~
Ook waren er een aantal redelijk onbekende ska-bands te bewonderen. De echte fans konden zich arm kopen bij de grote hoeveelheid merchandise-stands en boven in de Melkweg was het goed bijkomen in de bioscoopzaal waar verschillende ska-films vertoond werden.
Dress-code
~
Dat ska in Nederland enorm populair is, blijkt hier heel duidelijk. Het festival is totaal uitverkocht. Het begint al in de namiddag, want er komen vanavond maar liefst elf bands. Als de mensen binnenstromen en hun jassen uitdoen is het leuk om op te merken dat bij ska een duidelijke
dresscode hoort. Veel jongens dragen een pantalon met bretels, een wit overhemd en een das losjes geknoopt. Simpel jasje erover, een Frank Sinatrahoedje op de bol en je bent helemaal ska. Veel mensen dragen er ook nog een soort ski-zonnebril bij, al is dat in de donkere Melkweg uitermate onhandig. Ska is kennelijk ook populair bij de punkjeugd, want die is vanavond goed vertegenwoordigd. Maar bij iedereen zie je het symbolische finishvlagmotief terug: de zwartwitte blokjes prijken op dassen, schoenen, rokjes, buttons, sokken en wat al niet meer.
Bij de eerste band van vanavond zit de oude zaal al bomvol. De Regulators hebben er duidelijk heel veel zin in, maar daarvoor is het dan ook een ska-band. Hun voorman Rick Blansjaar is geschminkt als een soort pierrot, om een wat vergezochte connectie met het finishvlagmotief op te roepen. Ze doen veel covers van bestaande ska-nummers. De Regulators lijkt bij de eerste indruk op een standaard ska-formatie: een basisband in de vorm van drums, vocalen, bas, gitaar en toetsen. Voeg daar drie toeters aan toe in de vorm van een saxofoon, trombone en trompet en je kunt ska-muziek gaan maken. Maar de Regulators hebben een geheim wapen: een aparte harmonicaspeler, Bas Schimscheimer. Leuk geprobeerd, maar echt een knalband is het niet, al is het alleen maar vanwege hun buurthuisbenadering van hun publiek: “Wat zijn jullie met z’n velen!”
Jeugdige energie
~
Heel andere koek krijgen we bij de Skabadivers. Nu begrijp ik ook de komst van alle punktieners in de zaal. Het is een hele jonge band en hun punky ska is duidelijk bedoeld voor jong volk. De energie spat ervan af. Zangeres Caroline Admiraal doet een beetje denken aan Jacqueline Govaert van Krezip, maar Caroline heeft toch echt meer attitude. Ze laat de hele zaal deinen, alsof het witgekalkte ‘ADHD’ op het shirt van gitarist Bart Mijnster besmettelijk is. En alsof het is afgesproken, kan de stoere voorvrouw bij een down tempo intro van een van de laatste liedjes de hele zaal letterlijk laten knielen. De band gaat erbij zitten en zo ook de halve zaal. Om niet lang daarna weer te exploderen natuurlijk.
Dan gaat de grote zaal open. Fijn, want het was ondertussen al erg benauwd geworden. Bij de 2nd Hand Sneakers zien we wederom een zangeres, maar wel een van een totaal ander kaliber dan die van de vorige band. Zeker in contrast met alle jeugdige kracht van de Skabadivers, komen de 2nd Hand Sneakers uitermate belegen over. Hier zien we weer een standaard ska-formatie zoals beschreven bij de Regulators, maar zangeres Nina Eggens geeft een jazzy draai aan de kalme reggae-ska. Haar stem doet bij uithalen een beetje denken aan Kate Pierson van de B-52’s. Het is een bescheiden optreden waar niks op aan te merken valt, behalve dat deze band beter zou passen op een podium in een grand café voor 30-plussers.
Als een tiet
~
Nee, dan de Palooka’s! Deze mannen zijn uitstekend op hun plaats in de Melkweg. Ze skanken vanaf de allereerste noten meteen al als een tiet. Hun ska heeft een duidelijke punkachtergrond waarbij de nadruk wat minder op toeters en wat meer op gitaar ligt, en die rockt behoorlijk. Het is verbazingwekkend dat ze tot nu toe alleen in voorprogramma’s en op kleine (festival)podia hebben gestaan. Gezien hun professionele podiumuitstraling voorspel ik dat deze heren het nog wel eens veel verder gaan schoppen dan de bands bij wie ze in het voorprogramma hebben gestaan. Onthoud die naam!
Wickedup-wickedup-wickedup!
~
In de grote zaal zien we vervolgens een pláátje van een ska-band. Elf zeer knappe mannen in strakke pakken gestoken netjes op een rij. Deze heren van Ska-D-Lite staan hier niet om vrouwenharten te veroveren maar wel de harten van adepten van de authentieke ska. Ska-D-Lite maakt heerlijk groovende ska-muziek die doet denken aan de originele – en volgens hen zelf de enige echte – Jamaicaanse ska. Ze doen naast eigen nummers dan ook veel covers van ‘de ska-band aller ska-bands’ The Skatalites. Instrumentale nummers worden afgewisseld met gezongen nummers, al komt dat laatste vaak alleen neer op een bijdrage in de vorm van een heel snel “wickedup-wickedup-wickedup” van de vocalist/percussionist Sytse. Ze doen hard hun best om hun show tot een bruisend einde te brengen, maar door het handhaven van hun rangordelijke opstelling, wordt het een beetje statisch en ben ik verdwenen voor het laatste nummer.
Allerminst statisch is het jonge ska-talent J-stars. Zij brengt ons rockende ska, vermomd als hiphop band. Maar hun urban looks werken vooral in hun voordeel. J-stars brengt veelzijdige Nederlandse ska, die een beetje doet denken aan Doe Maar vanwege de grappige teksten (“Ik ben een sukkel”), maar dan rockender. De blazerssectie (trombone, sax en trompet) zingen veelvuldig mee op de achtergrond en doen dansjes, waardoor het allerminst een statische saaie bedoening wordt. Integendeel.
