Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Gerrit Krol

‘Je moet soms een beetje een grote mond hebben’

“Waar moeten jullie zijn in Oudemolen?” vraagt de taxichauffeur na een rit over slingerende bomenlaantjes. Ik noem het adres. Langzaam rijden we verder, de huisnummers aftellend. Als we stoppen bij het bewuste adres, het huis van Gerrit Krol, roept de chauffeur uit: “O, je moet bij de schrijver wezen! Had dat dan meteen gezegd!” Binnen vertelt Krol ons dat hem dat zelf ook eens is overkomen. Terwijl hij met de taxi naar zijn huis werd gereden, vertelde de chauffeur dat in het huis waar Krol naartoe ging vroeger een schrijver woonde, maar dat deze nu in het buitenland zat. Die schrijver was Krol zelf.

Gerrit Krol (1934) mag befaamd zijn in Assen en omstreken, ook een groot gedeelte van de rest van Nederland is wel bekend met hem en zijn werk. Hij bezet een bijzondere plaats in het Nederlandse literaire veld, met een indrukwekkend oeuvre dat bestaat uit veel verschillende genres. Krols werk werd al meerdere keren geëerd, en ook 2005 lijkt een bijzonder jaar. Dit najaar zijn er maar liefst drie werken van hem verschenen: een dichtbundel, een roman en een boekje met aforismen. Redenen genoeg om af te reizen naar Drenthe.

~

Hoewel Krol zich bekwaamde in veel uiteenlopende genres – hij schreef poëzie, essays en romans – is het aforisme voor hem een geheel nieuwe vorm. In de Krolwijzer zijn 369 uitspraken, ideeën en gedachten van Krol opgenomen. Kenneth van Zijl, de samensteller van het boekje, koos deze uitspraken uit Krols gehele oeuvre. De schrijver zelf is erg enthousiast over de bundel.
“Ik was er direct voor te porren. Mijn werk is tamelijk filosofisch: ik laat me nog wel eens verleiden tot het poneren van een verleidelijke gedachte en dan moet het verhaal maar even stoppen. Van Zijl heeft deze gedachtes er keurig uitgehaald. Ik vond het heel boeiend om te zien wat hij had uitgekozen en ik herkende het eigenlijk ook allemaal.”

“Ik herlees mijn werk nogal eens, omdat ik houd van mijn werk. Het herlezen is een soort genoegen. Op een zondagochtend lees ik wat in mijn boeken en dan denk ik: dat heb ik toch maar geschreven. Er staan slimme gedachten en soms kan ik me op dit moment niet voorstellen dat ik deze gedachte opnieuw zo zou kunnen formuleren. Je schrijft alleen dat op wat goed is, wat verrast, wat boeit. Een fotograaf die vogels fotografeert, die schiet op het juiste moment, is op het juist moment paraat. Zo heb ik dat ook met mijn eigen geest. Als ik plotseling bevlogen word door een slim idee, staat het zo snel mogelijk en zo goed mogelijk op papier. Zo’n gedachte is soms kort en een paar uur later is het al vervlogen. Het is een soort alertheid, die ik alleen gezeten achter een stuk papier krijg, met de pen in de hand. Want mijn ervaring is dat ik met een pen in de hand scherper ben dan zonder.”

“Mijn criterium is: het moet een rationele bodem hebben. Ik word niet snel geactiveerd door gevoelens, maar wel door ideeën. Ik ben op jacht naar ideeën, zo zou je het kunnen zeggen. Mijn roman vorm ik eigenlijk om mijn ideeën heen. Ik schrijf een roman die bestaat uit ideeën en het verhaal spuit ik er later als een sausje overheen; en dat is om het wat leesbaarder te maken. Dit geldt vooral voor romans die ik schreef tot 20 jaar geleden. Nu worden ideeën ook wel opgehangen aan de levensloop van de hoofdpersoon. Een van mijn laatste romans, De vitalist (2000), is bijvoorbeeld een spannend boek, maar een verhaal wordt niet alleen spannend door ideeën. Dan heb je ook een verhaal nodig. En dat ontstaat misschien over een hele lange termijn, zonder pen in de hand, omdat je geïnteresseerd bent in de personen die je hebt beschreven.”

