Film / Films

Alles vliegt in Flying Daggers

recensie: House of Flying Daggers

Zelden was een film zo vol van kleur. House of Flying Daggers is de eerste film die de Chinese regisseur Yimou Zhang maakte na het wereldwijde succes van Hero. En weer levert hij een overweldigend sprookje waarin hij actie en poëzie naast elkaar laat bestaan.

Het zijn niet alleen dolken die vliegen in House of Flying Daggers. Bijna alles vliegt: pijlen, bamboestokken, stenen, zwaarden en zelfs mensen. In het Chinees heet de film Shi mian mai fu, wat iets als ‘hinderlaag van tien kanten’ betekent. De Chinese titel doet daarmee meer recht aan de inhoud van de film, waarin de karakters in elkaars vallen verstrikt raken – op het gebied van oorlog, liefde, en vertrouwen.

~

Het verhaal lijkt simpel: in de Chinese middeleeuwen strijdt een rebellenbeweging, die zich ‘het huis van de vliegende dolken’ noemt, tegen de plaatselijke heerser. Eén van de rebellen, de beeldschone en blinde spionne Mei (een prachtrol van Ziyi Zhang, bekend van Crouching Tiger, Hidden Dragon en Hero), wordt ontdekt en gevangen genomen. Vervolgens laten de twee militairen Jin en Leo haar opzettelijk ontsnappen. Jin doet zich voor als haar handlanger, terwijl Leo het vluchtende stel op afstand volgt. Zo hoopt het tweetal de schuilplaats van de Vliegende Dolken te ontdekken.

Wuivend graan

Tussen Mei, Leo en Jin ontstaat een driehoeksverhouding waarin liefde, wraak en bedrog de hoofdrol spelen. Net als in Hero is niets zoals het lijkt te zijn: Zhang komt met een aantal wendingen in het verhaal die je versteld doen staan. Dat is ook wel nodig, want de film bevat soms een overdaad aan esthetische elementen die de vaart uit het verhaal haalt. Het beeld speelt altijd een belangrijke rol bij Zhang. Flying Daggers lijkt op een sprookje: de vluchtende Mei en Jin trekken door diepgroene, schemerige wouden en door heuvels met wuivend graan in diepgele tinten. De regisseur heeft werkelijk ieder beeldje goed overwogen, en dat geeft de film, zeker in combinatie met de muziek, een poëtische schoonheid.

~

Niet alles is echter perfect in Flying Daggers. Zoals gezegd is het camerawerk magnifiek, maar staan de beelden het verhaal soms in de weg. En hoofdrolspeler Leo, gespeeld door Hong Kong-filmster Andy Lau, weet maar niet te overtuigen. Lau – een goed acteur – lijkt zich maar niet goed in te kunnen leven in de nauwe rol van stugge militair die hem gegeven is. Pas aan het einde van de film ontdooit hij. Maar het is ook dat stuk dat je in verwarring achterlaat. De spanning tussen het drietal komt tot een ingewikkelde climax. Hier verstapt Zhang zich: zijn verhaal krijgt een te onverwachte en over-dramatische wending.

Vergeet de kritiek: filmfans mogen deze Chinese vertelling niet missen. House of Flying Daggers is minder toegankelijk dan Hero was, en zal ook niet zoveel bezoekers trekken. Maar de film bevestigt de status van Yimou Zhang als groot regisseur – en van Ziyi Zhang als groot actrice.

Film / Films

The Phantom is back and beautiful

recensie: The Phantom of the Opera

.

~

De film is losjes gebaseerd op het boek Le fantome de l’opera van Gaston Leroux uit 1910. Maar de meeste mensen zullen het liefdesverhaal al kennen van Andrew Lloyd Webbers musical, die in Londen nog steeds voor volle zalen wordt gespeeld. Het fijne van deze verfilming is dat de persoonlijke beweegredenen en achtergronden die je mist in de theateruitvoeringen nu beter aan de orde komen. Karakters zijn meer uitgediept en emoties komen beter tot zijn recht. De hele context van het verhaal zit duidelijk beter in elkaar dan de theaterversies. Dat mag ook wel, want Schumacher (Phone Booth, Batman Forever) neemt er de tijd voor met bijna twee en een half uur.

Tempo en muziek

~

De vaart blijft er desondanks wel in zitten. In het begin zit je nog redelijk rustig op je stoel te wachten tot het moment dat de kroonluchter naar beneden dondert, daarna wordt er harder toegewerkt naar de ontknoping van het verhaal. Kiest operazangeres Christine voor haar jeugdliefde Raoul of gaat ze voor het mismaakte, muzikale en gekwelde spook van de opera? De muziek helpt een handje door gedurende de hele film steeds weer opzwepend te worden; niet voor niets is het natuurlijk een musicalfilm.

Geen neprook

Het geheel is mooi in beeld gebracht en er wordt leuk gespeeld met heden en verleden, zoals bij Titanic. Het gevoel dat je in het theater zit, gaat niet helemaal verloren, omdat de film voor een deel op het toneel wordt gespeeld. Je ziet daarin ook nog wat verschil bij de acteurs die eerst op het toneel acteren en later weer natuurlijker spelen buiten het toneel. Uitzonderingen zijn de theaterbazen en de concurrerende operazangers, die wel enorme karikaturen neerzetten. Aan de verbeelding van het publiek wordt overigens weinig meer overgelaten: geen neprook dat water voor moet stellen, maar een echt gangenstelsel mét water, een bootje en honderden kaarsen.

