Film / Achtergrond
special: Een interview met de Turkse cineaste Yesim Ustaoglu

‘Bewegingsvrijheid is erg belangrijk voor mij’

.

Uit: Waiting for the Clouds
Uit: Waiting for the Clouds

Die film, Waiting for the Clouds, is de reden voor Ustaoglu’s aanwezigheid op het Noordelijk Filmfestival in Leeuwarden. De 43-jarige Turkse is een frêle vrouw met zachte stem, maar de boodschap van haar films komt duidelijk over. Ustaoglu stipt onderwerpen aan die in haar eigen land voor beroering zorgen. In Journey to the Sun, dat ze zes jaar geleden maakte, stonden de problemen van een jonge Koerd centraal. In haar nieuwste film haalt ze een genocide uit de vergetelheid. In beide gevallen gaat het over de moeizame relatie van de Turkse regering met haar minderheden. Dat die relatie zo expliciet aan de orde wordt gesteld, is voor veel van haar landgenoten nog even wennen, zegt Ustaoglu. “Door de nationalistische media worden mijn films vooral doodgezwegen. De andere kranten, radio- en televisiestations zijn zo gedicteerd door traditionele waarden, dat ze zichzelf censureren. Ze zijn, misschien onterecht, bang om de verkeerde dingen te zeggen.”

Tamama

Discussie is er volgens Ustaoglu vooral onder de jonge Turken. “De jongeren zijn nieuwsgierig geworden naar de historische achtergrond van de film, en vragen me of er boeken zijn waarin ze er meer over kunnen lezen.” Wie Waiting for the Clouds bekijkt, kan zich iets bij die interesse voorstellen. De uitputtende exodus die de Grieken van de Turkse noordkust in 1916 moesten ondergaan, was tot voor kort een vrijwel onbekend hoofdstuk uit de Turkse geschiedenis. Over het verjagen van de inheemse Pontische Grieken en de vele duizenden doden die daarbij vielen, wordt op de Turkse scholen niets verteld. Ustaoglu baseerde haar film op eigen onderzoek en het waargebeurde verhaal van de vrouw Tamama, dat beschreven is door de Griek Andreadis. “Tamama stond model voor Ayshe, de hoofdpersoon. Het boek over haar leven was chronologisch opgebouwd: jeugd, deportatie, ouderdom… Ik vond het nogal episch. Om dicht bij haar eigen persoon te blijven, ben ik in mijn film vooral de psychologische kant op gegaan.”

Ustaoglu zegt het met een gevoel voor understatement. In haar film speelt het historische decor slechts een marginale rol. Wie geïnteresseerd is in de verwikkelingen rond de verdreven Grieken blijft met een paar prangende vragen zitten. Maar voor de regisseuse is de uittocht slechts bijzaak, niet meer dan de basis waarop ze een sterk psychologisch drama heeft opgebouwd. “Ik heb veel te danken aan de acteurs, hoewel de meeste mensen die je in de film ziet geen acteerervaring hebben. Het zijn mensen uit de kustdorpen, en ze doen niets anders dan zichzelf zijn.”

Geladen onderwerp

uit: Waiting for the Clouds
uit: Waiting for the Clouds

De film krijgt daardoor het karakter van een documentaire. Dat wordt nog versterkt door een minimaal gebruik van dramatische effecten zoals muziek. Volgens Ustaoglu draagt ook de houding van de acteurs bij aan het ingetogen karakter van de film. “De dorpsbewoners waren zich bewust van het geladen onderwerp. Het verhaal was hun vaag bekend, veelal doorgegeven door oudere familieleden en kennissen. Maar ze begrepen waar het over ging.” De Turkse is vooral te spreken over het jongetje Mehmet, dat niet van de zijde van Ayshe wijkt. “Hij voelde heel erg mee met de oude vrouw en haar worsteling met haar Griekse afkomst. Daar reageerde hij zo natuurlijk mogelijk op.” De achtjarige Mehmet is in de film een buitenbeentje en kan niet goed meekomen op school. Hij heeft duidelijk problemen met de manier van lesgeven. Ustaoglu: “Je kunt zeggen dat de jongen en ik een beetje op elkaar lijken.. Ik ben in Noord-Turkije opgegroeid, en heb hetzelfde nationalistische schoolsysteem van dichtbij meegemaakt. Maar ik was wel een stuk wilder dan Mehmet.”

Bewegingsvrijheid

Yesim Ustaoglu groeide op in een dorpje aan dezelfde Zwarte Zeekust, vlak bij de Armeense grens. Ze studeerde architectuur in Trabzon, een kuststad die in 1916 bezet werd door de Russen en daardoor aan de deportatie ontsnapte. “Na tien jaar gewerkt te hebben als architect, zocht ik naar een andere manier waarop ik mij kon uiten. Bewegingsvrijheid is heel belangrijk voor mij.” Dat komt sterk naar voren in haar laatste twee films, waarin de hoofdpersonen hun geluk achterna reizen. Van emotionele ontknopingen houdt Ustaoglu echter niet. “Ayshe en haar broer Niko hadden elkaar op het eind wel in de armen kunnen sluiten, maar dan wordt het zo’n melodramatisch geheel. Dat leidt de aandacht maar af van het werkelijke dilemma.”

Waiting for the Clouds verschijnt in een periode waarin de mensenrechtenkwestie binnen en buiten Turkije een hot item is. “Ik hoop dat mijn film nog voor meer discussie gaat zorgen, maar belangrijker vind ik dat er sociale en democratische hervormingen komen. Een lidmaatschap van de Europese Unie kan altijd nog. Persoonlijk vind ik dat op dit moment niet zo belangrijk.” Zou een nieuwe film van haar hand die hervormingen kunnen stimuleren? “Over mijn nieuwe project praat ik liever niet, dan gaat de magie weg”, lacht ze. “Maar in mijn optiek moet een film controversieel zijn.”

Muziek / Album

Tweedehands

recensie: Campsite - Names, Dates & Places

.

~

Names, Dates & Places begint zoals verwacht. Pastime is een mooi treurig emonummer met een duister jaren tachtig-sfeertje. Het lijkt een goede voorbode voor een mooie, sfeervolle emoplaat te zijn. Helaas gooit Campsite het onverwachts over een hele andere boeg. Ze gaan The Strokes en Franz Ferdinand naspelen! De rest van de cd lijkt een duidelijke poging om op het succes van deze twee bands mee te liften. De twee volgende nummers, Interstate en Parade,zijn overduidelijk gebaseerd op het geluid van The Strokes. Dat laatste nummer en Clean Cut verklappen verder duidelijk invloeden van Franz Ferdinand. Palter klinkt alsof Placebo een nummer van The Strokes covert en In case you want to talk it out heeft hetzelfde ritme dat we zo goed kennen van de nummers van, wederom, Franz Ferdinand.

Kleurloze nummers

Black Disco is het enige track dat je als een echt emonummer zou kunnen bestempelen. Halverwege vervalt het in een slepend gitaarnummer zoals die in de jaren zeventig gemaakt werden. Opvallend is dat dit, het enige nummer dat niet op de jaren tachtig gebaseerd is, het beste van de cd is. Want verder valt er niet erg veel te genieten. Lines Intact begint met een pakkend gitaarriffje maar gaat al snel op in een van de vele kleurloze nummers en Between Buildings heeft te weinig pit om te kunnen boeien. The Killers op halve kracht.

