ook had kunnen voorspellen: gezamenlijk proberen de dorpelingen Grace zo veel mogelijk uit te buiten. Dat samen-gevoel wordt versterkt door het ontbreken van muren: het is nooit één persoon die haar verkracht of misbruikt, maar de hele gemeenschap.

Kruis

Dat Von Trier, eufemistisch uitgedrukt, niet zo’n florissant beeld heeft van de mensheid, mag na Dancer in the Dark en Breaking the Waves geen verrassing meer zijn. Maar ook hier roept zijn hoofdrolspeelster haar noodlot over zichzelf af: met begrijpende ogen knikt Grace als Tom haar vertelt dat ze voortaan twee keer zo hard moet werken. Natuurlijk snapt ze dat de bewoners van het gehucht dat willen nu het gevaar voor hen is toegenomen. Natúúrlijk. En als ze verkracht wordt, neemt ze het op voor de dader. Hoe ver de inwoners van het dorp ook gaan, Grace besluit zelf haar kruis (in de film een wiel) te dragen.

Baanbrekend

In die drie uur heb ik mij geen seconde verveeld. Het acteerwerk van vooral Kidman is geweldig. Telkens weer heb ik mij erover verbaasd dat de barbaarse gemeenschap nog verder kon gaan. Soms ligt lachen dichterbij dan geschokt een hand voor je mond slaan. Meent ze dat echt? Gaat hij echt..? Nee! Misschien dat sommigen het kijken naar Grace’s ellende – net als het kijken naar krijtlijnen in plaats van decor – niet drie uur volhouden, maar het is zeker de moeite waard om de proef op de som te nemen. Wat je er ook van vindt: je hebt dan wel de meest baanbrekende film van dit moment gezien.

Boeken / Fictie

Schoppen tegen het IJzeren Gordijn

recensie: Jakob Hein - Mijn eerste T-shirt

Hoe zou het zijn geweest om op te groeien en te leven in een Oostblokland? Die vraag voerde mij al eens naar duistere Poolse industriesteden zoals Bytom en Ruda Slaska. Mijn vrienden daar konden me echter niet veel wijzer maken. Misschien zijn ze te jong om die tijd bewust meegemaakt te hebben. Het is ook best mogelijk dat ze denken dat het vroeger zo slecht nog niet was. Maar hoe een jeugd achter het IJzeren Gordijn werkelijk was weet ik nog steeds niet. Ik was dan ook zeer geïnteresseerd toen ik dit boek onder ogen kreeg. Eindelijk een mogelijkheid om eens wat meer van de ‘gewone’ mens onder het rode regime te weten te komen.

~

Jakob Hein (Leipzig, 1971) beschrijft in zijn eerste boek, Mijn eerste T-shirt, het leven van een opgroeiende jongen. Op het eerste gezicht niets bijzonders. Hij neemt zijn lezer mee op zijn ontdekkingstocht naar de geheimen van het leven: meisjes, kleding en muziek en de eerste keer dat hij zich met vrienden gaat bezatten.

Droom wordt werkelijkheid

Het verschil met een ‘normale’ jeugd is dat Hein dit allemaal meemaakt in de Duitse Democratische Republiek (DDR). Hij is van een generatie die opgroeit onder dit regime maar uiteindelijk als volwassene de westerse wereld binnentreed. Wanneer hij achttien is valt de Muur: de westerse wereld waar ze het zo vaak over gehad en naar verlangd hebben is nu opeens realiteit.

De meerwaarde van Heins werk is dat het een beeld geeft van hoe peuters, kleuters en pubers opgroeiden in Oost-Duitsland. Hein doet op humoristische wijze verslag van de manier waarop het systeem bezig is de mensen te vormen. Het verbod op de West-Duitse televisie, de verkiezingen, persoonsbewijzen… alles komt aan bod. Ook de verdenkingen van ouders van klasgenoten op lidmaatschap van de Stasi kunnen natuurlijk niet achterwege blijven.

Punkrock!

~

Zeker aan het begin van het boek, wanneer hij zijn jeugd beschrijft, blijkt nog niets van afkeer tegen het systeem. Maar wanneer hij op een gegeven moment ontdekt dat er ook in Oost-Duitsland punkmuziek tegen het klotesysteem wordt gespeeld veranderd Heins leven. Hij meet zich een onsocialistisch uiterlijk aan. En wordt daar uiteraard op aangesproken.
Als hij een keer in een demonstratie meeloopt, wordt hij opgepakt. Maar in een regime dat op zijn eind loopt komen hij en zijn vrienden toch weer snel op vrije voeten. Voor diegenen die van plan zijn ooit een dictatuur op te richten heeft hij een tip: ook kleine opstandjes van dromers en gitaarspelers moet je met absoluut geweld beantwoorden.

