Film / Achtergrond
special: Een interview met Kief Davidson

Simpelweg deprimerend

Deze maand gaan filmmakers Richard Ladkani en Kief Davidson afzonderlijk diverse Europese steden af ter promotie van hun documentaire The Devil’s Miner. Toen wij hoorden dat Kief Davidson ook Amsterdam aan zou doen, stonden wij als eerste in de rij om hem uit te horen over zijn indrukwekkende ervaringen die hij opdeed tijdens het maken van deze bijzondere, intrigerende film.

Ondanks dat Basilio een zwaar bestaan lijdt als mijnwerker, heb je als kijker het gevoel dat hij ooit goed terecht zal komen. Hebben jullie bewust gezocht naar een hoofdpersoon met een positief toekomstbeeld?

(Knikt instemmend) In 1999 gingen we naar Potosi met als doel het maken van een film over de historie van de berg Cerro Rico en de tweedeling van het geloof van de mensen daar. We waren gefascineerd door het feit dat ze katholiek waren, maar de duivel [Tio] eerden zodra ze de berg ingingen.

Kief Davidson
Kief Davidson

Toen we eenmaal daar waren, werden we geconfronteerd met de verschrikkelijke omstandigheden waaronder die mijnwerkers daar moesten werken. Het feit dat er ook nog kinderen bleken te werken, maakte het geheel simpelweg deprimerend. Omdat die kinderen als enigen nog een kans hadden om uit de mijnen te komen, besloten we het verhaal door een kind te laten vertellen.

In eerste instantie was onze interesse dus meer van antropologische en historische aard. Toen we tijdens de researchreis besloten om ons te focussen op de kinderen veranderde alles. Vanaf dat moment werd het meer dan alleen een film. Het ontwikkelt zich nog steeds. We doen van alles om de kinderen te helpen. Samen met de Duitse organisatie Kinder Nothilfe zamelen we geld in om alle kinderen onderdak en onderwijs te kunnen bieden. Het is als het ware een eigen leven gaan leiden.

Ik las dat jullie meerdere jongens gesproken hebben. Waarom kozen jullie voor Basilio?

De man die we in Potosi hadden aangenomen, kende twintig jongens aan wie hij ons voor kon stellen. De eerste die we ontmoetten was Basilio. Volgens die man was hij het meest geschikt, omdat hij goed kon praten. Na hem spraken we nog tien jongens, maar Basilio had een zodanige indruk gemaakt dat we besloten om met hem te werken.

De meeste jonge mijnwerkers gaan helaas niet zoals Basilio naar school. Als ze gaan, dan houden ze het meestal snel voor gezien. Naar school gaan en daarnaast hard werken is zwaar, zeker voor een kind. En naar mate ze ouder worden, wordt geld verdienen steeds belangrijker. Zo rond hun vijftiende, zestiende raken ze geïnteresseerd in meisjes. Die meisjes willen ze mee uitnemen en daar is geld voor nodig. Dus eindigen ze in de mijnen.

Hoe communiceerden jullie met de mensen daar? Spreken jullie allebei Spaans?

Ja. Mijn partner Richard heeft in Zuid-Amerika gewoond, dus hij spreekt het vloeiend. Ik niet helemaal, maar begrijp een hoop. Sommige ouderen, zoals Basilio’s moeder, spreken alleen Quechua, dus tijdens sommige gesprekken hadden we wel een vertaler nodig.

Basilio
Basilio

We hadden eigenlijk veel tegenstand van de mijnwerkers verwacht, maar dat viel mee. Toegang krijgen tot de mijnen ging een stuk eenvoudiger dan we voorheen hadden gedacht. Een man waarmee we werkten was al twintig jaar mijnwerker, dus hij wist veel van de mijnen. Toen de inwoners van Potosi er achter kwamen dat wij een eerlijk verhaal over een kindmijnwerker wilden neerzetten, waren een hoop van hen daar erg blij mee. Ze willen dat de rest van de wereld weet hoe het er bij hun aan toe gaat. De mijnwerkers vinden het heel erg dat die kinderen zulk zwaar werk moeten doen, maar ze weten dat het niet anders kan. Ze beseffen dat ze er over tien jaar waarschijnlijk niet meer zullen zijn en dat hun zoons hetzelfde lot wacht.

Hadden ze problemen met het feit dat jullie hun verering van de duivel wereldkundig gingen maken?

Om te beginnen hebben de inwoners van Potosi weinig contact met het Westen. Daarnaast heeft hun verering van de duivel weinig te maken met het fenomeen zoals wij het kennen. Het is een geloof dat ze al honderden jaren hebben. Wij zien het als een vreemd concept, maar voor hen is het normaal. We hadden van The Devil’s Miner gemakkelijk een extreem sensationele film kunnen maken, een horrorfilm zelfs. Maar dat was niet de richting die we uitwilden en dat hebben we hen ook duidelijk gemaakt.

Maar waren ze niet bang dat de rest van de wereld hun geloof niet zou begrijpen?

Ik denk niet dat de mijnwerkers daar bang voor waren. Al waren de priesters dat waarschijnlijk wel – zij deden erg hun best om hun boodschap goed over te laten komen. Het is ook een kwestie van noodzaak. De mijnwerkers geloven echt dat deze entiteit, dit demoon hen kan doden. Je kunt niet zeggen: Stop! Ga gewoon naar de kerk. De priesters daar proberen dat al honderden jaren en het heeft niets geholpen. De mijnwerkers denken: Gods invloed eindigt bij de ingang van de mijn. Hoe denkt hij mij dan te kunnen beschermen? Daar is wat voor te zeggen.

Brachten jullie Tio ook offers wanneer jullie de mijnen ingingen?

