Muziek / Album

Gaapmuziek uit lang vervlogen tijden

recensie: Jolie Holland - Springtime Can Kill You

Lemon DeGeorge, wat een schitterende naam! De man is medeproducer van Jolie Holland’s nieuwste Springtime Can Kill You en het moet gezegd: het artwork van dit schijfje is prachtig. In het boekje zie je een reeks foto’s van enkele wel zeer markante koppen; het zijn de muzikanten die Jolie Holland om zich heen heeft verzameld voor deze plaat. Iedereen is gefotografeerd in een dertiger jaren setting, in een Al Capone sfeertje zo rond de drooglegging. De muzikanten zouden stuk voor stuk uit een David Lynch film kunnen zijn ontsnapt. Zo is het niet moeilijk te fantaseren over Lemon DeGeorge als de gevaarlijke gek Bobby Peru (William Dafoe) uit Wild At Heart. Het artwork past dan ook perfect bij de muziek die geregeld memoreert aan lang vervlogen tijden.


Foto: Claude Shade
Foto: Claude Shade

Jolie Holland, een eigenzinnige Texaanse singer/songwriter die eerder speelde in het redelijk bekende bandje Be Good Tanyas, heeft met haar derde studioalbum weer een plaat gemaakt die balanceert tussen country, nachtclubjazz en easy listening. Met bewonderaars als labelgenoot Tom Waits en filmer Jim Jarmusch bevindt ze zich in illuster gezelschap. Toch stelt Springtime Can Kill You teleur, hoewel het een gewaagde en alleen daarom al bewonderingswaardige plaat is.

Gedurfd instrumentarium


Jolie Holland werkt op het album met een uitstekende groep muzikanten die een grote variëteit aan instrumenten beheersen. Zo hoor je tuba’s, mellophones, bariton hoorn, Hawaiiaanse gitaren, glockenspiel en natuurlijk de typische lap steel gitaar. De tracks op haar album zijn akoestisch ingespeeld en enkele nummers zijn voor een klein publiek opgenomen. Nummers als Crazy Dreams of Ghostly Girl zorgen nog wel voor een lichte rilling over de rug en zitten knap in elkaar.

Langzame uitglijers

Maar Miss Holland heeft ook de neiging uit te glijden met lange, saaie countrynummers zoals Stubborn Beast, Moonshiner of Nothing To Do But Dream (met ruim 7 minuten de perfecte slaappil). De combinatie van haar lijzige, monotone stem en de sobere begeleiding zorgen al snel voor een zeurend gevoel in je hoofd. Het uitzitten van Springtime Can Kill You wordt daarmee een hele prestatie. “Boredom Can Kill You” was wellicht een betere titel geweest voor dit moeilijke album.

Theater

Humor, maar niet altijd om te lachen

recensie: Jiskefet - Das Deutsche Band

Duitsers hebben geen humor. Dat is een gemeenplaats die vrijwel overal op de wereld te pas en te onpas zal worden onderschreven. Vertel dit echter nooit aan een Duitser. Hij zal er niet om kunnen lachen.

De kans dat er veel Duitsers te vinden zijn die om de verzameling sketches op Das Deutsche Band kunnen lachen is dan ook nihil. Het inmiddels ter ziele gegane driemanschap stond bekend om zijn anarchistische en absurdistische humor: humor voor gevorderden, vaak zonder een duidelijke clou. Het persbericht aan de vooravond van de eerste uitzending van Jiskeftet spreekt wat dat betreft boekdelen: “Jiskefet is om te lachen maar zeker ook om verwondering te wekken en verwarring te stichten.” De antihumor uit de vuilnisbak ‘vervuilde’ 15 jaar de kijkbuis.

Don’t mention the war

~

Rode draad in het oeuvre van Michiel Romeyn, Kees Prins en Herman Koch is de terugkerende spot met Duitsers en met name het militaristische verleden van onze oosterburen. Met het oog op het laatste is het niet opvallend dat de hoofdmoot van deze compilatie gevormd wordt door het duo Günter en Wolfgang. Twee mannen getooid in een Duits legeruniform die “na een klein conflict tussen de Nederlandse en Duitse regering” in ons land zijn blijven hangen. Het doet denken aan een hilarische aflevering van Fawlty Towers waarin John Cleese te pas en te onpas zijn personeel herinnert toch vooral niet over de oorlog te beginnen om het zelf bij herhaling wel te doen. Waar het in de rest van de wereld gemeengoed is geworden om de draak te steken met de uitbreidingsdrang van Hitler, is dit in Duitsland nog steeds not done. Hoe dan ook beter met Duitsers de spot te drijven en gewag te maken van hun vermeende gebrek aan humor dan door grappen over de oorlog te maken?

Een potje moffen pesten

Het is tekenend voor Das Deutsche Band. Waar Jiskefets onderwerpen vaak intelligent in elkaar steken, wordt het met het onderwerp Duitsers al snel een potje moffen pesten. Banale en makkelijke parodieën van Derrick en Prins Bernhard zijn veelal niet meer dan een eenvoudige gimmick. De Zuid-Duitse humor is, hoe kan het ook anders, niet leuk en de Duitse dieren marcheren zeer luidruchtig door hun doos. Dit vertelt echter niet het hele verhaal van deze dvd. Veel meer dan in de hitseries De Lullo’s, Debiteuren/Crediteuren of Sint-Hubertusberg is hier het rauwe Jiskefet te zien. Das Deutsche Band laat het recalcitrante trio zien dat compromisloos de grenzen van humor opzoekt en oprekt.

Lachen?

Das Deutsche band bevat een verzameling sketches van wisselend niveau en met wisselende insteek. Over het geheel genomen is er veel ruimte voor het stichten van verwarring, een aantal keer voor verwondering en slechts af en toe om te schaterlachen. Alleen een echte fan zal de gehele dvd kunnen waarderen. Een ander zal het na het kijken van deze dvd vooral opvallen dat Jiskefet een hoop ‘rare’ dingen heeft gedaan. Het is nog maar de vraag of de heren zelf de achterliggende gedachte van veel van hun werk hebben begrepen. Oud-president van de Verenigde Staten Harry Truman deed ooit de uitspraak: If you can’t convince them, confuse them. Het is een gebod dat Jiskefet tot zijn streven heeft gemaakt.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Arjan Visser

Veldonderzoek in de Dirk van den Broek

.

