Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers
Muziek / Album

Dat er nog hoop is

recensie: Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers/Efrim Manuel Menuck - Pissing Stars
Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers

Geen grenzen, geen invasies meer. Water, eten en onderdak voor iedereen. Voorts:’The expert fuckers who broke this world never get to speak again’. Godspeed You! Black Emperor heeft twee jaar na de moker van Asunder, Sweet and Other Distress weer een plaat, en in het geval van het orkest komt die nooit zonder boodschap. Of, in het geval van Luciferian Towers, een populistisch stel eisen. Geen grenzen en eten voor iedereen. Beide vuisten in de lucht.

Maar dat is nog niet alles, want op de plaathoes marcheren de boze woorden gewoon door: ‘The building echoes, folding inwards. There’s a pit where the beating heart of the sun expands. Dust traces its contours like a radiograph.’ Joost mag weten wat het allemaal precies behelst, maar dat het kloppende zonnehart zich uitzet, kondigt met priemende vinger alvast één ding aan: de ochtend. Hoop.

Opruiend optimisme

Nu is het orkest niet helemaal vies van hoop. Wie het stel al eens live aan het werk heeft gezien, is allicht bekend met de aanvangsmars van Hope drone. De lichten gaan uit. Stilte. Dan een orgeltoon. Strijkers krassen. Vijftien minuten verder en het onbepaalde gekras heeft zich ontwikkeld tot een alles vernietigende ravage van vuur en gruis. Alles en iedereen afgefakkeld. Hope Drone.

De hoop van Luciferian Towers is evenwel anders. Op Luciferian Towers zweept het collectief namelijk op tot een soort furieuze euforie. De driedelige ‘Bosses Hang’ suite is met zijn glorieuze majeurakkoorden het meest opgewekte stuk herrie dat het stel ooit op plaat stelde. “We asked for basic needs. All they ever said was nothing.” Het muzikale antwoord is dit keer geen lied van teer en vuur, maar een woedend, opruiend optimisme. Wil de baas niet horen, dan zal het collectief het wereldtoneel zelf wel komen schoonvegen, alle expertfuckers incluis.

Razende vaart

En na een korte tijd van anarchie – zeven krassende minuten op ‘fam/famine’ – is het pas goed feest, want dan breekt de dag aan waarop een ieder zich schaart achter de ‘Anthem of No State’. Schelle jubelfinale met harpen, strijkers en krijsend mariachikoper. Woest wapperende banier voor een bloedrode dageraad. De ontlading, de verzengende climax en alles en iedereen vol op het orgel.

Dan toch. Wie Lift Your Skinny Fists Like Antennas To Heaven erbij pakt hoort het. Luciferian Towers is een bleek lichtgewicht. Woest wapperende banier waait weg als een plastic puut. Dreiging en urgentie zijn verdwenen. Tweeëntwintig jaar diepdonkere apocalyps verpulvert de twee luciferhoutjes. Daar blijft niets van staan. Een schelle streep feedback.

Toegift: de klacht van één man

Deze streep schelle feedback zet zich in 2018 hardnekkig voort op eenmansplaat Pissing Stars. Afzender: Aanvoerder van het collectief Efrim Manuel Menuck. Na het woedende met-z’n-allen van Luciferian Towers is Pissing Stars de Jobsklacht van één man. En alle huizen zijn kapot, en alle steden zijn grauw. Job zit op zijn ashoop en huilt.

Efrim Manuel Menuck - Pissing Stars

Muzikaal gebeurt er weinig. Er is randherrie, ruis. Kapotte muziek. De drone begint en eindigt in hetzelfde stuurloze gekraak. Pissing Stars is de kater na het feest. Het is nog altijd nacht, en de tijden zijn nog altijd chaos. Of, in de woorden van E. Menuck: ’this record is about the dissolution of the state, and all of us trapped beneath, and the way that certain stubborn lights endure – ExMxMx.’

Er is dus nog hoop.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities
Kunst / Expo binnenland

De keerzijde van het kapitalisme

recensie: Life in Cities
Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf (1954, München) was 49 jaar toen hij zijn carrière als fotojournalist opgaf en besloot om alleen nog maar als fine art fotograaf te werken. Bij fine art fotografie gaat het meer om de achterliggende boodschap, de gevoelens en visie van de fotograaf, dan om de letterlijke foto. De projecten van Wolf, die zich concentreren op metropolen, tonen dat hij daar een meester in is. De tentoonstelling in het fotomuseum in Den Haag is daar het bewijs van.

