Film / Films

Marx in het beklaagdenbankje

recensie: The Limehouse Golem (dvd)

Vervuilde straten, sloppenwijken, losbandig volk. Londen 1880. We kennen deze setting uit Victoriaanse detective-series als Sherlock en Ripper Street. Maar, The Limehouse Golem graaft net iets dieper dankzij het literaire bronmateriaal van schrijver Peter Ackroyd.

Er waart een seriemoordenaar door negentiende-eeuws Londen. Een mythisch joods monster lijkt willekeurig toe te slaan in de onderbuik van de Britse hoofdstad. Scotland Yard zit met deze zaak in de maag en schuift de weggepromoveerde inspecteur John Kildare naar voren. Hij mag een gokje wagen, maar wanneer het ook hem niet lukt, is deze eerder van sodomie beschuldigde diender eenvoudig te slachtofferen.

Eitje

De zaak lijkt eenvoudig op te lossen wanneer in de openbare leeszaal een boek met een handschrift wordt aangetroffen waarin de moordenaar tot in detail zijn daden beschrijft. Het bezoekregister van de bibliotheek biedt vervolgens uitkomst. Zaak om de leeszaalbezoekers een voor een af te lopen om een proeve van hun handschrift te overleggen. Echter, de zaak wordt gecompliceerd wanneer een van de hoofdverdachten, een schrijver, om het leven komt door vergiftiging. Zijn vrouw, de variété-artieste Elizabeth Cree, krijgt geen eerlijk proces, waardoor inspecteur Kildare naast zijn jacht op de golem, ook Elizabeth vrij probeert te krijgen.

Debuterend regisseur Juan Carlos Medina maakt er letterlijk een theatrale whodunit van. Veel scènes spelen zich af in een vaudeville theater waar artiesten vuilbekkend de tijdgeest de maat nemen. Acteur Bill Nighy maakt van inspecteur Kildare een tragikomische persoonlijkheid. Met zijn assistent, de gevoelige agent George Flood, als zijn sidekick. Leuk is de openlijk homo-erotische spanning tussen deze twee speurneuzen, die andere Victoriaanse detectiveverhaaltjes niet aandurven.

Historische context

De kers op de taart is de historische en literaire context van de film, afkomstig van schrijver Peter Ackroyd. Hij schreef in 1994 de roman waar deze film op is gebaseerd. Zo zijn de belangrijkste verdachten in de moordzaak bekende personen uit negentiende-eeuws Londen. Karl Marx, schrijver George Gissing en de bekende vaudeville artiest Dan Leno belanden in het beklaagdenbankje. Daarbij citeren de personages moeiteloos romantische dichters.

Regisseur Medina balanceert in The Limehouse Golem mooi tussen licht en donker. Tegenover de gruwelijke moorden staan de vrolijke theaterscènes en de ironische knipogen naar de geschiedenis. Dat maakt van deze film een aangenaam Victoriaans speurdersverhaal met een lichtvoetig intellectueel randje.

Boeken / Non-fictie

Het Ik overwonnen

recensie: Marc de Kesel - Zelfloos

Filosoof en onderzoeker voor het Titus Brandsma Instituut Marc de Kesel onderzoekt in zijn nieuwste boek Zelfloos de menselijke fascinatie voor ikloosheid.

De Kesel doet filosofisch onderzoek naar religie en godsdienst. Zijn nieuwste werk richt zich op het pad van de mysticus. In de mystiek bestaat het streven om volledig één te worden met God – daarin het eigen ik verliezend. De Kesel laat zien dat precies dat streven paradoxaal is. Om het ‘zelf’ volledig te verliezen is iets nodig dat dat niets liever wil: een sterke zelf met een duidelijke wil.

Essays

Zelfloos is een verzameling van een zevental thematisch sterk samenhangende essays. In deze voor de niet-filosofisch geschoolde lezer vaak moeilijke schrijfsels staat het moderne subject centraal. De Kesel laat zien hoe vanaf de moderniteit een grote fascinatie is ontstaan voor het mystieke zelfverlies. Hij beschrijft hoe dit verlangen het ‘zelf’ te verliezen in een God of in de Waarheid alles zegt over hoe wij als modernen tegen het begrip ‘zelf’ aankijken. De fascinatie voor zelfloosheid in de moderniteit is volgens De Kesel eenvoudig te verklaren. ‘Het zelfzuchtige en ikgerichte dat onze moderniteit zo eigen is, lijkt in die traditie een welkom tegenwicht te zoeken.’

Typisch modern verlangen

Bij de intrede van de moderniteit in de 17e eeuw werden het ik en de werkelijkheid voor het eerst niet vanzelf vanuit God begrepen. De grond voor ons bestaan kwam bij ons vrije ik te liggen, zoals Descartes’ cogito ergo sum illustreert. Het bestaan wordt – in de eerste plaats – bewezen vanuit mijzelf. Daarmee is het moderne subject tot in zijn grond zelfbewust. Maar direct na deze wereldschokkende verandering van visie ontstond het verlangen datzelfde subject te verliezen.

Paradoxaal verlangen

De Kesel laat dit bijna onmogelijke streven zien aan de hand van teksten van mystici uit het zeventiende-eeuwse Frankrijk, zoals Malebranche en Fénelon. In de loop van het boek wordt duidelijk dat ook wij nog altijd deelgenoten zijn van die moderne manier van denken over het subject. Daarmee zijn ook wij – zij het nu op andere terreinen – nog altijd op zoek naar zelfverlies. Sinds het wetenschappelijk materialisme een einde maakte aan het Cartesiaanse dualisme wordt alles voortaan toegeschreven aan het lichaam. Het enige dat de wetenschap nog rest is het beter leren kennen van dat lichaam. De wetenschapper poogt volledig objectief te zijn in zijn onderzoek. Om tot de waarheid te komen moet hij voortdurend zijn eigen ik verliezen en dus zelfloos worden.