Ja, we namen altijd alcohol en cocabladeren mee. Na een tijdje begonnen we ook zelf in Tio te geloven. Met Carnaval kwam er een verklede man naar ons toe. Omdat wij wilden zien wie hij was, haalden wij de versiersels voor zijn gezicht weg. Toen bleek dat hij een Tio-masker droeg, reageerden Basilio en zijn broertje geschokt. “Dat mogen jullie niet doen!”, riepen ze bang, “De Tio zal boos worden en ons vermoorden!” Waarop wij ze geruststelden en de versiering weer teruggaven. Enfin, toen we drie uur later weer gingen filmen in de mijnen, kwam er een man aanrennen met de mededeling dat de mijn op instorten stond. In eerste instantie geloofden wij hem niet, maar uiteindelijk zagen we aan zijn gezicht dat het waar was. Uit pure angst hebben we toen de camera uitgezet en zijn we naar buiten gerend. Van het eerste hebben we overigens nog steeds ontzettend veel spijt. Eenmaal veilig buiten riepen de jongens: “De Tio! Jullie hebben de Tio boos gemaakt!” Op dat moment hadden we wel het gevoel dat ze gelijk hadden.

Waren de mijnwerkers sowieso niet bang hun leven op het spel te zetten door iemand mee te nemen die niet in Tio geloofde?

Nee, zo was het helemaal niet. Ze stelden het op prijs dat wij Tio aandacht gaven, want het schijnt dat hij daar erg van houdt. Zo vindt hij het ook fijn als je samen met hem een sigaretje rookt en tegen hem vloekt of schreeuwt. Nee, Tio is zeker geen doorsnee duivel (lacht).

Laatst hadden we nog contact met Basilio. Het gaat goed met hem. Hij en zijn familie wonen niet meer op de berg, maar in de stad. En hij heeft interesse in meisjes.

Een gezonde jongen dus.

Inderdaad.

Muziek / Achtergrond
special: Een kennismaking met een Noors succesverhaal

Annie voor beginners

Annie! Annie wie? Annie uit Noorwegen. Hoewel ze over de hele wereld successen heeft geboekt met haar dansbare pop, is ze in Nederland nog maar weinig bekend. Behalve voor de echte popnerd dan. Want het merkwaardige aan het fenomeen Annie is dat haar muziek nog zo commercieel mag klinken, het zijn de donkerste underground-media die haar op handen dragen. Maar voor al diegenen die minder op het muzieknieuws gefocussed zijn, lijkt Annie zomaar uit de lucht te komen vallen. Toch ligt haar debuut Anniemal al weer een paar maanden in de schappen en heeft ze onlangs een zeer goed ontvangen DJ-album uitgebracht met de titel DJ Kicks. Omdat je haar dus juist nu niet over het hoofd mag zien, geeft 8WEEKLY een spoedcursus Annie voor beginners.

Annie lijkt de perfecte vrouw: jong, wereldwijd succesvol, sexy, slim, veelzijdig en hip. In haar thuisland is ze immens populair en in ons interview vlak voor haar eerste optreden in Nederland blijkt ze ook nog eens bijzonder vriendelijk te zijn. Wie is de Noorse schone?

~

Annie is Noors

Annie Lilia Berge Strand komt uit Bergen, stad van regen en kou, maar ook de stad van Röyksopp en Kings of Convenience. Annie: “Er heerst de laatste tijd een goed muziekklimaat in Noorwegen. Dat was vijf jaar geleden wel anders, toen Zweden de beste troeven in handen had. Er is altijd een soort van concurrentie aan de gang tussen beide landen. Ik heb het idee dat men zich tegenwoordig niet meer hoeft te generen om naar Noorse popmuziek te luisteren. Er is niet echt een typische ‘Bergen Sound‘. Iedereen doet zijn eigen ding, terwijl bijvoorbeeld Oslo wat meer rock georiënteerd is. Het muziekklimaat in Bergen is goed. Er zijn geen grote platenmaatschappijen, dus je kunt je werkzaamheden redelijk low profile houden. Samenwerken is makkelijk, omdat er weinig onderlinge jaloezie is. Je kunt gemakkelijk bij de ander aankloppen als je bijvoorbeeld een bassist of goed muzikaal advies nodig hebt.”

~

Annie is wereldwijd succesvol

“Ik was in eerste instantie verbaasd dat er interesse in mijn muziek bestond buiten Scandinavië. Maar helemaal verrassend vond ik de interesse van bijvoorbeeld Japan en ook Amerika, waar ik zeer goed ben ontvangen. Ik heb daar voor uitverkochte zalen gespeeld, dus die Amerikanen zijn toch niet zo conservatief als ik dacht. Momenteel werk ik aan mijn nieuwe album en ben ik druk bezig met touren. Mijn voornaamste doel is dat zo veel mogelijk mensen mijn muziek horen, of ze het nou mooi vinden of niet. Mocht ik nou heel rijk worden, dan wil ik de politiek in.”

Hoe plaats ik Annie?

Op het eerste gezicht klinkt haar muziek zo commercieel als maar kan. De teksten zijn simpel en de liedjes zijn luchtig, uitermate poppy en liggen gemakkelijk in het gehoor. Annie’s uitstraling is schaamteloos meisjesachtig, haar website is pastelroze en in het cd boekje van Anniemal staan geen teksten maar foto’s: dan weer lief, dan weer een tikkeltje verlegen lacht ze je toe. Maar toch, na een aantal luisterbeurten blijkt er toch iets niet te stroken met dit image. Wat het is? Moeilijk te zeggen. Het zou bijvoorbeeld kunnen liggen aan haar hippe producers zoals Richard X en Röyksopp, wiens geluid duidelijk terug te horen is op het schijfje.

~

Is Annie een brug tussen commercieel en alternatief? “Ik ben zes jaar geleden begonnen met het uitbrengen van muziek. Eerst op een 7 inch, toen op 12 inch en dat herhaalde zich een paar keer en ik denk dat die manier van muziek uitbrengen de juiste is om ontdekt te worden door underground media, zoals bloggers. Wat ook helpt is dat ik zelf uit de underground kom. Het is voor het publiek soms wel moeilijk om te bevatten. Sommigen vragen zich af wat ik met mijn populaire sound te zoeken heb bij zo’n select groepje muziekliefhebbers, terwijl anderen zich weer afvragen waarom ik zo aantrekkelijk ben voor het grote publiek. Zelfs de platenmaatschappij vindt het moeilijk om me te plaatsen, wat de marketing van mijn muziek vervolgens kan compliceren.” Wel, de marketing van Annie gooit het duidelijk op commercieel: ‘De Noorse Madonna!’ luidt de aankondiging van het concert van vanavond. Ook vergelijkingen met Kylie keren regelmatig terug. Annie: “Mensen willen je altijd in een hokje stoppen, zeker als je een vrouw bent. Wat dat betreft is het niet zo gek dat sommigen mij de Noorse Madonna of Kylie noemen. Zij zijn wel inspiratiebronnen voor me, maar wat ik doe is natuurlijk totaal anders. Daarbij komt dat ik als controlefreak alles graag zelf in de hand houd. Ik schrijf mijn eigen songs, ik ben direct betrokken bij het productieproces en marketing.”

