Theater / Voorstelling

Inspiratie van de zee

recensie: Seemannslieder / Op hoop van zegen (ZT Hollandia)

.

~

In eerste instantie was het de bedoeling dat Marthaler Heijermans klassieker Op hoop van zegen zou regisseren, maar daar stapte de Zwitser al snel van af. Hij wilde geen bestaand verhaal vertellen, maar een door improvisatie ontstaan collagetoneel maken. Op hoop van zegen bleef een belangrijke inspiratiebron, maar tijdens de repetities stond niets vast: de acteurs mochten aanrommelen in een al wel volledig ontworpen decor. Geleidelijk aan ontstonden losse scènes, zonder een verhaal. Pas enkele dagen voor de première vertelde Marthaler in welke volgorde de scènes gespeeld gingen worden. En wonderbaarlijk genoeg levert het een coherente voorstelling op.

Vertraging

~

Seemannslieder / Op hoop van zegen is een stuk geworden dat ruist en deint als de zee. Soms word je plotseling opgezwiept op een hoge golf, en dan vangt de eindeloze wiegeling weer aan. Het lage tempo is een heel wezenlijk element van het stuk: Marthaler dwingt je daarmee stil te staan bij wat er gebeurt als er in feite niets gebeurt. Zo draagt Graham Valentine met opper-Brits accent de eerste regel van een zeemansballade voor, met een snelheid van twee woorden per minuut en dan ook nog eens telkens weer opnieuw. En dat zeker tien minuten lang. Gek genoeg merk je dat je luistert, en dat je meegaand met het rijzen en dalen van Valentines stem iets heel wezenlijks beleeft. De overige acteurs hangen onderuitgezakt op banken, tegen de bar aan of over de piano en laten hem rustig zijn gang gaan. Ook jij zakt onderuit, in een prettig soort vertraging die ruimte biedt om te je gedachten te laten gaan en te dromen. Totdat plotseling de volgende acteur het roer overneemt om je met een gek dansje, een gloedvolle Franse chanson of een dramatisch fragment uit Op hoop van zegen weer een andere kant op te sturen. Zo grijpen de Seemannslieder je steeds weer, ook als je net dacht dat het nu wel afgelopen zou mogen zijn. Als het einde dan ook daadwerkelijk daar is besef je: Marthaler neemt de tijd om zijn publiek te betoveren, mee te voeren, en niet alleen maar bezig te houden.

Muziek

Muziek speelt een belangrijke rol in de voorstelling. Allerhande liederen over de zee blijken een rijke bron van inspiratie. De acteurs zingen psalmen, oude zeemansliederen, fragmenten uit Der fliegende Holländer van Wagner, liederen van Schubert en Ravel. Maar ook burleske volksliedjes komen veelvuldig voorbij. Ballades worden afgewisseld met slapstick-achtige humor. Hadewych Minis zingt prachtige Franse chansons, maar er is ook ruimte voor het slangenmenstrucje van Chris Nietvelt. Frieda Pittoors speelt glansrijke rollen. Ze draagt op meeslepende wijze prachtige teksten van Pessoa voor, maar sleept zichzelf ook overtuigend over het podium, meegevoerd door een imaginaire windhoos.

Emoties

In Marthalers collage krijgen de verzamelde liedjes, gedichten en prozafragmenten een speciale betekenis; ze doen je beseffen hoe machtig muziek en tekst zijn als drager van emotie, van hoop, van verdriet, van berusting, van vertrouwen. En je beseft dat ons bestaan vooral rond die emoties draait, en dat handelen in zekere zin maar bijzaak is. Seemannslieder/ Op hoop van zegen is daarmee meer een voorstelling geworden over het wachten, hopen, herinneren, treuren en dromen dat het leven is dan een voorstelling over de zee.

Seemannslieder / Op hoop van zegen is nog tot en met 10 januari 2005 te zien.

Film / Achtergrond
special: Een interview met Theo Angelopoulos

‘In mijn films praat ik altijd over mezelf’

Theo Angelopoulos heeft een grote staat van dienst voor de uitstraling van de Europese cinema. Hij wordt omschreven als ‘de grote Europese filmpoëet’ en zijn kast staat vol met prijzen van filmfestivals als Berlijn en Cannes. Hoe groots hij zijn films ook opzet, altijd komt het persoonlijke naar voren. Twee minuten nadat ik hem de hand had geschud, blijkt dat dat ook typerend is voor de dagelijkse manier van omgang van de Griekse regisseur. Aangezien de lobby van zijn prachtig chique Amsterdamse hotel te rumoerig was, stelde hij voor om naar zijn kamer te gaan. “Veel intiemer, persoonlijker”, glimlachte hij. In de drie kwartier die volgde bleek deze eigenzinnige, grinnikende Griek – in tegenstelling tot zijn donkere en sombere films – een erg vrolijke en vriendelijke man te zijn.

~

Eleni, de nieuwste film van Angelopoulos, is het eerste deel in een trilogie die de geschiedenis van de twintigste eeuw beschrijft. In zijn kenmerkende stijl voert hij ons in dit eerste deel voornamelijk langs de Griekse geschiedenis van de eerste helft van de vorige eeuw, gezien door de ogen van een vrouw, Eleni. Het is slechts de tweede keer dat een vrouw de hoofdrol speelt in een van zijn films. “In mijn eerste echte film stond ook een vrouw centraal. Met Eleni is voor mij de cirkel rond.”