Weinig verminking

Toch is de film niet geheel bevredigend, want zo’n lelijkerd is dat spook helemaal niet als zijn masker afgaat. Sowieso is Gerard Butler (Timeline, Reign Of Fire) niet onaantrekkelijk om naar te kijken met masker, en als dat witte plasticje dan afgaat is de verminking minder schokkend dan je zou verwachten of willen. Dat zorgt voor wat teleurstelling, maar zijn ziekelijk jaloerse en hatelijke gedrag maakt wel veel goed. De keuze om het spook niet al te veel toe te takelen, valt ook wel goed te praten door te stellen dat het een stuk logischer is dat de mooie Christine op hem valt. Toch blijft het jammer.

Nachtegaal

De rol van Christine wordt voortreffelijk gespeeld door de 18-jarige Emmy Rossum. Wellicht is ze je in films als The Day After Tomorrow en Mystic River niet bijgebleven, maar na het zien van deze film zul je haar verschijning en stemgeluid niet gauw meer vergeten. Ze zong op haar zevende al bij de Metropolitan Opera en heeft nog steeds het geluid van een nachtegaal. Bovendien speelt Rossum heel indringend en heeft ze nu bewezen zo’n grote rol goed aan te kunnen.

Vermaak

The Phantom of the Opera heeft wat tekortkomingen, maar dat zal de meeste liefhebbers van musicalfilms een zorg zijn. Het voornaamste is dat er goed geacteerd wordt, het verhaal goed neergezet is en dat deze film vermaakt tot het eind. Door het overdonderende effect en de invloed van de muzikale klanken is de film wel minder geschikt om thuis te zien. Het is net als met het zien van de theaterversie: daarbij wil je ook niet op het derde balkon achterin zitten.

Film / Films

Superchick in minirokje

recensie: Resident Evil: Apocalypse

.

~

Resident Evil: Apocalypse gaat verder waar Resident Evil in 2002 stopte. Alice (Milla Jovovich) wordt wakker in een ziekenhuis in Raccoon City. The Hive blijkt te zijn heropend en de stad is getroffen door een dodelijk virus, dat mensen één voor één in zombieachtige wezens met moordneigingen verandert. Onmiddellijk wordt het gebied hermetisch afgesloten en zitten de inwoners, inclusief Alice, als ratten in de val. Samen met andere overlevenden, waaronder Jill Valentine (Sienna Guillory), probeert Alice – die trouwens door middel van genetische manipulatie veranderd is in een soort superchick – uit de stad weg te komen. Helaas voor haar heeft de Umbrella Corporation echter zijn nieuwste speeltje ingezet: het gemuteerde monster Nemesis.

Totaal belachelijk

Het minirokkengehalte is in Resident Evil: Apocalypse nog hoger dan in het eerste deel. Maar was dit in Resident Evil nog wel te verdragen en werd de kijker tenminste nog getrakteerd op vermakelijke spanning en sensatie, in dit vervolg begint het de betere irritatie op te wekken. Om te beginnen lijkt de film, gebaseerd op de populaire game, uit losse actiescènes te bestaan, die totaal niet met elkaar in verband staan en bovendien nergens op slaan. Het lijkt wel alsof de makers zich hebben afgevraagd wat nou echt ‘cool’ zou zijn en vervolgens al die dingen achter elkaar hebben gezet. Alice vliegt op een motor, Alice rent tegen een muur op, Alice vecht met een reusachtige mutant. Dialoog en verhaal dienen slechts als bruggetje naar de volgende ontploffing. Hierdoor ontstaat een ware overload aan actie, waardoor de scènes met enorme snelheid in kracht afnemen. Het uiteindelijke gevolg is dat niets ook maar een beetje geloofwaardig overkomt en alles totaal belachelijk wordt.

~


De cast van Resident Evil: Apocalypse doet het ronduit slecht, maar je kunt het ze bijna niet kwalijk nemen met zo’n beroerd script van de hand van Paul W.S. Anderson, regisseur van het eerste deel en man van hoofdrolspeelster Jovovich. Hij liet dit keer de regie over aan Alexander Witt, die vooral veel second unit werk op zijn naam heeft staan bij films als Gladiator, Black Hawk Down en The Bourne Identity. Het moge duidelijk zijn dat hij het daar beter bij had kunnen laten…

Die hard

Resident Evil: Apocalypse is een film die vanwege de vele verwijzingen misschien alleen draaglijk is voor de die hard fans van het spel. Maar zelfs dan is het de vraag of zij blij zullen zijn met wat de makers ervan hebben gebakken. De filmliefhebbers onder ons zullen deze film in ieder geval geen seconde serieus nemen.

Film / Films

Met een zeppelin boven het oerwoud

recensie: The White Diamond

Hoe dicht kan een natuurfilmer bij zijn object komen? Heel dicht, zo laat The White Diamond zien. De camera glijdt langzaam langs een oerwoudkikker die over de boomtakken klautert. Een slang wordt in close-up gefilmd. En bijna kun je snuffelen aan de schubbige huid van een hagedisachtige, zo klein is de afstand tot het beest. Alsof dit nog niet genoeg is, is het perspectief vanwaaruit cameraman Rainer Bergomaz dit alles filmt uniek: vanuit de lucht, zittend in een zeppelinachtig luchtvaartuig genaamd The White Diamond.

~

Het is jammer dat het bij deze beelden blijft, want ze vormen, samen met de totaalshots van de razende Kaieteur-waterval in het hart van het regenwoud van Guyana, het hoogtepunt van de documentaire. In de persmap staat dat The White Diamond geen traditionele natuurfilm mocht worden, vol mooie plaatjes begeleid door een commentaarstem, maar misschien hebben de makers dat iets te letterlijk genomen. Ik had best wat meer impressies willen zien van de glijvluchten die piloot Graham Dorrington met Bergomaz maakte. Desnoods met commentaar.