Voyeurisme in de twilight zone

De expositie begint met een project van Wolf uit 2006 in het centrum van Chicago. Indrukwekkende foto’s laten architectonische overzichten of aparte gebouwen zien, opgetrokken uit veel glas. Sommige doen denken aan honingraten, maar in plaats van bijen bevinden zich hier mensen. En om die mensen gaat het; wat doen die mensen in die gebouwen? Om dit in beeld te kunnen brengen, plaatste Wolf zichzelf op daken of in ramen van tegenover elkaar liggende gebouwen. Daarna wachtte hij op perfect licht; het moment van de dag wanneer de schemering inviel en de binnenverlichting van de gebouwen aan ging. Bij het uitvergroten van zijn foto’s kwam Wolf erachter dat hij kon zien wat er achter het venster gebeurde. Een vorm van voyeurisme waar niet iedereen begrip voor kon opbrengen, zoals duidelijk is te zien op één van de uitsneden.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf, Tokyo Compression, Tokyo 2010-2013. © Michael Wolf 2018

Opeengepakt

Zijn project Architecture of Density (2003-2014) toont een van de dichtstbevolkte stedelijke gebieden in de wereld, namelijk Hong Kong, China. Wolf woont en werkt daar al 23 jaar. De expositie toont deze foto’s aan de muur, maar ook als een soort reclameborden, los hangend in de ruimte. Het zijn enorme woonkazernes, soms felgekleurd, maar ook in grijs. Het is bijna niet te geloven dat in deze hokjes mensen wonen. Dat dit wel zo is, bewijzen de externe details, zoals de buiten hangende kleding, de planten en soms een vaag gevoel van een interieur. Bij het zien van deze foto’s grijpt de benauwdheid je bij de strot.

Een tweede project, waarbij het opeengepakte gevoel tot uitdrukking komt, voerde Wolf uit in Japan. Drie jaar lang keerde de fotograaf terug naar hetzelfde metroperron in Tokio. In Tokyo Compression (2010-2013) legde hij de gezichten vast van metroreizigers, klem tussen andere forenzen, met hun gezicht tegen het raam ‘geplakt’. De triestheid en de benauwdheid op de gezichten spreken boekdelen.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf, The Real Toy Story, China 2004. © Michael Wolf 2018

“Wall of fame”

De installatie The Real Toy Story (2004 – 2018) vormt een commentaar op de industriële massaproductie in China. Wolf verzamelde speelgoed, gemaakt door arbeiders in de Chinese speelgoedfabrieken. Van die circa 20.000 stuks speelgoed creëerde hij een kunstwerk aan de wand. Uit de verte doet het kunstwerk vrolijk en uitnodigend aan. Zoveel kleuren, zoveel kinderplezier! Maar dichterbij komend wordt de realiteit duidelijk. Achter deze massaproductie zit ook een massa mensen. In doorkijkjes tussen al het speelgoed laat Wolf de arbeidsomstandigheden zien. De constante herhaling van het werk, het her en der van vermoeidheid slapende werknemers en arbeiders die een ledemaat missen.

A Room with no view

Voor zijn project 100×100 (2007) fotografeerde Wolf de bewoners van Shek Kip Mei Estate. Dit oudste openbare woonhuis van Hong Kong bestaat uit 100 kamers, elk kastvormig en in grootte van slechts 100 vierkante voet. Om zijn boodschap duidelijk te maken, bouwde Wolf de werkelijke ruimte in het museum na. De bezoeker moet in de ruimte staan om de foto’s van de 100 mensen te zien, die daadwerkelijk in zo’n ruimte wonen. Soms zijn de ruimtes netjes en ordentelijk georganiseerd, maar soms zijn het net volgestopte pakhuizen, waar de bewoner zelf bijna in verdwijnt. Het resultaat van een overbevolkte stedelijke omgeving, waar steeds minder ruimte beschikbaar is.

Buiten deze bovengenoemde projecten, valt er nog veel meer te zien op de tentoonstelling, onder anderen de innovatieve manier waarop gebruikt wordt gemaakt van simpele stalen kledinghangertjes, hoe men kapotte stoelen prefabriceert tot ware kunstwerken, composities van de daken van Parijs en foto’s gedownload van Google Earth. Een tentoonstelling om niet snel te vergeten, maar wel een met een lach en een traan.

Afbeelding bovenaan recensie: Michael Wolf, Tokyo Compression, Tokyo 2010-2013. Michael Wolf 2018

Afbeelding onderaan recensie: Michael Wolf, Architecture of Density, Hong Kong (2003-2014). © Michael Wolf 2018

Boeken / Non-fictie

Geïmproviseerd Europa

recensie: Luuk van Middelaar - De nieuwe politiek van Europa

In zijn nieuwe boek werpt de Leidse hoogleraar Luuk van Middelaar nieuw licht op Europa. Een informatief, soms smeuïg boek.

De nieuwe politiek van Europa is een vervolg op De passage naar Europa (2009). In dat boek schreef Van Middelaar (1973) over het belang van de Raad, het gremium waar de Europese staats- en regeringshoofden bijeenkomen. In zijn nieuwe boek borduurt hij voort op die lijn van denken. Van Middelaar was van 2010 tot 2015 speechschrijver van Europese Raad-voorzitter Herman van Rompuy. Mede door zijn jaren in het hart van de Brusselse besluitvorming lijkt Van Middelaar nog meer dan tevoren overtuigd van de centrale plaats die Rutte, Merkel en hun collega’s innemen in de Europese besluitvorming.