Vergane glorie
Welnu, na de zesde ska band van vanavond heb ik het eigenlijk wel een beetje gehad met het skanken en ik wil naar huis. Maar daar heeft de Melkweg wat op bedacht in de bioscoopzaal. Ik besluit mijn benen te ontspannen bij Dance Craze, een documentaire waarin alleen maar concertregistraties voorbij komen van de Britse ska in de vroege jaren ’80. In die periode was er in Engeland namelijk een ware ska-rage aan de gang. Deze generatie Britten gaven een nieuwe draai aan de ska uit Jamaica. Ze vermengden de ska met punk en pop en noemden het Two Tone. Vanaf die periode werd ska een groot en wereldwijd succes. En… ska werd een blank ding. Op het scherm komen Madness, The Specials, The Selecter, The Beat en Bad Manners veelvuldig voorbij. Ook beneden heb ik het Two Tone geluid vaak voorbij horen komen, maar bij het zien van de filmbeelden dringt het tot me door dat het nooit meer zo vernieuwend en opwindend zal worden als toen, daar. Ska is een gecultiveerd genre voor de liefhebber geworden.
Eenmaal nieuwe zin en energie opgedaan tijdens de film, heb ik wel Let’s Quit gemist. Dat leed is snel vergeten bij de ska rouwdouwers van Rude & Visser. Grote hooligans brengen zeer dansbare feestska. De voorman steelt de show in zijn Schotse kilt. De band speelt superstrak, met het volume in het rood. Maar het werkt, want wie niet danst, die beukt er lekker op los in de grote pitt midden in de zaal. Maar ze hebben nog een troef: de saxofonist. Hij doet ter afwisseling van het feestgeweld een lekkere mellow solo, maar toch ben ik bijna doof als ik naar de Beatbusters wil luisteren. De Beatbusters zijn groot in Nederland. Deze populariteit hebben ze mede te danken aan de samenwerking met Def P, met wie ze een grote hit hebben gescoord met het nummer Bubbelbad. Op het podium zie ik een glamoureuze band, allemaal witte pakken, op de zogenaamd charismatische voorman na. Ze maken goed in het gehoor liggende reggae-ska. Het klinkt alleen allemaal net iets te glad en gelikt. Waarom zingt de Nederlandse zanger Engels met een vet Jamaicaans accent? Hoort dat? Misschien heb ik iets gemist…
Ska met reputatie
Zouden de hoogtepunten van het festival het nog goed kunnen maken? Ja zeker wel. Nederland’s eigen ska pionier Mark Foggo en zijn skasters gaven een ouderwets goed skankin’ feestje weg. Ook Mark zelf zingt met één of ander accent, wat weer wel leuk klinkt. Een beetje zoals Ian Dury. Deze man heeft na 25 jaar bewezen eeuwigheidswaarde te hebben.
Een soortgelijke reputatie heeft de band Rude Rich and the High Notes, al was het alleen maar vanwege de gigantische hoeveelheid optredens die ze gedaan hebben het laatste jaar in en buiten Nederland. Ze spelen een heerlijk losse rootsy ska set. Ook voor deze band zijn The Skatalites de grootste inspiratiebron. Het is op deze manier prettig bijkomen van al het harde gefeest en geskank van de laatste bands, maar echt een opwindende festival climax kun je het niet noemen.
Alle ska-verslaafden kunnen zeer tevreden naar huis terugkeren. Zeker de jonge bands als J-Stars en de Skabadivers hebben aangenaam verrast. Ik kan voorlopig geen ska meer horen, maar het doet me goed dat een redelijk obscuur muziekgenre in Nederland bij zoveel mensen lééft.
Rauwe broederliefde
Patrice Chéreau, die met zijn vorige films (onder andere Intimacy en La Reine Margot) door heel Europa heen al de nodige prijzen heeft binnengehaald, staat bekend om zijn intieme en aangrijpende films die over weinig gaan maar zoveel weten te vertellen. Son Frère vormt hierop geen uitzondering: Chéreau volgt bekende wegen, ongetwijfeld tot groot genoegen van de liefhebbers van zijn eerdere werk.
~
Wanneer Thomas te horen krijgt dat hij ernstig ziek is en misschien nog maar enkele maanden te leven heeft, wil hij de relatie met zijn broer Luc nieuw leven in blazen. In losse, niet chronologische episodes zien we het laatste half jaar van het leven van Thomas, vanaf het moment dat hij bij Luc aanklopt om hem te zeggen dat hij waarschijnlijk stervende is. Samen ondergaan ze de lijdensweg, van ziekenhuizen, onderzoeken, teleurstellingen en aftakeling tot het moment dat Thomas de strijd heeft opgegeven en in een vredig dorpje in Bretagne zijn laatste dagen slijt.
Horten en stoten
~
Schaamhaar
De film valt verder op door de onverbloemd in beeld gebrachte lichamelijke aftakeling die Thomas ondergaat. Bruno Todeschini, die de rol van Thomas speelt, is voor Son Frère 12 kilo afgevallen en dat is te zien. Maar dat is niet de enige lichamelijke marteling die hij moet ondergaan. Naast de uitgemergelde staat waarin zijn lichaam verkeert, zie je in een minutenlange scène hoe hij voor een operatie van haast al zijn lichaamshaar ontdaan wordt (een subtiele verwijzing naar het bijbelse Jakob-en-Ezau-verhaal). Zelfs zijn schaamhaar moet het ontgelden. Hij voelt zich zwak, vernederd en minderwaardig, hij is geen echte man meer. Blijkbaar denkt zijn vriendin er ook zo over: alsof Thomas nog niet diep genoeg in de put zit, verlaat ze hem.
Aandoenlijk
Maar Son Frère is geen ziekenhuisfilm over een slepend ziekbed. Het is een typische Franse karakterfilm waarin veel gepraat wordt. De twee broers en hun relatie vormen de spil van het verhaal. Chéreau is er in geslaagd om de twee broers ongelooflijk menselijk en realistisch neer te zetten. Naast lichamelijk angstaanjagend zet Todeschini een prachtige kloothommelige egoïstische Thomas neer. Maar ook Eric Caravaca (bekend van C’est quoi la vie) verdient alle lof. Zijn aandoenlijke, warme, maar mentaal gekwetste Luc is het eigenlijke hoofdpersonage van de film.