Intiem en persoonlijk

~

Het is niet de eerste keer dat Angelopoulos (een deel van) de Griekse geschiedenis op celluloid probeert te vatten. In 1975 verscheen O Thiassos (The Travelling Players), waarin hij het epische verhaal schetst van een groep reizende acteurs, die begint voor de Tweede Wereldoorlog en doorloopt tot in de jaren vijftig. Bij Eleni heeft Angelopoulos duidelijk voor een andere insteek gekozen. “O Thiasos was een verhaal over politiek en geschiedenis van een heel volk. In het geval van Eleni gaat het meer om de persoonlijke geschiedenis van Eleni, de vrouw. De geschiedenis reflecteert wel op haar, heeft invloed op haar leven, maar het gaat om Eleni.” Een meer persoonlijke aanpak dus dan in de jaren zeventig. Dat zal niemand verbazen aangezien de laatste films van Angelopoulos al veel intiemer en persoonlijker waren dan zijn vroegere werk. Kijk bijvoorbeeld maar naar zijn vorige twee films, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day. “Ook al zou ik het niet willen,” bekent de oude Griek, “in mijn films praat ik altijd over mezelf. Ik vertel mijn verhaal, alles wat ik meegemaakt heb, de mensen die ik ontmoet heb. Het is mijn wereld.”

Herschreven

Kenners van Angelopoulos’ oeuvre zullen de film herkennen als een van zijn meest toegankelijke werken. Er zijn minder typische Angelopoulos-momenten waarin heden en verleden, realiteit en droom in hetzelfde shot worden getoond en de film houdt zich in grote lijnen aan de chronologische volgorde van het verhaal. Deze aanpak vindt zijn oorsprong in het feit dat de trilogie oorspronkelijk als één film geschreven was. “Toen het oorspronkelijke scenario geschreven werd, toen er van een trilogie nog geen sprake was, was het niet linear geschreven maar met veel flashforwards en flashbacks. Het begon in het New York van nu en sprong terug naar het Griekenland van de eerste helft van de eeuw. Maar omdat de film op deze manier te lang werd [grinnikt], lieten de producers mij de keuze: of er een trilogie van maken, of het hele project afblazen.” Het script werd herschreven en er werd gekozen voor een meer chronologisch verhaal dat de rode draad van de trilogie werd.

Tipje van de sluier

~

Op mijn inhoudelijke vragen over de andere twee delen wilde hij niet te gedetailleerd ingaan. “Over het productieschema is nog niet veel bekend, maar de scripts zijn af. Het tweede deel, dat de titel The Third Wing zal krijgen, begint bij de dood van Stalin en loopt tot aan de van van de Berlijnse muur. Het slot, dat momenteel als werktitel The Eternal Return heeft, loopt van de val van de Muur tot aan de millenniumnacht.” Voor de twee nog te verschijnen films is Griekenland niet groot genoeg. “De halve wereld komt aan bod: Oezbekistan, Siberië, Moskou, New York, Canada.” En meer wilde hij echt niet kwijt. We krijgen het wel te zien.

Altijd in drieën

Hoewel dit de eerste keer is dat de titel van een van zijn films het woord ’trilogie’ bevat, werkt Angelopoulos altijd in trilogieën. De eerste, bestaande uit Days of ’36, The Travelling Players en O Megalexandros, maakte hij in de jaren zeventig en wordt ook wel de ’trilogie van de geschiedenis’ genoemd. Daarna volgde in de jaren tachtig de ’trilogie van de stilte’ met Voyage to Cythera, The Beekeeper en Landscapes in the Mist. In de jaren negentig kwamen The Suspended Step of the Stork, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day uit, die samen de ’trilogie van de grenzen’ vormen. En nu dus zijn groots opgezette en meestomvattende werk, zijn magnum opus.

Door tot het einde

In 1998 zei de nu 69-jarige Angelopoulos in Cannes dat hij langzaam richting het einde van zijn carrière ging. Kan het zijn dat dit zijn laatste trilogie is? “Ik hoop het niet, maar het zou zeker kunnen.” Als dat inderdaad het geval is, laat hij met zijn twaalf hoofdfilms een onmiskenbaar sterk en coherent oeuvre achter. “Maar ik ben van plan net zo lang door te gaan als [de Portugese regisseur] Manoel de Oliveira. En hij is 96!”

Film / Films

Eerste akte van grauwe Griekse geschiedenis

recensie: Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow)

De afgelopen maanden hebben we aardig wat van de Grieken gezien. Het nationale voetbalelftal zorgde daar voor een volksfeest door het Europese Kampioenschap voetbal te winnen en door de Olympische Spelen zagen we vele mooie kanten van een zonnig getint land. Regisseur Theo Angelopoulos heeft met Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow) een klaaglied op Griekenland gemaakt waarin hij laat zien dat het land niet altijd feestelijk en zonnig is geweest maar dat de tragiek die in de oudheid al een enorme rol speelde, ook een stempel heeft gedrukt op de moderne geschiedenis.

