Muziek / Concert

Apocalytisch trippen met het NNO

recensie: Alexander Scriabin / Alexander Nemtin, L'Action Préalable door het Noord Nederlands Orkest o.l.v. Michel Tabachnik

Als de wereld op donderdagavond 23 mei 2006 rond half elf was vergaan, was dit waarschijnlijk voor een groot deel toe te rekenen geweest aan het Noord Nederlands Orkest. Alexander Scriabin voorspelde die ondergang, die zou plaatsvinden na het spelen van de totale uitvoering van zijn Mysterium, dat zeven etmalen zou duren. Wat dat betreft mogen wij de Rus Alexander Nemtin dankbaar zijn dat hij alleen de voorbereidende handeling heeft uitgewerkt. Die overigens ook al goed is voor tweeëneenhalf uur muziek… De bezoekers, jong en oud, werd een psychedelische trip in het vooruitzicht gesteld. Zonder gebruik van opium of paddo’s.

Alexander Scriabin
Alexander Scriabin

Bij zo’n opgave was het niet verwonderlijk dat het orkest enigszins aftastend begon. Het beheerste spel kon zij echter niet volhouden, want de gedreven pianist Håkon Austbo schudde door zijn felle, opzwepende spel het orkest direct wakker. Toen het eenmaal was losgekomen, ontstak zich een strijd tussen de piano en het hondertwintigkoppig orkest. Dankzij de fladderende stijl van de piano ontstond het beeld van een vlinder die op de vlucht was voor de storm van het orkest, waarbij aan één stuk beelden voorbij vlogen.

Onrust

Telkens wanneer je werd meegezogen in een zware golf van het orkest, zag de piano weer kans te ontsnappen. Maar ook in de rustiger stukken bleef de onrust aanwezig. De beeldende ervaring werd volledig toen het koor halverwege opeens inzette, waardoor voor je geestesoog plotsklaps hele films voorbij trokken. Op andere momenten werden andere zintuigen letterlijk geprikkeld doordat je overal jeuk voelde door de bijna claustrofobische stemming. Het was meer een scala van ervaringen dat voorbij kwam, dan dat er sprake was van een geheel. Wel bleek uit alles dat de dag des oordeels dichterbij kwam.

De opbouw van het tweede deel is fantastisch. Het orkest zette meteen zwaar in, waardoor je verzonk in een zee van klanken. Maar deze keer was de onrust weg. Het was eerder een harmonisch geheel waarin de verschillende instrumenten elkaar afwisselden. Op de achtergrond was wel constant die dreiging, maar daaraan was de luisteraar inmiddels gewend geraakt. Totdat, uit het niets, plotseling weer de heldere herkenbare tonen van de piano klonken, alsof deze plotseling was ontwaakt.

Dat was het teken voor het koor en de sopraan Susan Narucki om zich echt in de strijd te werpen. Het spanningsveld dat zij en Austbo schiepen zoog het publiek mee in een zee van geluid. Daarin was geen tijd voor beelden – alles dat restte was in trance luisteren en kijken naar de eenzame sopraan, die alles naar zich toetrok. De wereld buiten de Oosterpoort bestond opeens niet meer. Niet voor niks vroeg in de pauze iemand naast mij enigszins angstig wat er zou gebeuren als de wereld echt zou vergaan…

Michel Tabachnik (foto: Reyer Boxem)
Michel Tabachnik (foto: Reyer Boxem)

Wachten op het einde

Helaas deed deze pauze je uit de trance ontwaken. Het derde gedeelte begon goed, maar het miste de vernieuwende elementen van de eerdere delen. Daarnaast was dit het langste gedeelte, waardoor de vervoering op den duur plaatsmaakte voor een hoopvol wachten op het einde… Dat helaas een half uur te laat kwam. Jammer, het NNO was bijna in de doelstelling geslaagd…

Wel vraag ik mij zeer af of dit stuk een ieder, jong en oud, in extase had kunnen brengen, zoals in de introductie werd beloofd. Mijn indruk is dat vooral het geoefende oor iets met dit stuk kan. Hoewel grote delen sterke verwantschappen vertonen met het soort heroïsche filmmuziek dat helpt de bioscoopzalen vol te trekken, denk ik dat menigeen toch de beelden zou missen. Maar ook voor de geoefende luisteraar was het een hele zit. Niet voor niks had Scriabin grootste plannen met dansers, een lichtshow en wierook om het voor de toeschouwers gedurende zeven dagen en nachten interessant te houden. O ja, en laten we daarbij het verplichte gebruik van opium ook niet vergeten. Dat kan ook helpen.

Boeken / Strip

Smells like Teen Spirit

recensie: Bob Fingerman - Beg the Question

De semi-autobiografische graphic novel Beg the Question behandelt een jaar uit het leven van de jonge tekenaar Rob en zijn vriendin Sylvia in het New York van de jaren negentig. Tijdens de eerste drie pagina’s eet Robs huisgenoot rauwe koeienhersens, en beft hij zelf zijn vriendin op de vloer van zijn appartement. Sommige mensen hebben duidelijk een interessanter leven dan anderen.

Het boek is gebaseerd op de underground comic Minimum Wage, die schrijver en tekenaar Bob Fingerman in de jaren negentig publiceerde. Beg the Question is echter niet zozeer een compilatie als wel een bewerking van deze serie. Schrijver en tekenaar Bob Fingerman heeft voor de gebonden versie namelijk elke pagina aangepast om zijn tekenstijl, die tijdens de oorspronkelijke serie constant veranderde, voor dit boek gelijk te houden. Ook is hij naar eigen zeggen een perfectionistische neuroot, die niet kan ophouden aan zijn eigen werk te slijpen: “Somebody stop me, please.”

Bob Fingerman

~

Hoofdpersoon Rob is duidelijk een jonge versie van schrijver Bob. Beiden zijn geboren New Yorkers, en waar Fingerman in de jaren negentig werkte bij het pornoblad Screw, doet Rob werk voor het blad Pork. Bob heeft ondertussen zijn zaakjes wel meer voor elkaar dan de van de hand-in-de-tand levende Rob. Behalve Beg the Question heeft hij nog de graphic novel White Like She op zijn naam staan, en de verhalenbundel You Deserved It. Later dit jaar zullen nog twee werken verschijnen: de strip Recess Pieces en het boek Bottomfeeder.

Het verhaal

De belangrijkste ontwikkeling gedurende het beschreven jaar is de evolutie van Robs relatie met zijn vriendin Sylvia. Het boek opent met hun beslissing samen te gaan wonen, en sluit met hun trouwdag. Deze ontwikkeling is echter zeker niet het enige waar het boek over gaat. In de tussentijd wordt Sylvia zwanger, en besluit het koppel tot een abortus. Rob wil het hogerop zoeken dan het tekenen van porno, maar stuit op een muur van onverschillige werkgevers. Tijdens een weekendje uit met familie begluurt een neefje de twee tijdens een potje seks, en moet Sylvia de rest van de vakantie de geile tiener van zich afslaan. En tussen al dit soort capriolen door wordt vooral gewoon het leven van Rob en zijn vriendenkring / medenerds beschreven; van het verzamelen van Godzilla memorabilia tot het jagen op handtekeningen van bekende schrijvers.

~

Eigenlijk is Beg the Question vooral een schildering van het leven in New York in de jaren negentig, de tijd van de Grunge. Rob, Sylvia en hun vrienden zijn pas volwassen slackers die ontdekken dat het leven niet zo simpel is als ze hadden gehoopt. Deze levensles wordt echter met humor verteld, en het boek verzandt nergens in melancholie.
Het enige echt negatieve aspect aan het verhaal betreft de onafgemaakte verhaallijnen. Er is sprake van wrijving tussen Rob en Sylvia door Robs dominante trekjes, maar deze subplot wordt niet tot een einde gebracht. Robs vriend Matt heeft er veel moeite mee dat zijn vriendin stripper is, maar ook hier houdt het boek het bij enkele discussies die niets oplossen. De indruk ontstaat dat Fingerman voor Beg the Question enkele van de subplots van Minimum Wage eruit heeft geknipt en dat hij zich heeft beperkt tot het hoofdonderwerp: de relatie tussen Rob en Sylvia. Dit is ietwat jammer.

