Muziek / Album

Uit het zwarte gat

recensie: Bernard Zweers' odes aan Nederland

Nederland kent één van ’s werelds beste symfonie-orkesten, maar met de componisten valt het bar tegen, lijkt het. In den beginne was er Sweelinck en daarna niet zo bar veel meer. Of toch wel? Als je de gebruikelijke blik op de Nederlandse muziekgeschiedenis bekijkt, valt er een lang, zwart gat tussen de oervader van de Nederlandse muziek, Jan Pieterszoon Sweelinck (ooit bekend als tronie op het briefje van vijfentwintig gulden) en moderne piep-en kraakbaksels zoals Louis Andriessen en Peter Schat.

Natuurlijk zijn er wel Nederlandse componisten geweest. Begin jaren negentig ontstond er in het spoor van de toenmalige Mahlermanie aandacht voor de negentiende-eeuwer Alphons Diepenbrock, een soort botsing van Rimski-Korsakov en Mahler, maar spijtig genoeg zonder de oorspronkelijkheid en demonische gekweldheid van de laatste. Dat deed weinig voor de belangstelling voor Nederlandse muziek in het algemeen en dat is jammer omdat er zo ontstellend veel moois is vergeten in de loop der jaren.

Romantiek

~

De laatste tijd is er weer gelukkig wat meer belangstelling voor Nederlandse symfonisten, vooral dankzij de inspanningen van een aantal kleinere, onafhankelijke labels. Chandos is al enige tijd bezig met het op de markt brengen van het werk van onder meer Cornelis Dopper en Johannes Verhulst en het kleine Zweedse label Sterling brengt nu een CD op de markt met een aantal werken van Bernard Zweers (1854-1924). Sterling is al een tijdlang bezig met het opnieuw leven inblazen van Romantisch repertoire en deze schijf is een dankbare aanvulling op de catalogus.

Middelmaat

Bij het beluisteren van het werk van Dopper en (in mindere mate) Verhulst wordt duidelijk waarom deze mensen zo snel werden vergeten; beide lukt het ze niet om boven de middelmaat uit te stijgen. Verrassingen blijven uit en hoewel conservatisme niet per se een probleem hoeft te zijn, ontbreekt het aan melodisch en harmonisch vermogen om echt een memorabel stuk te produceren. Ter vergelijking: Raff en Tsjaikovski waren ook geen nieuwlichters, maar hun gevoel voor melodie en structuur maakte alles goed.

Rembrandt

Net zoals Dopper gebruikte Zweers overwegend nationalistische thema’s. De ouverture Saskia werd geschreven voor een Rembrandt-tentoonstelling; de titel is de naam van Rembrandts echtgenote. De andere ‘filler’ op deze schijf bestaat uit muziek die Zweers schreef voor Vondels toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel. Zijn bekendste werk (de niet op deze CD aanwezige derde symfonie) heet dan ook niet voor niets Aan mijn vaderland. Maar Zweers stijgt op deze CD duidelijk boven het niveau van Verhulst en de zijnen uit. De symfonie begint met een Brahmsiaanse bravoure en verderop word je ook meer dan eens getroffen door overeenkomsten met het werk van Brahms en gelijkgestemden.

Oorspronkelijkheid

Zweers haalt Brahms’ niveau hier toch niet helemaal. Maar dat doet weinig af aan zijn grote oorspronkelijkheid, want hoewel hij strak vasthoudt aan het Brahmsiaanse schema, zijn zijn melodieën origineel genoeg om ze vast te slaan in je hoofd. De symfonie is daarbij veruit het meest interessante stuk, gevolgd door Gijsbrecht. De ouverture Saskia tiereliert vrolijk voor zich uit, maar mist een duidelijke focus. Gijsbrecht heeft de vertaling naar de suite-vorm goed doorstaan; wat overblijft is heel prettige, opgeruimde muziek die je eigenlijk niet met Vondels drama associeert (maar geldt hetzelfde niet voor Griegs Peer Gynt?). Zweers’ Tweede Symfonie daarentegen, is een in alle opzichten monumentale compositie waarin de componist het grote gebaar niet schuwt.

Onderspit

De drie stukken zijn met steeds ruim een decennium er tussen opgenomen en dat feit is duidelijk te horen op de CD. Vooral Saskia delft daarbij het technische onderspit; de opname uit 1973 is schel met heel weinig bas en tegelijkertijd af en toe erg dof – ik heb opnamen uit de Tweede Wereldoorlog gehoord die beter klonken. De in 2001 opgenomen symfonie klinkt onmetelijk veel beter: het is een heldere, transparante opname. Gijsbrecht ten slotte, ligt er een beetje tussenin maar je zou wat meer detail willen horen.

Toewijding

~

Die variabele kwaliteit is een serieus probleem; ik kan me voorstellen dat iemand bij het beluisteren van Saskia de hele CD links laat liggen en zo de symfonie mist. En dat zou echt zonde zijn, want het Nederlands Radio Symfonisch Orkest levert een heel behoorlijke prestatie onder leiding van de Poolse dirigent Antoni Wit. Met Wit, normaal gesproken actief voor Naxos, heeft Sterling iemand in huis gehaald die een natuurlijke affiniteit met dit repertoire bezit. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat iemand deze muziek met meer overtuiging brengt. Dat het NRSO soms enige moeite heeft om gelijke tred te houden met al die toewijding is duidelijk, maar echt problematisch wordt het nergens, afgezien van de paar gelegenheden dat de koperblazers het echt niet meer redden.

Iemand die serieus geïnteresseerd is in Nederlandse klassieke muziek kan ergere dingen doen dan de vijftien euro ophoesten die deze CD moet kosten. Daarmee steunt-ie dan tegelijk één van de meest interessante opnameprojecten van dit moment.

Film / Films

Anders dan andere romantische films

recensie: Before Sunset

In Before Sunrise (1995) leren Jesse en Celine elkaar kennen tijdens een treinreis van Boedapest naar Wenen. Een vonk slaat over, op slag zijn ze verliefd, maar ze zijn slechts één nacht samen. Daar blijft het bij. Nu is het negen jaar later en ontmoeten ze elkaar opnieuw in Before Sunset. Er is veel te bepraten, maar net als toen hebben ze ook nu weinig tijd.