Hybride karakter

De nieuwe politiek van Europa heeft een hybride karakter: deels memoires, deels een verdediging van de EU, deels politiek-wetenschappelijk vertoog. Centraal staat de these dat de EU in de voorbije zeven crisisjaren zich ontwikkeld heeft van een organisatie gericht op regelpolitiek naar een die zich in toenemende mate bezighoudt met gebeurtenissenpolitiek. Van de lengte van komkommers en de breedte van wasmachines naar Griekse bail-outs en migrantenstromen. Met andere woorden, van depolitisering naar politisering. Die overgang heeft zich niet geruisloos voltrokken en had dat, volgens Van Middelaar, ook niet kunnen doen. Waar regelpolitiek uitgaat van getallen en wetten, drijft gebeurtenissenpolitiek op improvisatie.

Improvisatie

En geïmproviseerd is er. Sinds 2010: de terugkerende Griekse financiële nood, de mogelijke besmetting van Italië waardoor Berlusconi het veld moest ruimen, de migratiecrisis en, meest recent, het Brexit-referendum en de verkiezing van Donald Trump in de VS. Elk van deze momenten veranderde het Europese speelveld en stelde eisen aan de Unie die binnen bestaande kaders en gedragspatronen niet ingewilligd konden worden: droge, uitgesponnen discussies mogen een goed middel zijn verschillende nationale wetgevingen naar elkaar toe te laten bewegen, dergelijke gesprekken kunnen de komst van honderdduizenden vluchtelingen naar Europa niet doen stoppen.

De charme van De nieuwe politiek van Europa is het inkijkje dat Van Middelaar geeft in de werking van de Brusselse instituten. ‘Essentieel voor het welslagen van de bijeenkomsten is clubgevoel,’ schrijft hij bijvoorbeeld over de Europese raad. ‘Ook nieuwkomers, sommigen onwennig, doen mee met het “Angela”, “Emmanuel”, “Theresa”, “Mark”, “Charles” en “Jean-Claude”. Aan de tafel – jarenlang ovaal en sinds kort rond – hebben allen een vaste plaats’. Op zulke momenten is Van Middelaar tongue-in-cheek, haast een beetje ondeugend: kijk, ik was erbij! Het maakt van De nieuwe politiek van Europa een smeuïg boek.

Leesbaarheid

Op andere momenten is het boek droger, en misschien ook informatiever. De Europese Unie is ingewikkeld: niet transparantie, maar leesbaarheid is gevraagd vindt Van Middelaar. Zijn boek levert daar een bijdrage aan. Soms is de balans tussen de anekdotische en de analytische elementen wat zoek, maar over het algemeen is De nieuwe politiek van Europa een leesbare en overtuigende duiding van de EU’s jongste geschiedenis.

Frans Vogel
Boeken / Poezie

Lichtzinnig met wat diepgang

recensie: Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel
Frans Vogel

Het lijkt alsof de naam en faam van de Rotterdamse dichter Frans Vogel voor altijd ingeklemd zit tussen de bekendheid van Cornelis Bastiaan Vaandrager en Jules Deelder. Niet helemaal terecht, Vogel blijkt een onbevangen stilist met een eigen geluid en een brutale pen.

In de bundel Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel wordt een ruime keuze uit het werk van Frans Vogel (1935–2016) gepresenteerd. De dichter, tevens kunstenaar, copywriter, fotomodel én provocateur heeft met zijn uiteenlopende stijl een caleidoscopisch oeuvre opgebouwd. Een hoeveelheid gedichten die niet meer dan drie bundels beslaat. De titel Van de straat is een goede kwalificatie: Vogel keek om zich heen en nam alles wat zijn aandacht had als uitgangspunt of inspiratiebron. De verbondenheid met Vaandrager is vanaf het begin duidelijk, want Vogel was in zijn directheid en onaangepastheid van dezelfde school. ‘Vaan’ daarentegen dreef zijn dichtkunst tot diep in de verwarrende abstractie, zijn ready-mades konden op een onbegrijpelijke woordenbrij uitlopen. Frans Vogel blijft dichter bij de realiteit en toont daarmee een meer bedachtzame stijl.

Sendero Luminoso

De boel is geëffend.
De weg is gebaand.
De blubber doeltreffend
verdonkeremaand.

Hier ligt nu van leisteen
(aan weerszij gevat
tussen grasbanen heen)
het kaarsrechte pad:

de loper kan uit,
het feestlicht kan aan.

Rotterdamse wisecracks

Niet dat de dichter een duidelijke koers in gedachten lijkt te hebben, hij zwabbert van het ene naar het andere onderwerp en vindt voor alles binnen zijn interessegebied een poëtische uitlaatklep. De regels laveren tussen een scherpe observatie, een gevoelige snaar en een flauwe wisecrack. Dat veel van het geschrevene de schuine humor niet ontstijgt begint na een halve bundel wat te vervelen. Toch weet Vogel met zijn soms geforceerde zinsconstructies en overdadig enjambement de aandacht vast te houden. Het is de onbevangen vindingrijkheid die nieuwsgierig maakt naar meer (een ‘zielenpoot’ is bij hem een ‘ruige biechtvader’). Een soort aangename lichtheid in thema en stijl, hier en daar afgewisseld met een grove uitschieter die de lezer weer met beide benen op de – zeer Rotterdamse – aarde zet.

