Theater / Voorstelling

Een nieuw begin in een mooi jasje

recensie: Perfect Wedding (Toneelgroep Amsterdam)

.

~

Twee families ontmoeten elkaar in opgetogen stemming om de bruiloft van Meridee en Amadou te vieren. Maar al snel rijzen er vragen en conflicten die een feestelijk samenzijn onmogelijk maken. Want wat is liefde eigenlijk? Wat is verliefdheid? Wat is trouw? Wat is trouwen en welke vorm zou een bruiloft kunnen hebben?

Open

In de vorige drie delen van deze huwelijkscyclus plaatste scenograaf Versweyveld steeds de begrensde vorm van een huis op het podium. Deze keer is de speelruimte leeg en open gelaten en is er enkel een groot ovaal wit tapijt midden in de zaal gelegd. Een flink aantal stoelen werd verwijderd, en het publiek neemt plaats op de overgebleven zitplaatsen en de balkons rondom. De acteurs gaan op en af door de zaalingangen. Er zijn nauwelijks rekwisieten of lichteffecten, enkel kostuums en muziek zijn nadrukkelijk aanwezig. Zo voel je je eerder een gast op de bruiloft dan een toeschouwer, al duurt het nog wel even voordat het feest kan beginnen.

Shakespeariaans

~

Na een misplaatste opmerking van de moeder van de bruid (Renée Fokker) tegen de bruidegom (Alwin Pulinckx) over zijn Indiase afkomst, vlucht deze het woud in en de overige bruiloftsgasten volgen hem. In dit Shakespeariaanse woud blijken, net als in A Midsummer Night’s Dream, de regels van de gewone wereld niet te gelden. Men wordt geconfronteerd met zichzelf en met elkaar, met onbekende verlangens en nieuwe inzichten. De Radical Fairies verschijnen ten tonele: vier ‘Wedding Planners’, vormgevers van nieuwe huwelijksrituelen.

Verdwaald

Auteur Charles Mee, wiens werk van Hove in 2001 in Nederland introduceerde, schreef Perfect Wedding op verzoek voor het voltallige ensemble van Toneelgroep Amsterdam. Er is geen duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijrollen, al geven bijvoorbeeld de redderende Maria (Renée Fokker), de weifelende priester (Fedja van Huêt) en de duistere doodgraver (Hugo Koolschijn) mooie accenten. Mannen- en vrouwenrollen en mannen- en vrouwenkostuums lijken willekeurig over de cast verdeeld, en sekse en seksuele voorkeur blijven vaak raadselachtig. De fragiele Joop Admiraal is de perfecte belichaming van dit androgyne maar sexy principe; hij zweeft als een ondeugende engel even elegant rond in een colbert als in een felroze sari. Je verdwaalt als toeschouwer ook een beetje in deze veelkleurige collage. Dit werkt vervreemdend, maar geeft daardoor ook een frisse blik.

Dansen

~

En zo kan het gebeuren dat je ontroerd raakt als de bruid (Eelco Smits) en haar nieuwe geliefde Ariel (Jacob Derwig) samen dansen, hoewel daar twee mannen in jurken staan. Enkel het één-twee-drie van hun synchroon bewegende blote voeten doet nog denken aan een wals, maar de verstilde scène, ontdaan van haast alle conventies, is toch teder en romantisch.

Alles lijkt mogelijk in deze open witte wereld. Er is verwarring en chaos, maar daarin ligt de energie besloten waaruit het nieuwe kan ontstaan. De muziek (van onder anderen Bach, Brahms, Schubert, Händel) en de strakke choreografie geven structuur. Men rent aan het begin van het stuk verdwaasd door elkaar heen, maar lijkt steeds meer te zoeken naar een nieuwe manier om samen te bewegen.

Anders en toch samen

~

Het tij keert na het plotselinge overlijden van de grootmoeder. Het bewustzijn van de vergankelijkheid geeft de moed om open en eerlijk voor de liefde te kiezen, en alle zuurstokkleuren van Bollywood komen uit de kast om dit te vieren. Kitsch? Misschien wel. Maar waar in de vorige delen van deze cyclus het huwelijk maar moeilijk een goede plek in de wereld kon vinden, is er nu in de grootse finale een passend ritueel gevonden voor alle gezindten. Mannen en vrouwen met keppeltjes, pumps, sluiers, stropdassen, rokken en tulbanden dansen samen. Ze vieren de liefde en de hoop op geluk met zang, muziek, gouden glitters en elkaar. Ze zijn allemaal anders maar zeggen ja tegen het vreemde. Toch nog een bruiloft, eind goed, al goed. En temidden van dit bonte feestgedruis denk je zelf: ja, waarom ook eigenlijk niet?

Perfect Wedding speelt nog tot en met 23 december 2005. Deel één (Kruistochten) en deel drie (Het temmen van de Feeks) uit de huwelijkscyclus zijn dit seizoen ook nog te zien. Kijk
hier voor een actuele speellijst.

Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Riverside

‘Hoe het verhaal gaat aflopen weten we zelf nog niet eens’

Kort geleden kwam het tweede album Second Life Syndrome van het Poolse Riverside uit en werd het door de media jubelend onthaald. Genoeg reden dus om de band eens goed aan de tand te voelen. Aan het woord is drummer Piotr Grudzinski, waarmee we in eerste instantie even terug blikken naar het meer dan succesvolle ProgPower 2004.

~

Ja, dit was een fantastisch optreden, waarop we eigenlijk bij toeval beland waren. Door het afzeggen van twee andere bands kwam er op het laatste moment bericht dat we een optreden hadden. Op weg naar Nederland zaten we eerlijk gezegd flink in de zenuwen, omdat het ons eerste optreden buiten Polen zou worden. Tegelijkertijd was het ook een zeer prestigieus festival. Op het moment dat we uiteindelijk op het podium stonden was de podiumvrees over en speelden we voor ons gevoel een lekker optreden. De grote verbazing kwam eigenlijk pas toen we van het podium stapten en alle meegenomen merchandise al verkocht bleek te zijn. Niet veel later kwamen er ook nog eens de meest lovende recensies die ons als ‘de verrassing van ProgPower’ noemden. Van een betere respons hadden we natuurlijk niet kunnen dromen!

In de recensies worden ook verschillende bands aangehaald als referentie voor jullie muziek. Twee van deze namen zijn Porcupine Tree en Anathema, hoe kijken jullie zelf tegen deze vergelijkingen aan? Hadden jullie het gevoel dat er veel van jullie verwacht werd met het nieuwe album?

~

Eigenlijk zijn we natuurlijk allang gewend aan het feit dat mensen vergelijkingen maken om een band in een bepaalde hoek te kunnen plaatsen. De bands die je noemt zijn absoluut bands die we erg goed vinden, maar ik denk dat het grootste vergelijk niet zozeer in het muzikale aspect zit als wel in het feit dat we als band ook emotie in onze muziek proberen te leggen. Dat is voor ons ook een belangrijk punt qua muziek. Muziek is onze passie en muziek moet ons raken. Dit is iets wat we zelf ook proberen te bewerkstelligen met onze muziek. Elke band doet dit op zijn manier en er zullen zeker overeenkomsten zijn in de muziek, maar we zijn daar niet bewust mee bezig. Voor ons was het enige doel om een plaat te maken dat net zo goed was als ons debuut en ik geloof dat dat gelukt is.

Nu hebben jullie met Anathema zelfs al op de planken gestaan, staat er nog meer op het verlanglijstje?

Natuurlijk, we hebben allemaal onze eigen idolen en support-act kunnen zijn voor Anathema was voor mij persoonlijk een hoogtepunt, maar we hebben zeker nog wensen. Pink Floyd is een band waar we denk ik alle vijf wel mee op zouden willen treden, maar misschien moeten we realistisch blijven. Wie weet lukt het ons om in de toekomst eens met Pain of Salvation of met Opeth te spelen. Buiten het progressieve genre zijn er echter genoeg bands die we bewonderen, het zou alleen een te lange lijst worden als ik ze hier allemaal zou noemen.

~

Natuurlijk willen we het ook over Second Life Syndrome, volgens jullie biografie is het namelijk het tweede deel uit een trilogie. Het verhaalt over een man die zijn leven wil veranderen en zijn herinneringen moet overwinnen om zijn zelfvertrouwen te herwinnen. Kun je meer over het concept en het schrijfproces achter dit werk vertellen?

Het idee voor de trilogie kwam eigenlijk toen we Out of Myself aan het opnemen waren. We hebben toen een grove schets gemaakt van het verhaal en dat verspreidt over drie delen. De details van het verhaal werken we echter pas uit zodra het album eigenlijk al bijna klaar is. Eerst schrijven we de muziek en proberen we alle ideeën in elkaar te passen. Pas als alle muzikale puzzelstukjes op hun plaats liggen, begint Mariusz met het schrijven van de teksten die binnen het concept passen. Een deel van zijn teksten is gebaseerd op eigen ervaringen, ervaringen van mensen die hem dierbaar zijn en voor een deel zijn ze ook fictief; geïnspireerd door het leven om hem heen. Ik denk dat er veel mensen zijn die zich verloren voelen door de overdonderende realiteit van de wereld om hen heen. De teksten zijn echter ook universeel genoeg om door een ieder op zijn eigen manier geïnterpreteerd te kunnen worden. Met het huidge album is het tweede deel van het verhaal verteld, maar hoe het verhaal af gaat lopen weten we zelf nog niet eens – daar ligt nu ook niet onze prioriteit. Eerst willen we Second Life Syndrome promoten en daar onze tijd in steken. We zijn dus ook pas heel voorzichtig aan het plannen om in 2007 het volgende album uit te brengen. Dan zal ook pas het einde van het verhaal bekend worden.

Ik mag aannemen dat er wat betreft promotie ook een tour aan zit te komen…

Nou, het is een zwaar jaar geweest voor ons, we hebben al een tour achter de rug, we hebben enkele festivals aangedaan en sluiten dat af met nog twee festivals waar we Second Life Syndrome dan ook gaan promoten. Dit zullen het Eclipsed Festival [onderhand al geweest, red.] in Duitsland zijn en één in Polen. Na deze optredens lassen we tot het eind van het jaar even een pauze in. In de lente zijn we dan van plan om door Polen en Europa te toeren. Verder dan dat kijken we nog even niet.