~

De Amerikaan Jesse (Ethan Hawke) is in Parijs, de stad waar de Française Celine (Julie Delpy) woont, om zijn nieuwe boek te promoten. Hij schreef een roman over de gepassioneerde nacht die ze negen jaar eerder in Wenen beleefden. Na zijn signeersessie drinken Jesse en Celine koffie en slenteren door de straten en parken van Parijs, ondertussen pratend over wat er in die tijd gebeurde. En over wat ze al die jaren voor elkaar voelden.

Geloofwaardig

~

Het knappe van Before Sunset is dat regisseur Richard Linklater van de eerste tot de laatste minuut geloofwaardig weet te maken dat een ontmoeting als deze in werkelijkheid precies zo zou verlopen. Jesse en Celine schieten heen en weer tussen afkeer en extreme aantrekkingskracht tot elkaar. Ze flirten èn maken de ander verwijten. Maar bovenal voel je de afwachtendheid die ze als dertigers hebben gekregen. Jesse heeft kinderen en is keurig, maar niet gelukkig, getrouwd. Celine is in die negen jaar haar geloof in de liefde zo goed als verloren.

Liefdesstad

Linklater (Tape, Waking Life) laat zijn hoofdpersonen een constante dialoog voeren, zonder dat de camera ze een moment verlaat. Hij durft hen te filmen in – voor hedendaagse begrippen – lange shots, met veel close-ups. Van Parijs zelf krijgen we zodoende weinig te zien, maar dat was ook de bedoeling: het zou maar de aandacht afleiden van de oplopende spanningen tussen het stel. Parijs is in deze film sowieso niet de romantische liefdesstad die het in andere films zo vaak is geweest.

Autobiografisch

Als kijker zit je door het directe camerawerk dicht op de huid van Jesse en Celine. Het is onmogelijk aan hun conversatie te ontsnappen. Wat er gebeurt is op momenten echter zó intiem, dat je het idee krijgt dat het niet voor mensenogen bestemd is, terwijl je toch naar een film zit te kijken. De afstand die dit schept, wordt echter overbrugd door de voortreffelijk acterende hoofdrolspelers Hawke en Delpy, die in hun dialogen autobiografische elementen verwerkten.

Waarom niet zoenen?

Een ander effect van de vorm is dat het de spanning verhoogt. De bijna anderhalf uur die de film duurt is ook ongeveer de tijd die Jesse en Celine hebben om elkaar in de armen te vallen òf te verlaten. Dit idee van ‘real time’ jaagt niet alleen de hoofdpersonen, maar ook ons op. Waarom kunnen ze niet gewoon even weer twintigers zijn en niet al hun keuzes zo overwogen maken? Waarom zoenen ze elkaar niet gewoon?

Gewaagd

Before Sunset is een romantische film, maar dan wel eentje die in alles een tegenhanger is van wat we van een film in dat genre gewend zijn. Het gewaagde – open – einde vormt daarvan het ultieme bewijs.

Muziek / Achtergrond
special: Andre Hazes 1951-2004

Nederland verliest nationale knuffelbeer

.

~

Hazes wordt op 30 juni 1951 geboren in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Hij groeit op in een familie met vier broers en een zus in Amsterdam. Zijn jeugd is moeilijk, maar hij ontdekt als snel de muziek als uitlaatklep. Als hij een concert van Muddy Waters en B.B. King ziet raakt hij verslingerd aan de blues. Zijn echte doorbraak wordt ingeluid door Johnny Kraaykamp (senior) die Hazes op Bevrijdingsdag 1959 hoort zingen op de Albert Cuyp in Amsterdam. Andre staat daar te zingen om een cadeau te verdienen voor zijn moeder. Toch is de tijd nog niet rijp voor een echte doorbraak (hoewel Hazes wel op televisie komt in AVRO’s Weekendshow). De vader van Hazes ziet het allemaal nog niet echt zitten. Hazes gaat niet lang daarna uit huis en heeft letterlijk tientallen baantjes. Uiteindelijk wordt hij in 1976 barkeeper café De Krommert. Daar krijgt hij al snel de koosnaam De zingende barkeeper.

De doorbraak

~

Als in 1977 het nummer Eenzame kerst van Hazes in drie weken tijd 70.000 exemplaren verkoopt is de definitieve doorbraak een feit. Het lied was eigenlijk bedoeld voor Willy Alberti, maar deze zanger wilde dat Hazes het lied zelf zou opnemen. Toch heeft geen enkele van zijn 65 singles ooit de nummer 1-positie in de hitlijst bereikt. Wel stond het album Gewoon Andre in 1982 al op 1 in de Album Top 100. In 2003 was Andre Hazes voor het laatste op het podium te zien. Hij vierde toen zijn zilveren jubileum in de Amsterdam ArenA.

Minder vrolijke kant

Kenmerkend voor het werk van Hazes was dat hij over het algemeen de teksten van zijn nummers zelf schreef, met het Prisma rijmwoordenboek in de hand. Zijn nummers zijn dan vaak ook doorspekt van de ellende die hij in zijn leven meegemaakt heeft. Drie scheidingen en lichamelijke problemen, zoals suikerziekte, zijn al jaren voeding voor een grote hoeveelheid tranentrekkers. In 1999 kwam Hazes groot in het nieuws dankzij de film Zij gelooft in mij van John Appel. Hazes zelf was niet zo gelukkig over deze film, waarin ruim aandacht is voor de minder vrolijke kant van de volkszanger. Zo wordt er in beeld gebracht hoe een concert in Benidorm voor Nederlandse toeristen flopt. In plaats van de verwachte 20.000 toeschouwers komen er slechts 800 opdagen.

Doe Maar

~

Hazes weet de harten van Nederland ook te stelen door regelmatig voor het Nederlands elftal op te treden. Zo kan iedere voetbalfan de klassiekers Wij houden van Oranje en Heb u lief mijn Nederland letterlijk meezingen. Maar los daarvan zullen er niet veel Nederlanders zijn die klassiekers als Kleine Jongen en De Vlieger niet kennen. Toch weigert Hazes in 2000 een Edison voor zijn gehele oeuvre, omdat hij tweede keus blijkt te zijn. Doe Maar zou de prijs eigenlijk krijgen, maar weigerde op te treden tijdens de uitreiking. Paul de Leeuw verklaarde zich solidair met Hazes en trad ook niet op tijdens het gala.