~

~

Dit eerste deel van Angelopoulos’ trilogie (er is nog niets bekend over de andere delen) verweeft de belangrijkste gebeurtenissen uit de Griekse geschiedenis van 1919 tot 1949 met het levensverhaal van Eleni. In de openingsscène zie je hoe zij als weesje met een groep Russische vluchtelingen in Griekenland aankomt waar ze wordt opgenomen in een gezin van mede-immigranten. Wanneer ze volwassen is, vlucht ze met haar grote liefde Alexis, de zoon van haar kersverse maar veel oudere bruidegom, naar Thessaloniki waar Alexis als muzikant wat schnabbelt. Als hij naar Amerika gaat om geld te verdienen en zo zijn gezin te kunnen onderhouden, blijft Eleni alleen achter in het Griekenland van revoluties, het opkomende fascisme, de Tweede Wereldoorlog en de Griekse burgeroorlog. Zoals gezegd is het geen verhaal van wuivende olijfbomen op zonnige stranden; het is er één van modderige industrieterreinen, vervallen treinstations en lege fabriekshallen waar de arbeidersmassa haar grijze dagen slijt.

Adembenemend

Het resultaat is niets minder dan een Gesammtkunstwerk: een fotografisch gecomponeerde mise-en-scène, poëtisch taalgebruik, een sfeer die je op sociaal-realistische schilderijen aantreft en invulling van scènes zoals je die in het theater vindt. Dit wordt filmisch weergegeven in Angelopoulos’ overbekende stijl: visueel adembenemende, minutenlange shots waarin de camera langzaam de prachtig gechoreografeerde gebeurtenissen volgt met bewegingen die je eerst nieuwsgierig maken en vervolgens foppen.

Symboliek

~

Naast de visuele pracht staat de film bol van symboliek en verwijzingen. Namen als Eleni (Helena, Hellas) en Danae hebben een diepere betekenis meegekregen vanuit de Griekse mythologie. Ook de Bijbel wordt aangehaald, zij het iets subtieler, met de tien plagen en de zondvloed als straf op de zonde (de meest onvergetelijke scène uit de film). Daarnaast is er nog veel wat mij niet eens duidelijk is: de dode schapen in de boom, hoe er altijd witte doeken boven land en zwarte boven het water hangen, etcetera.

Beeld en geluid

Een minpunt aan de films van Angelopoulos, zoals zoveel films uit Zuid-Europa, is het samenspel tussen beeld en geluid. Ook deze maal is dit de zwakste schakel in zijn film. Angelopoulos gelooft heilig in nasynchronisatie. Als gevolg hiervan staan de personages bij de dialogen en bij het bespelen van instrumenten overduidelijk met opzet en angstvallig vaak met de rug naar de camera, zodat daar gemakkelijk gedubd kan worden. Zie je een scène een keer van voren, dan loopt het geluid vaak niet synchroon met de beelden, wat ook enorm stoort. Wél een groot pluspunt aan het geluid is de muziek. Wederom komt dit van de hand van Angelopoulos’ vaste componiste Eléni Karaindrou. De composities zijn ditmaal iets minder onvergetelijk doordat niet emotie maar traditie centraal staat, maar toch is het geen wonder dat je op internet bij het zoeken op de filmtitel net zo vaak op een muzieksite als op een filmsite terecht komt.

Potemkin

Eleni zal de kenners van Angelopoulos’ oeuvre niet verrassen. Zowel qua stijl als qua retoriek blijft hij op bekend terrein. De film is wel minder intiem dan zijn eerdere werk. Alleen het laatste kwartier kan zich op emotioneel gebied meten met vorige films als Eternity and a Day. Hoewel Eleni misschien niet zo goed is als Eternity and a Day, ze is echter minstens zo interessant. Het is een prachtig verhaal over het zoeken van je plaats, over hoe mensen opkomen uit de massa en er weer in verdwijnen, op een manier die herinnert aan films als Pantserkruiser Potemkin, La Terra Trema en Ladri di Biciclette. Lang niet iedereen zal deze film kunnen waarderen, maar ik wacht met smart op de rest van de trilogie.

Lees ook ons interview met Theo Angelopoulos!

Film / Films

Fantasievol is een eufemisme

recensie: Immortel (ad vitam)

Enki Bilal is een van oorsprong Joegoslavische striptekenaar, die het grootste deel van zijn leven in Frankrijk woont. Persoonlijk heb ik helemaal niets met strips, maar volgens mijn persbulletin is hij “een van de meest getalenteerde hedendaagse grafische kunstenaars”, dus dat zal dan wel. Na twee eerdere films heeft hij nu enkele van zijn eigen stripverhalen bewerkt, of: gedeconstrueerd, zoals hij zelf noemt. Dat was geen goed plan. Immortel (ad vitam), met deels echte acteurs en deels door de computer geschapen creaties, is een zielloze science fictionfilm geworden.

~

Het indrukwekkendste aan de film is de realisatie van New York anno 2095, enigszins vergelijkbaar met de manier waarop in Blade Runner het futuristische Los Angeles werd neergezet. Een harde, onaantrekkelijke wereld vol onooglijke mutanten en torenhoge, grijze gebouwen. Alles beton en staal. In de wijde omtrek geen boom te bekennen; Central Park is een onbegaanbaar verklaarde zone geworden. Maar die aankleding, met veel verval en afbladderende muren, is het enige aan de film wat te prijzen valt. Voor de rest is het een lege huls. Meer dan een bewegend stripverhaal is het niet geworden: papieren personages die nergens werkelijk levend worden, voortbewogen door een plot die van knip- en plakwerk aan elkaar hangt en bovendien volkomen spanningsloos is.