~

Terugkijkend op zijn oeuvre lijkt Krol redelijk tevreden, al is hij blij dat hij van zijn uitgever de kans krijgt om zijn boeken te herzien. Dit heeft hij met De laatste winter (1970) gedaan. Tegelijk met de dichtbundel en de Krolwijzer verschijnt ook Sofa aan zee, een herziene versie van De laatste winter. Krol herschrijft vooral om stilistische redenen, maar voelt zeker niet de behoefte om al zijn werk te herzien.
“Ik ben wel blij dat het allemaal geschreven is. Het is natuurlijk wel afzien. Ik moet er niet aan denken dat ik dat allemaal nog eens zou moeten schrijven, want soms schrijf ik maar twee regels per avond. Dan voel ik mij trouwens wel gelukkig; meestal heb ik raak geschoten. Ik vergelijk het toch altijd met een jager die op pad is om, zoals het dan gezegd wordt, een konijntje te verschalken. Als ik dan thuiskom en ik heb een mooie bladzijde geschreven of een gedicht, dan is mijn dag goed.

“Zo is mijn leven: ik ga elke dag op pad, hier in de kop. Ik ben alert op wat er om mee heen gebeurt, maar nog meer ben ik alert op wat er in míj gebeurt, in mijn hoofd. En dat heeft dezelfde eigenschap als geluk: dat je niet weet waar het is. Het is er opeens. Zo snel als een jager moet je zijn, je geweer pakken en met één schot raken. Ik was een keer met een jager op pad, die slechts één kogel in zijn grote geweer had. Ik uitte mijn verbazing erover. Hij weerlegde die verbazing door te zeggen: ‘Ik hoef ook maar een keer te schieten.’ Implicerend dat hij immers maar één schot nodig zou hebben. Aangekomen bij het beest zag ik dat hij in het hart had geschoten. Dat heb ik ook een beetje als ik schrijf: als ik het goede woord, dit woord, gebruik dan zal de omgeving zich daar naar voegen en dan is het een goed geheel, een goed gedicht, essay.”

Melodie

Zijn enige echt nieuwe werk dit najaar is de poëziebundel ’t Komt allemaal goed. In deze bundel staan zowel gedichten die twintig jaar geleden zijn geschreven, als gedichten die een half jaar oud zijn. Dat is misschien een van de verklaringen voor de grote verscheidenheid in onderwerpen en stijl in ’t Komt allemaal goed. Vaak ontstaan de dichtregels tussen het schrijven van een roman door. Krol vertelt hoe hij de dichtregels ‘herkent’:
“Als het gaat dansen of als het gaat swingen. Als ik een roman aan het schrijven ben en het krijgt een soort melodie, dan haal je het er uit en dan is het een gedicht. Dan leeft het niet verder voort in de vorm van een prozastukje. Het gedicht Weemoed bijvoorbeeld was een stukje proza in een column, dat niet alleen mij maar ook lezers deed vragen of het eigenlijk niet een gedicht is. Het heeft alle poëtische eigenschappen die een gedicht moet hebben, en zo is het in de bundel terechtgekomen. Maar ik ga er ook wel echt voor zitten om een gedicht te maken. Het laatste gedicht uit deze bundel, Ontvallen, daar heb ik drie dagen over gedaan en dat was een van de zeldzame keren dat ik bezig was met puur dichten.”

“De bundel is misschien minder experimenteel. Het is poëzie die te begrijpen valt. Ik vind het ook belangrijk om dichter bij de lezer te komen. Het is al moeilijk genoeg. Daarom vind ik het nodig dat het in de eerste aanleg makkelijk te lezen is. De tweede eis die ik aan een gedicht stel is dat er een soort raadsel is, waardoor je het nog eens wilt lezen. Dat geldt zeker voor Ontvallen, je komt er niet achter wat er gebeurt. Juist in mijn gedichten vind je onuitgesproken en raadselsachtige ideeën terug.”