Zilveren Beer
Helaas moet de film het helemaal hebben van deze twee acteurs, voor de rest is de film vrij saai. Het verhaal is niet bijzonder, de overige acteurs zijn niet onderscheidend en filmisch is er ook niet veel te genieten. Dat Chéreau een Zilveren Beer voor beste regie uit Berlijn mee mocht nemen, is te veel eer. Son Frère is gewoon geen onderscheidende film. De liefhebber van De Franse Praatfilm komt echter ruimschoots aan zijn of haar trekken met deze film over verlangen, imperfectie en opoffering. Maar dit valt vooral de heren acteurs toe te dichten.
Son Frère
Regie: Patrice ChéreauJaar: 2024
Distributeur: De Filmfreak
Misschien ook iets voor u
Het blijft een boekenweekgeschenk
De meeste boekenweekgeschenken zijn leuk voor de heb, soms ook nog best goed, maar niet meer dan dat. Echte literaire meesterwerkjes zitten er niet zo veel tussen. Misschien komt dat doordat veel boekenweekgeschenkenschrijvers romanciers zijn en doorgaans geen korte verhalen schrijven. Jan Wolkers, de uitverkoren auteur van dit jaar, heeft echter wel een verleden vol korte verhalen. Binnen 92 bladzijden vertelt hij een verhaal met kop en staart en ook nog een gedegen middenstuk.
De ik-verteller van Zomerhitte is een fotograaf die op een waddeneiland reportages maakt. Als hij in de duinen door zijn telelens ligt te koekeloeren, vangt zijn zoeker plotseling een naakte, jonge vrouw: Kathleen. Al gauw blijkt dat Kathleen als barmeisje met veel mannen omgaat. Zo is er een oude man die haar na haar werk naar huis brengt, een ex-chauffeur die behoorlijk van haar gecharmeerd is, een gladde lijfwacht en natuurlijk de fotograaf zelf. De fotograaf en de ex-chauffeur, Job Frederici, maken kennis met elkaar en ontdekken samen dat Kathleen niet de zuivere madonna is die ze lijkt. Wat moet zij met die oude kerel en die gladde lijfwacht?
Liebfraumilch
~
Twee kanten
Op het eerste gezicht is Zomerhitte misschien een oppervlakkig misdaadverhaaltje. De fotograaf ontdekt het een en ander over Kathleen en dat leidt tot on-Nederlandse taferelen op het waddeneiland. Op de laatste bladzijde is het verhaaltje uit, alles lijkt opgelost en de overlevenden leven rustig verder, maar schijn bedriegt. Juist de details, de ietwat zonderlinge voorvallen die Wolkers aan zijn verhaal toevoegt, maken van Zomerhitte meer dan een tussendoortje. Weliswaar kun je het boekje na de laatste zin met een gerust hart dichtslaan, sommige dingen, en dan vooral de kleine scènes of haast terloopse opmerkingen, blijven hangen en roepen achteraf nog de nodige vragen op.
Zo is Zomerhitte een perfect boek om de rest van het oeuvre van Wolkers te verkennen, voorzover je nog niks van de eminence blanche hebt gelezen: een lekker boekje voor een zomermiddag aan het Texelse strand, maar ook voor de avond erna wanneer je de slaap niet kunt vatten. Denk echter niet dat je met piekeren over de details de hele nacht kunt doorbrengen: Zomerhitte blijft misschien wat langer hangen, maar het blijft toch een boekenweekgeschenk.
Prijs: gratis bij € 11,50 aan boeken
Bladzijden: 92
ISBN: 90 5965 012 3
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Wolkers
/ 0 Reactiesdoor: Eveline Bijlsma / beeld: Steye Raviez 0 Sterren.
~
Een gereformeerd milieu en een gipsen torso
Wolkers wordt op 26 oktober 1925 geboren in Oegstgeest in een streng gereformeerd gezin. Zijn dominante vader leest hem driemaaldaags voor uit de bijbel, maar hij wint de ziel van zijn zoon er niet mee. Wolkers begint zich af te zetten tegen zijn gereformeerde milieu. Zijn oudere broer, die hierin zijn voorbeeld is, overlijdt tijdens de Tweede Wereldoorlog aan difterie. In deze periode valt Wolkers ook van zijn geloof. De broer als tegenspeler van de calvinistische vader en satires op het geloof zijn veelvuldig terug te vinden in de boeken van Wolkers.
In de jaren voor de oorlog ging het niet al te best met de kruidenierswinkel van zijn vader. De jonge Wolkers zwierf rond en nam allerhande baantjes aan. Tegen het einde van de oorlog belandt hij op de Leidse schildersacademie. Hij ontdekt daar het gipsen torso van een jonge Griekse godin, waar hij zijn lusten op botviert. Zij is echter niet tegen Wolkers’ heftige omhelzingen bestand en valt op een dag in stukken uiteen, waarop Wolkers van de academie getrapt wordt. Vervolgens studeert Wolkers bij de schilder Kokoschka in Salzburg en krijgt hij in 1957 van de Franse regering een beurs om bij Zadkine aan de Académie de la Grande Chaumière te Parijs zijn studie te voltooien. Daar begint hij zijn eerste verhalen te schrijven, die hij in 1961 publiceert onder de titel Serpentina’s Petticoat.
Wolkers’ krijgt vele reacties op deze verhalenbundel. Lezers sturen hem exemplaren van het boek, besmeurd met menselijke uitwerpselen maar ook bedolven onder lipstick-kusjes. Wolkers voelt zich aangemoedigd en bleef schrijven.