Theater / Achtergrond
special: 21ste editie van Festival aan de Werf

Interdisciplinair theater prikkelt alle zintuigen

.

Zaterdag 27 mei

Solitude

Foto: Pieter Kers
Foto: Pieter Kers

Onder de noemer Sense en Sensivity presenteert Festival aan de Werf het project Solitude van componist Robert van Heumen en filmmaker Arnoud Noordegraaf. Bij binnenkomst krijgt iedere bezoeker een draadloze hoofdtelefoon aangereikt waar zachte stadsgeluiden uit klinken. Wandelend door een donkere ruimte met verschillende witte videoschermen zoekt iedereen een stoel uit vanaf waar men, door ruimte en geluid geïsoleerd van de rest van het publiek, wordt uitgenodigd een individuele reis te maken. Het creëert een futuristische sfeer: vijftig mensen die getooid met grote zilverkleurige koptelefoons waaruit groene lichtjes schijnen door een audiovisuele installatie lopen op zoek naar een plek. Vanaf het begin wordt duidelijk dat in de komende vijftig minuten alle audiovisuele antennes van de bezoekers worden geactiveerd.

Van Heumen en Noordergraaf lieten zich inspireren door Paul Austers roman The Invention of Solitude. Door de hoofdtelefoon hoor je de stem van Han Buhrs (zanger van Palinckx) die tekstfragmenten uit het boek voordraagt. Austers filosofische teksten over herinneringen, eenzaamheid en de leegte van het bestaan krijgen op deze manier een extra indringende en intieme lading. Het is alsof ze alleen voor jouw oren bestemd zijn. Dat effect wordt versterkt doordat de stem klinkt alsof hij is ingesproken op een dicteerapparaat. Austers teksten worden bovendien van een diepere betekenis voorzien door neerslachtige repetitieve elektronische soundscapes en traag bewegende shots van man in een kamer die uitkijkt over een grote stad.

Tussen de scènes door zijn collages van korte geluids- en beeldfragmenten te horen en zien: Amerikaanse zwart-wit filmbeelden uit de jaren vijftig, een camera die door een grote stad rondwaart, surfmuziek en elektronische bliepjes. Soms dwarrelen beelden door de hele ruimte en over de schermen om de bezoekers heen, wat een ruimtelijk en ritmisch effect creëert. Ook wordt er gespeeld met de ruimtelijkheid van geluid, door verschillende volumes en geluidsrichtingen af te wisselen en door geluiden uit de hoofdtelefoon te combineren met diepe basgeluiden uit de zaal.

Solitude eindigt met een projectie van een man die vanaf de rug gezien naar zijn eigen schaduw staart. Een prachtig beeld in combinatie met de leegte en eenzaamheid die uit Austers teksten spreekt. Als bezoeker voel je je soms ook een beetje verloren in een stortvloed aan audiovisuele impulsen. Het ontbreken van een duidelijke dramatische lijn en het fragmentarische karakter van zowel beeld als geluid geven het geheel soms iets willekeurigs. Maar gelukkig is er dan weer de stem van Buhrs, die je voorzichtig meeneemt naar een intieme en melancholische wereld. (Maaike van Geijn)

Donderdag 25 mei

Ceci n’est pas un bus

Foto: Het Pakt!
Foto: Het Pakt!

Dit is geen bus. In sierlijke letters staat het geschreven op een wat ouderwetse bus die op de Neude geparkeerd staat. In het Frans, vrij naar de beroemde pijp van René Magritte. De vraag die zich meteen opdringt: als dit geen bus is, wat is het dan wel? Want hoewel het bij Magritte niet zo moeilijk is (het is geen pijp maar de afbeelding van een pijp), is het in dit geval een stuk lastiger. Wat kan een bus nou anders zijn dan een bus?

In eerste instantie niet veel. Vanaf het moment dat hij wegrijdt, is de bus een bus. Het Belgische kunstenaarscollectief Het Pakt! belooft in het festivalkrantje een verrassende reis waarin alles anders is dan verwacht. Maar de eerste tien minuten van de reis is er nog geen voorstelling en doet de bus gewoon dienst als vervoermiddel. De spanning die je voor het vertrek voelde, klaar om alle onverwachte gebeurtenissen het hoofd te bieden, ebt weg wanneer je merkt dat het allemaal pas begint als je ‘er’ bent.

‘Er’ is een grote hal waar de bus uiteindelijk naar binnen rijdt. Als de poort wordt gesloten en het donker is, worden projectieschermen tegen de ramen gehangen. En vanaf dat moment is de bus geen bus meer. We bevinden ons in de woonkamer van een man, een vrouw en hun baby. De ruimte is om ons heen geprojecteerd, en het voelt ietwat voyeuristisch. We worden deelgenoot gemaakt van het alledaagse leven van de drie mensen. Regelmatig wordt hierop in de vorm van animaties geassocieerd. Fantasierijke beelden verdiepen de werkelijkheid en brengen spanning. Bloemblaadjes en zeepbellen lijken, begeleid door lieflijke geluiden, tegen de ramen aan te botsen. Af en toe worden de beelden en geluiden wat indringender en heftiger. Als er tegen de ramen aan wordt gekotst, zucht een meisje opgelucht:”ik ben blij dat ik veilig binnen zit.” De illusie is compleet, de reis door de fantasie van de makers heeft haar meegesleept. Ceci n’est pas un bus is niet wereldschokkend. Daarvoor zijn de beelden te vanzelfsprekend en af en toe zelfs voorspelbaar. Wel is het een mooi portret van de eenvoudige, maar verrassende schoonheid van het leven van alledag. (Sara van der Kooi)

Woensdag 24 mei

Drive

Foto: Anouk Kruithof
Foto: Anouk Kruithof

Een man in leren jas en met een hoed op, loopt op een lopende band. Hij stapt stevig door, maar komt niet vooruit. Hij gaat volledig op in zijn eigen wereld. Om hem heen zijn wel andere mensen, maar hij ziet ze niet. Die andere mensen hebben dan ook maar een raar leven. Ze werken in hun eigen, vreemde huisjes aan hun eigen, vreemde werk. Eentje is snelwegstrepen-afwasser, de volgende beheert een vreemdsoortige wasserette en de derde is in de weer met papieren, stempels en versnipperaars. Zo nu en dan pakken ze hun wagentjes en rijden er driftig mee in het rond.

In een koude loods op een Utrechts industrieterrein vindt de première van Drive plaats, de nieuwe locatievoorstelling van theatergroep Odd Enjinears. Deze groep maakt, zoals ze het zelf noemt, voorstellingen met houtje-touwtje-techniek. Het toneelbeeld bestaat uit grote en kleinere huisjes en vreemdsoortige apparaten met onduidelijke functies. Vrijwel alles kan bewegen, soms aangedreven door motoren, meestal met de hand. En vrijwel alles maakt geluid. Van zacht gerinkel tot zware orgeltonen. Samen vormt het een verrassend decor waartegen zich een eenvoudig verhaal afspeelt.

De man met de hoed zoekt – als een cowboy gewapend met een sneeuwbol die hij dreigend schudt – op zijn eigen manier toch contact met de bewoners van de huisjes. Maar zij willen hier niets van weten en jagen hem weg. Aan beide kanten heerst grote verwondering over het vreemde gedrag van de ander. Echter, na het nodige geharrewar maken ze uiteindelijk toch contact. De man krijgt zelfs een eigen huisje in de stad. Als dank geeft hij de andere bewoners weer wat poëzie in hun leven door het in het dorp te laten sneeuwen.

