Theater / Interview
special: ROTOR - Rushing Faces

Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade over Rushing Faces

“Als je een omstander raakt… Dan heb je echt een heel groot probleem.” Rushing Faces is een performance city tour door de drukke binnenstad van Utrecht. Hoe ziet dat er uit? En hoe repeteer je dat? Steffen van Zundert sprak daarover met makers Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade van performance collectief ROTOR. In samenwerking met DOX maakten zij Rushing Faces, een nieuwe performance in de publieke ruimte.

Rushing Faces is 30 en 31 maart te zien op Festival Tweetakt in Utrecht

Theater / Voorstelling

Vallende man mist zowel diepte als lichtzinnigheid

recensie: Vallende Man - Internationaal Theater Amsterdam

In Vallende man toont de Franse regisseur Julien Gosselin, door veelvuldig gebruik te maken van de camera, hoe mensen na een traumatische gebeurtenis hun identiteit uit hun handen zien wegglippen. Helaas mist deze voorstelling zowel diepte als luchtigheid.

Met Vallende man maakt de jonge Franse theatermaker Julien Gosselin zijn debuut als gastregisseur bij Internationaal Theater Amsterdam. Gosselin brak door met Les particulaires éliméntaires in 2015, een bewerking van de roman van Michel Houellebecq (die in het Nederlands uitkwam onder de naam Elementaire deeltjes). In 2017 ontving Josselin de prestigieuze Grand Prix de la critique van de Franse theaterpers voor zijn voorstelling 2666, een bewerking van het gelijknamige boek van Roberto Bellaño.

En nu brengt Gosselin wederom een boekbewerking op de planken. Ditmaal Falling Man van de Amerikaanse auteur Don DeLillo, over een man, Keith, die aan het werk is in een van de Twin Towers op 11 september 2001. Hij overleeft de aanslag die die dag plaatsvindt, maar raakt dusdanig getraumatiseerd dat hij het contact met zichzelf, zijn naasten en de wereld om hem heen in de jaren die volgen langzaamaan kwijtraakt.

Live-cinema

Net als de artistiek leider van ITA, Ivo van Hove, heeft Julien Gosselin een theatertaal ontwikkelt waarin live-cinema een grote rol speelt. In Vallende man rekt Gosselin het gebruik van de camera tot het uiterste op. Het grootste gedeelte van de eerste helft en de gehele tweede helft volgen we op een groot scherm. Deze zwart/wit beelden zijn meer dan enkel de opnames van wat er op het toneel gebeurt; de beelden zijn van een bijna filmische kwaliteit en dragen sterk bij aan de melancholische sfeer die het stuk kenmerkt. De camera zorgt daarmee voor veel meer dan enkel een weergave van het toneelbeeld, de camera definieert de voorstelling. Dat brengt ook wel wat mankementen met zich mee. De afstand die wordt gecreëerd tussen de personages en het publiek is, ondanks alle close-ups, enorm. Het theater lijkt zich veel verder af te spelen dan het daadwerkelijk doet, niet in de laatste plaats doordat het toneelbeeld dusdanig vormgegeven is dat personages zich dikwijls in een ruimte begeven die voor bepaalde delen van het publiek niet zichtbaar is.

Verder speelt muziek een belangrijke rol in het creëren van die melancholische, misschien wel verslagen sfeer die dit stuk zo typeert: soms op de achtergrond, rustig maar aanwezig en soms juist zeer luid en opzwepend. Met name de openingsscène begint indrukwekkend. De eerste toren is ingestort, Keith strompelt zich een baan door het neerdalende stof, blik op de camera gericht. De muziek is als een donderstorm. Voor sommigen zal dat wellicht naar effectbejag rieken, maar ik vond het prettig dat Gosselin in deze openingsscène het grote gebaar niet schuwt, en ook de latere luidruchtige intermezzo’s zijn welkome afwisselingen op een voorstelling die soms wel heel erg de rust opzoekt.

