8WEEKLY

Frans ‘Bommel’ Mulder: ‘Die balletmeiden ontroeren me’

Artikel: Opus One herneemt Trullenhoedster

.

~

Het is de tweede keer dat theatergroep Opus One, dat zich heeft toegelegd op theatervoorstellingen voor jong èn oud, deze productie opvoert. De eerste keer was in 1998. Aan producent Maarten Voogel de vraag waarom hij uit alle stripverhalen die Toonder aan Ollie B. Bommel heeft gewijd, nou juist dìt verhaal heeft gekozen?

“In 1998 vierden we ons tienjarig jubileum en dat wilden we graag met een verhaal van Bommel doen. Marten Toonder stelde zelf voor om De Trullenhoedster te nemen. We waren erg blij met dat verhaal, want er zit een redelijk evenwichtige verdeling tussen mannen- en vrouwenrollen in, in tegenstelling tot veel ander werk van Toonder. Bovendien bood dat verhaal voldoende ruimte om dansscènes in op te nemen. Voor ons was dat dus een schot in de roos.”

Namen en thema’s

Opus One brengt de productie nu voor de tweede keer op de planken. Niet alleen omdat het publiek er geen genoeg van krijgen. “In 1998 hebben we het stuk voor het eerst gedaan, maar inmiddels zijn we acht jaar verder en is er een hele nieuwe generatie bijgekomen die van zo’n Bommelverhaal kan genieten. Bovendien hebben we dit keer voor een paar bekende namen gekozen, zoals Maaike Widdershoven en Frans Mulder. Dat hebben we vooral gedaan omdat theaterdirecteuren tegenwoordig graag bekende namen en thema’s willen hebben. We snappen ook wel dat het succes van de voorstelling daar mede van afhankelijk is. Overigens doet Jon van Eerd, die in 1998 Bommel speelde, nu ook weer mee, maar dan vanaf maart.”

Lastig decor

~

Ècht grote verschillen tussen de versie van acht jaar geleden en die van nu zijn er niet, maar de enscenering is dit keer wel anders, vertelt Voogel. “In 1998 hadden we een prachtig decor, met doeken die open en dicht geristst werden, wat het gevoel gaf dat je naar een strip zat te kijken. Maar dat was een heel complex systeem, waar we tijdens de toernee veel problemen mee hebben gehad. Doeken die bleven steken, changementen die niet lukten. Het nadeel was ook dat de scènes zich aan de zijkanten van het toneel afspeelden. Ook daar waren we niet zo tevreden, zodat we de scènes weer naar het midden van het toneel hebben verplaatst. Maar voor de rest is de aankleding hetzelfde gebleven.”

Ontroerende balletmeiden

De rol van Ollie B. Bommel wordt tot medio maart 2006 gespeeld door Frans Mulder, drijvende kracht achter cabaretgroep Purper. Mulder moet zich voor de rol van Bommel in een berenpak hijsen, dat bloedjeheet kan worden. Hij is dan ook blij dat hij in de pauze even de bovenkant uit kan trekken, zodat de hitte kan ontsnappen. Niet dat je hem daar over hoort klagen, want een beetje afzien hoort er nou eenmaal bij. “Als het publiek maar in het sprookje gaat geloven.” Liever vertelt hij waarom hij graag aan deze productie meedoet. “Wat ik mooi aan deze voorstelling vind, is de taal van Marten Toonder. Dat is echt poëzie, die in deze voorstelling wordt gecombineerd met de geweldige choreografie van Frans Schraven. Maar wat me ècht ontroert, dat zijn die geweldige balletmeiden. Als ik vóór de voorstelling in de coulissen sta, valt het me op hoe gedisciplineerd die meiden trainen. Kortom, samen proberen we er een sprookje van te maken, waar ik erg graag in vertoef.”

Doddel

Frans Mulder krijgt onder meer versterking van Maaike Widdershoven, die eerder in de musical The Sound of Music en de opera Die Dreigrosschen Oper van Bertold Brecht speelde. ,,Het leuke aan de rol van juffrouw Doddel is dat ze totaal overbezorgd en jaloers is; ze wil alles onder controle houden, op een overdreven manier. In deze rol mag je dat heel erg uitvergroten en dat ben ik niet gewend om te doen. De meeste types die ik tot nu toe heb gespeeld moesten echt en geloofwaardig zijn. Juffrouw Doddel moet ook wel geloofwaardig zijn, maar dat mag héél overdreven. En dat maakt deze rol zo leuk.”

De Trullenhoedster speelt nog tot en met 25 juni 2006. Kijk hier voor de speellijst.

Boeken / Fictie

Fel gekleurd, maar hol snoepje

recensie: Arjan Verhagen - De Jezus Hagedis

“De Kroonbasilisk, een hagedis uit Midden-Amerika, rent over het water als hij in het nauw wordt gedreven. Dit geeft hem de bijnaam Jezus Hagedis. Het wonder duurt niet lang. Na een paar seconden verliest de hagedis snelheid en zakt hij in het water…”
De Jezus Hagedis, de tweede roman van Arjan Verhagen (1972), doet in een aantal opzichten denken aan de Kroonbasilisk. Het is een vurige hagedis, de kammen op de kop als symbool voor de stekelige woordkeuze en prikkelende personages. Maar net als de Kroonbasilisk heeft de plot te weinig drijfvermogen. Halverwege het verhaal is de plot tenonder gegaan en zijn alleen nog wat puntjes van de kammen zichtbaar boven het oppervlak.

~

En dat terwijl het boek zo ontzettend sterk begint. Vincent, een man die al 25 jaar lijdt aan slapeloosheid, gaat naar een supportmeeting voor mensen met slaapproblemen. Vincent kent alle zinnetjes, alle woorden die hem zogenaamd moeten steunen; de zelfhulpgroep is een van de vele pogingen om van zijn slapeloosheid af te komen en hij weet dat het hem niet gaat helpen. Maar de hoop op een oplossing of medicijn is groter dan de walging van al die mensen die met hun problemen in de schijnwerpers willen staan.