Drive is door het hoge knutselgehalte aandoenlijk en verrassend. Er is duidelijk met grote liefde, plezier en toewijding gewerkt aan het ingenieuze decor en dat is plezierig om naar te kijken. Maar waarschijnlijk zou dit decor beter tot zijn recht komen met een minder expliciete verhaallijn. De ontwikkeling is net iets te helder en laat daarmee weinig te raden over. Dit maakt de voorstelling eenduidiger dan je eigenlijk zou willen – en gezien de absurdistische vormgeving ook zou verwachten. Drive heeft minder moraal en vooral veel meer abstractie nodig om niet alleen visueel maar ook emotioneel te verrassen. (Sara van der Kooi)

Mijn hoofd is deeg

Beeld: Wild Vreemd
Beeld: Wild Vreemd

De kleine zaal van Theater Kikker is ingericht als rommelige huiskamer. Een vrouw zit in een stoel met een enorme teil water op haar schoot, ze stoomt onder een handdoek. Naast haar zit een meisje verveeld op de bank. Een Spaans uitziende jongen lijkt te staan wachten op wat komen gaat. Het decor staat ver naar voren waardoor niet alles even goed zichtbaar is voor het hele publiek. In eerste instantie is het niet echt duidelijk wat voor relatie deze drie mensen met elkaar hebben. Later blijkt dat de vrouw Riet heet en de moeder is van het meisje op de bank. Het publiek blijft echter gissen naar wie de jongen toch is.

Mijn hoofd is deeg is een afstudeervoorstelling van de opleiding Writing for Performance van de HKU en is geschreven en geregisseerd door Jorieke Abbing. Het vreemde is dat er erg weinig gesproken wordt tijdens de veertig minuten durende voorstelling. De drie personages spreken flarden teksten uit, maar interactie is er nauwelijks. Daardoor is het erg moeilijk te begrijpen waar de voorstelling nou eigenlijk over gaat. Uit de korte zinnen van moeder en dochter valt af te leiden dat de relatie tussen deze twee niet goed is, maar over de oorzaak wordt verder niets duidelijk.

Het is ironisch dat er tijdens de spannendste scène van de voorstelling helemaal niet gesproken wordt. Op dat moment zitten de drie personages in een treintje op de rugleuning van de bank. Moeder maakt motorgeluiden en achter haar tasten haar dochter en de jongen elkaar af. Het meisje heeft duidelijk moeite met intimiteit en geeft zich langzaam over, terwijl haar moeder niets in de gaten heeft. Het is een mooi beeld, maar het kan toch zeker niet de bedoeling zijn dat een theaterstuk van een student van een schrijversopleiding het vooral moet hebben van sterke beelden. (Sophie Janssen)

Arme Kleine Code

Alexander Peterhans schreef de tekst voor deze mooie voorstelling. Het is een samenwerkingsproject tussen derdejaars HKU studenten van de toneelschool en de opleiding Writing for Performance. Dat werpt z’n vruchten af, want er wordt beter geacteerd dan in Mijn hoofd is deeg. Frank Derijcke en Victoria Osborn spelen een man en een vrouw die constant aan het worstelen zijn met wie ze zijn en wat ze van elkaar zijn. Het is een neurotisch stel.

De timing van de acteurs is perfect waardoor er veel komische momenten ontstaan. Maar het is ook de verdienste van de tekst. Peterhans schreef een stuk vol licht absurdistische dialogen. Af en toe springt de tekst een beetje van de hak op de tak, maar het geheel blijft goed te volgen. De voorstelling geeft een goed, weliswaar uitvergroot beeld van een verhouding tussen een man en een vrouw. Een verhouding die gepaard gaat met miscommunicatie en irritaties, maar dankzij de liefde toch overeind blijft. Arme kleine code is een ontroerende en optimistische voorstelling: hou deze jonge schrijver in de gaten! (Sophie Janssen)

Maandag 22 mei

Titus, Geen Shakespeare

Foto: Jaap Vrenegoor
Foto: Jaap Vrenegoor

In 1984 werd de Amerikaanse radiojournalist Alan Berg voor zijn huis door neonazi’s doodgeschoten vanwege de provocerende wijze waarop hij zich in het maatschappelijke debat mengde. Tegen deze achtergrond plaatste schrijver Gerardjan Rijnders in 1988 het met wraak doordrenkte stuk van Shakespeare: Titus Andronicus. Regisseur Kees Roorda vroeg Rijnders om voor de tweede maal een bewerking te maken, maar dan toegespitst op actuele maatschappelijke issues zoals de bedreigingen aan het adres van Hirshi Ali als gevolg van haar politieke overtuigingen. Hiermee wordt de link met Alan Berg duidelijk, hij werd om zijn mening vermoord. Roorda maakt met zijn gezelschap The Glasshouse van deze nieuwe tekst een radiohoorspel. In het midden van de zaal zien we Titus Muizelaar als radiopresentator van Radio Glasshouse. Rondom hem zitten zes acteurs voor een microfoon, die hem om beurten bellen met vragen en mededelingen over uiteenlopende maatschappelijke problemen. Deze telefoonscènes worden afgewisseld met door Rijnders bewerkte fragmenten van Shakespeare. De lichten gaan uit en het publiek is getuige van een spannend hoorspel. Leuk om te zien, maar misschien nog spannender om te horen op de radio.

De première van Titus, Geen Shakespeare wordt namelijk ook live uitgezonden in het radioprogramma De Avonden van de VPRO. In eerste instantie merkt het publiek daar weinig van. Een korte onderbreking voor het NOS journaal van 21.00 uur brengt daar verandering in en doet je beseffen dat dit geen ‘gewone’ voorstelling is, maar dat hier de buitenwereld tot binnen de muren van het theater doordringt. Titus, Geen Shakespeare valt in het Festival aan de Werf onder het programmaonderdeel Sense & Sensitivity, waarin het publiek een nieuwe rol krijgt toebedeeld; de toeschouwers worden aangemoedigd deel te nemen aan een gemeenschappelijke belevenis. In dit geval krijgt het publiek de gelegenheid om Titus te bellen met de publiekstelefoon: “Bel Titus op nummer 11” tonen de diaschermen. Afgezien van zijn broer, die wil weten of de voorstelling eigenlijk al begonnen is en Adelheid Roosen die zich afvraagt of de voorstelling wel te volgen is voor Engels sprekenden, waagt niemand zich aan deze publiekparticipatie. Tijdens de voorstelling wordt Titus wel een aantal keer gebeld door ‘iemand van buitenaf’. Bijvoorbeeld een vrouw die de radio-uitzending beluistert en zich afvraagt waarom het publiek toch zo stil is. Deze spontane onderbrekingen zijn erg spannend omdat hiermee de grens tussen fictie en werkelijkheid wordt opgezocht. Titus, Geen Shakespeare heeft terecht een tweede leven gekregen. (Sophie Janssen)

Zondag 21 mei

La mastication des morts

Foto: Valery Deloince
Foto: Valery Deloince

Een avontuurlijke instelling wordt tijdens Festival aan de Werf aangemoedigd en beloond. Speciaal voor het festival is het omvangrijke project La mastication des morts (De nagalm van de doden) van het Franse gezelschap Théâtre de la Soliloque neergestreken in de omgeving van Utrecht en zijn de teksten in het Nederlands vertaald en ingesproken. De bezoeker wordt getrakteerd op een unieke ervaring waarin vorm en inhoud op een mooie manier samenkomen.

Vanaf de Neude vertrekt een bus die het publiek naar een onbekende locatie in een bosrijke omgeving brengt. Daar aangekomen word je vervolgens naar een andere, veel oudere bus geleid, waar uit de speaker de stem van een man klinkt. Hij vertelt over zijn jeugd in het Franse dorpje Moret-sur-Raguse. Een waterval van herinneringen aan het dorp en zijn bewoners wordt geïllustreerd met evenzoveel videobeelden van huizen, beekjes en pleinen op het Franse platteland. De stem vervaagt en een kleine man verzoekt iedereen uit te stappen. In de zacht tikkende regen staat het publiek een beetje aarzelend te wachten, starend naar de duisternis. Langzaam doemen vage contouren op van lichtjes, een pad, bomen en de schim van een oude vrouw. Eenmaal op het pad blijkt de schim geen mens, maar een schitterende levensechte pop te zijn. Aan weerszijden van het pad lichten vervolgens enkele tableaux vivants op die typische Franse huiskamers en hun bewoners (ook poppen) voorstellen. Via deze ’tableaux’ maakt het publiek kennis met de nog levende inwoners van Moret-sur-Raguse.

