Paul Boon:
~
“Special guest director Quentin Tarantino. Shot & cut by Robert Rodriguez. Fuck toch een eind op.” Bas Blokker beëindigt zo zijn betoog
Geschoten en gesneden, in het
NRC Cultureel Supplement van vrijdag 10 juni 2005. Blokkers stuk gaat over regisseur Quentin Tarantino en consorten die films maken die nergens over zouden gaan. Films waarin helden straattaal spreken. Waarin “geweld van zijn betekenis ontdaan” is. Waarin “stijl de betekenis compleet heeft overwoekerd.” Het gaat, kortom, over de (schijnbare) betekenisloosheid van de postmoderne film. Over de laakbare fascinaties van postmoderne filmers met zogeheten ‘lage cultuur’. Over de
dope films van Tarantino.
Nu ja, Blokker zegt dat laatste niet met zoveel woorden, maar dat komt omdat hij niet ingevoerd is in het huidige academische filmtheoretische debat, en omdat hij niet weet watskeburt. Het poststructuralisme, het postmodernisme, de verregaande democratisering – ook van de kunst -, die fundamentele onzekerheden, en dan ook nog tha thug life, gangsta, kung fu en al die andere populaire cultuur waar Tarantino c.s. uit putten: een mens kan wel bezig blijven.
De angst en minachting voor ‘lage cultuur’ verwoordt Blokker heel helder in zijn stuk: “Het is geweldig als een kunstenaar even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat het even belangrijke kunstuitingen zijn.” Niemand zegt dat Suske en Wiske even belangrijk is als Misdaad en straf (al kun je je afvragen: belangrijk voor wat?). De filmtraditie waarin Tarantino thuishoort, Tarantino-fans op straat en de poststructuralistische academische wereld, vragen alleen dat beide cultuuruitingen met evenveel respect worden behandeld. Dat niemand zegt: dit is belangrijk, en dat is niks.
Tarantino maakt andere films dan andere regisseurs, daarin heeft Blokker gelijk. Blokker geeft ook toe dat Tarantino in zijn veld vernieuwend is. Blokker heeft alleen een probleem met het gegeven dat Tarantino niet de films maakt waaraan Blokker gewend is. “De Tarantino-personages zijn na Jackie Brown platter en platter geworden, tot ze echt niet dikker waren dan het papier van een stripverhaal.” Ik zou zeggen: nog platter zelfs dan dat, maar waarom is dat een probleem? Omdat er ‘weer geen normaal mens in voorkomt’? Tarantino’s films draaien toevallig om andere dingen dan de films die Blokker wel leuk vindt, maar zijn het daarom minderwaardige films? Mogen Quentin Tarantino en zijn publiek eindelijk zelf uitmaken wat ze interessant vinden om te tonen en te zien, zonder dat het automatisch ‘lage’ of ‘hoge cultuur’ wordt?
Zo komen we bij Blokkers andere misvatting. Wat zijn de grootste verdiensten van Quentin Tarantino voor de filmwereld? Dat zijn niet “de fragmentatie van de vertelstructuur en de haakse dialogen – praten over popmuziek, hamburgers of voetmassages”. Dat zijn symptomen. Tarantino’s grootste bijdrage aan de ontwikkeling van de cinema is dat scènes en gesprekken niet meer alléén in dienst hoeven te staan van de plotafwikkeling. Dat genres, waar bepaalde filmcritici op neerkijken, door Tarantino met evenveel respect behandeld worden, als de arthouse-films die NRC uitbrengt onder de noemer Moderne Europese Klassiekers. Dat stijl betekenis kan en mag overwoekeren. Dat ‘dit’ niet beter of slechter, maar anders dan, en toch gelijkwaardig aan ‘dat’ is. “Het is geweldig als iemand even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat ze even belangrijk zijn.” Fuck toch een eind op, zeg, met je ouderwetse denkpolitie.
Niels Bakker:
~
Zijn de strips van Suske en Wiske een even belangrijke kunstuiting als het werk van Dostojevski? Nee, zegt Bas Blokker in
NRC Handelsblad van 10 juni. Ja, schrijft Paul Boon tien dagen later in een reactie op deze site. In zijn betoog valt hij Blokker vooral aan op zijn vermeend elitaire gedrag: want heeft het poststructuralisme niet aangetoond dat ‘hoge cultuur’ niet per definitie meer waard is dan ‘lage cultuur’?
Los van de vraag of Blokker hiermee een ‘paternalistische’ houding inneemt, maakt hij volgens mij een belangrijk punt. Waar het hem om gaat, is dat Quentin Tarantino (en consorten) hun doel voorbij zijn geschoten. Blokker gaat daarbij met name in op Kill Bill en Sin City (een film overigens waarvoor Robert Rodriguez de regie deed en Tarantino het hield bij één scène). Zijn stelling: deze films zijn alleen stijl, enige inhoud ontbreekt.