Het verlies van identiteit

De voorstelling is fragmentarisch. We krijgen snippers mee uit de levens van Keith (Eelco Smits) en zijn ex-vrouw Lianne (Maria Kraakman), die na de aanslag proberen om de draad weer op te pakken. We zien hoe Keith een affaire aangaat met een andere overlevende van de aanslag en hoe hij zich overgeeft aan het gokken. We zien hoe Lianne les blijft geven aan een klasje van alzheimerpatiënten en de confrontatie aangaat met haar moeder (Chris Nietvelt) over het verleden van haar moeders geliefde, Martin (Hans Kesting). Het fragmentarische karakter is aan de ene kant zeer toepasselijk en verbeeld hoe deze mensen hun gevoel aan coherentie na de aanslag zijn kwijtgeraakt. Het verbeeldt hoe zij zichzelf na dit trauma ervaren: als gebroken identiteiten, als betekenisloze snippers die hun binding met de wereld zijn kwijtgeraakt.

Tegelijkertijd verlang je als kijker ook al snel naar de uitzetting van grotere lijnen, omdat de thematiek hier namelijk om schreeuwt. Want de grote vraag is natuurlijk: waarom koos Gosselin voor een bewerking van juist dit boek, Falling Man? Een boek dat zo nadrukkelijk gaat over zo’n iconische en wereldveranderde gebeurtenis als de aanslagen op elf september. Aanslagen die de inluiding bleken van een ‘war on terror’ en van veelvuldige (jihadistische) terreuracties, die de afgelopen jaren Europa, en zeker Frankrijk, in de ban houden. Wat wil (de Franse) Gosselin met dit stuk zeggen over onze tijd? Welke link wordt er gelegd tussen de Twin Towers, Bataclan en de redactie van Charlie Hebdo? En hoe reflecteert Gosselin met Vallende man op grote eigentijdse kwesties als – ik noem maar wat – jihadisme, alt-right, geweld, racisme of fundamentalisme? Tja, over al die vraagstukken heeft Gosselin wonderlijk genoeg niet zoveel te zeggen. Gosselin behandelt de aanslag bijna als een op zichzelf staande gebeurtenis; als een persoonlijk drama in de levens van Keith en Lianne. Af en toe wordt er nog een bredere thematiek gesuggereerd: Majd Mardo mag in de rol van zich voorbereidende vliegtuigkaper in willekeurig aanvoelende intermezzo’s af en toe moeilijk in de camera kijken (wellicht om het publiek eraan te herinneren dat het leven van een terrorist ook niet over rozen gaat) en Martin blijkt connecties te hebben gehad met de Duitse terrorist Andreas Baader, maar die lijntjes worden nooit bevredigend uitgewerkt. Aan een bredere inkadering van 9/11 doet Gosselin niet, terwijl daarin juist de relevantie van dit stuk had gelegen.

Wat overblijft is het persoonlijk drama. Een drama over mensen die hun identiteit uit hun handen zien ontglippen, het contact met elkaar kwijtraken en zich verliezen in pokeravonden of ruzies met de onderbuurvrouw. Zware kost, waaraan Gosselin weigert om enige lucht te geven: tragische close-ups worden afgewisseld met moeizame overpeinzingen. Nee, veel te lachen valt er niet in deze voorstelling. Zo mist Vallende man zowel diepte als lichtzinnigheid.

Boeken / Non-fictie

Vol overgave

recensie: Sue Prideaux - Ik ben dynamiet

De veelgeprezen Nietzsche-biografie Ik ben dynamiet van Sue Prideaux is nu vertaald in het Nederlands. Dit werk is alles wat een Nietzsche liefhebber zich wensen kan: een prachtige kijk in het persoonlijke leven van Nietzsche, naadloos vervlochten met een uitgebreide uiteenzetting van zijn denken en werken.

Friedrich Nietzsche is één van de bekendste filosofen van de 19e eeuw. Bij het grote publiek staat hij bekend als de filosoof met de hamer, omdat hij alles wat filosofen vóór hem hebben bedacht aan diggelen slaat. Vanuit dat niets bouwt hij zijn filosofie opnieuw op. Een filosofie die helemaal niet pessimistisch of negatief tegenover het leven staat (ook zo staat hij bij het grote publiek bekend), maar waar juist zoveel levensliefde vanaf spat dat het alles wat dat leven inperkt verafschuwt.