Blomsteel

Mij spreekt
de blom
een tale.
(Guido Gezelle)

Mij prijkt
de blom
in top
van haar steel
als een bol-
microfoon
op zijn
standaard.
(Frans Vogel)

Reclamejargon

Vogel werkte in de jaren zestig met zijn kornuiten Vaandrager en Hans Sleutelaar als copywriter bij een reclamebureau. Zijn soepele pen en observerend vermogen heeft hij duidelijk uit deze periode overgehouden, net als de verwerking van veel Engelse begrippen in zijn werk. De reclamewereld brengt, ironisch genoeg, inspiratie voor een reeks gedichten die het gebruikte jargon juist op de hak nemen: ‘Het gaat erom een account binnen/ te slepen: ’t complete bureau staat/ op scherp. Desnoods wordt tot ’s avonds laat/ gewerkt om New Biznizz te winnen.’

Tere snaar

Eén van de sterkste verzen in deze bundel is het gedicht ‘Bladmuziek’, geschreven voor beeldend kunstenaar en goede vriend Daan van Golden. Met een uiterste gevoeligheid laat de dichter zijn genegenheid voor de Schiedamse kunstenaar blijken, door een kunstwerk te beschrijven en tegelijkertijd zijn persoonlijke indruk te verwoorden. Een gedicht dat, in deze gebundelde wirwar van lichtzinnigheden, pas goed laat zien waarom de poëzie van Frans Vogel het verdient om gelezen te worden.

Bladmuziek

Op de hoek Timorstraat
en Brede Hilledijk

prijkt de ornamentenlijst
die door Daan van Golden

werd ingevuld met rood
lover. ‘t Is alsof je

met je handen achter
je hoofd onder een boom

ligt (je hebt een grasspriet
in je mond) en de wind

door het bladerdek strijkt:
‘t geruis maakt je bladstil.

Film / Films

Marx in het beklaagdenbankje

recensie: The Limehouse Golem (dvd)

Vervuilde straten, sloppenwijken, losbandig volk. Londen 1880. We kennen deze setting uit Victoriaanse detective-series als Sherlock en Ripper Street. Maar, The Limehouse Golem graaft net iets dieper dankzij het literaire bronmateriaal van schrijver Peter Ackroyd.

Er waart een seriemoordenaar door negentiende-eeuws Londen. Een mythisch joods monster lijkt willekeurig toe te slaan in de onderbuik van de Britse hoofdstad. Scotland Yard zit met deze zaak in de maag en schuift de weggepromoveerde inspecteur John Kildare naar voren. Hij mag een gokje wagen, maar wanneer het ook hem niet lukt, is deze eerder van sodomie beschuldigde diender eenvoudig te slachtofferen.

Eitje

De zaak lijkt eenvoudig op te lossen wanneer in de openbare leeszaal een boek met een handschrift wordt aangetroffen waarin de moordenaar tot in detail zijn daden beschrijft. Het bezoekregister van de bibliotheek biedt vervolgens uitkomst. Zaak om de leeszaalbezoekers een voor een af te lopen om een proeve van hun handschrift te overleggen. Echter, de zaak wordt gecompliceerd wanneer een van de hoofdverdachten, een schrijver, om het leven komt door vergiftiging. Zijn vrouw, de variété-artieste Elizabeth Cree, krijgt geen eerlijk proces, waardoor inspecteur Kildare naast zijn jacht op de golem, ook Elizabeth vrij probeert te krijgen.

Debuterend regisseur Juan Carlos Medina maakt er letterlijk een theatrale whodunit van. Veel scènes spelen zich af in een vaudeville theater waar artiesten vuilbekkend de tijdgeest de maat nemen. Acteur Bill Nighy maakt van inspecteur Kildare een tragikomische persoonlijkheid. Met zijn assistent, de gevoelige agent George Flood, als zijn sidekick. Leuk is de openlijk homo-erotische spanning tussen deze twee speurneuzen, die andere Victoriaanse detectiveverhaaltjes niet aandurven.

Historische context

De kers op de taart is de historische en literaire context van de film, afkomstig van schrijver Peter Ackroyd. Hij schreef in 1994 de roman waar deze film op is gebaseerd. Zo zijn de belangrijkste verdachten in de moordzaak bekende personen uit negentiende-eeuws Londen. Karl Marx, schrijver George Gissing en de bekende vaudeville artiest Dan Leno belanden in het beklaagdenbankje. Daarbij citeren de personages moeiteloos romantische dichters.

Regisseur Medina balanceert in The Limehouse Golem mooi tussen licht en donker. Tegenover de gruwelijke moorden staan de vrolijke theaterscènes en de ironische knipogen naar de geschiedenis. Dat maakt van deze film een aangenaam Victoriaans speurdersverhaal met een lichtvoetig intellectueel randje.

