Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem - I: Een interview met Audiotransparent

‘Ik denk niet dat je live moet proberen om de plaat exact na te spelen’

In de pers wordt hun sound doorgaans omschreven als een mix van indie en postrock. Muzikaal mag je dan denken aan bands als Tindersticks, Low, Sparklehorse en Sigur Rós. Eerder deze week verscheen van Audiotransparent het langverwachte tweede album Nevland.

Hoe zit het nou precies met die titel? Op jullie website lees ik dat ‘nev’ Scandinavisch is voor ‘nieuw’. Natuurlijk is Nevland ook de achternaam van de spits van FC Groningen… Kent hij jullie muziek? Voetballers staan niet echt bekend vanwege hun vooruitstrevende muzieksmaak.
Andreas: “Ik ken de muzieksmaak van Erik Nevland niet precies, maar ik las op zijn website dat Kaizers Orchestra zijn favoriete band is, dus dat is op zich wel een goed teken. Vandaag heeft ie zelf twee cd’s gekocht in de Plato [Audiotransparent-drummer Michel Weber werkt in platenzaak Plato in Groningen – LD]. Waar de titel vandaan komt? We vinden het eigenlijk gewoon een mooi woord. Ik weet niet meer precies wie er met het idee kwam. Veel van de nummers zijn geschreven door Bart en zijn geïnspireerd door zijn reizen door Scandinavië. Natuurlijk is het deels ook een gimmick. Gitarist Chris en ik zijn grote FC Groningen-fans. Aanvankelijk had ik daarom zoiets van ‘doe maar niet’, maar uiteindelijk zijn we er erg content mee. Het is heel grappig hoe mensen erop reageren.

~

In vergelijking met het debuut is dit album toch iets voller, iets orkestraler (lees: iets meer geproduceerd). Is dat een bewuste keuze? Of hangt een en ander ook samen met de bezettingswisselingen?
Andreas: “Ik denk dat die bezettingswisselingen wel van invloed zijn geweest. Doordat Bart nu zingt heeft de band toch een ander geluid gekregen. Bart heeft een diepere stem dan Wouter [ex-zanger Wouter Touw – LD]. Maar het is zeker ook zo dat we voor de opnames van Nevland meer tijd en geld hebben uitgetrokken. Bij ons debuut was het vooral een kwestie van ‘zitten en spelen’. Juist over de nummers waarin Corno [producer Corno Zwetsloot – LD] de hand heeft gehad waren we super tevreden (Turn Over en Somewhere North). Bij de nieuwe plaat gingen we daarom meer met schetsen de studio in. We hebben ook bewust meer tijd uitgetrokken voor de invulling, zoals het strijkkwartet en het trompetje. Toen het geraamte stond, stelden we ons de vraag: ‘Wat heeft dit nummer nodig?’ Dan ga je dingen uitproberen. We hebben bijvoorbeeld heel veel met samples gewerkt. De meeste samples hebben we in de studio opgenomen. Op een gegeven moment stond ik met Chinese stokjes op een banjo te slaan. Dat werd op een rare manier versterkt en daar maakte Corno dan samples van. Bij This city hoor je op het eind een heel raar krakend geluid. Corno zei dan bijvoorbeeld: ‘Dit nummer heeft de handdoek-gitaar nodig.’ Dan keken wij elkaar aan zo van ‘Geen idee wat hij bedoelt’. Uiteindelijk staat Gijs dan met een handdoek op een gitaar te raggen. Het resultaat klinkt supertof!

Hoe ga je dat live aanpakken?
Andreas: “Goeie vraag. We gaan met samples werken en proberen verder vooral zoveel mogelijk de sfeer van de plaat te benaderen. Ik denk niet dat het goed is om te proberen de plaat perfect na te spelen. Dan zouden we eerst nog twee extra bandleden aan moeten trekken. Ons doel was eigenlijk: ‘We willen een zo mooi mogelijke plaat maken’. Hoe we dat later gaan doen, zien we daarna wel weer.”

The Friday of our lives bevat een bijdrage van trompettist Jan Dekker, die we ook kennen van zijn bijdragen aan Vladimir. Hoe ging dat precies in zijn werk? Is het stuk van tevoren uitgeschreven?
Andreas: “Helemaal niet. We hebben het nummer hier thuis op Gijs’ kamer opgenomen en het toen samen met wat live opnamen naar Jan opgestuurd. Zo van: ‘Dan kun je er alvast even naar luisteren.’ Toen hij in de studio kwam had hij nog helemaal niks geluisterd. Maar toch wist ik dat het een goede zet was om hem uit te nodigen. Het is een erg inventieve jongen, echt supermuzikaal. Het nummer is feitelijk ook heel simpel. Jan heeft het in de controlekamer twee keer geluisterd en zei toen: ‘Komt goed’. Hij heeft het nummer uiteindelijk in twee keer ingespeeld. Ik denk dat hij in totaal zo’n drie kwartier bezig is geweest. Wat dat betreft alle complimenten aan hem!”

~

Jullie gitarist Gijs van Veldhuizen speelt meen ik ook in digital hardcore formatie Bastards United – toch een wereld van verschil lijkt me. Heeft dat nog invloed gehad op jullie sound?
Andreas: “Het is beslist een ander type gitarist dan Jan-Willem [voormalig gitarist Jan-Willem Wools – LD]. Het is allemaal wat heftiger. Gijs houdt er wel van om af en toe flink zijn gitaar te mishandelen. Maar voor de rest, het is niet zo dat hij met een Bastards United-instelling in de band is gaan zitten. Gijs was natuurlijk al heel lang onze geluidsman, dus hij kende de nummers vrij goed. Daarom was het destijds ook logisch dat hij de plek van Jan-Willem in zou nemen.”

Jullie debuut werd over het algemeen bijzonder goed ontvangen. Voelden jullie tijdens de opnames van Nevland ook de druk van ‘het tweede album’?
Andreas: “Het is met deze plaat zo anders gelopen dan met de eerste. Uiteraard voel je wel wat druk. Je wilt graag iets maken dat beter is dan je debuut. We hadden ook absoluut het idee dat we het in ons hadden. Maar het is niet zo dat we dachten: ‘Goh, de hele wereld kijkt mee over onze schouders’. Voor mij was het grote verschil dat ik veel meer studio-ervaring had dan de eerste keer. Ook al hadden we misschien niet altijd precies voor ogen wat we wilden, we vertrouwden erop dat we er in de studio wel uit zouden komen. Daar hebben we ook veel meer tijd voor uitgetrokken. Wat dat betreft vond ik het leuker om deze plaat op te nemen. Het was veel meer een experiment. Wel een bewust experiment trouwens. We wisten veel beter waar we naartoe wilden. Op Nevland staan in vergelijking met ons debuut veel ‘grootse nummers’, maar ook een aantal ‘kleinere liedjes’. Er zit meer dynamiek in de plaat.”

~

Gijs: “Ik ben dus niet heel erg betrokken geweest bij de eerste cd, eigenlijk helemaal niet, maar ik denk dat de tijd die we gestoken hebben in het pre-opnameproces, wel tekenend is voor de plaat. We hebben in principe alles bij mij thuis opgenomen en de nummers vervolgens via internet aan elkaar doorgespeeld zodat iedereen er een beeld van kon krijgen.”

Andreas: “Wat mij betreft was het in ieder geval geen moeilijke tweede, maar er waren wel moeilijkheden. Als halverwege de opnames van je tweede plaat je zanger opstapt, word je wel geconfronteerd met een hele nieuwe situatie.”