Bevlogen schrijfsels

De Kesel schrijft vol passie over dit paradoxale verlangen van de moderne mens dat nog altijd actueel is. De inzichten in het boek zijn prikkelend en de manier waarop De Kesel zijn ideeën linkt aan tal van bekende voorbeelden uit de westerse cultuur maken ze invoelbaar. Zo gaat een van de essays over de verfilmde roman Silence van Shusaku Endo, waarin een christelijke zendeling niet anders kan dan twijfelen aan zijn eigen waarheid. De Kesels teksten zijn boeiend en bevlogen, maar richten zich duidelijk op een publiek dat ervaring heeft.

Boeken / Fictie

Een herinnering kan de tijd verwarmen

recensie: Haruki Murakami – De Moord op Commendatore. Deel 2: Metaforen verschuiven.

In het tweede deel van De moord op Commendatore verwacht je misschien antwoorden op de vragen die naar aanleiding van deel 1 zijn ontstaan. Echter, niets is minder waar: de lezer wordt wederom in het diepe gegooid en moet zelf weer boven zien te komen.

In het eerste deel van De Moord op Commendatore viel al op dat Murakami schrijft als in een stream-of-consciousness: hij schrijft wat op dat moment in hem opkomt, zonder daarbij te letten op chronologie of logica. In het tweede deel voert Murakami dit nog verder door: stervende Idea’s, geheime doorgangen die leiden naar een andere tijd en het afwisselend verschijnen en verdwijnen van de mysterieuze bel; er wordt nog meer suspension of disbelief gevraagd van de lezer, oftewel de bereidheid van een lezer om bij een fictief verhaal zijn scepticisme tijdelijk opzij te zetten.

Murakami op zijn mysterieust

Wie verwacht dat al deze gebeurtenissen uiteindelijk wel tot iets zullen leiden, slaat de plank mis. Dit is Murakami op zijn mysterieust: losse eindjes, toevallige gebeurtenissen, waanzinnige figuren en droomachtige rituelen volgen elkaar op in een illusoire wereld, die bij tijd en wijle toch heel realistisch aandoet door de emoties die de personages voelen. Ook wordt het evenwicht tussen geloof en ongeloof bereikt door de absurde situaties af te wisselen met hele aardse normaliteiten die ook een mysterieuze kant hebben, zoals een sterfbed dat leidt tot de dood, de geboorte van een kind en het uit elkaar gaan en bij elkaar komen van liefdesrelaties. Door de afwisseling tussen mysterie en realiteit, ga je nog steeds mee in het verhaal, hetzij met iets meer moeite.

Relaties worden uitgediept

De relatie van de schilder met zijn buurman Menshiki, het meisje Marie Akigawa en haar tante Shoko wordt in deel 2 voortgezet. De ik-figuur krijgt in de tijd dat hij aan het portret van Marie werkt, een steeds nauwere band met haar. Zo nauw zelfs dat ze elkaar dingen vertellen die ze met niemand anders kunnen of willen delen.

Ook de band met buurman Menshiki wordt steeds vertrouwelijker. Ook nadat het portret van Menshiki af is, zien de twee elkaar nog regelmatig. Dit heeft alles te maken met Marie Akigawa. Menshiki vermoedt dat hij weleens haar vader zou kunnen zijn, en wil zijn vermoedelijke dochter leren kennen door ‘toevallig’ bij de ik-figuur aan te bellen op het moment dat Marie en haar tante daar ook zijn. Hoewel de protagonist het liefst niets te maken wil hebben met deze merkwaardige plotwending, geeft hij Menshiki zijn zin en ontmoeten de twee elkaar zo nu en dan in het bijzijn van de anderen.

Beelden raken met elkaar vermengd

Al lijkt het in eerste instantie alsof de naamloze protagonist het leven leeft alsof het hem overkomt, vaak analyseert hij achteraf wel wat er is gebeurd, zoals bij het schilderen van Marie:

‘Natuurlijk was ik Marie Akigawa aan het schilderen, maar het leek alsof daarin tegelijkertijd het beeld van mijn overleden zusje (Komi) en van mijn voormalige echtgenote (Yuzu) vermengd raakten. Misschien was ik in dit meisje Marie Akigawa op zoek naar het beeld van de twee belangrijkste vrouwen die ik in de loop van mijn eigen leven was kwijtgeraakt.’

Hij trekt zijn eigen gedachten daarbij in twijfel en doet alsof het toevallig is dat de beelden met elkaar vermengd raken, alsof hij daarmee wil zeggen dat we die gedachten niet te serieus moeten nemen, dat het slechts om een interpretatie gaat.

Opnieuw de moeite waard van het lezen

Hier is kortom weer sprake van een echt Murakami-verhaal in de zin van het combineren van het mysterieuze met het alledaagse en in de afwisseling van dagelijkse, bijna saaie rituelen met de meest fantasierijke, plotselinge wendingen waar je als lezer in wordt meegesleurd en in verdwijnt tot het eind. Voor wie hier wel tegen is opgewassen en toch benieuwd is hoe het verhaal en de personages zich ontwikkelen, stelt het boek zeker niet teleur. Door de interessante ontwikkeling van de personages, het bespreken van herkenbare gevoelens en verrassende plotwendingen, wordt het boek toch niet saai en blijf je nieuwsgierig naar hoe het afloopt.

Boeken / Fictie

In de coulissen van de Albert Heijn

recensie: Jente Jong – Het intieme vreemde

Theatraal drama is in het romandebuut van Jente Jong nooit ver weg. Uit een verhaal doorspekt met elementen uit haar toneelachtergrond komt een indringend gemis omhoog. Een gemis dat prima in bedwang lijkt te houden met fantasievolle fictie. Tot ook dat niet meer gaat.

