Film / Achtergrond
special: Een interview met Kief Davidson

Simpelweg deprimerend

Deze maand gaan filmmakers Richard Ladkani en Kief Davidson afzonderlijk diverse Europese steden af ter promotie van hun documentaire The Devil’s Miner. Toen wij hoorden dat Kief Davidson ook Amsterdam aan zou doen, stonden wij als eerste in de rij om hem uit te horen over zijn indrukwekkende ervaringen die hij opdeed tijdens het maken van deze bijzondere, intrigerende film.

Ondanks dat Basilio een zwaar bestaan lijdt als mijnwerker, heb je als kijker het gevoel dat hij ooit goed terecht zal komen. Hebben jullie bewust gezocht naar een hoofdpersoon met een positief toekomstbeeld?

(Knikt instemmend) In 1999 gingen we naar Potosi met als doel het maken van een film over de historie van de berg Cerro Rico en de tweedeling van het geloof van de mensen daar. We waren gefascineerd door het feit dat ze katholiek waren, maar de duivel [Tio] eerden zodra ze de berg ingingen.

Kief Davidson
Kief Davidson

Toen we eenmaal daar waren, werden we geconfronteerd met de verschrikkelijke omstandigheden waaronder die mijnwerkers daar moesten werken. Het feit dat er ook nog kinderen bleken te werken, maakte het geheel simpelweg deprimerend. Omdat die kinderen als enigen nog een kans hadden om uit de mijnen te komen, besloten we het verhaal door een kind te laten vertellen.

In eerste instantie was onze interesse dus meer van antropologische en historische aard. Toen we tijdens de researchreis besloten om ons te focussen op de kinderen veranderde alles. Vanaf dat moment werd het meer dan alleen een film. Het ontwikkelt zich nog steeds. We doen van alles om de kinderen te helpen. Samen met de Duitse organisatie Kinder Nothilfe zamelen we geld in om alle kinderen onderdak en onderwijs te kunnen bieden. Het is als het ware een eigen leven gaan leiden.

Ik las dat jullie meerdere jongens gesproken hebben. Waarom kozen jullie voor Basilio?

De man die we in Potosi hadden aangenomen, kende twintig jongens aan wie hij ons voor kon stellen. De eerste die we ontmoetten was Basilio. Volgens die man was hij het meest geschikt, omdat hij goed kon praten. Na hem spraken we nog tien jongens, maar Basilio had een zodanige indruk gemaakt dat we besloten om met hem te werken.

De meeste jonge mijnwerkers gaan helaas niet zoals Basilio naar school. Als ze gaan, dan houden ze het meestal snel voor gezien. Naar school gaan en daarnaast hard werken is zwaar, zeker voor een kind. En naar mate ze ouder worden, wordt geld verdienen steeds belangrijker. Zo rond hun vijftiende, zestiende raken ze geïnteresseerd in meisjes. Die meisjes willen ze mee uitnemen en daar is geld voor nodig. Dus eindigen ze in de mijnen.

Hoe communiceerden jullie met de mensen daar? Spreken jullie allebei Spaans?

Ja. Mijn partner Richard heeft in Zuid-Amerika gewoond, dus hij spreekt het vloeiend. Ik niet helemaal, maar begrijp een hoop. Sommige ouderen, zoals Basilio’s moeder, spreken alleen Quechua, dus tijdens sommige gesprekken hadden we wel een vertaler nodig.

Basilio
Basilio

We hadden eigenlijk veel tegenstand van de mijnwerkers verwacht, maar dat viel mee. Toegang krijgen tot de mijnen ging een stuk eenvoudiger dan we voorheen hadden gedacht. Een man waarmee we werkten was al twintig jaar mijnwerker, dus hij wist veel van de mijnen. Toen de inwoners van Potosi er achter kwamen dat wij een eerlijk verhaal over een kindmijnwerker wilden neerzetten, waren een hoop van hen daar erg blij mee. Ze willen dat de rest van de wereld weet hoe het er bij hun aan toe gaat. De mijnwerkers vinden het heel erg dat die kinderen zulk zwaar werk moeten doen, maar ze weten dat het niet anders kan. Ze beseffen dat ze er over tien jaar waarschijnlijk niet meer zullen zijn en dat hun zoons hetzelfde lot wacht.

Hadden ze problemen met het feit dat jullie hun verering van de duivel wereldkundig gingen maken?

Om te beginnen hebben de inwoners van Potosi weinig contact met het Westen. Daarnaast heeft hun verering van de duivel weinig te maken met het fenomeen zoals wij het kennen. Het is een geloof dat ze al honderden jaren hebben. Wij zien het als een vreemd concept, maar voor hen is het normaal. We hadden van The Devil’s Miner gemakkelijk een extreem sensationele film kunnen maken, een horrorfilm zelfs. Maar dat was niet de richting die we uitwilden en dat hebben we hen ook duidelijk gemaakt.

Maar waren ze niet bang dat de rest van de wereld hun geloof niet zou begrijpen?

Ik denk niet dat de mijnwerkers daar bang voor waren. Al waren de priesters dat waarschijnlijk wel – zij deden erg hun best om hun boodschap goed over te laten komen. Het is ook een kwestie van noodzaak. De mijnwerkers geloven echt dat deze entiteit, dit demoon hen kan doden. Je kunt niet zeggen: Stop! Ga gewoon naar de kerk. De priesters daar proberen dat al honderden jaren en het heeft niets geholpen. De mijnwerkers denken: Gods invloed eindigt bij de ingang van de mijn. Hoe denkt hij mij dan te kunnen beschermen? Daar is wat voor te zeggen.

Brachten jullie Tio ook offers wanneer jullie de mijnen ingingen?

Ja, we namen altijd alcohol en cocabladeren mee. Na een tijdje begonnen we ook zelf in Tio te geloven. Met Carnaval kwam er een verklede man naar ons toe. Omdat wij wilden zien wie hij was, haalden wij de versiersels voor zijn gezicht weg. Toen bleek dat hij een Tio-masker droeg, reageerden Basilio en zijn broertje geschokt. “Dat mogen jullie niet doen!”, riepen ze bang, “De Tio zal boos worden en ons vermoorden!” Waarop wij ze geruststelden en de versiering weer teruggaven. Enfin, toen we drie uur later weer gingen filmen in de mijnen, kwam er een man aanrennen met de mededeling dat de mijn op instorten stond. In eerste instantie geloofden wij hem niet, maar uiteindelijk zagen we aan zijn gezicht dat het waar was. Uit pure angst hebben we toen de camera uitgezet en zijn we naar buiten gerend. Van het eerste hebben we overigens nog steeds ontzettend veel spijt. Eenmaal veilig buiten riepen de jongens: “De Tio! Jullie hebben de Tio boos gemaakt!” Op dat moment hadden we wel het gevoel dat ze gelijk hadden.

Waren de mijnwerkers sowieso niet bang hun leven op het spel te zetten door iemand mee te nemen die niet in Tio geloofde?

Nee, zo was het helemaal niet. Ze stelden het op prijs dat wij Tio aandacht gaven, want het schijnt dat hij daar erg van houdt. Zo vindt hij het ook fijn als je samen met hem een sigaretje rookt en tegen hem vloekt of schreeuwt. Nee, Tio is zeker geen doorsnee duivel (lacht).

Laatst hadden we nog contact met Basilio. Het gaat goed met hem. Hij en zijn familie wonen niet meer op de berg, maar in de stad. En hij heeft interesse in meisjes.

Een gezonde jongen dus.

Inderdaad.