Had je zijn vertrek zien aankomen?
Gijs: “Ja, de confrontatie in ieder geval wel. Wat de gevolgen van die confrontatie zouden zijn, hoe dat uit ging pakken, wisten we ook niet precies, maar op de avond dat we hem ermee confronteerden was de beslissing vrij snel genomen. Je moet eerlijk zijn in zo’n situatie. Hij tegen zichzelf, en wij tegen onszelf. Wouter had de drive niet meer. Bij nieuwe liedjes merk je dan dat iemand achterblijft en geen input heeft. En er ook bewust voor kiest om geen input te hebben.”

Andreas: “Hij had zijn ambities bereikt. Dat is natuurlijk prima, maar als je met een groep mensen werkt die verder wil, dan kun je niet langer samenwerken. En dat was dus waar het spaak liep. Maar we zijn nog steeds goede vrienden hoor. Wouter is één van onze grootste fans.”

~

Hoe zit het nou precies met het verhaal dat jullie contractueel verplicht zijn een aantal nummers thuis op te nemen [bij het label Livingroom Records – LD]?
Andreas: “Hahahahaha, stond dat echt op onze site? Dat is natuurlijk flauwekul. Maar we hebben hier thuis wel een nummer opgenomen dat op de cd terecht is gekomen (Draw yourself a tree). Thuis opnemen hebben we altijd veel gedaan en dat zullen we ook zeker blijven doen. Ik denk dat op onze komende cd’s alleen maar meer van dat soort nummers terecht zullen komen.”

Gijs: “Het leuke is dat veel mensen juist denken dat dat nummer niet thuis is opgenomen. Mooi hoe mensen dat soort dingen interpreteren.”

Jullie hebben inmiddels in het voorprogramma gestaan van acts als Tindersticks – die jullie hoogstpersoonlijk vroegen om de dag erop ook het voorprogramma te doen in 013 (Tilburg) -, en onlangs Madrugada. Geen misselijke namen lijkt me. Nog wensen over?
Andreas: “Madrugada is op het allerlaatste moment gecancelled, toen wij op de stoep stonden van Tivoli. Het management van Madrugada was akkoord, maar die had het dus niet overlegd met de band. Een uur voordat we er waren werd die ermee geconfronteerd en toen zeiden ze: ‘Dat willen we niet’. Dus toen konden we weer naar huis.”

Enig idee waarom?
Andreas: “Ze kwamen met een hele hoop bull-shitargumenten.”

Gijs: “Ik kan me ergens wel voorstellen dat mensen het vervelend vinden als je ergens moet spelen en er is plotseling een onbekend bandje dat ook nog moet soundchecken.”

Andreas: “Het waren vooral technische redenen waarmee ze aan kwamen zetten. Zoals dat soundcheckverhaal en de mengtafel die aangepast moest worden. Dat is natuurlijk bull-shit, want je kunt alles zo weer terugdraaien. Ik vind dat als je het als band zover hebt geschopt als Madrugada, je moet weten wat je ‘achterland’ is. Zelf zijn ze ook groot geworden door supports te doen van bands die groter waren dan zij. Ik zou persoonlijk nooit zo hebben gehandeld. Ik zou wel even hebben gevloekt, zo van ‘Kut, dat betekent dat deze avond misschien minder relaxed wordt dan we hadden bedacht’, maar aan de andere kant dacht ik ook: ‘Hier vinden ze het goed genoeg, dus laten we maar eens zien’.”

Gijs: “Ze hebben bovendien niet eens de moeite genomen om het ons persoonlijk te vertellen. Tivoli was heel geschikt en bood meteen haar verontschuldigingen aan. We hebben ook gewoon betaald gekregen. Zij konden er verder weinig aan doen. Ik ben blij dat we daar binnenkort alsnog kunnen spelen.”

Maar om even terug te komen op de vraag, nog wensen over?
Andreas: “Genoeg. Voorprogramma’s zijn altijd erg leuk om te doen. Je zit met je helden in de kleedkamer en je bereikt mensen die je anders misschien niet zou bereiken. Dat met Tindersticks heeft destijds supergoed uitgepakt. De plaat kreeg enorm veel aandacht. Daar profiteren we nu nog steeds van.”

Gijs: “We hadden ingezet op het voorprogramma van dEUS. Dat had ons heel erg gaaf geleken. Maar hun management had zelf al dingen geregeld.”

~

Valt het spelen in een band als Audiotransparent eigenlijk nog te combineren met jullie werk/studies?
Andreas: “Lastig. Maar ik denk dat als je echt gemotiveerd bent, het absoluut te doen is. Alleen moet je af en toe keuzes maken. Ga ik naar dat tentamen of toch naar het buitenland om een paar optredens te doen? Ik ben sowieso altijd geneigd te kiezen voor de muziek. Maar ik merk het wel in mijn studieresultaten. Dat houdt niet over.”

Gijs: “Muziek maken is altijd leuker dan studeren. Tenminste, voor mij wel. Ik ben zelf bijna klaar met de studie Godsdienstwetenschap. Dan moet ik maar zien hoe het uitpakt. In principe geldt: waar een wil is, is een weg.”

Nog iets toe te voegen?
Andreas: “We zijn bijzonder trots op het artwork van de cd. Mensen als Gerben Kolkena en Peter Boersma (www.hehallo.nl) werkten belangeloos mee. Sommige flarden tekst zijn niet in de originele taal. Waarmee we overigens beslist niet de ‘internationale jongens’ uit willen hangen ofzo. Het ging ons puur om het visuele aspect.”

Donderdag 29 september vindt in Vera (Groningen) de cd-presentatie plaats. Het voorprogramma zal worden verzorgd door Awkward I.

Boeken / Fictie

Drie keer niks

recensie: Nummer 3

Alle goede boeken hebben een onderliggende constructie die hun structuur draagt. Zij zijn weer onder te verdelen in twee categorieën. In de eerste is de structuur heel modernistisch onderdeel van de allure van het boek. Denk aan Ulysses of Pale Fire, of aan de architectuur van die gebouwen waarin je de stalen balken gewoon kunt zien zitten. Bij andere meesterwerken van de moderne letteren lijkt, met de nadruk op het werkwoord, de structuur juist weer afwezig, maar dat is dan weer kunst.

Slechte boeken heb je ook in twee soorten: structuurloze wauwelpraatjes (Connie Palmen) en werken waarin een krakkemikkige structuur het gebrek aan inhoud en vaardigheden niet kan verhullen (Harry Mulisch). Welke van de twee het ergste is zou ik niet weten, maar na lezing van Nummer 3, de tweede roman van Lia Tilon, neigen we hier op het Instituut naar de laatste – hoewel aan wauwelen in dit boek geen gebrek.

3

Anders dan de achterflap wil doen geloven, is het thema ditmaal (heel origineel) weer eens identiteit. Verder speelt uiteraard het getal drie een prominente rol. Negen hoofdstukken (dat is deelbaar door drie in het kwadraat), het eerste hoofdstuk telt drie paragrafen, de hoofdpersoon woont met zijn vader en moeder, net als zijn beste vriend met de zijne. Bij het verkeersongeluk dat allesbepalend is voor de plot zitten drie mensen in de auto. De toeristen die zijn atelier bezoeken ‘komen in drie typen’. Enzovoort, en zo verder. Daar zit een leuke opdracht in voor 3-VMBO. Dat spelen met getallen en andere structuurelementen, zoals het terug laten keren van motieven, is op zich geen bezwaar, als het maar functioneel is. Dergelijke stijlgrepen mogen echter nooit meer zijn dan een middel. Wat Tilon ermee beoogt is volkomen onduidelijk. Zoals wel meer van wat zij schrijft.