Te weinig liefde

“Mijn vrouw las alle gedichten en zei: ‘Je schrijft niet over de liefde. Er moet meer in over de liefde en het moet vooraan staan.’ Met zo’n opdracht ben ik blij, en ik zei: ‘Dan zul je het lezen ook.’ Dat is het gedicht Geen señorita geworden. Het is waar, ik had het alleen nog nooit beschreven. Ik houd niet zo van ruwe taal, maar ‘blote kont’ is geaccepteerd als iets dat stevige taal is, en toch fatsoenlijk. Dat staat er dan in en daar kijk ik met genoegen naar. Er is zo’n coupletje: ‘een kont die je kent’, de klank daarvan is perfect. Ik durf het ook voor te lezen – en dat durf ik ook niet bij alles – en mijn vrouw was er tevreden mee.”

Geen señorita

Nee, ik moet geen señorita in mijn armen,
zo’n buitenlands mens.

Hotelregistratie met een vinkje bij señorita –
geen vinkje voor mij.

Want ik houd niet van mensen die ik niet ken.
Zo zal ik nooit naar de hoeren gaan.

Een bordeel – ik heb al moeite met een café.
Al die vreemde mensen daar die niet mijn type zijn.

Ik ken ze niet.
Ik ken alleen maar mensen die ik ken.

Ja, ik ben echt mensenschuw.

Daarentegen, niets is heerlijker dan

de blote kont van je vrouw,

de blote kont van je vrouw in je armen,
je eigen vrouw bijvoorbeeld,

een kont die je kent.

Niets is heerlijker voor een man
en voor een vrouw,

dan elkaars

kont te beminnen, ergens buiten,

op een zandweggetje of gewoon,
langs een vierbaansautoweg.

Recht op de P.C. Hooftprijs

Gerrit Krol mag zich dan enigszins verstopt hebben in de Drentse bossen, hij wordt niet overslagen als het om een landelijk eerbetoon of een nationale prijs gaat. Afgelopen jaar ontving hij een eredoctoraat van de Vrije Universiteit Amsterdam. Een andere grote onderscheiding kreeg hij in 2001: de P.C. Hooftprijs.
“De P.C. Hooftprijs betekende heel veel voor me. Verschillende Nederlandse schrijvers hebben aan het einde van hun loopbaan deze prijs voor ogen staan. Het is een soort doel, een prestatie, waar ze het onderling over hebben. Toen Willem Brakman de prijs kreeg, riep ik in het rond: ‘Ik krijg hem over 5 jaar.’ Het is een soort rivaliteit tussen de schrijvers. Toen ik de P.C. Hooftprijs kreeg, was ik natuurlijk erg blij. Als je tussen schrijvers en dichters leeft, praat je er veel over, dan is alles veel natuurlijker. Ik leef hier in een zelfverkozen isolement. Ik zie heel weinig dichters en schrijvers. Juist voor iemand die in zijn eentje werkt en publiceert is zo’n prijs een blijde gebeurtenis.”

“Ik vind mezelf natuurlijk wel zo goed. Je moet niet te bescheiden zijn, je moet niet zeggen: ‘ik neem wel genoegen met een Multatuliprijs’ – hoewel ik alle prijzen die ik gewonnen heb met plezier in ontvangst heb genomen, en ik heb zowat alle prijzen. Dat moet je fijn vinden om te kunnen zeggen. Dus ik ben niet bescheiden. Als ik wonend in Drenthe ook nog bescheiden zou zijn, zou er niet veel van me terechtkomen. Je moet een beetje een grote mond hebben soms.”

Gerrit Krol • Sofa aan zee • Uitgever: Querido • Prijs: € 14,50 • 91 bladzijden • ISBN 9021470330
Gerrit Krol • Krolwijzer. Aforismen • Uitgever: Querido • Prijs: € 14,95 • 112 bladzijden • ISBN 9021470314
Gerrit Krol • ’t Komt allemaal goed • Uitgever: Querido • Prijs: € 18,50 • 80 bladzijden • ISBN 9021470322