Crash

The White Diamond vertelt het persoonlijke verhaal van Dorrington, een Britse bouwkundige met een droom: stilletjes over de boomtoppen van het regenwoud zweven. Een eerder vliegavontuur in de jungle van Sumatra zag hij echter mislukken. De natuurfilmmaker Dieter Plage die hem op deze tocht vergezelde, kwam om het leven door een crash met het luchtvaarttuig. Terwijl we van Dorringtons schuldgevoel hierover al vanaf het begin van de film op de hoogte zijn, worden de exacte details van het tragische ongeluk pas halverwege onthuld. Om spanning te creëren? Waarschijnlijk wel, want, zo wordt gesuggereerd, het gevaar is ook nu alom aanwezig.

Opstartproblemen

Werner Herzog houdt van grootse, risicovolle uitdagingen. Eerder dook de Duitse regisseur het oerwoud in voor fictiefilms als Aguirre, Zorn des Gottes en het beroemde, op feiten gebaseerde, Fitzcarraldo, waarin een avonturier middenin de Braziliaanse jungle een operazaal wil bouwen en daarvoor een boot over een berg sleept. Herzog heeft een zwak voor mannen die koste wat kost het verwezenlijken van hun droom nastreven – als dat maar moeite kost. Het heeft hem daarom misschien teleurgesteld dat de missie van Dorrington, op wat opstartproblemen na, eigenlijk vrij gladjes is verlopen.

Folklore

Vanaf het moment dat De Witte Diamant in de lucht blijft, gebeurt er bitter weinig. Door het zelf opgelegde verbod (géén natuurfilm!), is Herzog genoodzaakt suffe reportages te maken over de lokale bevolking. Geen kwaad woord over zijn goede bedoelingen, maar nergens overstijgen ze het niveau van simplistische folklore. De items voegen bovendien weinig toe aan het échte onderwerp van de film: Dorringtons missie.

Verkeerde keuze

Ja, dan liever een droge maar esthetisch zeer verantwoorde natuurshow. Waren die beelden er dan niet? Dat is haast onvoorstelbaar, aangezien Dorrington en Bergomaz vele vluchten maakten. Of vielen ze tegen? Dat suggereren de impressies die er wèl in zitten niet. Laat je leiden door je onderwerp, luidt een oude documentairewet. Die had Herzog beter moeten kennen.

Cinema Delicatessen

DocuZone is terug, maar wel onder een andere naam: Cinema Delicatessen. Dit biedt de distributeur naar eigen zeggen de mogelijkheid om, behalve documentaires, ook andere genres uit te brengen. Daarnaast mogen theaters nu zelf bepalen wat ze draaien en wanneer, terwijl dat eerder vastlag.

Net als DocuZone distribueert Cinema Delicatessen haar films digitaal. Nieuw is dat ze dit doet via het netwerk van CinemaNet Europe, dat 180 theaters dekt in negen landen. In Nederland zijn er inmiddels 24 bioscopen aangesloten. CinemaNet Europe heeft ook een eigen programma, dat bestaat uit twaalf Europese documentaires per jaar, en dat Cinema Delicatessen in Nederland uitbrengt.

Ondanks het streven het aanbod te verbreden, vertoont Cinema Delicatessen voorlopig alleen documentaires. The White Diamond bijt het spits af. Daarna volgen onder meer Dick Bos, weer in actie! van Jan Bosdriesz, Mana Beyond Belief van Peter Friedman en Roger Manley, Lomax, the Songhunter van Rogier Kappers en I Am The Violin van Paul Cohen.

Film / Films

Bindingsangst in New York

recensie: Alfie

Creatieve armoede? Financiële overwegingen? Nieuwe computertechnieken? De reden voor het maken van een remake kunnen nogal verschillen. Alfie is een remake; het origineel verscheen in 1966. Michael Caine speelde als ‘womanizer’ de hoofdrol in deze film, die getypeerd werd als “ondeugend, vrijpostig en brutaal”. In 2005 is het Jude Law die als Alfie Jenkins de vrouwen het hoofd op hol brengt. In 1966 paste de film in het tijdsbeeld van de vrije seks en de veranderende opvattingen over huwelijkse trouw. De film liep zelfs vooruit op die veranderingen en kreeg daarom veel publiciteit. In 2005 maakt Alfie een wip met een getrouwde vrouw op de achterbank van zijn taxi en dumpt haar voordat de relatie te intens wordt. Hij heeft een liefje met een zoontje en neukt de vriendin van zijn beste vriend. In 2005 is Alfie vooral op zoek naar vrije seks.

~

Alfie Jenkins is verhuisd naar New York, omdat daar volgens hem de mooiste vrouwen wonen. Hij levert zelf commentaar bij zijn avontuurtjes. De toeschouwers in de bioscoop krijgen tijdens de eerste neukpartij in zijn limousine al te horen dat de vrouw het werk mag doen. Hij bekommert zich niet om gevolgen, maar neemt met een smoes over een drukke agenda afscheid. Alfie bindt zich niet en wil niet dat zijn veroveringen fantasieën in hun hoofd krijgen over meer dan af en toe een wip. Alfie is een flierefluiter, een uitbuiter die gebroken harten achterlaat.

