Film / Achtergrond
special: De Pusher-trilogie

IFFR 2006: Refns revanche

Nicolas Winding Refn revancheert zich op magistrale wijze met twee verlate opvolgers van zijn debuutfilm Pusher: Tegen alle verwachtingen in zijn beide films beter dan het origineel.

Overzicht verslag IFFR 2006

Scène uit Pusher
Scène uit Pusher

Als uit het niets verscheen een 26-jarige Nicolas Winding Refn in 1996. Zijn grimmige, harde en uit losse pols geschoten misdaadfilm Pusher was als een adrenalinestoot voor de Deense cinema: zo’n opwindende film van eigen bodem hadden de Denen nog nooit meegemaakt. Pusher werd in Denemarken een groot succes en betekende het begin van de Deense ‘new wave’. De film oogstte internationale lof, en na een iets minder succesvolle maar alom gewaardeerde opvolger (Bleeder) leek Refns carrière van een leien dakje te gaan. Hij achtte de tijd rijp voor de oversteek naar Amerika. Maar zijn Amerikaanse film (FEAR X) kwam moeizaam tot stand en de opnames verliepen chaotisch. De talloze tegenslagen waren zo erg dat er in Denemarken een boek over geschreven is. Dat FEAR X überhaupt gemaakt werd is opmerkelijk, maar dat Refn zijn visie van een experimentele, grotendeels ontoegankelijke variant op een genrefilm mocht bewaren is een klein wonder.

Schuld

Zijn doorzettingsvermogen maakte van FEAR X een intrigerend pareltje, maar de film betekende Refns ondergang. Er wordt wel aangenomen dat hij bankroet ging omdat FEAR X flopte, maar dat is de halve waarheid; de film kostte weinig en werd, vooral op filmfestivals, redelijk goed ontvangen. Het probleem zat in een niet waterdichte financieringsconstructie: het kwaad was geschied toen een van de verschillende investeerders zich plotseling terugtrok en bankoverschrijvingen zo lang op zich lieten wachten dat de inmiddels gedaalde wisselkoersen een enorm verlies betekenden. Er ontstond een miljoenenschuld, waarvan de schade op Refn en zijn productiepartner Henrik Danstrup werd verhaald. Het duo dat zo hard gevochten had voor Refns films zat opeens met een persoonlijke schuld van 1,3 miljoen euro en een vernietigde reputatie in de Deense filmwereld.

Scène uit Pusher 2
Scène uit Pusher 2

Refn, die ten tijde van de malaise nog promotie voor FEAR X aan het verzorgen was, kwam met een banaal, maar briljant plan voor een reddingsactie: het herhalen van zijn eerste succes. En dan gelijk tweemaal: Pusher deel 2 en 3 werden achter elkaar opgenomen. Het tweede deel concentreert zich op Tonny – de onvolwassen en drieste kluns die een bijrol speelde in het origineel – en zijn hunkering naar erkenning door zijn brute vader, een grote crimineel. Deel drie toont een etmaal uit het leven van Milo – de Servische drugsbaas uit het origineel, die van zijn verslaving probeert af te komen, de trouwerij van zijn dochter moet regelen en ook nog eens drugshandeltjes in goede banen moet leiden.

Geen concessies

De twee opvolgers zijn op verschillende manieren intrigerend. Ten eerste omdat een puur commercieel project een artistieke triomf werd: de Pusher-films zijn allesbehalve gemakkelijke herhalingsoefeningen. Hoewel de hoofdrol van deel twee vertolkt werd door de allergrootste filmster van Denemarken (Mads Mikkelsen, die zijn eerste filmrol in het origineel speelde), deed Refn namelijk geen enkele concessies aan publieksverwachtingen. Pusher 2 is een akelige en deprimerende tragedie, maar trok een enorm publiek – wellicht dankzij Mikkelsen – en kreeg lovende recensies. Pusher 3 is een nog duisterder en beklemmender drama, waarin bovendien nauwelijks een woord Deens gesproken wordt. Misschien daarom trok hij minder publiek; bovendien werd de afsluiter slecht ontvangen door de Deense pers, die zich stoorde aan vermeend sensationeel geweld.

Scène uit Pusher 3
Scène uit Pusher 3

Ten tweede biedt de gelijke vorm en inhoud van de drie films een fascinerende blik op Refns groei als filmkunstenaar. Die is overduidelijk: het origineel was sterk maar niet altijd evenwichtig, amateuristisch gemaakt (en Bleeder was een te ambitieus project); Refns nieuwste films zijn stijlvol, stijlvast en als geheel veel overtuigender. De Tarantino-achtige dialogen, de actiescènes en de soms nihilistische wreedheid die je in Refns eerste twee films aantreft zijn verdwenen (FEAR X is een unicum en leent zich niet voor vergelijking). Refn heeft een strakkere focus: tijd en ruimte zijn gecomprimeerd, scènes zijn functioneler, acties nog veelzeggender en personages sterker. Het meest opvallend is zijn visuele talent: de rauwe documentairestijl met handcamera van het origineel heeft plaatsgemaakt voor een krachtige, expressionistische vormgeving. In het inferno dat doorgaat voor Kopenhagen is het daglicht grauw en de nacht aardedonker. De meeste van Refns boeven en boefjes voelen zich ongemakkelijk in het daglicht en vertoeven het liefst in het schemerdonker of kunstmatig licht. Soms voert een hels rood de boventoon en is de dreiging van geweld en rampspoed bijna ondraaglijk.

Zelfkant

Elke film heeft zijn mankementen (het Trainspotting-achtige einde van deel 2 is teleurstellend zwak; Milo’s handelingen in deel 3 zijn niet altijd geloofwaardig), maar de drie Pusher-films geven ieder een ijzersterk, meeslepend portret van drie gedoemde mannen, van de zelfkant van steeds een ander stadsdeel van Kopenhagen, vol misdaad, geweld, drugsmisbruik en huiselijke misère. Refn revancheert zich op magnifieke wijze door ondanks (of misschien dankzij?) commerciële drijfveren zijn twee sterkste films af te leveren. Pusher 2 en 3 zijn in alle opzichten integere, hoogst persoonlijke en zeer overtuigende films. Refns carrière lijkt gered – voorlopig althans, want niets weerhoudt hem ervan opnieuw alles op het spel te zetten. Zijn volgende plannen zijn een New York-politiethriller, en een grootschalige vikingfilm.