Bij Sin City is dat inderdaad het geval. Het is alsof je naar een schitterend uitgelicht storyboard zit te kijken, zo perfect heeft Rodriguez de stripwereld van Frank Miller gekopieerd. De mensen die zich hierin bewegen zijn acteurs van vlees en bloed, maar ze roepen geen enkele emotie op. Het zijn marionetten, hopeloos verdwaald zo lijkt het.
Boon heeft het ook over het postmodernisme, maar is deze beweging zelf niet een beetje achterhaald? Een bekende postmoderne opvatting is dat een kunstwerk niet in de eerste plaats moet verwijzen naar de werkelijkheid, maar naar andere kunstwerken. Sin City is wat dat betreft het ultieme postmoderne meesterstuk: één grote verwijzing naar een andere kunstuiting, namelijk de strip van Miller. Maar wat moet je er als kijker mee? Je kunt je vergapen aan de vormgeving, je afvragen hoe Rodriguez hem dit heeft geflikt, maar dat neemt niet weg dat het nergens over gaat. Ja, over die strip van Miller. Maar wat leren we over die strip? Alweer, alleen hoe deze eruitziet.
De vraag of kunstwerken een betekenisvolle inhoud moeten hebben, is inderdaad normatief. En dat Tarantino en Rodriguez gewoon hun ding moeten doen, spreekt wat mij betreft voor zich. In Sin City zijn ze alleen te ver gegaan. Sin City toont op glorieuze wijze het failliet aan van het postmodernisme. Een kunstwerk dat alleen wil bestaan bij de gratie van een ander kunstwerk, is gedoemd tot het uitkauwen van de stilistische kenmerken van dat werk. Het voegt niets toe, het kopieert alleen. Het heeft geen enkele betekenis meer, behalve dan dat het verwijst naar dat andere werk.
Het is kinderachtig van Blokker dat hij Suske en Wiske en Dostojevski zo botweg naast elkaar legt, maar hem ouderwets noemen of zeggen dat hij de academische filmtheoretische discussies heeft gemist gaat wat ver. Sterker nog, ik ben geneigd in dit artikel een nieuwe beweging te ontwaren: het postpostmodernisme. Dat zou, met de kennis die we hebben uit het postmodernisme, op zoek moeten gaan naar verhalen die weer iets aan de kaak durven te stellen. Van stijl om de stijl zijn we allang niet vies meer, het wordt dus weer tijd voor wat meer stijl om de inhoud.
Reageer ook! Mail redactie@8weekly.nl
Maatschappelijke functie van kunst
Tot en met 21 augustus toont het Van Abbemuseum in Eindhoven als eerste Nederlandse museum een overzichtsexpositie van Belgisch kunstenaar Jef Geys (Leopolsburg, 1934). Het betreft hier werk vanaf de late jaren vijftig tot nu. Geys is één van de twee Belgische kunstenaars die geselecteerd werden voor Documenta 11 (2002) in Kassel. De relatie tussen Geys en het Van Abbemuseum heeft reeds een lange historie.
Bij de eerste zaal stuit je meteen op het pronkstuk, Politiek aspect van een emotie (1972). De titel veronderstelt een clash tussen kunst en bureaucratie, anarchie, kunstenaars die de barricaden op gaan, verfbommen, brandende auto’s, bomberjacks en veel machtsvertoon. Geys heeft het over een andere boeg gegooid. Oorspronkelijk bestond het werk uit een collage van pornofoto’s en een collage van uitgeknipte seksadvertenties. Ga er maar aan staan. De vorm mag dan weinig verheven zijn, dat is niet waar het hier om is te doen. Veeleer gaat het om het fixeren van de ethische grens, het integreren van niet-kunst gerelateerde onderwerpen in de kunstwereld, en het onderzoeken van de functie van kunst in een veranderde maatschappij. De mogelijkheden zijn legio. De duiding blijkt niet zo eenvoudig
Ophef
In 1972 werd het plan opgevat om het werk te exposeren op de Triennale der Lage Landen in het Van Abbemuseum. Naar aanleiding van dat voornemen ontstond een briefwisseling tussen Geys’ raadsman en toenmalig directeur Jean Leering – de onlangs overleden opvolger van de roemruchte Edy de Wilde. Leering wordt tegenwoordig algemeen beschouwd als degene die probeerde de “kunst te verzoenen met het leven buiten het museum.” Ondanks toestemming om tijdens de expositie pornografisch beeldmateriaal te verspreiden aan bezoekers ouder dan 18 jaar, leidde het voorstel tot veel commotie onder braaf stijfburgerlijk Eindhoven, en uiteindelijk vond het project geen doorgang. In het Van Abbe is een wand volgehangen met artikelen met sprekende koppen als “Project van Jef Geys terugetrokken uit expositie in het Stedelijk Van Abbe museum”, “Raadsleden vragen opheldering over wering project” en “Eindhovens veto over kunst met geslachtsdelen”. Anno 2005 is de ophef onderdeel geworden VAN het werk. De vraag in hoeverre de kunstenaar dergelijke reacties heeft beoogd doet in feite niet ter zake. Waar het om gaat is dat Politiek aspect van een emotie een dialoog op gang heeft gebracht. Toch vraag ik me af of de kunst zich hier niet te veel voor de politieke kar laat spannen en of dat erg is. In hoeverre is het beeld nog relevant?