Penetratie, precisie en principes
~
Op allerlei gebieden in het werk van Wolkers is de invloed van de bijbel terug te vinden. Het ‘memento mori’ dat zijn vader er instampte maakte Wolkers geen vroom, braaf jongetje, maar wekte zijn interesse naar vergankelijkheid en seksualiteit. Die vergankelijkheid wil hij nog wel eens op lugubere wijze uitbeelden, zoals de fotoserie van het dode molletje. Ook het tegenovergestelde van het ‘memento mori’, conceptie en het ontkiemen van nieuw leven is een belangrijk thema in zijn werk. Wolkers zei ooit in een interview: “Elke zaadcel bevat bij de conceptie reeds een klein doodshoofdje”. Wolkers schuwt er vervolgens niet voor de weg van die zaadcelletjes onomwonden te beschrijven. Op drie januari: “Voor ik ga douchen trek ik me even af en neuk later nog met Karina”.
Wolkers zegt waar het op staat, en ook dat directe en gevatte vind je terug in de bijbel. “Als er in de bijbel sprake is van een appel, dan wordt die aan iemand gegeven. Alles wat in de bijbel staat heeft een functie”, aldus Wolkers. Zo is het ook in zijn werk. Hij geeft geen overbodige details en heeft het verloop van zijn verhaal goed uitgedacht. Zoals Tsjechov het zegt: “Als er aan het einde van het toneelstuk een schot valt, moet er aan het begin een geweer te zien geweest zijn”. Ondanks dat Wolkers’ zinnen kort en direct zijn, bevatten ze vaak de mooiste metaforen. “Die vuile trut heeft (…) een soort interview gebakken dat een platgereden aardworm uit het graf zou doen herrijzen als ze het abusievelijk bij zijn literaire nalatenschap stopten”.
In het jaar 1974 gaat het Wolkers goed. Hij haalt de lekkerste flesjes chablis en champagne voor zijn bezoek. En dan die heerlijke, exquise hapjes! Wolkers geniet van het leven, maar toont zich een geëngageerd man. Hij had nog steeds geen rekening ontvangen van de 5000 gulden die hij aan het Strijdfonds Chili overgemaakt had.
~
Zijn principes gooit Wolkers niet zomaar aan de kant. In 1963 ontvangt hij zijn eerste literatuurprijs, die van de stad Amsterdam, voor Serpentina’s Petticoat. In 1966 retourneert hij het geld. Hij is het niet eens met het sadistisch optreden van de Amsterdamse politie tegen de provo’s. Later in zijn carrière weigert hij de Constantijn-Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs. Volgens Wolkers zijn literaire prijzen in Nederland een farce. Vriendjespolitiek!
En toen was het goed
De man, zijn werk en de thematiek passen bij elkaar. ‘Dit klopt’, denk je, wanneer je Wolkers’dagboek met zijn oeuvre in je achterhoofd leest. Met dezelfde precisie waarmee hij zijn bollen plant, schrijft hij zijn boeken en giet hij zijn engagement in prachtige beelden. Achter die norse kop en wilde krullenbos zit een talentvol, bevlogen man, met een innemend karakter.
Misschien ook iets voor u
Nogal puur
.
~
Psychotisch
De jonge Nederlandse toneelschrijver Enver Husicic hanteert een opmerkelijk taalgebruik. De spelers drukken zich uit in korte, associatieve zinnen, vaak slechts van één woord. Zinnen met meer woorden hebben een vreemde volgorde. Er ontstaan monologen vol pathos, vette, dichtgeplamuurde beelden:
Het contrast van inhoudsvolle passages geuit als korte uitroepen, geeft je rillingen. Maar de drang om bodemloze wanhoop fysiek kwijt te raken, is wel herkenbaar.
Regie
~
Energie
De voorstelling is, met een goed uur, kort en hevig. Hoop gloort er niet, niet voor deze twee samen althans. Maar als individuen gaan ze het zeker redden, met hun energie en gevoel voor humor. Angel blijft bij door de rauwheid, het onverbloemde. Ga erheen als je pas een geliefde bent en vindt uit wat jouw verlangens zijn!
Angel wordt tot en met 29 april opgevoerd in verschillende theaters in Nederland.
Angel (Het Syndicaat)
Artiest: Het SyndicaatGezien op dinsdag 01 maart 2005 in Het Rozentheater, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Oude kunst in een nieuw jasje
/ 0 Reactiesdoor: Rutger Kuipers0 SterrenHet Rijksmuseum behoort wereldwijd tot de top tien musea. Het is vooral beroemd om zijn collectie schilderkunst uit de Gouden Eeuw en is met bijna één miljoen voorwerpen het grootste museum voor kunst en geschiedenis in Nederland. Het bekendste collectie-onderdeel van het Rijksmuseum is de Nederlandse schilderkunst uit de 17de eeuw, met 20 Rembrandts en veel andere topstukken zoals van Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen. Het was een publiek geheim dat het museum toe was aan vernieuwing en daarom vindt op dit moment een verbouwing plaats. In 2008 moet het nieuwe museum klaar zijn en functioneren naar de wensen van de moderne 21ste-eeuwse bezoeker.
~
Het nieuwe Rijksmuseum
~
Aantrekkelijk voor een breed publiek
~
Nieuwe elementen
Onderdeel van de verbouwing wordt een ondergronds plein dat zich links en rechts van de onderdoorgang uitstrekt. Behalve dit plein voegen de architecten aan het ontwerp een Aziatisch paviljoen en een studiecentrum toe. Met de bouw van een Aziatisch paviljoen krijgt de Aziatische collectie van het Rijksmuseum een eigen modern gebouw, opgetrokken uit kalksteen en glas. In het studiecentrum kan de bibliotheek van het Rijksmuseum gehuisvest worden. Ook het Rijksprentenkabinet verhuist naar dit studiecentrum.
Tijdens de verbouwing is het museum gedeeltelijk open voor publiek. Het Rijksmuseum streeft ernaar de vaste collectie te blijven tonen aan een zo groot mogelijk publiek.