Boeken / Non-fictie

Het Ik overwonnen

recensie: Marc de Kesel - Zelfloos

Filosoof en onderzoeker voor het Titus Brandsma Instituut Marc de Kesel onderzoekt in zijn nieuwste boek Zelfloos de menselijke fascinatie voor ikloosheid.

De Kesel doet filosofisch onderzoek naar religie en godsdienst. Zijn nieuwste werk richt zich op het pad van de mysticus. In de mystiek bestaat het streven om volledig één te worden met God – daarin het eigen ik verliezend. De Kesel laat zien dat precies dat streven paradoxaal is. Om het ‘zelf’ volledig te verliezen is iets nodig dat dat niets liever wil: een sterke zelf met een duidelijke wil.

Essays

Zelfloos is een verzameling van een zevental thematisch sterk samenhangende essays. In deze voor de niet-filosofisch geschoolde lezer vaak moeilijke schrijfsels staat het moderne subject centraal. De Kesel laat zien hoe vanaf de moderniteit een grote fascinatie is ontstaan voor het mystieke zelfverlies. Hij beschrijft hoe dit verlangen het ‘zelf’ te verliezen in een God of in de Waarheid alles zegt over hoe wij als modernen tegen het begrip ‘zelf’ aankijken. De fascinatie voor zelfloosheid in de moderniteit is volgens De Kesel eenvoudig te verklaren. ‘Het zelfzuchtige en ikgerichte dat onze moderniteit zo eigen is, lijkt in die traditie een welkom tegenwicht te zoeken.’

Typisch modern verlangen

Bij de intrede van de moderniteit in de 17e eeuw werden het ik en de werkelijkheid voor het eerst niet vanzelf vanuit God begrepen. De grond voor ons bestaan kwam bij ons vrije ik te liggen, zoals Descartes’ cogito ergo sum illustreert. Het bestaan wordt – in de eerste plaats – bewezen vanuit mijzelf. Daarmee is het moderne subject tot in zijn grond zelfbewust. Maar direct na deze wereldschokkende verandering van visie ontstond het verlangen datzelfde subject te verliezen.

Paradoxaal verlangen

De Kesel laat dit bijna onmogelijke streven zien aan de hand van teksten van mystici uit het zeventiende-eeuwse Frankrijk, zoals Malebranche en Fénelon. In de loop van het boek wordt duidelijk dat ook wij nog altijd deelgenoten zijn van die moderne manier van denken over het subject. Daarmee zijn ook wij – zij het nu op andere terreinen – nog altijd op zoek naar zelfverlies. Sinds het wetenschappelijk materialisme een einde maakte aan het Cartesiaanse dualisme wordt alles voortaan toegeschreven aan het lichaam. Het enige dat de wetenschap nog rest is het beter leren kennen van dat lichaam. De wetenschapper poogt volledig objectief te zijn in zijn onderzoek. Om tot de waarheid te komen moet hij voortdurend zijn eigen ik verliezen en dus zelfloos worden.

Bevlogen schrijfsels

De Kesel schrijft vol passie over dit paradoxale verlangen van de moderne mens dat nog altijd actueel is. De inzichten in het boek zijn prikkelend en de manier waarop De Kesel zijn ideeën linkt aan tal van bekende voorbeelden uit de westerse cultuur maken ze invoelbaar. Zo gaat een van de essays over de verfilmde roman Silence van Shusaku Endo, waarin een christelijke zendeling niet anders kan dan twijfelen aan zijn eigen waarheid. De Kesels teksten zijn boeiend en bevlogen, maar richten zich duidelijk op een publiek dat ervaring heeft.

Boeken / Fictie

Een herinnering kan de tijd verwarmen

recensie: Haruki Murakami – De Moord op Commendatore. Deel 2: Metaforen verschuiven.

In het tweede deel van De moord op Commendatore verwacht je misschien antwoorden op de vragen die naar aanleiding van deel 1 zijn ontstaan. Echter, niets is minder waar: de lezer wordt wederom in het diepe gegooid en moet zelf weer boven zien te komen.

In het eerste deel van De Moord op Commendatore viel al op dat Murakami schrijft als in een stream-of-consciousness: hij schrijft wat op dat moment in hem opkomt, zonder daarbij te letten op chronologie of logica. In het tweede deel voert Murakami dit nog verder door: stervende Idea’s, geheime doorgangen die leiden naar een andere tijd en het afwisselend verschijnen en verdwijnen van de mysterieuze bel; er wordt nog meer suspension of disbelief gevraagd van de lezer, oftewel de bereidheid van een lezer om bij een fictief verhaal zijn scepticisme tijdelijk opzij te zetten.