Schoppen

Mijn eerste T-shirt is een boeiend boek over het opgroeien in de DDR. De humoristische manier van vertellen en de indeling in korte verhalen maakt het een makkelijk leesbaar en steeds weer verrassend boek. Maar is Hein er ook in geslaagd mij meer te vertellen hoe het was om zo op te groeien? In zekere zin wel, want hij doet zeker uit de doeken hoe hij op school gevormd wordt en hoe hij zodoende ook niet echt door heeft dat er ook een andere manier van leven is.
Maar of zijn jeugd nou echt anders was dan die van de jeugd aan de andere kant van het IJzeren Gordijn? Het afzetten tegen het systeem is een universele bezigheid van de adolescent. De droom is met de val van de Muur in ieder geval voorbij; het vrije westen ligt ook voor Hein open. Ik hoop dat hij op termijn ook verslag uitbrengt van zijn zoektocht naar nieuwe levensdoelen in de wondere wereld van het kapitalisme.

Jakob Hein geeft begin september een aantal lezingen in Nederland:

Dinsdag 9 september: 14.00 Academiegebouw Rijksuniversiteit, Groningen
Woensdag 10 september: 13.00 Kromme Nieuwegracht 80, 1.06 (Stijlkamer Van Ravesteyn), Utrecht
Woensdag, 10 september, 20.00 uur in de bibliotheek van het Goethe-Institut Rotterdam

Film / Films

Basic

recensie: Basic

Ik denk dat ik geen dommerdje ben. Films waarin niets is wat het lijkt – Donnie Darko – of die me laten puzzelen tot het eind – Memento – behoren bijna automatisch tot mijn favorieten. En dan word ik opeens geconfronteerd met het voor mij ècht onbegrijpelijke Basic.

~

“Killing is basic” legt Hardy (Travolta) uit in de film. Het komt voort uit een opwelling en iedereen kan het. Het plot van de film is echter verre van eenvoudig. Zes goedgetrainde Rangers en hun commandant (Samuel L. Jackson) worden in de Panamese jungle gedropt voor een oefening terwijl er een orkaan op komst is. Als ze niet terug zijn op de afgesproken tijd, zet het leger een zoekactie op touw. Slechts twee van de soldaten leven nog, waarvan er een met een schotwond direct naar de intensive care kan. Hardy en Osborne (Connie Nielsen) moeten onderzoeken wat er in de tussenliggende uren gebeurd is. Tot zo ver is de film begrijpelijk. En intrigerend. Maar dit zijn dan ook de eerste tien minuten.

Apathie

~

Tijdens de ondervragingen van de twee overgebleven soldaten worden we met oneindig veel verschillende versies om de oren geslagen. In elke flashback stormt en regent het dat het niet leuk meer is en zijn de soldaten in uniform amper van elkaar te onderscheiden in het donker. Bij de zoveelste herziene versie van het verhaal zorgt dat voor complete apathie: “Toe maar jongens, ik puzzel niet meer mee: ik wacht wel gewoon op de clou.”

Vergooid

Het meest frustrerende is dat je achteraf merkt dat je het niet kón raden, omdat simpelweg niet alle puzzelstukjes zijn aangeboden. Bij The Usual Suspects, Fight Club of The Sixth Sense sla je je bij het einde nog voor je hoofd: hoe heb je dat kunnen missen! Hier word je alleen maar geconfronteerd met het feit dat je twee uur van je leven hebt vergooid met het zoeken naar een antwoord dat niet gevonden kon worden.

Uncooperative

Het vreemde is dat je dat tijdens de film helemaal niet door hebt. Samuel L. Jackson is een genot om naar te kijken. Travolta is erg leuk als Hardy en de gesprekjes tussen hem en Nielsen zijn erg vermakelijk. Als oude rot Hardy van buitenaf wordt aangetrokken om de verhoren te doen, raadt hij dat de jonge en ambitieuze Oborne dat niet erg op prijs stelt. “How does that make you feel?” vraagt hij plagend. “Hostile and very uncooperative, sir”, antwoordt zij met een stralende glimlach.