Damesromannetje

~

Het verhaal dat Tilon vertelt is intussen zo plat als het gemiddelde damesromannetje. Julius is de zoon van de Surinamer Stanley en zijn blanke plattelandsvrouw Janine, die eigenlijk Sjaan heet. Ziedaar en voila ons thema weer. Zijn beste vriend Lucas komt uit een oer-Hollands gezin. Als Stanley met een stuk in zijn kraag zichzelf dood en zijn zoon blind rijdt, blijft Lucas fysiek ongedeerd. Hij is ‘Lucky’, zoals Tilon een paar honderd keer vertelt, want aan overbodige herhalingen van het voor de hand liggende is hier geen gebrek.

Julius vestigt zich als beeldhouwer – vanwege die blindheid, snappen jullie wel. Zie Oidipoes: dat zijn beste vriend twee ongelijke benen heeft zal vast ook niet voor niks zijn. Ook de symboliek is van een tenenkrommende voorspelbaarheid. De aan heimwee lijdende Stanley bouwt aan zijn Hollandse huis een veranda, die Julius jaren nadien weer afbreekt. Julius neemt geluiden op en speelt die weer af, of hij luistert naar een audioboek, zodat hij altijd omringd is door stemmen. Ook praat hij met Janine, die in de tussentijd op mysterieuze wijze is verdwenen. Op een dag trekt Lucas bij hem in, net als het scharminkel Teresa, dat voor een franchiseketen op zoek is naar geschikte vestigingsplaatsen – waarmee alweer een drietal voltooid is.

Die nieuwe constellatie zorgt voor spanning, en als de ogen van Julius vlak voor het einde dan ook nog geheeld kunnen worden door de medische wetenschap is het thematische pandemonium compleet. Want moet hij ja zeggen tegen de operatie en dus afscheid nemen van zijn identiteit als blinde kunstenaar en daarmee eigenlijk ook van zijn afkomst, of niet? Dat wordt dan niet gewoon chronologisch verteld, natuurlijk niet, ben je gek, maar met zinloze sprongen door de tijd en wisseling van perspectief.

Stilistische aanfluiting

Is het boek op macroniveau al niet veel meer dan leegte verscholen achter flinterdunne interessantdoenerij, daaronder is het voor iedereen die kan lezen helemaal een bezoeking. Zelfs op basisschoolniveau kan Tilon taalkundig niet meekomen. Dat kan natuurlijk gebeuren, maar is in een boek dat zich als literatuur presenteert onvergeeflijk. Verder wil Tilon zo nadrukkelijk literair schrijven, dat ze voortdurend over haar eigen metaforen en vondsten struikelt. Alles citeren is ondoenlijk, ons exemplaar is door de briefjes met woeste aantekeningen tussen de bladzijden – nooit in een boek schrijven! – tot dubbele dikte uitgedijd. Enkele voorbeelden moeten daarom volstaan, onder het motto: ‘iedere stijlfout, iedere kromme vergelijking, elk loos cliché, hoe klein ook, maakt een boek rijp voor het Leger des Heils’:

“…de huid tussen zijn schouders kreukelde als een oude krant.”
“Haar haren waren doorzichtig als blad…”
“Zwijgend hing de hitte boven het land.”

(Vreemd, als bij ons de hitte bij uitzondering eens boven het land hangt in plaats van eronder heeft hij altijd praats voor tien.)
Julius roert zijn koffie niet, maar ‘houdt zijn wijsvinger als een lepeltje in de warme vloeistof (…).’ (Krijg je in ieder geval een warme vinger van, dat scheelt weer.)

Slordig

Tilon wekt door overdreven moeilijkdoenerij de indruk dat achter haar woorden heel wat schuilgaat, maar legt tot overmaat van ramp al die molshopen dan ook nog eens uit, alsof we zelf niet hadden gezien wat ze met haar futloze beeldspraak eigenlijk bedoelt te zeggen:

…knerpende overgang tussen de villa en zijn atelier; scheidslijn die zijn leven in tweeën deelde.

Erg irritant. Of ze kijkt niet goed. Denkt niet na. Snapt het niet. Van een eject-knop op een recorder zijn door slijtage ‘alleen de onderste haakjes van de ‘e’ zichtbaar’. Wat met de j en die andere e is gebeurd en hoe het kan dat die ‘e’ meerdere ‘haakjes’ heeft – geen idee, want dat vertelt ze er dan weer niet bij. Slordig. Slordig. Slordig. Dan maakt ze ook nog vele gewone fouten en missers en idiote observaties, en grossiert ze in de onbeholpen psychologie van het gemiddelde damesmagazine. Een kleine bloemlezing:

Ze doet het voorkomen alsof een hoornvliestransplantatie anno pakweg 2002 iets geheel nieuws is.
Een kruidenier bezorgt wel repen chocola, maar brood en melk bestelt onze Julius ‘op het internet’.

Een gele fiets heeft een ‘meisjeskleur’ (moet uiteraard roze zijn, maar dan kan Tilon het grapje ‘marsipulamifiets’ niet maken).
Volgens Tilon is zeven het gekkengetal (moet zijn elf – ook dat nog).

‘Ze zag direct dat er geen dart was. Al op de drempel van café De Twee Tanden zag ze dat’ – terwijl ze nota bene een foedraal met drie (!) darts bij zich heeft.

Irritatiegrens bereikt

Genoeg, genoeg o en voor altijd genoeg. Waar zijn de tijden gebleven dat je niet alleen eindredacteuren had, maar schrijvers bovendien studie deden naar het onderwerp van hun boek, of tenminste schreven over zaken waar ze verstand van hadden, al dan niet met ‘dart’?
Samenvattend drukt de foto op het omslag het beste uit welke emoties deze roman bij de lezer naar boven brengt. Ook het weinig subtiele rouwrandje is bijzonder goed gekozen. Dat dan weer wel. Verder is het drie keer niks.

Boeken

Een zwaarlijvig, breedsprakig en eenmalig tijdschrift over de ondertitel

recensie: Atom Egoyan & Ian Balfour (ed.) - Subtitles: On the Foreignness of Film

Bij anderstalige, buitenlandse films is een ondermaatse en daardoor irritante ondertiteling het enige werkbare alternatief voor lachwekkende nasynchronisatie. Wie een film begrijpbaar probeert te maken voor een anderstalig publiek ontkomt niet aan een of andere vorm van vertalen, en de keuze tussen dubben en ondertitelen is dan een kiezen tussen twee kwaden. Filmmaker Atom Egoyan en hoogleraar in de letteren Ian Balfour stelden over dit vertaalproces het boek Subtitles: On the Foreignness of Film samen, waarin ondertitels centraal staan.

Zowel nasynchronisatie als ondertiteling levert nadelen op. Het nadeel van nasynchronisatie is dat niemand gelooft dat bijvoorbeeld BA Baracus een accentloos, ietwat kunstmatig zwaarder gemaakt, burgermanskwaad Duits spreekt. Het nadeel van ondertiteling is dat je door het lezen niet meer toekomt aan het kijken. Maar die nadelen wegen met gemak op tegen het ultieme nadeel van in het geheel niet vertalen, namelijk dat de film dan ontoegankelijk blijft voor een enorm publiek.

Onvertaalbaar

Subtitles is een boek over ondertitels. Aha, en waar zou zo’n boek dan precies over gaan? De ondertitel van het boek biedt uitkomst: On the Foreignness of Film. Het boek gaat over… Ja, over wat…? Hoe vertalen we foreign? Met vreemd, anders? Over het onvertaalbare van film, dus. Over het eigenaardige en uitheemse in buitenlandse films dat ondertiteling nodig maakt; en over de vreemde praktijk die we ondertitelen noemen. Die onvertaalbaarheid van de titel uit zich ook in de opzet van het boek. Iedere contribuant heeft iets anders ingeleverd, wat van het boek een enorme schat aan triviale, maar wel erg leuke informatie maakt.