Kuise seks

~

Na twintig minuten is dat wel duidelijk. Alfie ziet er onberispelijk uit, levert bij alles commentaar door rechtstreeks in de camera te kijken en beleeft avontuurtjes. Hij rijdt als taxichauffeur in mooie auto’s, ontmoet beeldschone vrouwen en vertelt zijn avonturen met een knipoog. De seks begint decent in beeld en verdwijnt al snel buiten beeld. En hoe dan verder? Een bioscoopfilm duurt toch minstens 90 minuten?

Erectiel

De makers van Alfie hebben weinig moeite gedaan om na het eerste kwartier iets origineels te verzinnen. Alfie Jenkins loopt een blauwtje, maakt een vriendin zwanger, krijgt erectiele stoornissen, is alleen met kerst. De vriendin pleegt abortus, Alfie ontmoet een ex die hem afwijst, hij heeft een soa (“een knobbeltje op mijn Big Ben”) en krijgt advies van een wat oudere man. Het zijn stuk voor stuk flinterdunne avontuurtjes, thema’s die de film worden ingetrokken en uiteindelijk maar één vraag opleveren: “What’s It All About, Alfie?” – niet zonder reden de slogan van de film.

Hoera

Zoals gezegd is Alfie een remake, en zoals zo vaak is de update weinig meer dan een herhaling van het origineel. Creatieve armoede en financiële overwegingen zijn vertaald naar de kop van Jude Law, die de kijker te veel en te vaak toespreekt. Er is slechts een lichtpuntje: de wat oudere Liz, een pittige rol van Susan Sarandon, die Alfie in alles de baas is. En als Alfie zich ten slotte aan haar wil binden, krijgt hij de deur in zijn gezicht geslagen. Ach… en hoera!

Kassa

Op het eerste gezicht lijkt er nogal wat werk gemaakt van de soundtrack, maar ook hier is de werkelijkheid minder mooi dan het aanvankelijke idee. Dave Stewart (ex-Eurythmics) en Mick Jagger zijn verantwoordelijk voor de nummers en hebben deze klus wat armoedig aangepakt. Jagger had waarschijnlijk nog wat oude teksten liggen en Stewart schreef een paar deuntjes waarvan er minimaal veertien van in een dozijn gaan. “Mild rockende, prettig herkenbare pop,” zo valt er in recensies te lezen en dat zonder een vleugje ironie. En zo rinkelt de kassa driemaal: in de bioscoop, in de platenzaak voor de soundtrack en straks weer voor de video of dvd.

Gebakken lucht

Voor fans van Jude Law is Alfie 106 minuten zwijmelen. Voor gewone stervelingen betekent het kijken naar een flinterdun verhaaltje in commerciële verpakking, luisteren naar veel goed gesoigneerde, gebakken lucht en is het eindresultaat vooral teleurstellend. Alfie levert in 2005 een leuke rol van Susan Sarandon op, maar maakt nieuwsgierig naar de originele film.

Film / Films

Hoestend en hallucinerend in de sneeuw

recensie: The Last Train

Regisseur Aleksej German jr. debuteerde in 2003 met The Last Train. Vorig jaar heeft de film op diverse festivals prijzen gewonnen en nu verschijnt de film in enkele filmhuizen. The Last Train is een film over de gewone burger versus het geweld van een oorlog. De waardigheid van het individu is in alle gevallen in het geding. German jr. laat zien dat in oorlogssituaties de mens, vriend of vijand, altijd verliest.

~

In The Last Train arriveert de Duitse legerarts Paul Fischbach in de strenge winter van 1943 bij een geïsoleerd gelegen ziekenhuis in Rusland. De meest levendige bewoners van het ziekenhuis zijn een aantal paarden. Er is een gebrek aan medicijnen, apparatuur en gelukkig ook patiënten. Hij wordt gedwongen het ziekenhuis te verlaten en samen met de soldaat Kreutzer trekt hij richting de kou en het geweld. Ze komen een groep Russische soldaten tegen, worden gespaard en trekken steeds verder door de surrealistische wereld van oorlog en verlies. Door koude en hun laatste sigaretten slepen mannen en vrouwen zich hoestend en hallucinerend door het oorlogslandschap.

Verliezen

~

The Last Train is een film over oorlog, geweld en verlies. Er blijkt geen weg terug na het nemen van een laatste trein. De koude is de baas, de honger een goede knecht. Fischbach zwerft als Duitse arts zonder duidelijk doel richting het Russische front. De oorlog tussen de landen is beslist, maar de oorlog lijkt nog niet voor iedereen verloren. Om als individu de oorlog te kunnen winnen, moet je een weg zien te vinden na de laatste treinrit. Aleksej German jr. schetst een wereld van koude en verlies. Oorlogssituaties leveren volgens hem geen winnaars op.

Familie

De film is geïnspireerd op een familiegeschiedenis. De grootmoeder en moeder van German jr. werden in de Tweede Wereldoorlog gered door een Duitse soldaat, die mensen uit een treinwagon hielp ontsnappen. Zijn grootvader vond elders aan het front de dood door een nazikogel. The Last Train duurt 82 minuten. Bij het bekijken van de film leek dit langer door het lage bewegingstempo van alle mensen in de film. De koude bepaalt alles en is af en toe bijna voelbaar in de bioscoopzaal. The Last Train is geen toegankelijke film, die het de kijker geen moment gemakkelijk maakt.

Jr. en sr.

Ter gelegenheid van The Last Train zijn drie films van Aleksej German sr. opnieuw in roulatie gebracht. German senior wordt algemeen als een van de belangrijkste filmmakers van deze tijd beschouwd. Twee van deze films (Trial On The Road en Twenty Days Without War) zijn jarenlang verboden geweest in de Sovjet-Unie.