~

Annie maakt het feestje

“Ik ben zelf niet zo’n feestbeest als je zou denken. Ik maak liever zelf het feestje. Ik ben begonnen als DJ en nu dus als zangeres. Als ik thuis ben, ben ik zelfs vrij huiselijk. Mijn optredens trekken merkwaardig genoeg veel homoseksuele mannen. Ik denk dat ze mijn muziek leuk vinden, omdat ze iets zoeken waarop ze goed kunnen dansen.”

Annie is zo veelzijdig, dat ze meer weg heeft van een popconcept, dan van een popzangeres. Wat doet zij naast zingen in een bandje? Annie: “Naast zingen doe ik veel andere dingen op het muzikale vlak. Ik ben VJ, ik heb een maandelijkse club opgericht: ‘Pop till you drop’. Daarna werd dat ‘The music sounds better with you’. Ik heb een eigen platenlabel en ik doe een radioshow in Bergen samen met een vriendin. Daarin babbelen we met z’n tweeën over van alles en niets. De show heet ‘pik en neuken’ en dat is apart omdat dezelfde Noorse woorden in het Fins ‘een broodje’ betekenen. Het wordt vaak verkeerd begrepen, maar de show gaat helemaal niet over seks. We vonden de naam gewoon grappig.”

Ben je benieuwd naar Annie live? Dan heb je net de boot gemist, maar haar debuut Anniemal en haar DJ Kicks zijn vers genoeg om daar mee de show te stelen op je verjaardagsfeestje.

Boeken / Non-fictie

Aanstekelijk enthousiasme

recensie: Richard Feynman

De Amerikaanse wetenschapper en denker Richard Feynman (1918-1988) was wat je noemt een kleurrijk figuur, die niet alleen de Nobelprijs in de wacht sleepte, maar ook zijn geliefde bongo bespeelde en uit liefhebberij aan modeltekenen deed – in nachtclubs. Naast de betekenis van zijn wetenschappelijke werk, is vooral de manier waarop hij naar de wereld keek nog steeds een inspiratie voor velen.

Feynman was het klassieke type wetenschapper dat geen genoegen neemt met de resultaten op zich, maar ook geïnteresseerd is in de weg daar naartoe. De bundel met het beste van zijn losse werk heet dan ook niet voor niets The pleasure of finding things out – een titel die uitgeverij Nieuw Amsterdam voor de Nederlandse vertaling intact heeft gelaten. De verzameling – waarvan een deel al eerder in het Nederlands verscheen in Laat ze maar praten (1990) – biedt dan ook veel ter overpeinzing, over de aard en taak van de wetenschap bijvoorbeeld. Verplichte kost voor wie nog steeds rondloopt met het beeld van de wetenschapper als technocraat met oogkleppen.

Bewijsbare flauwekul

~

Feynman heeft overal belangstelling voor, maar wil dan liefst ook meteen maar gaan meten, om te zien hoe het nu eigenlijk zit. Als hij ergens een hekel aan heeft, dan is het onbewezen flauwekul. Flauwekul, okee, maar geef dan aan hoe het werkt en hoe we dat kunnen onderzoeken:

Het zou waar kunnen zijn dat als je naar de tandarts gaat op de dag dat Mars een rechte hoek maakt met Venus, je beter af bent dan op een andere dag. Het zou waar kunnen zijn dat je genezen kunt worden door het mirakel van Lourdes. Maar als het waar is, dan zou het onderzocht moeten worden. Waarom? Om het te verbeteren. Als het waar is, dan kunnen we er misschien achter komen of de sterren echt het leven beïnvloeden. We zouden het systeem krachtiger kunnen maken door statistisch onderzoek en door het nauwkeuriger en objectiever beoordelen van het bewijsmateriaal op wetenschappelijke basis.

De tegelijk verschenen vertaling van Six easy pieces – dat het ook met zijn oorspronkelijke titel moet doen – is weer wat technischer. Het zijn de eenvoudigste lessen uit de Feynman lectures on physics, zo populair dat je ze zelfs op de plaat kunt kopen, maar wel bestemd voor studenten die verder willen. Deze excerpten zijn voor de belangstellende leek goed te volgen, en hebben nog niets van hun oorspronkelijke frisheid verloren. Ze zijn zelfs niet eens door nieuwe ontdekkingen achterhaald, behoudens een paar kleine details.

‘Superieure joodse genen’

~

Bijna alles wat we van Feynman in boekvorm aangeboden krijgen is niet door hemzelf geschreven. Het zijn notulen van lezingen en lessen die hij zelf nooit op papier heeft uitgewerkt – naar eigen zeggen omdat hij niet kon schrijven. Dat viel in de praktijk mee, als we de brievenselectie Don’t you have time to think? mogen geloven die tegelijk met bovenstaande deeltjes verscheen (maar dan niet in vertaling). Van en over Feynman is al het nodige verschenen, de autobiografie Surely you’re joking, Mr. Feynman blijft van harte aanbevolen, dus over zijn leven weten we al het nodige.

Deze brieven zijn daar prachtige illustraties bij, waar je vanzelf vrolijk en enthousiast van wordt. Voorzien van commentaar door zijn dochter bieden ze een hele reeks altijd weer interessante onderwerpen, vaak ook met de brieven van de vele correspondenten erbij. Vooral nadat hij met zijn hoofd op de televisie was geweest, en uitaard na het winnen van de Nobelprijs stroomde de post binnen. Werkgerelateerde post vaak, maar ook regelmatig brieven van mafkezen of mensen die hem TM willen aansmeren, of andere nonsens. Feynman neemt vrijwel altijd de moeite voor een uitgebreid antwoord, een paar keer slechts schiet hij uit zijn slof, zoals in de brieven aan een mevrouw die denkt dat de joden het uitverkoren volk zijn en dat Feynman zijn prestaties dankt aan zijn superieure joodse genen.