Draaierig

Vincent ontmoet Odin, een te grote dwerg van Ierse afkomst. Hij heeft gemerkt dat het type vrouw waar hij kans bij maakt en dat niet door zijn uiterlijk afschrikt, juist bij zelfhulpgroepen te vinden is. Het luisterend oor en medeleven dat Odin kan bieden is alles wat er nodig is om hen in bed te krijgen.

~

Odin en Vincent raken bevriend. De combinatie van de zwartgallige Vincent en de luide, grove Odin levert prachtige situaties en gesprekken op. Verhagen is op zijn best met scherpe zinsneden, rake typeringen en humoristische vergelijkingen. Het lezen van De Jezus Hagedis is af en toe als het binnenlopen van een taalsnoepjeswinkel, waar je bedwelmd raakt door de overdonderende hoeveelheid gekleurde waar. Maar hoe mooi ook, van een hele zaak vol kun je wat draaierig worden. En misselijk.

B-film

Gelukkig zit er in het begin genoeg vaart in het verhaal om de boel binnen te houden. Naast Odin en Vincent wordt nog een derde personage aangedragen: Richard de Verschrikkelijke. En dan blijkt dat het talent van Verhagen, schrijven alsof je vlees aan het fileren bent, heel sterk te zijn. Met scherpe halen staat Richard op papier: een slecht man á la Patrick Bateman uit American Psycho, die getrouwd is met de mooie, maar kwebbelzieke Kirsten, wier vader Richards glassserviesonderneming financiert. Nu Kirstens kinderwens zich openbaart, begint Richard te twijfelen aan de waarde van hun goede seks en de financiële ondersteuning.

Richard walgt van het vaderschap, net als dat hij walgt van die dwerg die hij de laatste tijd overal tegenkomt. Odin wordt gedurende het verhaal belaagd door kogelbrieven en bedreigingen, afkomstig van Richard. Als Richards vrouw Kirsten dan ook nog een baby krijgt van Odin, is het gevoel een script van een b-film met cultwaarde te hebben gelezen, te overheersend. De Jezus Hagedis blijft ijzersterk in stijl, maar laat wat de inhoud betreft veel te wensen over.

Theater / Voorstelling

Cynische lachspiegel voor de Doorsnee Nederlander

recensie: Soul (RO Theater)

Een vrouw in een dikke winterjas, met een grote cello-hoes op de rug gebonden, loopt kletsend en kakelend achter een vrouw in een dun roze hemdje aan. De vrouw in de winterjas staat op het punt om weg te gaan, ze heeft geen tijd om te blijven. Zegt ze. Ondertussen vertelt ze haar hele verhaal van a tot z. En maar praten, praten, praten. Als de vrouw in het roze hemdje even van het toneel verdwijnt, dan klampt de pratende vrouw een ander aan. Ze heeft een ‘aandachttekort-stoornis’. En ze is toch zo bang dat mensen haar vervelend zullen vinden. Dat is ze inderdaad: vervelend. Eigenlijk zijn alle personages in Soul van het RO Theater nogal vervelend. Maar ook erg herkenbaar: met dit soort mensen is Nederland gevuld. Types die structureel ontevreden zijn, altijd iets te zeuren hebben. Soul zet de Doorsnee Nederlander een cynische lachspiegel voor.

~

Het is altijd linke soep om muziek in een toneelvoorstelling binnen te halen. De muziek onderbreekt het verhaal, waarna het verhaal de muziek weer afkapt. Regisseur Pieter Kramer slaagt er echter in Soul in de combinatie harmonieus te laten verlopen, door de muziek te brengen als de gemeenschappelijke passie in de levens van een groep totaal verschillende mensen. Ze hebben niets met elkaar gemeen, behalve hun liefde voor zwarte soulmuziek, de oude Motown-sound. En omdat alle personages uitdrukkelijk worden opgevoerd als amateurs die in hun vrije tijd muziek maken, hindert het niet wanneer sommigen vervolgens half-vals blijken te zingen. Allicht, het zijn ook geen professionele musici, is de boodschap.

Mislukkelingen

Het verhaaltje op zich is flinterdun. In een treurig, uitgewoond gymzaaltje komt een groepje mensen eens per maand samen om zwarte muziek te maken. Deels om zich ongegeneerd te kunnen uitleven, maar zeker ook om hun verhaal kwijt te kunnen bij mensen die het geduld hebben hun gezemel aan te horen. Want feitelijk zijn dit allemaal losers, mislukkelingen. Rob, de baas over het stel in het gymzaaltje, is een kantoorklerk die door collega’s wordt gepest met punaises op zijn stoel en lijm aan de telefoonhoorn. Taxichauffeur Leo (een mooie rol van Stijn Westenend) wil knallen in zijn BMW, maar wordt dwarsgezeten door bekeuringen en “GroenLinks-stemmers” in langzame autootjes. De jeugdige Bianca dweept met zwarte mannen met grote geslachten, maar tobt ondertussen in haar eentje met een zwart baby’tje.

Inleiding

~

Allemaal diepmenselijke verhalen, die in het eerste deel van de voorstelling een stortvloed aan monologen opleveren; alsof je luistert naar een nooit ophoudende inleiding. Je vraagt je alsmaar af wanneer het echte verhaal nou een keer gaat beginnen, want er is geen dramatische ontwikkeling. Bovendien zijn er zo veel personages dat er geen beginnen aan is ze onderling echt met elkaar in verbinding te brengen. In dialoog met elkaar zijn ze uitwisselbaar, maakt het nauwelijks uit tegen wie iemand aan staat te leuteren.