 

Boeken / Non-fictie

‘All change is in itself an evil’

recensie: David Crystal (red.) - Johnson's Dictionary

Taal is aan de overkant van de haringvijver helemaal hot. De BBC heeft in samenwerking met het Oxford English Dictionary (OED)zelfs een groots opgezet televisieprogramma – Balderdash & Piffle – waarbij de kijkertjes interactief op zoek mogen naar de oudste vermeldingen van woorden: de zogenaamde word hunt. Het afgelopen jaar vierden de Britten ook nog eens dat hun beroemdste woordenboek een kwart millennium bestond. Reden voor een aansprekende bloemlezing uit het levenswerk van Dr. Samuel ‘Dictionary’ Johnson.

Woordenboeken zijn prachtige uitvindingen. Nuttig, maar als het goed is ook ware kunstwerken; labyrinten vol schatten waarin het goed dwalen is. In een enkel geval zijn ze bovendien een onlosmakelijk onderdeel van een hele cultuur, zoals bij ons De Dikke Van Dale een begrip is. In het Verenigd Koninkrijk heeft het woordenboek dat Samuel Johnson in 1755 publiceerde een nog veel imposantere status. Johnson verwierf er zoveel faam mee, dat hij zelfs een hoofdrol voor zichzelf en zijn levenswerk opeiste in een hilarische episode van het derde seizoen van Blackadder.

Als Prins George daarin aan Blackadder vraagt, of hij denkt dat Johnson een genie is, antwoordt die:

No sir, I do not. Unless, of course, the definition of genius in his ridiculous dictionary is ‘a fat dullard or wobble-bottom; a pompous ass with sweaty dewflaps’.

Johnson zelf uitte zich ook al niet erg vleiend over zijn professie, zij het iets minder vilein. Zo vinden we onder ‘lexicographer‘:

A writer of dictionaries; a harmless drudge, that busies himself in tracing the original, and detailing the signification of words.

Fundament

Samuel Johnson
Samuel Johnson

Woordenboeken bestonden al toen Johnson ermee begon, maar zijn aanpak was methodologisch vernieuwend. Geen wonder dat het werk tot ver in de negentiende eeuw standhield als het fundament onder de Engelse taal, en gebruikt werd door een onafzienbare rij grote namen in de wereldliteratuur, van Dickens tot Wilde. Dat het woordenboek uiteindelijk toch verouderd raakte en plaats moest maken voor iets nieuws is des te pikanter, omdat Johnson vooraf van plan was het Engels voorgoed (!) vast te leggen, in het toch wat irritante besef dat de ideale taal onmogelijk was, want: “words are the daughters of earth, and (…) things are the sons of heaven.”

Om zijn doel te kunnen bereiken ontwikkelde Johnson een speciaal systeem dat nog steeds actueel aandoet: eerst woorden verzamelen, die ordenen en daar dan weer voorbeelden uit de literatuur bij zoeken. Veel Shakespeare, maar absoluut niets van de door Johnson zo verfoeide Hobbes. Van een neutrale verzameling is dan ook geen sprake. Niet alleen hield Johnson schrijvers die hij niet mocht buiten zijn bladzijden, hij had ook duidelijke opinies over welke woorden niet deugden. Overigens was hij zich heel goed bewust van zijn eigen beperkingen en wist hij uitstekend dat enige subjectiviteit niet viel uit te sluiten, al was het alleen maar omdat hij een heleboel woorden gewoon nooit tegenkwam. In het voorwoord verzucht hij dat toch niemand van hem kan verwachten dat hij in een mijn afdaalt, met als gevolg dat woorden die met het mijnwerkersvak van doen hebben, nu ontbreken. Wel neemt hij woorden op die niet meer in gebruik zijn, omdat hij die simpelweg zelf mooi vindt en stiekem hoopt dat een of andere literator ze weer nieuw leven zal inblazen.

Bladerfeest

Dat alles maakt zijn woordenboek nog steeds een echt bladerfeest, zeker in de bloemlezing die David Crystal samenstelde. Daarin is lang niet alles opgenomen, maar het bevat een representatieve keuze, voorafgegaan door relevante passages uit dat andere prachtboek, Life of Johnson van Boswell, plus het plan (of prospectus) en het oorspronkelijke voorwoord. Crystal is ook zo verstandig geweest om achterin de wijzigingen die Johnson in de vierde, geheel herziene druk opnam, ook mee te nemen.

Perfect was Johnsons woordenboek uiteraard in het geheel niet, hoewel het een bizarre prestatie blijft voor één man – die overigens wel werd bijgestaan door helpers, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig was uit Schotland. Dat verklaart meteen de relatieve overdaad aan Schotse invloeden, zoals in de definitie van ‘second sight‘:

The power of seeing things future, or things distant; supposed inherent in some of the Scottish islanders.

Johnson zit er in een aantal gevallen eenvoudigweg naast. Zo beweert hij met even grote als misleidende stelligheid dat in het Engels geen enkel woord met een –x begint. Ook de categorie vrouwenwoorden – waaronder frightfull – doet heden ten dage wat vreemd aan. In een aantal andere bijdragen is zijn oprechte eerlijkheid gewoonweg aandoenlijk. Veel van zijn woorden haalde hij uit de boeken die hij las, maar naar hun betekenis moest hij soms gissen. Soms liet hij dat noodzakelijkerwijze achterwege. Bij ‘Etch‘ stelt hij spijtig vast:

A country word, of which I know not the meaning.

Andere definities zijn rake aforismen op zichzelf. Een komedie bijvoorbeeld is:

A dramatick representation of the lighter faults of mankind.

Earthling

Noodzakelijkerwijs bevat het woordenboek (en ook deze selectie) een aanzienlijk aantal woorden dat inmiddels het onderspit heeft gedolven – nog even afgezien van de spellingsvarianten (een argument temeer tegen degenen die menen dat het Engels, anders dan het Nederlands, in de loop der eeuwen geen wijzigingen heeft ondergaan, waardoor oude Engelse teksten heden ten dage leesbaarder zijn dan ons eigen literaire erfgoed – wat tot op zekere hoogte ook zo is, maar binnen grenzen). In de tijd van Johnson bestonden er (volgens hemzelf) om maar eens iets te noemen geen woorden die eindigden op een –c, wat het woordbeeld van op zich vertrouwde woorden een merkwaardig aanzien geeft. En nog vreemder: in het voorwoord spelt hij zelf soms wel weer met die –c aan het einde. Hoezeer Johnson ook streefde naar eenvormigheid, naar een geschreven taal die samenviel met het alledaagse taalgebruik en de uitspraak, telkens weer liep hij tegen de inconsequenties op die taal nu eenmaal aankleven, en waar hij ook al weinig aan kon doen als eenvoudige ‘earthling‘ (“An inhabitant of the eart; a mortal; a poor frail creature.”).