Robert Smith

Nu staan er wel leuke nummers op Names, Dates & Places,maar alles klinkt een beetje tweedehands. En niet zo goed geproduceerd ook (door de Nederlander Minco Eggersman). Hier en daar lijkt het tempo onbedoeld een klein beetje te versnellen of te vertragen. Wel verdient zanger Johannes Nidam een compliment voor zijn mooie, meeslepende zang. Zijn stem lijkt een beetje op die van Robert Smith (The Cure) maar dan met meer volume. Ook muzikaal zijn er nummers die erg aan The Cure doen denken (Small Escape), maar ook invloeden van New Order zijn veelvuldig te horen (Interstate en Between Buildings).

Flirt

Alleen maar verwijzingen en namedropping. Veel recensenten doen dat om interessant te lijken maar nu is dat niet mijn intentie. Er is namelijk weinig over de muziek van Campsite te melden. De cd klinkt namelijk als of je hem al duizend keer gehoord hebt, zeker als je de cd’s van Franz Ferdinand en The Strokes kent. Alleen hebben deze twee bands een veel eigener geluid, nummers met meer originaliteit en melodietjes die veel pakkender zijn. Die originaliteit is waar het aan ontbreekt op Names, Dates & Places. De flirt van emo met jaren tachtig gitaarband lijkt geen ware liefde op te leveren. Een geslaagde mix van jaren tachtig muziek en emo maken is zo makkelijk nog niet. Lukt het wel, dan klinkt het als Bloc Party. Lukt het niet, dan heb je een inspiratieloze cd van The Strokes. Of gewoon Campsite.

Boeken / Fictie

Aantrekkelijke chaos

recensie: Zadie Smith - On Beauty / Over schoonheid

Zadie Smith is volgens de media jong, mooi en talentvol. Ze won prijzen met haar debuut White Teeth (Witte Tanden) en werd met haar derde en nieuwste boek On Beauty (Over schoonheid) genomineerd voor de prestigieuze Man Booker Prize 2005. Maar Zadie Smith mag dan heerlijk proza produceren en mooi op foto’s staan, haar persoonlijkheid is stekelig als een egel.

~

Ze staat bekend als een controversiële auteur, vaak chagrijnig bij openbare verschijningen, en goed voor menig radicaal statement. Ook na haar nominatie voor de Booker Prize was het weer raak: in een telefonisch interview met een Amerikaanse krant had Smith zich laten ontvallen dat het Engeland van tegenwoordig haar maar matig beviel met alle trash tv en scheve blikken in de metro. De vaderlandslievende Engelsen stonden op hun achterste benen: hoe kon een auteur die juist voor zo’n mooie prijs genomineerd was, de natie die haar die prijs wilde toekennen in het openbaar afvallen?

Het antwoord is simpel: omdat Zadie Smith een eenling is. Ze ziet eruit alsof ze uit een chick lit roman is weggelopen, maar van binnen is ze een afstandelijke intellectueel.Ze beschrijft de discrepantie tussen uiterlijk en innerlijk zelf het beste:

She prepared a face – as her favourite poet had it – to meet the faces that she met, and it was a procedure that required time and forewarning to function correctly. In fact, when she was not in company it didn’t seem to her that she had a face at all… And yet in college, she knew she was famed for being opinionated, a ‘personality’ – the truth was she didn’t take these public pasions home, or even out of the room, in any serious way.

In de Acknowledgements van On Beauty maakt ze gewag van haar grote schuld aan de Britse auteur E.M. Forster, een schuld die ze hier wil betalen via een hommage aan zijn klassieker Howard’s End. Voor haar geen hippe Austen-remake, maar een respectvolle ode aan een van de Groten van de Engelse Literatuur.

Twee botsende families

On Beauty gaat over Zora, dochter van Harold en Kiki Belsey en tweedejaars studente aan Wellington, een Harvard-achtige, Amerikaanse universiteit. De Britse Harold is hier professor kunstgeschiedenis en werkt al jaren aan een boek over Rembrandt. Kiki is de zwarte Amerikaanse moeder van Zora en haar twee broers Jerome, een zachtaardige, christelijke studiebol, en Levi, een relaxte hiphop brother. Wanneer het boek begint, krabbelen de Belsey’s juist op na een familiecrisis en proberen ze een hechte familieband te creeëren.

Hun losse, liberale familie komt echter frontaal in botsing met de conservatieve Brits-Caribische familie Kipps. Vader Monty Kipps is Harolds grote Rembrandt-rivaal en wordt op Wellington aangesteld als gast-docent. Victoria (Vee), de bloedmooie dochter, brengt de mannen – en daarmee ook hun vrouwelijke familieleden – het hoofd op hol, terwijl Carlene, haar moeder, vriendschap sluit met Kiki. De familiecrises blijken nog lang niet over.

Teveel indrukken

~

Deze twee families worden omringd door alle mogelijke mensen die in en rond een universiteit te vinden zijn: academici, studenten, schoonmakers, protesterende minderheden en ruwe diamanten uit achterbuurten. Al deze bijfiguren hebben hun eigen unieke vocabulaire en uitdrukkingswijzen. De dialogen zijn heerlijk om te lezen, zo los en levendig als ze van de pagina’s springen.

Maar de personages blijven desondanks schimmig. Het zijn er simpelweg te veel. Zadie Smith heeft ervoor gekozen ze allemaal evenveel ruimte te geven, waardoor geen enkel personage echt goed uitgewerkt wordt. Het is zoals met zoveel mensen op de universiteit: je weet wel hoe ze eruit zien, je weet zo’n beetje wat hun stokpaardjes en stopwoordjes zijn en je kunt er een kop koffie mee drinken, maar echt kennen doe je ze niet.

Dat brengt ook problemen met zich mee voor de plot. In één jaar voltrekt zich een cruciale fase in het leven van vijf studenten, verschillende docenten en twee huwelijken, maar het is voor de lezer niet bij te benen, laat staan in te voelen, wat hen overkomt. De hoofdpersonen waden door één grote chaos van gebeurtenissen die soms verwarrend parallel lopen en soms ineens in het niets lijken op te lossen.

Verdient Zadie Smith de Man Booker Prize?

Maar Zadie Smith kan wel schrijven. De tekst is soepel, de lezer wordt met gemak en een zekere vanzelfsprekenheid haar wereld binnengetrokken. Met rake typeringen en mooie terzijdes weet ze met weinig woorden veel te zeggen – wat ook wel nodig is, met zoveel mensen waar zoveel mee gebeurt. De gedichten, losse dichtregels en citaten (de meeste van Smith’s echtgenoot en dichter-in-opkomst Nick Laird) sluiten naadloos aan bij de tekst, met het gedicht On Beauty als hoogtepunt.

Schoonheid, racisme, de manier waarop intelligente mensen hun leven verknoeien, deze thema’s zijn op nauw verweven wijze in haar verhaal verwerkt. Maatschappelijke analyse en literaire vertelling zijn nauwelijks van elkaar te scheiden, al verhult de leesbaarheid misschien enigszins de scherpte van haar analyses. Ook in haar literaire werk schuwt Smith het niet haar stekelige gedachten uit te spreken; haar visie op de maatschappij is daarbij onthullend in zijn schijnbare objectiviteit. Smith neemt geen stelling, ze beschrijft alleen de levens van een aantal mensen op een gegeven moment. En dat pakt af en toe confronterender uit dan de expliciteit van een pamflet of manifest.