Het duurt dus nog even voor we Riverside weer op Neerlands bodem zullen zien optreden. Heb je tot die tijd nog iets te zeggen aan onze lezers?

~

In ieder geval bedankt voor het nemen van de tijd om dit interview te lezen. Hopelijk geeft het motivatie om, als je nog niet bekend bent met onze muziek, toch eens naar een album van ons te luisteren. Tot ziens op de aankomende optredens!

Film / Achtergrond
special: IDFA 2005

IDFA 2005

De achttiende editie van het documentairefestival IDFA – van 24 november tot en met 4 december 2005 – zit er weer op. 8WEEKLY zat er bovenop. We sluiten af met de documentaire Bullshit en hier een interview met de maker daarvan, PeÅ Holmquist.

~

Bullshit

In India grazen de koeien rustig door, zich niet bewust van het geknoei met Moeder Natuur. Want volgens de kenners van de GM-technologie (Genetische Manipulatie) is de ‘bio-eeuw’ begonnen. De ingewikkelde GM-problematiek is het stokpaardje van de Indiase politica, schrijfster en theoretisch fysica Vandana Shiva. Ze wordt in Bullshit gevolgd in haar strijd tegen de verkoop van de aarde. Bij het grote publiek is Shiva onbekend, maar op het internationale politieke toneel zorgt ze regelmatig voor verrassingen – ook in deze documentaire.

De charismatische ‘Koningin van de zaden’ wordt zelfs door haar tegenstanders geroemd om haar intelligentie en haar kennis van de GM-technologie – gebruikt en ontwikkeld door multinationals in de voedseltechnologie en chemie. Deze ‘petri-profeten’ zien GM als een innoverende techniek, een perfecte symbiose tussen productiesysteem en gewenst product. Shiva twijfelt aan de winst van deze technieken en heeft als antwoord in India een zadenbank opgericht met organisch gekweekte en beschermde zaden. Hiermee hoopt ze dat er een natuurlijke diversiteit aan zaden blijft bestaan en dat boeren zelf zaden blijven produceren.

Vandana Shiva
Vandana Shiva

Bovenal hoopt ze een buffer op te werpen tegen de grote multinationals met hun uitgekiende marketing: zakken met hun merk zaad en pesticiden zijn overal in India op muren geschilderd, bij wijze van reclame. Dat klinkt romantisch, maar de gevolgen zijn volgens Shiva niet zo romantisch. Want wat willen boeren wereldwijd? Allemaal hebben ze hetzelfde doel: een tractor, een grotere oogst en meer productie. Omdat hen een verhoogde opbrengst wordt beloofd, kopen ze de dure zaden met geld van de bank. Die zaden zijn zó uitgekiend dat zonder het gebruik van de pesticiden, van dezelfde firma’s, de oogst vermindert. Wereldwijd raken zo boeren in een vicieuze cirkel van schuld, met verstrekkende gevolgen. De multinationals kennen geen scrupules, ze weigeren elke verantwoordelijkheid en blijven hun producten wereldwijd promoten.

Shiva gaat wereldwijd de discussie aan, goedlachs en niet van de wijs te brengen. Ze is ervan overtuigt dat de GM-technologie boeren wereldwijd alleen maar uitzicht geeft op verpaupering. In Brussel zet ze alle bureaucraten in hun hemd, als ze een al tien jaar slepende zaak wint bij het European Patent Office over het patent aanvragen op onderdelen van de natuur. Concerns proberen op die manier de boeren het vruchtgebruik van de natuur te ontzeggen. Shiva noemt het aanranding, met gevolgen voor de hele civilisatie op de lange termijn. De natuur is niet te koop of te bureaucratiseren.

Wat je ook van de GM-problematiek vindt, bullshit of niet, de documentaire is zwaar van inhoud maar verveelt niet. Het onderwerp zal niet iedereen aanspreken maar op micro- en macroniveau worden de dilemma’s helder gebracht en mooi met elkaar verweven. Een inhoudelijke prestatie van de makers, die Vandana Shiva – ze spát de hele film van het scherm af – daar twee jaar voor hebben gevolgd. Bullshit is gedegen gemaakt, inspireert en maakt goed duidelijk dat er op mondiale schaal wordt geknoeid met de inhoud van jouw en mijn keukenkastje. En de boeren? Misschien hebben die mondiaal wel allemaal dezelfde nachtmerrie? (Antoinette van Oort)

Bullshit (Zweden, 2005) van PeÅ Holmquist en Suzanne Khardalian

4 december

No Direction Home

De inmiddels 64-jarige, verkreukte ster Bob Dylan blijft boeiend en charmant. Martin Scorsese laat in zijn eerbetoon aan de singer-songwriter vooral goed zien hoe de zanger over de jaren heen een outsider is gebleven en nauwelijks “van mening veranderd”. Bob Allen Zimmerman werd 24 mei 1941 in Minnesota geboren en groeide op in Hibbing, een nietszeggend mijnstadje aan de grens met Canada. In het beklemmende milieu van de jaren vijftig zijn de radio en zijn gitaar de enige ontsnapping: “I felt like I was adopted”. In een retrospectief van twee delen wordt niet alleen Dylans verhuizing van Hibbing naar New York (Greenwich Village) en zijn carrière van-krantenjongen-tot-ster onder de loep genomen, maar ook het roerige Amerika van de jaren ’61–’66:

~

een periode waarin de artistieke en jongere generatie breekt met en zich verzet tegen de Amerikaanse civil society, waarin de burgerrechtenbeweging opkomt en de popindustrie zich begint te onwikkelen. Dylan zelf relativeert zijn muzikale keuzes en bepleit steeds weer zijn gebrek aan ambities en het aureool waarmee hij als icoon van een (protest-)generatie werd omgeven. Joan Baez, ex-vriendin en eveneens een ‘zingende legende’, omschrijft de uiteindelijke breuk tussen haar en Dylan dan ook treffend als erg pijnlijk. Dylan zegt over zijn afscheid van het protesttoneel “You can’t be wise and in love at the same time”. Het zijn dan ook vooral anderen die hun signatuur aan zijn carrière toevoegen. De interviews met muzikanten, producenten, managers en andere grootheden (Allen Ginsberg, Pete Seeger, D.A. Pennebaker) zijn versneden met historische gebeurtenissen uit die tijd (de dood van John F. Kennedy, de speech van Martin Luther King) en materiaal uit het archief van de zanger zelf. Een geslaagd portret van een periode waarin de muziek of het artistieke succes nog niet werden aangestuurd door de dollar en waarin het roerige Amerika even herleeft. De fans kunnen gerustgesteld achteroverleunen: Dylan is nog immer Dylan, een outsider. Hij spreekt alleen als hij zingt en dat is ondanks het verdwijnen van het babyface nog altijd niet veranderd. (Antoinette van Oort)

No Direction Home (Verenigde Staten, 2005) van Martin Scorsese.

Our Own Private Bin Laden

De Iranese Samira Goetchel probeert na de aanslagen op het WTC het waarom te achter halen. De first appearance van de van origine Iranese regisseuse is gekleurd door haar persoonlijk verleden. Haar vader kwam om het leven tijdens de opstand tegen de sjah. In haar nieuwe

~

vaderland Amerika ziet ze zich na de aanslagen geconfronteerd met vele vraagtekens en twijfel over de Amerikaanse politiek in Afghanistan, Iran en Irak. Ze onderzoekt hoe vanuit de Amerikaanse regeringspolitiek het fenomeen Bin Laden heeft kunnen ontstaan. Ze ontmoet vele deskundigen en stuit op weerstand van conservatieve politici, die kritiek hebben op haar vragen. Ze weet een historische context te scheppen maar veel wijzer worden we daar niet van; voor iedereen met een beetje gezond verstand is het de afgelopen jaren wel duidelijk geworden dat Al Qaida een beweging is waarvan het draagvlak verder reikt dan Bin Laden. (Antoinette van Oort)

Our Own Private Bin Laden (Verenigde Staten, 2005) van Samira Goetschel.

3 december

Different Drums

Hoe een traditionele samenleving in korte tijd kan veranderen door invloeden van buiten, is te zien in Different Drums van de Duitse regisseur Tim Hamelberg. Als er op een dag door één van de dorpsbewoners op de kust van Belize, ten Noorden van Mexico en ten Westen van Guatemala, een pakket van 60 kilo cocaïne wordt aangetroffen, transformeert het ooit zo rustige dorp zich tot een gewelddadige setting. De traditionele leefwijze in het dorp Gales Point waarin visserij en landbouw de belangrijkste bron van inkomsten vormden, wordt aan de kant geschoven door dealen, geweld en drugsgebruik.

~

Inwoners die zich vroeger in de avond verzamelden om ‘Sambai’ (een Braziliaanse muziek- en dansvorm) te beoefenen, houden zich nu schuil in hun huizen. Het onderwerp dat Hamelberg filmt is origineel, maar hij diept de verandering te weinig uit, omdat hij zich vrijwel alleen richt op een groep jonge mannen, die direct of indirect te maken hebben met de drugscultuur. Het is dan ook eerder een portretdocumentaire. We zien Brandon dealen, horen ex-verslaafde Jimmy tijdens het vissen vertellen over zijn verslaving en we kunnen lachen om de verslaafde Vivian als hij vertelt dat hij een vrouw wil kopen voor zijn geit. Het verhaal van Emmeth –een Sambai-drummer en naar eigen zeggen zakenman – is enigszins hoopgevend. Hij bemoeit zich zo weinig mogelijk met de heersende drugscultuur en onderhoudt zichzelf door gebakken banaan te verkopen in het dorp. Ook organiseert hij Sambai-bijeenkomsten onder jongeren, om zo de traditie in stand te houden. Het is een druppel op een gloeiende plaat, want het volgende moment zien we hoe muzieksessies ontaarden in ruzies, en ontmoetingen op straat eindigen in gevechten. Gales Point, een dorp waarin mannen de weg kwijt zijn. Hoe het met de vrouwen gaat is onduidelijk. De positie van de vrouw voor en na de ontdekking van de cocaïne blijft onderbelicht. Ondanks dat de moeder van Jimmy vertelt over het groeiende wantrouwen onder de bewoners en hoe zij slachtoffer werd van de verslaving van haar zoon, blijven teveel vragen onbeantwoord. Wat is het antwoord van de staat op deze problematiek, zijn er ook vrouwen die verslaafd zijn? Wat zijn de economische gevolgen door de komst van drugs? Hoe dan ook, Different Drums is goede poging die vraagt om een vervolg. (Edith Peters)

Different Drums (Duitsland, 2005) van Tim Hamelberg.