Imagebuilders

Dit beschouwende is mij in één klap duidelijk waarom Nederland Andre Hazes massaal herdenkt. Bedenk maar eens tot in welk detail wij alles over zijn gevoelsleven weten. Hazes was een man die niet doodgeslagen was door mediatraining of imagebuilders. Hij was een man die door schade en schande rijk geworden is en Nederland daarvan mee heeft laten genieten. Helaas is die schade hem nu uiteindelijk te veel geworden, maar nog decennia zul je in Nederlandse kroegen De vlieger blijven horen. En voor hen die hier nog niet genoeg aan hebben zal de film Zij gelooft in mij de komende tijd weer in de bioscoop gaan draaien.

Film / Films

Blind maar virtuoos

recensie: Zatoichi

In Japan is de blinde masseur en gokker Zatoichi geen onbekende. Het personage is gebaseerd op de romans van Kan Shimozawa (1892-1968) en heeft gestalte gekregen in maar liefst in 26 films. Telkens gespeeld door Shintaro Katsu, een soort John Wayne van de Japanse cinema, die in 1997 overleed. Takeshi Kitano heeft met Zatoichi een eigenzinnige remake van deze films gemaakt, met hemzelf in de titelrol.

~

De aanzet voor de remake was afkomstig van Chieko Saito, een steenrijke dame van 70+ die een persoonlijke vriend was van Shintaro Katsu en Kitano het meest geschikt achtte voor een hommage aan deze legendarische acteur. Dat deze veronderstelling niet geheel onterecht is geweest, bewijzen de vele prijzen (waaronder in Cannes de Zilveren Leeuw voor de beste regisseur) die de film onderhand heeft gewonnen.

Een blinde masseur

~

Op een dag arriveert er een blinde masseur en gokker in een dorpje dat verscheurd wordt door de oorlog tussen de bende van Ginzo, die aan de inwoners schandalig hoge protectiegelden vraagt, en een aantal rivaliserende bendes. Diezelfde dag komt er ook een ronin (een dolende samoerai) met zijn door tuberculose geplaagde vrouw in het dorp aan. Deze superieure samoerai gaat in dienst bij Ginzo en schakelt een groot gedeelte van diens vijanden uit. Ondertussen zijn er ook twee mysterieuze geisha’s neergestreken die hitsige mannen van hun geld beroven en erop uit zijn hun vermoorde ouders te wreken. Al deze personages raken betrokken bij de bloederige oorlog van Ginzo, die uiteindelijk zelf ook maar een knechtje blijkt te zijn. De hoofdrol is weggelegd voor de blinde maar virtuoze zwaardvechter Zatoichi die bar weinig last heeft van morele scrupules.

Humor en speelsheid

Alhoewel Zatoichi zelf geen samoerai is (hij voldoet overduidelijk niet aan de traditionele kenmerken van een samoerai, zoals daar zijn: twee zwaarden op de heup, traditionele kleding, en een samoeraiknoop in het haar), kan de film wel tot het genre van de samoeraifilm gerekend worden. Dit genre valt uiteen in de jidai-geki (tijdperk-drama) waarin het vooral draait om politieke intriges, en de chanbara (zwaardgevecht-film) waarin de actie centraal staat. Zatoichi behoort tot de laatste soort. Ondanks dat is het niet zozeer de actie als wel de humor en speelsheid die deze film de moeite meer dan waard maken.

Knipogen

~

Kitano is in Japan vooral bekend geworden met het komische duo Two Beat dat hij samen met zijn vriend Kaneko Kiyoshi in de jaren 70 vormde. Hij gebruikt nog steeds zijn artiestennaam uit die tijd: Beat Takeshi. Kitano blijft volgens eigen zeggen in eerste plaats een komiek. Dit is in de film goed terug te vinden. Zo zien we een gezette en halfnaakte dwaas die schreeuwend met een speer in de hand rondjes rond het huis rent, daarbij dromend van een toekomst als een groot samoerai. Een van de vele knipogen van Kitano, waarmee hij duidelijk maakt dat we zijn samoeraihelden niet al te serieus moeten nemen.

Ritme

Opvallend is de belangrijke rol die ritme in Zatoichi speelt. Kitano, die eerder vaak werkte met de componist Joe Hisaishi, heeft voor deze film gekozen voor Keiichi Suzuki die flexibeler en goedkoper zou zijn. Dit is een goede zet gebleken, want Suzuki’s ritmische arrangementen voegen een geheel nieuwe dimensie aan de beelden toe. Als vanzelf versmelt zijn muziek de ene keer met de vallende regen, dan weer met het gehamer van timmerlieden, en op weer een ander moment met het gespetter van boeren in de modder. Samen met de traditionele dans door een van de geisha’s monden de ritmische scènes aan het einde van de film uit in een verbluffend tapdansnummer (gechoreografeerd door The Stripes) waar alle personages nogmaals te zien zijn, behalve dan Zatoichi, die nog wat af heeft te handelen.

Extra’s

De dvd-versie van Zatoichi bevat een aparte bonusdisc met enkele interessante extra’s. In een interview met Louis Danvers legt Kitano bijvoorbeeld uit hoe hij zichzelf via een stand-in geregisseerd heeft. Hij vertelt verder hoe het is om met gesloten ogen te spelen, en licht toe waarom humor en ritme zo’n belangrijke rol in de film spelen. In een masterclass, eigenlijk ook een soort interview, gaat Kitano in op de plaats van de Japanse film en komt hij te spreken over het vermeende feit dat hij zo’n control freak is.

Het team

Niet alleen de regisseur komt aan het woord. In het zeer boeiende Interviews with the team vertellen de schermleraar, de stand-in, de kostuummaakster en nog enkele andere mensen die essentieel waren voor de totstandkoming van de film, wat hun werk precies inhield. De Making of is helaas een beetje langdradig, maar dat is dan ook het enige smetje op deze verder uitstekende bonusdisc.