Eclectisch

~

Het onderwerp ‘ondertitels’ laat zich vanuit allerlei hoeken bekijken, wat vermoedelijk de reden is dat Egoyan en Balfour werkelijk de meest uiteenlopende teksten hebben opgenomen. We lezen een interview met filmmaker Ulrike Ottinger, die in enkele documentaires de historische nalatenschap in Oost-Europa onder de loep neemt. We lezen recensies en overpeinzingen die Jorge-Luis Borges tussen 1930 en 1941 genoteerd heeft (Borges profeteert over Citizen Kane: “[It] will endure as certain films by Griffith or Pudovkin do – works whose historical value no one denies, but which no one goes to see again, either.“). We lezen een relaas van een ondertitelaar, en lezen over vermakelijke ervaringen en het verbale geweld dat vertalers naar hun hoofd geslingerd krijgen, omdat ze het toch nooit goed kunnen doen.

Vakantiedoeboek

Anekdotes, gedachten, bewijsvoeringen en interviews: Subtitles is een soort draagbare krantenbak, een transcript van twee seizoenen RAM, een zwaarlijvig, breedsprakig en eenmalig tijdschrift, waarin allerlei artikelen min of meer per ongeluk naast elkaar staan. Door die brede opzet krijgt het boek iets van een soort vakantiedoeboek voor filmliefhebbers die graag de filosofische diepgang zoeken; een koffietafelboek zonder plaatjes.

Spijkers op laag water

Maar die uitgebreidheid maakt het boek ook kwetsbaar: wie over alles schrijft, schrijft altijd wel iets dat iemand niet aanstaat. De wetenschappelijke kost van hoogleraar Oosterse Film & Kunstgeschiedenis Hamid Naficy, over ‘het Andere’ in het politiek getinte werk van regisseurs-in-ballingschap, dat al gauw een analyse wordt van deconstructivistische werkingen van wat Naficy accented cinema noemt (films met een accent), had van mij achterwege mogen blijven. Niet omdat het te moeilijk zou zijn, maar omdat het een nogal specifiek onderwerp behandelt, dat de lezer maar net moet interesseren.

Daar moet tenslotte bij opgemerkt worden dat de kans dat een artikel je niet zint, niet opweegt tegen het gegeven dat je waarschijnlijk voor elk vervelend stuk drie artikelen, interviews of anekdotes zult vinden die je wel leuk vindt. Eigenlijk is het als met de ondertitels op de televisie: je pikt ervan mee wat je wilt, en wat je niet meekrijgt mis je ook niet.

Muziek / Album

Te veel ideeën

recensie: John Cale - Black Acetate

Black Acetate is alweer het 22e soloalbum van de geboren Welshman. Leek hij eind jaren ’90 verloren voor de popmuziek, sinds het in 2003 uitgebrachte album Hobosapiens is hij weer helemaal terug. Naar eigen zeggen door de zegeningen van softwareprogramma Pro Tools heeft de 63-jarige Cale een nieuwe creatieve ader aangeboord. Bij het maken van dit album heeft hij de hulp gekregen van Dr. Dre, Pharrell Williams en Erykah Badu. John Cale op de urban-toer? Nee hoor, verwacht van Cale geen stuiterende hiphop-beats. Op Black Acetate staan wel 13 zeer uiteenlopende nummers die bol staan van de muzikale ideeën.

Het verhaal mag als bekend worden beschouwd. Ooit was er een New Yorkse band die de Velvet Underground heette. Dit subversieve gezelschap werd omarmd door pop-art koning Andy Warhol en groeide aan het einde van de roerige jaren ’60 uit tot één van de meest invloedrijke popgroepen van dat moment. Medeoprichter Lou Reed werd daarna een megaster, terwijl John Cale voor altijd een leven als undergroundheld beschoren leek. Onterecht natuurlijk. Het oeuvre van Cale is veel interessanter dan dat van Reed. Maar het leven is niet eerlijk, dat weet iedereen. De immer experimenterende John Cale zal daarom ook wel altijd een favoriet van critici en kunstliefhebbers blijven, en volkomen genegeerd worden door het grote publiek. Daar zullen ook dit nieuwe album en hipster Pharrell weinig aan kunnen veranderen.

Vervreemdende effecten

~

Black Acetate is een merkwaardige cd. Na het album een aantal malen aandachtig te hebben beluisterd, heb ik nog steeds moeite om er een eenduidig oordeel over te vormen. Zelden hoorde ik zoveel rockgitaren op een Cale-album. Een nummer als Perfect zou zo uit de koker van Velvet-collega Reed kunnen komen. Andere nummers zijn volgestouwd met achtergrondkoortjes, vervreemdende effecten, en een veelvoud aan riedels en twiedeltjes. Hoe subtiel dit meestal ook gebeurt, soms wordt het allemaal te veel. Tijdens een prachtig nummer als Mailman (the lying song) zou je willen smeken de toegevoegde accenten achterwege te laten. Het nummer zou nog meer tot zijn recht komen met een spaarzame begeleiding. Graveldrive, dat wel zo’n sober arrangement geniet, is voor mij de bevestiging van deze stelling. Dit ingetogen nummer is dan ook het hoogtepunt op het album.

Overstroming

In de zomer van 2003 had ik het genoegen om Cale te zien optreden in de Stevenskerk in Nijmegen. De man die zijn eerste muzikale schreden op een kerkorgel in Wales zette, leek hier als een vis in het water. De nummers klonken sereen en intens. Doordat Cale solo optrad, genoten ze bovendien allemaal van een spaarzaam arrangement. De prachtige, uitgeklede versies van Cale-klassiekers en de bijzondere setting maakten het voor mij tot een van de meest indrukwekkende concerten waar ik ooit bij was. Cale is dan ook op zijn best wanneer hij zichzelf enkel op een piano begeleidt. Dan kruipt hij in de rol van desolate, zwartromantische troubadour waarin de echo van Leonard Cohen en Nick Drake doorklinkt. Een woud van samples, effecten en koortjes is een minder geschikt kostuum voor deze rol. Ik hoop zeker dat zijn nieuw ontdekte creatieve stroom niet al te snel zal opdrogen. Iets minder mag het echter allemaal wel. Te veel water in een rivier leidt immers tot een overstroming.

Muziek / Achtergrond
special: Deel III: Elle Bandita

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering zullen wij een item maken waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondverhaal. Komende zondag heb ik een interview met solozangeres Elle Bandita, een eigenwijze she-devil die het doet met cassettebandjes en een scheurende Flying V. In een optreden in de poptempel Paradiso laat ze Amsterdam zien wat punk ook al weer was.

Elle Bandita is vrij vertaald ‘Zij Band’, maar het klinkt ook een beetje als ‘De Schurk’. Het is beide van toepassing op de brutale soloact. Een goede soloperformance is misschien wel een van de moeilijkste om op te voeren. Het vergt heel wat van een artiest. Ten eerste moet je een hele dosis lef hebben. Daarnaast moet je een act hebben die stáát als een huis. Als het publiek twijfelt aan je durf of je kwaliteiten, ben je er geweest. Er staat geen band achter je om op terug te vallen. En zelfs als het met die twee zaken dik in orde is, ben je er nog lang niet. De belangrijkste vereiste is misschien wel de moeilijkste: intrigeer, wees boeiend, overweldig! En dat laatste is iets wat veel soloartiesten maar niet voor elkaar krijgen. In zichzelf gekeerde singer-songwriters of laptop-muzikanten? Gaap… Zo niet Elle Bandita. Ik zag haar eerste optreden een paar maanden geleden. Het was meteen duidelijk dat deze vrouw punk brengt zoals het ooit bedoeld was.