Hete adem

~

Het uitgangspunt is al hoogst curieus: Horus, de Egyptische God met de valkenkop (een computercreatie natuurlijk) moet afdalen naar de aarde. Zijn onsterfelijkheid staat op het spel. Zijn dagen zijn geteld, tenzij hij op de aarde een vrouw vindt om geslachtsgemeenschap mee te bedrijven. Degene die hij op het oog heeft is Jill Bioscop, een aantrekkelijke mutante met een witte huid en blauw haar. Om zijn goddelijke doeleinden te verwezenlijken dient hij echter wel bezit te nemen van een menselijk mannenlichaam. De uitverkorene heet Nikopol. Maar omdat deze Nikopol een ontsnapte veroordeelde is, voelen de jongen en het meisje al snel de hete adem van de aan een dubieus geneticaconcern gelieerde (en zeer corrupte) autoriteiten in hun nek. Die zetten hun belangrijkste troef in: de buitengewoon smerige, bloeddorstige Dhayaks. Uiteraard moet Horus met zijn bovennatuurlijke gaven diverse keren ingrijpen om zijn protégés, en daarmee dus ook zichzelf, het vege lijf te redden.

In nevelen gehuld

De god is een machtsbeluste dictator zonder scrupules (“you’re really full of shit, man”, blaft Nikopol hem toe) die uiteindelijk daardoor weet te overleven. Niet tot ons genoegen: zelden was er in een filmpersonage zo weinig om je mee te identificeren. De film wil natuurlijk dat we dat met de held Nikopol doen, maar ook deze weet weinig sympathie op te wekken. Vooral omdat zijn achtergrond (kennelijk is hij een gevierd verzetsstrijder en een soort van dichter) voor ons in nevelen gehuld blijft.

Lijmklodders

De acteurs zijn geen van allen geweldig. Linda Hardy als Jill speelt tamelijk karakterloos. Haar tegenspeler is Thomas Kretschmann (Nikopol): zijn Duitse accent was natuurlijk goed op zijn plaats toen hij de naziofficier in Polanski’s The Pianist speelde (en dat trouwens heel goed deed), maar hier irriteert het alleen maar. Zelfs de gelouterde Charlotte Rampling, met een kapsel waarin wat plakkerige lijmklodders lijken te hangen, weet weinig te maken van haar rol als de arts die uit medisch oogpunt zeer in Jill geïnteresseerd is. Daarbij hebben alle acteurs van vlees en bloed de handicap dat de confrontaties met hun computergestuurde tegenspelers er nogal ongeloofwaardig uit zien.

Tim Burton

De film is volstrekt humorloos, maar wel doortrokken van een esoterie van het meest pretentieuze soort: Immortel zit vol quasi-mystieke en pseudo-poëtische teksten en dito beeldsequenties die mij ongelofelijk op de zenuwen werkten. Om nog maar te zwijgen van al die metropolitaanse vergezichten en die rondsuizende luchttaxi’s die je voortdurend te zien krijgt. Er zit veel belachelijks in deze film (Jills beschermheer John bijvoorbeeld, een spookachtige gedaante die met zwarte wikkels rondom zijn hoofd te pas en te onpas opduikt), maar de scènes waarin twee Egyptische goden in een boven de stad zwevende piramide een potje Monopoly spelen en klaverjassen, spannen werkelijk de kroon. Ik heb ergens een vergelijking gelezen met het werk van de geïnspireerde beeldkunstenaars Tim Burton en Terry Gilliam, maar die gaat echt niet op. Hun films zijn zó veel fantasievoller! Bij Immortel kost het gewoon moeite om de film tot het einde toe uit te zitten.

Het boek overleeft

Immortel eindigt bovenop de Eiffeltoren. Jill zit te lezen in Fleurs du mal van Baudelaire: een beduimeld tweedehands exemplaar dat in deze futuristische setting nogal anachronistisch aandoet. Tegelijkertijd is het de enige hoopvolle boodschap van deze film: het boek heeft het digitale tijdperk overleefd en klassieken als Baudelaire worden nog steeds gelezen.

Theater / Voorstelling

Finalisten Cameretten nog ongeslepen diamanten

recensie: Cameretten 2004

De 39ste editie van het cabaretfestival in Rotterdam was niet de sterkste. Winnaar van de juryprijs Anuar Aoulad Abdelkarim onttrekt zich zaterdag 27 november aan het middelmatige niveau in het nieuwe Luxor Theater in Rotterdam. Het gastoptreden van het Groot Niet Te Vermijden is het hoogtepunt van de avond. De muzikale knipoog naar de realiteit – zelf willen ze het geen cabaret noemen – doet de afgeladen zaal op zijn grondvesten schudden.