Theater / Voorstelling

Betoverend labyrint

recensie: Proust 3: De kant van Charlus (Ro Theater)

Marcel Prousts romancyclus A la recherche du temps perdu is een bildungsroman, een sociale satire, een mystieke openbaring, een gedetailleerd tijdsdocument en een filosofisch geschrift in één. 3200 pagina’s vol duistere gevoelens, complexe gedachten, tegenstrijdigheden van het fin de siècle, emotionele overgevoeligheid en seksuele ambiguïteit. En de langste zin uit deze zoektocht kun je – als je dat zou willen tenminste – 17 keer om de onderkant van een wijnfles wikkelen. Regisseur Guy Cassiers probeert met het Ro Theater dit werk op de planken te zetten, wat een krankzinnige onderneming is. Proust 3 was op de achtste plaats geëindigd in onze Crazy 88 en nu de voorstelling in reprise is, willen we je een uitgebreidere recensie niet onthouden.

~

Cassiers en literatuur gaan goed samen. Hij werkte al eerder met teksten van o.a. Duras, Tolstoj en Rushdie. Maar zijn eigenzinnige multimediale aanpak komt in deze serie van vier voorstellingen wel heel goed tot zijn recht. Proust 1: de kant van Swann bracht de kindertijd van Marcel tot leven. Proust 2: de kant van Albertine verhaalde van een jeugdliefde. In dit derde deel wordt Marcel ingewijd in het sociale leven van de Parijse salons. De excentrieke Baron de Charlus is Marcels gids in de ontgoochelende wereld van grootsheid en verval, verfijning en obsceniteit.

Huiveringwekkende elegantie

~

Deze decadente wereld van de aristocratische kringen is doordrenkt van roddel en achterklap, rigide hypocriete sociale codes en erotiek. De personages zweven in hun huiveringwekkende schoonheid als open bloemen om elkaar heen, wachtend op bevruchting. Achter de elegantie gaat de wreedheid schuil, de oorlogsdreiging, nietsontziende vernietiging en duistere paringsrituelen. Joop Keesmaat verleidt je overtuigend als de charismatische en sadomasochistische Baron. Marlies Heuer lijkt met blauw bloed in haar aderen over de planken te glijden als de ongenaakbare Madame de Guermantes. En Eelco Smits krijgt als de jonge onwetende Marcel mooi tegenspel van Paul Kooij die de volwassen Marcel gestalte geeft.

Gelaagde werkelijkheid

Een nagenoeg leeg toneel met enkel de prachtig gekostumeerde spelers, en de videoprojecties – niet meer weg te denken uit het werk van Cassiers – geven de voorstelling een betoverende abstractie. De indrukwekkende en soms vervreemdende filmbeelden geven het sterke spel van de acteurs nog een extra dimensie. Geprojecteerde teksten roepen daarbij eigen beelden en geluiden op. Soms tonen de videobeelden een live-registratie van het spel op het toneel, soms ook spelen de acteurs op het podium synchroon aan een geprojecteerde scène zodat je je steeds afvraagt wat werkelijk is en wat niet. En wat het woord werkelijkheid eigenlijk precies betekent, in het theater en daarbuiten. Een heel Proustiaanse vraag.

Zuivere muziek

Proust zou zich in de loop van zijn leven steeds meer terugtrekken om in eenzaamheid onophoudelijk te kunnen schrijven. In Proust 4: de kant van Marcel zullen we daar vast meer van gaan vernemen. Maar de roep om zuiverheid klinkt in dit deel vol wereldse verwikkelingen al door in de hemelse muziek van Bach, gezongen door zeven kleine zwartfluwelen engelen van het Rotterdamse Jongenskoor.

Wonderschone zoektocht

Cassiers wil je met zijn voorstellingen niet zozeer een kant op sturen, maar je eerder een palet aanbieden van muziek, woorden en beelden waarmee je je eigen weg kunt zoeken en je eigen verhaal kunt vinden. Met dit wonderschone labyrint maakt hij die zoektocht wel heel erg aangenaam. Gaat dat zien. En vergeet de tijd.

Proust 3: De kant van Charlus speelt in reprise tot en met 19 februari 2005. Proust 4: De kant van Marcel zal spelen van 4 mei tot en met 19 juni 2005. Een Proustmarathon (deel 1 t/m 4 achter elkaar) is nog te zien op het Holland Festival in Amsterdam van 2 t/m 5 juni 2005.

Film / Films

Postmoderne luchtkastelen

recensie: Sous le sable, 8 femmes, Swimming Pool en Sitcom

Terwijl de Nederlandse filmindustrie steeds meer afglijdt naar een bedroevend laag niveau waarin er alleen nog maar plaats is voor overbodig massavermaak dat internationaal geen enkele relevantie heeft, doen andere Europese landen als Denemarken en Frankrijk het aanmerkelijk beter. Vooral Frankrijk timmert stevig aan de weg en wordt tegenwoordig ook wel het Europese Hollywood genoemd. De Franse cinema heeft dit voornamelijk te danken aan een aantal ervaren regisseurs die ook internationaal aanzien genieten, zoals Jean-Piere Jeunet en François Ozon. Van deze laatste is er in Nederland recentelijk een verzamelbox verschenen waarin drie van Ozons belangrijkste films (Sous le sable, 8 femmes en Swimming Pool) zijn opgenomen. Tegelijkertijd komt ook de al wat oudere film Sitcom op dvd uit.