Dialoog
Sterk is ook de gevoelsspeeldoos die Jef Geys in de eerste helft van de jaren zestig ontwikkelde. De speeldoos bevat gekleurde bouwstenen van allerlei formaat, die gemakkelijk zijn te hanteren en zich eenvoudig laten combineren. De vorm is stevig ingebed in de kunsthistorische traditie met referenties naar het Minimalisme van Donald Judd en het Bauhaus van de Weimarrepubliek. Begin dit jaar heeft Jef Geys een aantal scholen gevraagd mee te werken aan een project waarbij voor een bepaalde periode een speeldoos ter beschikking werd gesteld. Geys vroeg enkel of het gebruik kon worden gedocumenteerd. Ook hier is sprake van een dialoog tussen kunstenaar en maatschappij. Toch gaat het evenzeer over het stimuleren van de creativiteit en het proces van samenwerken.
Reflectie
Er wordt de beschouwer geen hapklare brokken geserveerd. In plaats daarvan geeft Geys slechts een eerste aanzet. Vaak is er sprake van een spanning tussen het esthetische en het sociale. Zijn oeuvre bestaat uit een samenraapsel van elementen van het Minimalisme, Pop Art, Conceptualisme en Bauhaus en kan in die zin worden opgevat als een reflectie op de ontwikkeling van de 20e-eeuwse beeldende kunst. Geys glipt overal tussendoor en pakt wat hij gebruiken kan. In Eindhoven valt op dat het vooral het vroege werk is dat indruk maakt.
Jef Geys
Gezien in: Van Abbemuseum, EindhovenNog te zien tot: zondag 21 augustus 2005
Misschien ook iets voor u
Paternalisme als deugd
/ 0 Reactiesdoor: Paul Boon, Niels Bakker0 Sterren8WEEKLY-redacteur Paul Boon verwijt Bas Blokker in diens artikel ‘Geschoten en gesneden’ in NRC Handelsblad een ouderwets-elitaire visie op kunst. Blokker zou de academische discussies over het poststructuralisme en het postmodernisme over het hoofd te zien. Volgens 8WEEKLY-redacteur Niels Bakker geeft Blokker juist de aanzet tot een nieuwe beweging: het postpostmodernisme.
Paul Boon:
~
Nu ja, Blokker zegt dat laatste niet met zoveel woorden, maar dat komt omdat hij niet ingevoerd is in het huidige academische filmtheoretische debat, en omdat hij niet weet watskeburt. Het poststructuralisme, het postmodernisme, de verregaande democratisering – ook van de kunst -, die fundamentele onzekerheden, en dan ook nog tha thug life, gangsta, kung fu en al die andere populaire cultuur waar Tarantino c.s. uit putten: een mens kan wel bezig blijven.
De angst en minachting voor ‘lage cultuur’ verwoordt Blokker heel helder in zijn stuk: “Het is geweldig als een kunstenaar even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat het even belangrijke kunstuitingen zijn.” Niemand zegt dat Suske en Wiske even belangrijk is als Misdaad en straf (al kun je je afvragen: belangrijk voor wat?). De filmtraditie waarin Tarantino thuishoort, Tarantino-fans op straat en de poststructuralistische academische wereld, vragen alleen dat beide cultuuruitingen met evenveel respect worden behandeld. Dat niemand zegt: dit is belangrijk, en dat is niks.
Tarantino maakt andere films dan andere regisseurs, daarin heeft Blokker gelijk. Blokker geeft ook toe dat Tarantino in zijn veld vernieuwend is. Blokker heeft alleen een probleem met het gegeven dat Tarantino niet de films maakt waaraan Blokker gewend is. “De Tarantino-personages zijn na Jackie Brown platter en platter geworden, tot ze echt niet dikker waren dan het papier van een stripverhaal.” Ik zou zeggen: nog platter zelfs dan dat, maar waarom is dat een probleem? Omdat er ‘weer geen normaal mens in voorkomt’? Tarantino’s films draaien toevallig om andere dingen dan de films die Blokker wel leuk vindt, maar zijn het daarom minderwaardige films? Mogen Quentin Tarantino en zijn publiek eindelijk zelf uitmaken wat ze interessant vinden om te tonen en te zien, zonder dat het automatisch ‘lage’ of ‘hoge cultuur’ wordt?