Grizzly Man

De essentie van de documentaire Grizzly Man is heel mooi vastgelegd in een close-upopname van een gigantische grizzlybeer. Degene die de filmcamera vasthoudt is Timothy Treadwell. Filmveteraan Werner Herzog heeft de film in handen gekregen na de dood van Timothy, die samen met zijn vriendin opgegeten is door één van zijn beervrienden. Dertien jaar lang is Timothy met zijn filmcamera naar een natuurpark in een uithoek van Alaska vertrokken om als ‘activist’ de dieren bij te staan. Het heeft 100 uur filmmateriaal opgeleverd. Uit veel materiaal bleek wat voor een verward persoon Timothy eigenlijk was: hij doet shots constant opnieuw (omdat hij zijn bandana niet om had), verspreekt zich continu en praat veel in zichzelf. Gelukkig heeft Werner Herzog sommige van die stukjes toegevoegd in zijn meesterwerk. De film wordt daardoor nooit saai, maar juist heel indringend en persoonlijk. Tussendoor worden ook nog

~

mensen die Timothy gekend hebben geïnterviewd, waaronder zijn ouders en een vriendin. Elke keer als zij in beeld komt, krijgt ze een zenuwinzinking, wat zorgt voor enig leedvermaak. Dat is de mensenwereld. De beren gaan gewoon door met hun jacht op zalm en maken zich niet druk. Timothy wilde zich ook niet druk maken, maar doet dat de hele film lang wel. “Voor de beren”, zoals hij zelf zegt. Timothy is een vriend van de beren, maar de beren zijn geen vrienden van Timothy. Hij geeft ze namen en zegt dat hij van ze houdt, maar als hij ze probeert te aaien worden ze agressief en deinst hij terug. Grizzly Man is een prachtige studie geworden over de mens in de natuur. Timothy mag dichtbij komen, maar als hij te dichtbij komt krijgt hij met de grillen der natuur te maken. Wat er eerst lieflijk uitziet, wordt dan angstaanjagend. Als je de beren met elkaar ziet stoeien, geeft dat een gemoedelijk beeld, alsof je twee sumoworstelaars aan het werk ziet. Maar als je de beer van dichtbij in Timothy’s camera ziet staren, dan zie je dat zijn “I love you” alleen maar averechts werkt. (Matthijs Rijpma)

Grizzly Man (Verenigde Staten, Canada, 2005) van Werner Herzog gaat 8 december in de Nederlandse bioscopen in première.

The Life of an Agent

The Life of an Agent bestaat uit archiefbeelden zoals ze zijn gevonden in een studio in Hongarije. Regisseur Gabor Zsigmund Papp heeft er vier korte documentaires van gemaakt voor de Hongaarse televisie. Voor IDFA zijn deze vier korte films samengevoegd tot één (langdradige) film van iets meer dan tachtig minuten. We zien hoe de filmpjes werden gebruikt als propagandamiddel. Er wordt duidelijk in omschreven wat het juiste protocol van een superieure spion moet zijn. Typisch dat in de instructiefilms de spionnen altijd stuiten op US-dollars, verborgen in een oude sok of achter de boekenkast. De droge, narratieve stem bij de filmpjes – daterend uit de Hongaarse communistische periode van 1958–1988 – geeft soms een komische kijk op de paranoia van die tijd.

~

Keurige spionnen (gespeeld door beroepsacteurs) worden afgebeeld als stoere mannen in een net pak en een strakke scheiding in hun haar, terwijl de ‘slechterikken’ duidelijk getypecast zijn als geboefte, met lange haren en zwetende voorhoofden. Dit is even leuk, maar het gaat snel vervelen. Ook is het allemaal niet nieuw wat er in deze film wordt verteld. We kennen allemaal de verhalen over de Oost-Duitse Stasi-spionnen en hun manier van afluisteren, schaduwen en afpersen. In deze film komt het allemaal aan bod. Misschien iets voor in een museum, maar niet voor IDFA. (Matthijs Rijpma)

The Life of an Agent (Az ügynök élete) (Hongarije, 2004) van Gabor Zsigmund Papp

2 december

Guerilla Girl

Guerilla Girl is een Deense documentaire waarvan je je afvraagt hoe deze in hemelsnaam gemaakt kon worden. Je ziet een leven dat je nooit kunt zien, en in die opzet is de film dan ook meer dan geslaagd. Het is een film over Isabel, een meisje (of jonge vrouw) die haar studie afbreekt om deel te nemen aan het guerillaleger van de FARC in Colombia. We volgen Isabel in het midden van de Colombiaanse Jungle. De FARC is het Revolutionary Armed Forces of Colombia, een guerrillaleger dat gebaseerd is op het socialisme en communisme. Een leger dat er is voor de mensen. Isabel komt uit een gezin van revolutionairen. Zij meldt zich voor de training tot guerrillastrijder. “Hoelang wil je blijven?” wordt haar gevraagd. “15 dagen? Een maand? Een jaar? Twee jaar?” Isabel kijkt hem recht aan. “Als je je aansluit, dan is dat voor altijd”, zegt ze.

~

De camera volgt Isabel en haar trainee camp van zo dichtbij, dat je als kijker letterlijk de fly on the wall wordt. We zien stoere meiden in stoere legeruniformen, giechelend badend in een rivier. “You’ve got 10 minutes to bathe!”. We zien hoe Isabel een koe moet slachten. Of vooral hoe ze dat eigenlijk niet kan. Niet zozeer uit medeleven voor de koe, maar uit angst dat hij haar zal aanvallen. We zien hoe de trainees hun houten geweren snijden. We zien de jongens en meiden verliefd worden, of net niet, en dansfeestjes die verstoord worden door vliegtuigen. We zien hoe ze, met die houten geweren, zich op hun knieën voortbewegen. “Pang! Pang! Pang!” roepen ze zelf. Guerilla Girl neemt geen standpunt in, het laat zien. Voor anderhalf uur leef je als kijker mee met de opleiding tot guerrillastrijder. Je mag als kijker zelfs meelezen met de brieven die Isabel naar haar familie stuurt. Het is wellicht niet erg geloofwaardig dat deze werkelijkheid ook de echte is, aangezien de camera meer dan aanwezig geweest moet zijn. Maar zelfs al is het de halve werkelijkheid, dan nog is het erg interessant om te bekijken. Zodoende geeft deze film een kijkje in een wereld waar je anders nog niet eens naar kan raden. (Barbara Klomp)

Guerilla Girl (Denemarken, 2005) van Frank Piasecki Poulsen.

De terrorist Hans-Joachim Klein

Frankrijk, 2005. Het hoofdpersonage van deze documentaire woont en werkt in landelijk Normandië. Hij werkt op het land. Hij groet de koeien: “Dag dames! Tot morgen!” Voorzichtig stoppen twee handen een sla-plantje in de aarde. Liefdevol drukt hij de aarde aan. Het zijn de handen van Hans-Joachim Klein. Dertig jaar geleden bedienden diezelfde handen de Baretta tijdens de terroristische aanslag in het OPEC-hoofdkwartier in Wenen. De bij elkaar gedreven ministers werden gegijzeld, drie mensen werden gedood. Joachim zelf raakte zwaar gewond. “Hier word ik het vliegtuig in gedragen”, vertelt Joachim over de beelden uit 1975. Voor het eerst bekijkt hij de beelden van die tijd. Na de aanslag heeft Klein gebroken met de links-terroristische Revolutionaire Cellen, waartoe hij behoorde. Die breuk betekent een vlucht, want de leider, Carlos, staat bekend als meedogenloos. “Hij vertelde dat hoe meer mensen hij doodde, hoe meer mensen er bang voor hem waren, dus hoe minder mensen hem durfden te vangen.” Daarom vluchtte Joachim. Voor de terroristen is hij, nu hij hen de rug heeft toegekeerd, een verrader. Voor de politie is hij een terrorist, medeplichtig aan de drie doden die tijdens de aanslag gevallen zijn.

~

In 1998 geeft Joachim, inmiddels woonachtig op het Franse platteland, zichzelf aan. Hij kan het leven als onderduiker niet meer aan, bovendien heeft hij oprecht berouw. Hij heeft niemand vermoord, maar hij was erbij. Hij is medeplichtig aan de moorden. Na vijf jaar gevangenis gaat hij terug naar zijn leven op het Franse platteland. De film van Alexander Oey is een knap gefilmde en goed gedocumenteerde reconstructie van het leven van Hans-Joachim Klein. Het vertelt hoe hij kwam tot zijn daad van terrorisme, hoe hij zich daarvan afkeerde en hoe hij later pas wist wat het échte doel was van de aanslag. Maar bovenal is het een film die laat zien dat een daad uit zo een extreem verleden, dertig jaar later nog elke minuut van de dag deel uitmaakt van zijn leven. (Barbara Klomp)

De terrorist Hans-Joachim Klein (Hans-Joachim Klein, My life as a terrorist) (Nederland, 2005) van Alexander Oey is dinsdag 6 december te zien in Dokwerk (23.00 uur, Ned 3).

Switch Off

“Hello Beatriz, this is Manel, from Barcelona.” Het klinkt als een scène uit Fawlty Towers, maar deze film is een stuk minder geestig dan dat. In Switch Off wordt getoond hoe een grote multinational een kleine bevolkingsgroep kapot maakt. In Chili leven de Mapuche aan de rand van de Biobio-rivier. Deze indianenstam moet ruimte maken voor een stuwdam, omdat multinational Endesa de grootste energieleverancier van Zuid-Amerika wil worden. Dus een dam, en de gevolgen daarvan: een meer. Manel uit Barcelona is de filmmaker Manel Mayol. We horen zijn telefoongesprekken met Beatriz – een medewerker van Endesa – die voor hem probeert een afspraak te maken met de directeur. En uiteraard is de directeur niet aanwezig. In het buitenland. Of, zoals later verteld wordt, wil hij helemaal niet voor de camera praten.