Hertenkamp

Dat Soul desondanks heel vermakelijk is, komt doordat de monologen wel ijzersterk zijn. Ze zijn geschreven door Ton Kas, bij het grote publiek vooral bekend als de lange dunne in de ‘Goeie-actie-van-Pearl’-reclames. Hij maakt van sommigen te eendimensionale typetjes, maar het merendeel krijgt wel degelijk een verrassende diepgang mee, die nog grappig is ook. Zijn teksten tillen Soul op tot het niveau van de hilarische televisieserie Hertenkamp, die ook werd geregisseerd door Pieter Kramer.

Gouden keel

~

Pas in de tweede helft komt de voorstelling werkelijk tot bloei. Dan is iedereen zwart geschminkt, en barst de muziek los. Professionele musici, die in het eerste deel voor spek en bonen meededen, zorgen voor ondersteuning. In de tweede helft schittert vooral actrice Eva Van der Gucht: de naieve, seks-beluste moeder met het zwarte baby’tje kruipt als soul-zangeres daadwerkelijk uit haar schulp. Dat Eva Van der Gucht kan zingen, was al te horen toen ze een Schlagerzangeres neerzette in de film Iedereen beroemd. In Soul trekt ze met haar gouden keel moeiteloos en swingend de kar.

Al met al is Soul een aardige en vermakelijke voorstelling. Niet heel diepgravend, wel herkenbaar vanwege al die zeurende mensen met hun zorgjes en frustraties. En liefhebbers van de oude Motown-sound kunnen hun hart ophalen.

Soul is in ieder geval nog te zien tot en met 12 maart 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Theater / Voorstelling

Aaneenschakeling van verrassingen

recensie: Moordspel (Het Thriller Theater)

Een ronde kamer met vitrinekasten vol gruwelijke wapens: als hier geen dooien gaan vallen, dan eten wij onze hoed op. Regisseur Peter Tuinman kiest er tot in de uitvoering van het decor voor Moordspel puur realistisch neer te zetten. Echte flessen, echte glazen, echte schemerlampen. Die keuze ligt voor de hand. Het stuk kent al zo veel onverwachte, onlogische wendingen, dat het al te ingewikkeld zou worden om er met een abstracte setting een extra laag aan toe te voegen. Gevolg is wel dat Moordspel een ouderwets avondje traditioneel toneel is. Aardig en vermakelijk, maar het graaft niet erg diep.

~

Schrijver Ira Levin is bekend van verfilmde meesterwerken als Rosemary’s Baby en A Kiss Before Dying. Deathtrap, in het Nederlands vertaald als Moordspel, is een minder perfect werkje van de meester. Inzet is toneelschrijver Sydney Bruhl. Ooit produceerde hij kaskrakers, maar inmiddels levert Sydney al jaren alleen flops af. Hij leeft van de bankrekening van zijn rijke vrouw, en daarvan is de bodem in zicht. In dat stadium van naderende armoede, stuurt een jeugdige bewonderaar hem een zelfgeschreven toneeltekst op. Bruhl ziet er een meesterwerk in, en wil het stuk van de bewonderaar ‘stelen’ om er zelf rijk aan te worden. De bewonderaar wordt opgebeld en loopt met open ogen in de val.

Nieuwe doos

Vanaf dat moment is in deze komische thriller niets meer wat het lijkt. Het verhaal doet denken aan zo’n cadeautje waarbij elke doos weer een nieuwe doos blijkt te bevatten, totdat er in de laatste doos iets heel anders zit dan de eerste suggereerde. Elk woord over de inhoud van de respectievelijke dozen, verklapt te veel van de elkaar opvolgende verrassingen. Hoe minder je daarover vooraf weet, hoe leuker de voorstelling is. Jammer genoeg wordt de inhoud van de dozen steeds onwaarschijnlijker en flauwer. Echt heel vervelend is de aldoor terugkerende opmerking dat wat er nu weer gebeurt dermate merkwaardig is, dat het uitermate geschikt zou zijn om het te verwerken in een toneelstuk; pfff!

Toverkol

Dat Moordspel desondanks oprecht leuk is, is de verdienste van de acteurs die zich voluit op de steeds absurder wordende teksten storten. De komische noot komt van Leonoor Pauw. Zij zet een Zuid-Afrikaans orakelende toverkol neer die telkens de volgende ramp correct voorspelt.

Vaart en humor

Een prettige verrassing in deze voorstelling is acteur Marc Klein Essink als de oude toneelschrijver Sydney. Voorjaar 2005 stond Mister Staatsloterij nog erg onwennig te schutteren in de toneelbewerking van Max Havelaar. In Moordspel is hij daarentegen als een vis in het water. Hij jongleert met teksten. Spot, schmiert, brengt zinnen goed getimed en tongue in cheek, waardoor ze vaart en humor krijgen. Blijkbaar smoorde het harnas van de klassieker Havelaar hem, want van gehakkel heeft hij in deze komische thriller totaal geen last. Bovendien staat hij in Moordspel tegenover het grote talent Waldemar Torenstra in de rol van de jonge bewonderaar. De twee hebben merkbaar besloten samen een plezierige tijd te hebben met dit stuk. Zij zorgen voor het vuurwerk dat Moordspel tot een vermakelijke avond toneel maakt.

Moordspel is in ieder geval nog te zien tot en met 29 april 2006. De speellijst vind je hier.

Theater / Voorstelling

Denne is zo gek nog niet

recensie: Denne (Toneelgroep Amsterdam)

Hij is verstandelijk achter maar kan rekenen als de beste, is paranoïde en heeft een obsessie voor tieten. Hij ontroert, zorgt voor plaatsvervangende schaamte en voor luchtige momenten. Maar bovenal weet Denne je aan het denken te zetten; want wat vinden wij nou eigenlijk raar? En zijn de angsten en dromen die hij heeft niet in zekere zin van ook die van ‘de normale mens’? Tijdens deze voorstelling is Barry Atsma, acteur bij Toneelgroep Amsterdam, de verstandelijk gehandicapte Denne. Een transformatie met weinig middelen die adembenemend subliem te noemen is.