Zwaar geëngageerd

~

Elle Bandita is het alter ego van Rianne. Ze groeide op in Maassluis, volgens haar zelf een gat waar veel kortzichtige mensen rondlopen. Het irriteerde haar bijvoorbeeld dat ze voortdurend voor een jongetje werd aangezien. Het maakte haar boos en opstandig, maar in plaats van het slopen van de bushokjes en winkeletalages van Maassluis zet ze haar frustratie om in muziek met de stoere Elle Bandita als ultieme uitlaatklep. Elle Bandita is een grote middelvinger naar alle conservatieve mensen in haar omgeving. Ze is fel, ze is boos, kortom: punk! Tegenwoordig is punk weer helemaal hip en veel succesvolle nieuwe bands bedienen zich graag van deze brutale muziek om hun eigen werk een eigenwijs en snedig tintje te geven. Maar vaak is het niet meer dan dat. De stoere attitude is gebleven, maar de muziek is door veel van die artiesten tegenwoordig gestript van elke urgentie. Je zou bijna vergeten dat ze ooit bedoeld was om een boodschap te verkondigen. Engagement is kennelijk uit de mode. In die zin kan Elle Bandita zwaar geëngageerd worden genoemd. Ze brengt de punk terug in de punk.

Felgekleurde mini-outfitjes

Elle Bandita maakt haar harde muziek met minimale middelen. Haar ‘band’ bestaat uit een handjevol cassettetapes. Op harde elektrobeats zingt en schreeuwt ze liedjes over thema’s uit haar eigen leven, zoals vooroordelen, vieze kerels en geliefden die maar niet terugbellen. Soms gooit ze daarbij de zweep over haar Flying V-gitaar, de andere keer imiteert ze een kerkorgel op haar bizarre grijze elektrische gitaar. Maar scheuren doet het altijd. Haar podiumact is ronduit extravagant. In felgekleurde mini-outfitjes betreedt ze ongegeneerd het podium waar ze het op een schoppen en slaan zet. De ruimte tussen de liedjes vult ze op met het verwisselen van haar cassettetapes en met het vermaken van het publiek met luchtige grapjes. Bij veel optredens lijkt het alsof het publiek bij de show hoort. Op de voorste rij staat steevast een groep punkmeiden mee te schoppen en slaan. Meestal blijven dit soort taferelen verborgen in donkere kraakpanden, maar Elle Bandita’s muziek is toegankelijk genoeg voor grote podia, zoals Paradiso.

Als je wilt weten waar punk ook al weer echt over ging, bezoek dan de site van Elle Bandita voor een overzicht van haar live optredens in Nederland. Makkelijker is natuurlijk om aanstaande zondagnacht om 00:05 uur naar VPRO’s Nachtpodium te kijken.

Film / Films

Een superieure intellectueel en een jaloerse echtgenoot

recensie: Pickpocket / L'Enfer

Total Film brengt twee Franse klassiekers uit de reeks Cinéfiles Classique op de markt: Pickpocket (1959) van Robert Bresson en L’Enfer (1994) van Claude Chabrol. Pickpocket is een gedachte-experiment betreffende de moraal, de film speelt met het aloude idee dat het voor bepaalde superieure personen wellicht geoorloofd is om een misdaad te plegen zonder daarvoor gestraft te worden. L’Enfer is een psychologisch portret van een ziekelijke toestand. Het brengt een geval van paranoïde jaloezie in beeld en werkt dit tot in het extreme uit.

Hoewel Pickpocket en L’Enfer zijn gemaakt door regisseurs die in dezelfde tijd zijn begonnen met filmen en die ook allebei affiniteit hadden met de Nouvelle Vague, zijn de films nauwelijks met elkaar verwant. Gezien de vijfendertig jaar die tussen het maken van beide films gelegen is, hoeft dit ook niet te verbazen. De enige verwantschap tussen beide is wellicht het feit dat zowel Chabrol als Bresson er op hun eigen manier naar streven om een eigen filmtaal te creëren die niet langer afhankelijk is van de kunstvormen waaruit de film geëvolueerd is.

Diefstal als kunst

In het hypermorele en filosofische universum van Bressons Pickpocket wordt de moraal ondermijnd en ter discussie gesteld. Bressons film is gespeend van iedere vorm van psychologie en is sober en minimalistisch van opzet. Centraal staat de in zichzelf gekeerde intellectueel Michel die de volgende ’theorie’ zegt aan te hangen:

Kunnen we niet toestaan dat capabele intelligente en zeker getalenteerde of geniale mensen, die immers onmisbaar zijn voor de samenleving, geen gezapig leventje leiden, maar in bepaalde gevallen vrij zijn zich niet aan de wet te houden?

Voor Michel is deze vraag een vrijblijvend hersenspinsel. Hij beschouwt zichzelf als een van deze ‘geniale’ mensen en besluit zichzelf in leven te houden met zakkenrollen, waarbij hij al snel geholpen wordt door een aantal andere ‘geniale’ lieden. Michel en zijn kornuiten zijn echter niet zomaar zakkenrollers, het zijn kunstenaars. Bresson benadrukt dit door de manier waarop hij hun handelingen in beeld brengt. Hij focust op de kleine details, zoals enkele vingers die over de revers van een jasje dansen om daarna subtiel een binnenzak in te glijden.

Dostojevski

~

Niet lang na het begin van Pickpocket overvalt je het gevoel dat deze film wel erg veel op Dostojevski’s Misdaad en straf lijkt. De ’theorie’ van Michel, zijn eenzaamheid, de beslotenheid van zijn kamertje (dat in feite ook een personage is), de relatie met de ongewenst zwangere Jeanne en de confrontaties tussen hem de rechercheur die belang in hem stelt: het riekt allemaal maar al te zeer naar Dostojevski (die Bresson wel vaker geïnspireerd heeft). Toch is er wel degelijk verschil. Terwijl Raskolnikov in Misdaad en straf ervaart dat de werkelijkheid sterker is dan zijn theorie en zijn misdaad zwaar op zijn geweten drukt, toont Michel geen enkele gewetenswroeging. Sterker nog, als hij aan het eind van de film in de cel is beland, schaamt hij zich alleen voor het feit dat hij zich heeft laten pakken. Hoe staat het dan met de ’theorie’? Heeft Michel dan gelijk, net zoals Raskolnikov ongelijk had? Wellicht. Aan de andere kant is er ook sprake van een zekere mate van loutering. In de cel ontdekt Michel eindelijk wat Jeanne voor hem betekent. Alsof hij eindelijk ervaart dat ook hij niet een geheel op zichzelf staand individu is, maar anderen nodig heeft. De superieure mens die overal bovenstaat en nergens door gebonden wordt, blijkt opnieuw niet te bestaan.

Essentie

Stilistisch gezien was Bresson in bepaalde opzichten een echte realist. Hij weigerde in studio’s te filmen, gebruikte geen tot bijna geen kunstmatige belichting en liet zijn personages spelen door niet-professionele acteurs. Toch ging het Bresson niet om de realiteit, integendeel. Hij was veeleer een filosofische filmmaker die ideeën en misschien zelfs ‘de waarheid’ op het doek wilde brengen. Hij maakte daarbij gebruik van een eigen stilistisch systeem dat hij le cinématographe noemde en dat erop gericht was de film zoveel mogelijk tot zijn essentie terug te brengen. Hij liet daarbij zijn acteurs bijvoorbeeld net zo lang repeteren tot elke emotionele expressie uit hun presentatie verdwenen was.