‘Ik sta op een bed met twee hemdjes in mijn handen, van mijn zoons die ik zojuist heb vermoord.’ Actrice Sara staat midden in haar eigen theaterproductie op het toneel in de rol van Medea, als alles om haar heen mistig wordt. Eén obsessieve gedachte beheerst haar nog maar: de vrouw die ze die week bij de Albert Heijn zag, moet haar moeder zijn. Vanaf dat moment komen alle tandwielen van haar redelijk succesvolle bestaan, knarsend tot stilstand.

Nadat Sara uit haar eigen voorstelling is gezet door haar theatergroep, stort ze zich in een nieuwe rol; ze wordt caissière bij de Albert Heijn. Dit wordt haar nieuwe toneel, al klinkt er aan het eind van de vlakke dagen geen applaus. Ze moét in de buurt komen van de vrouw die ze als haar moeder bestempelt.

Zwijgen is zilver

Jente Jong bouwt om haar personage Sara een decor op dat de schrijfster vertrouwd is; zelf is ze al jaren werkzaam als theatermaker en actrice. En wellicht was de bühne voor Jong ooit ook wel een vlucht naar een wereld vol fictie, waarin alles nog mogelijk is. Jong verloor namelijk haar eigen moeder toen ze twee jaar oud was. Dit boek gaat over dat verlies en over hoe je dat lang kunt omzeilen. Tot het moment arriveert dat je je aan niets meer vast kunt houden, en je het diepe in moet. Want, omweg of niet, rouwen moet, zoveel weet Jong ons wel duidelijk te maken.

Sara groeide op met haar vader. Als kind werd haar verteld dat haar moeder de strijd tegen kanker had verloren. ‘Maar een dode moeder paste niet bij mij en dus verzon ik betere verhalen.’ Het hardnekkig zwijgen over het verleden door haar vader – steevast afstandelijk Henrik genoemd – is als olie op het vuur van deze struisvogelpolitiek.

Goud

Sara blijkt een notoire wegduwer. Van de waarheid over de ongeneeslijke zieke huisvriendin Christie tot de onvermijdelijke gevoelens voor jeugdvriend Thomas. En als lezer word je meegenomen in haar gedachtegang die zich steeds vaster draait. Om de verwarring compleet te maken worden er zonder nadere toelichting een aantal fragmenten uit twee verschillende dagboeken gebruikt, wat het lezen enigszins stroef maakt.

In deel twee van het boek, getiteld Het intieme, krijgt Sara deze twee dagboeken van haar moeder in handen. Alles wat ze op afstand heeft gehouden komt nu dichterbij. Inclusief haar vader.
Hij neemt haar zonder veel te zeggen mee naar het strand, de plek waar haar moeder blijkt te zijn uitgestrooid. En dan beseft Sara dat haar vader haar moeder heeft uitgewist uit puur lijfsbehoud.

‘Nu pas zie ik hoeveel kleerscheuren Henrik heeft, hoe ruw en droog zijn handen zijn en hoe kapot zijn lippen. Hij heeft het ternauwernood overleefd. En ik heb niks, dankzij hem.’

 

Voorstelling

Het voelt alsof Jong niet onder het schrijven van dit boek, dat op vele vlakken tegen haar eigen verhaal aan schuurt, uit kon. Die noodzaak maakt het verhaal urgent, maar dan vooral op persoonlijk vlak. Daarbij is haar debuterende romanstem af en toe nog wankel te noemen. Zo doet haar beeldspraak wat geforceerd aan: een oude vrouw duwt een rollator voort ‘als een schoolopdracht waar je geen zin in hebt’ en strepen licht ‘tekenen zebra’s op het bed’. Verder erfgoed uit de toneelwereld is de soms aangedikte dramatoon in de dialogen, die als een-tweetjes uit een script lijken te komen, maar niet echt over dat voetlicht heen weten te raken.

En zo blijft de lezer uiteindelijk toch vooral toeschouwer van de voorstelling van Jong.

Theater / Theater / Theater / Voorstelling
recensie: Toneelschap Beumer en Drost/Gerhardt - Comeback (8+)

Goed getimede persiflage op reality tv

Het decor bestaat uit enkel een groot videoscherm en toch vliegen we van operatiekamers naar televisiesets en krijgen we kijkjes achter de schermen. Comeback is een satire op de tv-programma’s van nu en is even strak gemonteerd. ‘T-t-t-t-timing!’ zingt Gerhardt in zijn eerste lied en goede timing is precies waar heel Comeback om draait.

In de jeugdvoorstelling Comeback van Beumer en Drost kijkt het publiek mee naar de opnames van het tv-programma “Lucky Loser”. Gerhardt legt de kern van het programma uit: ‘Wat is er nou leuker dan kijken naar iemand die iets helemaal niet kan?’ Hij is de ultieme “cool guy”: altijd strak in pak speelt hij moeiteloos scheurende gitaarsolo’s. In de naïeve Pjotr vindt Gerhardt een makkelijk slachtoffer. ‘Iemand die geen tv kijkt, geen WhatsApp heeft, wat ben je dan voor iemand?’ In een zaal vol kinderen met ieder een eigen smartphone is dat geen vreemde vraag.