Net als in de lezingen toont Feynman zich in de brieven de ideale wetenschapper, opgevoed door een vader die zich bij alle aangereikte kennis afvroeg hoe dat dan zat en of het werkelijk zo was. Dat is ook vaak het advies dat Feynman zelf aan mensen geeft: loop niet blind achter autoriteiten aan, maar vertrouw eerst op wat je zelf denkt en ziet. Een prima recept voor een wetenschappelijke methode. En dat dan ook nog met veel humor gebracht.

Richard Feynman • Six easy pieces • Uitgever: Nieuw Amsterdam • Prijs: € 15,95 (paperback) • 208 bladzijden • ISBN: 90 468 0007 5

Richard Feynman • The pleasure of finding things out • Uitgever: Nieuw Amsterdam • Prijs: € 17,95 (paperback) • 287 bladzijden • ISBN: 90 468 0007 7

Richard P. Feynman • Don’t you have time to think? • Uitgever: Allen Lane (import: Penguin Benelux) • Prijs: € 35 (gebonden) • 486 bladzijden • ISBN: 0 713 99847 4

Boeken / Achtergrond
special: 7. Raster

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer zeven: Raster: tijdschrift in boekvorm.

~

Het tijdschrift Raster heeft een lange weg achter de rug. Het werd in 1967 opgericht als kwartaalschrift, onder de bezielde leiding van H.C. ten Berge. Raster was min of meer een voortzetting van het legendarische en veelbespogen Merlyn, het tijdschrift dat de zogenoemde close reading zo propageerde. Typisch een blad voor de analyserende lezer, dus. Raster zat vanaf het begin dicht op de huid van de tijd: het signaleerde nieuwe stromingen en ontwikkelingen en publiceerde daar diepgravende stukken over, waarbij het zich niet beperkte tot literatuur maar ook aandacht had voor film, muziek en ruimere cultuuruitingen die we tegenwoordig bijvoorbeeld verbinden aan de naam van iemand als K. Schippers. Wat betreft literatuur zat Raster aanvankelijk in de hoek van wat we vanuit het heden terugblikkend, en met veel te grove kwast, experimenteel noemen. Na een korte onderbreking ging het blad in 1977 fris en vrolijk verder op de ingeslagen weg, waarbij het zich onder andere stevig roerde in de polemiek rond het realisme, zoals die werd aangezwengeld door Jeroen Brouwers.

Erudiete eigenzinnigheid

Raster is altijd een kwartaalschrift gebleven. Ook de eigenzinnigheid bleef, al is de inhoud iets bedaagder geworden, wat op zich geen kwaad kan. Waar het blad voorheen nogal eens gebukt leek te gaan onder experimentele ‘scoringsdrang’, kenmerken de afgelopen jaargangen zich door een uitermate prettige eruditie. Echt een blad dat je – ook al dankzij de boekvorm – met vreugde in de kast met literatuur zet.

De laatste drie edities die we in handen kregen waren alle themanummers: over respectievelijk het ‘fenomeen nee’, filippica’s en lofredes, en flessenpost. Omdat het nieuwe nummer geheel gewijd is aan ‘kleur’, mogen we rustig aannemen dat Raster het blijft zoeken in gethematiseerde inhoud.

Fles

~

Het nummer dat de titel Flessenpost (et tu, Raster!) meekreeg, biedt J.F. Vogelaar ampel ruimte voor een bijdrage over teksten die uit de Duitse vernietigingskampen aan ons zijn overgeleverd – dit als voorbereiding op zijn binnenkort te verschijnen boek over het onderwerp. Niet echt een vrolijk onderwerp en ook niet nieuw, maar dat mag geen bezwaar zijn. De geschiedenis van de strijd tegen de pogingen tot sporenvernietiging is boeiend genoeg, en heeft ook aspecten die het puur historische en morele overstijgen, met voorop de vraag of we deze teksten mogen benaderen als literatuur. Met andere woorden: of we dezelfde literaire maatstaven mogen hanteren als bij de beoordeling van proza dat niet in afgrijselijke omstandigheden en met de dood voor ogen is geschreven.

~

Dat is al sinds de eerste teksten van overlevenden verschenen een erg lastige kwestie, die raakvlakken heeft met de Historikerstreit van enkele jaren geleden. Vogelaar laat onder meer zien hoe verschillende schrijvende ex-gevangenen geworsteld hebben met de materie, en vooral ook met de inhoud van de geschriften die in zijn betoog centraal staan. Die werden geschreven door leden van de zogenaamde Sonderkommando’s – groepen gevangenen die in de vernietigingskampen niet meteen werden vermoord, maar die mee moesten helpen bij het opruimen en vernietigen van de stoffelijke overschotten. Literatuur die bedoeld was als getuigenis, zeker, maar ook als literatuur op zich. Daarop aansluitend is een aantal hoofdstukken geplaatst van en over de Russische schrijver Sjalamov, die schreef over zijn ervaringen in de goelag, maar dan op een andere manier dan de veel beroemdere Solzjenitsjin. Ook hier, onder andere in een beschouwing van De Roder, dringt zich weer de vraag op naar het wezen van ware literatuur, en hoe die te constateren zou kunnen zijn. Stof tot nadenken, kortom.

Het nummer is met zijn strenge focus overigens niet strikt exemplarisch voor wat Raster is en wil zijn. Ook zeer de moeite waard zijn edities waarin een hele reeks schrijvers uit verschillende hoeken en gaten een opdracht meekrijgt, bijvoorbeeld tot het schrijven van een lofrede dan wel een filippica. Dat soort exercities levert in Raster steevast een even boeiende als kwalitatief hoogstaande verzameling op, met telkens weer nieuwe inkijkjes in de gehele breedte van de cultuur.

Raster: Tijdschrift in boekvorm
– Losse nummers: € 15,00
– Abonnement: € 45,00
– Uitgever: De Bezige Bij
Raster verschijnt 4 maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel of te bestellen via een e-mail naar debezigebij@wpguitgevers.nl.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Film / Films

Moord als kortste weg naar nieuwe baan

recensie: Le Couperet

Voor een man is zijn baan zijn leven. Hij ontleent er zijn identiteit aan, zijn status, zijn trots; niet alleen binnen de organisatie waar hij werkt, maar ook in zijn gezin. Misschien speelt dit vandaag de dag nog sterker dan vroeger. In het bedrijfsleven is de werkende man aangeschoten wild dat ieder moment de fatale nekslag toegediend kan krijgen: door de concurrentie, of met de zoveelste reorganisatie die het management oplegt.