Kunst / Expo binnenland

Het registreren van een taboe

recensie: Marrie Bot - Geliefden: Timeless Love

Als er op het moment één tentoonstelling in Nederland veel stof doet opwaaien, dan is het wel de fototentoonstelling Geliefden van de Rotterdamse fotografe Marrie Bot. Het thema verklaart in dit geval alles: ouderen en seksualiteit. We branden ons er liever niet de vingers aan.

Tea (63) en Jan (63), © Marrie Bot

Aanleiding voor de tentoonstelling in het Fotomuseum in Den Haag is een onderzoek dat Marrie Bot deed naar de beeldvorming rond ouderen en erotiek. Zelf verklaart ze hierover in het voorwoord van de tentoonstellingscatalogus: “In 1990 speelde ik met de gedachte het onderwerp zelf te gaan fotograferen… Ondertussen zette ik mijn zoektocht voort. Misschien heb ik niet goed gezocht, maar veel vond ik niet. De afbeeldingen die ik vond geven vaak een verwrongen beeld van het oud zijn.” De gehanteerde terminologie impliceert dat er volgens Bot een ander beeld is dat niet wordt getoond: het ware beeld. Bij haar onderzoek stelde de fotografe zich de vraag waarom er een taboe rust op ouderen (mensen tussen de 50 en 85) en seksualiteit. Het antwoord blijft ze de lezer schuldig, terwijl het eigenlijk toch zo voor de hand ligt: de lichamelijke aftakeling gaat vaak gepaard met spataders, cellulitis, pigmentvlekken en de welbekende blubberbuik en maakt ons in die zin pijnlijk bewust van onze sterfelijkheid. Maar meer nog is het een psychologische kwestie, een kwestie van opvoeding en cultuur. Ooit een Grieks beeld gezien van een oudere vrouw met een wandelstok? Precies.

Corrie (82) en Jan (71), © Marrie Bot

Het aantal kleurenfoto’s dat in het Fotomuseum is te zien is beperkt, ongeveer dertig. De ruimtes zijn klein (standaard tentoonstellingsvorm) en bij navraag blijkt dat de expositie slechts bereikbaar is via het GEM (Museum voor Actuele Kunst). Keurig weggestopt, geheel in overeenstemming met het taboe. Uitgangspunt bij de foto’s is dat de paren een harmonieuze relatie hebben en nog steeds plezier beleven aan erotiek, gebaseerd op liefde en genegenheid (in de huiselijke context). Wie zoekt zal vinden. Maar is het zo dat je daaruit kunt afleiden dat ouderen nog een actief liefdesleven hebben? Nee, natuurlijk niet. Je kunt er alleen uit afleiden dat niet iedere bejaarde zijn tijd vult met Scrabble en GTST.

Bloemetjesdekbedden

Hoe expliciet durft Bot te zijn? (“Enerverend was het wel, want zou ik me niet generen bij de confrontatie met hun intieme leven? Dat viel reuze mee.”) Hoe ver durfden de geselecteerde tien paren te gaan? Bij de foto waarop is te zien hoe Liesbeth Cor pijpt, heb ik de neiging om mijn hoofd af te wenden. Hoera, het taboe bestaat! Volgende vraag is wat precies de invloed was van de fotocamera. Is het beeld dat ons wordt voorgehouden geënsceneerd? In zekere zin wel (door de aanwezigheid van een camera gaan mensen zich bewust of onbewust anders gedragen). Je kunt je daarbij wel afvragen in hoeverre de foto’s representatief zijn en in hoeverre de afbeeldingen helpen het taboe bespreekbaar te maken (als dat al het doel is).
Gelukkig blijft er nog genoeg te lachen over. Zo toveren de vele bloemetjesdekbedden een onbedaarlijke glimlach op mijn gezicht. Nederlanders en erotiek, praat me er niet van.

Down to earth

Liesbeth (76) en Cor (70), © Marrie Bot

Marrie Bot kiest vaker menselijke thema’s waarop een taboe rust. Eerder onderzocht de fotografe uitvaarten van mensen van verschillende bevolkingsgroepen en geloofsrichtingen in Nederland. Op de website van Noorderlicht 1999 kunnen we lezen: “Bot woonde vanaf 1990 ruim honderd uitvaarten bij en legde de rituelen vast bij rooms-katholieke, protestantse, joodse en niet-kerkelijke Nederlanders. Ze bracht daarbij zowel de traditionele aspecten als de recent ontstane gebruiken in beeld. Daarnaast fotografeerde ze de rituelen rond de dodenbezorging van de in Nederland wonende Creolen, Kaapverdianen en Chinezen, Pakistanen, Iraniërs en Surinaams-Javaanse moslims en Surinaamse Hindoes.”

Grote bekendheid geniet ze door haar boeken Miserere (1984), Bezwaard bestaan (1988) en Een laatste groet (1998). In 1989 ontving ze de Maria Austriaprijs (tweejaarlijkse Amsterdamse fotografieprijs), het jaar erop de Heineken Kunstprijs (tweejaarlijks toegekend aan een kunstenaar die woont en werkzaam is in Nederland). De link met collega-fotograaf Bert Sissingh (waarvan tot 1 november 2004 een tentoonstelling is te zien in de Kunsthal, Rotterdam) is snel gelegd. Ook Sissingh, eveneens afkomstig uit Rotterdam, gebruikt de huiselijke context en de alledaagse handeling als basis voor zijn fotografie. Samen zijn ze het levende bewijs waarom Rotterdamse kunst vaak wordt bestempeld als ‘down to earth’.

Geliefden van Marrie Bot is nog tot en met 14 november te zien in het Fotomuseum in Den Haag. Op 10 oktober verzorgen Marrie Bot en Cri Stellweg (schrijfster/columniste) om 12.00 uur een lezing in de lounge van het Fotomuseum. De lezing is gratis toegankelijk, voor de tentoonstelling geldt entreeheffing. Reserveren: 070-3381149 (Linn van Vliet).

Muziek / Achtergrond
special: John Frusciante

Speels op zoek naar de grenzen van de muziek

Gitarist zijn van de Red Hot Chili Peppers is blijkbaar geen full-time job. Of is, waarschijnlijker, niet bevredigend genoeg. In ieder geval niet voor John Frusciante, de geniale gek die zo productief is bij de Peppers. Frusciante heeft de drang om dingen te maken, om creativiteit te grijpen als het zich aandoet. Als je in een wereldband speelt zoals de Peppers dan neem je een plaat op, hoor je er tijden niet meer van terwijl het album wordt gemasterd, er zitten allerlei vingers aan zitten en pas dan, maanden en maanden later, ligt het album in de winkels. Voor Frusciante is dit niet genoeg.