Maar zoals eerder de stem in de bus aangaf, het zijn juist de doden die alle geheimen van het dorp kennen. Iets verderop wordt geleidelijk een begraafplaats zichtbaar: honderden kaarsen schijnen over graven die rondom een majestueuze boom liggen. Terwijl het publiek rustig over het kerkhof loopt, klinken er ineens stemmen vanuit de graven. Een voor een vertellen de doden vanuit hun graf wie ze zijn, wie ze ooit waren en hoe ze op dit kerkhof terecht kwamen. Met verhalen over macht, wellust, moord en incest onthullen zij een verborgen en donkere geschiedenis van Moret-sur-Raguse. Terwijl de stemmen van de doden blijven nagalmen, worden de bezoekers uitgenodigd om in het ‘plaatselijke’ café van Moret-sur-Raguse onder het genot van een glas wijn nog even bij te komen en weer terug te keren naar het heden.

Théâtre de la Soliloque weet veel momenten van spanning en verrassing te creëren. Wel had een en ander iets scherper en compacter gemogen. De stem in de bus zou bijvoorbeeld heel goed gewerkt hebben in combinatie met de tableaux vivants. Deze kunstwerkjes krijgen niet de aandacht en concentratie die ze eigenlijk verdienen, terwijl ze vergezeld door de herinneringen van de jongeman waarschijnlijk veel meer gaan leven. De doden komen wel overtuigend tot leven, maar helaas allemáál, en ook nog eens één voor één. Hierdoor duurt de scène op het kerkhof veel te lang, wat leidt tot een gevoel van verzadiging en voorspelbaarheid. Gelukkig staan er genoeg bijzondere momenten tegenover. De kennismaking met Moret-sur-Raguse is er in geval één die ook het publiek zich zal blijven herinneren. (Maaike van Geijn)

Immens

Foto: Roos van Geffen
Foto: Roos van Geffen

Het Festival aan de Werf houdt van tradities en presenteert ook dit jaar weer behoorlijk wat theatrale projecten op locatie. De voorstelling Immens van Roos van Geffen is hier een voorbeeld van. In een voormalig kantoorgebouw, tegenwoordig avant-gardistisch kunstpaleis Toren van Babel, krijgen bezoekers een uiterst zintuiglijke en individuele theaterervaring. Roos van Geffen wil met Immens de toeschouwer (opnieuw) de ogen openen voor alle grote en kleine wonderen die constant om ons heen gebeuren. Alledaagse en eenmaal-in-je-leven-wonderen van een onbevattelijke schoonheid. Dit is een bewonderenswaardig en hoopgevend streven.

Bij aankomst krijgt elke bezoeker een bosje bloemen. Vervolgens wordt iedereen persoonlijk door een performer uitgenodigd in een van de vele kleine, witte kamertjes die in de grote ruimte staan. Daarin vindt, zonder te spreken, een soort huiselijke Japans-Hollandse theeceremonie plaats. Een voice-over, de stem van van Geffen zelf, vertelt over de wonderen van het leven. Over het wonder van een citroenpit die uit kan groeien tot een grote citroenboom. Over de consistentie en smaak van honing. En over het wonder van de zonsop- en zonsondergang.

Als toeschouwer krijg je het gevoel dat je op bezoek bent in Geffen’s gedachtewereld. Via de voice-over lijkt ze soms een gesprek met je te voeren om vervolgens haar gedachtespinsels weer de vrije loop te laten. De performer is haar alter ego en handelt in lijn met de tekst. Aan de geluiden om je heen kun je horen dat alle performers de handelingen synchroon uitvoeren, wat een mooi gevoel van verbondenheid geeft. Het is al met al een overrompelende en ontroerende belevenis. De voorstelling zit vol kleine ‘cadeautjes’ en de momenten van echte intimiteit met de performer zijn goud waard. Het is prettig om stil te zijn en het gewoon over je heen te laten komen. Maar zoals wel vaker gebeurt met dit soort ervaringstheater, kan het plechtstatige karakter van het ritueel ook enigszins beperkend werken. De performer komt soms eerder onderdanig dan uitnodigend over en de angst om de regels te overtreden ontneemt je af en toe de vrijheid om voluit te ervaren en te genieten. Gelukkig overheersen deze ervaringen niet de hele performance. Veel wel geslaagde momenten maken van Immens in al zijn wonderlijkheid een ontroerende theaterervaring. (Sara van der Kooi)

De Vicky Vinex Roadshow

Foto: Maarten Evenhuis
Foto: Maarten Evenhuis

Een nieuwe voorstelling door Daphne de Bruin van de Utrechtse groep Growing up in Public behoort inmiddels ook tot een van de vaste onderdelen van Festival aan de Werf. Ieder jaar verplaatst zij zich in een ander buitenissig vrouwelijk personage. Eerder waren kwamen vrouwen van machtige mannen aan het woord, nu staat de vrouw als stijlicoon centraal. Vicky Vinex is het prototype geslaagde carrièrevrouw met luxe design-penthouse, een akelig schoothondje en een ziekelijke erotische relatie met haar zwarte Lamborghini.

Als Vicky onverwacht in de hemel terechtkomt probeert ze te reconstrueren hoe het zo ver heeft kunnen komen. In een flashbackconstructie wordt duidelijk dat het leven van deze glamourlady niet zo fantastisch is als het op het eerste gezicht lijkt. Haar leven hangt van uiterlijk vertoon en consumptiedrang aan elkaar. Eigenlijk is ze een neurotisch wrak en wil ze alleen maar een beetje liefde. Wanneer ze tot haar eigen verbazing een lifter oppikt, verandert alles. Als in een razende roadmovie valt ze van de ene extreme situatie in de andere: de aantrekkelijke lifter blijkt een gevaarlijke psychopaat met pistool, ze rijdt haar Lamborghini in de prak, een kleffe politieagent probeert haar te verleiden en een bezoek aan de Burger King loopt uit op een bloederige kippenslachting. Maar ze vindt haar lifter weer terug en samen vluchten ze als Bonnie en Clyde de nacht in. Dan, juist op het moment dat de liefde echt opbloeit, komen de twee jammerlijk aan hun einde. Maar in de hemel vinden ze elkaar weer terug. Eind goed…

Joop van Brakel is een begenadigd muzikant en soundscaper en een geweldige sidekick. In wisselende rollen ondersteunt hij Daphne de Bruin met geluid, zang, dans en tegenspel. De Bruin houdt met haar energieke, bruisende en strakke spel de aandacht op zich gericht. En dat heeft ze nodig in deze voorstelling die verder niet wil boeien. Vicky Vinex is namelijk een behoorlijk neurotisch en onduidelijk personage waar je geen sympathie voor kunt opbrengen. De ironie ligt er bovendien steeds zo dik bovenop dat ook de schaarse komische momenten meteen doodslaan. Als Vicky aan het einde van de voorstelling inziet dat ze door haar materialisme het contact met de echte wereld is verloren, komt dit veel te plotseling om nog geloofwaardig te kunnen zijn. De voorstelling gaat uiteindelijk aan een overvloed van ironie en clichés ten onder. (Sara van der Kooi)

Paard

Het toneelbeeld van de kleine zaal in Theater Kikker is eenvoudig maar doeltreffend. Op het achterplan van de toneelvloer staat achter een voile gordijn een rond tafeltje met daarop een vaas bloemen. Een meisje gekleed in een beige rok met wit topje loopt op en neer en maakt paardengeluiden. Het is duidelijk: dit meisje doet een paard na. In 2005 was Mirthe Klieverik al te zien op het festival in de voorstelling Club Soleil van Renske van der Sluis. Deze editie kreeg dit aanstormende talent de kans om haar eigen solovoorstelling te maken. In 2003 won Klieverik de Kunstanjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Met het prijzengeld financierde ze de enscenering van een monoloog die haar “op het lijf geschreven is”, aldus Klieverik. Namelijk de theatertekst Monoloog van een paard van Esther Gerritsen uit 2002. De voorstelling van Klieverik heet kortweg Paard en is door Festival aan de Werf geprogrammeerd onder de noemer Premier Etage waarin jonge en getalenteerde kunstenaars van de HKU hun werk laten zien.