Theater / Voorstelling

Hunkeren naar kwetsbaarheid in wanhopige liefdeszoektocht

recensie: Crave (Teatro)

.

~

In Crave praten vier personages, A, B, C en M schijnbaar langs elkaar heen over hun zo menselijke verlangen naar liefde. Er is bijna geen interactie tussen de personages, maar toch zijn ze verbonden in hun verlangen naar warmte en contact. Teatro speelt Crave als een wanhopige, meeslepende liefdeszoektocht. De vier spelers bevinden zich in twee aan elkaar geschakelde, open containers. De binnenkant is van kil, hard, glimmend metaal maar dat zien we pas als het felle licht aan en meteen weer uit flitst. In het donker stuurt actrice Astrid van Eck iemand een sms-je. Haar gezicht licht op in het blauwige schijnsel van de display. Dan belt ze zomaar iemand op en zet haar telefoon op de luidspreker. Ze vraagt aan de man die opneemt of hij weet waar de liefde is. Zijn ontwapenende antwoord: “De liefde? Die staat naast me.” Het publiek en de spelers kunnen een lach niet onderdrukken.

Verlangen

Het is een luchtige inleiding van een pittige voorstelling. De acteurs staan, liggen, zitten en spuien hun teksten:”Voor mij ben je dood.”
“De gloed loopt uit mij weg.”
“Ik moet verleid worden.”
“Ga weg – kom terug – blijf!”. Door en door en door gaat het, ieder heeft zijn eigen innerlijke drang om zichzelf bloot te geven. Zo leer je ze uiteindelijk allemaal kennen. Of, beter gezegd, zo leer je hun diepste zielenroerselen kennen. Een man verlangt wanhopig terug naar de vrouw die hij liefhad. Hij benoemt als een bezetene, terwijl hij tientallen dikke lagen kleding over elkaar aantrekt, wat hij wel niet allemaal voor haar liefde zou willen doen en waarom ze zo fantastisch is. Om de kledingstukken daarna weer als een razende uit te trekken: “Ik zal je hart breken omdat je mijn hart eerst hebt gebroken!”. Sanne den Hartog zet de wanhoop van dit personage oprecht en ontroerend neer. Een ander personage is op zoek naar een vrouw die hem lief kan hebben. De volgende twijfelt of er ooit iemand van haar zal houden en weer een ander worstelt met haar liefdeloze verleden. En stuk voor stuk worstelen ze niet alleen met de liefde van de ander voor hen, maar ook met hun eigen liefde voor zichzelf.

Oproep

~

Regisseur Marcus Azzini riep onlangs in een interview op tot kwetsbaarheid. “Durf kwetsbaar te zijn, dan zijn we zo veel mooier”, zei hij. Hij wil met zijn voorstelling een aanmoediging geven om te durven leven en lief te hebben. Een hartverwarmende doelstelling waar je als toeschouwer graag in mee gaat. Maar met Crave lukt het hem niet helemaal om zijn doel te bereiken. Twee van de vier spelers, Teatro’s kernleden Kirsten Mulder en Stefan Rokebrand, lukt het niet om zich in hun getormenteerde personages net zo kwetsbaar te tonen als de twee gastacteurs. Jammer, want dat ze hiertoe wel in staat zijn, lieten ze eerder dit seizoen zien in De Val. Den Hartog en Van Eck zijn dynamischer in hun fysieke aanwezigheid en daardoor emotioneel toegankelijker. Samen zetten zij een prachtige, pijnlijke, kwetsbare, treurige maar steeds liefdevolle performance neer die nog lang in je achterhoofd na blijft zoemen.

De voorstelling speelt nog tot en met 17 maart 2006. Klik hier voor de speellijst.

Muziek / Album

In dubio

recensie: Architecture In Helsinki – In Case We Die

.

~

In Case We Die zit tjokvol goede ideeën en inventieve passages die elkaar in een razend tempo opvolgen. Voor wie nog vindt dat een album moet bestaan uit een twaalftal liedjes is deze versplinterde popplaat geen aanrader. Architecture In Helsinki gaat nog verder dan Brian Wilson op Smile, dit gezelschap zet de ouderwetse vorm van liedjesschrijven aan de kant en gaat er terecht van uit dat een intelligente opeenhoping van ideeën en stijlen erg goed bij deze tijd past.

Populair avant-gardistisch gezelschap

Blij word je er van. Architecture In Helsinki heeft dezelfde goedaardigheidsfactor als, pak ‘m beet, Belle & Sebastian. Zet deze naast een dosis inventiviteit gelijk aan die van Brian Wilson, Beck of The Flaming Lips en je zou toch een wereldplaat moeten krijgen. Dat is echter slechts gedeeltelijk het geval. Ik zie de kwaliteiten, ik snap de bedoelingen van dit achttal en waardeer het ingenieuze werkstuk dat In Case We Die onbetwistbaar is. Ik zie alle pluspunten, maar voel er echter, ondanks vele verwoede pogingen, te weinig bij om deze plaat intens op te hemelen, zoals zovelen voor mij al hebben gedaan.

Misschien zit het hem in het wat ijle zwakke stemgeluid van de leadzanger, al gaat het hier om meerdere vocalisten – en met name de vrouwen maken veel goed. Misschien ligt het aan het ontbreken van herkenning, zelfs na een flink aantal keren luisteren. De liedjes blijven niet, zoals dat dan verwacht wordt van een goede popsong, allemaal hangen. Maar misschien is dit ook helemaal niet de bedoeling van Architecture In Helsinki als populair avant-gardistisch gezelschap, wellicht zijn ze al een paar stappen verder en is voor deze groep herkenning (van liedjes op zich, het geluid van de plaat als geheel is zeer herkenbaar) niet meer zo essentieel.