Sous le sable

~

Als Marie (Charlotte Rampling) na een klein middagdutje op het strand wakker wordt, is haar man Jean (Bruo Cremer) verdwenen. Een vlakke zee en een licht briesje maken het hoogst onwaarschijnlijk dat hij verdronken is, maar desondanks zet de kunstwacht een zoekactie op touw. Jean wordt echter niet gevonden. Marie tast volledig in het duister en probeert de situatie onder controle te krijgen. Waarom is Jean verdwenen? Was hij haar zat? Of hij soms toch verdronken? Is Jean dood of niet? De kracht van het verhaal komt voort uit deze onzekerheid die nergens wordt weggenomen. Sous le sable (onder het zand) is zonder twijfel Ozons meest serieuze en aangrijpende film: een gevoelig portret van een vrouw op middelbare leeftijd die haar grip op de werkelijkheid verliest en met haar eigen innerlijk wordt geconfronteerd.

8 femmes

~

Kerst, 1950. Een afgelegen landhuis. De Pater familias wordt dood aangetroffen. De telefoonlijn is afgesneden en de auto is onklaar gemaakt. Een van de acht aanwezige vrouwen moet de moordenaar zijn, maar wie? Terwijl de vrouwen dit onderling proberen uit te zoeken, komt het ene na het nadere geheim boven tafel. Zo blijkt de aan een rolstoel gekluisterde grootmoeder te kunnen lopen en heeft de meid met de vermoorde vader des huizes geslapen. In zijn meest succesvolle film brengt Ozon vrijwel alle belangrijke Franse actrices uit verschillende generaties bij elkaar (Catherine Deneuve, Isabelle Huppert, Emmanuelle Béart, Fanny Ardant, Virginie Ledoyen, Danielle Darrievoor) in een kitscherige whodunit á la Agatha Christie. De film is een visuele pastiche met een vette knipoog waarbij het onwaarschijnlijke plot en de typische Technicolor-kleuren slechts uit zijn op de bevrijdende lach van de toeschouwer.

Swimming Pool

~

Als Sarah, een beroemde detectiveschrijfster, haar inspiratie kwijt is en zichzelf gaat herontdekken in het vakantiehuis van haar uitgever, wordt ze daar geconfronteerd met de uitdagende en sensuele Julie, de dochter van haar uitgever. Tussen deze twee vrouwen vindt een steekspel plaats dat in eerste instantie op een lesbische verhouding uit lijkt te gaan lopen, maar uiteindelijk meer op een moeder-dochter relatie gaat lijken. In Ozons eerste Engelstalige film staat het zwembad centraal. Het merendeel van de scènes vindt plaats rondom het zwembad, het domein van de verleiding. In fysieke zin, in de vorm van het zonnende en zwemmende lichaam dat druipt van zweet, vocht of olie. Verleiding in metaforische zin, als een soort transparant filmdoek waarop de regisseur beelden projecteert om de kijker te verleiden en te misleiden. Ozon speelt als het ware met zijn kijkers en geeft voortdurend valse aanwijzingen die bij de kijker vermoedens oproepen die later niet waar blijken te zijn. Het blijft dan ook de vraag in hoeverre de kijker heeft gezien wat hij denkt te hebben gezien.

Sitcom

~

Los van bovenstaande verzamelbox brengt Homescreen ook nog de film Sitcom uit. Als vader een laboratoriumrat mee naar huis neemt, begint er iets te broeien in huis. Een geheimzinnig seksuele spanning beheerst de atmosfeer en zet de bewoners aan tot het ten uitvoer brengen van hun diepste en donkerste verlangens. De dochter werpt zich door het raam naar buiten en raakt gehandicapt. De zoon ontdekt zijn homo-erotische verlangens en de ernstig verwaarloosde moeder zoekt troost bij diezelfde zoon. Dit alles mondt uit in een enigszins teleurstellende film die krampachtig probeert de groteske films van Bunuël te imiteren. Dit mislukt doordat er geen goede vermenging optreedt tussen de werkelijke en de absurde werkelijkheid. Het thema van de film is de doorbreking van alle mogelijke traditionele seksuele patronen: incest wordt opeens normaal, groepsseks is geen probleem, kinky seks met zweepjes en andere attributen is aan de orde van de dag. Doordat al deze seksuele overschrijdingen zo alomtegenwoordig zijn en erg schematisch worden uitgewerkt, blijft de film nogal oppervlakkig en wil de kritiek op de bourgeoisie niet goed van de grond komen.

Korte films

Aan Sitcom zijn twee interessante extra’s toegevoegd. Allereerst de lichtvoetige korte film Une robe d’été (Een zomerjurk) waarin een homoseksuele jongen die op het strand naakt ligt te zonnen de bosjes induikt met een passerend meisje. Verder is ook het middellange Regarde la mer (Zie de zee) opgenomen, een duistere film vol driften en verlangens. De eenzame Sasha verblijft samen met haar dochtertje in een vakantiehuisje, terwijl haar man in Parijs aan het werk is. Dan komt er een rondreizend, ernstig vervuild meisje bij haar op het erf kamperen. Ondanks verschillende aanwijzingen dat deze boerse en onbeschofte troela psychisch niet helemaal gezond is, zoekt Sasha toenadering.

François Ozon is een enfant terrible die de regels van de verfijnde smaak aan zijn laars lapt en schaamteloos met filmgenres flirt. Hij gaat er prat op dat hij jaarlijks een nieuwe titel uitbrengt en stoort zich er niet aan dat hij daarbij wel eens een film moet afraffelen. Zijn films staan bol van gewelddadige erotiek en opgekropte seksuele verlangens en spelen daarbij met de overschrijding van seksuele en morele grenzen. Hij doet dit op een luchtige en licht-ironische manier en balanceert daarbij op het smalle randje tussen kitsch en kunst. Ozons laat de kijker door het sleutelgat loeren van zowel zweterige peeskamertjes als postmoderne luchtkastelen.