Kinetische film

Claude Chabrol
Claude Chabrol

Net als Bresson probeert Claude Chabrol zijn beeldtaal zuiver te houden, maar hij gaat hierin veel minder ver. In zijn L’Enfer ontbreekt weliswaar het theatrale dat films over een dramatisch onderwerp vaak aankleeft, maar hij dwong zijn acteurs niet om de emotionele expressies geheel uit te bannen, zoals Bresson. In dat verband is het interview dat als extra aan de dvd van L’Enfer is toegevoegd interessant. Chabrol vertelt daarin dat de scenarioschrijver en oorspronkelijke regisseur Henri-Georges Clouzot (wiens eigen verfilming door ziekte en tegenslag geen doorgang kon vinden) van plan was een kinetische film te maken waarin de ‘normale’ scènes telkens worden afgewisseld met een groot aantal ultrasnel achter elkaar gemonteerde beelden (zoals in Clouzots La Prisonnière). Deze esthetiserende kunstgreep trok Chabrol echter in het geheel niet, omdat het de dramatische kwaliteit van de actie zou ondermijnen. Bij Chabrol zien we dan ook slechts enkele van deze ultrasnelle montages. Hierdoor vermijdt hij dat de dramatiek teveel wordt opgezweept en wordt de sluimerende paranoia ook daadwerkelijk voelbaar gemaakt.

Jaloers

L’enfer is niet zo filosofisch van opzet als Pickpocket. Centraal staat niet de moraal en de daarmee verbonden ideeën, maar de geestestoestand van een man die langzaam ontspoort en de grip op de werkelijkheid kwijtraakt. Chabrol schildert de perversie die optreedt bij een liefde die gepaard gaat met een obsessieve bezitsdrang, zonder daarbij psychologiserend te worden. De regisseur vertelt het verhaal van een huwelijk dat langzaam verandert in een hel. De echtelieden Paul (Francois Cluzet) en Nelly (Emmanuelle Béart) beginnen samen een herberg. Nelly is echter een charmante, spontane en verleidelijke vrouw die niet vies is van de aandacht die de mannelijke gasten haar schenken, en dat stoort Paul. Er komen scheurtjes in hun gezamenlijke geluk als bij Paul het idee postvat dat Nelly vreemdgaat. Hij raakt geobsedeerd door zijn eigen vermoedens en al snel ontpopt hij zich als een jaloerse tiran die op zijn vrouw past als een vrek op zijn geld.

Hitchcock

~

Zoals zoveel Nouvelle Vague-filmmakers had Chabrol grote bewondering voor Alfred Hitchcock, over wie hij samen met Rohmer een boek schreef. Deze bewondering is in zijn films goed terug te zien. Ook L’Enfer heeft overduidelijk enkele Hitchcockiaanse trekjes. De manier waarop de spanning wordt opgebouwd is daar een goed voorbeeld van. Gaat Nelly nu wel of niet vreemd? Is Pauls jaloezie gegrond of niet? Gedurende de film krijg je de gebeurtenissen meestal vanuit het perspectief van Paul te zien, waardoor je met hem meedenkt. Ook als kijker verdenk je Nelly inderdaad van avontuurtjes en andere verboden genoegens, alhoewel de twijfel al direct weer toeslaat en er geen enkel bewijs voor is. Toch zorgt dit ervoor dat je op een gegeven moment de sluimerende paranoia van Paul gaat meevoelen, terwijl je tegelijkertijd sympathie en haat voelt voor het object van de jaloezie: Nelly. Is zij schuldig of niet? Ook aan het eind blijft dit onduidelijk. Het wordt daarentegen maar al te duidelijk dat de ontwrichtende perversie van de bezitterige liefde schadelijker en onmenselijker is dan welke vorm van overspel dan ook. Helaas eindigt de film met een titelkaartje waarop vermeld staat: zonder einde. Deze flauwe knipoog zorgt ervoor dat de zo zorgvuldig in beeld gebrachte paranoia de kijker direct weer ontglipt.

Boeken / Fictie

Literatuur als vluchtheuvel

recensie: Aleksandr Genis & Pjotr Vajlj - De Russische leeslijst // Arie van der Ent (red.) - Arme Liza

Volgens de Russische literatuurcriticus Vissarion Belinsky kon je in Rusland alleen door te schrijven uit de donkere werkelijkheid vluchten. Deze uitspraak typeert zowel de pathetische Russische ziel als de grote maatschappelijke rol van de literatuur. Met de essaybundel De Russische leeslijst en de bloemlezing Arme Liza krijgt de Nederlandse lezer een mooie gelegenheid om zich in deze aspecten van de klassieke Russische literatuur te verdiepen.

In de geschiedenis van Rusland heeft de vaderlandse literatuur een zeer belangrijke rol gespeeld. Dit kwam niet alleen door de belangrijke rol die de klassieken speelden bij de vorming van de Russische jeugd, maar ook doordat de literatuur in de voorbije twee eeuwen het medium bij uitstek was waarmee de intellectuele voorhoede, de intelligentsia, haar ideeën kon communiceren. In de loop van de negentiende eeuw werd de literatuur meer en meer een vluchtheuvel voor de gefrustreerde intelligentsia, die in de negentiende en twintigste eeuw aan handen en voeten waren gebonden door twee grote regimes: het tsaristische en het communistische. De maatschappijkritiek bevond zich dan ook vooral tussen de regels van de grote romans. Daarnaast zien we in veel van de klassieke werken een ongekend grote emotionele bewogenheid, die typerend lijkt voor de Russische volksziel, terugkomen

Romantiek en moderniteit

N.M. Karamzin (1766-1826)
N.M. Karamzin (1766-1826)

Toen Aleksandr Genis en Pjotr Vajlj de canon van hun middelbare schooltijd herlazen vonden zij de Russische cultuur als verstekeling terug in de oude doos van hun jeugd. In De Russische leeslijst getuigen zij hier van en in hun treffende analyses zien we alle grote Russische thema’s terugkomen. Naast overbekende schrijvers als Poesjkin, Gogol, Tolstoj en Dostojevski worden er twee andere grote schrijvers besproken: Karamzin (1766-1826) en Toergenev (1818-1883). Juist deze twee schrijvers symboliseren de centrale thema’s van de Russische literatuur: de tegenstelling tussen stad en platteland, moderniteit en romantiek, ratio en emotie. In Karamzins dramatische liefdesroman Arme Liza, het “embryo waaruit onze literatuur is gegroeid”, wordt het eenvoudige plattelandsmeisje Liza, als symbool van de puurheid, verliefd op de welgestelde Erast, het toonbeeld van de stedelijke verdorvenheid. Erast verloochent Liza’s liefde, wat haar uiteindelijk tot zelfmoord aanzet.

De oppositie tussen stad en platteland komt ook terug in Toergenevs Vader en zonen (misschien wel het belangrijkste boek uit de Russische geschiedenis), maar dan als bron van het zogenaamde Russische nihilisme. In Vaders en zonen wordt het generatieconflict tussen de revolutionairen van de jaren veertig en zestig van de negentiende eeuw gesymboliseerd door de strijd tussen Bazarow en zijn vriend Arkady aan de ene kant en Arkady’s vader en oom aan de andere kant. Bazarow en Arkady zijn jonge geneeskundestudenten, die een tijdje bij Arkady’s vader op de boerderij verblijven. Bazarow is naar eigen zeggen ‘nihilist’, dat wil zeggen dat hij in niets gelooft dan dat wat kan worden vastgesteld door de rationele methodes van de natuurwetenschap Het gaat Bazarow alleen om waarheid, hiermee zweert hij alle spiritualiteit en geloof af, namelijk kunst, literatuur, natuur, filosofie, traditie, autoriteit, religie en intuïtie, liefde: “De natuur is geen tempel, maar een werkplaats, en de mens is een arbeider in die werkplaats.”