~

Voor het dieptepunt, dan zijn we daar ook gelijk vanaf, zorgt overigens geen van de finalisten maar presentator Sjoerd Pleijsier. Hij moet het programma aan elkaar praten, maar deed dit weinig geïnspireerd. Op het moment dat na het optreden van Het Groot Niet Te Vermijden de jury nog niet tot een eindoordeel blijkt te zijn gekomen, presteert hij het zelfs te zeggen dat het publiek maar tien minuten iets voor zichzelf moet gaan doen. In plaats van dat hij in de tien minuten voor vermaak zorgt. Het komt hem te staan op boegeroep en spreekkoren die in een voetbalstadion niet zouden misstaan.

Een jurk als middelpunt

~

Maar uiteindelijk gaat het allemaal om de drie finalisten: Nathalie Baartman, Anuar (zoals zijn artiestennaam is) en Ted Griffioen. Allen gaan uiteindelijk met een prijs naar huis, waardoor er een soort ‘Miniplaybackshow-gevoel’ blijft hangen. Baartman weet op knappe wijze een jurk tot middelpunt van haar programma ‘Stam’ te maken. Dit traditionele witte kledingstuk gebruikt ze om ons inzicht te geven in de wijze waarop we langs elkaar heen leven. Het gewaad is voor haar de manier om contact te leggen en het stuk roept ook op tot het maken van contact met elkaar. Het is een origineel uitgangspunt. Probleem is echter dat het traag is en niet dertig minuten de aandacht weet vast te houden. De interactieve momenten met het publiek zijn hilarisch, met het nabootsen van de lokroep van een hert als hoogtepunt. De persoonlijkheidsprijs is haar dan ook van harte gegund. Baartman is voor haar succes daar echter teveel van afhankelijk en zal voor meer afwisseling in haar verdere werk moeten zorgen.

Gekromde tenen

Waar Baartman origineel is, is Ted Griffioen daar niet op te betrappen. In de eerste tien minuten van The Blues doet hij je denken dat je in een mannelijke versie van Sex in the City bent beland. In het begin probeert hij een toeschouwster te versieren om vervolgens te onthullen dat hij al een vriendin heeft, maar een hele lelijke. De wijze waarop hij uitlegt dat ook een lelijke vriendin voordelen heeft, is zeker boeiend. Geleidelijk blijkt echter dat Griffioen een slechte imitator van Hans Teeuwen is. De echte liefhebber van de Brabantse cabaretier zal met gekromde tenen in de zaal hebben gezeten. In combinatie met arrogant uitgevoerde flauwe woordgrappen, zorgt Griffioen voor irritatie onder zijn publiek. Dat hij nog de publieksprijs mee naar huis mag nemen doordat 41 procent van de toeschouwers hem de beste vindt, is misschien wel de grootste grap.

Sobere vertelling

Anuar is de meest authentieke van de drie. De Marokkaanse Nederlander blijft met zijn show Ik ben heel dicht bij zichzelf. Als Marokkaan van de derde generatie ontmoet hij tal van vooroordelen. Hij houdt de toeschouwers een spiegel voor, maar deinst er niet voor terug ook hand in de eigen Marokkaanse boezem te steken. Het zeer actuele integratiethema lijkt afgezaagd, maar Anuar weet het door zijn persoonlijke en sobere vertelling tot een spannend en aantrekkelijk kijkspel te maken. Zijn bezoek aan het zwembad is daarbij het spetterend slot. Van een Marokkaan zonder zwemdiploma’s tovert hij zichzelf – met behulp van een ouderwets zwembandje voor om het middel met blokjes – om tot een zelfmoord terrorist. Voor een half uur weet Anuar de aandacht meer dan vast te houden. Als winnaar was hij daarom ook onomstreden. Vraag is of hij ook buiten de Marokkaanse paden een goed programma kan neer zetten. Een uitdaging waar ook de jury Anuar voor plaatst. Tenzij Anuar natuurlijk nog avonden vol vergelijkbaar en afwisselend materiaal heeft.

Of een van de drie definitief zal doorbreken en in de voetsporen zal treden van eerdere Cameretten-deelnemers als Theo Maassen, Plien&Bianca en Marc-Marie Huijbregts is nog niet te zeggen. Wel duidelijk is dat ze er nog lang niet zijn en er nog te verbeteren valt. Het talent hebben ze zeker. Wie zelf wil oordelen kan naar een van de optredens die de drie finalisten de komende weken door heel het land houden. Als er tenminste nog kaarten zijn.

Theater / Voorstelling

Kees Torn is bij vlagen briljant

recensie: Doe mee en win! (Kees Torn)

.

~

Kees Torn is een autodidact. Hij heeft vroeger wel enkele jaren pianoles gehad, maar daar is het dan ook bij gebleven. Na een aantal studies te hebben gevolgd, is Torn samen met een studiegenoot van de kunstacademie op het podium beland. Toen bleek dat deze dame (volgens Torn) niet het middelpunt van de avond was, hield deze samenwerking echter snel op. Hij brak echter solo pas door toen hij in 1994 het Leids Cabaret Festival won. In 1995 kwam hij met zijn eerste volwaardige show Laat maar laaien, en sinds die tijd vormt hij een rotsvaste waarde binnen het Nederlandse cabaret.