Topzwaar en struikelend

Er gebeurt zo veel op de vierkante centimeter. Alle mogelijke kleurvariaties lijken te worden gebruikt. Ik had ooit een tekenleraar die vond dat je een doek, door het te lang te bewerken, dood kon schilderen. Misschien is dat mijn probleem wel een beetje met dit topzware album, dat haast bezwijkt onder de enorme hoeveelheid ideeën. Misschien struikelt Architecture In Helsinki soms over de eigen genialiteit. Ik verblijf in dubio. Maar probeer In Case We Die alsjeblieft ook zelf uit, want dat is deze plaat zeker waard. Architecture In Helsinki schijnt op het podium trouwens alle twijfels weg te nemen. Lees ook ons verslag van The Music In My Head waar het optreden van deze band vorig jaar het hoogtepunt vormde.

Theater / Achtergrond
special: Op reis met Manon Ossevoort

Op de trekker naar de Zuidpool (3)

Theatermaker Manon Ossevoort (29) reed in de zomer van 2005 op een stoere groene tractor de Nederlandse grens over met als eindbestemming Antarctica. Haar project Zuidpool, een reis van 19.000 kilometer en daarmee de langste theatervoorstelling ter wereld, zal zo’n anderhalf jaar in beslag gaan nemen. Onderweg speelt ze de voorstelling Doe, een duet met haar tractor, waarmee ze dromen van toeschouwers verzamelt. Al die dromen zal ze uiteindelijk symbolisch in de sneeuw van de poolcirkel begraven, zodat ze daar uit kunnen komen. 8WEEKLY volgt Manon tijdens dit bijzondere avontuur.

Dromen zijn geen bedrog. Hoewel Manons avontuur een half jaar geleden hier en daar nog wat sceptisch werd ontvangen, heeft ze inmiddels veel respect afgedwongen. Ondanks onverwachte tegenslagen en oponthoud zette ze door, en inmiddels rijdt ze op haar trekker door Afrika op weg naar het zuiden. Tijdens haar verblijf afgelopen najaar in Bosnië-Herzegovina en Kosovo speelde ze haar voorstelling bij War Child-projecten, op scholen en in een jeugdgevangenis. Het reizende Trekkerteam is uitgebreid: Colin (technicus en bestuurder van de volgwagen) heeft gezelschap gekregen van medereizigers Saar en KJ, en een klein zwart zwerfhondje dat Kosovo gedoopt werd. Enig oponthoud was er in de haven van Alexandrië: het kostte vier weken om de benodigde papieren voor de trekker te bemachtigen. Maar het lukte, met veel geduld, kopjes thee en ‘Gods wil’ en zo heeft er voor het eerst in de geschiedenis een trekker Egypte doorkruist. Sinterklaas kwam vervolgens langs in de Sahara, en de trekker heeft een zonnedakje gekregen. Ook zijn er camerabeugels gemonteerd, zodat Manon opnames kan maken voor de documentaire die er over Zuidpool gaat verschijnen.

We interviewden Manon per mail en we ontvingen haar antwoorden vanuit Khartoum, Soedan.

~

Je hebt je voorstelling Doe inmiddels op heel uiteenlopende plaatsen en voor heel verschillende toeschouwers gespeeld: voor vakantiegangers en oorlogsslachtoffers. Een groter contrast is haast niet denkbaar. Waren de reacties ook verschillend?

Mijn voorstelling gaat vooral over plezier maken en het koesteren van een diepe wens, en dat zijn dingen waar iedereen wel van houdt of mee bezig is. Oorlogsslachtoffers willen graag meer plezier in hun leven om de oorlog af en toe te kunnen vergeten, en veel vakantiegangers willen graag plezier om hun stress of problemen aan de kant te zetten.

Toch is de voorstelling die ik in de jeugdgevangenis van Kosovo speelde tot nog toe voor mij de meest ontroerende geweest. Ik was van tevoren heel zenuwachtig, maar het moment waarop ik iedereen vroeg zijn dromen op te schrijven was zo wonderlijk. Gevangenisbewakers en gedetineerden (van mijn eigen leeftijd) zaten naast elkaar in stilte te schrijven en hartverwarmend te glimlachen. Ik voelde de gezamenlijke blijdschap over het feit dat al deze wensen nu echt op reis gingen. Want of je nou vast zit in een gevangenis of in een land dat net uit de oorlog komt, je zit vast in een vacuüm. Het is dan zo fijn dat een deel van jou naar buiten mag, en dat er misschien iemand zal zijn in de buitenwereld die hoort van je wens of zal zien wat er in je omgaat.

Met Zuidpool pleit je voor de kracht van de fantasie, en probeer je troost en hoop te geven. Zijn er misschien voorstellingen (of boeken, films, muziek) die jou zelf wel eens zo hebben geïnspireerd? En heb je muziek meegenomen voor onderweg?
Forrest Gump vind ik nog steeds een heerlijke film. En wat betreft muziek: stiekem ben ik altijd op zoek naar muziek die me zo’n gevoel van troost, hoop of levensvreugde geeft. Mijn favoriete zangeres op dit moment (en waarvan ik ook muziek mee op reis heb genomen) ken ik helaas niet bij naam. Ze is zwart geloof ik, haar stem is heel diep en heel warm en vol levenskracht en haar liedjes zijn eigenlijk verdrietig maar ik word toch steeds blij als ik naar haar naar luister. Krachtige muziek, verschrikkelijk dat ik haar naam niet meer weet! Verder luister ik onderweg naar Stevie Wonder, Jack Johnson, Jamie Cullum, Counting Crows, Björk en naar André Manuel, die ook de muziek maakte voor mijn voorstelling. Hij is de Nederlandse Tom Waits en een eeuwige kleuter. Zijn liedjes MOESTEN gewoon mee op deze reis, anders vergeet ik af en toe hoe fijn het is om op mijn kop te staan en tegendraads te zijn!

Marco Borsato zong vlak voor mijn vertrek het lied Vlinder voor me in een volle Antwerpse muziekhal. Ik sloeg steil achterover van dit grote gebaar en was er ook erg door geraakt. Want als ik dit jaar iets heb geleerd dan is het wel: “Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn!” Heel troostrijk voor de angsthaas in me.

~

Je krijgt veel hulp van je familie bij het realiseren van Zuidpool.
Wat betekent dit voor je en hoe is het om ze zo lang niet te zien?