~

Bruno Davert besluit van prooi in jager te veranderen. Vijftien jaar werkte hij in de papierindustrie toen hij zijn ontslag kreeg. Reden? ‘Delokalisering’. Nu is hij tweeëneenhalf jaar werkzoekend en druipen wrok en woede van zijn gezicht. Tijd voor actie: Bruno ruimt degene uit de weg die de baan heeft waarop hij zijn zinnen heeft gezet. Maar eerst moeten potentiële concurrenten voor de functie er aan geloven. Bruno schrijft een vacature uit en selecteert uit de binnenkomende sollicitatiebrieven degenen die evengoed gekwalificeerd zijn. Met een oude Luger legt hij ze één voor één om.

Gefrustreerde veertiger

Het gegeven lijkt absurd, maar is het echt zo ondenkbaar? Eén van de wijze lessen die Bruno en zijn vrouw van hun relatietherapeut krijgen, is dat wanneer mensen niet over hun problemen praten, ze paranoïde worden. Dat is precies wat er met Bruno gebeurt. De hele wereld vormt een complot om te zorgen dat hij niet meer aan de bak komt. Wat anders dan moord blijft er dan nog over voor deze gefrustreerde veertiger? Wel bezien was het leven dat een werkloze man in L’Emploi du temps (2001) verzon maar één stap verwijderd van wat Bruno hier doet.

~

Regisseur Constantin Costa-Gravas laat ons een eind met zijn hoofdpersoon meeleven. Zo filmt hij consequent vanuit Bruno’s perspectief – het eerste deel van de film wordt zelfs begeleid door diens voice-over – en is de perfect gecastte José Garcia innemend genoeg om tegelijkertijd moordenaar, zakenman en huisvader te zijn. Maar Costa-Gravas bewaart ook afstand tot zijn hoofdpersoon, zoals dat hoort in een satire. Hoewel het bedrijfsleven geschetst wordt als een wereld van schone schijn – een glimlach naar buiten, keihard van binnen – commiteert Bruno zich met zijn ultieme poging hierin weer een plaats te veroveren juist aan deze moraal. Los van de moorden die hij pleegt, maakt hem dat tot meer dan slachtoffer van het systeem.

Symboliek

Le Couperet is gebaseerd op een roman van de Amerikaanse schrijver Donald Westlake. Voor de film is zijn ijzersterke verhaal verplaatst naar Frankrijk, waar het misschien nog beter tot zijn recht komt. De dreiging van het kapitalisme wordt waarschijnlijk nergens anders zo sterk gevoeld als hier en duikt dan ook overal in de film op: brandweermannen bezetten in een protestactie de weg, een automonteur vreest er vanwege zijn leeftijd en salaris als eerste uit te vliegen. De symboliek uit het boek is in tact gebleven.

~

Costa-Gravas kennen we als de regisseur van politieke thrillers zoals Z (1969) en Missing (1982). Le Couperet is spannend (let op de opzwepende muziek), tragikomisch en maatschappij-kritisch en misstaat daarom niet in dit rijtje. Op het Film by the Sea-festival won de film dit jaar de competitie als beste boekverfilming. Misschien is dat de reden dat Le Couperet toch een bescheiden bioscooproulatie krijgt – in één kopie – en niet meteen geruisloos in de dvd-bakken verdwijnt. Maar eigenlijk is dat nog veel te weinig aandacht voor deze gitzwarte analyse van de maatschappij waarin we leven.

Muziek / Album

Soleren maar

recensie: The Darkness - One Way Ticket To Hell ...And Back

Dankzij de supersterke single I Believe In A Thing Called Love en de aanwezigheid op vrijwel alle grote festivals slaagde The Darkness er in om van hun eerste cd Permission To Land maar liefst 3,5 miljoen exemplaren te verkopen. Een fantastisch aantal als je bedenkt dat de rockmuziek die de band maakt totaal niet past bij wat nu hip is of wat de afgelopen twee jaar hip was. Nu komen de hardrockers uit Lowestoft met een tweede album genaamd One Way Ticket To Hell …And Back dat opnieuw vol staat met gitaarstampers.

~

Ik zag The Darkness voor het eerst op televisie bij een special rond een optreden op een groot Brits festival. In eerste instantie leek de groep wat op de legendarische nep-hardrockband Spinal Tap uit de gelijknamige film. Toen de vier bandleden echter het podium betraden en los gingen voor een uitzinnige menigte, bleek dat The Darkness wel degelijk een ‘serieuze’ band was. Het publiek bij het concert een half jaar later in de Melkweg bestond uit twee groepen. Aan de ene kant waren er de hippe mensen die de hype kwamen bekijken, aan de andere kant de echte hardrockers die in de plee keihard AC/DC’s Highway To Hell zongen. The Darkness staat zowel voor ironie en humor als voor retestrakke hardrock. En daar gaat de band op One Way Ticket To Hell …And Back gewoon mee door. Nou ja, het album verscheen niet zonder slag of stoot. The Darkness lag op een gegeven moment zo’n beetje uit elkaar, maar de opnames werden voorgezet nadat bassist Francis Poullain uit de band was gezet en het resultaat valt absoluut niet tegen.

Ironie

Het intro van opener One Way Ticket straalt van de ironie. Een panfluitist (volgens de persinformatie “de beste van de Andes”) wordt begeleid door dreigende keyboardtonen. Na vage snuifgeluiden (coke, het onderwerp van de song) barst de gitaarsectie los in strakke riffs en zanger Justin Hawkins in zijn bekende hoge gegil. Uit de nummers Knockers (‘prammen’) en Diner Lady Arms blijkt dat hij kennelijk iets heeft met dikke vrouwen. In het eerste nummer zingt hij “They say you’re pushing 30, well you’re pushing 30 stone” (100 kilo). In het tweede “I couldn’t figure out where you’re figure had gone”. Beide nummers zijn echte Darkness-hits, vooral Knockers, dat een geweldig meezingbaar refrein heeft, dat gezien de rest van de tekst ook weer lekker ironisch is. Hawkins zingt: “I like what you’ve done with your hair”. Terwijl hij eigenlijk bedoelt: “Wat een lekkere tieten heb jij!”.