Boeken / Non-fictie

Rusland in het klein

recensie: Anne Nivat - Een wolkenkrabber in Moskou: Russen van nu

Als Groninger werd ik altijd een beetje pissig als ik weer ergens een Amerikaan, Ozzie of Canadees tegenkwam die er voetstoots vanuit ging dat ik rondliep met een kilo wiet omdat ik uit Nederland kwam. Nederland stond gelijk aan Amsterdam, en Amsterdam ogenschijnlijk aan onschuldige sukkels die rondliepen met een kilo wiet. Maar waar ik het de doorsnee tiener nog wel vergeef dat hij sinds zijn kleutertijd geen onsje savoir-vivre heeft aangeleerd, is het moeilijker te snappen hoe ook gerenommeerde gidsen als de Rough Guide en de Lonely Planet bij het beschrijven van Nederland nauwelijks verder komen dan station Duivendrecht. Met dat in het achterhoofd ga je ook wel twijfelen aan wat die gidsen dan over andere landen te zeggen hebben.

~

Want de werkelijkheid is anders, natuurlijk. Amsterdam is niet representatief voor Nederland; integendeel. Net zomin als Londen dat is voor Engeland of Berlijn voor Duitsland. Grote metropolen (laten we Amsterdam hier het voordeel van de twijfel geven) zijn naties op zich, die meestal meer overeenkomsten vertonen met elkaar dan met het land waarin ze toevallig liggen.

Rusland in het klein

Dat geldt dus ook voor Moskou en daarom deugt de basis van dit boek niet. Daarmee hebben we, kort door de bocht, de conclusie wel gehad. Zeker, de Franse journaliste Anne Nivat weet een verhaal neer te zetten en doorspekt dat met inzichten, observaties en anekdotes op een buitengewoon nuttige en intelligente manier. Maar de uitgangspunt van het boek is dat de Vysotka (wolkenkrabber) waarin ze woont in het klein de problemen laat zien waarmee Moskou en Rusland worden geconfronteerd. Hoe voor de hand liggend die parallel ook lijkt, bij nadere beschouwing blijkt er weinig van te kloppen.

All-in-one

De wolkenkrabber in kwestie is één van de zeven die Stalin in de jaren dertig en veertig in Moskou liet neerzetten en die tot op de dag van vandaag de skyline bepalen. De architectuur wordt wel omschreven als ‘suikerbakkerstijl’: een merkwaardig samenraapsel van trends en stijlen die de laatste handvol eeuwen op gebouwen zijn losgelaten met een stevige scheut Kremlintoren. Maar zoals bij de meeste totalitaire architectuur is het meer de schaal dan de stijl die er toe doet en dat zie je aan de Moskouse wolkenkrabbers ook af. Ze zijn enorm. Nivats gebouw telt 3500 bewoners, met inpandige voorzieningen als een sporthal, een supermarkt en winkels.

Rococo

Grootse gebouwen moesten natuurlijk gevuld worden met grootse mensen. Stalins getrouwen zochten meest loyale Russen bij elkaar en gooiden ze in de nieuwe appartementen. Niet altijd met onverdeeld succes, overigens: de hoogte van de gebouwen bood nieuwe mogelijkheden aan levensmoeie Moskovieten en niet zelden waren dat de nieuwe bewoners, die ondanks ideologische gehardheid vaak maar moeilijk konden aarden in deze anonieme kolossen. Sommige appartementen worden nog steeds bevolkt door Stalins getrouwen; andere door hun nazaten en een paar door de biznizmenni, de nieuwe Russische überyuppen met geld als water en alle gevoel voor goede smaak van Donald Trump. Denk ivoren kranen met gouden knoppen en een platina pleebril. In Rococo-stijl. Met een biesje.

Leven in het verleden

Als je de pretentieuzigheid vergeet, blijft er echter een buitengewoon genietbaar boek over. De ouwe getrouwen worden uiteraard geïnterviewd, zoals Felix Dzerzjinski, een afstammeling van de Tsjeka(voorloper van de KGB)-oprichter Felix Dzerzjinski die het moderne Rusland een gruwel is. Maar ook meer dwarse types zoals de ex van de beroemde Russische dichter Jevgeni Jevtoesjenko. Maar eigenlijk leven al deze mensen in het verleden. Wat hun oordeel over de Sovjet-Unie ook geweest mag zijn, hun leven heeft zich er grotendeels binnen afgespeeld en dus gaan de verhalen daar ook over.

Datsja

Anders is dat met de yuppen. Die lijken, geheel in lijn met de als een maniak om zich heen slopende burgemeester Loezjkov, elk gevoel voor het verleden overboord te hebben gezet en Jan-des-Bouvrieën er naar hartelust op los in hun paleizen. En met een verleden als dat van de Sovjet-Unie kun je ze dat niet eens helemaal kwalijk nemen. Want ook de financieel meer zelfstandige oude garde besteedt, ondanks alle nostalgieverhalen, meer tijd in de datsja en het buitenland dan in de Moskouse suikertaart.

Hoogtepunt

Over Tsetsjenië zegt dit wolkenkrabberverhaal dus niets. Of over Petersburg. Of over Moskou als geheel. Maar wel over het gebouw aan de Moskouse Ketellapperskade zelf. Dat verhaal is het vertellen meer dan waard en Nivat vertelt het bovendien op een goede manier, bewust van de diversiteit en overeenkomst van de bewoners van de flat. Je hart gaat daarbij nog het meest uit naar de mensen die echt weinig anders hebben dan die flat, en voor wie de dag dat ze er in trokken zo ongeveer het hoogtepunt van hun leven moet zijn geweest.