~

Het idee voor de voorstelling Denne is afkomstig van Barry Atsma zelf. Hij nam het initiatief tot het maken van een verhaal over een jongen met een geestelijke afwijking, een jongen die de dingen op zijn eigen manier ziet. Inspiratie had Atsma genoeg, want hij heeft een mongoloïde broer, Rimmert.

Omgekeerd ontpoppen

Atsma heeft op het eerste gezicht maar weinig nodig om een overtuigende Denne neer te zetten. Zijn haren zitten wat platter, hij heeft een gebitje in en een sleutelbos aan zijn broek. Zo weet de aantrekkelijke acteur moeiteloos een persoon neer te zetten die niet alleen lelijk is, maar in hart en nieren anders, raar, belachelijk, achterlijk is. Het zit ‘m in veel kleine dingen: de manier waarop hij kijkt, loopt en neurotisch met zijn handen beweegt. Het lekkere ding Barry Atsma is totaal verdwenen, en Denne is écht.

Wie is gek?

Denne’s verhaal over wandelende takken is pakkend, zijn obsessie voor foto’s van mensen heel logisch en zijn manier van vertellen hilarisch. Maar bovenal is Denne heel herkenbaar. Denne ziet zich in gedachten voor zich als een superheld: dan is hij de knappe, boomlange Geraldo. Hebben we dat gevoel niet allemaal wel eens, dat je spiegelbeeld tegenvalt, dat je je mooier denkt dan je bent? En wat dacht je van het feit dat Denne niets snapt van het sterrenstelsel? Knappe koppen daargelaten, maar wie kan er eigenlijk het verhaal over de samenstelling van het heelal moeiteloos vertellen?

~

Als het stuk over de helft heen is, gebeurt er iets opmerkelijks. Denne krijgt bezoek van een prostituee, gespeeld door Janni Goslinga; de scheidslijn tussen normaal en abnormaal is ineens dunner dan waar dan ook in de voorstelling. En hoewel Goslinga haar kleine rol goed speelt, overheerst toch het gevoel dat Atsma haar niet nodig had gehad om de voorstelling tot een succes te maken.

Tieten

Hoewel Denne niet alleen maar lief en ontroerend is, maar soms plat (zoals wanneer hij door een megafoon schreeuwt: “Iedereen die tieten heeft, mag ze nu laten zien!”), kun je niet anders dan vertederd raken. De manier waarop hij vertelt over zijn angst om te sterven – dat zijn hart stopt en hij in een pop verandert – is niet alleen aandoenlijk, maar ook aangrijpend, want zo beeldend verteld dat je het je helemaal kunt voorstellen. Atsma heeft met Denne een personage neergezet waar je wel van moet houden. Al is het alleen maar omdat hij je doet beseffen dat iedereen wel een stukje Denne in zich heeft.

De voorstelling Denne is nog te zien tot en met 4 februari 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Kunst / Expo binnenland

Kunstmarokkanen

recensie: Stereotyperingen en weinig humor

.

Boerka-Billboards


Het meest prominente werk dat de betrekkingen tussen oost en west probeert te verbeelden is het werk Times Burka Square. In lichtreclamebakken zoals je die bij bushaltes aantreft, worden foto’s getoond die refereren aan reclameposters. Dit wordt nog eens benadrukt door het gebruik van slogans die gebaseerd zijn op multinational campagnes zoals die van Mc Donalds, Nike en Phillips. De teksten zijn lichtelijk aangepast: ‘Just do it right‘, ‘I’m just lovin’ it‘, ‘Lets make things beautiful‘. Het model dat op al deze billboards figureert is steeds gestoken in een boerka. Een directe zinspeling dus op westerse schoonheidsidealen. De werken lijken te duiden op een normatieve scheidslijn tussen twee culturen, terwijl het tegelijkertijd wat betreft de gemanipuleerde slogans inspeelt op het subjectieve invullen van die normen. Vreemd is het dat de lichtreclamebakken in een kunstcontext worden getoond en niet ‘echt’ in de publieke ruimte. Het intrinsieke gedachtespel dat aan dit werk ten grondslag ligt, namelijk dat van de dominantie van de ene cultuur over de andere, wordt binnen een kunstcontext vrij gauw een belerende boodschap.

Letterlijk

~

Een werk van Amel Bouazizi getiteld Met het mes op tafel lijkt wel erg op een letterlijke vertaling van een figuurlijke uitspraak in de Nederlandse taal. Het bestaat uit een tafel gedekt met een laken. In het midden van de tafel is, door het laken heen, een mes gestoken. Volgens de kunstenaar zou het laken de associatie kunnen oproepen met het beeld van Van Gogh, op straat liggend met een mes in zijn borst. Inderdaad kreeg ik die associatie, echter pas nadat de kunstenaar dit insinueerde. Dit werk is zo’n letterlijke uitvoering van een spreekwoord dat het haast op een flauwe grap lijkt. Het blijft hierdoor onduidelijk wat de kunstenaar verder wil zeggen met dit werk. Uit haar statement kunnen we opmaken dat zij hoopt dat het werk iets aanstipt over de sfeer in Nederland met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting. Het werk zelf doet dat niet, haar uitleg ervan evenmin. Hierdoor mist de kunstenaar een belangrijke kans om reflectie en diepgang te geven die de waan van de dag zou kunnen ontstijgen.