Ego

Ik begon eerder aan mezelf te twijfelen dan aan de film. En toen ik achteraf nog eens de ontelbare verschillende versies naliep om het plot met terugwerkende kracht te ontrafelen, knaagde het gevoel dat ik ‘m misschien nog een keer moet zien om het helemaal te begrijpen. Maar waarom zou ik? Hooguit voor mijn eigen ego. Als de acteerprestaties en toespelingen gaan vervelen, blijft er van de film niet veel over dan een whodunnit die te veel moeite kost door absurde plotwisselingen. Dan stop ik liever een van de eerdergenoemde films weer in de videorecorder.

Muziek / Album

Verrassende death metal

recensie: Skyfire - Mind_revolution

.

~

Death metal is op zijn zachtst gezegd ontoegankelijke muziek. Opvallend is dat deze ontoegankelijkheid vooral door de stem komt, want de rest van de muziek ligt meestal erg aardig in het gehoor. Maargoed deze soort van zang hoort er nu eenmaal bij, en Skyfire weet de stem aardig in te bedden in de begeleiding.

Melodisch

De muziek van Skyfire is tevens opvallend melodisch. Er wordt wel eens een vergelijking gemaakt met Childer of Bodom, maar het geluid van Skyfire is toch heel eigen. Vooral bij de laatste track Mind revolution komt dit goed naar voren. Via een briljant gitaar-intro wordt het nummer opgebouwd tot een fantastische climax. Dit nummer horende moet ik eerder aan een klassieke opera denken dan aan death metal.

Polsen

~

Skyfire speelt dus warmere muziek dan de doorsnee metalband. Het is een plaat die je ook opzet zonder dat je al zo depressief bent, dat de scheermesjes in je polsen staan. Natuurlijk is het geen muziek voor een zondagmiddag bij je schoonouders, maar het is toch erg prettig om te beluisteren. Ik zou zeggen, als je van een beetje pittige muziek houdt, dan is dit een verrassende aanvulling op de al bestaande death metal bands.

Link:

http://www.skyfireonline.net/

8WEEKLY

Beter in het café

Artikel: World Championship Snooker 2003

Soms heb je een spel in handen waarvan je denkt, waarom zou ik dit in godsnaam interactief doen? Biljartspelletjes zijn daar een goed voorbeeld van. Niet dat ik niet van een potje poolen of snooker houd, het is meer dat ik nog nooit een snookerspel heb gezien dat ’the real thing’ waardig weet te vertalen naar het TV scherm.

~

In World Championship Snooker 2003 kan de speler kiezen uit meerdere spelletjes en varianten. Ten eerste is het natuurlijk gewoon mogelijk om een potje snooker te spelen. Je kan kiezen voor een enkele match, toernooi of carrière. Verder kan men nog voor het bij het grote publiek populaire poolen kiezen, trickshots maken of gewoon aan kleine minigames deelnemen. Minigames bestaan uit kleine opdrachten die de pooler al spelende moet uitvoeren. Hierdoor is WCS 2003 sowieso al completer en leuker dan de meeste biljartspelletjes die ik tot nu toe gespeeld heb.

Keu

Niet bekend met de regels van snooker of pool? Geen probleem, want de computer legt je van te voren de regels uit. Mocht je het dan nog niet snappen, dan kan het soms geen kwaad om tijdens een wedstrijd naar het commentaar te luisteren. Soms geeft de verslaggever vrij nuttige tips over welke bal je het beste kan spelen. Mocht je dit stukje lezen en nog niet snappen wat de bedoeling is, dan is dit echt geen spel voor jou. Ga eerst eens naar de kroeg om een keu vast te houden.

Speelplezier

~

De biljartwedstrijden zijn van redelijk niveau. Je kunt verschillende tegenstanders uitkiezen die zo elk hun sterkere en zwakkere punten hebben. Tijdens het spelen kun je ervoor kiezen om ook de beurten van je tegenstander te bekijken, en zo zijn manier van spelen te ontdekken. Duurt je dit echter allemaal te lang, dan kun je dit ook gewoon skippen. Vlot speelplezier heeft duidelijk voorop gestaan bij de programmeurs. Er is dan ook niet veel oefening nodig om al snel een potje te kunnen spelen.

Niet te missen

Qua simulatie is WCS 2003 niet het meest diepgaande spel dat ik ooit heb gespeeld. Je scala aan stoten is zeer beperkt, en de diverse camerastandpunten en hulplijntjes maken menig lastige bal een niet te missen kans. Toch is best een vermakelijk spel, mede door deze simpelheid. Zoek je een pittige snookersimulatie, kijk dan nog even verder. Wil je gewoon een lekker ongecompliceerd spel voor tussendoor, dan heb je aan deze game zeker een goeie.