~

De film wordt vooral verteld door zogenaamde talking heads: een hoofdredacteur van een krant, een advocaat, een ondergedoken vrijheidsstrijdster. En helaas niemand van Endesa, de multinational. Deze ‘pratende koppen’ worden afgewisseld met beelden van de meer dan prachtige natuur en de beelden van de lokale bevolking, de Mupache. “Wij weten niets van documenten,” vertelt een man, “wij weten niets van onderhandelen. Wij tekenden. Wij geloofden hen. Ze zeiden dat we een nieuw huis kregen, met gratis elektriciteit. We hebben een jaar lang elektriciteit gehad en dat hebben we zelf betaald. Nu hebben we niks.” Om de bewoners te ‘verplaatsen’ heeft Endesa de handtekening nodig van elke familie aan de oever van de Biobio. De film laat zien hoe de multinational zorgt dat een ieder tekent. Vrijwillig, dat wel, maar zonder dat ze precies weten wat ze tekenen. Manel from Barcelona krijgt de directeur van Endesa niet te spreken. Hij maakt deze protestfilm, een film over een kleine bevolkingsgroep die moet wijken voor een grote macht. Het schrijnende aan het verhaal is niet alleen dat de grote bedrijven verdienen aan de arme mensen. Het is bovenal niet te behappen dat een cultuur zo opzij wordt gezet. “Onze voorouders liggen hier begraven”, zegt een Mapuche. “We moeten opruimen wat de dam in gevaar brengt”, zegt een medewerker van Endesa, wanneer hij de restanten van een graf uit het water schept. (Barbara Klomp)

Switch Off (Apaga y vamonos) (Spanje, 2005) van Manel Mayol.

1 december

Why We Fight

Het Amerika van nu is een empire. De politieke bemoeienissen en militaire interventies zijn de afgelopen zestig jaar tot een constante verworden. Dat maakt Amerika wereldwijd tot “de grootste exporteur van geweld” en vergelijkbaar met het oude Romeinse Rijk. In zijn documentaire probeert Eugene Jarecki (The Trials of Henry Kissinger) de macht van het imperium te doorgronden en een antwoord te vinden op de vraag waarom de Amerikanen in Irak zijn. Hij vroeg het aan 150 mensen op straat en kreeg van 120 het antwoord “voor vrijheid en democratie”. Dat de meningen onder de oppervlakte diverser zijn kaart Jarecki vervolgens aan door betrokkenen aan het woord te laten: burgers, deskundigen (zoals de zoon van Dwight Eisenhower) en vele andere (ex-)insiders. Jarecki weet zo goed te laten zien hoe in het ‘openbare leven’ de politieke doctrine werkt, maar hij laat ook zien dat zij een bijproduct is van een diepere politieke koers die Amerika al vanaf de Tweede Wereldoorlog vaart.

~

Tijdens die periode ontwikkelde Amerika de basis van zijn militaire macht, logistieke kracht en wervingspolitiek. De Amerikaanse oorlogsmachinerie heeft sindsdien niet meer stilgestaan. Zij raakte verweven met de vrije markt en politieke praktijk. Een fenomeen dat de voormalig president Eisenhower betitelde als het Militair Industrieel Complex en waar hij in zijn afscheidsrede in 1961 voor waarschuwde. Jarecki weet een historische context te scheppen zonder de actualiteit te verliezen. En door heden en verleden met elkaar te verweven maakt hij de permanente staat van oorlog begrijpelijk. In 2005 won Jarecki dan ook de juryprijs op het Sundance Festival. Met muziek uit voorbije jaren en mooie archiefbeelden van onder andere filmer Robert Capra (van wie hij ook de titel leende) is het een boeiend geheel over militaire macht, politieke elite, denktanks en militaire uitstapjes wereldwijd. Na afloop van de film kun je zeker vragen stellen over “The Good Fight”. (Antoinette van Oort)

Why We Fight (Verenigde Staten, 2005) van Eugene Jarecki.
Nog te zien:
4 december, 10:00, City 5.

30 november

Mardi Gras: Made in China

Ondanks het schokkerige, te donkere DV-materiaal en het slechte gebruik van effecten aan de opening van de film is de Mardi Gras boeiend door het onderwerp: de globalisering van goederen op microniveau. Wat gebeurt er in New Orleans met een plastic kralenketting gemaakt in China? Heel New Orleans gaat op het jaarlijkse festival Mardi Gras uit zijn dak als de dames met de borsten bloot gaan. In ruil voor de kralensnoeren mogen de mannen vrijelijk gluren en worden de demonen verdreven.

~

David Redmon zet dit swingende vermaak af tegen de omstandigheden van vier tienermeisjes (van 14 tot 18 jaar) in de Tai Kuen kralenfabriek in China. De meisjes verdienen ongeveer een dollar per dag, wonen naast de fabriek en maken lange dagen. Redmon spreekt openhartig met hen en met directeur Roger Wong over het runnen van de fabriek, de enige leverancier van de plastic bijous. Het systeem van straf en beloning wat hij voor het draaiend houden van de fabriek hanteert is middeleeuws en in onze ogen onrechtvaardig, maar hij glimt de hele film door van trots.

In de straten van New Orleans willen de feestgangers liever niet horen waar de kralen vandaan komen – die gewetensvraag is te ongemakkelijk tijdens het carnaval – maar in China kunnen de tieners vrolijk lachen om de bestemming en die rare Amerikanen. Zo weet Redmon dankzij zwartgallige humor de globalisering een fraai gezicht te geven zonder dat de film zwaarmoedig wordt. De allergrootste grap voor mij is het ‘hergebruik’ van de kettingen nadat ze van straat zijn opgeveegd, gewassen en opnieuw ingepakt, met als bestemming “de Amerikaanse troepen in Irak”. (Antoinette van Oort)

Mardi Gras: Made in China (Verenigde Staten, 2005) van David Redmon.

The Wild Blue Yonder

In een opera van beelden neemt Werner Herzog ons mee door de chaos van het universum. Archiefbeelden van luchtvaartpioniers, planeten en astronauten opgesloten in een benauwde ruimtecapsule illustreren zijn science fiction fantasie. Brad Dourif, onze gids, is een alien afkomstig van ‘The Wild Blue Yonder’, een planeet met een bevroren horizon en atmosfeer van vloeibaar helium, waar de bewoners leven onder het ijs. Hij houdt in een kaal en verdorven landschap een gedreven pleidooi over zijn planeet en het noodzakelijke vertrek. Bij aankomst op aarde hebben de aliens geprobeerd een nieuwe gemeenschap te stichten, wat maar niet wil vlotten omdat ‘wij mensen’ zo eigenzinnig en vernielzuchtig zijn.

~

In een tiental hoofdstukken herschrijft Dourif daarom de menselijke geschiedenis. Na een ramp, is de hypothese, is de aarde onbewoonbaar geworden. Astronauten van ruimteschip Galileo gaan noodgedwongen op zoek naar een nieuwe, bewoonbare planeet. Hun pogingen blijven zonder resultaat en zijn gedoemd; iets wat Brad ook wel had kunnen vertellen. In de actes vol wetenschap, filosofie en poezie levert hij kritiek op de verworvenheden van de huidige beschaving en waarschuwt hij ons voor het grootste menselijke talent: vernietiging. De stem van de Senegalees Mola Sylla en de cello van de Nederlandse Ernst Reijseger maken het geheel tot iets prachtig ongewoons.

Herzog legt deze keer veel van zijn eigen ziel bloot. Zijn ‘gids’ Brad Dourif verkondigt voor hem zijn afschuw, want in de ogen van Herzog zal de mens altijd gebonden zijn aan dit beperkte en overvolle Utopia. Ik begrijp niet veel van de waanzinnige ideeën en theorieën, maar dat de mens daarmee vooral van zijn planeet af wil komen weet hij zo wel tragikomisch te maken. (Antoinette van Oort)

The Wild Blue Yonder (Duitsland, 2005) van Werner Herzog. Met wateropnames van muzikant Henry Raiser.

29 november

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld)

IJsland (lees: Reykjavík) is hot. Het eiland is een enorme toeristische trekpleister, het jaarlijkse muziekfestijn dat Iceland Airwaves heet groeit gestaag en Sigur Rós en Björk zijn nog altijd over de hele wereld miljoenen verkopende succesartiesten. De kern van de muzikale scene is echter nog redelijk onontgonnen gebied, waar deze documentaire (mede gefinancierd door San Fu Maltha!) als eerste een oppervlakkige maar aardige blik op geeft. De film opent pakkend met het overdonderende hoogtepunt van een concert van Sigur Rós. De daaropvolgende luchtopnames van het barre IJslandse landschap geven echter al aan dat de makers voor een romantiserende invalshoek hebben gekozen.

~

Zowel bij critici als publiek leven nog altijd dezelfde vooroordelen van de vermeende IJslandse mystiek: de clichés van de elfjes en geesten, het machtige landschap – allemaal passeren ze de revue. Hoewel het IJslanders zijn die de film gemaakt hebben, doet Screaming Masterpiece geen enkele moeite die mythe te doorprikken, evenmin als het recente How do you like Iceland (Kristín Ólafs, 2005) over de IJslanders in het algemeen dat deed. En hoewel de musici in kwestie zelf uitvoerig aan het woord komen (filmmuziekcomponist Hilmar Örn Hilmarsson mompelt wat wijsheden, Björk vertelt openhartig), komen we nergens tot inzichten, en krijgen we evenmin een helder beeld van waar het muziekmilieu uit bestaat. De film pretendeert dat ook niet, en is zodoende redelijk geslaagd; hij presenteert wat glimpen van wat er deze dagen leeft in de straten van Reykjavík. Je krijgt bijzondere beelden voorgeschoteld van voorstellingen (Sigur Rós’ magistrale Odin’s Raven Magic, Airwaves-shows) en een aantal privéconcerten (IJslandse rap in het nationale museum, Mugison in een bovenkamertje van een kerk). (Paul Caspers)

Screaming Masterpiece (Gargandi snilld) (IJsland, 2005) van Ári Alexander Ergis Magnússon.

28 november

Ik wil nooit beroemd worden

De titel van deze documentaire is een uitspraak van Tobias Prenen, een man die op 39-jarige leeftijd door een hartstilstand van de ene op de andere dag zwaar geestelijk en lichamelijk gehandicapt raakt. Vroeger was Tobias een ambitieuze cellist en ooit speelde hij zelfs samen met zijn wereldberoemde collega Yo Yo Ma. Nu slijt hij zijn dagen in een verzorgingstehuis en is hij continu afhankelijk van anderen. Zijn vrienden en familieleden reconstrueren zijn vroegere leven aan de hand van archiefmateriaal en verhalen. In hoeverre ‘is’ Tobias er eigenlijk nog, vragen ze zich openlijk af. Zou hij dit leven wel zo gewild hebben? Misschien was het beter geweest als hij de hartstilstand niet had overleefd.