Ik ben samen met mijn tweelingzusje en mijn broertje opgegroeid in het restaurant van mijn ouders, en in mijn jeugd waren mijn ouders altijd hard aan het werk. Sinds een paar jaar zijn ze minder gaan werken, en zijn ze totaal veranderd. Ik heb het idee van deze reis jaren geleden als eerste aan mijn ouders verteld. Ik dacht: “Als zij me voor gek verklaren, dan weet ik genoeg.” Maar na ongeveer een minuut stilte zei mijn vader (of mijn moeder): “Als je dit echt wilt, dan moet je er niet over praten, dan moet je het doen.” En dat heb ik dus gedaan.
Na drie jaar kwam ik weer bij ze terug omdat ik startte met de voorbereidingen van Zuidpool. En ik heb ze verteld dat ik het geweldig vond dat ze al die tijd – zonder woorden – achter me hadden gestaan. Dat ik nu echt begon maar dat ik me realiseerde dat ik er niet zou komen zonder de hulp van andere mensen, en dat ik heel blij zou zijn als ze me op de een of ander manier zouden willen helpen. Ze zouden er over nadenken. Mijn ouders hebben inmiddels heel wat sponsors gevonden. Ook regelt mijn vader nu de financiën en mijn moeder onderhoudt ontzettend lief allerlei contacten nu ik weg ben. Zij is ook degene die alle verzamelde dromen digitaal vastlegt, en dus de enige die er een glimp van opvangt! Mijn zusje beheert de webshop en verstuurt trekker T-shirts, droomcertificaten en singeltjes… Het is ongelooflijk hoe mijn familie achter me staat tijdens deze reis! Ik weet niet waar ik was geweest zonder ze. Waarschijnlijk wel hier, maar met minder mensen om me heen, en met een veel eenzamer gevoel.
Ze reizen als het ware met me mee en ik denk dat ze dat zelf ook zo voelen. Ze staan helemaal achter de inhoud van het project en we bellen regelmatig. Ik geloof dat ik nu een intensievere band met mijn familie heb als voor de reis, op een heel bijzondere manier.

Je bent nu een half jaar onderweg. Hoewel je je project goed voorbereidde, begon het toch met een droom, iets wat er nog niet was. Hoe is het om je droom werkelijkheid te zien worden, om hem echt te beleven?

Tijdens het verwezenlijken van deze ‘droom’, dit project, liep ik gigantisch tegen al mijn angsten en onvermogen aan. Vaak dacht ik: “Waar komt mijn naïviteit vandaan, mijn geloof dat het kan en dat het goed is?” Mijn angsten uitten zich in vele praktische bezwaren, vaak door anderen aangewakkerd. Er was een eindeloze, schijnbaar onoverkomelijk waslijst van dingen die gedaan of geregeld moesten worden om Zuidpool mogelijk te maken. Ik heb me er als een sukkel (zo voelde het) stapje voor stapje doorheen gebeten, obstakel na obstakel, in slakkengang. Elke dag moed verzameld, behoorlijk onzeker geworden door het gelach van anderen. Ik wist best dat mijn project dwaas en naïef klonk maar ik heb toch volgehouden. Nu mijn plan werkelijkheid geworden is hoor ik pas de complimenten, en ik denk dat het vaak zo gaat. Mensen worden pas enthousiast als ze zien dat je echt iets doet en niet alleen maar praat. Jammer, maar ik snap het wel. Zelf heb je immers al een beeld bij ‘hoe het zijn zal’, anderen hebben dat niet. Hoewel je veel hulp van anderen nodig hebt, verwezenlijk je een droom dus in eerste instantie op eigen kracht.

Nu ik op weg ben is er een grote last van mijn schouders gevallen. Het is echt helemaal niet zo moeilijk, de ‘onoverkomelijke problemen’ komen vaak één voor één in plaats van allemaal tegelijkertijd. Er zijn bovendien altijd mensen die je willen en kunnen helpen. En ondanks alle voorbereidingen geloof ik nog steeds dat je ook gewoon je rugzak kan oppakken en gaan, want uiteindelijk kun je een reis niet echt plannen. Met een beetje fantasie, humor en doorzettingsvermogen kom je vaak een heel eind.

Ik ben elke dag nog verbaasd en betoverd omdat deze reis is mooier is dan ik ooit had kunnen bedenken. En dit komt vooral door de mensen die ik onderweg tegenkom, de mensen die me helpen, inspireren, uitnodigen. De wereld blijkt een veel grotere ‘schattigheidsfactor’ te hebben dan ik had gedacht. Zelfs de autoriteiten van het beruchte Soedan hebben tot nu toe alleen maar naar me gelachen en gevraagd of ik zin in thee had, in plaats van me naar mijn paspoort te vragen! Respect is alles, daar ben ik wel achter.

Lees hier Zuidpool, deel 1 en hier Zuidpool, deel 2.

Heb je nog vragen over dit bijzondere avontuur, dan kun je ze ons mailen.

8WEEKLY houdt contact met Manon en legt je vraag aan haar voor.

Kunst / Expo binnenland

Nieuw New Orleans

recensie: Newer Orleans - A Shared Space

Iedereen kent de beelden van de verwoestende orkaan Katrina die eind augustus vorig jaar aan de Amerikaanse oostkust enorme schade heeft aangericht. New Orleans werd zwaar getroffen, bijna de hele stad stond onder water. Omdat er sindsdien een grote behoefte is aan inspirerende plannen heeft het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) samen met een architectuurschool uit New Orleans en een Amerikaanse kunsttijdschrift zes bekende ontwerpbureaus uit Nederland en Amerika benaderd. Ze werden gevraagd om een visie op niveau van de wijk, stad en regio van het nieuwe New Orleans te ontwikkelen. Deze ontwerpen zijn momenteel te zien in het NAi in Rotterdam.

New Orleans, 29 augustus 2005. Foto: U.S. Coast Guard photograph by Petty Officer 2nd Class Kyle Niemi
New Orleans, 29 augustus 2005. Foto: U.S. Coast Guard photograph by Petty Officer 2nd Class Kyle Niemi

Grote namen in de architectuurwereld als MVRDV, UN Studio en Morphosis hebben verschillende ontwerpen gemaakt om het gemeenschapsgevoel van de verwoestte stad weer op te bouwen. Kenmerkend voor de stad New Orleans was het verschil in ras, klasse en macht. Nu de mogelijkheid is ontstaan om de gehele stadsstructuur opnieuw te organiseren, kan de stad misschien een andere richting inslaan. De vraag is natuurlijk welke rol architectuur hierin kan spelen.