~

“Als recensenten zeggen ‘ik vind het boek niet goed om A, B, C, D, E’, dan vind ik het prima. Zo’n ongelooflijke kloothommel van Het Parool, die het altijd persoonlijk speelt: het is altijd lachen om zijn hatelijkheden. Zo’n man kan je niet serieus nemen.” Arjan Visser (1961) heeft het over de ontvangst van zijn tweede roman Hemelval. En meer specifiek over criticus Arie Storm die zijn boek minzaam, maar genadeloos afserveerde. Het is even een felle opmerking temidden van Vissers verder gelaten verhaal: hij is er “niet zo mee bezig”, met die besprekingen van zijn nieuwe boek, ook al leest hij ze allemaal. Hij is hoogstens “benieuwd”.

Storm is weliswaar niet exemplarisch voor de stemming onder het recentenkorps, toch werd Vissers debuut De Laatste Dagen drie jaar terug aanzienlijk lyrischer binnengehaald. Hij had als Trouw-journalist sinds 1998 met zijn interviewrubriek ‘De Tien Geboden’ faam gemaakt. “Gôh, u schrijft zo mooi in de krant”, voegde een uitgever hem toe, om hem vervolgens aan te bieden een boek van hem uit te brengen. Visser was juist druk met een manuscript en debuteerde zodoende zonder leuren met zijn vernuftig geconstrueerde historische roman. “Een uitzonderlijke situatie”, kijkt hij terug.

In De Laatste Dagen combineert Visser de anekdote van Tolstojs overlijden – de Russische schrijver stierf wachtend op de trein in een station – en het bijbelverhaal waarin Abraham zijn zoon Isaäk had te offeren, tot een verhaal over een hardwerkende boer die aan het begin van de 20e eeuw vanuit zijn godsdienstwaanzin een moord begaat. Spannend, gevarieerd, origineel. De eerste keer dat Visser naar de brievenbus rende om de binnengekomen recensie te lezen, trof hij Vrij Nederland die sprak van een ‘meesterlijke debuutroman’. “Ik was verbijsterd. Daar droom je van.” Visser had zich voorbereid op het ergste. Hij vreesde niet zozeer slechte besprekingen, maar om helemaal niet besproken te worden. Dát kan ook nog, werd hem vooraf verteld. “Dat je al die jaren alleen voor buren en vrienden hebt gewerkt.”

50 duizend euro

Niks van dat alles. Ook de andere recensies waren lovend, hoewel kritischer. Bovendien won Visser de Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizen-prijs voor Literaire Prozadebuten, als ook de Anton Wachter-prijs. Het meest hectische was nog de nominatie voor de AKO-Literatuurprijs. “Als je aan het schrijven bent, denk je er geen seconde aan dat je op die lijst terecht komt. Ik was op vakantie in Italië en werd gebeld dat ik op de longlist stond. Ik was helemaal door het dolle. Toen kwam ik op de shortlist en kwam de avond waarop je hoort: ‘Eén van jullie zes ontvangt 50 duizend euro.’ Mijn naam stond naast die van Helle Haasse, Thomas Rosenboom en Arnon Grunberg. Als ik die namen nu weer uitspreek, besef ik dat ik nooit had kunnen winnen.” En dat deed hij ook niet. Visser was blij toe. Onderhand had hij vaak genoeg verteld wat hij met die 50 duizend euro zou doen, mocht hij het bedrag winnen. De kippenkreet “Ako! Ako!” ging hem tegenstaan.

Nu is het 2006. Aan zijn droomstart als schrijver is Visser al lang gewend en nu moet hij omgaan met een veel gereserveerdere ontvangst van zijn werk. “Kennelijk is het zo dat recensenten niet goed weten wat ze aan moeten met een tweede boek. Ze zijn dan extra kritisch, werd mij verteld.” In Vrij Nederland werd ditmaal gesuggereerd dat Visser Hemelval met “samengeknepen billen” zou hebben geschreven. Bang om niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen na zijn succesvolle eersteling. Die zorg was echter het laatste waar Visser zich mee bezig hield. In de jaren na zijn debuut overleed zijn vader en kreeg een neerslachtigheid – “depressief is een groot woord” – greep op hem. “Ik kreeg ideeën als: ‘Waarom? Wat maakt het allemaal uit?’ Dat soort gedachten.” Op den duur was Visser al lang blij weer lekker te kunnen schrijven.

Toch werd de roman als “biografie van een saaie piet” weggezet. In de ogen van Visser is die diskwalificatie haast als compliment op te vatten. Want dát was de bedoeling: de roman is met opzet saai, zo vertelt hij. “Ik sprak met een vriend over vroeger, over zijn moeilijke jeugd. Hij was toen dik en werd veel gepest. Hij zocht troost bij zijn buurman die duivenmelker was. Ik dacht: daar zit een prachtig verhaal in.” En zo schreef Visser het verhaal van Lode Bast, waarvoor hij veldonderzoek deed in de Dirk van den Broek. “Daar heb ik om me heen gekeken: ‘Is dit de man die ik zoek, of die?'”

Duiven

Hemelval is een roman met gedoemde personages. Hoofdpersoon Lode is een eenzame jongen, zonder veel liefde opgevoed door zijn barse vader. Pas als die zichzelf in het schuurtje voor het hoofd schiet, komt er lucht in Lodes leven. Met zijn moeder danst hij buiten in de regen. Maar ook met haar is het contact moeilijk. Lode wordt lid van ‘Tot Weerziens’, een duivenmelkersvereniging, en voelt zich al snel alleen tussen zijn duiven op z’n gemak. Op de achtergrond kwijnt zijn moeder weg. Na haar sterven trouwt hij Geesje, een cassière bij Super Van Zanten en verwoed verzamelaar van Swarovski kristal. Zij is na een abortus gebrouilleerd met haar gelovige ouders. Tevergeefs probeert ze zich op te trekken aan Lode, die nog altijd voor weinig anders oog heeft dan voor zijn duiven. Arjan Visser neemt de benauwdheid van de naoorlogse roman mee naar de eenentwintigste eeuw.