Ontsierd

O ja, de volgende keer kan de Arbeiderspers misschien de moeite nemen om de omslagfoto door een echte fotograaf te laten maken – de afdruk die het kaft nu ontsiert ziet eruit alsof-ie in een verloren moment bij elkaar is gegoogled. Dat, en de buitengewoon ongeïnspireerde vertaling van de titel La Maison haute zouden op zich goede redenen zijn om het ding op de plank te laten staan. Toch maar niet doen, misschien.

Muziek / Album

Een reis door het Hoge Noorden

recensie: Bo Skovhus en het Deens Nationaal Orkest - Songs by the Sea: A Scandinavian Journey

.

~

In de Bluffer’s guide to Music staat ergens een ongetwijfeld sarcastisch bedoeld voorbeeld van het opgeblazen ego van solisten, in dit geval een dirigent:

WAGGER

Directs

Wagner

Daar zit veel waars in. Veel klassieke muziek is een kwestie van ensembles: kwartetten, kwintetten, orkesten en koren. Maar daarnaast is er een rol voor het individu en die is altijd een beetje tweeslachtig geweest. Niet voor niets referereert het woord concert aan concertare, wedijveren. Een pianoconcert is een constante strijd tussen orkest en pianist, tussen collectief en individu. Dat is misschien ook de reden dat bepaalde solisten het perspectief wel eens zijn verloren tot een punt dat redding niet meer mogelijk lijkt.

Dat gold lange tijd vooral voor vocale solisten, en helemaal kwalijk nemen kun je het ze ook niet. Enrico Caruso was niet de meest bescheiden mens op aarde, maar als je Napolitanen zo gek krijgt dat ze een 7.1 op de schaal van Richter niet eens merken heb je wel wat in je mars. De Russische bas Fyodor Sjaljapin werd door collega’s veracht omdat zij naast hem zo’n beetje ineenstortten – soms letterlijk, vanwege zijn ongecontroleerde bewegingen. En Sjaljapin genoot ervan.

De zee

Niets van dat al bij Bo Skovhus. De Zweedse bariton brengt hier een persoonlijke selectie van over het algemeen onbekende Scandinavische stukken en het eerste dat opvalt is dat de selectie niet uitsluitend ingegeven lijkt te zijn door mogelijkheden voor Skovhus om uit te blinken. Natuurlijk er zijn ‘showpieces’, maar over het algemeen zoekt Skovhus zijn heil in het detail, met heel mooie resultaten. Het centrale thema is de zee, maar het de opmerking zij mij vergeven dat die er een beetje met de haren bij wordt gesleurd. Niets ten nadele van de muziek (in zeer tegendeel zelfs), maar met de zee heeft die niet zo bar veel te maken. Ach, het beest moet een naam hebben.

Slechte PR

Scandinavische muziek heeft er altijd een beetje onder geleden dat ze niet Duits was. PR is in het Hoge Noorden nooit erg voortvarend aangepakt en daarom zijn bijvoorbeeld Wilhelm Stenhammar en Peter Heise erg goed bewaarde geheimen gebleven. De enige serieuze uitzonderingen zijn Grieg en Sibelius, maar die zijn eigenlijk ook maar door één of twee werken bij het grote publiek bekend. En laten we eerlijk zijn: met Peer Gynt heb je het na een tijdje ook wel gehad. Wat we hier van Grieg horen is eigenlijk ook veel meer de moeite waard dan die door overmatig reclame- en Discoverygebruik nogal vermoeid geworden orkestmuziek. Maar Grieg wordt overspoeld door de briljante liederen van Heise, Lange-Müller en Rangström. Lange-Müllers liederen zijn prachtig lyrisch, heel teruggehouden en doen in melodisch opzicht vaak denken aan de rustiger momenten van Sibelius; Heise is traditioneler, ritmischer (maar ook vroeger).

Brecht

Het hoogtepunt van de cd is wat mij betreft echter Ture Rangströms cyclus Ur Kung Eriks Visor (‘Koning Eriks liederen’), die deze CD afsluit. Over Rangström bij een andere gelegenheid meer, maar ook hier laat hij zijn vermogen zien om juist steeds dat te doen dat je het minst verwacht – in karakter heeft dit stuk wel iets van Brechts Dreigroschenoper, met delen die afwisselen tussen spreekstem en zang, met grote dynamische verschillen die Skovhus zonder al te veel problemen neemt.

Grote boze wolf

Anderzijds weet ik niet helemaal zeker of ik helemaal te winnen ben voor zijn nogal gespierde voordracht. Voor het stoere Stormen paa Kjøbenhavn (‘Storm over Kopenhagen’) van Otto Maling is het een ideale benadering, maar bij stukken die wat meer subtiliteit konden gebruiken (zoals die van Lange-Müller) blaast Skovhus als een Grote Boze Wolf het huis om – of dreigt dat te doen.

Toch niet nederig

Maar laat dat geen reden zijn om de CD in de schappen te laten liggen, want deze muziek wordt toch al veel te weinig gehoord en de begeleiding door het Deens Nationaal Orkest is magistraal. Als ik heeeel eerlijk ben, wint het orkest dan ook de strijd met de solist. De opname is wat we van Chandos gewend zijn: heel helder en vol detail. De solist staat wellicht een beetje ver ‘naar voren’, dus wellicht is Skovhus’ ego toch niet zo nederig als ik wel heb gedacht. Maar desondanks blijft dit een schijf die met al zijn poolzeeën (of het gebrek daaraan) overloopt van warmte.