Met de scherpte en diepte van haar vloeiende proza, die grotendeels worden ontleend aan haar stekelige persoonlijkheid, is Zadie Smith een geknipte genomineerde voor de Booker Prize. Maar On Beauty is overvol en rommelig, en werd uiteindelijk niet bekroond. Zelf zal ze daar niet van wakker liggen. Haar antwoord toen ze, na publicatie van de long list, werd gevraagd of ze verwachtte de short list te halen: “No, there’s no chance. Have you seen the fucking list? Any other year, maybe. But it’s a hell of a list, so whatever happens it’ll be . . . good for fiction!

Geheel van stemmen

On Beauty komt in de Nederlandse vertaling van Eggermont en Pouwels goed tot zijn recht. De vertaalsters hebben Smiths manier van uitdrukken weten te behouden, zonder ook de Engelse grammatica en zinsbouw over te nemen, een knappe prestatie! Taal en verhaal vormen een geheel van stemmen, waarin uiteindelijk Zadie’s stem zelf de boventoon voert, zowel in het Engels als in het Nederlands.

Zadie Smith • On Beauty • Uitgever: Hamish Hamilton (import: Penguin Benelux) • Prijs: € 17,50 (paperback) • 446 bladzijden • ISBN:0241142946

Zadie Smith • Over schoonheid • Vertaling: Monique Eggermont en Kitty Pouwels • Uitgever: Prometheus • Prijs: € 19,95 (paperback) • 414 bladzijden • ISBN: 9044606387

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Gerrit Krol

‘Je moet soms een beetje een grote mond hebben’

“Waar moeten jullie zijn in Oudemolen?” vraagt de taxichauffeur na een rit over slingerende bomenlaantjes. Ik noem het adres. Langzaam rijden we verder, de huisnummers aftellend. Als we stoppen bij het bewuste adres, het huis van Gerrit Krol, roept de chauffeur uit: “O, je moet bij de schrijver wezen! Had dat dan meteen gezegd!” Binnen vertelt Krol ons dat hem dat zelf ook eens is overkomen. Terwijl hij met de taxi naar zijn huis werd gereden, vertelde de chauffeur dat in het huis waar Krol naartoe ging vroeger een schrijver woonde, maar dat deze nu in het buitenland zat. Die schrijver was Krol zelf.

Gerrit Krol (1934) mag befaamd zijn in Assen en omstreken, ook een groot gedeelte van de rest van Nederland is wel bekend met hem en zijn werk. Hij bezet een bijzondere plaats in het Nederlandse literaire veld, met een indrukwekkend oeuvre dat bestaat uit veel verschillende genres. Krols werk werd al meerdere keren geëerd, en ook 2005 lijkt een bijzonder jaar. Dit najaar zijn er maar liefst drie werken van hem verschenen: een dichtbundel, een roman en een boekje met aforismen. Redenen genoeg om af te reizen naar Drenthe.

~

Hoewel Krol zich bekwaamde in veel uiteenlopende genres – hij schreef poëzie, essays en romans – is het aforisme voor hem een geheel nieuwe vorm. In de Krolwijzer zijn 369 uitspraken, ideeën en gedachten van Krol opgenomen. Kenneth van Zijl, de samensteller van het boekje, koos deze uitspraken uit Krols gehele oeuvre. De schrijver zelf is erg enthousiast over de bundel.
“Ik was er direct voor te porren. Mijn werk is tamelijk filosofisch: ik laat me nog wel eens verleiden tot het poneren van een verleidelijke gedachte en dan moet het verhaal maar even stoppen. Van Zijl heeft deze gedachtes er keurig uitgehaald. Ik vond het heel boeiend om te zien wat hij had uitgekozen en ik herkende het eigenlijk ook allemaal.”

“Ik herlees mijn werk nogal eens, omdat ik houd van mijn werk. Het herlezen is een soort genoegen. Op een zondagochtend lees ik wat in mijn boeken en dan denk ik: dat heb ik toch maar geschreven. Er staan slimme gedachten en soms kan ik me op dit moment niet voorstellen dat ik deze gedachte opnieuw zo zou kunnen formuleren. Je schrijft alleen dat op wat goed is, wat verrast, wat boeit. Een fotograaf die vogels fotografeert, die schiet op het juiste moment, is op het juist moment paraat. Zo heb ik dat ook met mijn eigen geest. Als ik plotseling bevlogen word door een slim idee, staat het zo snel mogelijk en zo goed mogelijk op papier. Zo’n gedachte is soms kort en een paar uur later is het al vervlogen. Het is een soort alertheid, die ik alleen gezeten achter een stuk papier krijg, met de pen in de hand. Want mijn ervaring is dat ik met een pen in de hand scherper ben dan zonder.”

“Mijn criterium is: het moet een rationele bodem hebben. Ik word niet snel geactiveerd door gevoelens, maar wel door ideeën. Ik ben op jacht naar ideeën, zo zou je het kunnen zeggen. Mijn roman vorm ik eigenlijk om mijn ideeën heen. Ik schrijf een roman die bestaat uit ideeën en het verhaal spuit ik er later als een sausje overheen; en dat is om het wat leesbaarder te maken. Dit geldt vooral voor romans die ik schreef tot 20 jaar geleden. Nu worden ideeën ook wel opgehangen aan de levensloop van de hoofdpersoon. Een van mijn laatste romans, De vitalist (2000), is bijvoorbeeld een spannend boek, maar een verhaal wordt niet alleen spannend door ideeën. Dan heb je ook een verhaal nodig. En dat ontstaat misschien over een hele lange termijn, zonder pen in de hand, omdat je geïnteresseerd bent in de personen die je hebt beschreven.”

~

Terugkijkend op zijn oeuvre lijkt Krol redelijk tevreden, al is hij blij dat hij van zijn uitgever de kans krijgt om zijn boeken te herzien. Dit heeft hij met De laatste winter (1970) gedaan. Tegelijk met de dichtbundel en de Krolwijzer verschijnt ook Sofa aan zee, een herziene versie van De laatste winter. Krol herschrijft vooral om stilistische redenen, maar voelt zeker niet de behoefte om al zijn werk te herzien.
“Ik ben wel blij dat het allemaal geschreven is. Het is natuurlijk wel afzien. Ik moet er niet aan denken dat ik dat allemaal nog eens zou moeten schrijven, want soms schrijf ik maar twee regels per avond. Dan voel ik mij trouwens wel gelukkig; meestal heb ik raak geschoten. Ik vergelijk het toch altijd met een jager die op pad is om, zoals het dan gezegd wordt, een konijntje te verschalken. Als ik dan thuiskom en ik heb een mooie bladzijde geschreven of een gedicht, dan is mijn dag goed.

“Zo is mijn leven: ik ga elke dag op pad, hier in de kop. Ik ben alert op wat er om mee heen gebeurt, maar nog meer ben ik alert op wat er in míj gebeurt, in mijn hoofd. En dat heeft dezelfde eigenschap als geluk: dat je niet weet waar het is. Het is er opeens. Zo snel als een jager moet je zijn, je geweer pakken en met één schot raken. Ik was een keer met een jager op pad, die slechts één kogel in zijn grote geweer had. Ik uitte mijn verbazing erover. Hij weerlegde die verbazing door te zeggen: ‘Ik hoef ook maar een keer te schieten.’ Implicerend dat hij immers maar één schot nodig zou hebben. Aangekomen bij het beest zag ik dat hij in het hart had geschoten. Dat heb ik ook een beetje als ik schrijf: als ik het goede woord, dit woord, gebruik dan zal de omgeving zich daar naar voegen en dan is het een goed geheel, een goed gedicht, essay.”