Kritiek dat Lode Bast een wat al te simpele ziel is, op het karikaturale af, wuift Visser weg. “Hij is niet overdreven. Ik ken mensen uit mijn jeugd die het ‘hier’ mee deden. Zij hadden weinig complexe gedachten. Ik weet niet of ik een voorkeur heb voor niet zo intelligente mensen. Wel heb ik een voorkeur voor treurige figuren. Het loopt allemaal slecht af, het is meelijwekkend. Waarom weet ik niet. Het is een soort onvermogen, dat is de gemene deler van mijn personages. Niet in staat zijn onbekommerd te leven.” Onvermogen – een thema in zijn werk? “Daar ben ik niet mee bezig. Iemand zei tegen mij dat het jammer was dat ik niet weer een historische roman geschreven heb. De verloren tijd, dat was mijn thematiek. Maar ik schrijf niet met boze opzet. Ik schrijf wat ik wil schrijven. Nu ben ik bezig met mijn volgende boek, en wanneer het af is weet ik wat voor boek het is. Dan kom ik misschien weer tot de conclusie dat er een onvermogend typ in zit.”

Over zijn derde boek wil hij niks vertellen – hij is koud begonnen – behalve dat zijn onderzoeksterrein van duivenkotten en supermarkten is verlegd naar de wereld van het Nederlandse rechtsysteem. Zo’n drie maanden na het uitkomen van Hemelval en plusminus vijfduizend verkochte exemplaren later, gaat Visser helemaal op in zijn nieuwe manuscript. “Ik kan me niet beheersen. Het is net als je een nieuwe auto hebt gekocht en alles dat je ziet heeft er ineens mee te maken.” Schrijven en schrijven – dat is wat hij wil. Zo gauw hij als journalist voor een maand genoeg freelance-opdrachten heeft gedaan, slaat hij elk verder aanbod af en werkt hij achter zijn computer alleen nog aan zijn komende roman. “Naar dat moment kijk ik uit.”

Utrechts Nieuwsblad

Als bekend journalist bevindt Visser zich in een bevoorrechte positie, zo beseft hijzelf. Al acht jaar lang doet hij interviews voor dagblad Trouw. Zijn rubriek ‘Tien Geboden’ mondde uit in verschillende boekuitgaves, alsmede een tv-programma bij de VPRO. Met zoveel succes is het niet moeilijk schrijfopdrachten te krijgen, zoals van de literatuurglossy La Vie en Rose of de VARA tv-gids. Ooit was dat wel anders. Vanaf 1987 schreef hij drie jaar voor een huis-aan-huisuitgave van het Utrechts Nieuwsblad. De Arjan Visser van toen was al onder de indruk bij het idee met zijn naam in een colofon terecht te komen. “Ik was er heel serieus mee bezig. In het begin heb ik knipsels bewaard: dat waren mijn eerste stukjes in de krant.”

Vervolgens werd hij tekstredacteur bij Libelle. “Ik werd er aangenomen omdat ik een jongen was, voor de rest waren er alleen meisjes.” Als opdracht kon hij dan een setje foto’s van een trui op het bureau geworpen krijgen met het verzoek daar aanprijzende woorden bij te tikken. “Ik wist niet wat ik moest bedenken: ‘een lekker warme wintertrui’? Daar kreeg ik dan een rode streep door, en zo ging het de hele dag door.” Pas toen Visser werd overgeplaatst naar de human interest-redactie kreeg het interviewerstalent kans op te spelen. Bij de Nieuwe Revu experimenteerde hij daarop met verschillende interviewvormen. Golfen met de een, uit eten met de ander. Met Cisca Dresselhuys, hoofdredactrice van Opzij, sprak hij aan de hand van de tien geboden. “Zij vond dat een goed idee, en zei dat ik het bij Trouw moest proberen te slijten.” De rest is geschiedenis.

Visser is een verhalenverteller, en daarom eigenlijk een gemankeerde journalist. “Ik ben nooit een nieuwsjager geweest. De grootste scoop zou ik kunnen missen. Ik heb daar geen oog voor. Zo was het ook met Ayaan Hirsi Ali. In mijn interview met haar voor Trouw noemde ze Mohammed een perverse man en een tiran. Alle kranten schreven erover en ’t kwam op het journaal. Mij was die opmerking als zodanig niet opgevallen. Ik was eerder bezig met het verhaal dan met de vraag of ik haar een uitspraak kon ontfutselen die haar zou bezuren. Kan ik die vrouw leren kennen, dat was mijn drijfveer.”

Voordat Visser aan het schrijven sloeg werkte hij bij de Sociale Dienst als maatschappelijk werker. Hij was er niet hard genoeg voor, kan hij nu zeggen. “Ik was te begaan met de mensen.” Die sociale betrokkenheid komt in zijn interviews nog steeds naar voren. “Hoe zit iemand in elkaar, hoe is dat zo gekomen?” Maar Visser mist de pretentie dat hij als journalist iemand helpt. Als kind wilde hij de wereld nog verbeteren door als zendeling Afrika in te trekken. Nu overweegt hij af en toe, bij het passeren van het buurtgebouw, of hij zal aanbieden eens wat boodschappen te doen. Ook als romanschrijver kan hij weinig bewerkstelligen, is zijn overtuiging. “Van anderen leer ik heel veel over het leven. Maar ik heb niet de illusie dat mensen dat bij mijn boeken hebben. Onlangs las ik Alleman van Philip Roth. Dat zijn dreunen van boeken: indrukwekkend en belangrijk. In die divisie speel ik niet. Dat zijn appels en peren. Ik kan mensen hooguit een tijdje vermaken.”

Kunst / Expo binnenland

Rook en natte voeten

recensie: Sylvie Zijlmans. The Uninvited

.

Langzaam ronddraaiend in een van de vele zalen van de tentoonstelling The Uninvited van Sylvie Zijlmans, voel ik me hoe langer hoe meer geïntimideerd door de boze, zwijgzame gezichten die me vanaf een meter of twee van onder gefronste wenkbrauwen aanstaren. Zeven scherp gefotografeerde reuzen doemen druipend nat op uit het donker. Door de monumentale afmetingen, de helderheid van het beeld en vanwege de constructie van drie verticale TL-buizen die de foto’s vanaf de achterkant belichten, zijn de haartjes op de armen en de vezels van de stof bijna te tellen. Maar waarom kijken ze mij zo aan? Wat heb ik hen aangedaan?