In de in scene gezette auditie voor talentenjacht That’s so rock n roll zingt Pjotr zuiver. Toch laat de jury, (hilarische gastrollen van BN-ers Cees Geel, Ad Visser, Rosa da Silva en Janke Dekker) weinig van hem over. Hun voorkeur gaat uit naar het mooie blonde meisje Merel die, ondanks dat ze onverstaanbaar in het ‘Elfs’ zingt, de oppervlakkige jury op een dieper niveau weet te raken. Drost speelt de goedlachse Pjotr zo innemend dat de pesterijen pijnlijk zijn. Het duurt niet lang voor het publiek met weerzin voor Gerhardts solo’s applaudisseert, de ultieme cool guy blijkt een even ultieme schurk.

Comeback is een voorstelling over de aantrekkingskracht van de spotlight en het dubbele gezicht van reality tv. Het is een welkome jeugdvoorstelling in een tijd van influencers en vloggers: iedereen wil zijn fifteen minutes of fame.

 

T-t-t-timing

In interactie met een videoscherm spelen Gerhardt en Drost hele scènes uit. Dat maakt onmiddellijk indruk: in de openingsscène opereert Drost als oogarts met onvoorstelbare precisie gesteund door drie vooraf gefilmde doktersassistentes. In één lange take vraagt Drost zijn assistentes om scalpels, converseert met de één in het Frans, verpest de flauwe mop van een ander en laat geen enkele steek vallen.

Soms is het samenspel met het beeld bewust onhandig: Gerhardt geeft een gefilmd personage een gekke high five, Drost blaast een haardvuur “uit” en steekt het later “aan”. Zo houdt Comeback met zijn strak getimede scènes en videomanipulaties, toch iets gekunstelds, precies zoals een jeugdvoorstelling past.

 

Vakmanschap

De muziek van Gerhardt verspringt constant van genre. De titelsong “Ik kan er niet meer tegen”, heeft een tekst à la Borsato, maar de aanstekelijke koortjes doen eerder aan Kensington doen denken. De rap in de reclame ‘Kopen! Kopen! Kopen!’ heeft meer weg van Beastie Boys. De muziek is een ironische knipoog naar de verschillende genres, maar blijft onmiskenbaar vakmanschap uitstralen. Zo laat Gerhardt mij trots na de voorstelling weten: ‘dat Elfse nummer was dus echt in het Elfs, en telt precies elf regels.’

Door de strakke regie van Michael Helmerhorst krijgt Comeback de feel van de tv-programma’s van nu. Elk programmaonderdeel krijgt zijn eigen catchy introliedje. Consistent worden we onderbroken door snelle reclames en met even harde cuts zijn we terug op scène. Zo wordt Comeback niet alleen een parodie op de televisie van nu, maar tegelijkertijd een even verzadigende kijkervaring.

Theater / Voorstelling

‘Gewone’ Stravinsky ontmaskerd als waanzinnig

recensie: De Nationale Opera – A Rake's Progress

Een in ouderwetse stijl geschreven, sterk moralistische fabel over luiheid klinkt niet direct aantrekkelijk. Simon McBurney weet The Rake’s Progress echter zo te brengen dat Stravinsky’s speelsheid en fantasie vol tot hun recht komen.

Stravinsky staat bekend om zijn bondige componeerstijl, zonder variatie op thema’s of doorontwikkeling van motieven. Hierdoor zijn zijn werken doorgaans aan de korte kant. Een uitzondering is The Rake’s Progress, zijn enige avondvullende opera en het laatste hoogtepunt uit zijn neoklassieke periode, voor hij in een veel minder toegankelijk serialistisch idioom ging schrijven. De Nationale Opera vroeg regisseur Simon McBurney, die eerder het magistrale A Dog’s Heart regisseerde, om deze allegorie over ledigheid te regisseren.

Aanmodderende Faust

Het verhaal, dat librettist W.H. Auden baseerde op een reeks gravures van de zeventiende-eeuwse kunstenaar William Hoghart, volgt de lotgevallen van de luie plattelandsjongen Tom Rakewell (Paul Appleby). Als hij van de diabolische Nick Shadow (een gewiekste Kyle Ketelsen) te horen krijgt dat hij een fortuin heeft geërfd van zijn oom, laat hij zijn verloofde Anne Trulove (Julia Bullock) achter en vertrekt naar Londen. Aldaar geeft hij zich over aan slemppartijen, trouwt een vrouw met baard (Baba de Turk, in deze uitvoering niet gespeeld door mezzosopraan maar door de contratenor Andrew Watts) en verbrast zijn fortuin. Dan komt Shadow zijn ziel, en wanneer dat niet lukt, zijn verstand halen.

Tabula rasa

The Rake’s Progress behoort tot het meest toegankelijke wat Stravinsky in zijn lange carrière geschreven heeft. De exotische klanken van zijn Russische periode liggen ver achter hem en ook van het strenge serialisme, waar hij zich na The Rake’s Progress op zou storten, is nog geen spoor te bekennen. In plaats daarvan citeert en parafraseert Stravinsky naar hartelust zijn collega’s uit de barok en het classicisme, van Monteverdi tot Mozart. Simon McBurney toont echter hoe de waanzin in deze ‘gewone’ compositie van Stravinsky doorklinkt. Hij streeft geen psychologisch realisme na, maar creëert een expressionistische draaikolk en een veelvoud aan indrukken. Het decor is een grote, driedimensionale witte doos, waar naar hartelust op geprojecteerd kan worden. Zo kan McBurney in sneltreinvaart wisselen van emotie en sfeer: van de plattelandsidylle tot het decadente Londen. Gaandeweg het stuk komen er steeds meer scheuren in het doek: de duisternis dringt de behapbare, overzichtelijke wereld binnen.

Tongue in cheek

McBurney tapt uit vele vaatjes, flirt met kitsch en camp, tovert giraffen en totempalen het toneel op, maar zoekt op andere momenten juist weer de oprechte emotie op. Die emotionele instabiliteit past perfect bij de mentale aftakeling van Rakewell. Als in de guitige epiloog de moraal van het verhaal nog eens kant en klaar en met dikke knipoog wordt geserveerd, rijst de vraag wie er nou in de maling is genomen: Rakewell of het publiek?