Melodie

Zijn enige echt nieuwe werk dit najaar is de poëziebundel ’t Komt allemaal goed. In deze bundel staan zowel gedichten die twintig jaar geleden zijn geschreven, als gedichten die een half jaar oud zijn. Dat is misschien een van de verklaringen voor de grote verscheidenheid in onderwerpen en stijl in ’t Komt allemaal goed. Vaak ontstaan de dichtregels tussen het schrijven van een roman door. Krol vertelt hoe hij de dichtregels ‘herkent’:
“Als het gaat dansen of als het gaat swingen. Als ik een roman aan het schrijven ben en het krijgt een soort melodie, dan haal je het er uit en dan is het een gedicht. Dan leeft het niet verder voort in de vorm van een prozastukje. Het gedicht Weemoed bijvoorbeeld was een stukje proza in een column, dat niet alleen mij maar ook lezers deed vragen of het eigenlijk niet een gedicht is. Het heeft alle poëtische eigenschappen die een gedicht moet hebben, en zo is het in de bundel terechtgekomen. Maar ik ga er ook wel echt voor zitten om een gedicht te maken. Het laatste gedicht uit deze bundel, Ontvallen, daar heb ik drie dagen over gedaan en dat was een van de zeldzame keren dat ik bezig was met puur dichten.”

“De bundel is misschien minder experimenteel. Het is poëzie die te begrijpen valt. Ik vind het ook belangrijk om dichter bij de lezer te komen. Het is al moeilijk genoeg. Daarom vind ik het nodig dat het in de eerste aanleg makkelijk te lezen is. De tweede eis die ik aan een gedicht stel is dat er een soort raadsel is, waardoor je het nog eens wilt lezen. Dat geldt zeker voor Ontvallen, je komt er niet achter wat er gebeurt. Juist in mijn gedichten vind je onuitgesproken en raadselsachtige ideeën terug.”

Te weinig liefde

“Mijn vrouw las alle gedichten en zei: ‘Je schrijft niet over de liefde. Er moet meer in over de liefde en het moet vooraan staan.’ Met zo’n opdracht ben ik blij, en ik zei: ‘Dan zul je het lezen ook.’ Dat is het gedicht Geen señorita geworden. Het is waar, ik had het alleen nog nooit beschreven. Ik houd niet zo van ruwe taal, maar ‘blote kont’ is geaccepteerd als iets dat stevige taal is, en toch fatsoenlijk. Dat staat er dan in en daar kijk ik met genoegen naar. Er is zo’n coupletje: ‘een kont die je kent’, de klank daarvan is perfect. Ik durf het ook voor te lezen – en dat durf ik ook niet bij alles – en mijn vrouw was er tevreden mee.”

Geen señorita

Nee, ik moet geen señorita in mijn armen,
zo’n buitenlands mens.

Hotelregistratie met een vinkje bij señorita –
geen vinkje voor mij.

Want ik houd niet van mensen die ik niet ken.
Zo zal ik nooit naar de hoeren gaan.

Een bordeel – ik heb al moeite met een café.
Al die vreemde mensen daar die niet mijn type zijn.

Ik ken ze niet.
Ik ken alleen maar mensen die ik ken.

Ja, ik ben echt mensenschuw.

Daarentegen, niets is heerlijker dan

de blote kont van je vrouw,

de blote kont van je vrouw in je armen,
je eigen vrouw bijvoorbeeld,

een kont die je kent.

Niets is heerlijker voor een man
en voor een vrouw,

dan elkaars

kont te beminnen, ergens buiten,

op een zandweggetje of gewoon,
langs een vierbaansautoweg.

Recht op de P.C. Hooftprijs

Gerrit Krol mag zich dan enigszins verstopt hebben in de Drentse bossen, hij wordt niet overslagen als het om een landelijk eerbetoon of een nationale prijs gaat. Afgelopen jaar ontving hij een eredoctoraat van de Vrije Universiteit Amsterdam. Een andere grote onderscheiding kreeg hij in 2001: de P.C. Hooftprijs.
“De P.C. Hooftprijs betekende heel veel voor me. Verschillende Nederlandse schrijvers hebben aan het einde van hun loopbaan deze prijs voor ogen staan. Het is een soort doel, een prestatie, waar ze het onderling over hebben. Toen Willem Brakman de prijs kreeg, riep ik in het rond: ‘Ik krijg hem over 5 jaar.’ Het is een soort rivaliteit tussen de schrijvers. Toen ik de P.C. Hooftprijs kreeg, was ik natuurlijk erg blij. Als je tussen schrijvers en dichters leeft, praat je er veel over, dan is alles veel natuurlijker. Ik leef hier in een zelfverkozen isolement. Ik zie heel weinig dichters en schrijvers. Juist voor iemand die in zijn eentje werkt en publiceert is zo’n prijs een blijde gebeurtenis.”

“Ik vind mezelf natuurlijk wel zo goed. Je moet niet te bescheiden zijn, je moet niet zeggen: ‘ik neem wel genoegen met een Multatuliprijs’ – hoewel ik alle prijzen die ik gewonnen heb met plezier in ontvangst heb genomen, en ik heb zowat alle prijzen. Dat moet je fijn vinden om te kunnen zeggen. Dus ik ben niet bescheiden. Als ik wonend in Drenthe ook nog bescheiden zou zijn, zou er niet veel van me terechtkomen. Je moet een beetje een grote mond hebben soms.”

Gerrit Krol • Sofa aan zee • Uitgever: Querido • Prijs: € 14,50 • 91 bladzijden • ISBN 9021470330
Gerrit Krol • Krolwijzer. Aforismen • Uitgever: Querido • Prijs: € 14,95 • 112 bladzijden • ISBN 9021470314
Gerrit Krol • ’t Komt allemaal goed • Uitgever: Querido • Prijs: € 18,50 • 80 bladzijden • ISBN 9021470322

Muziek / Album

Madonna is Madonna is Madonna

recensie: Madonna - Confessions on a Dancefloor

Ik ben een Madonna-expert. Ik ben namelijk een meisje en ik ben in de twintig en sinds ik kon lopen is Madonna er al geweest. Eén van de eerste nummers waar ik op danste was Lucky Star, de eerste elpee die ik kreeg voor mijn verjaardag was Who’s that Girl, Like a Prayer was de eerste cd die ik kocht van mijn zelf gespaarde zakcentjes en ten tijde van Ray of Light liep ik rond met zwart geverfd Frozen-haar.

Nu is er dus Confessions on a Dancefloor, 22 jaar na haar titelloze debuutplaat. Er moet me van het hart dat ik de plaat vreselijk vond na de eerste draaironde. Cliché en helemaal glad geproduceerd, geen rauw randje te vinden. Ik vond de teksten ook al stom. If you don’t like my attitude, then you can F off, zingt ze in I Love New York. Wat beschaafd geformuleerd voor een dame die ooit I’m not your bitch, don’t hang your shit on me zong?