Teksten drie keer doorlezen

~

In zijn inmiddels zesde programma Doe mee en win! speelt Kees Torn weer zijn herkenbare ‘ouderwetse’ cabaret, zoals hij het zelf tijdens de voorstelling noemt. Hij weet muzikaliteit en een ongekende taalvirtuositeit vrijwel naadloos met elkaar te combineren. De mix die dit oplevert is bij vlagen briljant, met name als hij speelt met de Nederlandse taal. Over het algemeen valt op dat zijn gedichten en de bindteksten waarin hij ‘spontaan’ zijn verhaal doet het best overkomen. De liedjes zijn vaak zo complex dat je de teksten nog drie keer moet doorlezen om ze op waarde te schatten. Nu komt enkel de grap die hij in de laatste regel maakt over bij het publiek. Misschien is het een idee om dat werk in een boekje uit brengen, dan kun je het eens rustig nalezen.

Massapubliek

Kees Torn wil geen cabaretier voor het grote publiek zijn. Hij haalt regelmatig uit naar het CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming). Dit is een regeling waarmee scholieren worden gestimuleerd om naar het theater te gaan. Ook geeft hij duidelijk zijn minachting voor het massapubliek in het algemeen. Hij doet echter zelf ook mee aan de grote kakofonie die in cabaretland lijkt te zijn ontstaan om collega Guido Weijers uit de theaters te verdrijven. Toch is Kees Torn ook in deze wat simpelere, lompe vorm van humor sterk. De losse, slordige manier waarop hij op het podium staat zorgt ervoor dat hij constant de aandacht van de zaal behoudt.

Minimaal gebruik van het theater

Wat na afloop van het programma opvalt is dat Doe mee en win! eigenlijk niet echt een einde of een begin kent. Het zou me dan ook niet echt verbazen als de voorstelling over een half jaar weer uit totaal andere elementen is opgebouwd. Als de liedteksten dan ook nog in druk worden uitgegeven, dan komt Torn in zijn volledige sterkte op de bezoeker over.

Doe mee en win! is nog tot en met 31 mei 2005 te zien in de theaters.

Theater / Voorstelling

Manuels keiharde mening ontziet niemand

recensie: Lazarus (André Manuel)

.

~

Manuel steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Het kan hem niets schelen als hij mensen kwetst. Dan hadden ze maar niet moeten komen kijken, straalt hij uit. Al heeft hij wel heel even medelijden met een stel dat halverwege de voorstelling de zaal verlaat en hem mededeelt – als hij hen achterna loopt – dat ze dachten dat Manuel een gezellige zanger was… Ja, die mensen komen van een zeer koude kermis thuis, want behaaglijk is anders. De cabaretvoorstelling van Manuel heeft een heel rauw randje waar je wel tegen moet kunnen. Maar als je zijn grove humor weet te waarderen, dan heb je een erg geslaagde avond.

Hakt er in

Manuel walst soms zo stevig over het publiek heen, dat mensen te overdonderd zijn om te lachen of te klappen. Voor een grap die eerst even moet inwerken, geeft deze snertscherpe cabaretier weinig tijd. Hij hakt er meteen in, en vraagt zich hardop af of de mensen in de zaal terrorisme de normaalste zaak van de wereld vinden en of het publiek van deze avond überhaupt wel ergens van onder de indruk is. Jazeker wel, maar het heeft even tijd nodig om aan het snelle tempo en de harde grappen van deze man te wennen.

Actualiteiten

André Hazes, Anne Frank, Adolf Hitler, Willem van Oranje, Balthasar Gerards, Volkert van der G., Balkenende, Theo van Gogh en Geert Wilders passeren allemaal de revue tijdens deze voorstelling. De lijn van de show is wel enigszins uit z’n verband gerukt door actualiteiten waar Manuel het absoluut over wil hebben. Daardoor is de opstanding van Lazarus een beetje ondergesneeuwd. En naar het eind toe rammelt de voorstelling wat en duurt het allemaal net te lang voordat de voorstelling weer rond is. Toch weet Manuel de aandacht van het publiek vast te houden en heeft hij uiteindelijk iedereen goed geconfronteerd met de gruwelijkheden waarmee we dagelijks te maken hebben.

Hulk

Dat deze winnaar van de VSCD Cabaretprijs 2003 overigens niet alleen goed is in van te voren bedachte grappen, maar ook ad rem is, blijkt als zich onder het publiek een behoorlijk aangeschoten man bevindt. Manuel weet hem voor lul te zetten, terwijl de persoon in kwestie het zelf amper door heeft. Maar het publiek weet wel beter: die plotselinge grappen over de Hulk en de man waarvan gedacht werd dat hij wel zou slapen, gingen over hem. En dat heeft een band geschept tussen Manuel en het publiek.

Lef

Manuel is lekker zichzelf op het podium. Hij gooit alles eruit wat er in hem opkomt, ook al is dat niet altijd even fraai. Toch houdt het publiek van hem. Als je na zijn voorstelling Lazarus buiten in de kou staat, weet je nog maar weinig grappen letterlijk te herhalen, omdat het zo rap ging, intelligent in elkaar zat en enigszins overdonderde. Maar een gedachte overheerst: wat heerlijk en wat een lef heeft deze man!

Lazarus toert nog tot en met 27 mei 2005 door Nederland.