~

Veel van de oude platen die Frusciante waardeert (onder andere van de Butthole Surfers, Velvet Undergroud en Van der Graaf Generator) zijn in kort tijdbestek opgenomen, iets wat tegenwoordig steeds minder voorkomt. Frusciante nam na het Peppers-album By The Way en zijn derde soloalbum en “big production” Shadows Collide With People even gas terug en speelde met vrienden nieuwe liedjes. De klik bleek snel gemaakt, de creativiteit nam een vlucht en voor ze er erg in hadden was er genoeg materiaal voor een album. Dit alles speelde in het voorjaar van 2004 en het bleek dat er in zes maanden tijd materiaal was voor zes albums die dan ook allemaal, ongeveer één per maand, worden uitgebracht.

Muziekindustrie

~

Frusciante heeft een gecompliceerde verhouding met de wereld van de platenindustrie. Dat bleek al in 1992 toen hij – midden in een tournee, op het hoogtepunt van het succes van de Peppers – uit de band stapte. Hij kwam terug met zijn eerste soloplaat Niandra LaDes and Usually Just a T-Shirt. Regelmatig klonk de gitaar vals en Frusciante krijste het eruit. Toen de VPRO hem kort daarop opzocht bleek hij hevig aan de heroïne te zijn. In 1997 bracht hij Smile From The Streets You Hold uit, op Rick Rubins piepkleine label Birdman. Dit album is nog meer doordrenkt van opiaten en Frusciante heeft – zoals hij later heeft toegegeven – dit album alleen uitgebracht om wat geld te verdienen.

Nadat hij is afgekickt en wederom is opgenomen bij de Peppers brengt hij To Record Only Water For Ten Days uit. Het is zijn eerste album los van verdovende middelen en dat maakt het meteen een stuk transparanter. Hoewel de zang nog steeds een beetje pijn doet is de communis opinio dat het hier een geweldig album betreft.

Eigen Weg

~

Het duurde eventjes, maar daar was dit voorjaar ineens de opvolger van To Record: Shadows Collide with People. Om deze plaat kan toch echt niemand meer heen. Waar veel mensen een beetje Peppers-moe worden is dit het bewijs dat Frusciante veel meer in zijn mars heeft en dat hij zich in de Peppers vooral beperkt. Frusciante wilde met dit album nu eens afrekenen met de kritieken op zijn oudere werk dat het gefreak, ontluisterbaar en fucked-up is. Hij trekt alle registers open, huurt een legerje mensen in en vraagt diverse gastmuzikanten om mee te spelen. Oftewel; hij maakt een “grote productie”. Op dit album klinkt alles zoals hij het in eerste instantie in zijn hoofd had. Door de studio tot in de kleinste hoekjes te gebruiken en de juiste mensen achter de knoppen te zetten zijn alle vergissingen weggepoetst. Zoals gezegd mag het resultaat er absoluut wezen, maar Frusciante heeft naar eigen zeggen vooral iets geleerd: juist fouten kunnen een album interessant maken. Hij keert zich af van het idee van perfectie en verwelkomt de imperfectie en het onbedoelde. Zodoende werkt hij sneller en grijpt hij de creatieve momenten wanneer die zich aandoen.

Toevalligheid

Eigenlijk speelt toevalligheid een grote rol in deze hele onderneming. De eerste plaat van de zesdelige serie, The Will To Death, was de vrucht van de samenwerking met vriend Josh Klinghoffer, die op bijna alle albums van de serie partner in crime is. Het loslaten van de overgeorganiseerdheid heeft geleid tot een erg spannend album dat ook 8WEEKLY niet is ontgaan. Toen nog moesten we concluderen dat het een prachtig album was maar dat het de vraag bleef of Frusciante genoeg diversiteit heeft om zes platen te maken die niet allemaal op elkaar gaan lijken. Na The Will To Death zijn er alweer twee albums verschenen: één onder de naam Ataxia, Automatic Writing, en één onder eigen naam; DC EP. Een mooi moment dus om te kijken hoe Frusciante ervoor staat.

Ataxia

~

Frusciante speelde een paar (kleine) optredens met Josh Klinghoffer en voor een aantal vroegen ze Fugazi-bassist Joe Lally om mee te spelen. Dit bleek zo’n chemie op te leveren dat ze zich gedwongen zagen een paar nummers te schrijven. Het drietal was dermate overtuigd van de kwaliteit van hun eigen werk dat ze besloten het uit te brengen onder de naam Ataxia. Dit album is meer dan The Will to Death verassend in die zin dat het iets geheel anders is dan het oeuvre van Frusciante. De credits voor de vijf (lange) nummers gaan naar alle drie de muziekanten dus moeten we het idee van een soloplaat laten varen. Frusciante cijfert zichzelf op dit album zelfs vrij veel weg en laat ruimte voor de losse drums van multi-instrumentalist Klinghoffer en vooral de repeterende groovy bas van Lally. Frusciante beperkt zich tot scheuren en beuken met de gitaar om dan ineens zachtjes noten uit de snaren te halen. Het levert een extatisch geheel op. De opener Dust doet precies dit en laat de luisteraar na acht en een halve minuut verbijsterd achter. Het eropvolgende Another begint ingetogen met een losse drum. Dan valt de bas erin die zoals nu blijkt een prominente rol speelt. Frusciante beperkt zich tot het produceren van bliepjes en klinkt nogal desolaat. Another is wat toegankelijker dan de opener, die erg zwaar en overdonderend is. Maar na anderhalve minuut worden de vocalen door de synthesizer getrokken en beginnen een hallucinerend effect aan te nemen, versterkt door de onbegrijpelijke tekst. Het is alsof je naar een baby luistert. De gitaar begint af en toe te janken alsof het hier stadionrock betreft om even snel weer terug te keren naar subtiel gepriegel.