~

De plaat voelde als een saai, doorlopend verhaal. Zoveel van hetzelfde. Sampletje hier, filtertje daar, allemaal erg voorspelbaar. En alles zo aan elkaar gemixt. Belachelijk! I don’t like cities, but I like New York. Other places make me feel like a dork, zingt ze in het al eerder genoemde I Love New York. Zoals Madonna zelf in een interview met MTV beaamde is het waarschijnlijk het eerste popnummer ooit waarin het woord dork wordt gebruikt. Stom! Riep ik tegen mijn cd-speler.

Mans genoeg om mening te herzien

Maar ja, dacht ik, het is wel Madonna. Dus ik draaide de plaat nog eens, neuriede Hung Up op straat en poetste ‘s ochtends mijn tanden op de maat van Sorry (Iek bien droevik, zegt ze in de intro tijdens een opsomming van I’m sorry in allerlei talen. Ai, daar is iets misgegaan met de vertaalcomputer). En zo kwam het dat ik merkte dat mijn voet vanzelf meetapte op het ritme en ik ineens weer door de kamer danste. Hoe komt dat toch? Is het dat het Madonna is? Had ik iedere andere artiest met een soortgelijk album meteen neus-optrekkend in een hoek gesmeten?

Stuart Price is een held

Of is het Stuart Price? Ik denk dat de samenwerking met deze producer, bekend van onder andere zijn werk met Missy Elliot, een grote rol speelt voor de Queen of Pop. Het album klopt dit keer (in tegenstelling tot het vorige) wél en is aardig tongue-in-cheek. De nummers sluiten naadloos op elkaar aan, waardoor het soms zelfs lijkt alsof Madonna slechts een bijrol heeft in het geheel. Maar dat is niet erg; lang leve Price. De productie van de drums en beats op het album zijn de drijvende kracht en zorgen voor een sterke plaat.

Wall to wall

Confessions on a Dancefloor pretendeert niet meer te zijn dan een dansalbum. Dit in tegenstelling tot het vorige album, het in 2003 uitgekomen en met politieke statements overgoten American Life. Dit keer besloot Madonna een plaat uit te brengen waar gewoon op gedanst kan worden. Na het beluisteren van vele discoalbums ontstond het plan voor een wall to wall dance record. De thema’s op dit album zijn persoonlijker en gaan over haar leven nu. Af en toe een belerende toon (Future Lovers) en Isaac doet wat politiek getint aan, mede dankzij de Jemenitische zang), maar desondanks is het een dansplaat.

Curl up your hair!

Zoals de hoes al doet vermoeden is Confessions on a dancefloor hevig geïnspireerd door disco: The Bee Gees, Donna Summer en natuurlijk ABBA. Het moest een plaat worden waarop geen ballads geskipt hoeven te worden. En skippen hoeft ook niet. De plaat danst van begin tot eind. Daarbij liggen Oldfrapp’s zangkwaliteiten voor het eerst eens binnen haar bereik. Wel zo fijn: bij haar hierop volgende optredens hoeven we ons geen zorgen meer te maken over ons glazuur.

Eind goed…

Ik geef het toe, ook ik ben weer bevangen door de Madonna-hype. Ondertussen is I Like New York mijn lievelingsnummer en zet ik het album gewoon voor de lol op. Tja, ik ben dan ook een meisje. Officieel vind ik het nog steeds een stomme plaat, want het valt eigenlijk helemaal buiten mijn smaak. Maar oh, wat is het een fijn album! Zo ontzettend fijn.

Kunst / Expo binnenland

Wat is gewoon?

recensie: Ordinary

Voor de twaalfde keer organiseert World Press Photo haar jaarlijkse Joop Swart Masterclass waaraan twaalf jonge, getalenteerde internationale persfotografen deelnemen. De masterclass wordt begeleid door zeven prominenten uit het vak. De masterclass loopt van 5 t/m 10 november in Amsterdam en een selectie van de foto’s is van 11 november t/m 30 december te zien in Arti et Amicitiae in Amsterdam.

De masters en twaalf jonge persfotografen discussiëren tijdens de masterclass over de ethische en emotionele kanten van hun werk. Met als doel het bevorderen van het inzicht van aanstormend talent en het doorgeven van kennis en ervaring. De masters geven in de masterclassweek presentaties over hun ervaringen en praten over de ins en outs van de fotografie. De afgelopen jaren bleek dat deelnemers uitgroeiden tot de top van fotojournalisten.

Divers

(c)Lana Slezic, Canada, Afghan women
Lana Slezic, Canada, Afghan women

Uit meer dan honderdtien inzendingen werden achttien jonge fotografen genomineerd. Ze kregen de opdracht om een fotoserie te maken over het onderwerp ‘Ordinary’. De interpretatie van het thema varieert van fotograaf tot fotograaf. Aan de hand van de achttien portfolio’s werden uiteindelijk de twaalf participerende fotografen geselecteerd. Sommige deelnemers kiezen voor verrassende onderwerpen als ‘liften in wereldsteden’ en ‘psychologen in Argentinië’. Anderen zijn meer voorspelbaar. Denk aan thema’s als: vluchtelingen, immigranten en seksueel misbruik. En net zo groot is de diversiteit in stijl; rauw of zo strak dat het bijna geënsceneerd oogt; korrelige beelden of juist helder en scherp, zwartwit of full colour. Maar stuk voor stuk zijn het sprekende en sterke beelden. Vol contrast en kundig gebruik van licht en camerapositie.

Normaal leven

(c)Rena Effendi, Azerbaijan, Internally Displaced People
Rena Effendi, Azerbaijan, Internally Displaced People

De Deense Anna Kåri fotografeerde ontgoochelde, maar opstandig ogende ‘ordinary people’ bij de gedenkplaats van de bomaanslagen in de metro van Londen. Rena Effendi uit Azerbaijan maakte een diaserie Internally
Displaced People
. Ze laat ontroerende en schrijnende zwartwitbeelden zien van mensen uit haar thuisland die leven onder armoedige en onmenselijk omstandigheden. Het alledaagse leven van Afghaanse vrouwen werd op de gevoelige plaat vastgelegd door Lana Slezic. De vrouwen hebben sprekende gezichten vol verloren dromen, maar zitten nog vol kracht. Indruk maakt ook de serie van Alfredo D’Amato. Hij fotografeerde vluchtelingen die naar Italië kwamen om een normaal leven te kunnen leiden. De angst en onzekerheid is van de gezichten af te lezen. Boven de portretten hangen foto’s van de plaats waar ze aan land kwamen.

Verloren onschuld

‘Wat is normaal’ vraag je je af bij het zien van deze fotoseries. Is het normaal dat één op de duizend Argentijnen naar een psycholoog gaat? Is het normaal dat één op de vier Spanjolen mishandeld is? Ik denk het niet. Wie beslist eigenlijk wat ‘normaal’ is? De foto’s brengen kwesties aan het licht waarover de kijker zelf zijn of haar oordeel mag vellen. Waarom zijn deze beelden – of de meeste ervan – zo ingeburgerd in onze huidige samenleving? De onschuld lijkt al lang geleden verloren te zijn. Gelukkig laten de foto’s van de Joop Swart Masterclass ons niet koud. Ze ontroeren, shockeren of worden gewoon esthetisch mooi gevonden. Eigenlijk is dat laatste ook niet eens zo gewoon; er worden immers genoeg slechte foto’s gemaakt. Maar die zitten er in deze tentoonstelling niet tussen.