Theater / Voorstelling

“Een Van Gogh steek je niet neer, die hang je op”

recensie: Guzman deelt uit deel 3 (Javier Guzman)

“Alle Nederlanders worden op den duur Tokkies.” Zo spreekt Guzman het publiek in de Theaterfabriek bemoedigend toe. “We vreten ons gewoon vol en hebben helemaal geen terroristen meer nodig om de bevolking uit te roeien, dat doen we zelf wel.” Guzman mest zijn publiek vet met een groot aantal grappen en vuurt die met een grote snelheid af. Na drie kwartier sta ik weer buiten. Eigenlijk is deze sinterklaasconference de perfecte manier om alle idioterie die de laatste maanden ons land teistert te relativeren. Als er nu veel mensen op pakjesavond op Nederland 3 afstemmen, wordt ons land een stuk rustiger, daar durf ik wel wat op in te zetten.

~

Javier Guzman komt uit het Spaanse Gran Canaria, maar emigreerde op zijn zevende naar Nederland. In 2002 won hij zowel de jury- als de publieksprijs bij het Leids Cabaretfestival, en sindsdien weet hij zich handig te ontrekken aan de discussie over wie er dit jaar de oudejaarsconference mag doen. Hij doet niet mee aan het gekibbel, maar heeft gewoon zijn eigen eindejaarsconference ingevoerd. Bijna een maandje eerder neemt hij sinds drie jaar scherp en eigenzinnig onze samenleving op de korrel.

Verschrikte zucht

~

De Spaanse allochtoon blinkt vooral inhoudelijk uit. Hij moet het duidelijk hebben van een lange serie grappen die hij treffend weet neer te zetten, zoals een goede stand-upper betaamd. Alle belangrijke momenten van het afgelopen jaar komen in sneltreinvaart voorbij. Hij heeft het over de impact die de aanslagen in zijn vaderland Spanje op hem hebben gehad, en even valt het publiek stil als Guzman begint over de moord op Theo van Gogh. Javier vindt deze aanslag heel erg “want een Van Gogh steek je niet neer, die hang je op.” Op dat moment hoor je een aantal mensen een verschrikte zucht slaken (“O, hij zegt dit toch niet echt?”) en vervolgens in lachen uitbarsten. Dan weet je dat de grap recht in de roos is.

Populaire, relaxte gastje

Los van zijn inhoudelijk sterke humor moet Guzman het ook duidelijk hebben van zijn verschijning op het toneel. Hij dirigeert het publiek en kan bijna zonder een woord te zeggen de zaal aan het lachen krijgen. Het valt echt op hoe goed hij de mensen in de greep heeft. Zo sterk zelfs dat hij de lachsalvo’s van het publiek af moet remmen. Nadeel is echter wel, dat als je een aantal programma’s van hem hebt gezien hij op het theatrale gebied niet echt veel vooruit gaat. De uitdrukkingen die hij met zijn gezicht weet te maken zijn fenomenaal, maar voor de rest is hij nog altijd het populaire, relaxte gastje die harde grappen uit zijn mouw schudt. Het algemene verhaal in zijn show is wel een stuk steviger dan bij zijn oudere werk, maar je blijft de wortels in de stand-up comedy ook tijdens de Sinterklaasconference duidelijk zien.

Lebbis en Jansen

Het is mooi om te zien dat Guzman voor de derde keer op rij een goede conference neer kan zetten. Zijn grappen blijven inhoudelijk sterk, maar hij moet oppassen dat zijn verschijning op het podium op den duur niet gaat vervelen. Voorlopig ligt echter het publiek de hele tijd in een deuk en is er geen moment in zijn conference dat Guzman de aandacht verliest. Ik ben benieuwd of Lebbis en Jansen er in zullen slagen om dit op 31 december te evenaren.

Het programma van Guzman is half december op dvd verschenen. De mooie opnames van het programma worden vergezeld van een half uur durend interview. Hierin gaat Guzman dieper in op zijn werk en het afgelopen jaar. Guzman blijkt een heel serieuze man te zijn. Naast dit interview is er ook een ‘making of’ van het programma op de dvd te vinden. Deze extra’s zijn een waardevolle aanvulling. Ik ben benieuwd naar Deel 1 en 2.

Theater / Voorstelling

Help: een midlifecrisis!

recensie: Husbands and Wives (De Tijd)

.

~

Op het podium staan allemaal witte tafels van verschillende grootte en met verschillend gekleurde tafelbladen. Het doet denken aan een Mondriaan en moet Manhattan voorstellen, met zijn rechte straten en ‘blocks’. De acteurs spelen tussen en over de tafels heen. Twee bevriende stellen, Simon & Judith en Tom & Sally, staan op het punt om samen uit te gaan. Tom & Sally vertellen vlak voor vertrek doodleuk dat ze uit elkaar gaan. Ze zijn moe van elkaar en de spanning is lang geleden verdwenen. Geen probleem vinden ze: even een pauze. Door deze boodschap beginnen Simon & Judith na te denken over hun eigen huwelijk en schrikken van de conclusie dat ze zelf ook zo hun twijfels hebben. De magie is er af en de twee ergeren zich aan de meest kleine dingetjes van hun wederhelft. Ook hebben de twee steeds meer moeite hun gevoelens voor andere mensen te bedwingen. De midlifecrisis staat voor de deur.