Ouderwets rocken

De ‘klassieke’ hardrock is terug te vinden in de nummers Is It Just Me? en English Country Garden, dat ontzettend op Queen lijkt. De rockballads zijn ook weer present, zoals het met strijkers gelardeerde Seemed Like A Good Idea At The Time en hekkensluiter Blind Man. Vreemde nummers zijn Bald dat begint met een Radiohead-achtig gitaartje (The Darkness coverde ooit Street Spirit, dus dat was misschien de inspiratie hiervoor) en het folkloristische Hazel Eyes (met doedelzak). De hele plaat lang is het weer lekker ouderwets rocken met The Darkness. One Way Ticket To Hell …And Back is een door de producer van Queen, David Bowie en The Rolling Stones gladgestreken album. Geen hip gedoe voor deze band, maar dikke vrouwen in plaats van Kate Moss en ge-airbrusht artwork á la Meatloaf en Roy Thomas Baker. Justin Hawkins laat zich weer in zijn spandex pakje hijsen onder het motto: soleren maar, fout is goed. ROCK!

Muziek / Album

Een feestelijke muzikale omlijsting van duistere dagen

recensie: English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner - Johann Sebastian Bach: Christmas Cantatas, Vol. 14

.

~

Nadat Johann Sebastian Bach in 1723 als cantor in Leipzig werd aangesteld begon een zeer productieve periode. Hier componeerde hij het leeuwendeel van zijn cantates voor nagenoeg iedere zon- en kerkelijke feestdag. Uiteindelijk ontstonden aldus vijf jaargangen met cantates, waarvan slechts één deel bewaard gebleven is. Deze muzikale schatkist werd in de jaren negentig van de vorige eeuw door Ton Koopman en zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir integraal uitgevoerd en opgenomen. Gardiner had zich met zijn Monteverdi Choir en de English Baroque Soloists hetzelfde doel gesteld, waarbij hij echter een andere thematische aanpak volgde. Wat hij gemeen had met Koopman? Beide begonnen hun project met een contract bij een grote platenmaatschappij, om echter gaandeweg te horen te krijgen dat er geen markt zou zijn voor dergelijke omvangrijke muzikale projecten. Ton Koopman nam afscheid van Erato en ging door met zijn eigen label, Antoine Marchand. Gardiner, in eerste instantie gecontracteerd door Deutsche Grammophon, richtte met hulp van gulle sponsers en onder patronage van de Prince of Wales eveneens zijn eigen label op: “Soli Deo Gloria”, ofwel “alleen God zij eer”. Bach onderschreef zijn cantates met de sacrale afkorting SDG. Voor Gardiner meer dan een knipoog naar zijn voormalige broodheer, DG? Deze beide gevallen staan overigens niet op zichzelf; zo produceren ook het London Symphonic Orchestra en het Concertgebouworkest inmiddels onder eigen label.

The Bach Cantata Pilgrimage

Terug naar Gardiner en zijn “Bach Cantata Pilgrimage”. De reis begon op eerste kerstdag 1999 in Weimar, waar in de Herderkirche met de uitvoering van de eerste drie delen van het Weihnachtsoratorium het startschot viel voor de uitvoering van alle overleverde Bach cantates in het millenium jaar 2000, het jaar waarin de tweehonderdvijftigste sterfdag van de componist herdacht werd. De werken werden daarbij op de liturgische feestdagen uitgevoerd waarvoor ze door Bach gecomponeerd waren. Tijdens de ambitieuze pelgrimsreis stond volgens Gardiner de uitvoering van de werken centraal, de gemaakte opnames waren daarbij eerder een nevenproduct. Het interessante is dat ze niet tot in perfectie in een studio zijn opgenomen, maar live opnames zijn van de aan de concerten voorafgaande generale repetite. Gelet op de tijdsdruk waaronder ze tot stand zijn gekomen een prestatie op zich. Überhaupt is de Bach Pilgrimage in meerdere opzichten een klein logistiek wonder: 198 cantates in één jaar tijd op verschillende locaties uitvoeren, en dan gemiddeld nog geen twee dagen tijd hebben om ieder werk in te studeren, en dan nog de geldkraan die werd dicht gedraaid.

Vier juweeltjes

~

Het feit dat Gardiner en zijn Monteverdi Choir & Orchestra een jaar lang intensief met de cantates in de weer zijn geweest heeft echter zijn vruchten afgeworpen. De vier kerstcantates, die Bach voor eerste dan wel de tweede kerstdag schreef, vormen het sluitstuk van de – een jaar durende – rondreis en werden op 25 december 2000 in de Bartholomew’s Church in New York opgenomen, de enige niet-Europese locatie van de hele tour. Voor wie ook maar enigszins met muziek van Bach bekend is, zal het geen verrassing zijn dat de (koper)blazers het nodige bijdragen aan het vrolijke karakter van Kerst waarvoor deze cantates gecomponeerd zijn. Gardiner voert de vier cantates in een feestelijke, bijna luchtige stemming uit. Of dit aan de muziek zelf ligt, of aan het gegeven dat het hier om de laatste concerten gaat, zal altijd een vraag blijven.

De meest opvallende van de vier hier opgenomen cantates is Dazu ist erschienen der Sohn Gottes. Bach gebruikt in deze cantate de stilo concitato, letterlijk vertaald een ‘bewegende stijl’. Dit is een stijlfiguur die honderd jaar vóór Bach door Monteverdi was ingevoerd en die in deze cantate het karakter van de veldtocht onderstreept tegen het kwaad, die met de geboorte van de Zoons Gods wordt ingeluid. Gardiner interpreteert dit gegeven door de cantate met een ongekende expressie en veel dynamiek op de planken te brengen.