Zo komen we bij Blokkers andere misvatting. Wat zijn de grootste verdiensten van Quentin Tarantino voor de filmwereld? Dat zijn niet “de fragmentatie van de vertelstructuur en de haakse dialogen – praten over popmuziek, hamburgers of voetmassages”. Dat zijn symptomen. Tarantino’s grootste bijdrage aan de ontwikkeling van de cinema is dat scènes en gesprekken niet meer alléén in dienst hoeven te staan van de plotafwikkeling. Dat genres, waar bepaalde filmcritici op neerkijken, door Tarantino met evenveel respect behandeld worden, als de arthouse-films die NRC uitbrengt onder de noemer Moderne Europese Klassiekers. Dat stijl betekenis kan en mag overwoekeren. Dat ‘dit’ niet beter of slechter, maar anders dan, en toch gelijkwaardig aan ‘dat’ is. “Het is geweldig als iemand even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat ze even belangrijk zijn.” Fuck toch een eind op, zeg, met je ouderwetse denkpolitie.
Niels Bakker:
~
Los van de vraag of Blokker hiermee een ‘paternalistische’ houding inneemt, maakt hij volgens mij een belangrijk punt. Waar het hem om gaat, is dat Quentin Tarantino (en consorten) hun doel voorbij zijn geschoten. Blokker gaat daarbij met name in op Kill Bill en Sin City (een film overigens waarvoor Robert Rodriguez de regie deed en Tarantino het hield bij één scène). Zijn stelling: deze films zijn alleen stijl, enige inhoud ontbreekt.
Bij Sin City is dat inderdaad het geval. Het is alsof je naar een schitterend uitgelicht storyboard zit te kijken, zo perfect heeft Rodriguez de stripwereld van Frank Miller gekopieerd. De mensen die zich hierin bewegen zijn acteurs van vlees en bloed, maar ze roepen geen enkele emotie op. Het zijn marionetten, hopeloos verdwaald zo lijkt het.
Boon heeft het ook over het postmodernisme, maar is deze beweging zelf niet een beetje achterhaald? Een bekende postmoderne opvatting is dat een kunstwerk niet in de eerste plaats moet verwijzen naar de werkelijkheid, maar naar andere kunstwerken. Sin City is wat dat betreft het ultieme postmoderne meesterstuk: één grote verwijzing naar een andere kunstuiting, namelijk de strip van Miller. Maar wat moet je er als kijker mee? Je kunt je vergapen aan de vormgeving, je afvragen hoe Rodriguez hem dit heeft geflikt, maar dat neemt niet weg dat het nergens over gaat. Ja, over die strip van Miller. Maar wat leren we over die strip? Alweer, alleen hoe deze eruitziet.
De vraag of kunstwerken een betekenisvolle inhoud moeten hebben, is inderdaad normatief. En dat Tarantino en Rodriguez gewoon hun ding moeten doen, spreekt wat mij betreft voor zich. In Sin City zijn ze alleen te ver gegaan. Sin City toont op glorieuze wijze het failliet aan van het postmodernisme. Een kunstwerk dat alleen wil bestaan bij de gratie van een ander kunstwerk, is gedoemd tot het uitkauwen van de stilistische kenmerken van dat werk. Het voegt niets toe, het kopieert alleen. Het heeft geen enkele betekenis meer, behalve dan dat het verwijst naar dat andere werk.
Het is kinderachtig van Blokker dat hij Suske en Wiske en Dostojevski zo botweg naast elkaar legt, maar hem ouderwets noemen of zeggen dat hij de academische filmtheoretische discussies heeft gemist gaat wat ver. Sterker nog, ik ben geneigd in dit artikel een nieuwe beweging te ontwaren: het postpostmodernisme. Dat zou, met de kennis die we hebben uit het postmodernisme, op zoek moeten gaan naar verhalen die weer iets aan de kaak durven te stellen. Van stijl om de stijl zijn we allang niet vies meer, het wordt dus weer tijd voor wat meer stijl om de inhoud.
Reageer ook! Mail redactie@8weekly.nl
Misschien ook iets voor u
Dubbele moraal
Pathé heeft de immigrant ontdekt. Een jaar geleden begon het grootste bioscoopconcern van Nederland met het programmeren van mainstream Turkse films. Nu is de Indiase Bollywoodfilm aan de beurt – helemaal geen rare keus, omdat in Bollywood commerciële films gemaakt worden voor het grote publiek. Daarmee zoekt Pathé het dicht bij huis.
~
Toch is het nog de vraag wie er op deze films zitten te wachten. Autochtone Nederlanders lopen niet over van interesse voor het genre (reden waarom de vertoning van Bollywoodfilms tot nu toe voorbehouden bleef aan het filmhuiscircuit), terwijl de primaire doelgroep recente producties vaak al op dvd gezien heeft. In dat opzicht lijkt Pathé met Bunty aur Babli – na de horrorfilm Kaal de tweede in de reeks – goed te gokken, omdat de film pas anderhalve maand geleden wereldwijd in première ging.