Sublieme mimiek

Drama alom, maar het stuk deed me vaak meer aan een klucht denken. Er wordt ook veel gelachen. De dialogen die de acteurs met elkaar voeren worden afgewisseld met monologen voor het publiek. Hierdoor is het duidelijk wat er door de hoofden van de acteurs spookt: je hoort al hun twijfels en onzekerheden., maar ook hun soms onterechte waarheden en vreemde hersenspinsels. Dit maakt hen kwetsbaar en menselijk. En bovendien erg grappig, vooral door de lekkere zelfspot van de karakters. De situaties en de typetjes zijn wel wat overdreven. Desondanks is alles heel herkenbaar, ook al is het voor mij persoonlijk nog wat te vroeg voor een midlifecrisis! Het stuk is jammer genoeg wel erg voorspelbaar. Deze materie wordt in zoveel films, theaterstukken en boeken behandeld, dat het niet meer echt fris en verrassend is. De acteertalenten en sublieme mimiek van de acteurs daarentegen is een lust voor het oog en oor. Ze vinden de perfecte balans tussen drama en scherpe cynische humor.

Vlaams in NYC

Toch kan ik mij de hele voorstelling er niet van weerhouden een beetje te verlangen naar de film van Woody Allen. De Tijd laat me die niet helemaal vergeten. De spot drijven met Newyorkse intellectuelen komt in het Vlaams niet helemaal lekker over. Al is de thematiek universeel, het Vlaams maakt het voor mij stijf en wat afstandelijk. Het is namelijk niet echt Vlaams, maar Vlaams in NYC. De namen zijn ten opzichte van de film enigszins veranderd, maar waarom dan niet gewoon Vlaamse namen en waarom speelt het zich niet in Antwerpen of Brussel af? Dat had het allemaal wat minder afstandelijk gemaakt. Misschien had ik hetzelfde als de karakters in dit stuk met liefde hebben, namelijk onrealistische verwachtingen.

Husbands and Wives toert nog tot 12 december door Nederland.

Muziek / Album

Laat die aflaten maar zitten

recensie: Pinback - Summer in Abaddon

De voorboden van Summer in Abaddon waren dit jaar onder andere te horen tijdens het onvolprezen Dour-Festival. En het had weinig van de weg naar de hel. Deze zomer was voor ondergetekende meer een langverwachte ontmoeting met, op een aantal EP’s na, het derde en nieuwste meesterwerkje van Pinback. Deze ontmoeting had echter meer weg van een weerzien met een oude bekende. Het optreden was warm en goed, maar ook harder en minder subtiel dan de nummers van de voorganger Blue Screen Life. Toch is het, wanneer je Summer in Abaddon door je speakers laat komen, een bekende die in de jaren van afwezigheid nauwelijks veranderd is. Pinback is heelhuids terug.

~

Bij de eerste tonen van de plaat herken je het typerende geluid van Pinback, de als gitaar gespeelde bas en de bezwerende drum. De toevoeging van de stemverstrengelingen van Rob Crow en Armistead Burwell Smith IV laten je weer thuiskomen. Ondanks dat ontstaat er soms ook een situatie waarbij je de draai niet echt kunt vinden. Een gevoel waar geen vinger op gelegd kan worden, speelt op bij het horen van Summer in Abaddon: de constatering dat het meest in het oog springende nummer net dat zwarte schaap in de wei is, namelijk de hekkensluiter AFK. In een naar emo neigende stijl wordt op fluistertoon verwezen naar Slints’ Good Morning, Captain. Dat zinnetje, ‘I miss you, not in a Slint way, but I miss you’, zorgt voor een omarming met de plaat, sterker nog, de Summer in Abaddon wordt in het hart opgenomen.

Het opbouwen van een sterke spanningsboog
Summer in Abaddon heeft niet een single die het niveau kan halen van Penelope, afkomstig van Blue Screen Life. Toch is de nieuwe Pinback-plaat rijk belegd met juweeltjes van songs. De nummers zijn vergeleken met de vorige plaat een stuk subtieler en rijker van kleur. Sender en Syracuse zijn perfecte opvolgers van de sterke opener Non Photo-Blue en worden afgelost door het dromerige en rustige Bloods on Fire. Deze ingrediënten dienen om een spanningsboog op te bouwen die zonder in te storten het laatste nummer haalt. De tussenstations zijn gelukkig boeiend genoeg om niet meteen naar dat laatste nummer te verlangen. Fortress, bijvoorbeeld, dat in de coupletten veel van R.E.M.’s Binky the Doormat heeft, is het luisteren meer dan waard. Net als het nummer Soaked, dat een verwijzing oproept met een nooit uitgebracht nummer van Tears for Fears.

De B-kantjes

Het is niet allemaal applaus en het stampen van enthousiasme houdt ook zo nu en dan op, want de plaat kent ook zijn B-kantjes. Deze vallen ten deel aan This Red Book en The Yellow Ones. Deze nummers hadden een betere plaats kunnen vinden in de prullenbak van Rob Crow of Zach Smith. Summer in Abaddon had dan slechts acht nummers gekend, maar zeker het niveau van “magistraal” kunnen halen. Nu slaat de wijzer iets minder ver door, maar toch nog ver genoeg om de grens van “geweldig” te halen. Als de zomers in de voorportalen van de hel zo klinken, hoeft niemand meer een aflaat aan te schaffen.