Gevoelige operatie

De tentoonstelling begint met een algemeen deel met daarin foto’s, televisiebeelden en heel veel kaarten die de geografische eigenschappen van New Orleans weergeven. Kaarten met daarop verschillende hoogteniveaus van het gebied, laten zien dat een groot gedeelte van New Orleans onder de zeespiegel ligt. Ook de waterregulering wordt nauwkeurig in kaart gebracht. Erg interessant zijn de kaarten waarop de voormalige demografische indeling van de stad te zien is. Wat opvalt is dat er in de getroffen gebieden zeer veel arme, zwarte mensen woonden. Hierdoor krijgt de wederopbouw een grote sociale en economische lading die niet alleen bij de inwoners van New Orleans, maar bij de hele Amerikaanse bevolking gevoelig ligt.

School als heuvel

~

MVRDV en Huff + Gooden Architects is gevraagd om op het niveau van de wijk een school te ontwerpen. Het leuke van de presentatie van MVRDV is dat het hele ontwerpproces wordt getoond, van uitgeprinte e-mails tot en met schetsen en studiemodellen. Kenmerkend aan het werk van MVRDV is de sterk conceptuele uitwerking van hun plannen. Ze zien de school als een openbare heuvel die publiek toegankelijk is en tevens fungeert als herkenningspunt in de wijk. Door de school meer als landschap te zien dan als architectuur, ontkomt die aan mogelijke discussies over wat architectuur representeert.

Ziggurat

De presentatie van een mediatheek voor New Orleans van UN Studio stelt daarentegen wat teleur. Het geheel ziet eruit alsof het een haastklus is geweest die tussen de grote projecten door is uitgewerkt. UN Studio begint met een verhaal over hoe een publiek gebouw wordt opgevat als deel van een netwerk van nieuwe gemeenschapscentra, dat gewijd is aan leren en cultuur. Zulke gebouwen bepalen en verhogen de kwaliteit van stadswijken en zouden mogelijkheden bieden voor een jonge, zich ontwikkelende bevolking. Dit is natuurlijk waar, maar in het specifieke geval van New Orleans, een stad van armoede en werkloosheid, niet echt een probleemoplossend idee.

~

Vervolgens wordt een oeroud geometrisch motief tevoorschijn getoverd; de ziggurat, die als vorm voor het ontwerpmodel zal gaan dienen. De mediatheek ziet er uit als een verticale zigzag in het landschap met open en gesloten ruimtes waarin aandacht is voor het spel van zon en schaduw. De driedimensionale weergaven zien er – zoals altijd bij UN Studio – mooi uit, maar het plan mist inhoudelijke diepgang.

Gemiste kans

Op het algemene deel en de presentatie van MVRDV na, ziet de tentoonstelling er een beetje kaal uit. Vrijwel alle plannen komen over als haastklusjes, wat erg zonde is. Vooral het concept van het Amerikaanse bureau Morphosis is hier een goed voorbeeld van. Dit plan omvat een radicale inkrimping van de stad, gevolgd door een strategische intensivering van bepaalde sleutelgebieden. Hierdoor krijgt het stedelijk systeem de kans om radicaal te veranderen en te verbeteren. Het is een strategisch plan waarin toch de karakteristieken zoals de rijke geschiedenis, de cultuur en de ‘soul’ van de stad bewaard kunnen blijven. De uitwerking van het idee valt helaas wat tegen. De presentatie bestaat alleen uit een paar geografische kaarten en wat ruimtelijke tekeningen van een toekomstige stadswijk. Als de verschillende bureaus meer tijd in de presentaties hadden gestoken was het geheel misschien wat beter uit de verf gekomen. Nu komen de plannen een beetje rommelig en kaal over. Zonde, want bij bekende architectenbureaus is de verwachting natuurlijk hoog gespannen.

Het uitgebreide algemene gedeelte van de tentoonstelling geeft een goede introductie over de stad New Orleans en de kracht van de orkaan Katrina, maar aan de uitwerking en presentaties van de verschillende plannen is minder aandacht besteed. Hierdoor wordt niet echt duidelijk welke rol architectuur kan vervullen om een verwoeste stad als New Orleans een betere toekomst te geven.

Boeken / Fictie

Klokgelui en de gekte van het zaad

recensie: Alexis de Roode - Geef mij een wonder

Ze zouden het er eigenlijk niet bij moeten zetten, dat een dichter ook slamt. Je leest toch met een gekleurde bril en verwacht er op voorhand weinig van, en als het dan niet echt hemelbestormend is wantrouw je het eigen oordeel. Terwijl het leven al moeilijk genoeg is. Voor ons dan, want debutant Alexis de Roode wandelt vrij en onbevangen door zijn eigen wondere wereld, vol liefderijke extase en extatische liefde, met enkel zorgen over de uitweg voor zijn zaad.

Je mee laten slepen is makkelijk zat:

Hoe zij is: Maanlicht,
zonlicht, vissen met kleuren
van bloemen en edelstenen,
hier en daar een stille verpleegstershaai.

Ze is koel in de middag en warm
in de avond, ze sluit zich zacht
om wat in haar beweegt,
ze laat de kleine dieren toe.

Foto: Crossing Border: cbstudio@beeld.nu
Foto: Crossing Border: cbstudio@beeld.nu

En zo gaat het nog vier strofen verder. Het is trouwens niet alles van ditzelfde laken een pak. In zijn algemeenheid vallen de gedichten van De Roode grofweg in twee categorieën. In de eerste bezingt De Roode zijn gevoelens voor het andere geslacht en exploreert hij de fijne dingen die je ermee kunt doen. De rest bevat een welhaast kinderlijk enthousiasme voor de wereld om hem heen, met aandacht voor zaken waar wij gewone stervelingen achteloos aan voorbijgaan. Niet voor niets meldt hij zijn verwantschap met Van Ostaijen, hoewel zijn eigen poëzie daar in ieder geval vormtechnisch totaal niet op lijkt, uitgezonderd een paar ‘normalere’ gedichten van deze Antwerpenaar die de bijnaam Zot Polleken niet voor niets droeg. Bij De Roode geen woeste typografische sprongen, maar een keurig vrij vers met aandacht voor het metrum, weinig tot geen rijm, en verder vooral veel effectbejag. Dat laatste klinkt misschien wat negatief, alsof zijn werk inhoudelijk niets zou voorstellen, maar laten we even reëel blijven, om het met Olav Mol te zeggen: poëzie is nu eenmaal honderd procent vorm, anders kun je net zo goed een politiek of filosofisch tractaat schrijven. Toch?