Het meer dan tien minuten durende Addition zet de tendens van stadionrock door, compleet met Hammond-orgel-achtige geluiden. Sowieso is het hele album doordrenkt met geluidjes uit de synthesizer en worden de instrumenten vervormd, behandeld en mishandeld. Addition ragt maar door zonder veel te veranderen en misschien dat op dit nummer het extatische een tikje doorslaat. Maar dat wordt dan weer gecompenseerd door het schitterende Montreal (gezongen door Lally). Dit nummer heeft een intense melancholie over zich. De bas is de basis; simpel, langzaam en repeterend. De drum is losjes en afwisselend en de gitaar snel en freaky, een beetje zoals op het Peppers-nummer Emmit Remmus. “Going to Montreal. Never had a clue. No I never had a clue.” Dan wordt het stiller en stiller en eindigt het album met de feedback van de gitaar.

DC EP

~

Van Frusciante weet je dat je veel kunt verwachten. Op alle albums (hier alleen even de cleane) staat wel een prachtig nummer dat meteen al ontroert. Op Shadows was dat Song to Sing When I’m Lonely, op The Will to Death een stuk of vier liedjes en op To Record Away & Anywhere en Fallout. Zulke pareltjes hoef je op het album van Ataxia niet te verwachten. Hier staat het experiment en de jam voorop in lange, uitgesponnen stukken. De collaborateurs van Ataxia geven improvisatie weer tanden en kloten. Van Ataxia mogen we nog een plaat verwachten. De helft van het materiaal is op Automatic Writing verzameld, de andere helft zal eind van het jaar uitkomen. Ondertussen krijgen we weer Frusciante solo voor de kiezen. Ditmaal een EP opgenomen in Washington DC. Vier nummers, vijftien minuten.

Frusciante heeft het album opgenomen in de studio waar ook Fugazi vaak werkt en de drums worden op deze EP bespeeld door technicus Jerry Busher. De vier nummers op deze plaat zijn geheel anders dan op de voorgangers. Eerder zocht hij op zijn albums altijd het experiment, door rare geluiden, aparte structuren of juist stilte – zoals op het nummer The Will to Death, dat zo intens is dat je er stil van wordt. Met DC EP heeft Frusciante een (bijna) normaal album gemaakt dat over is voor je er erg in hebt. Voor het eerst levert Frusciante een plaat af waarbij ik het niet heel erg vind als iemand er even doorheen praat. Het mag maar heel even, maar toch. Om de één of andere reden doet het album me denken aan Neil Youngs On The Beach. Voor het eerst sinds lange tijd gebruikt Frusciante geen synthesizers. Dat is de sfeer van dit album, het is lekker eerlijk, vertrouwd en zondagmiddagachtig. En dan op een goede manier. Het lijkt erop dat Frusciante nu eens een paar normale liedjes wilde schrijven en dat is hem gelukt. We hoeven gelukkig niet lang te wachten op de volgende langspeler van Frusciante.

Boeken / Strip

Op zoek naar een tekening

recensie: Roelof Wijtsma - Getekend

.

~

De stijl waarin het verhaal is gevat, laat zich niet makkelijk omschrijven. Door gebruik te maken van verf, gewassen inkt, krijt en collages is het in ieder geval gelukt het album de juiste paranoïde sfeer mee te geven. Er is zelfs hier en daar met fotografie geëxperimenteerd, waardoor een interessante dieptewerking is bereikt. Ook de vele actiescènes zijn op een haast filmische wijze vormgegeven, wat het leesgenot ten goede komt.

Prometheus

~

De teneur van het verhaal krijgt een mythische lading zodra de afgebeelde man op de prent wordt ‘ontmaskerd’ als Prometheus, de mensenvriend die het vuur van de goden stal en het schonk aan de stervelingen. Als straf werd hij vastgebonden aan een rots. Overdag rukte een roofvogel zijn lever uit zijn lichaam. Telkenmale groeide dit orgaan ’s nachts weer terug, waarna de volgende dag de foltering werd hervat. Dit duurde voort tot Hercules de roofvogel met een pijl doodde en Prometheus bevrijdde.

Vrijstad

Leon Kupka raakt geobsedeerd door deze vreedzaam glimlachende Prometheus. Zijn queeste voert hem langs de zelfkant van het leven, waar hij wordt nagezeten door het genadeloze gezag, en hem uiteindelijk laat kennismaken met de bewoners van de vrijstad. De ondergrondse wereld, waar de vijanden van het systeem hun toevlucht hebben gezocht in de hoop op betere tijden. Aan het eind van het verhaal staat Leon Kupka eindelijk oog in oog met de originele tekening.
Een baken ‘voor diegenen die voortgejaagd en afgemat zijn.’

Dromer

~

Toch kun je tijdens het lezen een gevoel van onbehagen niet van je afzetten, hetgeen nog versterkt wordt door het pretentieuze slotakkoord. Wat hier aan de hand is? Niets minder dan de geloofwaardigheid van de protagonist is hier in het geding. Dit ligt met name aan de gebrekkige uitwerking van de psychologische aspecten. Nergens komen we echt tot de kern van Leon Kupka. Wat drijft hem tot deze krankzinnige zoektocht? Voor een dromer die niets te verliezen heeft en enkel gedreven wordt door een fatalistisch wereldbeeld, is hij te berekenend.

Elite

Dit euvel is eveneens te bespeuren bij de antagonisten die het verhaal bevolken. Roelof Wijtsma heeft er voor gekozen de spanning tussen de karakters enkel aan te stippen. Hierdoor worden veel beloftes niet ingelost. Was dit wel gebeurd, dan zou het verhaal zeker aan kracht hebben gewonnen. Ook de beweegredenen van de heersende elite blijven in nevelen gehuld.

Excuses

Tekenend is het dat Christo Bijlsma, de bedenker van het verhaal, naderhand aangaf geen weet te hebben gehad van de publicatie van het album. Pas toen hij contact had opgenomen met de uitgever, kreeg hij bericht van Roelof Wijtsma. Deze bood zijn excuses aan voor de gang van zaken. Wat de schrijver echter meer stoorde waren de vele wijzigingen in de definitieve versie. Veranderingen die, naar zijn mening, de consistentie uit het verhaal hebben gehaald, waardoor het geheel vaag en ondoorgrondelijk is geworden. Het maakt je nieuwsgierig naar de oorspronkelijke plot. Wellicht had Getekend in de originele versie nog meer indruk achtergelaten.