Murakami op zijn mysterieust

Wie verwacht dat al deze gebeurtenissen uiteindelijk wel tot iets zullen leiden, slaat de plank mis. Dit is Murakami op zijn mysterieust: losse eindjes, toevallige gebeurtenissen, waanzinnige figuren en droomachtige rituelen volgen elkaar op in een illusoire wereld, die bij tijd en wijle toch heel realistisch aandoet door de emoties die de personages voelen. Ook wordt het evenwicht tussen geloof en ongeloof bereikt door de absurde situaties af te wisselen met hele aardse normaliteiten die ook een mysterieuze kant hebben, zoals een sterfbed dat leidt tot de dood, de geboorte van een kind en het uit elkaar gaan en bij elkaar komen van liefdesrelaties. Door de afwisseling tussen mysterie en realiteit, ga je nog steeds mee in het verhaal, hetzij met iets meer moeite.

Relaties worden uitgediept

De relatie van de schilder met zijn buurman Menshiki, het meisje Marie Akigawa en haar tante Shoko wordt in deel 2 voortgezet. De ik-figuur krijgt in de tijd dat hij aan het portret van Marie werkt, een steeds nauwere band met haar. Zo nauw zelfs dat ze elkaar dingen vertellen die ze met niemand anders kunnen of willen delen.

Ook de band met buurman Menshiki wordt steeds vertrouwelijker. Ook nadat het portret van Menshiki af is, zien de twee elkaar nog regelmatig. Dit heeft alles te maken met Marie Akigawa. Menshiki vermoedt dat hij weleens haar vader zou kunnen zijn, en wil zijn vermoedelijke dochter leren kennen door ‘toevallig’ bij de ik-figuur aan te bellen op het moment dat Marie en haar tante daar ook zijn. Hoewel de protagonist het liefst niets te maken wil hebben met deze merkwaardige plotwending, geeft hij Menshiki zijn zin en ontmoeten de twee elkaar zo nu en dan in het bijzijn van de anderen.

Beelden raken met elkaar vermengd

Al lijkt het in eerste instantie alsof de naamloze protagonist het leven leeft alsof het hem overkomt, vaak analyseert hij achteraf wel wat er is gebeurd, zoals bij het schilderen van Marie:

‘Natuurlijk was ik Marie Akigawa aan het schilderen, maar het leek alsof daarin tegelijkertijd het beeld van mijn overleden zusje (Komi) en van mijn voormalige echtgenote (Yuzu) vermengd raakten. Misschien was ik in dit meisje Marie Akigawa op zoek naar het beeld van de twee belangrijkste vrouwen die ik in de loop van mijn eigen leven was kwijtgeraakt.’

Hij trekt zijn eigen gedachten daarbij in twijfel en doet alsof het toevallig is dat de beelden met elkaar vermengd raken, alsof hij daarmee wil zeggen dat we die gedachten niet te serieus moeten nemen, dat het slechts om een interpretatie gaat.

Opnieuw de moeite waard van het lezen

Hier is kortom weer sprake van een echt Murakami-verhaal in de zin van het combineren van het mysterieuze met het alledaagse en in de afwisseling van dagelijkse, bijna saaie rituelen met de meest fantasierijke, plotselinge wendingen waar je als lezer in wordt meegesleurd en in verdwijnt tot het eind. Voor wie hier wel tegen is opgewassen en toch benieuwd is hoe het verhaal en de personages zich ontwikkelen, stelt het boek zeker niet teleur. Door de interessante ontwikkeling van de personages, het bespreken van herkenbare gevoelens en verrassende plotwendingen, wordt het boek toch niet saai en blijf je nieuwsgierig naar hoe het afloopt.

Boeken / Fictie

In de coulissen van de Albert Heijn

recensie: Jente Jong – Het intieme vreemde

Theatraal drama is in het romandebuut van Jente Jong nooit ver weg. Uit een verhaal doorspekt met elementen uit haar toneelachtergrond komt een indringend gemis omhoog. Een gemis dat prima in bedwang lijkt te houden met fantasievolle fictie. Tot ook dat niet meer gaat.

‘Ik sta op een bed met twee hemdjes in mijn handen, van mijn zoons die ik zojuist heb vermoord.’ Actrice Sara staat midden in haar eigen theaterproductie op het toneel in de rol van Medea, als alles om haar heen mistig wordt. Eén obsessieve gedachte beheerst haar nog maar: de vrouw die ze die week bij de Albert Heijn zag, moet haar moeder zijn. Vanaf dat moment komen alle tandwielen van haar redelijk succesvolle bestaan, knarsend tot stilstand.

Nadat Sara uit haar eigen voorstelling is gezet door haar theatergroep, stort ze zich in een nieuwe rol; ze wordt caissière bij de Albert Heijn. Dit wordt haar nieuwe toneel, al klinkt er aan het eind van de vlakke dagen geen applaus. Ze moét in de buurt komen van de vrouw die ze als haar moeder bestempelt.

Zwijgen is zilver

Jente Jong bouwt om haar personage Sara een decor op dat de schrijfster vertrouwd is; zelf is ze al jaren werkzaam als theatermaker en actrice. En wellicht was de bühne voor Jong ooit ook wel een vlucht naar een wereld vol fictie, waarin alles nog mogelijk is. Jong verloor namelijk haar eigen moeder toen ze twee jaar oud was. Dit boek gaat over dat verlies en over hoe je dat lang kunt omzeilen. Tot het moment arriveert dat je je aan niets meer vast kunt houden, en je het diepe in moet. Want, omweg of niet, rouwen moet, zoveel weet Jong ons wel duidelijk te maken.