Stan, 2006, Sylvie Zijlmans, Duratrans, lampen en hout
Stan, 2006, Sylvie Zijlmans, Duratrans, lampen en hout

Het was nog niet in me opgekomen de titels van de werken, zoals Stan, Wilma en Dennis, te verbinden aan de stormen en orkanen die in 2005 vele levens overhoop hebben gehaald. Dit verklaart de blote voeten in het water, de plakkende en nadruppelende kleding en woeste blik. De vraag blijft of ik me tussen de personificaties van de orkaan zelf of van de slachtoffers die ze eisten, bevind. En dus ook of ik me bedreigd of schuldig moet voelen.

Menselijke orkanen en nep-filmsterren

Deze fotoserie is slechts een eerste stap in de bizarre wereld van Sylvie Zijlmans. Naast monumentale fotografische installaties, hangen er foto’s op kleiner formaat en zijn er installatie-achtige tekeningen van lampen en snoeren te zien. Wat de beelden met elkaar gemeen hebben, is dat ze formeel vrij herkenbaar zijn, maar inhoudelijk volstrekt onlogisch. Zo kom ik orkaankinderen Nate en Arlene later weer in het donker tegen. In Sweep (2005) zit het meisje op de grond en terwijl haar blote benen tot haar knieën in de glanzend zwarte oppervlakte verdwijnen, loopt de jongen rechts het beeld uit. Zo wordt opeens de illusie gewekt dat deze mysterieuze, natte wezens de macht bezitten over water te kunnen lopen. Het mysterie wordt versterkt door de flessen schoonmaakmiddel op de voorgrond, die met hun gekleurde verstrooidheid een prachtig contrast vormen met het regelmatige patroon van de verlichte flatramen op de achtergrond.

Nog meer tegenstrijdigheden in Mind over Matter (2001). De installatie bestaat uit een grote transparante plaat waarop een foto is afgedrukt, ondersteund door een houten constructie en de rug van een piepschuimen man. Op de foto komen drie mannen en een vrouw in een heideachtige omgeving op de toeschouwer af gerend. Achter hen doemen rook en de vage contouren van de constructie op. Ze lijken op de vlucht te zijn voor een geheimzinnige, angstaanjagende grootmacht. Tot zover doet het vooral denken aan een filmposter, waarop een spannend actiemoment van de helden wordt getoond. Maar dan zijn ook hier weer die onbegrijpelijke flessen schoonmaakmiddel. Balancerend op armen, gekneld in handen en tussen kin en borst sjouwen ze er tientallen met zich mee. Ook hun uiterlijk is nou niet bepaald glamoureus of heldhaftig. Het lijkt meer een aantal van achter hun bureau vandaan geplukte bleke ambtenaren met hun driedelig grijs en rode mantelpakje. Ook hier brengen de voor de hand liggende associaties me niet veel verder. Ze stokken op de onalledaagse en volstrekt bizarre combinaties.

Wilma, 2006, Sylvie Zijlmans, Duratrans, lampen en hout
Wilma, 2006, Sylvie Zijlmans, Duratrans, lampen en hout

Water, rook en vuur

De rode draad in de tentoonstelling lijken de elementen water, rook en vuur te zijn. Ze maken de voorstellingen die Zijlmans fotografisch vastlegt extra geheimzinnig. Een tafel vol kopjes, glazen en bierflesjes wordt door de rookpluimen die hier en daar opstijgen een spannend landschap (Reconstruction, 2003). En het tafereel van een man in pak die, omgeven door groene schemering, tot zijn knieën in de sloot staat, krijgt een buitenaardse lading door het oogverblindende witte licht waarmee de auto in de berm is gevuld (The Solution, 2005). Heel anders van sfeer, maar net zo onbegrijpelijk is de scène op de foto De exporteur (2003). We kijken weer mee in een hachelijke situatie waarbij doorsnee kantoorpersoneel betrokken is. Het lijkt alsof de man rechts op een onoplosbaar punt in het gesprek het besluit heeft genomen een enorme slok water te nemen en zijn collega’s vol in het gezicht te sproeien. De elementen zorgen voor extra onduidelijkheid van de inhoud, maar Zijlmans zet ze geweldig in voor het creëren van heldere, uitgebalanceerde composities. Zo maakt ze bijvoorbeeld in het titelwerk van de tentoonstelling (The Uninvited, 2003) gebruik van de spiegelende oppervlakte van de natte vloer, waarin de witte pilaren in de lichte, industriële ruimte worden gereflecteerd en het beeld een heel sterk verticaal en ritmisch karakter krijgt.

Vertrouwen

Zijlmans’ installaties laten dezelfde nadrukkelijke helderheid in het toepassen van beeldmiddelen, materiaal en techniek zien. De grote ‘lijntekening’ Dawn (2006) van een aantal vrouwen in lange, geplooide gewaden is rechtstreeks met zwart snoer op de muur aangebracht, hier en daar onderbroken door een stukje buisverlichting in de vorm van een gezicht, hand of voet. Alle zwarte snoeren zijn zichtbaar om lange, houten, in de muur geprikte stokjes gebogen en te volgen tot hun connectie met de haspels die in een boogje op de grond staan. De transparantie in vorm die Zijlmans de toeschouwer schenkt, heeft gevolgen. Het wekt vertrouwen. Op deze manier krijgt Zijlmans het steeds weer voor elkaar mij de meest raadselachtige en enigszins bedreigende taferelen voor te schotelen, zonder dat het echt angstaanjagend wordt. De nieuwsgierigheid is gewekt en de bereidheid ontstaat Zijlmans in al haar werelden te volgen. Ook al ben ik misschien niet uitgenodigd.

Boeken / Achtergrond
special: Stripdagen Haarlem 2006

Blaren onder je voeten voor strips

Ieder even jaar staat het hele centrum van Haarlem een weekend lang helemaal in het teken van het beeldverhaal. En als we het hele centrum zeggen bedoelen we dat ook, want tot in de kleinste steegjes vinden stripgerelateerde evenementen plaats. Tentoonstellingen, films, lezingen en beurzen trekken vele duizenden bezoekers naar deze boekdrukstad.