IFFR
Film / Reportage
special: Verslag van het IFFR 2018 deel 3
IFFR

IFFR 2018-3

Recensent Marcel is naar het International Film Festival Rotterdam geweest. Lees hier wat hij vond van de films Sweet Country, Der Hauptmann en The Guilty.

Sweet Country

Sweet Country

Sweet Country

Warwick Thornton • Australië, 2017

Sterren: 4

‘What chance does this country make?’, vraagt Fred Smith (Sam Neill) zich op het eind van Sweet Country vertwijfeld af. Het is, naar aanleiding van het verhaal wat hier getoond wordt, een terechte vraag. Sweet Country – een bitterzoete titel – is de tweede lange speelfilm van Warwick Thornton. Zijn sterke debuut Samson and Delilah toonde direct zijn grote talent. Niet alleen als regisseur die met een insidersblik de Aboriginalgemeenschap op humane wijze weet neer te zetten, maar zeker ook als cameraman. Het lyrisch landschap van de Australische ziet er ook nu weer oogstrelend uit.

Sweet Country speelt zich af in de Australische outback in de jaren twintig van de vorige eeuw. Sam (Hamilton Morris), een Aboriginal van middelbare leeftijd, werkt voornamelijk voor Fred Smith, in de blanke plattelandsgemeenschap een van de weinigen die de inheemse bevolking van Australië als medemensen ziet. De rest van de mannen zijn veelal misogyne racisten die vooral goed zijn in zuipen. Een van hen is nieuwkomer Harry March, die net een boerderij heeft overgenomen. Hij is een veteraan van de Eerste Wereldoorlog. De erfenis hiervan is aan zijn verbitterde gedrag af te zien. Als hij Fred om hulp vraagt voor wat klussen op zijn boerderij, vraagt deze of Sam Harry wilt helpen, niet wetende dat hij hiermee de aanzet geeft tot een steeds verder escalerende situatie. Sweet Country baant niet echt nieuwe paden, maar is wel een erg mooi gemaakte, genadeloze schets van de dubieuze manier waarop de Aboriginals behandeld werden.

 

Der Hauptmann

Der Hauptmann

Der Hauptmann

Robert Schwentke • Duitsland, Frankrijk, Polen, Portugal, 2017

Sterren: 5

Een mokerslag, dat is Der Hauptmann. Dit gitzwarte verhaal speelt zich af in de laatste twee weken voor de Duitse overgave in de Tweede Wereldoorlog. Willi Herold, een deserteur op de vlucht, stuit op een verlaten legerwagen met hierin een kapiteinsuniform. Wordt het eerste kledingstuk nog puur aangetrokken om de kou tegen te gaan, hij kan vervolgens toch de verleiding niet weerstaan het complete uniform aan te trekken. Die verandering van kledij zorgt voor een verandering van houding bij Herold. Plotseling wordt er naar hem geluisterd, waarna hij zich in verbazingwekkend korte tijd ontpopt tot een manipulatieve rasopportunist. Eentje die zich een weg door de legerbureaucratie weet te bluffen en situaties naar zijn hand weet te zetten. Daartoe in staat gesteld door de blinde onderdanigheid voor autoriteit en het zich slaaf houden aan de hiërarchie van de mensen die zijn pad kruizen. Het is ongelofelijk, maar tegelijkertijd geloof je het direct.

Der Hauptmann is ver verwijderd van Hollywoodproducties als FlightplanRed en de Divergent-films die de Duitse regisseur Robert Schwentke eerder maakte. Met behulp van de indrukwekkende zwart-witcinematografie van Schwentkes vaste cameraman Florian Ballhaus wordt hier een haast postapocalyptische sfeer neergezet. Heeft het ‘spel’ rond de botsing van bevoegdheden tussen de verschillende Duitse instanties iets weg van een farce, de consequenties zijn niet minder dan een (onverbloemd in beeld gebrachte)  afdaling in de waanzin. Een helletocht waarbij maar weer eens wordt aangetoond dat niets menselijker is dan beestachtig gedrag.

Hoewel enige kennis van de Tweede Wereldoorlog het redelijk bizarre gegeven redelijk aannemelijk maakt, is het toch een schok te horen dat dit verhaal gebaseerd is op een waargebeurd voorval. Een voorval waarvan er zich waarschijnlijk vele soortgelijke hebben afgespeeld in de chaotisch einddagen van de oorlog. En we moeten vooral niet denken dat dit soort gedrag specifiek voorbehouden is aan de Tweede Wereldoorlog, wil Schwentke met de beelden onder de eindcredits duidelijk maken. Dat hij in de Q&A na afloop de naam Trump liet vallen zal de oplettende nieuwsvolger daarom niet verbazen. Not for the squemish, zou een Engelse beschrijving van deze film zijn. Ondergetekende moest teruggaan naar Cargo 200 in 2008 om een IFFR-film te bedenken die even naargeestig als indrukwekkend is als Der Hauptmann.

 

The Guilty

The Guilty

The Guilty

Gustav Möller • Denemarken, 2018

Sterren: 4

Soms hoef je een groot deel van de personages in een film alleen maar te horen om een boeiend verhaal neer te zetten. De Canadese horror Pontypool is daar een goed voorbeeld van. Zelfs als die gesprekken gevoerd worden met slecht één personage in beeld die zich bovendien op slechts één locatie bevindt, kan dat in handen van een goede filmmaker een sterke film opleveren, zoals Locke met Tom Hardy bewees. In The Guilty is de blik bijna continu gericht op Asger (Jakob Cedergren), die werkzaam is bij een Deense 112-centrale en alarmtelefoontjes beantwoordt.