Krachtloze kritiek


Waar de werken op de expositie kritisch zouden moeten zijn, falen ze jammerlijk. Zo ook de installatie Welkom van Shischunk. Deze bestaat uit vier kleine ruimtes, die achter elkaar geplaatst zijn en gescheiden worden door deuren. Voor de eerste deur ligt een deurmat waar ‘welkom’ op staat. Nadat je binnenstapt, wordt je verweten dat je je voeten niet hebt geveegd. Dit is in wezen absurd, immers de bezoeker was allang binnenshuis. De kunstenaar probeert vervolgens in de drie andere ruimtes de bezoeker te beledigen op grond van zogenaamde vooroordelen over Nederlanders. Waaronder dus ook dat Nederlanders nooit hun voeten zouden vegen. De intentie van dit kunstwerk is wel het meest duidelijke van alle getoonde werken, de kunstenaar kan die intentie niet bewerkstelligen bij de toeschouwer.

Symbolisme


De meeste werken in de expositie zijn behoorlijk symbolisch en refereren voornamelijk aan dingen buiten het werk en vooral buiten de kunst. De werken zoeken niet naar culturele diversiteit, maar beantwoorden juist aan stereotyperingen. Zo is er een vloerobject dat op een dromedarissenzadel lijkt, een installatie die een Ka’aba zou moeten voorstellen, en is er een werk gebaseerd op de notie dat de koekoek een oudhollands symbool zou zijn voor huiselijkheid.

Diepgang?


Alle werken lijken min of meer een statement te zijn, echter: nogal voor de hand liggende statements. De kunstenaars tonen geen nieuwe verfrissende interculturele perspectieven, maar bevestigen huidige stereotyperingen binnen de Nederlandse en Marokkaanse cultuur. Waar het aan ontbreekt, is subtiliteit, humor maar vooral ontbeert het werk een onderzoekend karakter. Het symbolische karakter van de werken leidt nogal af van de vragen die mij een stuk prangender lijken, zoals de positie van de kunst in de oosterse en vooral de islamitische cultuur. Een gemiste kans, aangezien kunst binnen de islamitische wereld niet altijd kan rekenen op een al te veilige positie. Nog afgezien van het verbod in de Koran op het maken van afbeeldingen van mensen, had Mohammed het ook niet zo op dichters en kunstenaars, die hij typeerde als ‘dwalenden’. Sommige mensen beweren dat hij dit soort uitspraken deed vanwege een gebrek aan poëtische kwaliteiten. Dit laatste zou je ook een aantal van de deelnemers van deze tentoonstelling kunnen verwijten. De verwijzingen van de kunstwerken naar de Nederlandse of de Marokkaanse cultuur liggen er te dik bovenop. De tentoonstelling als geheel krijgt hierdoor een vreemde uitstraling. De individuele werken proberen heel kritisch te zijn, maar doordat ze daar allemaal in falen, laat de expositie als geheel geen uitgesproken indruk achter. Misschien komt dit doordat de tentoonstelling niet zozeer is gevormd vanuit een idee, maar meer vanuit een aanleiding. Namelijk de viering van 400-jarige betrekkingen tussen Nederland en Marokko. Ik hoop dat op een volgend lustrum interessantere kunst getoond kan worden.

Locaties


17 december – 01 januari 06: Maastricht, Centre Céramique

07 januari – 22 januari 06: Den Haag, Vrije Academie

04 februari – 19 februari 06: Utrecht, Centraal Museum

Film / Achtergrond
special: Het succes van vernieuwende tv-series

Cynische soap

De afgelopen 3 jaar heeft de tv-kijker een weergaloze toename mogen meemaken aan vernieuwende Amerikaanse tv-series.
Hoewel tv bijna de facto het medium is waar slaafs formules worden gevolgd en clichés worden herkauwd voor het grote publiek, is er de laatste jaren toch echt sprake van vernieuwing. De gevestigde genres bestaan nog steeds, maar aan de eeuwig doorlopende soaps, de clichékomedies en formulaire politie- en tienerseries is een nieuw type kwaliteits-tv toegevoegd. Dankzij deze nieuwe series mag het wekelijkse vermaak zich inmidels meten met zijn grote broer, de speelfilm.

~

The Sopranos

Of de series die vergelijking nu doorstaan omdat ze technisch hoogwaardig zijn, goed acteerwerk hebben of serieuze en intelligente thematiek bevatten, het belangrijkste is dat de ze anders zijn dan wat de versufte tv-kijker gewend is. Die vernieuwing wordt wel eens toegedicht aan de plotselinge creativiteit in de producties van het Amerikaanse kabelkanaal HBO, dat zoveel succes oogstte met vroege succesen als The Sopranos (1999–) en Sex and the City (1998–2004). Maar de laatste jaren heeft HBO te kampen met tegenvallende kijkersaantallen: Six Feet Under (2001–2005) en Carnivàle (2003–2005) waren voornamelijk in Europa succesvol. De beste recensies kregen Band of Brothers (2001) en Angels in America (2003), maar dit waren mini-series die al gauw afgerond waren.

Eenvoudig

Tegenwoordig zijn de meest populaire series juist afkomstig van (vertakkingen van) de grootste Amerikaanse mediaconcerns: series als 24 (Fx/Fox, 2001–), Nip/Tuck (Fox, 2003–), Lost (2004–) en Desperate Housewives (2004–, beide ABC/Disney). Dat kwaliteit niet altijd beloond wordt is evident: zo werd de meest gewaagde van alle series, het magisch-historische Carnivàle, zonder pardon onafgerond afgelast aan het einde van het tweede seizoen. Een van de beste nieuwe series, David Koepps Hack (CBS, 2002–2004) flopte, hoewel hij sinds september wel in Nederland bij de KRO uitgezonden wordt.

~

24

De series die op de meest eenvoudige ideeën gebaseerd waren hadden meer succes, hoewel ze al gauw in kwaliteit daalden. Lost verpestte zijn eigen aanvankelijke fascinatie en werd met zijn overdaad aan psychologie en gebrek aan richting ronduit saai. Wat dat betreft is 24 een tegenpool, maar de serie die in het eerste seizoen nog zo verrassend spannend was dat je de gapende plotgaten en straal onlogische verwikkelingen voor lief nam, is inmiddels een soort persiflage van zichzelf geworden. De serie gaat nu onvermoeid zijn 5e reeks tegemoet, maar de perikelen van Jack Bauer en zijn eeuwige deadlines zijn niet meer origineel, en dus niet meer boeiend.