I.S. Toergenev (1818-1883)
I.S. Toergenev (1818-1883)

Met Bazarow staan we aan het begin van een lange traditie van jonge mensen die geloofden in grote modernistische idealen. Nadat ze in het tweede deel van de negentiende eeuw elke vorm van traditie af hadden gezworen, gingen deze jongelingen over tot een uiterst gewelddadig terrorisme. Hoewel Bazarow een fictieve persoon was, heeft de Russische geschiedenis vele Bazarows gekend. Hiermee is de roman van Toergenev een voorafschaduwing van de werkelijkheid, en met Toergevens visionaire boek kruisen fictie en realiteit elkaar.

Geschiedenis van misverstaan

Als altijd blijkt ook dat de geschiedenis van deze literatuur een geschiedenis is van misverstaan. De canon die we doorwerken is doorspekt met stereotype interpretaties, terwijl bij herlezing die gemeenplaatsen vaak een simplificatie van de intenties van de auteurs blijken. Dit is een naar trekje van de Russische literatuur en haar geschiedenis: de neiging naar absolute idealen en bombastische pathetiek hangt altijd boven de markt. Genis en Vajlj benadrukken dan ook dat deze literatuur meer is dan aangename verpozing:

In wezen is heel onze canon, in de schoolinterpretatie ervan, een soort morele doctrine, een soort surrogaat voor religie.

Volgens Genis en Valjl komt deze neiging vooral voort uit een gebrek aan een democratisch podium in Rusland. Hierdoor was er geen ruimte voor discussie en konden extreme opinies opbloeien zonder dat ze door iemand betwist werden, hetgeen ervoor zorgde dat ze ongehinderd voort konden woekeren.

Canon

Helaas ontbreekt er aan De Russische leeslijst een samenvattend artikel waarin de fundamentele dilemma’s en problemen van de Russische literatuur behandeld worden. Hiermee komt meteen het nadeel van de canonvorming aan het licht: de canon is willekeurig en vaak onsamenhangend. Wellicht was het daarom aardig geweest om aan een dergelijk thema een overkoepelend essay te wijden. Wat overigens niets af doet aan de uitstekende analyses en uiterst leesbare artikelen.

De auteurs zeggen niet de pretentie te hebben om iets vernieuwend over de canon te zeggen, maar het is een verademing om met hun korte puntige essays de grote werken als verse vissen voorgehangen te krijgen. In de bijbehorende bloemlezing Arme Liza, zijn enkele verhalen of romanfragmenten opgenomen van de door Genis en Valjl besproken schrijvers. Hierin kunnen we de sfeer van de gouden negentiende eeuw van de Russische literatuur in beknopte vorm tot ons laten komen om zo de totaal ervaring compleet te maken.

Aleksandr Genis & Pjotr Vajlj • De Russische leeslijst: Essays over de klassieke Russische literatuur • Vertaling: Arie van der Ent • Uitgeverij Ad. Donker • Prijs: € 17,90 • 192 bladzijden • ISBN 9061005701

Arie van der Ent (samenstelling en vertaling) • Arme Liza: Bloemlezingen uit de klassieke Russische literatuur • Uitgeverij Ad. Donker • Prijs: € 18,90• 288 bladzijden • ISBN 906100571X

Film / Films

Meer van hetzelfde in Land of the Dead

recensie: Land of the Dead

Ze zijn langzaam, ze zijn dood en ze hebben honger. In 1968 maakte George A. Romero de zombie voor altijd beroemd op het witte doek met zijn zwart-witte horrorklassieker Night of the Living Dead. Met de vervolgen Dawn of the Dead (1978) en Day of the Dead (1985) vestigde Romero zijn naam als zombie-guru, en vele tientallen rip offs volgden. De laatste jaren werd het genre weer wat leven ingeblazen (denk aan 28 Days Later, Dawn of the Deadremake en parodie/horrorcomedy Shaun of the Dead), en Romero vond het blijkbaar tijd voor een vierde deel in zijn zombieserie. Land of the Dead sluit perfect aan op de originele trilogie. Hij brengt heel veel zombies en de nodige gore, maar voegt helaas ook weinig nieuws toe.

~

Nu zombies over de wereld heersen heeft een groep overlevenden zich teruggetrokken in een zwaarbewaakte stad. Hier leven de rijken in luxe in een wolkenkrabber en moeten de armen het op de straat zien te redden. Onder leiding van Riley (Simon Baker) trekt een groep mensen er regelmatig op uit om voedsel en andere benodigdheden te zoeken. Wanneer één van Riley’s mannen doorslaat, de peperdure tank Dead Reckoning steelt en de stad dreigt op de blazen, wordt Riley er door miljonair Kaufman (Dennis Hopper) op afgestuurd, samen met prostituee Slack (Asia Argento, dochter van horrorregisseur Dario Argento). Ondertussen vindt in de straten een verontrustende ontwikkeling plaats: onder leiding van de denkende zombie Big Daddy rukken de zombies op naar de stad…

Moreel vraagstuk

In de originele trilogie was men nog enigszins terughoudend met het vermoorden van de ondode medemens. Het bleven toch mensen die werden afgeschoten, en de vraag was of dat wel verantwoord was. Brak er aan het begin van Dawn of the Dead niet bijna een rel uit omdat een wetenschapper opperde de zombies in het hoofd te schieten? In Land of the Dead is dit morele vraagstuk vrijwel geheel aan de kant geschoven. De overlevenden gebruiken de zombies als vermaak, schietschijf en huisdier. In ondergrondse clubs kun je zelfs met gefrustreerde zombies op de foto (let op de rolletjes van Simon Pegg en Edgar Wright, de mannen achter Shaun of the Dead). Land of the Dead richt zich duidelijk meer op vermaak en actie en iets minder op morele vraagstukken dan zijn voorgangers.

Menselijk

~

Zoals ook in de vorige Dead-films vallen de meeste doden door stommiteiten van de mensen zelf, in plaats van door de intelligentie van de zombies. Toch worden de zombies in Land of the Dead slimmer dan ooit. De lijn die in de originele trilogie, en dan met name in Day of the Dead, werd uitgezet, wordt in Land weer opgepakt. Want was het eerst Bub the Zombie die intelligente tekenen vertoonde, nu is het Big Daddy die het initiatief neemt. Zo ontdekt hij al snel hoe hij wapens moet gebruiken en leidt hij de zombies in hun opmars tegen de mensen.

Witte schmink

Uiteraard komt hier de nodige gore bij kijken: Romero heeft zich gelukkig beseft dat hij tegenwoordig niet meer kan komen aanzetten met een laagje witte schmink en maakt gebruik van moderne hulpmiddelen om zijn zombies tot leven te wekken. Het resultaat is zeker geslaagd: de zombies zien eruit als uitgemergelde, rottende lijken en dat is natuurlijk ook precies de bedoeling. De een mist overtuigend een arm, bij de ander zit een gat in de wang. Uiteraard worden hier en daar wat ledematen verwijderd en mensen uit elkaar getrokken.

Meer van hetzelfde

Ondanks de vernieuwde special effects die de zombies goed tot hun rottende recht laten komen, brengt Land of the Dead niet veel nieuws binnen het zombiegenre. Het verhaal is zwak en hier en daar zelfs belachelijk, van de nachtclubzombies tot de overdreven tank Dead Reckoning. Om nog maar niet te spreken van het uitermate slappe einde waar de moraal opeens losbarst. De film faalt jammerlijk op het gebied van originaliteit, en na twintig jaar wachten blijft het helaas bij een opgepoetste herhaling van Romero’s eerdere werk.