De Zweedse filmmaker Gustav Möller kwam op het idee van zijn debuutfilm toen hij op YouTube een 112-gesprek hoorde. Hij werkte dit gegeven uit in The Guilty,  waarin we nauw op de huid zitten van Asger. Hij krijgt een verontrustend telefoontje binnen van een vrouw die ontvoerd is. Hij probeert er alles aan te doen om haar te redden, waarbij Asgers wat onorthodoxe aanpak wordt verklaard door het feit dat hij eigenlijk straatagent is, maar als disciplinaire maatregel bureauwerk moet doen. Een qua opzet ogenschijnlijk ‘simpele film’, die in uitvoering een verrassend spannend en volwassen debuut opleverde.

Salon_Salon_studio_beige
Kunst / Expo binnenland

Kunst in de lucht

recensie: The Main Addition
Salon_Salon_studio_beige

Het Industriegebouw uit 1952, gelegen aan de Rotterdamse Goudsesingel, is tegenwoordig een bruisende hotspot van creativiteit. Op de bovenste verdieping, met een weids uitzicht over het noordelijke deel van de stad, is nu ook de beeldende kunst neergestreken.

De ontwerpers van Studio Beige hebben een deel van hun ruime studio getransformeerd  tot de expositieruimte Salon Salon. Met de eerste tentoonstelling The Main Addition komen ze tot een verrassende samenstelling van werken. Zeven kunstenaars hebben de vloer en wanden ingenomen, allen op een ingetogen wijze, alsof ze de verheven ligging van de ruimte met respect hebben willen benaderen. In de prachtige belijning van het door architect Hugh Maaskant ontworpen gebouw, vooral te zien in de gefragmenteerde dakconstructie, vormt de haast zwevende aanwezigheid van alle kunstwerken ‘de belangrijkste toevoeging’ aan het geheel.

Kleurdiamanten

Salon_Salon_henriette-t-hoog

Henriëtte van ’t Hoog, Wedge XII (2017) & Wedge VIII (2014/15)

Hoog boven de ingang hangen twee werken (Wedge VIII en Wedge XII) van Henriëtte van ’t Hoog: abstract-geometrische objecten die de indruk wekken vrij te bewegen tegen de witgepleisterde achtergrond. De subtiele weerschijn van fluorverf en het verwarrende perspectief van de vlakken, maken het kijken naar deze ‘kleurdiamanten’ tot een boeiende ervaring: raadselachtig en aangenaam tegelijk. Hetzelfde effect weet Van ’t Hoog te bereiken in haar videowerk (in samenwerking met fotograaf/filmer Michael Wright). De zinderende kleurfragmenten fixeren de blik van de kijker en lijken, in hun oneindigheid, naar een  climax te leiden. Die nooit wordt bereikt.

Met de sculptuur Onomatopoeia (foto boven) van Kevin Bauer wordt eenzelfde lichtheid getoond, maar dan door ogenschijnlijk massieve materialen te combineren tot een constructie die als geheel de zwaartekracht te lijf gaat. Een in de lucht hangende donderwolk van kleur en structuur die elk moment tot uitbarsting kan komen. Erachter hangt, fraai contrasterend, het samengebalde lijnenspel van Jonathan Gaarthuis (Stillicht Nr. 3), een massief stilleven dat volgens de kunstenaar ‘een moment uit het ongrijpbare’ moet laten zien. Hier is de tegenstelling andersom verbeeld: kwetsbaar materiaal dat tot een solide vorm is samengebracht.

Bungalowtent

Salon_Salon_de-roover

Tonio de Roover, Protect me (2017)

Dat kwetsbare is vervolgens terug te zien in het indrukwekkende beeld van Tonio de Roover. Protect me is een verfijnd rasterwerk van metalen buizen die lijken te zijn overgebleven van een bungalowtent uit de jaren zeventig. Het effect van deze ‘lopende hartslag’ is vertrouwenwekkend, de nieuwgemaakte vorm is zowel compact als van een luchtige grootsheid. Hier wordt eerder tijd en ruimte beschermd, dan een fysieke, menselijke aanwezigheid. De samenstellers van The Main Addition hebben met dit beeld een uitstekende keuze gemaakt: de architecturale omgeving werkt als wonderlijke katalysator bij het bekijken ervan.

Met deze eerste Salon Salon-tentoonstelling van zeven kunstenaars zijn de curatoren bijzonder goed geslaagd. Het vorm- en richtingsgevoel van de ontwerpers van Studio Beige – in samenwerking met kunstenaar Jochem Rotteveel – is duidelijk te herkennen. De zorgvuldigheid van de selectie en de zichtbare verbinding tussen de kunstwerken is van een vanzelfsprekendheid die goed voelt. Het is afwachten of de komende expositie deze kwaliteit weet vast te houden. Voor nu is Salon Salon een kleine, spannende, maar vooral toegankelijke kunstomgeving. Gewoon boven ons hoofd. In de Rotterdamse lucht.

IFFR
Film / Reportage
special: Verslag van het IFFR 2018 deel 2
IFFR

IFFR 2018-2

Recensent Marcel is naar het International Film Festival Rotterdam geweest. Lees hier wat hij vond van de films Saving BrintonThe Fortress, Blockage en ★ (Star).