Cynisch

De op dit moment (in Amerika) meest populaire series zijn echter degene die het dichts bij de genres blijven waar tv doorgaans mee geassocieerd wordt: de soapserie en het melodrama. Het zijn speelse en subversieve varianten op de genres die je normaal op tv tegenkomt. Desperate Housewives is een cyclische soap die met moddervette ironie alle denkbare clichés door de mangel haalt; Nip/Tuck is een cynische, vaak uitzonderlijk grove en amorele variant op de doktersdrama’s die de tv-kijker tientallen jaren met lede ogen aan heeft gezien.

~

Desperate Housewives

Waarom is Desperate Housewives, op het eerste gezicht een normale soap over de verwikkelingen rond een aantal rijke voorstadsvrouwen en hun geheimen, zo geslaagd? Waarschijnlijk omdat de personages nooit helemaal serieus te nemen zijn, terwijl ze ook nergens bespot worden. Het is een soap-persiflage, maar heeft niets van doen met de komedie (met lachband) die je doorgaans op tv ziet: de humor in Desperate Housewives is puur ironisch. Het enige dat er in deze serie toe doet is de oppervlakte: de postmoderne titelsequentie, de ironische voice-over, de plots die stuk voor stuk varianten zijn op de clichés die ontelbare malen in machinale soaps gebruikt zijn. De vormgeving van de oer-Amerikaanse suburbs is zo idyllisch als die van een wasmiddelreclame; de acteerprestaties zijn zo dik aangezet dat je er niet omheen kunt, en als je de grap nog niet doorhad, maakt Danny Elfmans speelse score hem overduidelijk. Hier regeert ironie, en dit uitgangspunt geeft ruimte voor een heerlijk staaltje duivelse komedie. Je zou de serie kunnen beschouwen als een soort commerciële Blue Velvet, waarin immers ook onder de oppervlakte van een oer-Amerikaans voorstadje werd gedoken.

Taboes

Al even oppervlakkig is Nip/Tuck: niet voor niets is de slogan van de tweede reeks ‘The deeply superficial series returns‘. Het is ook geen toeval dat de serie over twee plastische chirurgen gaat. Nip/Tuck lijkt als doktersdrama echter alle taboes te willen doorbreken. Inmiddels zijn immers – met evenveel zwarte humor en sarcasme – verschillende vormen van overspel, geslachtsoperaties (let op een onverwacht weergaloze Famke Janssen in de tweede reeks), incest, verkrachting, drugsgebruik, SM, huiselijk geweld en ongestrafte moord en marteling de revue gepasseerd. En toch is de psychologie achter de show ijzersterk: de twee hoofdpersonen zijn aanvankelijk elkaars tegenpolen, maar gaan gaandeweg steeds meer op elkaar lijken. De tegenstelling tussen alle goddeloze praktijken en het huiselijke soap-drama dat op de achtergrond speelt is de spil van de serie, waarvan de grootste verdienste de (voor commerciële televisie) ongekend cynische humor is die over beide elementen gestrooid wordt. Hoe sterk dit werkt wordt duidelijk in de paar afleveringen waarin de makers de personages te serieus nemen: de serie vervalt dan in drama en wordt aanzienlijk minder vermakelijk.

~

Nip/Tuck

Net als in Desperate Housewives is de vormgeving wezenlijk: de leef- en werkomgeving van de doctoren in Nip/Tuck is ontdaan van alle warmte en menselijkheid. De verzadigde kleuren van de dure designerkleding, de neonlampen in de hippe dancings en de metalen glans van de peperdure meubels maken hier de dienst uit. Met zoveel aandacht voor vorm en zo’n devotie aan ironie zijn Desperate Housewives en Nip/Tuck twee van de beste, meest verrassende en vermakelijke series die de Amerikaanse tv-industrie te bieden heeft.

De eerst reeks van Desperate Housewives verscheen onlangs op dvd bij Buena Vista; de eerste en tweede reeks van Nip/Tuck worden door Warner uitgebracht en zijn al een tijdje te koop.

Boeken

Een schateiland

recensie: Emilie Yueh-yu Yeh & Darrell Davis - Taiwan Film Directors: A Treasure Island

Zo’n tien jaar geleden stond de Taiwanese cinema aan de top van de Europese arthousecultuur: The Wedding Banquet, The Puppetmaster (1993), Eat Drink Man Woman en Vive l’amour (1994) waren successen aan de kassa’s van de filmhuizen en bij de critici. Sindsdien zijn de Taiwanese importfilms sporadischer, maar niet minder opzienbarend: bij de pers scoorden The River (1997), The Hole (1998) en Yi Yi (2000) vaak het hoogst in de jaarlijstjes. Dat al deze films door dezelfde regisseurs zijn gemaakt is geen toeval: Ang Lee, Hsiao-Hsien Hou, Ming-Liang Tsai en Edward Yang waren de grote namen van de Taiwanese filmwereld.

En afgezien van Lee, die al gauw naar Hollywood overstapte, zijn ze dat nog steeds. De vier mannen zijn kopstukken van de ‘Taiwan New Cinema’, de benaming voor een stroming zeer persoonlijke films die het land in de jaren tachtig begon te produceren. De nieuwe films hadden een duidelijk auteursstempel en weken af van wat gangbaar was: politieke films die in opdracht van de Nationalistische Partij van China gemaakt werden. Hoe deze regisseurs naam maakten en wat hun verhouding tot de locale en internationale filmcultuur is wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in Taiwan Film Directors, een welkome studie naar de nieuwe cinema van Taiwan.