Gerafeld
~
Oplichters
Bunty (echte naam Rakesh) moet net als zijn vader treinconducteur worden, maar heeft een veel beter idee voor een eigen onderneming; Babli (echte naam Vimmi) wordt uitgehuwelijkt, maar wil meedoen aan de Miss India verkiezing. Twee pubers in opstand, die van huis weglopen en dan elkaar tegenkomen. Die ontmoeting brengt de verwezenlijking van hun dromen niet dichterbij. Wel boeken ze al snel succes op een ander terrein: als oplichtersduo Bunty en Babli trekken ze India door. En natuurlijk worden ze verliefd.
Rechte pad
Bunty aur Babli vormt geen uitzondering op de regel dat Bollywoodfilms draaien om jonge, mooie mensen die zich verzetten tegen het systeem maar zich aan het eind in meer of mindere mate bekeren. Zo betreden Bunty en Babli weer het rechte pad als ze een kind krijgen. Ironisch genoeg zetten ze hun leven als verantwoordelijke ouders dan voort in hun geboortedorp. De Bollywoodfilm mag in maatschappelijk opzicht best subversief zijn, maar niet té. Geen revolutie, maar gematigde verandering. De films ontwikkelen zich zelf ook langs deze weg. Waar het tonen van lichamelijk contact tussen man en vrouw dat ook maar iets verder ging dan het kussen van een hand voorheen uitgesloten was, zoenen Bunty en Babli elkaar zelfs op de mond. Maar ze zijn dan al wél getrouwd.
Preuts
Die preutsheid wordt door een westerse kijker al snel uitgelegd als betutteling. En voor Bollywoodbegrippen mag Bunty aur Babli dan nog zo gewaagd zijn, in onze ogen heeft de film gewoon een conservatieve moraal. De botsing van culturele normen maakt het kijken naar de meeste Bollywoodfilms tot een plezier, maar hier klopt er iets niet. Bunty aur Babli doet te veel z’n best om eigenwijs en brutaal te zijn. De hoofdpersonen zijn jong, snel en wild, trekken zich nergens iets van aan, maar zoenen toch pas als ze getrouwd zijn. Dat is een vreemde dubbele moraal, die de worsteling van regisseur Shaad Ali laat zien. Hoever kan hij gaan in het provoceren van de gevestigde orde? Zijn neiging alles te ironiseren is daarvan een ander voorbeeld: ja, Bunty en Babli keren terug naar huis, maar Bunty kijkt erg droevig dat zijn leven als outlaw voorbij is.
Bunty aur Babli
Regie: Shaad AliJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Hoog knuffelgehalte
.
~
Madagascar gaat over Marty de zebra (Chris Rock), Alex de leeuw (Ben Stiller), Melman de giraffe (David Schwimmer) en Gloria het nijlpaard (Jada Pinkett Smith) die vanuit de New York Central Zoo in Madagascar belanden. Nadat Marty op zijn tiende verjaardag wenst dat hij ’to the WILD!’ kan gaan en vervolgens ook daadwerkelijk vertrekt, schieten zijn vrienden hem te hulp. Het loopt echter allemaal iets anders dan gepland en voor ze het weten zitten de vier in de jungle. En alles wordt pas echt benauwend wanneer leeuw Alex voor het eerst in zijn leven honger krijgt…
Harige kitten
~
Psychotische pinguïns
Zoals we inmiddels wel gewend zijn van animatiefilms, bestaat ook de stemmencast van Madagascar uit bekende sterren. Daarvan is vooral Rock grappig als Marty: zijn karakteristieke stemgeluid alleen al is vaak genoeg voor grappige momenten. Iedereen legt het echter af tegen het stel psychotische pinguïns dat vastberaden op weg naar vrijheid is. Zij zorgen zeker weten voor de leukste grappen in het geheel. De beroemde cast voegt over het algemeen helaas niet veel toe aan de personages.
Zomers tussendoortje
De felle kleuren en het hoge knuffelgehalte maken van Madagascar een vrolijke zomerfilm. Vooral de jongere kijkers zullen zich daarbij vermaken. Volwassenen vervelen zich zeker niet, maar het is duidelijk dat de film zich meer op jongeren richt: verwijzingen en humor speciaal voor volwassenen ontbreken grotendeels. Wat overblijft is een vrij korte animatiefilm met een simpel verhaal. Bij de jongere kijker zal Madagascar dan ook zeker aanslaan, voor de oudere kijker voelt de film meer aan als een zomers tussendoortje.
Madagascar
Regie: Eric Darnell, Tom McGrathJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Meer dan de gebuikelijke trash
Het is alweer drie jaar geleden dat we wat hoorden van Darkane, maar ze bestaan nog steeds. Na Expanding Senses (2002) levert de band met Layers of Lies hun vierde studiowerk af. Een eerste blik op de hoes doet eerder denken aan een science fiction-film dan aan een trash-metal band, maar schijn bedriegt. Science fiction is als term voor de muziek misschien wat overtrokken, maar vooruitstrevend is de muziek wel degelijk. Verschillende duistere stijlen vinden hun weg in de muziek van deze Zweden en doen deze band toch in het oog springen tussen al het geweld uit dit metalland.