Afgezien van de titel is Klieverik trouw aan de tekst gebleven. Dat is begrijpelijk want deze monoloog over een meisje dat denkt dat ze een paard is, zit goed in elkaar en barst van de ironie. Jammer genoeg is de tekstbehandeling van Klieverik niet geweldig. De toon is continu vrij mat. Geen enkele keer verheft ze haar stem of zet ze één van de vele ironische zinnen dik aan. Zonde, want deze tekst leent zich daar uitstekend voor. Misschien is het een bewuste keuze of misschien is dit aspect erbij ingeschoten omdat haar aandacht vooral naar het uitwerken van het fysieke spel is uitgegaan. Want dat moet gezegd: de mimiek en gestiek zijn ontzettend sterk. Klieverik heeft zich goed verdiept in de bewegingen en eigenschappen van een paard en ze let op alle details. Hoogtepunt is de korte scène waarin ze op statige muziek een stukje dressuur doet; heel even denken we een echt paard te zien. (Sophie Janssen)

Donderdag 18 mei

Vaandragers

De openingsvoorstelling van het festival kenmerkt zich door optimisme. De titel Vaandragers is geïnspireerd op dichter Cornelus Bastiaan Vaandrager (1935-1992), die ten onder ging aan de hectiek en verleidingen van de moderne maatschappij. De voorstelling gaat over de hoop op en het verlangen naar een ideale wereld. Wat die ideale wereld dan precies zou moeten inhouden wordt niet duidelijk, maar de personages in deze voorstelling zijn vastbesloten deze wereld te creëren.

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Muzikanten van Spinvis en het Rosa Ensemble vertolken zes karaktertypes die nodig zijn om de utopie waar te maken. Erik de Jong (Spinvis) verbeeldt de ‘Utoop’ himself en wordt afgeremd, aangemoedigd en geholpen door vijf andere archetypen: de ‘Hooghouder’, de ‘Promotor’, de ‘Maar’, de ‘Mogelijke Maker’ en de ‘Overdrijver’. Drie daarvan worden vertolkt door musici van het Rosa Ensemble die bekend staan om hun ‘dada modern art rock’. De overige twee muzikanten zijn Jan van Eerd en Saartje Camp, beiden bandleden van Spinvis. Vooral Camp valt op. Ze bespeelt de cello met een overweldigend enthousiasme en zingt de longen uit haar kleine lijf. Met haar charme en spel weet ze de blik van de toeschouwer naar zich toe te trekken. Uitdaging voor de makers was om in deze voorstelling theater en muziek compleet te laten integreren. En dat is ze gelukt, de muziek vertelt het verhaal. De keerzijde daarvan is dat dit soms kan resulteren in musici die uitbarsten in een musical-achtig gezang. Hetgeen in plaats van ontroering, gegrinnik oplevert in de zaal. Misschien is het een kwestie van wennen, maar tijdens de eerste helft van de voorstelling werkt de vorm niet goed.

In de loop van de voorstelling slaan de liedjes beter aan. De gitaar van De Jong wordt verruild voor slagwerk en de teksten worden vloeiender. Vaandragers is een dynamische voorstelling. Het ene moment tril je door harde muziek bijna van je stoel, het volgende moment zit je minutenlang te kijken naar de ‘Utoop’ Spinvis die op papiertjes cirkeltjes tekent en zeepbellen naar de grond blaast. De popachtergrond van Spinvis is duidelijk herkenbaar: de stevige laatste paar nummers blijven goed hangen en werken aanstekelijk. Het streven naar een betere wereld is met deze voorstelling iets minder utopisch geworden. (Sophie Janssen)

Film / Films

Scandinavisch drama

recensie: As it is in Heaven // Dalecarlians // Anklaget

De cinema uit het hoge noorden doet het nog altijd goed in de lage landen. Drie films rouleerden het afgelopen jaar in de filmhuizen en zijn nu op dvd te koop: twee tragikomedies en een luguber drama.

Scène uit As it is in Heaven

As it is in Heaven (Så som i himmelen, 2004) is een uiterst voorspelbaar komisch drama over een briljante dirigent (steracteur Michael Nyqvist) die na een burnout naar zijn geboortedorp in Noord-Zweden terugkeert, waar het plaatselijke kerkkoor hem op handen draagt. Ongewild maakt hij ook vijanden, wat tot explosieve situaties leidt. Regisseur Pollak dirigeert het acteursgezelschap met verve, maar laat zijn film te lang doorgaan met clichématige karakteriseringen en te veel afhangen van een zwaar sentimentele liefdevolle boodschap. Een sterke voorliefde voor de allerdikste roze brillenglazen is een vereiste om hier van te kunnen genieten.

Toneel

Scène uit Dalecarlians

Dalecarlians (Masjävlar, 2004) is de verfilming van een toneelstuk door dezelfde regisseur met een aantal van dezelfde acteurs. Ook in deze film keert de hoofdpersoon uit de grote stad terug naar de plek van herkomst. De regisseur plaatst een herenigde familie in een besneeuwd, afgelegen dorp en laat de gemoederen hoog oplopen. Deze eveneens Zweedse film lijdt tot op zekere hoogte aan hetzelfde euvel als As it is in Heaven: hij ontwikkelt zich evenmin allesbehalve verrassend, en ook Bloms neiging tot het uitdragen van een goede boodschap is bij vlagen storend. Maar ook in Dalecarlians zijn de acteerprestaties zeer geloofwaardig, zodat je -zonder een al te kritische blik- een fraai staaltje tragikomedie te zien krijgt.

Beklemmend

Scène uit Anklaget

Familieperikelen zijn ook de basis van Jacob Thuesens aanzienlijk minder publieksvriendelijke Anklaget (2005, eerder op dvd verschenen als Accused), waarin het leven van een middenklassefamilie in Kopenhagen verstoord wordt als de dochter de vader beschuldigt van seksueel misbruik. Het scenario van broodschrijver Kim Fupz Aakeson is veel minder schematisch dan zijn andere (In Your Hands, Minor Mishaps), en legt de focus geheel bij de vader; de dochter komt nauwelijks in beeld. Troels Loeby (een van Lars von Triers Idiots) zet hem schitterend neer als een gekrenkte, introverte man; er ontstaat een geloofwaardige psychologische spanning door zijn ambigue houding en daarmee de eventuele mogelijkheid dat hij schuldig is. Thuesen vermijdt het melodrama dat voor de hand ligt, en levert een realistisch, beklemmend drama af. Deze dvd heeft als enige van de drie een extra optie: een uitstekend, exclusief interview met de regisseur.

Lees ook de bioscooprecensie van Dalecarlians. As it is in Heaven verscheen bij A-Film, Dalecarlians en Anklaget bij Video/Film Express.

Boeken / Non-fictie

Gedreven door minachting voor Bush

recensie: Kurt Vonnegut - Man zonder land

Tijdens een recent interview voor BBC radio over zijn nieuwe boek moest Kurt Vonnegut grinniken na bijna elke uitgesproken zin. De 82-jarige schrijver probeert zijn sardonische gevoel voor humor niet te verbergen, zo blijkt ook weer uit zijn laatste boek Man Zonder Land.

Vaste grap in Vonneguts repertoire is dat hij beweert Pall Mall aan te zullen klagen. Als kettingroker sinds zijn twaalfde is hij nog steeds niet overleden, ook al kondigt de verpakking zijn sterven sinds jaren aan. “Het laatste waar ik om gevraagd had, was nog in leven zijn als de drie machtigste mensen op aarde Bush, Dick en Colon zouden heten.”

Humor

“Humor is een bijna fysiologische reactie op angst”, schrijft Vonnegut aan het begin van Man Zonder Land. “Ik denk dat er in Auschwitz heel wat macabere grappen zijn gemaakt.” Zelf vocht hij als twintiger in de Tweede Wereldoorlog en maakte de bombardementen van Dresden mee, waarop hij overigens zijn moderne klassieker Slaughterhouse Five (1968) baseerde. En ook in die schuilkelders werd gegrapt, zo herinnert Vonnegut zich. Maar ooit blijkt ook aan galgenhumor een einde te komen: aan het slot van Man Zonder Land – als hij zo’n 120 pagina’s al ginnegappend de Bush administration naar beneden heeft gehaald – komt hij plots verrassend moegestreden tevoorschijn. “Humor is een manier om de verschrikkingen van het leven op een afstand te houden, om jezelf te beschermen. Maar op den duur word je gewoon te moe en is het nieuws te erg, en dan werkt humor niet meer.”