~

Tobias zelf lijkt echter redelijk gelukkig. Hij straalt als er mensen op bezoek komen en reageert opgewonden op het horen van de cellosuites van Bach. Op de vraag hoe oud hij wil worden roept hij enthousiast: “Honderd! Nee… duizend!”. De documentaire moet het vooral hebben van klassieke contrastwerking. Beelden van hoogtijdagen van de bevlogen cellist alterneren met beelden van de aan de rolstoel gekluisterde man in het verzorgingstehuis. Verdrietige reacties van vrienden en kennissen worden afgezet tegen een vrolijke Tobias. Hoewel dit procédé de schrijnende situatie goed neerzet, verliest het op den duur zijn kracht door de eindeloze herhaling. Met als gevolg dat de film niet tot aan het einde blijft boeien. (Monique Jacobs)

Ik wil nooit beroemd worden (Mercedes Stalenhoef, 2005) dingt mee naar de VPRO Joris Ivens Award die tijdens het IDFA wordt uitgereikt.

Beyond Reasonable Doubt

Iemand schiet op een man en deze valt op de grond. Hij staat nooit meer op. Een vrouw huilt. Deze openingsbeelden grijpen je direct bij de keel. De rest van de film, een Nederlands-Servisch-Kroatische co-productie onder regie van Mina Vidakovic, is al even indringend. Het onderwerp is dan ook het drama dat zich in 1995 voltrok in Srebrenica. Meer dan 7800 mannen en jongens werden daar toen vermoord door Bosnische Serviërs. Nog steeds zijn er mensen die menen dat deze afschuwelijke massamoord nooit heeft plaatsgevonden of dat de ernst van de zaak zwaar wordt overdreven. De documentaire reconstrueert de gebeurtenis door middel van getuigenissen van slachtoffers, film- en videobeelden van executies en verhoren van het Joegoslavië tribunaal te Den Haag. Met als missie dat niemand door het getoonde authentieke beeldmateriaal ooit nog durft te twijfelen aan de genocide die zich daar voltrokken heeft.

~

Vooral de beelden van enorme bergen halfvergane lijken, opgegraven uit de massagraven, spreken wat dat betreft voor zich. Ook krijg je een aardig idee van de immense verwarring die ontstond onder de inwoners van Srebrenica, toen ze wanhopig en vaak vergeefs stonden te wachten op evacuatie uit het oorlogsgebied. Wie regelmatig naar programma’s als het Journaal of Netwerk kijkt, zal met Beyond Reasonable Doubt echter weinig nieuwe inzichten vergaren. Toch blijft het een vakkundig gemaakte documentaire, die een verhaal vertelt dat best nog eens verteld mag worden. (Monique Jacobs)

Beyond Reasonable Doubt (Mina Vidakovic, 2005) doet mee aan de Zilveren Wolf Competitie van het IDFA.

24 november

Sisters in Law

Totaal gefrustreerd raakten ze ervan: een mediaportret van hun geliefde Afrika leverde altijd weer die beelden op van aanhoudende misère en troosteloosheid. De Britse filmmaker Kim Longinotto en haar in Kameroen opgegroeide co-regisseur Florence Ayisi besloten het daarom radicaal anders te doen bij hun documentaire Sisters in Law. Het is inderdaad een bijzonder produkt geworden, dat de kijker nu eens een andere, meer hoopvolle blik gunt op het hedendaagse Afrika. Terecht leverde het de makers de Prix Art et Essai van het Filmfestival in Cannes op. De film laat zien hoe twee sterke Afrikaanse vrouwen vanuit een piepklein rechtskantoortje in Kameroen met succes opkomen voor vrouwenrechten.

~

Girlpower, die term is wel van toepassing op openbare aanklager Vera Ngassa en rechter Beatrice Ntuba. In Kumba, een stoffig stadje in Zuidwest Kameroen, zetten zij zich met verve in voor de rechten van vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Niet het meest verheffende rechtsgebied. Het gaat dan om verkrachting, kindermishandeling en het gebruiken van geweld binnen het huwelijk. Gedurende een periode van drie maanden volgt de camera vier locale rechtszaken. Allemaal schrijnende gevallen, die vroeger gewoon in de doofpot werden gestopt. Traditioneel gezien kwam een Afrikaanse vrouw niet zo snel op voor haar rechten. De dader, meestal een man, kon dan ongestoord zijn gang gaan. De Afrikaanse juristen Ngassa en Ntuba willen dit oude patroon doorbreken. Ze hebben gestudeerd en weten als geen ander dat het moderne recht aan hun kant staat. “Sommige mannen missen een eeuw. Dit is de eeuw waarin vrouwen gerespecteerd worden”, bijten ze de verbouwereerde daders in de rechtszaal toe.

Vreugde

Filmmaker Kim Longinotto (Divorce Iranian Style, The Day I Will Never Forget, Dream Girls) staat bekend om haar aandacht voor de invloed van sociale structuren op vrouwenlevens. Deze documentaire vormt daarop geen uitzondering. In Sisters in Law wordt duidelijk dat vrouwen nog moeite hebben om hun rechten te laten gelden omdat ze gehinderd worden door allerlei maatschappelijke gewoontes. De film laat echter ook zien dat daar langzamerhand verandering in komt. Een in dit opzicht heel succesvolle zaak is die van Amina: haar echtgenoot mishandelt haar en ze wil een scheiding. In eerste instantie durft ze haar man niet voor de rechter te slepen, omdat de mannelijke autoriteiten van haar gemeenschap haar dat expressis verbis verbieden. Mede door de sociale ondersteuning van de warmhartige openbare aanklager Ngassa zet Amina die stap tenslotte toch, met als eindresultaat dat er voor het eerst in 17 jaar een man veroordeeld wordt voor mishandeling binnen het huwelijk. De uitzinnige vreugde van Amina’s buurvrouwen is veelzeggend. Amina zal niet de laatste zijn die de hulp van een rechter inroept.

Smoesjes

~

De filmmakers Ayisi en Longinotto wilden per se een positieve documentaire afleveren. En dat is ze, ondanks het zware onderwerp, gelukt. Niet in de laatste plaats omdat gekozen is voor het tonen van slechts die rechtszaken waarbij vrouwen uiteindelijk aan het langste juridische eind trekken. Daarnaast helpt het sobere, observationele camerawerk dat het leed van de mishandelingen niet aandikt. Maar de belangrijkste reden waarom de film zo prettig licht blijft, is toe te schrijven aan de sprankelende persoonlijkheden van openbare aanklager Ngassa en rechter Ntuba. De dames zijn behoorlijk adrem en vele daders vallen zichtbaar uit hun rol als hun vaak zeer doorzichtige smoesjes (“Ik was de bijbel aan het lezen!”) opeens niet meer blijken te werken. Ze worden door de twee juristen genadeloos van repliek gediend en dat levert ronduit komische situaties op. Een dader, die op gruwelijke wijze een klein meisje heeft mishandeld, komt niet ver met het huichelachtige “Sorry sister, but…” – “Don’t you ‘sister’ me!”, valt rechter Ntuba onmiddellijk in de rede waarna een fikse gevangenisstraf wordt opgelegd. Ook een man, die een romantisch verhaal wil vertellen over een ontmoeting als hem gevraagd wordt of hij officieel getrouwd is, wordt bits toegesnauwd: “Ik vraag niet of je ergens in 1960 door de bliksem getroffen werd, ik vraag of je getrouwd bent!”

De filmmakers zijn erin geslaagd om een film te maken, die op verfrissende en humoristische wijze de stereotypen over Afrika doorbreekt. De kordate manier waarop vrouwelijke professionals in deze documentaire voor vrouwenrechten vechten en resultaat boeken, stemt een beetje hoopvol. Dit gebeurt in Afrika, dit gebeurt óók in Afrika. (Monique Jacobs)

Sisters in Law (Engeland/Kameroen 2005) van Florence Ayisi en Kim Longinotto. Nog te zien:
3 december, 10:00, Calypso.

Kunst / Expo binnenland

Sfeervol plaatje

recensie: Willem van de Poll (1895 - 1970)

In het Fotomuseum in Den Haag wordt in vier ruime zalen een fraai beeld geschetst van het werk van de fotograaf Willem van de Poll. Tot 5 februari 2006 kan men in het museum komen proeven van een prachtig sfeerbeeld van de jaren ’30, ’40 en ’50 van de vorige eeuw.

Willem van de Poll, geboren in 1895, wist al vroeg in zijn leven dat hij fotograaf wilde worden. Zijn vader, een welgestelde gynaecoloog, wilde dat Willem arts zou worden, maar daarin was Willem helemaal niet geïnteresseerd. Fotograaf moest het worden, maar de maatschappelijke status van een fotograaf was toentertijd nogal dubieus. Na de HBS besloot Van de Poll daarom eerst bij de politie te gaan werken – daar kwam ook zijn voorliefde voor uniformen voor het eerst tot uiting.

~

In 1919 verliet hij de dienst met onbezoldigd verlof en schreef hij zich in bij één van de beste foto-opleidingen die er destijds bestond: De Graphische Lehr- und Versuchsanstalt in Wenen. Naast wat werk als camera-assistent bij de Hongaarse filmer Alexander Korda, fotografeerde hij in de avonduren voor de Weense politie. Hij legde slachtoffers op de plaats delict vast op de gevoelige plaat en fotografeerde kleding van verdachten om bloedsporen te detecteren. Van deze foto’s ontbreekt helaas ieder spoor. Toen hij in 1920 terugkeerde naar Nederland, nam hij ontslag als inspecteur van de politie. Zijn liefde voor de fotografie had het definitief gewonnen van de lange arm der wet.

“Iemand die fotograaf wil worden, moet er ook alles voor over hebben. Ik was nu in een hoogst onfatsoenlijk beroep terechtgekomen, daar had mijn zucht naar avonturen me toe geleid.”