Sara groeide op met haar vader. Als kind werd haar verteld dat haar moeder de strijd tegen kanker had verloren. ‘Maar een dode moeder paste niet bij mij en dus verzon ik betere verhalen.’ Het hardnekkig zwijgen over het verleden door haar vader – steevast afstandelijk Henrik genoemd – is als olie op het vuur van deze struisvogelpolitiek.

Goud

Sara blijkt een notoire wegduwer. Van de waarheid over de ongeneeslijke zieke huisvriendin Christie tot de onvermijdelijke gevoelens voor jeugdvriend Thomas. En als lezer word je meegenomen in haar gedachtegang die zich steeds vaster draait. Om de verwarring compleet te maken worden er zonder nadere toelichting een aantal fragmenten uit twee verschillende dagboeken gebruikt, wat het lezen enigszins stroef maakt.

In deel twee van het boek, getiteld Het intieme, krijgt Sara deze twee dagboeken van haar moeder in handen. Alles wat ze op afstand heeft gehouden komt nu dichterbij. Inclusief haar vader.
Hij neemt haar zonder veel te zeggen mee naar het strand, de plek waar haar moeder blijkt te zijn uitgestrooid. En dan beseft Sara dat haar vader haar moeder heeft uitgewist uit puur lijfsbehoud.

‘Nu pas zie ik hoeveel kleerscheuren Henrik heeft, hoe ruw en droog zijn handen zijn en hoe kapot zijn lippen. Hij heeft het ternauwernood overleefd. En ik heb niks, dankzij hem.’

 

Voorstelling

Het voelt alsof Jong niet onder het schrijven van dit boek, dat op vele vlakken tegen haar eigen verhaal aan schuurt, uit kon. Die noodzaak maakt het verhaal urgent, maar dan vooral op persoonlijk vlak. Daarbij is haar debuterende romanstem af en toe nog wankel te noemen. Zo doet haar beeldspraak wat geforceerd aan: een oude vrouw duwt een rollator voort ‘als een schoolopdracht waar je geen zin in hebt’ en strepen licht ‘tekenen zebra’s op het bed’. Verder erfgoed uit de toneelwereld is de soms aangedikte dramatoon in de dialogen, die als een-tweetjes uit een script lijken te komen, maar niet echt over dat voetlicht heen weten te raken.

En zo blijft de lezer uiteindelijk toch vooral toeschouwer van de voorstelling van Jong.

Theater / Theater / Theater / Voorstelling
recensie: Toneelschap Beumer en Drost/Gerhardt - Comeback (8+)

Goed getimede persiflage op reality tv

Het decor bestaat uit enkel een groot videoscherm en toch vliegen we van operatiekamers naar televisiesets en krijgen we kijkjes achter de schermen. Comeback is een satire op de tv-programma’s van nu en is even strak gemonteerd. ‘T-t-t-t-timing!’ zingt Gerhardt in zijn eerste lied en goede timing is precies waar heel Comeback om draait.

In de jeugdvoorstelling Comeback van Beumer en Drost kijkt het publiek mee naar de opnames van het tv-programma “Lucky Loser”. Gerhardt legt de kern van het programma uit: ‘Wat is er nou leuker dan kijken naar iemand die iets helemaal niet kan?’ Hij is de ultieme “cool guy”: altijd strak in pak speelt hij moeiteloos scheurende gitaarsolo’s. In de naïeve Pjotr vindt Gerhardt een makkelijk slachtoffer. ‘Iemand die geen tv kijkt, geen WhatsApp heeft, wat ben je dan voor iemand?’ In een zaal vol kinderen met ieder een eigen smartphone is dat geen vreemde vraag.

In de in scene gezette auditie voor talentenjacht That’s so rock n roll zingt Pjotr zuiver. Toch laat de jury, (hilarische gastrollen van BN-ers Cees Geel, Ad Visser, Rosa da Silva en Janke Dekker) weinig van hem over. Hun voorkeur gaat uit naar het mooie blonde meisje Merel die, ondanks dat ze onverstaanbaar in het ‘Elfs’ zingt, de oppervlakkige jury op een dieper niveau weet te raken. Drost speelt de goedlachse Pjotr zo innemend dat de pesterijen pijnlijk zijn. Het duurt niet lang voor het publiek met weerzin voor Gerhardts solo’s applaudisseert, de ultieme cool guy blijkt een even ultieme schurk.

Comeback is een voorstelling over de aantrekkingskracht van de spotlight en het dubbele gezicht van reality tv. Het is een welkome jeugdvoorstelling in een tijd van influencers en vloggers: iedereen wil zijn fifteen minutes of fame.

 

T-t-t-timing

In interactie met een videoscherm spelen Gerhardt en Drost hele scènes uit. Dat maakt onmiddellijk indruk: in de openingsscène opereert Drost als oogarts met onvoorstelbare precisie gesteund door drie vooraf gefilmde doktersassistentes. In één lange take vraagt Drost zijn assistentes om scalpels, converseert met de één in het Frans, verpest de flauwe mop van een ander en laat geen enkele steek vallen.