De verbouwing van het Rijksmuseum
Nog te zien tot: maandag 07 oktober 2024Misschien ook iets voor u
Naar verstoppertjesspel laat opgebouwde spanning wegebben
Wie de trailer van Hide and Seek heeft gezien, zou wel eens hele andere verwachtingen kunnen hebben van deze film. De voorstukjes bezorgen je een onprettig gevoel en lijken te hinten naar een horrorfilm. Niets is minder waar. Hide and Seek valt vooral onder het kopje thriller met een vleugje drama en psychologie. Gore details zijn niet te zien en enorme schrikmomenten waarbij je per ongeluk je popcorn over je voorbuurman heen gooit, zijn er ook niet echt. Toch is dit een erg spannende film die je een lange tijd genadeloos meesleept in het verstoppertjesspel.
De film begint met een korte inleiding. We maken kennis met een gezin. Eerst ziet het er vredig uit, totdat de moeder in de badkuip wordt gevonden, dood. Haar dochter Emily raakt in shock en haar vader besluit dat het beter is om te verhuizen naar het platteland. Daar krijgt Emily een nieuw vriendje, Charlie. En dan begint de ellende. Als kijker wil je kennis maken met die Charlie. Wie is hij?
Bambi-ogen
~
Onderhuidse spanning
Het camerawerk is fantastisch. Op precies de goede momenten wordt er ingezoomd op het onschuldige en angstige gezichtje van Emily. En uitgezoomd wordt er steeds als je denkt dat Charlie in de buurt is. Door zo met die camera te spelen, wordt er al een bepaalde onderhuidse spanning gecreëerd.
Plotwisseling
Helaas wordt dat doorbroken als duidelijk wordt wie dat vriendje is, nadat je eerst al een aantal mogelijke kandidaten in je schoot geworpen krijgt. De bedenkers hebben zich volledig uitgeleefd in de plotwisseling. Aan de ene kant is de twist wel aardig bedacht, maar de uitwerking is slordig en de zorgvuldig opgebouwde spanning ebt weg. Regisseur John Polson is hierin volledig doorgeslagen en maakt er in plaats van een thriller, ineens een woeste achtervolging van. Je zit de film nog wel met gemak uit, omdat het blijft boeien, maar het verdient geen schoonheidsprijs.
Haar blikken
~
Beter wachten
Van Hide and Seek moet je zeker niet al te hoge verwachtingen hebben. Als je echt wilt griezelen en schrikken kan je waarschijnlijk beter wachten op The Ring 2. En als je wel van dit soort psychologische en dramatische thrillers houdt, dan loop je kans teleurgesteld te worden door de ontknoping. Toch zorgen de lichtpuntjes in deze film, dat je Hide and Seek niet zomaar voorbij moet lopen. Al was het alleen maar om Fanning een heel nare versie van verstoppertje te zien spelen.
Hide and Seek
Regie: John PolsonJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Ska, ska en nog eens ska!
/ 0 Reactiesdoor: Klazien Schaap0 Sterren.
~
Ook waren er een aantal redelijk onbekende ska-bands te bewonderen. De echte fans konden zich arm kopen bij de grote hoeveelheid merchandise-stands en boven in de Melkweg was het goed bijkomen in de bioscoopzaal waar verschillende ska-films vertoond werden.
Dress-code
~
Bij de eerste band van vanavond zit de oude zaal al bomvol. De Regulators hebben er duidelijk heel veel zin in, maar daarvoor is het dan ook een ska-band. Hun voorman Rick Blansjaar is geschminkt als een soort pierrot, om een wat vergezochte connectie met het finishvlagmotief op te roepen. Ze doen veel covers van bestaande ska-nummers. De Regulators lijkt bij de eerste indruk op een standaard ska-formatie: een basisband in de vorm van drums, vocalen, bas, gitaar en toetsen. Voeg daar drie toeters aan toe in de vorm van een saxofoon, trombone en trompet en je kunt ska-muziek gaan maken. Maar de Regulators hebben een geheim wapen: een aparte harmonicaspeler, Bas Schimscheimer. Leuk geprobeerd, maar echt een knalband is het niet, al is het alleen maar vanwege hun buurthuisbenadering van hun publiek: “Wat zijn jullie met z’n velen!”
Jeugdige energie
~
Dan gaat de grote zaal open. Fijn, want het was ondertussen al erg benauwd geworden. Bij de 2nd Hand Sneakers zien we wederom een zangeres, maar wel een van een totaal ander kaliber dan die van de vorige band. Zeker in contrast met alle jeugdige kracht van de Skabadivers, komen de 2nd Hand Sneakers uitermate belegen over. Hier zien we weer een standaard ska-formatie zoals beschreven bij de Regulators, maar zangeres Nina Eggens geeft een jazzy draai aan de kalme reggae-ska. Haar stem doet bij uithalen een beetje denken aan Kate Pierson van de B-52’s. Het is een bescheiden optreden waar niks op aan te merken valt, behalve dat deze band beter zou passen op een podium in een grand café voor 30-plussers.
Als een tiet
~
Wickedup-wickedup-wickedup!
~
Allerminst statisch is het jonge ska-talent J-stars. Zij brengt ons rockende ska, vermomd als hiphop band. Maar hun urban looks werken vooral in hun voordeel. J-stars brengt veelzijdige Nederlandse ska, die een beetje doet denken aan Doe Maar vanwege de grappige teksten (“Ik ben een sukkel”), maar dan rockender. De blazerssectie (trombone, sax en trompet) zingen veelvuldig mee op de achtergrond en doen dansjes, waardoor het allerminst een statische saaie bedoening wordt. Integendeel.
Vergane glorie
Welnu, na de zesde ska band van vanavond heb ik het eigenlijk wel een beetje gehad met het skanken en ik wil naar huis. Maar daar heeft de Melkweg wat op bedacht in de bioscoopzaal. Ik besluit mijn benen te ontspannen bij Dance Craze, een documentaire waarin alleen maar concertregistraties voorbij komen van de Britse ska in de vroege jaren ’80. In die periode was er in Engeland namelijk een ware ska-rage aan de gang. Deze generatie Britten gaven een nieuwe draai aan de ska uit Jamaica. Ze vermengden de ska met punk en pop en noemden het Two Tone. Vanaf die periode werd ska een groot en wereldwijd succes. En… ska werd een blank ding. Op het scherm komen Madness, The Specials, The Selecter, The Beat en Bad Manners veelvuldig voorbij. Ook beneden heb ik het Two Tone geluid vaak voorbij horen komen, maar bij het zien van de filmbeelden dringt het tot me door dat het nooit meer zo vernieuwend en opwindend zal worden als toen, daar. Ska is een gecultiveerd genre voor de liefhebber geworden.