Centraal tijdens de Stripdagen Haarlem staat de Grote Markt, waar rond de Sint Bavo-kerk niet alleen een grote stripbeurs is met tweedehands strips, maar ook een flinke small-pressbeurs waar voornamelijk beginnende striptekenaars hun zelfgemaakte stripboekjes verkopen. Wie het avontuur zoekt in strips op het gebied van bijzondere beeldtaal of vreemde verhalen komt hier goed aan zijn trekken. In Haarlem staat het experiment in de strip sowieso hoog aangeschreven, wat goed te merken is op de vele tentoonstellingen die door de hele stad te vinden zijn.

Blowjob

<i>Blowjob Selectie</i>
Blowjob Selectie

Een flink eind buiten de stad was een van de meest interessante exposities van deze Stripdagen te vinden: de Blowjob Selectie. Striptekenaars, illustratoren en animatiekunstenaars leverden voor de tentoonstelling werk in bij het Haarlemse tekencollectief Knoxillustrations. De muren in het kunstenaarsverzamelgebouw Nieuwe Vide waren helemaal volgehangen met werk dat de toeschouwer een gigantische visuele impuls gaf, van plasmaschermen tot landschapjes, van kindertekeningen tot originele strippagina’s.

Het hoge Noorden

Het thema”land” van de stripdagen was dit jaar Scandinavië. Rond dit thema werd onder meer een aantal tentoonstellingen georganiseerd, zoals een bescheiden expo van de drie belangrijkste experimentele tekenaars in het Kunstcentrum Haarlem: Jason (Noorwegen), Ole Comoll Christensen (Denemarken) en Olle Berg(Zweden). Wat hét stripland uit deze regio blijkt te zijn, is Finland. Aan de tekenaars uit dit land was in de Spaarnestad Gallery een zeer interessante tentoonstelling geweid. Werk van zowel commerciële als underground tekenaars was hier te zien, zoals de prachtige scraperboard-tekeningen van Matti Hagelberg. De verhalen zijn niet te lezen vanwege het Fins, maar zijn visueel zo sterk dat de Finse tekenaars zich op dat vlak makkelijk kunnen meten met de internationale top.

Kleine exposities

Igor Hofbauer, <i>My Prison Story</i>
Igor Hofbauer, My Prison Story

Onderweg van de ene expositie naar de andere of naar een van de verschillende gebouwen waarin de (grote) uitgevers dit jaar te vinden waren, kwam je overal in Haarlem kleine verrassende tentoonstellingen tegen. Zoals die van originelen van het Strips in Stereo-boek in platenzaak Tipitina. Bij Galerie Mark Keppel was nieuw werk te zien van Erik Schreurs, die in barokke prenten liet zien dat hij visueel leukere vondsten doet dan blijkt uit zijn Klepzeiker-strips. Bijzonder aangenaam was de tentoonstelling van de Kroatische tekenaar Igor Hofbauer bij galerie ArtSite. Hofbauer maakt strips en posters in een stijl die doet denken aan horrorstrips uit de jaren ’50 en ’60.

Internationale sfeer

De tentoonstellingen op deze editie van de Stripdagen waren internationaal georiënteerd, al waren niet heel veel tekenaars van ver gekomen. Lewis Trondheim uit Frankrijk was wel present. Hij stond centraal in een publieksvriendelijke tentoonstelling over woordloze strips in de prominente Vishal, omdat hij tijdens de vorige editie de VPRO Grand Prix won. Die werd dit jaar overigens in de wacht gesleept door Manu Larcenet, bekend van De dagelijkse worsteling. Hij was echter niet aanwezig. De meeste internationale striptekenaars waren, op een aantal Scandinavische en Belgische na, niet op komen dagen. Hierdoor miste het internationale sfeertje dat er wel tijdens eerdere edities hing. Daarnaast zorgden de grote afstanden tussen de verschillende tentoonstellingen voor wat gemor onder de tekenaars en bezoekers van deze verder zeer geslaagde Stripdagen.

Nog lopende tentoonstellingen:
Scandinavische tekenaars in SBK Haarlem, nog tot 15 juni

Finse tekenaars in Spaarnestad Gallery, nog tot 16 juni
Igor Hofbauer bij galerie ArtSite, nog tot 17 juni
Lewis Trondheim, Er zijn geen woorden voor in de Vishal, nog tot 9 juli

Theater

Absurde observaties van Amerikaanse stand-up comedian

recensie: Eugene Mirman - En garde, Society!

Een cd van een stand-up comedian zie je niet veel in de Nederlandse platenzaken. Eugene Mirman is hard op weg om een grote naam in comedyland te worden. Hij is regelmatig op de Amerikaanse TV te zien en trad ook op tijdens shows van bands als Yo La Tengo, Shins en Modest Mouse. Toch betwijfel ik of het schijfje van Eugene Mirman vaak over de toonbanken zal gaan.

Russian in New York

Eugene Mirman is een komiek, schrijver en filmmaker uit New York City. Als kind emigreerde hij uit Rusland naar Amerika. In Amerika is Mirman regelmatig bij talkshows op televisie te zien. Ook heeft hij zijn eigen wekelijkse show Invite Them Up. Deze won pas geleden een Nightlife Award. Zijn website is erg populair in binnen- en buitenland. Hierop staan bekende nummers waar de bezoeker uit kan kiezen. Mirman zingt ze dan als een virtuele kleuter voor je.

En Garde, Society!

~


De cd En Garde, Society! is live opgenomen in New York in oktober 2005. Dit is Eugene’s tweede solo-cd en heeft als extra een bonus DVD. Mirmans humor staat bol van grappige en absurde observaties uit het dagelijkse leven. De humor is ongeforceerd en losjes en gaat over dronkenschap, sex, homoseksualiteit, politiek (zij het erg voorzichtig), racisme, fastfood en het geloof. Allemaal onderwerpen die in Amerika aanzienlijk gevoeliger liggen dan hier. Soms zijn zijn observaties zo absurd en pijnlijk dat je er wel om moet lachen. Ze zijn uit het echte leven gegrepen en niet uit de duim van de verteller gezogen. Amerika is en blijft een raar land. Helaas verrast het grootste deel van de grappen niet echt.