Soms is het samenspel met het beeld bewust onhandig: Gerhardt geeft een gefilmd personage een gekke high five, Drost blaast een haardvuur “uit” en steekt het later “aan”. Zo houdt Comeback met zijn strak getimede scènes en videomanipulaties, toch iets gekunstelds, precies zoals een jeugdvoorstelling past.

 

Vakmanschap

De muziek van Gerhardt verspringt constant van genre. De titelsong “Ik kan er niet meer tegen”, heeft een tekst à la Borsato, maar de aanstekelijke koortjes doen eerder aan Kensington doen denken. De rap in de reclame ‘Kopen! Kopen! Kopen!’ heeft meer weg van Beastie Boys. De muziek is een ironische knipoog naar de verschillende genres, maar blijft onmiskenbaar vakmanschap uitstralen. Zo laat Gerhardt mij trots na de voorstelling weten: ‘dat Elfse nummer was dus echt in het Elfs, en telt precies elf regels.’

Door de strakke regie van Michael Helmerhorst krijgt Comeback de feel van de tv-programma’s van nu. Elk programmaonderdeel krijgt zijn eigen catchy introliedje. Consistent worden we onderbroken door snelle reclames en met even harde cuts zijn we terug op scène. Zo wordt Comeback niet alleen een parodie op de televisie van nu, maar tegelijkertijd een even verzadigende kijkervaring.

Theater / Voorstelling

‘Gewone’ Stravinsky ontmaskerd als waanzinnig

recensie: De Nationale Opera – A Rake's Progress

Een in ouderwetse stijl geschreven, sterk moralistische fabel over luiheid klinkt niet direct aantrekkelijk. Simon McBurney weet The Rake’s Progress echter zo te brengen dat Stravinsky’s speelsheid en fantasie vol tot hun recht komen.

Stravinsky staat bekend om zijn bondige componeerstijl, zonder variatie op thema’s of doorontwikkeling van motieven. Hierdoor zijn zijn werken doorgaans aan de korte kant. Een uitzondering is The Rake’s Progress, zijn enige avondvullende opera en het laatste hoogtepunt uit zijn neoklassieke periode, voor hij in een veel minder toegankelijk serialistisch idioom ging schrijven. De Nationale Opera vroeg regisseur Simon McBurney, die eerder het magistrale A Dog’s Heart regisseerde, om deze allegorie over ledigheid te regisseren.

Aanmodderende Faust

Het verhaal, dat librettist W.H. Auden baseerde op een reeks gravures van de zeventiende-eeuwse kunstenaar William Hoghart, volgt de lotgevallen van de luie plattelandsjongen Tom Rakewell (Paul Appleby). Als hij van de diabolische Nick Shadow (een gewiekste Kyle Ketelsen) te horen krijgt dat hij een fortuin heeft geërfd van zijn oom, laat hij zijn verloofde Anne Trulove (Julia Bullock) achter en vertrekt naar Londen. Aldaar geeft hij zich over aan slemppartijen, trouwt een vrouw met baard (Baba de Turk, in deze uitvoering niet gespeeld door mezzosopraan maar door de contratenor Andrew Watts) en verbrast zijn fortuin. Dan komt Shadow zijn ziel, en wanneer dat niet lukt, zijn verstand halen.

Tabula rasa

The Rake’s Progress behoort tot het meest toegankelijke wat Stravinsky in zijn lange carrière geschreven heeft. De exotische klanken van zijn Russische periode liggen ver achter hem en ook van het strenge serialisme, waar hij zich na The Rake’s Progress op zou storten, is nog geen spoor te bekennen. In plaats daarvan citeert en parafraseert Stravinsky naar hartelust zijn collega’s uit de barok en het classicisme, van Monteverdi tot Mozart. Simon McBurney toont echter hoe de waanzin in deze ‘gewone’ compositie van Stravinsky doorklinkt. Hij streeft geen psychologisch realisme na, maar creëert een expressionistische draaikolk en een veelvoud aan indrukken. Het decor is een grote, driedimensionale witte doos, waar naar hartelust op geprojecteerd kan worden. Zo kan McBurney in sneltreinvaart wisselen van emotie en sfeer: van de plattelandsidylle tot het decadente Londen. Gaandeweg het stuk komen er steeds meer scheuren in het doek: de duisternis dringt de behapbare, overzichtelijke wereld binnen.

Tongue in cheek

McBurney tapt uit vele vaatjes, flirt met kitsch en camp, tovert giraffen en totempalen het toneel op, maar zoekt op andere momenten juist weer de oprechte emotie op. Die emotionele instabiliteit past perfect bij de mentale aftakeling van Rakewell. Als in de guitige epiloog de moraal van het verhaal nog eens kant en klaar en met dikke knipoog wordt geserveerd, rijst de vraag wie er nou in de maling is genomen: Rakewell of het publiek?