Eenmaal nieuwe zin en energie opgedaan tijdens de film, heb ik wel Let’s Quit gemist. Dat leed is snel vergeten bij de ska rouwdouwers van Rude & Visser. Grote hooligans brengen zeer dansbare feestska. De voorman steelt de show in zijn Schotse kilt. De band speelt superstrak, met het volume in het rood. Maar het werkt, want wie niet danst, die beukt er lekker op los in de grote pitt midden in de zaal. Maar ze hebben nog een troef: de saxofonist. Hij doet ter afwisseling van het feestgeweld een lekkere mellow solo, maar toch ben ik bijna doof als ik naar de Beatbusters wil luisteren. De Beatbusters zijn groot in Nederland. Deze populariteit hebben ze mede te danken aan de samenwerking met Def P, met wie ze een grote hit hebben gescoord met het nummer Bubbelbad. Op het podium zie ik een glamoureuze band, allemaal witte pakken, op de zogenaamd charismatische voorman na. Ze maken goed in het gehoor liggende reggae-ska. Het klinkt alleen allemaal net iets te glad en gelikt. Waarom zingt de Nederlandse zanger Engels met een vet Jamaicaans accent? Hoort dat? Misschien heb ik iets gemist…
Ska met reputatie
Zouden de hoogtepunten van het festival het nog goed kunnen maken? Ja zeker wel. Nederland’s eigen ska pionier Mark Foggo en zijn skasters gaven een ouderwets goed skankin’ feestje weg. Ook Mark zelf zingt met één of ander accent, wat weer wel leuk klinkt. Een beetje zoals Ian Dury. Deze man heeft na 25 jaar bewezen eeuwigheidswaarde te hebben.
Een soortgelijke reputatie heeft de band Rude Rich and the High Notes, al was het alleen maar vanwege de gigantische hoeveelheid optredens die ze gedaan hebben het laatste jaar in en buiten Nederland. Ze spelen een heerlijk losse rootsy ska set. Ook voor deze band zijn The Skatalites de grootste inspiratiebron. Het is op deze manier prettig bijkomen van al het harde gefeest en geskank van de laatste bands, maar echt een opwindende festival climax kun je het niet noemen.
Alle ska-verslaafden kunnen zeer tevreden naar huis terugkeren. Zeker de jonge bands als J-Stars en de Skabadivers hebben aangenaam verrast. Ik kan voorlopig geen ska meer horen, maar het doet me goed dat een redelijk obscuur muziekgenre in Nederland bij zoveel mensen lééft.
Misschien ook iets voor u
Te veel hallucinaties
Bij de supermarkt die op de kleintjes blijft letten kun je terecht voor de dagelijkse boodschappen. En hoewel chocolade je misschien op kan beuren, verandert je algehele toestand er niet van. Joost Zwagerman voert in zijn nieuwe bundel Roeshoofd hemelt de megasupermarkt T-Mart op waar je wel alles kunt kopen. Dus ook de ‘de goede bui’ of ‘de depressie’.
Waar je maar wilde, kon je Joost Zwagerman horen vertellen over zijn nieuwe bundel: van Goedemorgen Nederland tot het tijdschrift Boek. Roeshoofd hemelt bestaat uit twee gedeeltes: één, het deel dat zich afspeelt in T-Mart, de supermarkt waar alles, maar dan ook alles te koop is, zowel materiële als immateriële zaken en twee, de gedichten die zich afspelen in het hoofd van Roeshoofd, die ‘slachtoffer’ geworden is van T-Mart. Hij stal een ‘bipolaire stoornis’ en dat komt hem lelijk te staan. Behalve dat hij opgepakt wordt, komt hij terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. Voor de duidelijkheid zijn de beide delen in verschillende letterypes gedrukt.
Vrije verzen
Om extra duidelijk te maken dat het om twee gedeeltes gaat, zijn de twee door elkaar lopende gedeeltes gemaakt in twee ‘soorten’ verzen. De poezie die zich afspeelt rond T-Mart is geschreven in vrije verzen. Hierin speelt de associatie een belangrijke rol, evenals de klankbuitelingen. De supermarkt, die alle wensen kan verullen, is een overdonderend en overweldigend iets en dat komt ook in de vorm van de gedichten terug, zoals in het eerste: ‘De winkel in’.
De gedichten die zich in het hoofd van Roeshoofd afspelen, zijn juist gebonden aan regels, die van het sonnet of van rijm. Juist Roeshoofd, die zo van de wereld is, in een soort psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen, heeft deze structuur nodig. Ondertussen gaan zijn gedachten van het ene uiterste (seks met Máxima), naar het andere uiterste; zelfmoord plegen. Roeshoofd klampt zich echter vast ‘aan de omheining van het sonnet’.
Belezenheid?
Juist in de vrije verzen is er door de constante stroom woorden minder aandacht voor de betekenis van het gedicht. De sonnetten zijn daarentegen behapbaarder en daardoor interessanter om te lezen. Zo valt op dat Zwagerman verwijst naar andere teksten, zoals de variatie op de regels van Kopland “een lege plek om te blijven” die in Zwagermans bundel in “een lege plek om te hijgen” transformeert. Nog opvallender is de overeenkomst met het overbekende gedicht van Slauerhoff dat begint met “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen”. Zwagerman maakt hier van.