Even Nietzsche zijn

Ik ben dynamiet is veel meer dan een biografie. Het is een volledige inleiding op alles wat met Nietzsche te maken heeft, op zijn volledige levensloop, al zijn relaties, alle plekken waar hij tijd heeft doorgebracht, alle gedachten die hij op die plekken deelde met anderen en alle boeken, geschriften en brieven die hij schreef gedurende zijn leven. Maar het grootste verschil met andere biografieën is dat Ik ben dynamiet leest alsof Nietzsche het boek zélf heeft geschreven. En eigenlijk gaat het zelfs nog verder, het is alsof je door het boek te lezen in zijn hoofd kruipt. Alsof je even Nietzsche wordt, zijn gedachten ziet alsof het je eigen gedachten zijn.

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven dat niet snel geëvenaard zal worden. Ze ontdoet Nietzsche van alle valse beschuldigen aan zijn adres (dat hij antisemiet zou zijn, dat hij vrouwen zou haten, dat hij nationalistisch zou zijn), van alle valse vooroordelen (dat hij alleen maar alles kapot sloeg en zelf niks nieuws bedacht) en geeft hem weer de ruimte om te zijn wie hij was: een menselijk genie, geplaagd door lichamelijke ongemakken, emoties en onbeschrijfelijk diepe en revolutionaire gedachten.

Professor Nietzsche

Nietzsche leefde met grote snelheid. Wellicht had dat te maken met het sterven van zijn vader op jonge leeftijd, wat Friedrich in één klap dé man van het gezin maakte. Zowel zijn moeder als zijn zus keken tegen hem op en zagen in hem hun heil voor de toekomst. Toen Nietzsche student filologie en pas 24 jaar oud was kreeg hij in Bazel de leerstoel filologie aangeboden. Om professor te worden moet je eerst de doctorsgraad behaald hebben, maar ze wilden in Bazel zo graag dat Nietzsche het ambt zou bekleden dat ze hem deze graad cadeau gaven. Dit aanbod was uitzonderlijk en komt voort uit het enthousiasme van één van zijn docenten, die Nietzsche voordroeg. Nietzsche werd de jongste professor ooit aan de universiteit van Bazel. Er stond wel iets tegenover: Nietzsche moest zijn Pruisische nationaliteit opgeven om te voorkomen dat hij opgeroepen zou worden voor dienstplicht. Dit deed hij, maar de Zwitserse nationaliteit kreeg hij nooit, hij bleef dus zijn verdere leven stateloos (iets wat hem als ‘kosmopoliet’ en zelfbenoemd Europees burger niet zou deren).

Wagner en muziek

Een belangrijk element in Nietzsches leven en dus ook in Ik ben dynamiet is zijn vriendschap met Richard Wagner. Nietzsche bracht nagenoeg al zijn vrije tijd door in Tribschen, het huis van Wagner en zijn vrouw Cosima aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Keer op keer keert de lezer samen met Nietzsche (of eigenlijk: als Nietzsche) terug naar Tribschen. Wagner en Nietzsche waren beiden groot fan van Schopenhauer, die met zijn pessimistische filosofie een welkom alternatief was voor het christelijke conservatieve gedachtegoed van Immanuel Kant en Pruissen. Hun gedeelde liefde voor muziek sloot naadloos aan op het denken van Schopenhauer, die de muziek de enige kunst noemde die ‘bij machte was de waarheid over het wezen van het bestaan zelf te onthullen’. Zingend en filosoferend beklommen ze regelmatig samen de berg Pilatus. De ontwikkeling van Nietzsche van filoloog tot filosoof gaat stapsgewijs en hand in hand met het uit elkaar groeien van de goede vrienden.