Amerikaanse humor

Mirmans set bestaat uit grappen die een vrij lange aanloop hebben. Vaak heb je als luisteraar geen idee waar de grap heengaat en lijken ze uit de lucht te vallen. Er is niet echt sprake van een rode lijn. Dit komt wat rommelig over, maar stoort niet echt. Meestal (gelukkig niet bij elke grap, sommigen zijn wel degelijk raak) is de uiteindelijke clou van de grap jammer genoeg wel erg makkelijk en erg Amerikaans. Deze Amerikaanse humor staat lijnrecht tegenover de verrassende en scherpe Britse humor staat, het mag allemaal wat pittiger. Mirman staat in Amerika bekend om zijn complexe gewaagde humor, maar dat valt op deze cd tegen. Zijn grappen zijn gelukkig niet complete onzin of platte veilige humor als bij de zoveelste Amerikaanse sitcom. Mirman heeft wel degelijk meer inhoud dan dat, maar er zijn zoveel comedians in Amerika die dit veel beter kunnen, zoals Robert Schimmel en David Cross.

Subjectief

Comedy is erg subjectief en je moet echt van dit soort alternatieve Amerikaanse humor houden. Mirman brengt bizarre observaties uit het dagelijkse leven in de States zonder al teveel samenhang en met hier en daar een bijtende punchline. Voor de gulle schaterlach ben je aan het verkeerde adres, maar hier en daar valt er best wel te lachen. Nou ja, noem het grijnzen. Echt onderscheidend of opvallend is Eugene Mirman niet. Misschien moet je de man live zien om de grappen te ervaren en te kunnen waarderen?

Muziek / Album

Net Lego

recensie: Archie Bronson Outfit - Derdang Derdang

De Engelse band Archie Bronson Outfit is door Mojo genomineerd voor de Best New Act Award die op 6 juni wordt uitgereikt. Misschien een dubieuze eer als je ziet dat de band de nominatie onder andere deelt met het R&B-sterretje Corinne Bailey Rae. Ander genre, laten we maar zeggen. Hun tweede plaat Derdang Derdang is al een tijdje uit, en 8WEEKLY besloot hem dan toch maar de aandacht te gunnen die hij blijkbaar verdient.

Archie Bronson Outfit is onderdeel van het label Domino, waar ook de schotse band Franz Ferdinand haar platen uitbrengt. De band speelt rock ’n roll met een gestroomlijnd en toch rauw geluid. Derdang Derdang verschilt wat dat betreft niet van het debuutalbum Fur: de sound is weinig veranderd.

Swingende klassiekers

Er staan echter op de nieuwe plaat een paar iconisch swingende klassiekers zoals Cherry Lips en Dart For My Sweetheart. Got To Get (Your Eyes) zou met zijn gulzige wanhoop niet misstaan op een Tour of Duty-verzamelaar. Daarna fragmenteert Derdang Derdang in een psychedelische tour de force, waarin de stem van leadzanger Sam Windett haast voortdurend hysterisch naar de uitgang van het nummer lijkt te zoeken.

~

Het primitieve geluid van Archie Bronson heeft een zekere charme, maar op gegeven moment gaat het je tegenstaan: het is hoekig, er gebeurt weinig onverwachts, het klinkt al snel akelig vertrouwd en de ritmesecties en gitaarpartijen van de verschillende nummers zou je als Lego uit elkaar kunnen halen en opnieuw kunnen rangschikken, zonder dat het erg veel verschil zou maken.

Het laatste nummer is een akoestische versie van Dart For My Sweetheart. Het is vooral de plotselinge naaktheid die pijn doet aan je oren. Met alleen akoestische gitaar en zang is het een wezenloos niemendalletje en blijft er niets over van die opzwepende single. Waarom is dit toegevoegd? Vonden ze dit zelf mooi of is het zelfspot over de schijnbare eenvoud van hun muziek? Ik vrees het eerste.

Muziek / Album

Met andere oren

recensie: Pearl Jam - Pearl Jam

Stel je de discografie van Pearl Jam eens voor zonder Ten, dat overweldigende debuut uit alweer 1991. Of liever, stel je een recensie voor van Pearl Jam, zonder dat de recensent in zijn beschouwing de vergelijking legt met dat legendarische album. Lastig voor te stellen, toch? Pearl Jam zelf zal het allemaal een rotzorg zijn. De grungeveteranen gaan onverstoord verder.

Is het eerlijk om iedere keer dat Pearl Jam een nieuwe plaat uitbrengt, deze naast dat overdonderende meesterwerk te leggen? Ja, zegt de altijd sceptische recensent: het is toch een goede graadmeter? Nee, zegt de hondstrouwe fan: Ten was ooit, leer ook eens gewoon naar hun hedendaagse werk te luisteren. Met dit laatste advies in gedachten plaats ik de nieuwe cd, gewoon Pearl Jam genaamd, in mijn cd-speler met het voornemen het woordje Ten achterwege te laten in de beoordeling.

Een goed geoliede rockmachine

~

De eerste track Wasted Life opent furieus, haast punkachtig. Het hakt erin. Vedder klinkt als vanouds, schreeuwend over een muur van gitaren. Nu was hij altijd al een uitstekend zanger, maar net als op voorganger Riot Act lijkt hij nu ook in de stevigere nummers beter controle over zijn stembanden te houden. Tijd om op adem te komen krijgt hij echter niet, want de rest van de band wil graag verder met de krachtige single World Wide Suicide. Misschien moeten we G.W. Bush wel dankbaar zijn, want hij is de grote inspiratiebron achter dit nummer. It’s a shame to awake in a world of pain, what does it mean that a war has taken over? briest Vedder kwaad, terwijl die typisch Pearl Jam-gitaargroove maar voortstuwt. Heerlijk. Pas bij nummer zes, Parachutes, wordt er even gas teruggenomen, maar daarna dendert de goed geoliede rockmachine weer even geïnspireerd verder door een enerverend muzikaal landschap.

Overlevingsdrang

Muzikaal en zeker ook in tekstueel opzicht is dit album, tot en met de enerverende afsluiter Inside Job, dik in orde. De spirit is in ieder geval terug van eigenlijk nooit weggeweest. De wil om te overleven was nu eenmaal altijd al aanwezig. Echt verrast word je misschien niet meer, maar om nu direct te spreken van artistieke stilstand gaat te ver. Zolang je als band nog pareltjes als Come Back weet af te leveren, kun je nog wel even vooruit. Wat een meeslepend nummer is dat. Eerlijk is eerlijk, klassieker Black – van dat album dat ik niet zou noemen – blijft onovertrefbaar, maar dit is er ook eentje om te onthouden.