Muziek / Album

De vervagende grens tussen droom en bewustzijn

recensie: Mark Lanegan Band - Bubblegum

Rock ’n roll. Dat is van oudsher de seks, de drank en de drugs. Dat kan twee resultaten opleveren: euforie of melancholie. Dat laatste heeft de overhand bij rocker en troubadour pur sang Mark Lanegan. Jaren verkeerde hij aan de zelfkant van het leven, worstelde met zijn heroïneverslaving en rookte en dronk zich praktisch te pletter. Hij was zanger van de legendarische band The Screaming Trees en leende zijn warme stem aan Joshua Hommes Queens of the Stone Age. In het voorjaar kwam hij al met een voorproefje voor zijn nieuwe langspeler met de ijzersterke EP Here Comes That Weird Chill.

~

Lanegan bracht al een paar ingetogen soloalbums uit, waaronder het sterke Field Songs. Steeds omringt hij zich met een uitgebreid scala aan gastmuzikanten en voor Bubblegum is dat niet anders: mede-stonerrockers als Chris Goss, Joshua Homme en Troy van Leeuwen alsook Polly Jean Harvey, Greg Dulli, Duff McKeegan en Millionaire’s Aldo Struyf maken deel uit van zijn band.

Duister

Ondanks een sterrenensemble is Lanegan gewoon Lanegan. De man die ruim tien jaar aan de heroïne zat, zingt met een intens diepe donkere stem die doordrenkt is van de whisky over de schaduwzijde van het leven. ’s Mans stem is verschrikkelijk warm, hees en diep tegelijk, zodat het een genot is om ernaar te luisteren. Lanegan heeft de beukende gitaren blijkwaar weer herontdekt, gezien de EP en enkele nummers op deze plaat (Hit the City, Methamphetamine Blues, Sideways In Reverse, Can’t Come Down en Driving Death Valley Blues). De vijf hardere nummers zijn evenwichtig verdeeld over het album en versterken de rustige tracks.

Trip

Bubblegum luistert als een trip door de zieleroerselen van Lanegan. Zoals een junk van shot naar shot leeft, zo schrijft Lanegan zijn liedjes. De momenten van euforie, van het scoren, waarin alles als een blur is (ook de muziek): zinnen als “I don’t want to leave this heaven so soon / Rollin’ just to keep on rollin'” worden een minuut later genadeloos gecompenseerd met eenzaamheid en destructiviteit zoals het wachten op de volgende kick die maar niet komt: “One day a ship comes in / One hundred days you wait for it / Something bright / Something so good”. Net zo goed luistert Bubblegum als de soundtrack van een road movie. De eerste zin, gezongen over een Tom Waits-achtig ritme, “Did you call for the night porter” is een retorische vraag. We hebben nergens om gevraagd, maar met deze nachtportier gaan we vijftig minuten doorbrengen; “Can you stay here next to me? / We’ll just keep drivin'”. Het ene moment rijden we door Las Vegas met haar neon-lichten, het volgende moment door een uitgestorven en uitgedroogde woestijn. Het is het contrast tussen slaap en bewustzijn en de vervagende grens daartussen: “There is no morphine / I’m only sleeping”. Gelukkig is Lanegan niet helemaal alleen. Afgezien van het goede gezelschap van de luisteraar zingt PJ Harvey regelmatig begrijpend mee, zoals op het intense duet Come to Me: “Come to me / Light on my shoulder”. Dat begrip is maar goed ook want elders zingt Lanegan: “I can’t stand the thought of many more miles / but I don’t wanna go cold turkey”.

Aards

Lanegan heeft een erg gevarieerde plaat afgeleverd die ondanks de variatie een duidelijk thema heeft. Voor degenen die niet de moeite nemen om de teksten, die helaas niet in het boekje staan, op het Internet op te zoeken blijft een monumentaal album over van een absoluut sterrenensemble. Lanegan weet moeiteloos te switchen van Waits-achtige potten-en-pannenmuziek naar stonerrock. De plaat herbergt zowaar ook nog een potentiële hit in het aanstekelijke Head, dat nog het meest weg heeft van zijn oude werk met de Screaming Trees. Een topplaat.

Muziek / Album

Jarige wereldverbeteraars

recensie: The Ex - Turn

The Ex is jarig. De opstandige punkband van weleer is alweer een kwart eeuw oud. Opstandig is de groep nog altijd en punk geldt nog voor overtuiging en levensstijl. Maar de muziek heeft zich afgelopen 25 jaar flink ontwikkeld. Van anarcho-punk tot wereldmuziek in pittige gitaarpartijen, zo blijkt maar weer eens op de nieuwe dubbellaar Turn.

De verjaardag van de band wordt in november uitbundig gevierd met grote optredens in Amsterdam, Brussel en een vijftal plekken in Frankrijk. Een heel circus met bands uit Frankrijk, Engeland, Amerika, Congo en Ethiopië viert het feestje samen met The Ex. Dat er veel ruimte voor Afrikaanse acts wordt ingelast komt door de liefde van The Ex voor het ‘verloren continent’.

Huriyet – vrijheid

~

In 2002 tourde de Amsterdamse band drie weken door Ethiopië en afgelopen maart zijn ze er voor nog eens bijna vier weken geweest. Ditmaal in het zuiden, terwijl twee jaar eerder het beter begaanbare noorden werd bezocht. De band speelde er met en voor de plaatselijke bevolking en schreef nummers met bekende lokale muzikanten. Van dit tweede bezoek zijn op Turn nog geen sporen te vinden, aangezien deze in september 2003 is opgenomen, maar de invloed van het eerste Ethiopië-bezoek is duidelijk.

Dat bleek ook al begin januari, toen de band op het Eurosonic-festival speelde. Het opvallendste nummer van dat erg goede concert was Huriyet, een vrijheidssong uit Eritrea. Het bij Turn horende boekje leert dat het lied uit 1991 stamt, de tijd dat Eritrea in een jarenlange oorlog met Ethiopië verkeerde. Het nummer wordt erg mooi gezongen door bassiste Katherina, die wordt begeleid door twee gitaren en een constant handengeklap zoals je dat verwacht bij Afrikaanse muziek. Het zijn het rustige en repeterende ritme en het prachtig klinkende noord-Eritrese dialect die Huriyet zo bijzonder maken. Wàt er wordt gezongen weet je niet, maar door het langzaam opgeschroefde tempo en het koortje dat soms inspringt klinkt het als een mooi, optimistisch nummer.