~
Geen rochels meer?
Waar zanger Andreas Sydow op Expanding Senses namelijk toch nog stevig in de microfoon wist te rochelen geeft hij op dit album toch meer melodie aan zijn stem mee. Dit betekent echter niet dat metal fans bang hoeven te worden, lieflijk klinkt het namelijk allerminst. Het zijn echter geen bulderende grunts meer die je hoort als wel een bulderende boze-mannenschreeuw. Over het algemeen genomen klinkt de zang echter toch een stuk melodieuzer dan op de voorgaande platen. Effecten worden echter ook niet geschuwd en de rauwe stem van Sydow krijgt nog een extra overdrive mee waardoor het soms klink alsof er een bandschuurmachine meedraait op zijn stembanden.
Pakkende duisternis
De muziek zelf klinkt nog behoorlijk in de lijn van de voorgaande albums. Van rechttoe-rechtaan gespeelde trashriffs tot inventieve met syncope passages, we komen het allemaal tegen. Eigenlijk is de term trash er ook één die de band tekort doet, want flarden death en black metal passeren de revue en een aardige dosis bombast is de band ook zeker niet vreemd. Al met al is de muziek afwisselend en interessant genoeg om de aandacht vast te houden en tegelijkertijd bevat het ook catchy passages die flink in je hoofd kunnen blijven hangen. Een voorproefje valt te bezien (jawel, er is zelfs een videoclip!) via www.darkane.com.
Darkane
Album: Layers of LiesMisschien ook iets voor u
Inktzwarte, dreigende en onheilspellende sensatie
Wie ‘de nieuwste sensatie op Sub Pop’ hoort, moet zijn oren meteen gaan spitsen, want was het niet dat dit label meer dan eens aan de voet stond van een groot muzikaal succes? Nirvana, Soundgarden en Afghan Whigs verschenen er in een mooi verleden. Vandaag de dag pronken de mensen van Sub Pop met Sleater-Kinney, Kinski en The Thermals. En het bandje dat de ‘nieuwste sensatie’ moet waarmaken is A Frames, een trio uit Seattle, Washington. Een zware last met zo’n roemrijke geschiedenis. Maar de band lijkt zich er niet druk om te maken. Ze beuken er op hun geesteskind Black Forest lustig op los.
~
Zwarte bladzijde
Black Forest is de derde in een schitterende hoes verpakte plaat van A Frames en de eerste die bij Sub Pop verschijnt. Deze derde toont niet alleen dezelfde rauwheid en ideeën als zijn voorgangers, maar combineert de sterke punten ervan en gaat er vervolgens met gemak overheen. Desondanks blijft het donkere art-punk, met veel drones en tierlantijntjes. Je hoort er niet alleen de muzikale invloeden van Joy Division, ook titels als Eva Braun, U-Boat en Death Train verwijzen naar de zwarte bladzijdes in menig geschiedenisboekje. Althans op het eerste gezicht, want de Death Train komt in het nummer meer naar voren als het spookschip ‘de Vliegende Hollander’. U-boat heeft weinig met dat te maken waar de gedachte het eerste naar uitgaat, terwijl in Eva Braun de schoonheid van Hitlers dame wordt bezongen.
De knoppen van Reznor
Black Forest klinkt als een nooit uitgebrachte plaat van Joy Division, waarbij Trent Reznor achter de knoppen heeft gezeten. De kanttekening die erbij moet worden geplaatst is dat Reznor voor de verandering zijn studio naar zijn schuur heeft gesleept, want de muziek klinkt hol en het heeft het afstandelijke wat Kraftwerk soms heeft. De opener Black Forest I wekt de spanning op en diens opvolgers weten het tot aan het einde van de plaat vast te houden. Nummers als Memoranda, Black Forest II, Galena en Negative laten het hart van de muziekliefhebber sneller kloppen, maar of we te maken hebben met de nieuwste sensatie, daarvoor durft deze liefhebber zijn handen vooralsnog niet voor in het vuur te steken.
A Frames
Album: Black ForestMisschien ook iets voor u
Koude rillingen
Terwijl de gemiddelde muziekliefhebber zich momenteel stort op de nieuwe cd van Coldplay is er nog een andere mooie plaat met vriendelijke liedjes uitgekomen, namelijk Jackinabox van het eveneens Britste Turin Brakes. Toen van deze band de eerste cd The Optimist LP uitkwam in 2001 stond de band opmerkelijk genoeg ook al in de schaduw van Coldplay.
~
Afwisseling
Hoewel op The Optimist LP zo nu en dan de heel goede nummers werden afgewisseld door een wat minder interessant werkje, is Jackinabox een meer samenhangend album. Vergeleken met de eerste cd zitten er veel meer elektronische geluidjes in de nummers, die er aan meehelpen dat de nummers meer afwisseling hebben. Onderhand passen ze wel allemaal goed bij elkaar. Red Moon is een lekker hard en uptempo nummer. Asleep With The Fireflies heeft heel interessante tempowisseling en is ronduit swingend. Finishing For A Dream heeft heel erg de Daryll-Ann-stijl, compleet met doe-doe-doe-zingende koortjes. Het daaropvolgende Road To Nowhere is een nummer waar je kippenvel van krijgt en zo gaat dat het hele album nummer na nummer, twaalf nummers lang door.