Genre-overstijgend

Het werk van Willem van de Poll is niet eenvoudig in een bepaald genre te plaatsen. Hij was politiefotograaf, persfotograaf, reis-, reclame-, mode-, product-, bedrijfs-, oorlogs- en hoffotograaf. Van de Poll fotografeerde alles wat los en vast zat. Maar er waren ook onderwerpen waarin hij minder bedreven was, zoals portretten. Van de Poll besteedde in zijn foto’s geen aandacht aan armoede en sociale onrust in de maatschappij. Ook in economisch slechte tijden zoals in de jaren dertig van de vorige eeuw maakte Van de Poll liever foto’s van terrassen, cafés en restaurants dan van stakende arbeiders en demonstraties.

De mix

~

De grootste bekendheid verwierf Willem van de Pol in zijn rol als huisfotograaf van de koninklijke familie. In 1945 wordt hij tot staffotograaf benoemd van prins Bernhard in diens functie van Bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten. Samen met de prins reisde Van de Poll langs de bevrijde steden en raakte steeds nauwer betrokken bij de koninklijke familie. Zo vergezelde hij Bernhard en Juliana op vakanties en staatsbezoeken. Uit deze periode stammen enkele prachtige portretten van de prinsessen Beatrix, Irene en Margriet. De foto’s van de jonge prinsessen tonen de koninklijke nazaten zoals men troonopvolgers tegenwoordig nooit meer geportretteerd ziet; de spelende prinsessen worden met zichtbare liefde in hun huiselijke omgeving vastgelegd. De intieme huiselijke sfeer is prachtig in beeld gebracht. Van de Poll wist door te dringen tot de de kern van het hooggeplaatste gezin, ook deze kinderen waren in de eerste plaats: kinderen. Maar Van de Poll deed meer dan het afbeelden van de koninklijke familie. Zijn mode-, bedrijfs- en reclamefotografie laat goed zien dat Van de Poll de fotografische techniek uitstekend beheerste.

Van de Poll had duidelijk een scherp inzicht in lichtval en de werking tussen licht en schaduw. Hij maakt ofwel heel goed gebruik van het aanwezige licht, zoals bijvoorbeeld in de foto van het centraal station in Milaan, of hij houdt de belichting helemaal in eigen hand en creëert een schaduwspel om zijn boodschap kracht bij te zetten, zoals in zijn reclamefoto’s voor Lucien Lelong.

Sfeer

Het kernbegrip in het werk van Van de Poll is: sfeer. Of het nu gaat om spelende prinsessen, blinde joden of paraderende modellen. Die sfeer wordt zo sterk neergezet dat eventuele onvolkomenheden van de foto in het niet vallen. Want: meer dan eens valt op dat zijn onderwerpen niet scherp zijn afgebeeld. De ene keer is er sprake van bewegingsonscherpte, maar soms is ook de gehele foto wazig. Vaak kiest hij vreemde uitsnedes; sommige personen of voorwerpen staan half afgebeeld of er is aan de zijkanten nog veel overbodige ruimte. Allemaal zaken die opvallen wanneer je de foto’s van Van de Poll onder de loep neemt. Maar iedere keer weer kom je tot de conclusie dat het niet stoort: de beelden blijven sterk, ongeacht de technische uitvoering. En dat is de kracht van een goede observator, want dat was Van de Poll ten voeten uit.

Het inzicht

~

Het Fotomuseum heeft met de overzichtstentoonstelling van Van de Poll een prachtig monument neergezet voor de fotograaf, maar vooral ook van een tijdsbeeld. De vier zalen zijn verdeeld in om-en-om witte en zwarte ruimten. Drie daarvan zijn aan de foto’s gewijd en in de laatste zaal draait een door Van de Poll geschoten stomme film van zijn reis op het passagierschip Columbia naar Madeira. De wanden van de drie fotozalen zijn gevuld met representatieve foto’s uit Van de Polls oeuvre. De foto’s zijn ingedeeld naar periode en worden ingeleid door een uitgebreid informatiebord. Enkele vitrines tonen oude kranten en boeken waarin Van de Polls werk is opgenomen. De presentatie is goed verzorgd en laat de foto’s perfect tot hun recht komen. Om de toch al geslaagde tentoonstelling kracht bij te zetten, is er een rijk geïllustreerde, honderdzestig pagina’s tellende monografie over Van de Poll en diens werk verschenen. Deze bevat een rijkdom aan achtergrondinformatie en natuurlijk veel mooie foto’s. Het boek sleept je mee naar de verre oorden en de grijze verledens die Van de Poll op zijn foto’s heeft vereeuwigd.

Titel: Willem van de Poll

Auteur: Louis Zweers

ISBN: 90 5897 471 5

Uitgever: Terra Lannoo

Prijs: € 34,95

Film / Films

Opgepoetste pulp

recensie: The Iceman Cometh // The Master

Hong Kong Legends blijft doen waar het goed in is: films uit de gloriedagen van de publiekscinema van Hong Kong oppoetsen en voorzien van uitmuntend materiaal in fraaie edities uitgeven. De laatste twee uitgaves zijn een enerverende genre-cross-over en een inferieur ouder vehikel voor Jet Li.

~

The Iceman Cometh (Ji dong ji xia, 1989) is een onderhoudend spektakel over twee middeleeuwse rivalen (Jackie Chans oude kameraden Yuen Biao en Yuen Wah) die tijdens hun strijd bevriezen en 300 jaar later ontdooid worden in het hedendaagse Hong Kong. De goeie (Biao) loopt vertwijfeld rond en wordt verliefd op een hoer (Maggie Cheung), terwijl de slechte (Wah, die ook het verbluffende stuntwerk coördineerde) zich al rovend en verkrachtend uitleeft. Het resultaat is een energieke variant op Highlander, maar dan met een goede dosis slapstick en vechtwerk. Regisseur Clarence Fok maakt bovendien van de gelegenheid gebruik voor geslaagde genderkomedie en ongegeneerd racisme. Maar The Iceman Cometh neemt zichzelf niet serieus en brengt zodoende vol overgave pretentieloos vermaak, dat verrassend genoeg verschillende genres beslaat: historische zwaardvechtfilm, tijdreiskomedie en pure actie. Het enige probleem is de lengte: de film gaat te lang door om de aandacht onverminderd vast te kunnen houden.

Komedie

~

Yuen Wah was ook de stuntcoördinator van The Master (Long xing tian xia, 1989/1992) een inferieur Jet Li-vehikel van de hand van Hark Tsui, waarin Li een vechtjas speelt die zijn oude meester (Wah) moet redden in Los Angeles. Li is zoals altijd overtuigend en charmerend, de gevechten zijn zonder meer spectaculair, maar het ontbreekt de film aan logica, structuur en continuïteit. Tsui, die de hele film op locatie in Amerika opnam, had duidelijk geen tijd of zin om veel aandacht aan dit knullige haastwerkje te besteden. Het bleef drie jaar op de plank liggen en werd pas uitgebracht toen Li bekend werd met Tsui’s eigen, uitstekende Wong Fei Hung-films. De regisseur heeft wel eens gezegd dat hij met The Master eigenlijk een komedie voor ogen had. Daar vind je weinig van terug, hoewel het misschien de reden is dat de film zo’n zooitje is. Het is een van de vele pulpfilms die Tsui met zijn linkerhand regisseerde, die inmiddels zijn betere, soms radicale en baanbrekende werk (The Butterfly Murders, Swordsman, The Blade), overschaduwen.

Onevenredig

Beide dvd’s zijn voorbeeldige uitgaves: opgepoetst, voorzien van nieuwe interviews met de acteurs en stuntmensen, en van een typisch audiocommentaar van de orakelende spraakwaterval Bey Logan. Je kunt je afvragen wie er behoefte heeft aan de overweldigende hoeveelheid feitjes die hij in rap tempo oprakelt, maar hij geeft wel boeiende inzichten in de achtergrond, productie en ontvangst van beide films. Hong Kong Legends levert opnieuw twee superieure producten af, maar dat het Britse label geen kwalitatief onderscheid maakt in de genrefilms (ze geven domweg alle bekendere films een eersteklas behandeling) zorgt voor enige onevenredigheid. The Master is immers een prul, terwijl de meeste van Tsui’s superieure, subversieve producties nergens op dvd te bekennen zijn.

Boeken / Fictie

Detective zonder moord

recensie: A.B.Yehoshua - De missie van de human-resource manager

De missie van de human-recources manager is de nieuwste roman van de Israëlische schrijver Abraham B. Yehoshua. Het is een sprankelend boek van een in Nederland nog nauwelijks bekende schrijver. En dat is jammer, want het laat zich lezen als een spannende detective.

Het boek is niet alleen spannend, het is ook nog humoristisch. Als het hoofd Personeelszaken van een grote bakkerij op een goede avond zijn secretaresse naar kantoor laat komen, omdat ze dringend iets voor hem moet uitzoeken, neemt ze haar baby mee. Terwijl zij aan de slag gaat, zien we de manager door de gang hollen om de snel wegkruipende baby bij te houden, die vervolgens driftig met zijn speen op de deur van de directiekamer begint te rammen. Die hele baby speelt natuurlijk in de rest van het verhaal geen enkele rol, maar zorgt wel voor een glimlach. En draagt bij aan het gevoel dat we hier met échte mensen van doen hebben, een gevoel dat niet elke romanschrijver weet op te wekken.

Weg met de onverschilligheid

~

De missie van de human-resource manager (de titel verwijst naar de moderne, ietwat modieuze benaming voor de afdeling Personeelszaken) vertelt het verhaal van een 48-jarige vrouw, die vanuit een obscure republiek in de voormalige Sovjet Unie naar Israël emigreert. Ze is weliswaar ingenieur, maar komt niet als zodanig aan de slag. Daarom gaat ze maar als schoonmaakster in een grote bakkerij werken. Als de vrouw bij een zelfmoordaanslag in Jeruzalem om het leven komt en de plaatselijke krant de bakkerij aanklaagt wegens “onverschilligheid en onmenselijkheid”, besluit de directeur van de bakkerij om schuld te bekennen. Hij draagt zijn hoofd Personeelszaken op om met de doodskist mee te vliegen naar het geboorteland van de vrouw. Ook krijgt hij een zak met geld mee, om goede daden te verrichten en zo de goede reputatie van de firma te herstellen.