Waarom Zwagerman andere gedichten op deze manier gebruikt, heeft misschien te maken met een soort trukendoos die hij open wil trekken om de lezer te amuseren. Het past in het idee van een eindeloze associatiegolf waar de bundel uitdrukking aan geeft. Toch lijken die niet altijd op zijn plaats, zoals ook de messiaanse verwijzingen, die op een andere plek in het hierboven geciteerde gedicht staan. Behalve een verklaring voor een hallicunerende Roeshoofd komt dit wat uit te lucht vallen.
Verveling
De bundel is éen grote cadans. De gedichten die met T-Mart te maken hebben, denderen over je heen vol neologismen, moeilijke woorden, legio metaforen en staccato taal. Die niet aflatende stroom, die misschien hallucinerend is bedoeld, is in de eerste gedichten nog wel grappig en bijzonder door de vernuftige manier waarop sommige dingen opgeschreven staan, maar op de helft van de bundel ben je dit taalexperiment wel zat. Er slaat een soort verveling toe. Die verveling wordt misschien ook wel veroorzaakt doordat de gedichten niet als losse eenheden beschouwd kunnen worden, maar als een groot verhalend gedicht. De aandacht van de afzonderlijke gedichten wordt afgeleid van het geheel en het verhaal lijkt belangrijker te worden.
Misschien past een verhaal toch beter in een roman.
Bladzijden: 105
ISBN: 9029558725
Misschien ook iets voor u
‘Are you Ron McLarty, the novelist?’
/ 0 Reactiesdoor: Erik Meijers0 SterrenGraag had ik hier mijn interview met Ron McLarty, de auteur van De geheugenloper, willen plaatsen, maar helaas is dat niet mogelijk. Hoewel ik mijn best gedaan heb, geloof me. Maar in plaats van een interview heeft deze vriendelijke, open man meer dan een uur lang zijn verhaal op me uitgestort. Voor vragen was nauwelijks plek. Hij praat teveel. Maar wat hij gezegd heeft zal ik zo goed als het kan hier proberen te vertellen.
Vrijdagmiddag 4 maart 2005, 14:35 uur
Na een kwartiertje glibberen over spiegelgladde trottoirs bereik ik mijn einddoel: Hotel Ambassade aan de Herengracht in Amsterdam. Om drie uur heb ik in de lounge van dit stijlvolle hotel een afspraak met Ron McLarty. Nadat ik me bij de receptie heb gemeld, schijnt de afspraak van half drie er nog niet te zijn. Na een telefoontje van de receptioniste naar de kamer van McLarty, blijkt dat deze graag bereid is mij alvast te woord te staan. Gelaten neem ik plaats in een stoel, wachtend op de komst van auteur/acteur Ron McLarty.
14:37 – 15:45 uur
Ron McLarty doet zijn opwachting. Totaal overbodig stelt hij zich met een brede, innemende glimlach voor. Schuchter doe ik, de onbekende Nederlandse interviewer, hetzelfde. Nadat men ons voorziet van een kopje koffie, stel ik de vraag hoe het McLarty bevalt in Amsterdam. En vanaf dat moment begint de spraakwaterval en word ik ondergedompeld in een wilde, warme stroom woorden, waarin ik me maar af en toe naar boven kan worstelen om een snelle vraag te stellen. Om vervolgens weer meedogenloos meegesleurd te worden.
Het verhaal:
3 uit 10
~
Tijdens het schrijven van De geheugenloper kwam er ook voor het eerst iets terug naar de schrijver zelf. De stijl en het inleven met de personen gaven McLarty een gevoel van genoegdoening dat hij daarvoor niet had ervaren bij het schrijven. Een genoegdoening die je ook wel nodig hebt als je zeven dagen per week vanaf vijf tot negen of tien uur ’s ochtends schrijft. McLarty heeft namelijk last van slapeloosheid en maakt daar gretig gebruik van. Het schrijven heeft iets meditatiefs, iets kalmerends. Ook als er nooit iets van hem gepubliceerd zou zijn zou hij zichzelf als succesvol zien, vanwege de uitwerking die het schrijven op hem heeft.
Oud en wijs
Als zevenenvijftigjarige acteur heeft hij genoeg afwijzigingen in zijn leven meegemaakt om zich over het wel of niet publiceren van zijn werk niet meer druk te maken. Hij beseft terdege dat de deal die hij met de uitgever gesloten heeft een geweldig mooie samenloop van omstandigheden is.
McLarty heeft De geheugenloper al in 1988 geschreven. Het begon met een gedicht dat hij schreef naar aanleiding van het auto-ongeluk van zijn ouders. Dit heeft hij uitgebreid tot een toneelstuk en later tot de roman. Het auto-ongeluk is ook het enige autobiografische gedeelte in het boek. Van daaruit ontwikkelt het verhaal zich vanuit de karakters die hij achter in zijn hoofd heeft opgeslagen. Een techniek die hij ook in zijn acteerwerk succesvol toepast.
Stephen King
McLarty spreekt heel veel audioboeken in en weet door zijn connecties in deze wereld zijn boek acht jaar geleden als audioboek gepubliceerd te krijgen (in ruil voor het gratis inspreken van nog twee boeken). En hoewel het boek op bescheiden schaal succesvol is, wordt het weer zo’n twee jaar stil rondom de roman. Totdat McLarty auditie doet voor een rol in de miniserie Kingdom Hospital van Stephen King. Een auditie die hij totaal verknalt. Maar terwijl hij snel de aftocht wil blazen blijkt Stephen King zelf ook aanwezig te zijn geweest bij de audities en deze vraagt hem plotseling: “Are you Ron McLarty, the novelist?”
McLarty’s hart slaat over van vreugde. Wie had ooit gedacht dat iemand hem ooit nog een ‘novelist’ zou noemen?
Vanaf dat moment gaat het snel. Stephen King schrijft een groot artikel in Entertainment Weekly, waarin hij De geheugenloper de beste roman noemt die hij niet kan lezen. Niet veel later wordt McLarty’s boek geveild en sleept hij een miljoenencontract binnen voor twee romans.