Pearl Jam vergelijken met Ten – het album komt dan toch ter sprake – is nu eenmaal het gevolg van de tragiek van een debuut van ongekend hoog niveau, waarmee de band een nauwelijks waar te maken verwachtingspatroon heeft gecreëerd. Wie over Pearl Jam praat, zal Ten altijd noemen als niet te overtreffen. Het zij zo. Wie echter met andere oren durft te luisteren, zijn nostalgische gevoelens weet te beperken en bovenmodale gitaarrock op waarde weet te schatten, zal deze succesformatie koesteren als een vriend voor het leven.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Bullet Boy // I'll Sleep When I'm Dead // The Machinist

.

Bullet Boy
(Saul Dibb, 2004 • Indies)

Het voelt enigszins als een verademing: een film over een Londense achterstandswijk, maar dan zonder hippe Cockney-sprekende dieven of blanke arbeidersgezinnen. In Bullet Boy wordt de suburb Hackney bevolkt door immigrantenfamilies zonder geld, werk of toekomst.

~

De achttienjarige Ricky is net vrijgelaten uit de jeugdgevangenis en moet zijn uiterste best doen om niet meteen weer terug te keren. Het straatleven dwingt Ricky in een maalstroom van familieproblemen, vriendendiensten en wraakacties. De problematiek van de ghetto’s is dan misschien een uitgekauwd onderwerp, in Bullet Boy wordt deze op een eerlijke en vooral realistische manier in beeld gebracht. Debuterend filmregisseur Saul Dibb heeft een naam opgebouwd met het maken van documentaires. Resultaat, mede dankzij co-scenarist en ex-Hackneybewoonster Catherine Johnson: een natuurgetrouwe weergave van the hood, echte Hackneys als figuranten en echte huizen als filmset. En natuurlijk helpt het dat hoofdrolspeler Ashley Walters in het echte leven zelf ook een tijdje achter de tralies heeft gezeten. Hij lijkt zich gemakkelijk te kunnen identificeren met zijn rol en speelt met overtuiging, maar redt de film daarmee niet. Misschien komt het door de bekendheid van cast en crew met de ellende van wijken als Hackney, want vanaf het begin is het al vrij snel duidelijk hoe het met Ricky af zal lopen. Goed gemaakt, maar Bullet Boy verrast nauwelijks. (Rutger van der Meij)

I’ll Sleep When I’m Dead
(Mike Hodges, 2002 • Dutch Filmworks)

Mike Hodges was in 1971 verantwoordelijk voor de kille Britse misdaadfilm Get Carter, die de nieuwste filmgeneratie waarschijnlijk alleen kent van de idiote Stallone-remake uit 2002.

~

Hodges oogstte een kwart eeuw later pas weer succes met Croupier, een intrigerende misdaadfilm die in Nederland gek genoeg nooit uitgebracht werd. Daarna koos hij ervoor voort te borduren op zijn oude klassieker: ook I’ll Sleep When I’m Dead is een sobere en volstrekt humorloze film over een wraakactie. Deze keer gaat het rudimentaire verhaal over een in afzondering levende ex-gangster (Clive Owen), die het wereldje weer opzoekt als zijn broer verkracht wordt door een boef (een hele enge Malcolm McDowell) en zelfmoord pleegt. Zwijgzaam en vastberaden gaat hij op zijn doelwit af. I’ll Sleep When I’m Dead is een wrede, nare vertelling die een aantal zwakheden kent: de elliptische vertelstijl aan het begin is nodeloos verwarrend, en de dialogen zijn in sommige scènes bar slecht geschreven. Maar Clive Owen (Croupier, King Arthur, Inside Man) zet een onvergetelijke rol neer als de einzelgänger; hij draagt met gemak een akelige film waar niemand plezier aan zal beleven, maar die wel een doeltreffend portret van een ijskoude wreker geeft. (Paul Caspers)

The Machinist (Special Edition)
(Brad Anderson, 2005 • Paradiso)

Deze luxe uitgave van The Machinist biedt zo’n beetje het basale materiaal dat je er van mag verwachten, behalve een bijdrage van de grootste attractie van de film: de huiveringwekkend uitgemergelde Christian Bale die – zoals altijd – zijn snor drukt voor commentaar.

~

Dus we moeten het doen met enerzijds een intelligent, helder, informatief en vermakelijk audiocommentaar van de regisseur, anderzijds met nauwelijks interessante weggesneden scènes, een matig kijkje achter de schermen en de meest stupide extra optie die voor het medium uitgevonden is: de B-roll. Bale schittert in afwezigheid, maar zijn rol spreekt zozeer voor zich dat de film zich prima herhaaldelijk laat bekijken. Al het extra materiaal werd overigens in buitenlandse edities gewoon aan de ‘normale’ schijf toegevoegd, maar Paradiso koos voor de centjes en brengt voor iets minder geld dan deze prijzige dubbelaar ook een kale editie uit. De film zelf tref je gelukkig in kraakheldere beeld- en geluidskwaliteit aan. (Paul Caspers)

Lees ook de bioscooprecensie van The Machinist.

Film / Achtergrond
special: Waar zijn de sterke vrouwen op het witte doek?

Serviele huissloven

.

In de toekomst kijken is lastig, dus voorspellen of eenieder over tachtig jaar de naam Angelina Jolie nog op de lippen heeft of weet wie Penelope Cruz was, is bijkans onmogelijk. Waarschijnlijk zijn we hen tegen die tijd glad vergeten. Hoe dat komt? Niet alleen door hun acteerprestaties, maar vooral ook door de rollen die ze spelen. Om als actrice onsterfelijk te worden, heb je een speciaal soort rol nodig. De rol van de sterke vrouw. En dan bedoel ik niet een vrouwelijke Rambo of gevatte yup, maar een Sterke Vrouw.

Onoverwinnelijk

Sterke vrouwen zijn er in soorten en maten, maar ze delen een paar eigenschappen. Ten eerste draait de hele film om haar; alle andere personages, van echtgenoot tot geliefde, zijn bijrollen. Ten tweede maakt de sterke vrouw een grondige psychologische ontwikkeling door binnen het tijdsbestek van de film en ten slotte is ze gedurende de hele film het toonbeeld van emancipatie. Dat betekent niet dat de sterke vrouw fysiek of mentaal onoverwinnelijk is, maar ze is in elk geval wel onafhankelijk van mannen.