Er staat werkelijk niet een slecht of oninteressant nummer op Jackinabox. Het is zo’n prachtige plaat waarvan je vindt dat hij te snel is afgelopen (ook al duurt hij wel bijna 50 minuten) en die je gewoon meteen nog een keer op wilt zetten. Het enige wat een beetje raar is, is dat het recensie-exemplaar in een veel bijzonderdere verpakking zit dan de cd die in de winkels ligt. Nou ja, toch maar kopen dat album, want het gaat om de inhoud!
Turin Brakes
Album: JackinaboxMisschien ook iets voor u
Mislukte documentaire
.
~
Frankie Wilde is een zeer succesvolle DJ en producer op Ibiza. Hij staat al jaren zeer verdienstelijk onder contract bij een platenmaatschappij en draait elke avond voor een uitzinnig publiek in de hipste clubs van Ibiza. Frankie de DJ zet zijn rol als Frankie de DJ zeer overtuigend neer. Hij is de ideale postmoderne variant op de zuipende, snuivende en driftig om zich heen neukende rockster. Frankie heeft zijn ziel lang geleden al aan de duivel verkocht en niemand weerhoudt hem er van om alles uit het leven te halen. Het lichaam liegt echter nooit en Frankie wordt van de ene op de andere dag doof. De vraag die zich aandient is of er toekomst is voor een dove DJ.
Voorspelbaar
~
Rouwproces
Ondanks het rouwproces waarin de hoofdpersoon belandt, ontwikkelt zijn karakter zich niet, vooral omdat de weinige dialogen ook nog eens oppervlakkig en nauwelijks wederkerig zijn. De beelden moeten het verhaal van Frankie vertellen, waarbij juist in het geval van de tragische situatie waarin hij terecht komt, de dialogen de film diepgang en overtuigingskracht hadden kunnen geven. De interviewtjes met collega DJ’s, om het reality-gehalte van de filmdocumentaire hoog te houden, komen bedacht en weinig spontaan over.
Plagiaat
Om als interessante filmdocumentaire te kunnen slagen, mist It’s all gone de serieuze toon van een documentaire. Dit komt vooral door een gebrek aan inzet van de regisseur om zich daadwerkelijk te verdiepen in de geschiedenis van de house- en DJ- cultuur en de positie van Ibiza daarin. Hierover komt de kijker niets te weten, terwijl het kijken naar deze film er juist nieuwsgierig naar maakt. Ook serieuze vragen over doofheidsrisico’s bij DJ’s blijven onbeantwoord. Een ander kritiekpunt is dat Dowse er geen moeite mee heeft om plagiaat te plegen, wanneer hij een groot knaagdier laat opdraven als tegenspeler van Frankie, sterk lijkend op het beest dat Donnie Darko lastig viel in de gelijknamige film uit 2001. It’s all gone Pete Tong heeft een uitstekende hoofdrolspeler, maar ontroert geen moment en is mislukt als filmdocumentaire. De regisseur had er beter aan gedaan een keuze te maken: óf een serieuze documentaire, óf een fictiefilm met meerdere verhaallijnen, meer dialogen en een breder vertelperspectief.
It's all gone Pete Tong
Regie: Michael DowseJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Groot succes met wisselende kwaliteit?
Men heeft er op gewacht en er is waarschijnlijk wel door menig fan naar gesmacht. Zelf dacht ik “we zullen wel zien, maar ik ben benieuwd”, en nu is hij er dan, de derde cd van Coldplay. Hij heet X&Y, maar er valt natuurlijk wel nog wat meer over te zeggen dan die vrij onduidelijke naam en dat iedereen de plaat graag wil horen.
~
Weinig vernieuwend
De grootste kritiek die je op X&Y kunt hebben is juist dat het allemaal zo vertrouwd is. Er is op dit nieuwe album weinig vernieuwing te horen ten opzichte van de eerdere albums Parachutes en A Rush Of Blood To The Head. Het is niet zo dat Coldplay nu opeens uit je boxen knalt met funky bassen, je verbaast met psychedelische onzin of dat ze zich als blasé en bezopen popsterren zijn gaan gedragen. Coldplay blijft Coldplay en dus klinken ze alsof het het bandje van de buurjongen zou kunnen zijn, maar dan wel een stuk beter. Hoewel… zanger Chris Martin zit er in Fix You en een aantal andere nummers qua stem maar nét niet naast en dat kun je mooi vinden, maar ik krijg er kippenvel van omdat het mij niet lekker in het gehoor ligt.