Saving Brinton

Saving Brinton

Saving Brinton

Tommy Haines, Andrew Sherburne • VS, 2017

Sterren: 4

Lang leve types als Michael Zahn. Mensen met een passie die daar door hun omgeving voor gek worden verklaard, maar uiteindelijk van onschatbaar belang blijken te zijn. Via via is Zahn namelijk ooit in het bezit gekomen van een enorm archief uit de begindagen van de cinema, de zogenaamde Brinton-collectie. De gebroeders Brinton uit Iowa waren pioniers van filmvertoningen die stad en land afreisden om voorstellingen te geven. Ze lieten niet alleen films zien, maar trokken – vóór de uitvinding hiervan – ook met toverlantaarns en geluidsopnames rond. De Brinton-collectie bestaat niet alleen uit films en geluidsfragmenten, maar ook uit begeleidende programmaboekjes, posters, apparatuur, meubelen – om maar enkele voorbeelden te noemen. Het is een ongelofelijke schat. Des te opmerkelijker is het dat Zahn bijna vier decennia bezig is geweest om instanties geïnteresseerd te krijgen in de collectie die in zijn huis en schuur lagen opgeslagen (waaronder enorm brandbaar nitraatfilm!), maar steeds nul op het rekest kreeg.

De drie makers van de documentaire, Tommy Haines, John Richard en Andrew Sherburne, komen net als Zahn uit Iowa. Toen zij hoorden over de unieke collectie besloten zij een documentaire hierover te maken. De aandacht verschoof tijdens het lange productietraject steeds meer naar Zahn. Begrijpelijk, want hij blijkt een ideale gids te zijn die niet alleen alles over de collectie weet, maar ook nog eens een innemende persoonlijkheid en een rasverteller is. Saving Brinton weet het enthousiasme van Zahn moeiteloos over te brengen naar de kijker; niet heel vreemd dus dat deze documentaire direct een van de publiekslievelingen van het IFFR werd. Opvallend is dat Zahn, net als de makers aanwezig bij de vertoning, de Scorsese-film Hugo instrumenteel noemde in de aandacht die de Brinton-collectie opeens kreeg. Die film opende namelijk de ogen van met name veel Amerikanen over de rol die filmmakers uit de begindagen van de cinematografie hebben gespeeld.

 

The Fortress

The Fortress

The Fortress

Hwang Dongyuk • Zuid-Korea, 2017

Sterren: 4

Het was de Chinese Ming-dynastie die de Joseondynastie (in het huidige Korea) in de 17e eeuw redde van een Japanse invasie. De loyaliteit die het Koreaanse koningshuis jegens het Ming-rijk toont wekt wrevel bij de Qing-dynastie – het andere Chinese rijk – dat prompt het Koreaanse schiereiland binnenvalt. De Joseon-koning en z’n entourage trekken zich terug in het Namham-fort, een ommuurde vesting in de bergen. Het fort lijkt onneembaar, maar het is hartje winter en bar koud en eenmaal omsingeld door de enorme invasiemacht wordt de situatie steeds uitzichtlozer.

Regisseur Hwang Dongyuk nam een boek over een zwarte bladzij uit de Koreaanse geschiedenis als uitgangspunt en smeedde het tot het epische spektakelstuk The Fortress (Namhansanseong). Hierin is minstens evenveel ruimte voor actie als voor de besluitvormingsprocessen aan het hof. De schaal van de productie is, met enorme sets, weidse landschappen en veel figuranten, groot te noemen. Dat geldt evenzeer voor het aanwezige acteertalent: bekende Koreaanse acteurs als Byung-hun Lee (I Saw the Devil), Yun-seok Kim (The Chaser) en Hae-il Park (Memories of Murder) nemen de hoofdrollen voor hun rekening. Zij geven gestalte aan de machtsstrijd aan het hof, waarbij diverse inzichten strijden om de gunst van de koning. Het is een subtiele, mooi in beeld gebrachte botsing van inzichten, waarbij loyaliteit en lijfsbehoud leiden tot een interessante machtsstrijd.

 

Blockage

Blockage

Blockage

Mohsen Gharaeik • Iran, 2017

Sterren: 4

Arme ondertitelaar! En ook: arme lezer! Want de stroom aan dialogen in dit Iraanse drama is soms met slechts moeite bij te houden. Niet dat het stoort – integendeel. De manier waarop Mohsen Gharaeik, in zijn eerste door hemzelf geregisseerde speelfilm, het verhaal neerzet van de steeds desperater wordende situatie van een gemeenteambtenaar maakt namelijk indruk. Blockage is er een in de lange lijn van sociaal-realistische speelfilms uit Iran die zowel een genuanceerde blik werpen op de hedendaagse Iraanse maatschappij, als universeel herkenbare thema’s en situaties aansnijden. Ghasem werkt bij de gemeente als controleur van illegale markthandelaren. Maar zijn baan staat op de tocht en ook privé gaat het minder. Zeker ook omdat hij een erfenis van zijn vrouw wil investeren in een vrachtwagen en niet – zoals zij wil – in een eigen huis. Een confrontatie met een boze handelaar zet Ghasems situatie verder op scherp. Met veel vaart wordt de rusteloosheid en frustratie van Ghasem getoond, een hosselaar die altijd een kans op het verbeteren van zijn situatie probeert aan te grijpen. Blockage is een over de gehele breedte sterk geacteerde, humane film. Met dank aan een sterk script van Saeed Roustayi (Life and a Day) geeft Mohsen Gharaeik geeft hier zijn visitekaartje af.

Star

Star

Johann Lurf • Oostenrijk, 2017

Sterren: 3

Een chronologische compilatiefilm van fragmenten uit speelfilms waarin sterrenhemels getoond worden, vanaf de begindagen van de cinema tot aan nu: dat is ★ (star). Dat klinkt als een visueel interessante trip waarin bovendien gekeken kan worden welke ontwikkeling de verbeelding van onze nachtelijke hemel doormaakte. Wie echter een hypnotiserende, dromerige montage verwacht komt bedrogen uit. Elk beeld waarin iets anders is te zien dan een sterrenhemel – een horizon, een ruimteschip, titels – is weggelaten. Bovendien zijn alle scènes nog voorzien van de originele audio. Het resultaat is een film met soms opvallende beeld- of geluidssequenties. Maar ook een fragmentarische, staccato film die blij vlagen behoorlijk nerveus is. Leuk is natuurlijk wel om te proberen te raden om welke films het gaat, maar dit blijkt in deze vorm een opvallend pittige filmquiz te zijn. Het is lastig hier zinnige conclusies aan te verbinden, maar een interessante vormoefening is het wel.