Vonneguts naar eigen zeggen allerlaatste fictiewerk blijft Timequake uit 1997. Man Zonder Land is op zijn beurt een bundeling van, voor het tijdschrift In These Times geschreven, politieke columns. De inspiratie voor die stukken ontleende hij, blijkens het BBC-vraaggesprek, aan zijn minachting voor president Bush. Want Vonnegut sluit zich aan bij de rij Amerikanen die Europa vertelt dat Bush de verkiezingsstrijd met Al Gore in Florida frauduleus in zijn voordeel heeft beslist, dat de oorlog in Irak onjuist is, dat de Amerikaanse regering met zijn soldaten omgaat als een verwend kind met zijn speelgoed, dat Amerika verslaafd is aan olie. Wat dat betreft is er niks nieuws onder de zon, alleen de verwoording is anders.

Niet zonder kwade dronk

Misschien kan je Man Zonder Land daarom het beste lezen als een korte introductie tot de persoonlijkheid van Vonnegut. In zijn onnadrukkelijke schrijfstijl en op zijn geheel eigen laconieke toon kondigt hij voortdurend het Einde der Tijden aan: “Zet geen domper op het feest, maar houd dit voor ogen: we hebben de hulpbronnen van onze planeet verkwist, inclusief lucht en water, alsof er geen dag van morgen bestaat, en daarom komt die er ook niet meer.” Dat is Vonnegut ten voeten uit. Ook dat hij tussen al die onheilsprofetieën door ongedwongen rept over een bezoekje aan de kiosk tegenover zijn huis aan 48th Street in New York, of terloops de literatuurdocent uithangt. Van Vonnegut mag je van de hak op de tak springen.

“A nice glass of champagne at the end of a life.” Zo karakteriseerde Vonnegut naar verluidt het Amerikaanse verkoopsucces van Man Zonder Land. De bubbels in die champagne zijn de cursiefjes in dit boek, dat echter niet geheel zonder kwade dronk is. Op Vonneguts onheilsprofetieën is het misschien goed proosten, maar de dag van morgen brengt de kater.

Theater / Achtergrond
special: Een interview met Samba Schutte

‘Het beste uit twee werelden is een zegen en een vloek’

.

Actualiteit

~

In februari 2006 won hij het Leids Cabaret Festival met een productie waarvoor hij in twee maanden de tekst schreef en die hij uiteindelijk ook zelf maakte. Begin mei was de première van zijn afstudeervoorstelling Hekje in het Akademietheater in Utrecht. “Ik heb bewust voor het verkleinwoord ‘hekje’ gekozen, zodat mensen niet meteen een zwaar drama verwachten”, steekt Samba Schutte van wal. Eén blik op de flyer en je begrijpt deze redenering. Een blanke en een donkere hand pakken tussen het prikkeldraad de bovenkant van een hek vast. Toch spreekt er ook hoop uit de flyer. De lucht op de achtergrond is helder en licht. Samba: “Ik wil op de eerste plaats mensen vermaken. Ze moeten het gevoel krijgen dat ze iets moois hebben gezien. Als ze vervolgens ook over de inhoud nadenken, is mijn doel geslaagd.”

“Ik kom uit twee werelden. Mijn moeder is West-Afrikaans en mijn vader Nederlands. In Afrika ben ik een blanke en in Europa een allochtoon. Ik weet dus wat het is om overal tussenin te zitten. Maar ik weet ook hoe verrijkend en belonend dat kan zijn. Zonder warm heb je geen koud en zonder donker heb je geen licht. Het is een zegen en een vloek, maar ik richt mij op de positieve kanten. Het afgelopen jaar ben ik echt in touch met mijzelf gekomen. Met wie ik ben, waar ik vandaan kom en wat ik wil in mijn leven. Ik heb het goede uit twee werelden in mij.”

Afscheiding

De voorstelling Hekje is heel divers met grappen, luchtige en serieuze momenten. “Ik heb het verhaal geschreven, nadat ik in november 2005 op het journaal de beelden zag van aanvallen op een Spaans hek door Afrikaanse immigranten. Ik was verbaasd dat de immigranten bereid waren om alles achter te laten in hun zoektocht naar een beter bestaan. En tegelijkertijd was ik verbaasd dat mensen ergens een hek omheen zetten om te laten zien ‘dit is van mij’. Als je erover nadenkt, plaatsen we niet alleen letterlijk ergens een hek omheen, maar ook figuurlijk. Een zonnebril kan ook een hek zijn om je eigen ruimte af te scheiden. Het verhaal van de immigranten en de Europese soldaten is eigenlijk een metafoor hiervoor. Als je de ander naar binnenlaat, kan hij je ware zelf onthullen, juist omdat je jezelf met hem of haar kan vergelijken. We lijken meer op elkaar dan we denken. Als je iedereen op de wereld zou vragen wat ze verlangen en wat ze willen, geloof ik dat je drie antwoorden krijgt: vrijheid, liefde en vrede.”

‘Onze productie’

~

Op de toneelvloer staan vijf acteurs. Twee Afrikaanse immigranten – de één gedwongen en de ander uit vrije wil gevlucht uit zijn geboorteland – worden geconfronteerd met twee Europese soldaten. Samba draagt als verteller het verhaal en de boodschap uit. “Wat gebeurt er als de vier met elkaar worden geconfronteerd? Welke hekken blijven overeind en welke worden verwijderd? In het stuk wil ik laten zien dat verhalen universeel zijn. De verteller kan Afrikaans, Aziatisch of Europees zijn. Hij is een onderdeel van het stuk en heeft geen aparte rol. In het begin was ik alleen regisseur, later heb ik ook de rol van verteller op mij genomen. Ik kon geen acteur vinden voor de rol en ik kende het verhaal immers zelf het beste. Het is een andere kant van mij die de mensen nog niet kennen. Maar ik ben niet bang dat mensen het onderscheidt niet kunnen maken. Tenslotte sta ik niet alleen op het toneel, maar samen met de acteurs Urias Boerleider, Esmée Ronde, Micheal Harris en Juan Gomez Ocampo. De rol als ‘Samba de verteller’ werkt ook weer in mijn voordeel. Mensen kennen mij en komen daarom op de voorstelling af.”

De voorstelling is een samenwerking tussen acteurs, schrijfster, dramaturg en regisseur. “Ik wilde ervaren hoe het is om met een team te werken. Het is een fijn gevoel. De productie is echt van ons. Mijn vorige voorstelling en de show voor het Leids Cabaret Festival heb ik zelf gedaan. Deze keer heb ik een schrijfster en een dramaturg bij de productie betrokken om mijn teksten theatraler te maken. Zoals ik het zie ontstaat een voorstelling in vier fases. De Blauwe fase waarin je een team bij elkaar zoekt en probeert van alle betrokkenen één groep te maken. In de Groene fase begint de voorstelling langzaam een geheel te worden en herkennen de acteurs zichzelf in het stuk. Vervolgens komt in de Rode fase alle stress naar boven. Als regisseur moet je knopen doorhakken, het vertrouwen van je team terugwinnen en de rust zien te hervinden. En uiteindelijk is daar de Gouden fase; we spelen de première. Alles komt samen. Alles wat je er in hebt gestopt, krijg je terug.”

Volgens Samba is het goed dat jonge makers zien wat er op dit moment in de wereld gebeurt en daar hun mening over geven. “Dat kan zijn met schilderen, theater of muziek. Mensen die theater maken hebben altijd te maken met de actualiteit. Welk stuk je ook maakt, je kan niet vermijden dat toeschouwers een eigen betekenis geven aan wat ze zien op het toneel.” Toch hoeft volgens de theatermaker een stuk over de actualiteit niet somber te zijn. “Hoe meer humor je in je stukken verwerkt, hoe meer het publiek je kan volgen. Je moet wel oprecht zijn in je keuze om een voorstelling met een actueel onderwerp te maken en het niet doen omdat het verkoopt”, waarschuwt hij. “Ik maak grappen over waar ik vandaan kom, maar maak het niet belachelijk. Je moet menen wat je zegt en het moet een functie hebben. Als je verhaal mooi is, kan je het publiek meenemen in jouw wereld. Ze voelen met je mee en zien begrijpen je beter.”