Nietzsche als filosoof

Prideaux laat zien hoe Nietzsche als filosoof door zijn boeken en standpunten steeds meer mensen tegen zich in het harnas jaagt, waaronder zijn zuster Elisabeth (bijnaam: lama). Zijn moeder en zus – en ook de jonge Friedrich zelf trouwens – hadden altijd gedacht dat Nietzsche dominee zou worden, net als zijn vader. Toen Nietzsche openlijk kritiek begon te uiten op het christelijke geloof namen zij dat hem niet in dank af. Ondanks dat bleef zijn moeder hem zijn hele leven trouw en hielp hem waar nodig, voor zover dat kon als alleenstaande vrouw.

De relatie met zijn zus verliep anders. Ook hier neemt Prideaux je mee in het leven van Nietzsche alsof je het zelf beleeft. Als kind zijn broer en zus dol op elkaar maar deze relatie verbrokkelt stukje bij beetje wanneer Nietzsche steeds meer van zijn filosofie ontwikkelt. Elizabeth wordt openlijk nationaalsocialist en begint samen met haar man een kolonie in Zuid-Amerika. Broer en zus breken met elkaar. Ondanks dat weet Elizabeth als ze weer terug is de voogdij over haar broer te krijgen wanneer deze geestesziek wordt. Terwijl hij nog leeft richt ze een Nietzsche-archief op. Alle teksten die haar in een kwaad daglicht zetten vernietigt ze, passages uit boeken waar ze niet achter staat schrapt ze. Wanneer de geesteszieke Nietzsche op een bovenkamertje zijn laatste dagen uitzit laat ze geïnteresseerden betalen om hem te zien.

Nietzsche misbruikt

Prideaux eindigt Ik ben dynamiet met een duidelijke en erg pijnlijke afrekening met diegenen die Nietzsche het meest hebben misbruikt: zijn zus en de nazi’s. Elisabeth Nietzsche zorgde ervoor dat een stuk van Mussolini werd opgevoerd in Weimar en een jaar later ontmoette zij Adolf Hitler (toen al kanselier) die haar een bos rode rozen gaf. Het Nietzsche-archief kwam in handen van de nazi’s ‘die bij de formulering van de filosofie van hun partij een beroep deden op Nietzsche’.

Een andere bekende naam die de ‘meest vergiftigende invloed op de manipulatie van Nietzsches ideeën’ had was Oswald Spengler. Spengler gebruikte Nietzsches woorden zoals Übermensch zo dat ze strookten met zijn nationaalsocialistische idee van het sociaal-darwinisme: de misbruikte evolutietheorie van Darwin die goedkeurde dat grote groepen ‘ondergeschikten’ niet zouden voortleven in het belang van de soort. Met het sociaal-darwinisme werd de Endlösung van een zogenaamd wetenschappelijk en dus ‘rechtvaardig’ sausje voorzien. Het feit dat veel mensen vandaag de dag Nietzsches Übermensch nog altijd verbinden aan de verwerpelijke filosofie van nazi-Duitsland toont hoe succesvol de manipulatie en het misbruik van Nietzsches filosofie is geweest. Het feit dat Oswald Spengler vandaag de dag door sommigen (zoals aanhangers van de alt-right beweging) gezien wordt als een onterecht opzijgeschoven denker is alarmerend.

Ik ben dynamiet

Nietzsche leefde snel en greep elk moment dat hij niet geplaagd werd door pijnen of slechtziendheid aan om te schrijven. Hij reisde heel Europa door naar plekken waar hij kon werken en naar mensen met wie hij kon filosoferen. In Ik ben dynamiet spat de gedrevenheid van de bladzijden. De verandering in schrijfstijl van stijfjes en langdradig naar korte aforismen is als lezer volkomen logisch en duidelijk te volgen. Hij leek haastig om zijn gedachten zo duidelijk mogelijk op papier te willen knallen, alsof hij wist wat in het verschiet lag. Het zo veel mis geïnterpreteerde amor fati waar Nietzsche bekend om staat geeft blijk van deze levenslust. Het zou Nietzsche maken tot een nihilist die het leven verafschuwd. Wat bedoelde hij er dan mee? Van niks te willen dat het anders is, een volledige omarming van het leven.