Kunst / Expo binnenland

Fysieke betrokkenheid zet je aan het denken

recensie: Olafur Eliasson - Notion Motion

De Deense kunstenaar Olafur Eliasson heeft in de afgelopen tien jaar een bijzonder oeuvre opgebouwd. De meeste mensen zullen hem kennen van zijn Weather Project, de gele ‘zon’ die in 2003 te zien was in Tate Modern in London. Veel van Eliassons werk gaat over natuurlijke verschijnselen zoals regenbogen, zonsondergangen, watervallen, ‘geurmuren’, mist en lichtbundels. Speciaal voor de drie grootste tentoonstellingszalen van Museum Boijmans Van Beuningen heeft hij een project ontwikkeld waarin de visualisering van lichtgolven centraal staat.

Wheather report, in Tate Gallery (London, 2003)
Wheather report, in Tate Gallery (London, 2003)

Olafur Eliasson is geboren in Kopenhagen in 1967 en heeft er van 1989 tot 1995 op de Royal Academy of Arts gestudeerd. Hij heeft ondermeer deelgenomen aan tentoonstellingen in het Guggenheim Museum in New York en het Museum of Contemporary Art in Los Angeles. Voor al zijn werk gebruikt Olafur Eliasson grootheden en elementen die aan het weer gerelateerd zijn: water, licht, temperatuur en druk. Met zijn installaties creëert hij de illusie van natuurlijke verschijnselen in bebouwde omgevingen – zoals een straat of een kunstgalerie. Hiermee zet hij de bezoeker aan het denken over de betekenis en perceptie van de visuele omgeving en wil vragen oproepen als ‘Wat is mijn rol in deze omgeving?’, ‘Wat voor invloed heb ik op de omgeving?’ en ‘Hoe kan ik de omgeving beïnvloeden?’ Volgens Olafur Eliasson is verandering mogelijk door constant vragen te stellen. Eliassons werk getuigt van een kritische blik ten opzichte van de hedendaagse consumptiemaatschappij waarin iedereen maar klakkeloos consumeert wat hem voorgeschoteld wordt. Momenteel woont en werkt Olafur Eliasson in Berlijn.

Kubisme

Eliasson probeert met zijn werk de bezoeker bewust te maken van diens perceptie, een motief dat afkomstig is uit het kubisme. Kubisten begonnen al rond 1910 met het ontwikkelen van een andere kijk op kunst. De beleving en de relatie tussen de kijker en het schilderij stond hierbij centraal. Schilderijen verbeeldden niet langer statische stillevens of romantische landschappen, maar tijd en ruimte werden op een nieuwe manier onderzocht en vormgegeven. Door objecten van verschillende standpunten gefragmenteerd weer te geven, leek het alsof een object of beweging driedimensionaal vastgelegd kon worden op het platte, witte doek. Hierdoor wordt de toeschouwer geconfronteerd met tijd en ruimte.

Licht en water

De drie installaties in Museum Boijmans Van Beuningen zijn groots en indrukwekkend, maar tegelijkertijd van een geruststellende eenvoud. Door met een lichtbundel op water te schijnen, worden trillingen van het wateroppervlak op de wanden geprojecteerd. Kleine rimpelingen zijn van grote invloed op de wandprojecties. Langs de bakken met water fungeren houten planken als looproute door de gehele tentoonstelling.

~

Bij de eerste bak met water tref ik een vrouw aan met twee kinderen. De vrouw ligt op de houten planken aandachtig te kijken naar de lichtgolven die op de wand worden geprojecteerd. Terwijl haar kinderen een beetje verveeld met hun vingers in het water zitten te spelen, kijkt ze naar de projecties alsof er elk moment iets spectaculairs staat te gebeuren. Boven de waterbak hangt een spons die met een touw in verbinding staat met een soort klok aan de wand. Na enkele minuten wachten, waarin ik mezelf als rationeel mens afvraag wat de bedoeling van het geheel is, maken de kinderen een enthousiast geluid; de spons valt in het water waardoor het hele wateroppervlak in beweging komt en de reflecties op de muur bewegen als op hol geslagen hartslagen. Ik heb nooit geweten dat zoiets simpels als bewegende lichtgolven zo mooi kan zijn.
Nieuwsgierig gemaakt door een hard piepend geluid loop ik verder naar de volgende bak met water. Er staat een aantal volwassen mensen op planken te springen waardoor die wat omhoog komen van het vloerniveau. Telkens als iemand op een plank gaat staan, kijkt de rest wat er met de lichtgolven gebeurt, in de hoop dat er een zichtbare verandering optreedt. Pas als ze met zijn vieren als een stel kleine kinderen springen, zien we de lichtgolven reageren. Tevreden lopen de mensen weer verder.

Aanrader

~

Veel van Olafur Eliassons installaties zijn gebaseerd op de vraag waar we in de samenleving nog onze zintuigen gebruiken om onze omgeving te definiëren. Doordat er een directe relatie ontstaat tussen de bezoeker en zijn omgeving, raakt het individu zich bewust van de mogelijkheden om zelf in te grijpen. Wat dat betreft, zijn de waterinstallaties in het Museum Boijmans Van Beuningen zeker geslaagd. Bezoekers vragen zich af waar de enorme installaties voor zijn bedoeld en worden geprikkeld om zelf op onderzoek uit te gaan. Ze worden nieuwsgierig naar de invloed die zij hebben op de lichtprojecties door het beïnvloeden van het wateroppervlak. Notion Motion is een tentoonstelling die je aan het denken zet. Op het eerste gezicht ziet het er een beetje rommelig uit, maar dat verdwijnt snel door de uitdaging betrokken te raken bij de objecten. Een echte aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de moderne kunst.

Notion Motion is nog tot en met 8 januari 2006 te zien in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.

Muziek / Album

tegenvallende herkenning

recensie: Múm - Yesterday was dramatic, today is ok

Soms is het vreemd om ouder werk te horen van een artiest die je al goed kent. De muzikanten in kwestie kunnen inmiddels drastisch anders klinken, of verraden dat ze zichzelf herhalen. Het debuutalbum Yesterday was dramatic, today is ok van het IJslandse collectief Múm is een mooi voorbeeld van hoe het hoort: een natuurlijke ontwikkeling. Dat die in een paar jaar tijd enorm is geweest, maakt van het album een interessant, maar teleurstellend luisterobject.

~

De begaafde multi-instrumentalisten begonnen in 1998 naar eigen zeggen maar een bandje omdat ze niet wisten wat ze anders met hun leven aanmoesten. Een jaar later kwamen ze met een album op de proppen, dat in 2000 internationaal werd uitgebracht. Met lovende recensies brak de band al gauw door buiten de grenzen van het dunbevolkte IJsland – vooral in Engeland. Inmiddels wordt de groep in de hele wereld door publiek en critici omarmd. Hoewel het album nooit bijzonder moeilijk te verkrijgen was, is hij vanaf nu overal in heruitgave beschikbaar en bovendien remastered (het verschil is niet te merken).