Op de vraag hoe hij zichzelf over vijf jaar ziet antwoord Samba direct: “Ik wil verder met al mijn passies. Volgend jaar hoop ik klaar te zijn met mijn avondvullende cabaretprogramma. Ik wil niet in een hokje gestopt worden; ik wil regisseren, acteren, cabaret maken. Ik wil gewoon verhalen blijven vertellen.”

Hekje is op 29 mei te zien in het Akademietheater in Utrecht en op 26 juni in Frascati tijdens het ITs Festival.

Theater

Kakkochtoon op dvd

recensie: Martijn Oosterhuis - Live at Laughing Matters

De dvd Live at Laughing Matters is opgenomen in het Posttheater in Arnhem, tijdens het Laughing Matters festival van BNN en bevat hoogtepunten uit het repertoire van Martijn Oosterhuis. Oosterhuis is een komediant die er duidelijk van geniet mensen te vermaken door te omschrijven wat hij niet begrijpt in de wereld. De dvd wordt uitgebracht door CNR. Bijna alle grote cabaretiers hebben een dvd bij CNR en nu dus ook Martijn Oosterhuis. Dit is wat mij betreft volkomen terecht.

Martijn Oosterhuis is leuk en grappig. Hij heeft het zelf al eens willen bewijzen door naar Londen te gaan en auditie te doen bij The Comedy Store. En het is hem daar gelukt om tussen de groten uit Engeland op het podium te staan. Hij is niet langer een stand-up comedian, maar een cabaretier. Hij flikt het om vanaf de eerste seconde tot de laatste in sneltreinvaart grap na grap af te schieten, zonder zijn concentratie te verliezen.

Herkenbare observaties

~


De vraag is dan heeft een programma een rode draad, een spanningsboog, emotie en een boodschap nodig om cabaret te mogen heten? Als het antwoord ja is, dan is Oosterhuis geen cabaretier. Maar als het betekent dat hij het publiek een avond kan vermaken met lichtverteerbare observaties uit het dagelijks leven, dan is hij dit zeker. Hij houdt zich niet bezig politieke observaties of wereldproblemen. Hij houdt het allemaal dicht bij huis. En Oosterhuis is daarom juist zo grappig, omdat het zo ontzettend herkenbaar is.

Kakkochtoon

Toen de show van deze dvd werd geregistreerd, had Oosterhuis zijn eerste show Echt gespeeld en was druk met het voorbereiden van zijn nieuwe show Van Huis Uit. In Van Huis Uit heeft hij zichzelf verbetert ten opzichte van zijn eerste show en zijn de grappen beter uitgewerkt. De meeste verhalen zijn dan ook afkomstig uit zijn nieuwste show.
De verhalen gaan over zaken als vrouwen (inclusief irritant piepstemmetje) en mannen, Ikea, jongeren (die schijnbaar allemaal een Marokaans accent hebben) en parkeerbeheer. Maar ook over zijn jeugd als ‘kakkochtoon’ en tandartszoon in Amsterdam (“ik sla je zo hard dat je kleding uit de mode is als je weer wakker wordt”), waar hij voor het eerst kennis maakt met blowen, alcohol en met name veel vernedering.

Ego

~


Martijn Oosterhuis is energiek en superbeweeglijk. Bijvoorbeeld zijn uitbeelding van de kraanvogeltechniek bij het kotsen (waarbij hij zijn moeder per ongeluk onderspuugt: “Ma, jou staat ook alles!”) en het versturen van rooksignalen in vroegere tijden. Zelfs Oosterhuis zelf kan bij deze sketch zijn lach niet inhouden.

Martijn Oosterhuis heeft een groot ego heeft en hoort zichzelf graag praten. Daar moet je tegen kunnen. Persoonlijk vind ik dit goed bij zijn kakkerimago passen, maar soms zijn zijn typetjes wel erg ongenuanceerd en stereotiep, zoals de jongeren met Marokkaans accent.
Natuurlijk lachen wij het hardst om uitvergrootte typetjes, maar iets meer verfijning of afwisseling mag wel. Oosterhuis is leuk, maar zou nog leuker zijn als alles er niet zo dik bovenop lag. Zijn programma is nu een echte grappen kannonade. Maar ja misschien wil hij dat wel helemaal niet. In zijn eigen woorden: “Ik ben een hoer, ik moet leuker zijn dan de anderen. Al moet ik naakt tappen”. Liever niet Martijn, want dat is nu precies niet grappig!

Interview

De enige extra op de dvd is een teleurstellend kort en weinig diepgaand interview. We leren dat hij met name bezig is geweest om zich te bewijzen en heel graag leuk wil zijn, maar dat is wel duidelijk. Het interview is opgenomen in de kleedkamer van De Melkweg in Amsterdam tijdens Laughing Matters op 28 november 2005.

Martijn Oosterhuis is dit seizoen nog eenmaal te zien met zijn huidige programma Van Huis Uit op 31 mei 2006 in het Concertgebouw in Haarlem.

Muziek / Album

Er mag weer gejubeld worden

recensie: Mindfold - Long Roads

In de top tien van meest uitgekauwde albumtitels verdient Long Roads van Mindfold met stip een plek in de hoogste regionen. Hoeveel bands hebben met hun albumtitel tenslotte al niet aan willen geven hoe hard ze moesten knokken, hoeveel ze moesten doen en laten, om de cd uiteindelijk in de winkelschappen te krijgen? In het geval van Mindfold is het niet anders. Het verhaal in het kort: er is een hoop gebeurd de afgelopen twee jaar, de band heeft in korte tijd enkele geliefden heen zien gaan, maar toch ligt op dit moment maar mooi de debuutplaat klaar.

Natuurlijk blijft dat een prestatie van formaat, voor een Nederlandse band is het moeilijk genoeg om het hoofd boven het muzikale maaiveld uit te steken. Zeker als we het, in het geval van Mindfold, hebben over stevige emorock met een metalrandje. Want zo standaard als de albumtitel is, zo uniek mag de muziek van het Limburgse kwartet genoemd worden. Alsof Tool het doet met dredg, of Face Tomorrow samenwerkt met Deftones. Inderdaad, de trommelvliezen mogen ingesteld worden op ingewikkelde melodielijnen en heftige omschakelingen van ingetogen naar explosief.

In de lift

~

Deze spannende combinatie leverde Mindfold in ieder geval al een plek op Pinkpop 2005 op, nadat de Limburgse bandwedstrijd Nu of nooit werd gewonnen. Wat andere wapenfeiten? Een optreden op Eurosonic/Noorderslag, de titel Local Hero in LiveXS, supportact voor onder meer Walls of Jericho en dredg en als klap op de vuurpijl een korte tour door Groot-Brittannië, eerder dit jaar. We mogen dus stellen dat Mindfold in de lift zit en dat is gezien het materiaal op Long Roads niet heel verwonderlijk.

Debuutkwaaltjes

Er zijn nog wel wat debuutkwaaltjes te bespeuren. Zo klinkt de plaat nog niet echt als een geheel en is er nog wel wat niveauverschil tussen de verschillende tracks. Maar in het geval van Mindfold is het een kniesoor die daar op let. Over het algemeen scoort Long Roads namelijk een dikke voldoende. Met het breed uitgesponnen Our Lullaby, waarop we ook gastzangeres Wendel Tjon Ajong van wijlen 88 Circles Above horen, als absolute hoogtepunt.