Pathos
De meer up-tempo nummers op X&Y kunnen me meer bekoren dan de rustige. Opener Square One,White Shadows en Speed Of Sound zijn nummers die ik graag vaker wil horen. Bij Talk en vooral Swallowed In The Sea twijfel ik, deze nummers raken vaak de goede noot, maar hebben ook stukken die ik minder sterk vind. Kreuners als Fix You, Low en titelnummer X&Y (dat ongetwijfeld een hitsingle wordt) gaan er bij mij niet lekker in. Chris Martin en de zijnen kunnen soms lekker rocken, maar soms wint de pathos het in zowel zang als muziek en dat is jammer. Toch denk ik dat dit album zeker zal aanslaan bij de fans. Maar volgende keer eens van het jullie wel heel bekende pad af heren. Een goed recept smaakt lang heel lekker, maar opeens wordt het gewoontjes.
Coldplay
Album: X&YMisschien ook iets voor u
Hollandse hysterie
Hij denkt dat hij overal recht op heeft en dat alles om hem draait. Bovendien is hij ongeremd en verwacht dat andere mensen hem geweldig vinden. Het kan niet missen: we hebben het hier over de Nederlander. Tussen de buitenlanders, die over het algemeen veel rustiger zijn, pik je hem er direct uit. En dat is jammer voor de Nederlander, stelt Thomas Rosenboom. Half februari hield de schrijver de jaarlijkse Kellendonklezing van de Radboud Universiteit Nijmegen, waarin hij het luidruchtige gedrag van ons volkje op de hak neemt. Zijn betoog verscheen onlangs in boekvorm onder de titel Denkend aan Holland.
~
Sesamstraat
Bovenstaande voorvallen kwamen in mij op bij het lezen van Denkend aan Holland. Ook hij signaleert bij Nederlanders een soort blinde vlek als het gaat om rekening houden met een ander. Ironiserend herschrijft hij daarom het beroemde gedicht over Holland van Marsman: “Denkend aan Holland zie ik groepen jongeren breed voor me op de stoepen staan.” Er is hier te lande namelijk geen hond meer die nog aan de kant gaat voor een voorbijganger. In een zevenendertig pagina’s tellend pamflet legt de schrijver uit hoe het zo mis heeft kunnen gaan met ons. Dat hij daarbij behoorlijk cynisch uit de hoek komt is geen verrassing voor wie ooit Gewassen vlees of Publieke werken las. In dit eerdere werk hekelde de auteur ook al de Nederlandse volksaard. In Denkend aan Holland weet Rosenboom glashelder, en nu eens zonder het curieuze taalgebruik dat we zo van hem gewend zijn, uit de doeken te doen wat er aan de hand is. Niet bijster origineel (maar laten we hem dat door zijn geestige toon maar vergeven) legt hij de schuld bij onze opvoeding. Je ziet de verschillen met het buitenland eigenlijk al bij Sesamstraat. Belgische koters luisteren rustig naar een verhaaltje, terwijl hun Nederlandse leeftijdsgenootjes schreeuwen en rondspringen. Erger nog: het programma begint met een hels kabaal. Alsof men daarmee wil zeggen dat kinderen alles mogen.
Opwinding
Ongeremdheid lijkt een doel op zich te zijn geworden en dat werkt door tot in de volwassenheid. Denk maar aan de joelende en hossende voetbalsupporters. Om voetbal gaat het daarbij allang niet meer. De inhoud van het feest is onbelangrijk geworden, die wordt simpelweg overschreeuwd met het eendimensionale “olé, olé, olé, olé”. Rosenboom kenschetst ons gedrag daarom als puur hysterische opwinding. Er wordt gefeest, maar er valt niets te vieren. We stuiten hier op hetzelfde fenomeen als met de kindertjes bij Sesamstraat. Door het eindeloze lawaai en het totale gebrek aan bespiegeling overschreeuwen we de inhoud. Met als tragische gevolg dat we ons – in tegenstelling tot wat we denken – juist niet uiten: “Wie springt en schreeuwt uit zich niet, maar kan zich juist niet uiten, die voelt niets meer, alleen maar zijn eigen opwinding.”
Rosenboom veegt op verrukkelijk ongenuanceerde wijze de vloer aan met de Nederlander. Over ongeremd gesproken… Maar goed, voor wie van het cynisme houdt is dit boekje een echte aanrader. Bovendien is het betoog vaak geestig en altijd welbespraakt. De schrijver sluit af met een hartstochtelijk pleidooi voor de inperking. Alleen mensen die geleerd hebben om hun eerste impulsen te onderdrukken komen toe aan het ware genieten. Maar dat is – althans volgens deze cultuurpessimist – voor de gemiddelde Nederlander niet weggelegd. Wat mij betreft wordt elke Nederlander daarom een weekend naar Parijs gestuurd om de kunst van onze zuiderburen af te kijken.
Prijs: € 5,00
Bladzijden: 37
ISBN: 90-2147-624-x
Link: Verslag lezing Rosenboom
Misschien ook iets voor u