Inferieur

De enthousiaste ontvangst destijds was terecht: het is een bijzonder album. Múm creëerde een verbazingwekkend vloeiend geheel van electronische en organische klanken. Het gevarieerde instrumentarium komt zo natuurlijk over, dat je het verschil vaak niet eens merkt. Allerlei samples, synthesizers en computerbeats gaan gepaard met strijkers, blazers, gitaar, enzovoorts. De bijna geheel instrumentale muziek ligt bovendien prettig in het gehoor: het zijn vloeiende, soms vrolijke nummers met een luistervriendelijk tempo. Yesterday was dramatic heeft veel van de kenmerken van de latere albums, maar is in vergelijking daarmee inferieur.

Zang

Múm heeft in de paar jaar na Yesterday was dramatic zoals gezegd een enorme ontwikkeling ondergaan. Opvolger Finally we are no one (2002) bevatte veel van de elementen van de eersteling, maar ditmaal wist de band ze uit te bouwen tot wonderbaarlijke composities, die beter ontwikkeld en beter geproduceerd zijn. De muziek ademt een duidelijkere sfeer uit, die met Summer make good (2004) overtroffen werd: hier is de muziek ronduit meeslepend. Bovendien zingen/neurieën Kristín Anna en Gyða Valtýsdóttir betoverend mooi, wat nu een onmiskenbare schakel van de muziek is geworden. De zo karakteristieke zang van de zusjes (destijds beide 18 jaar oud) is op Yesterday was dramatic bijna geheel afwezig. We horen het alleen, in minder ontwikkelde vorm, in The Ballad of the broken birdie records en (sporadisch) in There is a number of small things.

Kop en staart

De nummers van het debuut hebben nauwelijks structuur (alleen Awake on a train is fraai opgebouwd). De muziek van de latere albums heeft ook geen kop en staart, maar blijft wèl in je hoofd hangen: het is muziek die secuur opgebouwd is maar klinkt alsof er flarden van voorbij komen en weer gaan. Yesterday was dramatic heeft die kwaliteit niet: de nummers zijn moeilijk te onderscheiden en hoe knap de muziek ook gecomponeerd is, ze laat geen blijvende indruk achter.

Theater / Achtergrond
special: Vier pittige stellingen voor drie theatergroepen

Geen jongerentheater, wel jongeren in het theater

Het museum zijn ze niet in te slaan, de publieke omroep is ze kwijt en naar een Nederlandse film gaan ze alleen mits die goed is gevuld met soapies. Jongeren zijn hot, maar onbereikbaar. Hoe zit het met toneel? Is theater aantrekkelijk voor de generatie ‘jong en rusteloos’? Het woord is aan drie vrouwen: artistiek leider/regisseur Marjorie Boston (40) van theatergroep Made in da Shade, artistiek leider/regisseur Daniëlle Wagenaar (36) van Het Syndicaat en Muriël Besemer (30) die voor Huis aan de Amstel kunsteducatie voor scholen ontwikkelt.

Hoe zit het met toneel? Is theater aantrekkelijk voor de generatie ‘jong en rusteloos’? Het woord is aan drie vrouwen: artistiek leider/regisseur Marjorie Boston (40) van theatergroep Made in da Shade, artistiek leider/regisseur Daniëlle Wagenaar (36) van Het Syndicaat en Muriël Besemer (30) die voor Huis aan de Amstel kunsteducatie voor scholen ontwikkelt.

Kings, Made in da Shade
Kings, Made in da Shade

Marjorie Bostons Made in da Shade is ontstaan vanuit de hiphopscene waarin ze verkeerde en Daniëlle Wagenaar kwam met Het Syndicaat toevallig uit bij jongeren als publiek: “Die denken toch als volwassenen”. Muriël Besemer volgde zelf als jonge fan van het eerste uur de verrichtingen van Huis aan de Amstel. Het gezelschap richtte zich eerst op kinderen, de jongeren kwamen er later bij. Eigenlijk vindt Bezemer ‘jongerentheater’ een “verwarrende rotterm”. “Jongeren hebben helemaal geen zin om naar jongerentheater te gaan. Huis aan de Amstel maakt bovendien theater met zoveel lagen, dat het voor iedereen aantrekkelijk is.” De groep maakt hun voorstellingen wel specifiek vanuit het oogpunt van een jong iemand: “Hamlet? Dat is een kind die gevangen zit tussen de shit van zijn ouders.”

Boston combineert straattaal met theatertaal. “De thema’s voor ons zijn de issues van de straat. Je identiteit en hoe je daarmee moet dealen. Een doelgroep hebben we niet – we willen iets zeggen over het nu. Via theater, maar ook via filmbeelden én met muziek; de DJ is bij ons acteur.” Het publiek is sterk gemêleerd. “Theater is een ervaring, live en direct. Jong, oud, kunstenaars of mensen uit de clubscene – allemaal herkennen ze wat in onze voorstellingen. Haakt er één af, dan gaat de ander door.”

Showroom Survival, Het Syndicaat. Foto: Sanne Peper
Showroom Survival, Het Syndicaat. Foto: Sanne Peper

Voor Daniëlle Wagenaar is het belangrijk dat ze met Het Syndicaat alleen dat maakt wat ze echt wil. Theater over grote thema’s als het individu tegenover de samenleving. De voorstellingen passen niet binnen “de krokettenlucht van de schoolkantine”, maar het is leuk als er ook jongeren komen kijken. “Aan jongeren merk je meteen wat ze er van vinden. Maar de ene jongere is de andere niet hoor. Ik maak gewoon iets en ik hoef ze ook niet allemaal te bereiken.”

Theater met lagen, de DJ als acteur en voorstellingen zonder krokettenlucht… tijd voor een rondje ‘wat is waar’, aan de hand van de volgende stellingen.

Jongeren krijg je niet zomaar naar het theater; je moet ze verleiden

Een flyer in de bus is niet genoeg beaamt Het Syndicaat, want het aanbod is enorm. Wagenaar gaat daarom voor het creëren van een bepaalde sfeer in het theater. “Je moet dingen naast je voorstelling doen. Soms maken we een tentoonstelling rond het thema of geven we masterclasses voorafgaand aan het stuk.”

Kings, Made in da Shade
Kings, Made in da Shade

Geef ze een reden om te komen, want theater als medium is achterhaald; als jongeren niks vinden waar ze mee kunnen relaten, dan bloedt je dood als groep – zegt Marjorie Boston. Dus kiest Made in da Shade ervoor om jongeren hun eigen verhalen te laten zien; het verhaal van de straat. Zo ook in hun nieuwste voorstelling Kings, waarin een – waargebeurd – gewelddadig conflict tussen jongeren in een Franse buitenwijk centraal staat.

En Huis aan de Amstel? Muriël Besemer zoekt in haar werk op scholen altijd naar verbanden tussen verschillende kunstvormen. Video’s, foto’s, krantenberichten of films – alles heeft een link met elkaar. “Ik denk altijd, die grote jassen waarachter jongeren zich verstoppen – daarachter zitten de wereldverbeteraars, de mensen met een eigen geest. Díe jongeren wil ik aanspreken.”

Een goed verhaal is van alle tijden

Daar zijn de dames het over eens. Maar wat maakt iets tot een goed verhaal? Made in da Shade vindt zijn eigen klassiekers uit en plaatst de mythes van vandaag op het podium. Boston: “De grote onderwerpen als liefde, vriendschap en identiteit zullen altijd blijven. Maar de context verandert en daar moet je in meegaan. Zo’n nieuwe overlevering is bijvoorbeeld onze voorstelling Scarfaced dat het verhaal van gangsterbaas Tony Montana vertelt, die zit heel dicht bij een klassieke figuur als Richard III.”