Boeken / Non-fictie

Idealistische, dobberende meeuw

recensie: Madelon de Keizer - Als een meeuw op de golven. Albert Verwey en zijn tijd.

Met de biografie Als een meeuw op de golven heeft cultuurhistorica Madelon de Keizer een beeld willen geven van de betekenis van Albert Verwey in het literaire en culturele debat in Nederland tussen 1880 en 1930. Verwey was zijn tijd vooruit: internationalisme en vernieuwing van de literatuur waren speerpunten.

In een van meest intrigerende hoofdstukken uit de kloeke biografie Als een meeuw op de golven behandelt Madelon de Keizer de vriendschap tussen Verwey en de dichter Willem Kloos.

Kloos was ouder, lid van de destijds vernieuwende groep Tachtigers en nam de begaafde Albert Verwey onder zijn hoede. Deze keek enorm tegen hem op. Verwey kwam uit de lagere middenstand van de Amsterdamse Jordaan en had met hulp van een stimulerende docent Nederlands de weg naar de literatuur gevonden.

Willem Kloos komt naar voren als een narcistische, dwingerige persoonlijkheid. Wie niet voor hem was, was tegen hem. Verwey zoog de erudiete uiteenzettingen van de meester op en vormde zijn smaak aan de opinies van Kloos. Hij hielp hem ondertussen met allerlei praktische zaken zoals de redactie van De Nieuwe Gids, het tijdschrift van de Tachtigers. Hij vulde het krappe budget van Kloos aan – Verwey nam zelf allerlei bijbanen – en bracht Willem thuis als hij weer eens stomdronken was. Op het laatst werd Kloos zo veeleisend en leunde hij zo zwaar op zijn jonge vriend dat deze het benauwd kreeg en besefte zo niet verder te kunnen.

Dat Kloos waarschijnlijk homoseksueel was en verliefd op de jonge, dwepende Albert zal de aanleiding voor de breuk geweest zijn (Verwey verloofde zich in 1888 met Kitty van Vloten) maar zeker niet de oorzaak.

Zijn huwelijk met Kitty was gebaseerd op een voor die tijd bijzondere gelijkwaardigheid en ze woonden met hun zeven kinderen idyllisch op een duintop in Noordwijk.

Poging tot maatschappijvernieuwing

Verwey was een sociale stijger en had een feilloos gevoel voor de juiste wegen naar de juiste mensen. Hij ambieerde een carrière als dichter en daarnaast vernieuwing van de Nederlandse cultuur, die de 19e eeuw van zich af moest schudden.

Maar zijn confessionele jeugd en zijn op harmonie gerichte levenshouding hebben een werkelijk moderne doorbraak in de weg gestaan.

Opgegroeid in een vroom, kleinburgerlijk milieu was hij beïnvloed door het Réveil, een stroming die het innerlijk doorvoelde geloof en een daadwerkelijke bijdrage aan de gemeenschap voorstond. Hoewel hij zijn geloof verloor meende Verwey dat de Dichter, in het zoeken naar het Goede, het Schone en het Ware, niet in zijn eigen artistieke cocon moest blijven hangen. Het l’art pour l’art van de Tachtigers – de allerindividueelste expressie – werd hem langzamerhand te smal. Hij wilde een bijdrage leveren aan de samenleving en richtte daartoe allerlei tijdschriften op waarvan uiteindelijk De Beweging het meeste invloed zou hebben.

Soms verbond hij zich met een soort idealistisch nationalisme, soms met het socialistisch gedachtegoed, dan weer met een wat zweverig globaal denken. Hij had een scherp oog voor het afglijden naar extreem rechts en waarschuwde voor het opkomend nazisme.

Verwey zocht zowel naar internationale contacten als naar een definitie van Nederlanderschap, de ‘volksaard’. In de vriendschap met de Duitse dichter Stefan George en diens culturele kring maakte hij kennis met een stukje Duitse cultuurvernieuwing. Toen zijn Duitse collega’s tijdens de Eerste Wereldoorlog fel nationalistisch bleken kwam het tot een breuk. Met de Franse avant-garde had Verwey veel minder contact. Zijn kring had weinig affiniteit met het Franse realisme en naturalisme dat messcherp maatschappelijke wantoestanden toonde.

Lastige chronologie

Madelon de Keizer heeft een originele vorm gekozen voor deze biografie. Echtgenote Kitty en alle vrienden krijgen ieder hun eigen hoofdstuk. Dat maakt het lezen lastig omdat iedere keer de tijd terug wordt gezet naar het moment van ontmoeting. Zo overlappen de hoofdstukken elkaar en weet de lezer niet altijd waar in de geschiedenis hij zich bevindt.

De Keizer stipt summier aan wat zich ondertussen in Nederland en Europa afspeelde. Dat veroorzaakt een blikvernauwing: de focus ligt op de zeer gedetailleerde beschrijving van een groep schrijvers en denkers. Hun samenwerking en conflicten blijven binnen de beperkte ruimte van de Nederlandse intellectuele elite van die tijd. De titel, ontleend aan een citaat van Verwey zelf, is goed gekozen.

Er wordt veel gedobberd en weinig geklapwiekt of gevlogen.