Voorraad
~
Schrijvende acteur
Niet dat hij nu op zijn lauweren gaat rusten. McLarty heeft de vrijheid die het schrijven hem biedt nodig, maar kan ook niet zonder de eisen en de structuur van het acteerwerk. Hij kan het acteren niet missen, omdat hij in die wereld is opgegroeid, de mensen kent en het werk leuk vindt. Maar het schrijven kan hij vanuit zijn wezen, zijn essentie niet missen. Zonder het schrijven als uitlaatklep, als meditatie en zelfreflectie, is hij waarschijnlijk Ron McLarty niet meer.
Vriendelijk
McLarty is een bijzonder vriendelijke, zeer spraakzame man, die geniet van de kansen die hem in het leven geboden zijn. Een man waarover ik nog wel een tijdje door kan gaan, ware het niet dat mijn ruimte op het internet beperkt is. Met De geheugenloper wil McLarty onder andere aangeven dat de meeste mensen eigenlijk gewoon aardig en vredelievend zijn. En als je McLarty hebt ontmoet geloof je dat meteen.
Lees ook de recensie van De geheugenloper.
Misschien ook iets voor u
Houdbaar
Poëzie heeft meestal niet een erg groot publiek. Dichters of poëzieliefhebbers kunnen niet genoeg benadrukken dat er meer belangstelling zou moeten komen voor poëzie, zoals Tsead Bruinja (1974) ook schrijft in de inleiding op Droom in blauwe regenjas. Dit geldt niet alleen voor Friese poëzie. Ook met zijn nieuwe bundel Batterij probeert Bruinja een bepaald publiek te bereiken. De strakke vormgeving van de bundel nodigt zeker uit tot lezen.
Hoewel Bruinja zijn bundel in vier delen heeft verdeeld en van titels heeft voorzien, is het lastig een eenheid te zien in de bundel. De gedichten gaan over erg veel verschillende onderwerpen. De titel is wat dat betreft ook niet erg verhelderend, omdat er niet veel ‘elektriciteit’ is. Een van de weinige gedichten waarin stroom direct voorkomt is ‘vier en een half volt lego treintje’. Er is een jongen -zijn leeftijd is onduidelijk- die zich ophoudt bij een modelspoorbaantje. In het gedicht houdt hij de polen van stekker tegen zijn tong. Hoewel hij even lijkt te schrikken, is er toch meer ruimte voor genot, want het gedicht eindigt met het woord “praliné”. De golf van de stroomschok is als een weldadig iets, in plaats van een straf.
Energie
De – als prettig ervaren – energie die letterlijk terug te vinden is in het hierboven geciteerde gedicht, komt figuurlijk terug in de manier waarop Bruinja schrijft. Energiek is de associatieve stijl die Bruinja heeft. Enkele gedichten die in poesie en prose zijn opgeschreven vormen een nog klinkender geheel. De klankherhalingen en klankbotsingen geven een bepaalde cadans en overrompelen. Dit is bijvoorbeeld het geval in het gedicht ‘Mompelhetze in de vleeskuip’.
De associaties verrassen ook. Aan de ene kant is dat plezierig, omdat Bruinja de lezer vaak bij de interpretatie van een gedicht van een bepaald spoor afhaalt. Aan de andere kant is de gedachtengang soms te moeilijk om te volgen en het wordt vaak niet duidelijk hoe de zinnen verband met elkaar houden. Hierdoor worden de gedichten misschien onbedoeld persoonlijk: omdat de gedachtegangen of inspiratiebronnen van Bruinja soms moeilijk na te gaan zijn, is een sluitende interpretatie lastig.
Herinneringen
Bruinja geeft echter wel enkele aanwijzingen in zijn poëzie. Zo is er veel aandacht voor verleden. Sommige gedichten zijn in de verleden tijd geschreven, waardoor er de suggestie ontstaat dat het beschrevene langer geleden is, of dat ze inderdaad in de verleden tijd afspelen. Daarnaast zijn er verschillende vergelijkingen of referenties aan de kindertijd of aan de adolesenie te vinden, zoals “een jongen van twaalf” in ‘Sarah en Veronica (Kollum Drachten en Afrika)’. Ook de twee plaatsnamen uit de titel verwijzen naar zijn jeugd, die hij in Friesland doorbracht. Weer in een ander gedicht vergelijkt hij zichzelf met een kind.
De rol die het verleden speelt, heeft te maken met nostalgie. Het is voorbij, maar dit heeft niet altijd een negatieve connotatie. Het is echter wel op een andere manier aanwezig dan bijvoorbeeld in een gedicht ‘Burgwachter’ uit de bundel met verzamelde Friese poëzie Droom in blauwe regenjas. Hierin worden er een heit en mem genoemd en worden herinneringen verlangend verteld. In Batterij is dit oppervlakkiger aanwezig en vragen ook andere gedichten de aandacht zoals het vervreemdende ‘Verborgen arbeidend’. Dit schijnbare liefdesgedicht, waarin een aantal wensen en verlangens kan worden ingewilligd, wordt opgeschrikt door reigers, dieren die niet uitblinken in schoonheid, maar eerder in een obsessieve manier van uithoudingsvermogen en wachten, afwachten. Het gedicht eindigt met de zin ‘ik breng je nacht’, een zin niet zozeer naar een liefdevolle nacht lijkt te verwijzen, maar naar een iets veel onheilspellenders.
Houdbaar
Ondanks de energie van de batterij die de bundel heeft, is van een batterij ook bekend dat het een beperkte levensduur heeft. Na een tijdje is de energie op. Wat dat betreft is de titel van deze bundel wat misleidend. Bruinja’s poëzie geeft namelijk veel aanknopingspunten en zijn gedichten verdienen meerdere lezingen, zowel om de taal, als de klank als de interpretatie. Want behalve een soort mooi hedendaags Nederlands bedenkt Bruinja mooie beelden en zijn gedichten zijn rijk aan soms hypermoderne, dan weer klassiekere beeldtaal. Bruinja schudt met zijn bundel de lezer wakker, en net als een Duracell-batterij is zijn poëzie lang houdbaar.
Prijs: € 14,90
Bladzijden: 54
ISBN: 90 254 2541 0
Misschien ook iets voor u