In ruim drie minuten is duidelijk te horen waaraan Mindfold zijn vliegensvlug opgebouwde reputatie te danken heeft. Niet vaak wist een Nederlandse band angst, agressie en hoop zo goed samen te ballen in één track. De donkere melodielijnen, uit elkaar gereten door intense energie-uitspattingen, kunnen zich meten met het beste van bijvoorbeeld Deftones. Juist, er mag weer gejubeld worden over een Nederlandse band. Weliswaar zou Mindfold nog wat eigenwijzer mogen worden in presentatie en geluid – en in het bedenken van albumtitels – maar de potentie om uit te groeien tot een grote naam in het genre is er zeker.

Theater / Voorstelling

Een meesterverteller in dialoog met zichzelf

recensie: Minder is meer (Fred Delfgaauw)

Een man met een doorleefde kop leunt somber op een café-tafeltje. Morsige regenjas, werkeloze handen. Een man van weinig woorden, en nog chagrijnig ook. Met deze gewoontedrinker voert Fred Delfgaauw een prachtige, treurige dialoog in zijn voorstelling Minder is meer. Sterker: in zijn solovoorstelling Minder is meer. Want de sombere drinker bestaat uit niet meer dan een rubberen masker op Delfgaauws hand en een ouwe jas om zijn arm. De meesterverteller voert in feite een dialoog met zichzelf. Het ene personage valt het andere in de rede, Delfgaauw kan binnen een fractie van een seconde omschakelen van stemmetje naar stemmetje. Dat is niet alleen knap, dat is ook ontroerend en grappig.

Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat Fred Delfgaauw nu pas enige bekendheid begint te krijgen bij het grote publiek. Delfgaauw timmert namelijk al 25 jaar aan de weg. Doorgaans alleen, soms in samenwerking met anderen. Vaste kompaan is vormgever Kathelijne Monnens, maker van decors en levensechte maskers. De speler brengt een mengelmoes van verhalen, poppenspel en cabaret. Daarmee hoort hij internationaal gezien in een rijke en succesvolle traditie, maar in Nederland is hij ongeveer uniek met deze theatervorm. Hij bouwt personages op met niet meer dan een rubberen masker of een pruik op zijn hand, met een lap of een jurk erbij die de pratende figuur afmaakt.

Publieksprijs

~


Ooit begon Delfgaauw met kindertheater, maar hij maakte al vrij snel de overstap naar theater voor volwassenen. Lang stond hij voor slecht gevulde kleine zaaltjes, maar sinds een paar jaar heeft het grote publiek zijn kracht ontdekt. Vorig jaar won hij de NRC Publiekprijs voor de beste voorstelling van het seizoen met Mozart. Daaraan ontleent hij nu terecht het zelfvertrouwen om met enig bravoure een jubileumvoorstelling te brengen.

Favorieten

Want Minder is meer is niet het soort zinsbegoochelende toverwereld dat hij doorgaans neerzet, waarin hijzelf verdwijnt achter schmink en kostuums. In deze voorstelling komt hij op in gewone kleren. Hij zeult twee grote rode boodschappentassen mee. Daarin heeft hij de maskers en lappen gestopt die horen bij succesvolle personages uit voorbije voorstellingen. Delfgaauw brengt een avondje favorieten, van het publiek, en van hemzelf. Daarmee is deze voorstelling een soort ‘oogsten’ van wat de speler zo zorgvuldig in de loop der jaren heeft gezaaid. Delfgaauw heeft enorm gebaald van het gebrek aan erkenning. Nu hij eindelijk wordt gezien, heeft hij een voorstelling gemaakt die een feestje is. Gevolg: Minder is meer is opnieuw genomineerd voor de publieksprijs van NRC.

Aquarium

Deze voorstelling is goeddeels een compilatie van eerdere hoogtepunten. Grappig zijn de verschillende dialogen die hij zijn handen met elkaar laat voeren, zoals die tussen een vermoeid echtpaar dat al een heel leven samen is. Maar het sterkst is Delfgaauw wanneer hij zelf dient als aangever voor een personage dat bezit heeft genomen van zijn handen. De babypop die rebelleert tegen het ouderlijk gezag. De Tineke Schouten-achtige toiletjuffrouw die aankwekt tegen de plassende passant. Het absolute hoogtepunt van Meer is minder is de chagrijnige in regenjas gehulde alcoholicus. Die moet naar huis. Naar zijn aquarium, dat leeg is omdat hij vissen die doodgaan zo akelig vindt. Delfgaauw sleept de verlepte regenjas en het dronken masker naar dat lege aquarium. En wij in de zaal herkennen zijn personages, want we komen ze alle dagen tegen.

Meer is minder is dit seizoen nog te zien t/m 1 juni 2006. Maar de voorstelling wordt volgend seizoen hernomen in februari en maart. De prijswinnende voorstelling Mozart wordt hernomen in november en december. Daarnaast komt Fred Delfgaauw vanaf april 2007 met Koffiehuis De Ooievaar, een voorstelling samen met Sjaak Bral. Informatie is (binnenkort) te vinden op de site van Fred Delfgaauw.

Film / Films

Ruwe bolster zonder pit

recensie: Nobody's Fool

Na zijn sterke rol in The Color of Money (1986) ging het iets minder met de carrière van acteur Paul Newman; zijn rolkeuze was een tijd lang belabberd. Pas in 2002 maakte hij zijn echte comeback met Road to Perdition. Tussendoor, in 1994, deed hij nog even mee aan de inmiddels vergeten film Nobody’s Fool, die nu in een nieuwe dvd-uitgave is verschenen.

~

Paul Newman speelt hierin Sully, een geboren loser die op zijn zestigste nog steeds bij een hospita woont, continu zonder werk zit als gevolg van een knieblessure en ook nog eens mislukt is als echtgenoot en vader. De tegenspelers van Newman zijn onder andere Bruce Willis, als incidentele pesterige werkgever, en Jessica Tandy, als Sully’s hospita. Aan acteerkwaliteit dus geen gebrek in Nobody’s Fool. Maar jammergenoeg maakt al dit acteertalent de film er niet beter op. Het lijkt alsof ze allemaal te graag de show willen stelen. Vooral Paul Newman wekt daardoor irritatie op. Elke blik in zijn ogen moet meelijwekkend zijn, dit wordt irritant wanneer de kijker begint te vermoeden dat Newman die blik de hele film lang wil blijven volhouden. Hij komt dus weer met zijn ruwe-bolster-blanke pit-imago aanzetten. Maar dat kunstje kenden we inmiddels wel van o.a. The Hustler (1961) en The Verdict (1982).

Schaapachtig


Toch kreeg Newman een Oscar-nominatie voor zijn vertolking in The Color of Money. Vrij onbegrijpelijk, hoewel zijn vertolking niet echt slecht is. Maar het lukt Newman niet een aandoenlijk personage neer te zetten. Hierdoor wordt het verhaal nooit echt aangrijpend. ‘Sully de sul’ blijft maar zwoegen en Paul blijft maar staren met zijn fel blauwe ogen in zijn diepe oogkassen. Dan kan hij nog zo’n markante kop hebben en een hele dosis klassiekers op zijn naam hebben staan; schaapachtig in de camera kijken is niet genoeg om sympathie op te wekken voor het karakter van de loser Sully.

Schaars


~

Het verhaal kabbelt voort; er gebeurt weinig en de gerenommeerde regisseur Robert Benton (Kramer vs. Kramer) houdt de touwtjes strak in handen. Hij heeft geen sterke troef aan het verhaal en de keuze voor zijn hoofdrolspeler is fataal, maar zijn vakkundigheid laat hij af en toe zien in een memorabele scène. Zo is er een scène in het dorpscafé, waarin Sully’s advocaat voor het eerst toegeeft dat hij Joods bloed heeft. Sully kijkt vaag op uit zijn dronken roes en vraagt hem, aangezien hij net weer een tijd in de gevangenis moet doorbrengen dankzij zijn advocaat: “Waarom ben je dan niet slim?”. Dit soort conversaties vallen op door de simpele manier van acteren. Zo had Newman het de hele film moeten volhouden. Loser-films als Trees Lounge (1996), The Big Lebowski (1998) en Broken Flowers (2005) laten immers zien hoe sterk deze simpelheid kan zijn. Maar dit soort momenten zijn in Nobody’s Fool schaars. Al met al is Nobody’s Fool niet meer dan een doorsnee SBS-zondagmiddagfilm.