De vierde cantate Christum wir sollen loben schon is als de glanzende piek op de kerstboom echter het hoogtepunt van de CD. Gardiner heeft bewust het lekkerste voor het laatst bewaard en heeft dit gevoel uitstekend muzikaal omgezet. Deze cantate kan zonder problemen op de repeat-stand worden gezet. Vooral de aria (een duet voor sopraan en tenor) Ehre sei Gott in der Höhe en de erop volgende bas-aria Wachet auf, ihr Adern und ihr Glieder zijn prachtig uitgevoerd.

Even opvallend als de uitvoering van de cantates is de hoes van CD. De coverfoto is namelijk van de bekende Magnum-fotograaf Steve McCurry en is gemaakt in Tibet. De begeleidende teksten in het booklet zijn delen uit het dagboek van Gardiner, dat hij tijdens de 12 maanden durende reis heeft bijgehouden. Mocht Gardiner dit dagboek ooit in boekvorm als Making of uitbrengen, dan heeft de lezer tegen die tijd een ruime keuze uit de bijbehorende CD’s. En daar kan vol verwachting naar worden uitgekeken!

Theater / Voorstelling

Een nieuwe start

recensie: Mijn Nederland (Theatergroep Hekgolf)

Een eigen paradijs maken in een nog te bouwen wijk bij een grote stad, dat is het streven van vijf mannen en vrouwen van verschillende nationaliteiten. Daartoe moeten ze zich eerst inschrijven voor een kavel in Blok 46 in de nieuwbouwwijk ‘Nieuw Holland’. Om de volgende dag op tijd te zin voor de inschrijving, brengen ze met z’n vijven de nacht door op het bouwterrein. Daar delen ze hun verhalen met ons.

~

Ondanks hun verschillende nationaliteiten en achtergronden blijken de kopers één overeenkomst hebben: ze zien hun nog te bouwen huis als een nieuwe start. Tijdens de lange nacht vertellen de vijf elk in een spotlicht hun achtergrondverhaal. Op dat moment lijkt de tijd om hen heen even stil te staan.

Oude bewoners

Zonder dat het vijftal het weet loopt er op het terrein nog een zesde persoon rond. Hij heeft een andere reden om over het verlaten bouwterrein te dwalen: de hoorbare wind op het bouwterrein bestaat uit namelijk stemmen uit het verleden, zijn verleden. De man komt voor de geesten van zijn Afrikaanse voorouders, slaven die drie eeuwen geleden door honger en verwaarlozing zijn omgekomen, en die nu klagend over het nieuwe land zwerven. Voordat de nieuwe bewoners zich daar kunnen vestigen, moeten eerst de oude worden geëerd.

Kleur van Nederland

~

Ook dit zestal heeft een overeenkomst: om op dit punt in hun leven te komen, hebben ze alle zes moeten strijden. Om te overleven, maar ook om ondanks vooroordelen of heersende tradities hun dromen te volgen. De Turkse vrouw werd door haar broer aangevallen met een mes omdat ze een Nederlandse vriend had. Maar ze heeft zich opgewerkt tot een succesvolle zakenvrouw. De Afrikaanse makelaar wilde niet de ongeschoolde asielzoeker blijven die hij was toen hij in Nederland aankwam. Door scholing en hard werken is hij makelaar geworden en beheert hij nu het Nieuw Holland-project.

De cast representeert de verschillende nationaliteiten en culturen die naast en met elkaar leven in Nederland. Hun strijd voor dat Nederlandse bestaan blijkt niet alleen uit hun verhalen, maar heeft ook sporen nagelaten in de taal die ze hebben moeten leren spreken. De intonatie en het accent van hun moedertaal zijn gebleven. Het gebrekkige maar karakteristieke Nederlands van de Duitse, de Marokkaan en de Afrikaan geeft Mijn Nederland net dat beetje meer charme en levendigheid.

Nieuw initiatief

~

Het stuk Mijn Nederland is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen artistiek leider en regisseur Elles Pleijter en journalist Özkan Gölpinar. Ze hielden elkaars werk al langer in de gaten. Toen bleek dat ze veel ideeën over het theatervak deelden, kon een gezamenlijk project niet uitblijven. Mijn Nederland was het gevolg, een stuk waaruit hun maatschappelijk engagement duidelijk spreekt.

Spiegel

Op het eerste gezicht lijken de verhalen van de verschillende personages in het stuk als los zand aan elkaar te hangen. Maar langzamerhand worden de overeenkomsten duidelijk, en daarmee komt ook de boodschap van Mijn Nederland helder naar voren: succes komt je niet aanwaaien, dat moet je zelf creëren. Of zoals een van de acteurs zegt: “Je bent verantwoordelijk voor je eigen geluk.” Hoe cliché het ook klinkt, het zet je in deze voorstelling aan tot denken. Vanuit een bijna onmogelijke positie zijn de zes personages er in geslaagd hun eigen identiteit te vinden. Mijn Nederland is daarmee een stuk dat je de vraag doet stellen waar jouw ‘stukje Nederland’ zich bevindt.

Mijn Nederland wordt nog tot en met 28 januari 2006 opgevoerd. Klik hier voor een actuele speellijst.

Film / Films

Ere God, ere Satan

recensie: The Devil's Miner

In 2004 trokken de filmmakers Kief Davidson (USA) en Richard Ladkani (Oostenrijk) naar het Boliviaanse Potosi om vast te leggen hoe kinderen dagelijks hun leven wagen in de zilvermijnen van de Cerro Rico. In hun documentaire The Devil’s Miner volgen we de 14-jarige mijnwerker Basilio Vargas. Hoewel zijn bestaan uitzichtloos lijkt, doet hij zijn uiterste best zich vanuit de hel een weg naar buiten te hakken.

Een normaal, gelukkig gezin. Dat is de indruk die je krijgt als je de broertjes Basilio en Bernardino ziet lachen en stoeien met hun kleine zusje Vanessa. Wanneer Vanessa haar armpjes rond Basilio’s nek klemt en hem lieflijk aanspreekt als pappa, wordt echter in één klap duidelijk hoe de verhoudingen werkelijk liggen bij familie Vargas. Sinds de dood van hun vader is Basilio namelijk de man in huis, wat automatisch betekent dat hij moet zorgen voor brood op de plank. Omdat de arme stad Potosi niet uitblinkt in werkgelegenheid, is Basilio gedoemd tot werken in de zilvermijnen.