Muziek / Album

Top van de Nederhop

recensie: Pete Philly & Perquisite - Mindstate

Nederhop is hot! Je kan de muziekzenders niet voorbij zappen zonder op minimaal één ervan Ali, Frans en Baas, Yes-R, SCHNITZELPARADIJS, of de Jeugd van Tegewoordig voorbij te zien komen. Hoe hot het allemaal ook is, wat mij betreft valt de kwantiteit meer op dan de kwaliteit. Want écht goede hiphop uit Nederland is schaars. The Proov is erg goed en ook Duvel Duvel kan bij mij wel een potje breken, maar daar houdt het ook wel ongeveer mee op. Ho, ho, er is er nog eentje (of het zijn er twee, eigenlijk): Pete Philly & Perquisite. Dit duo brengt met hun debuutcd Mindstate een aanstekelijke en funky variant op de Nederlandse hiphop.

~

Philly en Perquisite zijn qua bekendheid een maatje kleiner dan eerder genoemde Nederhoppers als Ali B. en Lange Frans en Baas B. Maar zo langzamerhand begint hun naam toch door te breken: Insomnia, de eerste single, was al regelmatig te zien op The Box (hèt muziekkanaal als het om Urban en met name Nederhop gaat) en hun live-show tijdens de afgelopen editie van Lowlands zorgde ook voor veel aandacht. En nu is Mindstate uit, de eerste plaat van dit duo.

Lettergrepen en pauzes

De producties, die het werk van Perquisite zijn, kunnen grof gezegd in twee kampen worden opgedeeld; enerzijds de snelle, stevige up-tempo hiphopnummers, de andere categorie bestaat uit relaxte, rustige nummers die bijna meer van jazz of soul en funk hebben dan van echte hiphop. Persoonlijk hou ik meer van de up-tempo nummers, bijvoorbeeld Respect of Paranoid en het fantastische hoogtepunt Cocksure. In deze nummers, met venijnige ritmes, komen de raps van Pete Philly beter tot zijn recht. Met name wanneer Philly op snelheid is, hoor je de afwisseling en originaliteit waarmee hij de lettergrepen en de pauzes daartussen in het ritme plaatst. Vreselijk aanstekelijk en erg dansbaar. Maar ook tussen de rustigere nummers zitten juweeltjes. Cheeky , het jazzy Grateful II en de al genoemde eerste single Insomnia zijn heerlijke meeslepende nummers van een bijzonder hoog niveau.

Taleb Kweli

Zoals het bij hiphopcd’s hoort, worden er verschillende gastvocalisten opgetrommeld. Cee Major van The Proov rapt mee op Cheeky en in Grateful II is Senna te horen. Opvallender is de medewerking van Taleb Kweli, hiphophalfgod uit de USA. Hij roemde het Nederlands/Arubaanse hiphopduo al door ze ‘light years ahead of the game‘ te noemen en was zeer welwillend om mee te doen op het jazzy nummer Hope. Om dit een enorme eer te noemen is zo ongeveer het understatement van het jaar. Zo af en toe kunnen de rustige nummers iets te zeurderig overkomen, zeker wanneer je er drie achter elkaar hoort. Voor de rest valt er weinig aan
te merken op deze opvallend sterke debuutplaat.

Theater / Voorstelling

Doe-het-zelf-theater in het Frysk

recensie: De Groote Storm / De Grutte Stoarm (Firma Rieks Swarte / Tryater / Oerol)

Wat weet een gemiddelde Hollander nu helemaal van Friesland? Vaak komt hij niet verder dan de Elfstedentocht, ‘skûtsjesilen’ of de Sneekweek. Maar Friesland is meer dan een plas water, waarop je kunt schaatsen of zeilen. De Groote Storm spijkert de kijker bij op het gebied van de Friese geschiedenis met een mix van mythen en sagen, van grote én sterke verhalen. Theatermaker Rieks Swarte baseert deze voorstelling op een vergeten stuk geschiedenis uit de dertiende eeuw; de tijd dat Nederland Friesland was, en het Friese rijk heerste tot aan Denemarken. De opkomst en teloorgang van een eigenzinnig volk dat zijn land door een stormvloed geminimaliseerd zag tot provincie. Voor deze voorstelling ging Swarte een samenwerking aan met het Friese Tryater; het oudste toneelgezelschap van Friesland én Nederland.

~

Het groepje jonge spelers zit bij elkaar op een bankje te kletsen als het publiek de zaal binnenkomt. Het podium wordt gedomineerd door een flink aantal instrumenten: grote trommels, xylofoons en kleinere, onbekende geluidmakers. Twee van de spelers lichten toe dat ze zullen verhalen van de Groote Storm, en wat daaraan voorafging. Er zal ook in het Fries gesproken worden, maar dat zal ons wel meevallen – waar nodig tolkt men voor elkaar en wordt de tekst ter plekke vertaald. Ze beginnen bij het eerste begin: de schepping van de aarde. In hoog tempo verbeeldt een viertal acteurs wat de verteller aangeeft. Hoe moeder Ierde zwanger raakt van Geluid, en hem een zusje baart in de vorm van Licht om zijn eenzaamheid te verdrijven. Zoals in de meeste verhalen is alles in orde tot de mensen verschijnen en het kwaad zijn intrede doet.

Kinderlijke eenvoud

~

Wie vaker een voorstelling heeft gezien van de Firma Rieks Swarte weet dat diens naamgever nog meer knutselaar is, dan theatermaker. Swarte houdt van kinderlijke eenvoud. Wie heeft een groot ensemble nodig als je van eenvoudig materiaal een masker kunt maken? Als je met zwarte stift in een paar rake lijnen een landschap van Friese terpen schept? En het werkt. We geloven dat het blauwe plastic kleed een poeltje is, en een omgekeerde hamer een bootje.

De acteurs hebben het druk; ze vertellen en spelen, zingen een lied of hollen naar een instrument voor een stukje muziek. Voordeel van deze vorm van ‘doe-het-zelf-theater’ is dat de voorstelling geen moment zijn vaart verliest. En wat klinkt het Fries prachtig in de vierstemmig gezongen verzen van de Fries-Nederlandse dichteres Albertina Soepboer.

Overtuigingskracht

~

Het stuk leidt ons langs een geschiedenis met wonderlijke wendingen. Hilarisch is “het verhaal van de mannen” waarin zij, niet gehinderd door enige vorm van kennis, op het Friese land wat aanklooien en per ongeluk een terp scheppen. Naarmate het verhaal vordert ‘zakken’ enkele spelers ‘door het Friese ijs’. De schijnbaar eenvoudige vorm van dit stuk valt of staat met de overtuigingskracht van de vertellers. En waar Tryater-actrice Tamara Schoppert het hele stuk door weet te boeien met een grote vanzelfsprekendheid, zoeken anderen hun heil bij gekke bekken en dito stemmetjes. En dat is – net als een ingewikkeld decor – helemaal niet nodig.

Verdronken landschap

Zo terloops als de voorstelling begonnen is, zo abrupt is hij afgelopen. De vloedgolf die dankzij de Groote Storm over de zeedijken heenspoelt, en huis, haard en akker vermorzelt onder haar natuurgeweld, maakte in het jaar 1287 volgens schattingen zo’n 50.000 slachtoffers. Een wit, golvend doek beschilderd met de zwarte kadavers van een paard, een man, een kind roepen een – helaas actueel – beeld op van een verdronken landschap. De lichten gaan aan en we zijn terug in de wereld van nu, van rampen als in New Orleans.

De Groote Storm wordt nog tot en met 16 oktober 2005 gespeeld.

Lees ook ons interview met acteur Theun Plantinga