Yehoshua roept in zijn werk mooie beelden op. Zo omschrijft hij een regenbui die maar niet op wil houden als “een regenbui, die alleen maar feller wordt, alsof deze winter de hoop heeft verloren de hemel te legen en daarom geen andere keus heeft dan die hemel in zijn geheel naar beneden te trekken en met de aarde te versmelten.” En elders omschrijft hij de typische sfeer die bij een nachtdienst hoort: “Ze werpen al een eerste blik op de klok aan de muur om te zien of de tijd nog leeft en ademt en hen niet in de steek zal laten in de lange nacht.”

Bizarre trip

Maar er is nog iets dat opvalt aan dit boek. Yehoshua introduceert namelijk een stijlmiddel dat de lezer op verrassende wijze bij de les houdt. Op gezette tijden wisselt hij van perspectief en laat hij ons kijken door de ogen van al die mensen die de man van Personeelszaken op zijn nachtelijke speurtocht tegenkomt, als een soort van spiegel. De ene keer vertellen de buurmeisjes van de vermoorde vrouw bijvoorbeeld hoe hij op hen overkomt (“we schrokken ons meteen een ongeluk, want onze oma stond er niet, maar wel een vreemde man, sterk en groot, met een kaalgeschoren hoofd als dat van mamma voor ze slapen gaat”), de andere keer kruipt de schrijver in de huid van een vliegveldmedewerker, die moppert dat er alweer een doodskist uit Israël is gearriveerd (“O, beste mensen, zeg ons wat er aan de hand is in het Heilige Land”). Het is een aardige manier om een nieuwe fase in het verhaal te markeren.

Het boek is één grote, bizarre trip, want eenmaal geland in de republiek van de voormalige Sovjet Unie, eist de 14-jarige zoon van de vermoorde vrouw, die op dat moment de enige erfgenaam is, dat zijn moeder in haar geboortedorp wordt begraven, zodat zijn grootmoeder ook afscheid van haar kan nemen. Dat mondt uit in een vermoeiende expeditie, die uiteindelijk op een verrassende manier zal eindigen.

Muziek / Album

Op de toppen van het kunnen

recensie: Seidenmatt - If you use this Software often, buy it

Vele wegen worden in de postrock bewandeld. Muzikale diepgang, spanning en melodie worden als peilers gebruikt en menig keer slaagt een band in een goede poging. Sommige komen boven het maaiveld uit en overheersen het genre. Namen als Explosions in the Sky, Mogwai of Godspeed lonen het om de handen op elkaar te slaan. En de grote stroom aan postrock blijft doorzetten, getuige het Berlijnse Seidenmatt. Met volle overtuiging duiken ze op alle goede dingen van de genoemde bands. Dat maakt hun debuut If you Use this Software often, buy it, tot een van de meest spannende platen van het afgelopen jaar. Ongepolijste soundscapes, om geen genoeg van te krijgen.

~

Het uiterst jonge viertal verhief voor het eerst zijn stem in 2003 met de EP Wasserluft en vulde sinds die tijd menig voorprogramma in Berlijn. De veelal op dans georiënteerde stad moet de wat vreemde eend in de bijt dankzij dit volwaardige debuut nu ook afstaan aan de rest van Duitsland, maar het viertal heeft daarmee zijn top bij lange na niet bereikt. Want het debuut is veelzijdig. Jan, Florian, Matthias en Martin schuren met gemak langs de klasse van Mogwai, tonen de vurige virtuositeit van Explosions in the Sky, hebben dat beklijvende van Sigur Rós en bouwen met spanning zoals Godspeed dat kan.

Niet opgepoetst

If you Use this Software Often, Buy It begint met From Hero to Zero, waarin de band de luisteraar anderhalve minuut met behulp van wat samples laat wachten op een melodische gitaarloop. De rust en het nauwelijks opgepoetste geluid roepen reminiscenties op met Mogwai ten tijde van Come On Die Young. Het daarop volgende Forget about Telefunken kan, voor zover mogelijk, worden gezien als de single van de plaat, is het meest toegankelijk en wijkt het meest af van de rest. Die rest krijgt onder meer kleur door het schitterende Bergen, waarin een Sigur Ros-achtige klagende zanglijn de loop van de song bepaalt. Of Weiß, Blickdicht, waar de sferische muzikale soundscapes die Godspeed altijd zoekt, worden verkend.

Hoogtepunten te over

In Applaus komt de zo herkenbare Weilheimse knisperelectronika bovendrijven en toont Seidenmatt zijn ‘Duitse’ kant. De samples, gitaargolven en hooks, die ook weer teruggrijpen op de sterkste periode van Mogwai, staan heel strak op elkaar afgestemd, maar bevatten daardoor uiterst schone elementen. Net als het hoogtepunt van de plaat, Kontinental, waarin langzaam aan wordt gewerkt naar de kern van het nummer: de gesampelde en onderuit glijdende gitaarlijnen. Maar misschien is dat te kort door de bocht – de volgende luisterbeurt is er weer een ander hoogtepunt te herkennen. Want er zijn mogelijkheden te over op deze schitterende plaat.

Muziek / Album

Erik uit Nieuwegein

recensie: Spinvis - Dagen van gras, dagen van stro

Erik de Jong zegt in het programma De wereld draait door dat er soms wat kleinerend wordt gedaan over ‘het zolderkamertje’ en over het ‘knutselen’ van zijn alter ego Spinvis. Presentator Francisco van Jole bedoelde het zeker niet kleinerend, integendeel, hij heeft juist bewondering voor de manier waarop Spinvis muziek maakt.

~

Van Jole gaat in het gesprek echter op een typische Amsterdamse-grachtengordel-manier de fout in wanneer hij, na in deze aflevering Almelo al te hebben geschoffeerd, nu ook Spinvis’ thuisbasis Nieuwegein afdoet als, kort door de bocht, niet de meest inspirerende plek om ’tot dingen te komen’. De Jong ziet dat, als noodgedwongen ambassadeur van Nieuwegein, anders. Iedereen heeft een plek nodig om te wonen en te leven: “we kunnen niet met zijn allen in een grachtenpand.” Van Jole herstelt zich goed en slaat vervolgens de spijker op zijn kop wanneer hij zegt dat Nieuwegein wèl een erg oorspronkelijke plek is. Die oorspronkelijkheid, daar draait het om bij Spinvis.

Hij liet het er niet bij

De Nederlandse en Vlaamse muziekliefhebber wist drie jaar geleden niet hoe hij het had. Een album met een wit cassettebandje op de voorkant met een oranje versleten sticker en het woord Spinvis, geschreven met merkstift. Wat is in vredesnaam een Spinvis? Later blijkt dat een Spinvis een wat verlegen ogende huisman is, die al jaren aan een debuutalbum werkte achter zijn computer. Hij samplede, speelde zijn partijen in, haalde zijn kinderen erbij, stuurde een demo naar Excelsior, werd met open armen ontvangen, bracht zijn plaat uit, was van plan het erbij te laten, liet het er niet bij, overrompelde met een uiterst persoonlijk geluid, ging op tournee met oude grootheden en zijn vader, overrompelde wederom, bracht een live-plaat uit, ging weer op tournee met het project Lotus Europa, deed nog veel meer grote en kleine dingen en bracht onlangs zijn tweede langspeler uit met de titel Dagen Van Gras, Dagen Van Stro.

En wat weet die Spinvis weer te ontroeren met zijn melancholische liedjes over vroeger, over vandaag, over het voordeel van video, de tuinen van mexico en over de dagen van gras en de dagen van stro. Ook deze tweede plaat is op de zolderkamer totstandgekomen. De muzikanten namen hun partijen individueel extern op, zodat De Jong thuis het geheel kon vormgeven. Met als resultaat weer diezelfde breekbaarheid als op het debuut en die prachtige symbiose van computer en authentieke instrumenten (wat een genot die vibrafoon van Jan van Eerd en die trompet van Hans Dagelet). Maar ook de humor van De Jong is weer volop present (“vindt u oesters geil?”), net als zijn vreemde teksten met of zonder betekenis (Flamingo). De Jong laat volslagen onbevangen alle kanten van zichzelf zien: de ingetogen liedjesschrijver, de rocker (Kom In De Cockpit) en de experimentele taal- en geluidskunstenaar (Lotus Europa). Het totaal is opnieuw overweldigend en staat geheel op zich.

Toekomst van de popmuziek

Wat Dagen Van Gras, Dagen Van Stro wederom zo uniek maakt, is de identiteit van Erik de Jong. Zijn observatievermogen, zijn smaak, zijn leven in Nieuwegein en alles daarvoor. In de persoonlijke melancholie van Spinvis hoor je de nabije toekomst van de popmuziek. Een toekomst waarin iedereen met talent en een goede computer met internet zich individueel kan vormen tot een muzikaal genie. Alle muziekstijlen of kunstdisciplines ter wereld kunnen worden aangewend om juist datgene te zeggen, dat geen ander op die manier kan zeggen. Op een zolderkamertje kan de wereld samenkomen en versmelten tot iets ultiem persoonlijks, tot volslagen authentieke egodocumenten van Erik uit Nieuwegein, maar ook van Jan uit Almelo of Piet uit Peize. In de eenentwintigste eeuw is het misschien wel moeilijker authentiek en oorspronkelijk te zijn in de grachtengordel dan in Nieuwegein. Het geluid van de ‘Gordel’ kennen we nu wel, maar wat is het verhaal van Jan uit Almelo?

Theater / Achtergrond
special: Deel XIV: Dansen voor scholieren

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we een jong en nieuw cultureel talent presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. Voor de komende aflevering van zondag 4 december bezochten we op 28 november de presentatie van de Aya-dansvoorstelling Hera. We spraken met danseres Yada van der Hoek over dansen voor scholieren, over vrouwelijke helden en over haar toekomstplannen.

~

Halverwege de sterk ingekorte opvoering van Hera ligt danseres Yada van der Hoek (28) uitgeput aan de rand van het podium. Zojuist heeft ze intensief ‘gebattled’ met een mededanser. Na afloop vertelt Van der Hoek, nog steeds vuurrood van de inspanning, dat ze die breakdanceact normaal ook niet doet. “We hebben twee skaters in de voorstelling, zij doen dat samen. Maar één van hen kreeg problemen tijdens de repetitie: tijdens het grinden [met skates over een metalen balk glijden – JAB] verrekte hij een spier.” Van der Hoek, een paar jaar terug nog geroemd als een van de beste vrouwelijke breakdancers – ofwel B-girls – van Nederland, vervangt hem in de battle. Op een ander punt in de voorstelling doet een vrouw in haar eentje een dans die eigenlijk voor twee is bedoeld. “Met die blessure komt het voorlopig nog niet goed. We moeten nog een tijdje zijn rol op deze manier opvangen.”