Om sterke vrouwen op het witte doek of je tv-scherm te bekijken, zul je terug in de tijd moeten reizen, want films met sterke vrouwen zijn alle lange tijd op de vingers van één, hooguit twee handen te tellen: Erin Brockovich misschien, Alien. In veel andere films spelen mannen mee en moet de sterke vrouw haar centrale postie delen. Tijd om terug te gaan dus naar de jaren twintig en dertig van de voorbije eeuw.

Garbo

~


Greta Garbo is een naam die iedereen kent, en zij is bij uitstek een actrice die sterke vrouwen speelde. Niet al deze vrouwen waren sympathiek of van onbesproken gedrag, maar elk van hen is het middelpunt van de film. In de onlangs verschenen Greta Garbo Signature Collection-box zitten acht dvd’s van deze diva en ze allemaal bekijken doet je realiseren dat de vrouwen in de jaren twintig en dertig niet allemaal serviele huissloven waren.

De dvd-box bevat The Flesh and the Devil (1926), The Mysterious Lady (1928), Anna Christie (1930), Mata Hari (1931), Queen Christina (1933), Anna Karenina (1935), Camille (1936) en Ninotchka (1939). Het bekende Grand Hotel (1932) zit er niet bij, net zomin als haar allereerste succes The Torrent uit 1925.

Garbo is eigenlijk helemaal niet bijzonder knap en haar vaste kostuumontwerper Adrian kiest er dan ook vaak voor om zijn leading lady in hooggesloten en seksloze jurken of pakjes te hijsen, waardoor er nog minder aantrekkingskracht van haar uitgaat. En hoewel het Zweedse accent naar believen een Duitse, Russische of Franse komaf moet voorstellen, is ze ook verbaal niet zo sterk. Haar lachjes zijn gemaakt en ze kreunt meer dan ze praat. Waarom ze dan toch zo’n bekende en gewilde actrice is geworden? Vanwege haar ogen. Een Amerikaanse recensent zei over haar dat er in haar grote, heldere ogen misschien niet alle emoties te lezen waren, maar dat er wel een enorme intensiteit in zat. En daarin heeft hij gelijk. Een blik van Garbo is niet te peilen zo diep.

Onmogelijke liefde

Garbo speelt sterke vrouwen zonder daar al te veel nadruk op te leggen. Vaak zijn ze hopeloos verliefd op de verkeerde man en is de liefde praktisch onmogelijk, wat leidt tot veel wanhopige gebaren, wenkbrauwgefrons en triest staren uit het raam. Garbo speelt haar personages op een haast cynische wijze, alsof ze op het ene moment best zonder mannen in het algemeen en haar geliefde in het bijzonder kan, om het volgende ogenblik met verontschuldigend schokschouderen te bekennen dat ze hopeloos aan hem verslingerd is. Voortdurend wordt ze heen en weer getrokken door de ware liefde aan de ene kant en de zekerheid van vastigheid aan de andere.

Toch slaat ze zich door alle liefdesperikelen heen, de ene keer dapper stervend als een engel met een gereinigd geweten, de andere keer weloverwogen de hand aan zichzelf slaand. Garbo’s rollen lijken helemaal geen sterke vrouwen, maar wie beter kijkt, ziet dat haar hoofdpersonen alle touwtjes in handen hebben. Ze beslissen zelf over hun lot en hebben geen man nodig om hen te redden. Dat haar heldinnen in bijna elke film doodgaan, lijkt misschien een ontkenning van het hele idee van de sterke vrouw, maar het gezicht van Garbo spreekt boekdelen. Zij speelt haar rollen met een cynisme dat haar personages onaantastbaar maakt. Als ze voor de trein springt, dan is dat háár keuze – niet het gevolg van een noodlottige liefde.

Bette Davis

~

Hoe anders zijn de sterke vrouwen van een andere onsterfelijk geworden actrice: Bette Davis. Ook van haar films is onlangs een bescheiden verzamelbox samengesteld, met daarin Dark Victory (1939), The Letter (1940), Now, Voyager! (1942) en Mr. Skeffington (1944).

De sterke vrouwen die Bette Davis speelt, passen helemaal bij de tijdgeest van de jaren veertig. Met oorlog in Europa en vele vechtende mannen overzee, moeten de heldinnen van Davis optimisme en geloof in de toekomst uitstralen.

Haar personage is aan het begin van de film een wat naïef jong meisje met een probleem. Gaandeweg de film wordt het probleem steeds groter en het meisje steeds minder jong en naïef. Aan het einde heeft ze een wijze les geleerd en loopt alles toch nog goed af.

Dat lijkt misschien behoorlijk standaard, maar het is de psychologische ontwikkeling van de heldinnen die verbaast, verbijstert bijna. Toegegeven, er zit wel wat damesbladenromantiek in de films, maar buiten dat zijn de personages meer dan realistisch. Wanneer de film is afgelopen, heb je het idee dat je de heldinnen van Bette Davis door en door kent. Een documentaire bij de box vertelt dat de films van Bette Davis meer dan succesvol waren omdat de Amerikaanse vrouwen, met hun mannen op oorlogspad, niet zozeer behoefte hadden aan filmsterren als wel aan vriendinnen: vrouwen op het witte doek die lieten zien dat het leven niet alleen maar glamour was. Dat karakteriseert de films van Davis dan ook.

Spelden in een hooiberg

Terug naar het heden. De onaantastbare, geëmancipeerde vrouw die zich door allerlei problemen heen slaat is ver te zoeken in de Hollywoodproducties van vandaag, en een film die gedragen wordt door één actrice kun je helemaal moeilijk vinden. Waarom toch? Misschien zijn de sterren van nu niet groot genoeg om zulke rollen te spelen. Maar om zo’n grote ster te worden (en te blijven), moet je eerst zulke rollen spelen, dus het lijkt een moeilijk te doorbreken cirkel. Laten we het er maar op houden dat de tijden van toen onbereikbaar ver weg lijken en dat het mooi zou zijn als er weer sterke vrouwen in de bioscoop te vinden waren. Maar vooralsnog zul je het met twee uitstekende verzamelboxen moeten doen.

The Bette Davis Collection en Greta Garbo: The Signature Collection verschenen bij distributeur Warner.