<i>Yi Yi</i>
Yi Yi

De auteurs doen dat aan de hand van de turbulente culturele en politieke geschiedenis van het eiland, maar ook van de achtergrond van de regisseurs in de filmindustrie, en bovendien van uitvoerige analyses van hun films. Het resultaat is een zeer grondig boekwerk dat een rijk geschakeerd beeld geeft van de na-oorlogse Taiwanese filmwereld. Het werk gaat bovendien in op een grote hoeveelheid films van andere regisseurs. Ye en Davis noemen Taiwan een schateiland, doelend op de aantrekkingskracht dat het exotische eiland, dat nooit een duidelijke eigen identiteit gehad heeft, altijd uitoefende op zijn overheersers (het werd in de zeventiende eeuw immers door Nederlanders bezet). De implicatie is echter duidelijk: de huidige rijkdom van Taiwan is te vinden in de inheemse cinema.

Confucianisme

Aangezien het Liang, Lee (hoewel deze zich expliciet op de internationale markt richtte), Tsai en Yang zijn die het land cultureel op de wereldkaart hebben gezet, is het terecht dat dit viertal de kern van de boek beslaat. Maar de auteurs gaan nog een stapje verder en weiden een heel hoofdstuk aan de interessante assumptie dat Ang Lee zijn Taiwanese (Chinese) esthetica meegenomen heeft naar Hollywood, waar hij op het oog genrefilms maakt, terwijl hij een Amerikaanse (en wereldwijde) hit scoorde met Crouching Tiger, Hidden Dragon. Hierin haalt Davis (die dit hoofdstuk schreef) het veel gehoorde commentaar dat het een veredelde Hollywoodfilm zou zijn onderuit, en toont met succes aan hoe de thematiek en structuur van de film herleid kan worden tot het confucianisme.

Puzzelen

<i>Eat Drink Man Woman</i>
Eat Drink Man Woman

Taiwan Film Directors is helder van opzet en toegankelijk geschreven: de auteurs stellen letterlijk een aantal vragen en beantwoorden die in detail. Het boek eindigt met de interessante vraag of Taiwan zijn rijke filmcultuur kan behouden, of dat de filmkunst in de nabije toekomst wordt opgeslokt door Hollywood of China. Het boek is zeer fraai vormgegeven: het is erg overzichtelijk gezet (de hoofdstukken zijn in de marges gedrukt) en voorzien van veel bijzondere ‘stills’, portret- en setfoto’s. Er ontbreekt evenwel een aantal belangrijke formele zaken: aangezien betrouwbare informatie op dit gebied schaars is, waren filmografieën van de regisseurs en originele titels zeer welkom geweest. Verantwoording voor de manier van transcriptie van Taiwanese namen zou ook geen overbodige luxe zijn; die wijkt namelijk vaak af van het gangbare, zodat het soms puzzelen is om bekende namen op te zoeken en te herkennen.

Droevig

Gezien de steevaste Nederlandse populariteit van Taiwanese filmhuisfilms is het des te frappanter hoe droevig het aanbod voor de thuiskijker is: er zijn bij ons tot op heden welgeteld vijf Taiwanese films op dvd verschenen. Slechts één daarvan is van de hand van de genoemde auteurs: Hou’s Millennium Mambo (2001), die niet meer geperst wordt. De overige zijn onderdelen van een reeks commerciëlere Aziatische films die hun release aan een Amerikaanse maatschappij te danken hebben en/of daardoor gefinancierd zijn (20:30:40 en Double Vision), en obscure romantische drama’s (Blue Gate Crossing en het overwegend Chinese Fleeing by Night), die in het boek niet eens genoemd worden. Homescreen, de distributeur die in het tijperk van de vhs Tsai’s films uitbracht, heeft geen dvd-versies op het programma staan.

Boeken / Fictie

Victoriaans Londen in geuren

recensie: Clare Clark - De geur van de rivier

De debuutroman van Clare Clark bewijst dat vochtige, ondergrondse plaatsen zeker niet alleen ratten aantrekken. Het riolenstelsel van het Victoriaans Londen is het toneel van De geur van de rivier. Een interessante, maar bovenal smerige en stinkende plek voor een roman.

~

Een van de hoofdpersonen, Wiliam May, komt beschadigd uit de Krimoorlog. Geplaagd door nachtmerries die hem blijven achtervolgen en die hem soms het leven onmogelijk maken, probeert hij na de oorlog zijn leven weer op te pakken. Terug in Londen krijgt hij een baan aangeboden bij de Dienst Publieke Werken, waar hij belast wordt met de herziening van het riolenstelsel van de stad. Hij trouwt met Polly en ze krijgen een zoon. Hoewel zijn werk hem zeer boeit en hij gelukkig lijkt met zijn gezin, zijn Williams gedachten vaak ergens anders. Zoals bij het mes, waarmee hij zich in de stinkende riolen snijdt. Het snijden is voor hem een manier om de zwarte demonen te bestrijden, die hem sinds de oorlog achtervolgen, een manier ook om te voelen dat hij leeft.

Hij balde zijn vuisten en dreef zijn knokkels in het vlees van zijn dijen terwijl het zwart hem begon te overstelpen, eerst langzaam, dwarrelend als roet, en toen in een onstuitbare vloed die zo heftig was dat die de organen in zijn borst verpletterde en het merg in zijn botten vergiftigde. Het drong zijn ogen binnen tot hij niets dan zwart kon zien; het vulde zijn hoofd met een soort onophoudelijk gegil.

William May is niet de enige bewoner van Londen die zich graag in de riolen van de stad begeeft. Ook de arme rioolstruiner Tom houdt zich geregeld op onder de grond. Hij vangt ratten om ze vervolgens door te verkopen aan een louche kroegeigenaar, die ze inzet bij illegale hondengevechten. De levens van Tom en William raken op een vreemde manier met elkaar verstrengeld na de moord op een Londense steenhandelaar.