Dat effectbejag spreekt bijvoorbeeld al uit de titel van het gedicht De lege landen. Een woordspeling, lieve mensen! Kom daar tegenwoordig eens om in de literatuur. De dichter verlangt in de trein naar een wonder. Het land waar hij doorheen rijdt “bestaat zo ontzettend”. Een haagbeuk die daar zo maar staat een eindje verschuiven is wat hem betreft genoeg. Je hoort het Kopland al zeggen.

Grote woorden

Foto: Christiaan Krouwels
Foto: Christiaan Krouwels

Grote woorden, daar is De Roode ook al niet bang voor. De ogen van een ongeboren kind (“geheim als hij was/ moest hij zwijgend wachten”) vliegen “sterren tegemoet”. Dat soort dingen. Verder nog wat raadseltjes, want zo hoort het in de moderne poëzie, en verwijzingen links en rechts, op het niveau 2voor12. En humor.

Het sterkst is De Roode in zijn liefdeslyriek. Je zou haast wensen dat hij het malle idee uit zijn hoofd zet dat hij een dichter moet zijn, en dus zo ongeveer moet dichten zoals de dichtende goegemeente van dit moment doet. De volgende keer gewoon een bundel onvervalste, extatische liefdeslyriek over “de gekte van zaad dat geen uitweg vindt!”! Als een soort doorgedraaide en oversekste Gorter in de dop. Wel nog wat doen aan de wat al te platte sentimentaliteit van regels als “dat ze even naar mij keek en zei:/ ik wil even naar je kijken”, maar schrijven is nu eenmaal schrappen – en bovendien een leerproces. Gewoon verder in de zin van:

Wat zingt daar ’s nachts in die hoge Dom?
Het luiden van klokken geeft weinig troost.

Dan komt het helemaal goed, met zaad zowel als dichterschap.

Muziek / Album

Winstbejag of altruïsme?

recensie: Maxïmo Park - Missing Songs

.

~

Vorig jaar mei presenteerde Maxïmo Park, afkomstig uit Newcastle upon Tyne, de prima cd A Certain Trigger. Een langspeler met dertien nummers die qua sound ergens tussen punk, new wave en britpop lagen en die duidelijk allerlei muzikale invloeden hadden geabsorbeerd, van The Stranglers tot Blur en van de Undertones tot Franz Ferdinand. Kortom, stekelige songs met een pakkende melodielijn. Nog geen jaar later ligt er Missing Songs, een cd met nummers die eerder alleen maar te vinden waren op, zoals het doosje zegt: “limited editions of singles”. Dat zijn vijf van de singles van het album, maar gek genoeg niet de zesde single die in februari nog uit moet komen. De b-kant daarvan moet je dan ook missen.

Gevoelig

Die singles hebben maar liefst twaalf extra nummers opgeleverd, die de band de moeite waard vond om voor al haar liefhebbers beschikbaar te maken. Een altruïstische gedachte, want het zijn inderdaad allemaal sterke songs. Er staan negen nieuwe songs op de cd, die duidelijk wel anders zijn dan de nummers op A Certain Trigger. Hoewel niet allemaal, zijn ze over het algemeen net iets rustiger en iets minder puntig, maar beslist niet minder goed. De songs zijn meestal iets gevoeliger en emotioneler dan die op de debuutplaat. Een topper is I want you to leave. Er is ook een cover te vinden, namelijk Isolation, van John Lennon en een nummer dat verdacht veel op een cover lijkt. A Year Of Doubt lijkt door de tekst, zanglijn en gitaartjes wel heel erg veel op een nummer van The Smiths, waarvan de invloed ook op A Certain Trigger wel te horen was. Een prima nummer, maar de zinsnede “I wait behind the factory gates for you, to finish off your shift” is een wel heel opzichtige ripoff, ook al lijkt de stem van Maxïmo-zanger Paul Smith op die van Morrisey.

Winstbejag?

De cd eindigt met drie demoversies van nummers van A Certain Trigger, waarvan vooral de ruige versie van single Graffiti erg goed is. Dat is sowieso een goed nummer dat je niet vaak genoeg kunt horen. Door Missing Songs blijkt dat de nummers op A Certain Trigger vooral op hun effectiviteit zijn uitgekozen. Maxïmo Park blijkt meer te kunnen dan snelle songs schrijven en dat spreekt voor de band. Het is alleen echt stom dat de waarschijnlijk laatste single van het debuut niet is meegenomen op deze plaat. Dat duidt toch wel op wat winstbejag van het zo vriendelijk ogende Warp-records. Kennelijk hebben ze het grote geld geroken. Maar alles beter dan dat ze een remixalbum hadden gebracht, zoals bij Bloc Party recentelijk deed.

Film / Films

Emotionele politieke thriller

recensie: Munich

‘The Olympics of Peace and Joy’ van 1972 worden in de tweede week van het toernooi opgeschrikt door een gijzeling, waarbij twee leden van het Israëlische team worden vermoord en negen anderen worden vastgehouden. De massaal aanwezige media volgt het drama tot aan de ontknoping: een chaotisch vuurgevecht op het vliegveld waarbij alle gegijzelde atleten omkomen en de Olympische spelen voorgoed hun onschuld verliezen. Negenhonderd miljoen mensen zijn hier live getuige van.

~

In de opening van Steven Spielbergs controversiële film Munich is live-materiaal van het drama doorsneden met beelden vanuit Palestijnse en Israëlische huiskamers. Achter de schermen geeft Golda Meir (Lynn Cohen), de premier die elke onderhandeling weigerde, haar fiat aan een geheime Israëlische missie die als doel heeft de plannenmakers van München te achterhalen en te liquideren. Spielberg bouwt rondom dit team van vijf mannen met een ‘licence to kill’ een emotionele en politieke thriller, perfect vormgegeven in de stijl van de jaren zeventig. Geheim agent Avner (Eric Bana uit Troy, Hulk) leidt het team dat door heel Europa zwerft en transformeert in professionele killers die ver van de wet staan. Ze zijn enkel aangewezen op elkaar en op hun Case Officer Ephraim (Geoffrey Rush).