Tot jij mij ziet, Huis aan de Amstel. Foto: Sanne Peper
Tot jij mij ziet, Huis aan de Amstel. Foto: Sanne Peper

Besemer denkt dat een verhaal tijdloos wordt als het mogelijkheden biedt tot verschillende interpretaties. Alle grote filosofen hebben zich over de broedermoord van de bijbelse Kaïn en Abel gebogen, maar met Tot jij mij ziet komt Huis aan de Amstel met een eigen, herkenbare versie. Zo blijft het oude verhaal actueel en intrigerend, voor welke publieksgroep dan ook.

Jong zijn is een ‘state of mind’

Jonge mensen die oud zijn, of oude mensen die juist jong zijn; Muriël Besemer komt ze wel tegen. “Ik voel me vaak meer verbonden met een veertienjarige dan met een veertigjarige. Het is de leeftijd dat je voor het eerst eigen inzichten krijgt maar niet de waarheid denkt te weten. Ze eisen ook van jou als docent dat je je kwetsbaar opstelt, dat je jezelf weer dingen gaat afvragen.”

Ook Wagenaar probeert bij Het Syndicaat jong te blijven denken. “Weet je wat het is met ouder worden? Je blijft hangen in je eigen gedachten. Door dat naar binnen keren wordt je wereld steeds kleiner. Jong zijn is dat je goed naar buiten blijft kijken… Showroom Survival speelde laatst in Wageningen voor alleen maar grijze kapsels, maar die vermaakten zich opperbest.”

CKV, wat moet je ermee – houd het onderwijs uit het theater

Cultureel Kunstzinnige Vorming: het paradepaardje van het studiehuis is een veelbesproken schoolvak de laatste jaren. Hoe kritisch staan de theatermakers tegenover het CKV-onderwijs?

Aan de overkant, Huis aan de Amstel. Foto: Sanne Peper
Aan de overkant, Huis aan de Amstel. Foto: Sanne Peper

Volgens Daniëlle Wagenaar ligt het probleem bij de leraren, die niet zijn opgeleid om hun leerlingen voor kunst te interesseren; zij hebben geen idee wat ze met het vak aan moeten. Het is aan de theatergroepen om het gat te dichten.”Het Syndicaat heeft contact met een aantal scholen die we laten zien wat we doen. Maar wij spelen niet voor het VMBO. Het is niet mijn taak om jongeren op te voeden in het leren kijken. Ik wil graag mensen spreken die wíllen kijken.”

Besemer denkt dat de makke van het vak CKV ligt bij het gebrek aan een rode lijn voor de leerlingen. “Ze mogen zelf gaan kijken naar wat ze willen, maar tot die keuze zijn ze helemaal niet in staat, en dan wordt het een verplichting. Je moet ook mee naar je oma op je achtste, maar dat zou je op je zestiende niet meer moeten hoeven zeggen…”

De school moet naar het theater, vindt Marjorie Boston, en niet andersom. “Als er nu niets verandert, krijgen bedrijven later alleen maar intellectuele employees… Als mensen niet leren om creatief te zijn, dan heeft dat uiteindelijk zelfs z’n weerslag op de economie.”

Wil je je hart ophalen bij meer theater (ook) voor jongeren? Van 26 november t/m 3 december vindt in Groningen het Jonge Harten Festival plaats.

Made in da Shade speelt nog tot en met 27 januari 2006 de voorstelling Kings. Kijk hier voor meer informatie.

Voor informatie over het Syndicaat klik je hier. De voorstelling Showroom Survival (in samenwerking met Boogaerdt/VanderSchoot) is nog te zien tot en met 23 december 2005.

Huis aan de Amstel speelt tot en met 18 december 2005 de voorstelling Aan de overkant.

 

Theater / Voorstelling

Een nieuwe ‘Ik’

recensie: Liegt (Eric van Sauers)

“Ik heb een nieuwe Ik. Dus als u bent gekomen voor de Eric van Sauers zoals u die kende uit mijn vorige shows, moet ik u helaas teleurstellen.” Zo begint Eric van Sauers zijn vierde programma Liegt, waarmee hij doet voorkomen dat hij niet meer de man is die grof uit de hoek kan komen en vrouwonvriendelijke grappen maakt. Nederland werd het laatste jaar overspoeld door allerlei gebeurtenissen die een stempel hebben gedrukt op de maatschappij. “Kan en mag ik mezelf nog wel zijn?”, vroeg Van Sauers zich af. Het wordt niet hardop gezegd, maar het is duidelijk dat de cabaretier onder meer doelt op de moord op filmmaker Theo van Gogh, die een goede vriend was van Van Sauers.

~

Misschien ook wel vanwege zijn nieuwe Ik, en zijn nieuwe focus op maatschappelijk engagement, werd hij onlangs onderscheiden met de prijs Neerlands Hoop, een cabaretprijs bedoeld voor de cabaretier met het opvallendste programma en/of een opvallende ontwikkeling. Het juryrapport meldt dat Liegt een fascinerend vervreemdende vorm krijgt, waardoor het publiek moeilijk weet wat ze aanmoeten met die lieve man die de meest vreselijke dingen zegt, en van wie je weet dat hij liegt.

Oude, vertrouwde grappen

De cabaretier, inmiddels de veertig gepasseerd, heeft volgens eigen zeggen meer respect gekregen voor mannen met baarden, vrouwen in burka’s en eten uit andere culturen, een uitspraak waarin een cynische ondertoon is te horen. Daarom is het niet verwonderlijk dat tussen de bedrijven door de oude, vertrouwde Van Sauers regelmatig naar voren komt. Maar toch, zijn nieuwe Ik loopt op feestjes niet meer naar een dikke vrouw om te zeggen dat het ondanks haar aanwezigheid nog steeds niet gezellig is. En als hij op straat een vrouw in een burka ziet die tussen haar fietsketting komt, dan helpt hij haar. Tot het moment dat hij aan de overkant van de straat twee imams ziet. “Dan trap ik haar nog even een paar keer in het gezicht, want anders zou ze misschien wel eens slachtoffer kunnen worden van eerwraak. Zo is mijn nieuwe Ik: lief, begrijpend en denkend aan anderen.” Hij zegt het zo serieus dat je het bijna zou geloven.

Eerlijk

Aan het begin van de show vertelt Van Sauers dat hij twee keer zal liegen. Het is moeilijk te raden wanneer die momenten zijn. Want hoewel je weet dat je vaak om de tuin wordt geleid, komt hij toch betrouwbaar en eerlijk over. Eigenlijk is het ook helemaal niet van belang om te weten of en wanneer hij leugens vertelt. Net als in zijn vorige shows maakt hij harde en politiek incorrecte grappen. Maar Liegt is vooral een analyse van hoe hij in het leven staat. Een analyse die veel mensen zullen herkennen, juist omdat er het afgelopen jaar zoveel is gebeurd in Nederland.

Ondanks het feit dat je als publiek het idee hebt dat hij je een paar keer dicht bij zichzelf laat komen, weet je ergens dat dat niet zo is. En dat is misschien maar beter ook. Want hoewel zijn nieuwe Ik geen stap achteruit is, blijft het toch prettig om te weten dat Van Sauers gewoon zichzelf is gebleven.

Eric van Sauers toert nog tot en met 1 juni 2006 door het land met zijn programma Liegt. De actuele speellijst vind je hier.