Eerste opvoering

De voorstelling Hera van het Amsterdamse danstheater Aya gaat halverwege januari in première. Tot die tijd wordt er nog op veel fronten aan de voorstelling geknutseld. We bezochten de groep jonge dansers tijdens de Frontaaldag in het Haagse Theater aan het Spui. Programmeurs en schooldirecteuren konden daar alle nieuwe voorstellingen van theaterbureau Frontaal, gespecialiseerd in jeugdtheater, bekijken en boeken. Choreografe Wies Bloemen, de artistiek leider van Aya, leek er van te voren een hard hoofd in te hebben: de voorstelling was allerminst af, en dan was er ook nog een speler geblesseerd geraakt. Maar de groep moest er wel staan, en achteraf viel het allemaal mee: de dansers deden hun ding, Bloemen leek tevreden en de B-girl kreeg een pluim voor haar battle.

Wereldtournee

Van der Hoek volgde haar opleiding aan de Tilburgse Dansacademie, richting Expressionistische Theater Dans. Improvisatie is daarbij heel belangrijk: “Veel danssoorten vind ik niet zo interessant, en die kan ik ook niet dansen. Bij mij gaat het vooral om acrobatiek en entertainment. Daarom dans ik ook graag in voorstellingen voor middelbare scholieren.” Hera is Van der Hoeks eerste project bij Aya. Eerder maakte ze een eigen voorstelling bij het Amsterdamse Culture Coalition, een stichting die urban en breakdance op het podium brengt, en toerde ze met het Belgische dansgezelschap Hush Hush Hush over de hele wereld. “Dat was echt mazzel. Toen ik een voorstelling van hen zag, wilde ik daar stage lopen. Van te voren weet je dan nooit hoeveel ruimte je krijgt; soms mag je alleen maar meedoen met de warming-up. Maar het klikte heel goed, en ik kreeg gewoon een rol in een productie. Die bleek toen ook nog eens aan te slaan, waardoor ik in heel veel landen ben geweest.”

Vrouwelijke helden

Hera gaat over vrouwelijke helden, of onderzoekt eigenlijk wat vrouwelijke helden zijn. Van der Hoek: “Mannen zijn fysiek sterker. Vrouwen zijn op een andere manier sterk, emotioneler. Voor mij is Madonna een vrouwelijke held. Zij is een moeder, maar ook een sterke vrouw, een voorbeeld.”

Van der Hoek zelf is ook moeder, iets dat ook in de voorstelling terugkomt. In een monoloog vertelt ze haar levensverhaal; hoe ze besloot te gaan dansen toen ze op haar zestiende een opvoering van Scapino Ballet zag, over haar liefde voor een populaire jongen, die er meerdere vriendinnetjes op na hield. Hoe ze zwanger raakte van hem, en hoe ze uiteindelijk besloot het meisje waarmee hij vreemdging op te bellen. Nu is ze een alleenstaande moeder met een tweejarig dochtertje.

Het is voor het eerst dat Van der Hoek tekst heeft in een voorstelling, en dat is wel een kant die ze verder op wil. “Mijn dansstijl is heel energiek, en ik weet niet of ik dat nog tien jaar kan volhouden.” Maar met gesproken tekst kan de toneelcarrière langdurig gerekt. Dat zijn echter toekomstplannen; eerst moet er nog hard gewerkt worden aan Hera.

Hera gaat 13 januari in première. Eind december zijn er nog try outs. Klik hier voor de volledige speellijst.

LET OP: HET ITEM OVER HERA KAN WEGENS TECHNISCHE PROBLEMEN NIET WORDEN UITGEZONDEN.

Boeken / Non-fictie

Klassiek maar springlevend

recensie: Nigel Spivey en Michael Squire - Panorama van de klassieke wereld // Procopius - Verzwegen verhalen

Het pas vertaalde Panorama van de klassieke oudheid biedt precies wat de titel belooft: een overzicht van de westerse beschavingen, in de periode van pakweg 600 voor het begin van de jaartelling tot een paar eeuwen daarna, met enkele uitschieters naar boven en beneden. De vertaling van de schandaalkroniek die Procopius weer een paar honderd jaar na de klassieke oudheid schreef, over de toestanden in Byzantium, sluit daar mooi op aan.

Genoeg boeken over de klassieke oudheid, zeg maar de Grieken en Romeinen, maar daar kan er altijd wel weer eentje bij. Vooral een dik en rijk verlucht exemplaar, met daarin ook nog wat nieuwe ontdekkingen. Want hoewel geschiedenisboeken uiteraard over historie gaan, veranderen onze inzichten, en daarbij zijn de boeken vaak ook een spiegel van de eigen tijd. In dit Panorama van de klassieke oudheid bijvoorbeeld valt, in vergelijking met vele soortgenoten, de prominente plaats van de Etrusken op naast de beide antieke broedervolken.

Ieder zijn eigen oudheid

~

Door de thematische aanpak is het strikt gesproken ook geen geschiedenisboek geworden, daarvoor moet een bijgeleverde tijdbalk uitkomst bieden. Samen met een kaart en een verklarende woordenlijst heb je zo een mooi naslagwerk in handen, dat verder vooral opvalt door de werkelijk schitterende illustraties, 590 in totaal, waarbij vaak is gekozen voor wat minder bekende maar daarom niet minder intrigerende voorwerpen en cultuuruitingen, en dan ook nog merendeels in kleur.

In de tekst leggen beide auteurs verbanden met de moderne tijd. Dan gaat het bijvoorbeeld over de doorwerking van het klassieke erfgoed, die zowaar een geheel eigen hoofdstuk krijgt, of over films als Gladiator, waarin geen adequaat beeld van de oudheid zou worden geschetst. Iedere tijd schept zijn eigen oudheid, dat is zo ongeveer de boodschap van dit afsluitende betoog. Ooit werd ieder gevonden en geschonden beeld per direct gerestaureerd, met in onze ogen werkelijk verbijsterende gevolgen. Sinds de romantiek zijn het juist de omgevallen zuiltjes die ons boeien, en willen we eigenlijk niet weten dat de Grieken een luidruchtig volkje waren, die hun beelden liefst oppimpten met felle kleuren en veel goud. De paar reconstructies die het boek bevat doen inderdaad pijn aan onze geciviliseerde ogen, alsof de Tokkies in de gewijde hallen hebben huisgehouden. Ook niets nieuws overigens, sinds Evans in Knossos tekeerging.

Na Constantijn de barbaren?

Grof gesproken behelst het panorama de tijd tot Constantijn. Vroeger dachten we, mede in navolging van Gibbon, dat ergens rond die tijd ineens een einde kwam aan de klassieke oudheid. Dat we eerst als mensheid nog wat donkere middeleeuwen door moesten, voordat met de renaissance alles weer opnieuw begon. In werkelijkheid ging dat allemaal een stuk geleidelijker, zeker in het oosten van het Romeinse rijk waar Byzantium – het huidige Istanbul – de plaats van Rome had ingenomen en dat nog vele eeuwen volhield.

Byzantijns heeft in onze taal – en ook in een aantal andere – nog steeds de betekenis van weelderig, op het decadente af. Dat zal in de praktijk zijn meegevallen, maar toch kennen we de nodige schandaalverhalen over het gedrag van de oostelijke machthebbers. Ook niet echt een verschil trouwens met sommige praktijken in het westen, maar goed.

Antieke soap

Byzantijns icoon van keizerin Theodora
Byzantijns icoon van keizerin Theodora

De zesde eeuwse schrijver Procopius van Ceasarea heeft enige faam verworven met zijn Anekdota, de in het Grieks geschreven avonturen van keizer Justinianus, de verdorven keizerin Theodora en enkele figuren uit hun omgeving. Een onderwerp dat al heel lang tot de verbeelding spreekt: Robert I Clavdivs Graves schreef er al over, en in eigen land vertaalde Gerrit Komrij in 1970 het boek onder de titel Geheime geschiedenis van Byzantium.

In de Anekdota haalt Procopius op vernietigende wijze uit, nota bene naar de mensen die hij in eerder werk had bejubeld. Hoe dat kan, weet eigenlijk niemand. Het is toch al een vreemd verhaal, want het boek dook pas na eeuwen ergens op, en speelde dus in de tijd van schrijven geen enkele rol van betekenis. Dat zal wel weer te maken hebben gehad met de explosieve inhoud en de nogal botte manieren in het Byzantium van de zesde eeuw.

Voor de moderne lezer is het uiteraard smullen. De Anekdota is een soort soap, maar dan veel heftiger – zij het niet heel erg expliciet – en cultureel verantwoord natuurlijk, want we hebben het hier wel over een antieke beschaving. Hein L. Dolen maakte er weer een mooie, prettig leesbare vertaling van, die hij middels een verhelderend voorwoord in een inzichtelijk kader plaatst. Keizer Justinianus bijvoorbeeld, één van de twee helden, kennen we als wetgever, die ook zijn sporen heeft nagelaten in ons eigen rechtssysteem. In dit boek leren we hem eens van een geheel andere kant kennen. Wat Theodora – die als jong meisje aan drie lichaamsopeningen niet genoeg heeft, volgens Procopius dan – uithaalt is al bar, maar Justinianus spant de kroon. Zijn kwelduivel is tot op het bot consequent en schildert hem af als een door en door verdorven schurk. Wat de vraag opwerpt wat Procopius in hemelsnaam overkomen is, dat zoveel venijn zou kunnen rechtvaardigen.

Nigel Spivey en Michael Squire (vertaling: D. van der Lingen, S. van der Lingen, C. Meijer) • Panorama van de klassieke wereld • Uitgever: Athenaeum – Polak & Van Gennep • Prijs: € 44,90 • Pagina’s: 368 • ISBN: 90 5544 586 X

Procopius (vertaling: Hein L. Dolen) • Verzwegen verhalen – een schandaalkroniek uit Byzantium • Uitgever: Athenaeum – Polak & Van Gennep • Prijs: € 17,50 • Pagina’s: 168 • ISBN: 90 253 4196 9