Tio

~

Dat het werk in de mijnen van Potosi niet ongevaarlijk is, wordt duidelijk door de bijnaam van de Cerro Rico: ‘berg die mensen levend opeet’. Niet minder dan 8 miljoen mannen vonden er de dood. Toch beweert Basilio’s moeder nooit ongerust te zijn: ze zegt alle vertrouwen te hebben in de voorman van de mijnwerkersploeg. Een behoorlijk nuchtere opmerking, zeker in vergelijking met de angst die de dorpelingen hebben voor Tio, oftewel Satan die volgens hen de mijnen domineert. De mijnwerkers zitten in een bizarre geloofsstrijd: boven de grond eren ze God, onder de grond de duivel.

Intrigerend

Vooral door deze geloofskwestie onderscheidt The Devil’s Miner zich van de gemiddelde Derde Wereld-documentaire. Natuurlijk zien we schrijnende beelden van kinderen in krottige huisjes of in mijnen waar het veertig graden is. Maar de aandacht voor het feit dat ze daarnaast hun God af vallen, omdat ze denken zo hun hachje te kunnen redden, maakt dit document extra bijzonder en intrigerend. In het gedeelte waarin het dorp carnaval (een onmiskenbaar Katholiek feest) viert, komen de twee geloven een paar keer tot een vreemde clash. Om te beginnen tijdens de optocht, waarin een als Tio verklede persoon op het gezin Vargas afkomt en Bernardino duidelijk bang is. Ten tweede tijdens de mis waar de gelovigen boete doen voor hun geloof in Tio. Iets waar de ietwat wanhopige pastoor ze keer op keer maar weer voor vergeeft.

Positief

Dat de filmmakers besloten hebben om het leven van Basilio te volgen, heeft ongetwijfeld te maken met zijn sterke karakter en positieve toekomstbeeld. Het gegeven dat hij naar school gaat en zijn leven niet in de mijnen wenst te slijten, geeft de kijker het gevoel dat hij wel op zijn pootjes terecht zal komen. Misschien een naïeve gedachte omdat veel mijnwerkers voor hun vijfendertigste overlijden aan stoflongen (en Basilio er al vier jaar in de mijnen op heeft zitten). Maar ach, een mens moet blijven geloven nietwaar? In deze mooie documentaire bijvoorbeeld.

Film / Films

Hollywood-clichés

recensie: An Unfinished Life

De twee krasse knarren Einar (Robert Redford) en Mitch (Morgan Freeman) bewonen een armzalige ranch in Iowa. Cowboyboer Einar is na de dood van zijn zoon cynisch en wraakzuchtig geworden. Dagelijks voorziet hij zijn knecht Mitch van een shot morfine en zet hij hem in de ‘olie’. Hulpbehoevend en mismaakt na een aanval door een grizzlybeer is hij Einars enige gezelschap. Na de dagelijkse klussen bezoekt Einar het graf van zijn zoon terwijl Mitch vanaf de veranda speurt naar zijn grizzly. Een metafoor voor alle schuld, dood en verdriet in de film.

Met de komst van schoondochter Jean (Jennifer Lopez) en dochter Griff (Becca Gardner) komt de onderdrukte woede van Einar tot explosie. Het bestaan van een kleindochter zet Einar onder druk. Gedwongen geeft hij hen onderdak. Einar is Jeans laatste optie. Berooid en op de vlucht voor haar ex Gary is de ranch haar laatste toevlucht.

Voorspelbaar

~

Jennifer Lopez acteert niet overtuigend als een geslagen vrouw op zoek naar stabiliteit en inkomen. Jean vindt een baan als serveerster en flirt ondertussen met de rechtschapen Crane, de plaatselijke sheriff. De kersverse romance krijgt een hoogtepunt in zijn dienstauto – ook geslagen vrouwen hebben liefde nodig – en Jean voorziet de reacties van Griff en Einar. Lopez blijft haar best doen maar helaas is ze na deze scène alleen nog maar Lopez, een kont in een spijkerbroek. Gardner daarentegen zet de onzekere prepuber Griff verfrissend neer. Het schuwe meisje, gewend aan de bizarre vriendjes van moeder, volgt haar eigen inzichten, hunkerend naar een vaderfiguur. Door haar onschuldige vragen komt de waarheid over haar vader boven en ontdooit ze, voorspelbaar, de vijandige Einar. Redford en Freeman acteren zichtbaar meer ontspannen in haar buurt. Vooral de scene waarin het drietal samen eet is grappig omdat Griff hier de krasse knarren confronteert met de gedachten van een elfjarige.

Freeman is een goede sidekick voor Redford. Als Mitch beseft hij het eerst dat het leven op de ranch stilstaat. Hij gaat de strijd aan en Einar voert mokkend zijn bevelen uit. Redford speelt eindelijk eens zijn eigen leeftijd, 68, en is vooral goed op momenten dat hij kwaad is of kortaf naar zijn omgeving.

Opgeslokt in de clichés

~

Ook al kijkt de film gemakkelijk weg, hij blijft visueel fragmentarisch en onuitgewerkt. Teveel personages hebben een emotionele last. Niet verwonderlijk dat de film twee jaar op de plank is blijven liggen en regisseur Lasse Hallström zich nooit heeft uitgelaten over diva Lopez. Hallström regisseerde ooit My Life as a Dog (1985) en What’s Eating Gilbert Grape (1993), films waarin hij naar Zweedse traditie focust op gecompliceerde, intermenselijke relaties. De latere The Cider House Rules (1999), Chocolat (2000) en The Shipping News (2001) waren al minder, maar nu lijkt hij helemaal opgeslokt door de Hollywood-clichés. Het is te hopen voor Hallström dat hij een andere weg inslaat en inziet dat de foundation van Lopez hem weinig oplevert. Desalniettemin krijgt hij nog een kans omdat hij contractueel vastzat aan Miramax en het voorgekookte script van Mark & Virginia Spragg. Hadden die het abc van schuld en boete opgehangen aan minder karakters dan had de film wellicht een authentiekere dynamiek gehad. Nu is het hoogstens een traktatie voor onze krasse moeders, fans van tranen en melodrama. Wij zitten ons al snel te vervelen en moeten vechten tegen de opkomende slaap.