Assholes Unlimited

Optimisme dat verder nogal eens ontbreekt bij de politiek en sociaal sterk betrokken band. Uit het openingsnummer van de tweede disc, Theme for Konono (Konono is een uit Congo afkomstige groep waarmee The Ex al eens door Nederland tourde en die ook op het verjaardagsfeest zal aantreden), spreekt een bijna grenzeloze moedeloosheid:

“It’s time to stop taking, it’s time to give back.
Too many centuries of exploitation, 21st century and still not free.
Another year another war, wake me when it’s over.”
[…]
“It’s better to dance then to prepare for war.
Unshadow the white lies, we know what’s the score.
Same old stories, same old lies, they’re so boring, no surprise.”

Het nummer eindigt evenwel enigszins positief met “The old world, the new world, the third world agree: for Assholes Unlimited it’s time to retreat,” maar dit lijkt meer een door The Ex lang gekoesterde wens dan de werkelijkheid.

Terwijl de liefde van The Ex uitgaat naar Afrika, kijkt de band met afkeer naar de westerse maatschappij. In Prism Song valt de groep bijvoorbeeld uit tegen de consumeerdrang die de westerse wereld in haar greep houdt. Ook in The Pie moet de westerse maatschappij het ontgelden. Op uiterst vermakelijke wijze wordt ons luisteraars vier manieren geleerd om een taart in het gezicht van een gehate machthebber / onderdrukker te krijgen. Dat varieert van vluchtig voorbij lopen en de plakkerige massa goed in het gezicht draaien tot van een afstandje welgemikt werpen. Ter inspiratie staat een foto van de met taart besmeurde Bill Gates bij de tekst.

Engagement ten top dus weer, in het jubeljaar van The Ex. De band schiet echter bij vlagen wel erg ver door in de verheerlijking van het ‘pure’ Afrika en de afkeer van het ‘verdorven’ westen. Ondanks de ruimschoots volwassen leeftijd gelooft The Ex blijkbaar nog altijd in het sprookje van Rousseaus Nobele Wilde. Maar het zij ze vergeven: Turn is domweg een geweldige plaat van politiek en sociaal bevlogen band.

Film / Films

Romantische gekte in Carreys hoofd

recensie: Eternal Sunshine of the Spotless Mind

.

~

In Eternal Sunshine of the Spotless Mind zien we hoe Joels hart uiteengerukt wordt wanneer hij erachter komt dat Clementine alle herinneringen aan hem en hun stukgelopen relatie heeft later wissen door Lacuna Inc., een bedrijf dat gespecialiseerd is in het laten verdwijnen van nare herinneringen. In een vlaag van woede en verdriet besluit Joel om ook een behandeling te ondergaan en zo het verdriet van hun kapotgelopen relatie niet meer met zich mee te hoeven dragen. Wanneer hij zich halverwege de behandeling, in een soort slaap, bedenkt en Clementine toch niet kwijt wil, wordt hij gedwongen om duistere plekjes in zijn geheugen te zoeken waar hij Clementine kan behouden. Dit resulteert in een geniaal gefilmd surrealistisch spelletje verstoppertje in het hoofd van Joel.

Schot in de roos

Slecht één hoofd in Hollywood is zo verwrongen en creatief dat het zo’n script kan produceren: Charlie Kaufman. Eerder was hij al verantwoordelijk voor de vervreemdende scripts van Being John Malkovich en Adaptation. Ditmaal werkte hij samen met regisseur Michel Gondry, die met videoclips van Daft Punk, White Stripes en The Chemical Brothers ook al bewees over de nodige (visuele) creativiteit te beschikken. In tegenstelling tot hun vorige gezamenlijke product, Human Nature, die niet erg veel indruk maakte, is dit een schot in de roos. De heren hebben werkelijk een prachtige film gemaakt, zowel narratief als visueel.

~

Naast dit duo verdient Jim Carrey alle eer. Om eerlijk te zijn vond ik Carrey vroeger met afstand de meest verschrikkelijke en irritante acteur die ik ooit op het witte doek gezien had. Na het zien van The Truman Show en nu Eternal Sunshine of the Spotless Mind is het me duidelijk dat dat gevoel niet zozeer door het acteerwerk van Carrey komt, maar door het soort films waarin hij speelde. Zijn komedies zijn uiterst vervelend, maar elke keer als hij in een dramatische rol speelt, haalt hij het beste in zichzelf naar boven.

Eerlijk is eerlijk, hij speelt echt formidabel. Geen moment zie je Carrey: je ziet Joel tot in het kleinste detail. Hij degradeert alle andere acteurs tot figuranten, terwijl dat toch niet de minste zijn (Mark Ruffalo, Elijah Wood, Kirsten Dunst). Alleen de fris ogende en spelende Kate Winslet biedt hem enig tegenwicht waardoor de film in balans blijft. Ze spelen zo natuurlijk dat hun liefde geen seconde te zoet of sentimenteel is maar zo puur en kwetsbaar overkomt dat je ondanks het hoge surrealistische gehalte van het verhaal ervan overtuigd bent dat het geen film is. Het voelt alsof het echt gebeurt, ter plekke, en dat je een gelukkige toeschouwer bent van iets wat zo natuurlijk is dat het niet verzonnen kan zijn.

Behoudend

Met de Oscarnominaties van komend najaar in vooruitzicht, zal het mij niet verbazen wanneer er enkele nominaties binnengesleept zullen worden (Beste Script, Beste Mannelijke Hoofdrol). Wanneer de Acadamy zo behoudend zal stemmen als altijd, zal The Terminal er wel met de meeste prijzen vandoor gaan. Maar zelfs wanneer dat zou gebeuren, zal ik me Eternal Sunshine of the Spotless Mind altijd blijven herinneren als een meesterwerk dat originaliteit op een meeslepende wijze met romantiek combineert. Daar kan zelfs een behandeling van Lacuna Inc. niets aan veranderen.