Onevenwichtig

~

Driekwart van roman wordt in beslag genomen door uitgebreide beschrijvingen. Clark neemt veel tijd om in te gaan op de riolen en geur van de stad, en op de zwarte geesten en demonen die William uitdagen zichzelf te snijden en die hem tot waanzin drijven. Herhaling speelt daarbij een grote rol. Op het moment dat William verdacht wordt van de moord op steenhandelaar England, verandert de roman echter in een ware pageturner. De beschrijvingen nemen af en de nadruk komt juist op de actie te liggen, zoals op de pogingen die de advocaat Rose onderneemt om de moord te onderzoeken met als doel William vrij te krijgen. Hoewel dit mysterie natuurlijk opgelost moet worden, lijkt de verdeling tussen actie en beschrijving onevenwichtig en komt het detective-element een beetje uit de lucht vallen.

Chaotisch?

De Publishers Weekly heeft gelijk als ze schrijft dat De geur van de rivier doet denken aan Das parfum van Patrick Süskind, aangezien Clark even “indrukwekkend in geuren en kleuren een sfeer weet op te roepen”. De sfeer in de rioolgangen is voelbaar, en de stank van de stad gaat haast in je neus zitten. Clark weet een treffend beeld op te wekken van Londen als een groot, duister en stinkend hol. “De stank die vanonder hem opsteeg, was nu al ondraaglijk. Die stroomde zijn neus binnen toe Rose zich in de schacht liet zakken, zo overweldigend dat zijn maaginhoud omhoogkwam en zijn mond volliep met zuur speeksel.”

Maar soms lijken deze beschrijvingen hun eigen leven te gaan leiden en zelfs het onderwerp van de roman te worden – zeker in het begin van het verhaal. Wat dat betreft is Clark iets te ijverig geweest. De uitgebreide sfeerbeschrijvingen, het schetsen van een compleet beeld van een man die waanzinnig wordt, het vertellen van het dagelijks leven van een rioolstruiner – en dat alles in het teken van een onopgeloste moord: het maakt dat ruimte, onderwerp en thematiek uit balans raken. De geur van de rivier is een ambitieuze, maar onevenwichtige roman.

Film / Films

Zwarte magie in het buitenhuis

recensie: The Skeleton Key

Horrorfilms zonder rondvliegende ledematen, nare kleine meisjes of muren waar het bloed vanaf gutst waren het afgelopen jaar schaars. De deze maand op dvd verschenen The Skeleton Key van de Britse regisseur Iain Softley (K-Pax) is dan ook geen doorsnee horrorfilm. Hij heeft meer gemeen met de onderhuidse spanning van films als Angel Heart en The Others dan met het druipende bloed in The Ring, Dark Water of The Grudge.

~

Met drie hoofdrolspelers en een handvol figuranten is de cast lekker overzichtelijk. Ook het decor is beperkt. Het grootste deel van The Skeleton Key speelt zich af in een oud landhuis in de broeierige moerassen van Louisiana. Als hoofdrolspeler koos Softley opvallend genoeg voor Kate Hudson, die tot dan vooral in mierzoete romantische komedies als Raising Helen en How To Lose A Guy in 10 Days rondhuppelde. Hudson blijkt meer in haar mars te hebben. In Softleys film speelt ze een dappere, betrokken en daadkrachtige verpleegster die in het landhuis terecht komt om de stervende Ben (John Hurt in een ondankbare, vrijwel tekstloze rol) bij te staan. Ben kan na een beroerte nauwelijks nog lopen en praten. Zijn vrouw is maar matig blij met de komst van Caroline (Hudson), die tenslotte niet uit het zuiden komt en daarom onmogelijk ‘het huis aan kan voelen’.

Schouder

Het huis speelt een sleutelrol in de film. De titel is geen verwijzing naar skeletten maar slaat op de moedersleutel die Caroline (Hudson) krijgt van vrouw des huizes Violet Devereaux (Gena Rowlands in een heerlijk vileine rol). Die sleutel pas op alle kamers in het enorme landhuis, maar natuurlijk niet op de rammelende deur van die ene geheimzinnige zolderkamer. Ja, wat dat betreft schuwt de regisseur de clichés niet. Bliksem en onweer, schimmen op de gang, krakend houtwerk – het zit er allemaal in. Maar Softley – die veel vanaf de schouder filmt – vertelt zijn verhaal in de Bayou met verve en neemt bovendien alle tijd om de spanning op te bouwen. Meestal begint dit soort films met spektakel, om daarna als een nachtkaars uit te gaan. Bij The Skeleton Key is het eerder andersom, met een matige opening en een daverende en verrassende slotscène, waarin zwarte magie, bijgeloof en karaktermoord hand in hand gaan.

~

De dvd telt enorm veel extra’s, maar lang niet alles is de moeite. Zo is er 21 minuten extra aan ‘Deleted scenes’, maar de meeste scènes voegen weinig toe en zijn dus terecht gesneuveld. Leuker is ‘Blues in the Bayou’, een korte showcase van een aantal bluesbands uit de (prima) soundtrack. Ook ‘Exploring Voodoo / Hoodoo’ (een voodoo-priesteres legt hierin het verschil uit tussen Voodoo en Hoodoo) en ‘Plantation Life’ (een aantal
plantage-eigenaren vertelen over de vervlogen tijden en het harde leven op de plantage) zijn interessant. Jammer is wel dat alle features aan de korte kant zijn.

Minder het aanzien waard zijn het commentaar van regisseur Softey en het ‘persoonlijke spookverhaal’ van actrice Kate Hudson. Ook de documentaire over het spookhuis krijgt de fast-forward-behandeling. Niettemin, vanwege de karrenvracht aan extra’s, is The Skeleton Key een prima aanschaf.