Bloedig politiek spel

Spielberg verkleint de Palestijns-Israëlische situatie tot de besloten wereld van deze vijf mannen. Elke moordpartij heeft een ander karakter, een andere emotionele spanning en sensatie. Naarmate de jacht op de terroristen voortschrijdt groeit de twijfel over de rechtvaardigheid van hun missie. Het realistische geweld spiegelt de twee kanten van het bloedige, politieke spel. Spielberg maakt de Israëlische kant helder als Avners moeder de stichting van de staat memoreert (“We learned we have to take it, because no one will give it to us”), maar laat nauwelijks ruimte voor een Palestijns weerwoord. Alleen in Athene (waar het ‘safe house’ ook door de concurrent blijkt te zijn geboekt) raakt hij de keerzijde van de zaak. Spielberg doet niets meer dan laten zien dat Israëliërs door het verleden zijn gevoed met wantrouwen en geweld – het dilemma in het bestaan van een Sabra, een in Israël geborene.

Gevoelige bommenmaker

~

Spielberg zaait slechts twijfel op menselijk niveau – de enige echo die hij goed weet door te geven als verhalenverteller. Wat gebeurde er 33 jaar geleden, wat hebben we ervan geleerd en wat gaat er om in het hoofd van een patriot die verandert in een moordende geheim agent? Het script van Tony Kushner en Eric Roth had scherpere discussies en dialogen mogen bevatten – tenslotte vierde in 1972 de discussie hoogtij. Nu krijgen de karakters vooral door de actie en stilering identiteit: Steve (Daniel Craig) is de harde en modieuze chauffeur in spijkerbroek en leren jack; Robert (Mathieu Kassovitz) de gevoelige bommenmaker die altijd aan het knutselen is. De weerslag van die tijd, die iets suggereert over het denken, is de moeite waard om nader te bekijken. Maar bloed en bommen en de verharding van Avner hebben de nadruk in deze film.

Twin Towers

Jammer, want met zoveel kwaliteit in acteurs, productie en cinematografie (van Janusz Kaminski), was de opkomst en ontwikkeling van de politiek met een gewelddadige bevrijdingsagenda (die in het Midden-Oosten werd/wordt gevolgd) misschien voor een groter publiek begrijpelijker geworden. Dat we met de consequenties op mondiale schaal nog steeds te maken hebben laat Spielberg zien in de eindscène, met een computer gegenereerde Twin Towers op de achtergrond. Maar verder dan dat statement naar de toekomst en het openen van het geschiedenisboek gaat hij niet. Wat je doet afvragen of historici de jaren zeventig niet eens nader moeten bekijken als kantelpunt in de geschiedenis, met de ‘groeimarkt’ die het terrorisme inmiddels is geworden.

Film / Films

Wijze lessen van Al Pacino

recensie: Two for the Money

Two for the Money is een film met een hoog testosterongehalte: stoere, vlotgebekte mannen in nette pakken die sport kijken en tegen elkaar schreeuwen. Vaste prik voor hoofdrolspeler Al Pacino; een uitdaging voor tegenspeler Matthew McConaughey.

~

De film verschaft ons een kijkje in de keuken van het gokken en speelt voor de verandering eens niet in Las Vegas, maar in New York. Brandon Lane (McConaughey) heeft de gave om wedstrijduitslagen te voorspellen en neemt daarbij hoge financiële risico’s. Dit talent maakt hem de perfecte rekruut voor Walter Abraham (Pacino), hoofd van een groot sportuitslagenbureau. Walter neemt Brandon onder zijn vleugels en is vastbesloten hem succesvol te maken. Het geld stroomt binnen en alles lijkt voorspoedig te verlopen, totdat de twee overmoedig raken en elkaar beginnen te manipuleren en overtroeven.

Vaderfiguur

Al Pacino verkeert nog steeds in prima vorm. Hij leeft zich weer helemaal uit; hij schmiert en tiert, de oneliners stromen uit zijn mond, zoals we van hem gewend zijn. Soms is hij hiermee aandoenlijk, bijvoorbeeld wanneer hij optreedt als vaderfiguur voor Matthew McConaughey en hem ‘wijze’ lessen bijbrengt (‘Wat wij doen is het enige zekere in een onzekere wereld’). In The Devil’s Advocate (1997) en The Recruit (2003) nam hij ook al enkele jongere acteurs (Keanu Reeves en Colin Farrel) onder zijn hoede. Het is alsof hij het jonge talent in Hollywood nog wat kneepjes van het vak wil bijbrengen. Daar is niks mis mee en het is zelfs best nodig: Matthew McConaughey geeft aardig tegenspel, maar is vergeleken met Pacino maar een saaie piet.

Anderhalf uur perfect filmvermaak

~

Two for the money geeft het eerste anderhalf uur perfect filmvermaak. Hierna raakt de vaart er echter een beetje uit, en het einde is ronduit teleurstellend. Dat ligt niet aan beide acteurs, maar eerder aan regisseur D.J Caruso (The Salton Sea) en schrijver Dan Gilroy. Zij geven in het laatste half uur een te langdradige herhaling van zetten. De film stevent af op een voorspelbaar einde, dat bovendien ook nog erg sentimenteel blijkt te zijn. Maar dit is toch niet meer dan een smetje op een verder vakkundig gemaakte film, met de uitbarstingen van Al Pacino als hoogtepunten.

Vernieuwing

Het is heerlijk om Pacino, net als in zijn vorige rol (Shylock in The Merchant of Venice) weer te zien spuien op de grote, boze wereld. Daarmee blijft hij onovertroffen en blaast hij medespelers van het witte doek. Het is echter wel te hopen dat hij in de toekomst iets meer verscheidenheid in zijn rollen gaat aanbrengen. Anders kan Al Pacino gaan vervelen. Je hoeft maar naar de huidige carrière van die andere grote acteur Robert DeNiro te kijken, om in te zien dat Pacino zich moet blijven vernieuwen. Als Pacino de rol blijft aannemen van vlot gebekt modelfiguur voor zijn jongere protégé, zal hij, net als DeNiro, uiteindelijk een persiflage van zichzelf worden.