Ook het steeds slechter worden van zijn lichamelijke gezondheid die hand in hand lijkt te gaan met de steeds grotere ontwikkeling van zijn geest ontvouwt als een tragische maar logische levensrichting voor deze fascinerende filosoof. ‘Ik ben geen mens, ik ben dynamiet!’ lijkt hij haast te roepen in Ecce homo. Nietzsche geloofde dat hij de mensheid kon bevrijden van haar kortzichtigheid en onderdrukkende moraliteit. En dat zou niet zonder herrie gaan, maar met een knal zoals van ontploffend dynamiet!

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven. Een aanrader voor iedereen, zonder uitzondering. Ontzettend leerzaam, intrigerend, meeslepend en vermakelijk. Een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

BlackBottleRiot_RipoffRaskolnikovBand_MattAnderson
Muziek / Album

Blues om breed te horen

recensie: Bluesupdate volume 9
BlackBottleRiot_RipoffRaskolnikovBand_MattAnderson

In deze negende editie van de bluesupdate aandacht voor albums van onbekende bekenden; acts die in kleine kring soms al behoorlijk wat waardering wisten op te bouwen. Voor sommigen van hen is de tijd nu rijp om buiten die kring gehoord te worden.

Southern rock uit Nijmegen is een voorbeeld van zo’n onverwachte combinatie. En wie zou er bij blues-rock gedacht hebben aan een singer-songwriter uit Oostenrijk? Een blues-artiest uit Canada klinkt dan al een stuk aannemelijker. Ze komen in deze editie alle drie aan bod om even de verdiende aandacht op te roepen.

Black Bottle Riot

De Nijmeegse formatie Black Bottle Riot heeft het kwartet compleet met het verschijnen van het album Fire. Ze bouwden met de voorgaande albums aan een stevige reputatie, maar mochten nog niet echt doorbreken. Hopelijk gaat daar met het verschijnen van dit vierde album verandering in komen. De band bedient zich van (blues-) rock waarbij de zang doet denken aan Southside Johnny en Alex Harvey.

Het album geeft plaats aan een aantal fraaie ballads, maar trapt pittig af met het titelnummer ‘Fire’. De pracht zit hem echter in het derde nummer van het album. ‘Spirit Talker’ opent met een achteloos fluitje om over te gaan in een prachtige ballad die zich na anderhalve minuut werkelijk in alle glorie ontvouwt en na vierenhalve minuut zelfs feestelijk uitpakt. Dit is het echte prijsnummer van dit album, dat verder nergens slappe momenten kent. Het kwartet weet de negen composities te smeden tot een album dat uitnodigt om herhaaldelijk rondjes te laten maken in de cd-speler. Naast het rock-‘n-roll-imago dat de band tot op heden opbouwde, mogen we ze nu ook scharen in de hoek van de ballads. De band bewijst met Fire van meer markten thuis te zijn. Ze zullen hun schare fans flink weten te vergroten door het brede pallet aan stijlen op dit album dat desondanks toch als een eenheid klinkt.

 

Ripoff Raskalnikov Band

Oostenrijk staat niet bekend als een muziekland wat wij vaak tegenkomen, laat staan in de hoek van de blues-rock. Toch komt Ripoff Raskalnikov Band uit het genoemde land en heeft het met Small World een prestatie geleverd die door de goede muziekwinkels opgepakt zal gaan worden. Bij mijn laatste winkelbezoek kwam ik hen zowaar tegen als een van de tips van dit moment en ik kan zeggen dat dat meer dan verdiend is.

De band beweegt zich rond het muzikale gebied van countryrock met een scheut blues. Raskalnikov trekt direct de aandacht door zijn bijzondere, gruizige stemgeluid. Als je daarvan houdt is de eerst stap succesvol gezet om te genieten van dit album. Zijn doorwrochte stem, songschrijvers talent en gevoel voor detail in de uitvoering komen optimaal tot zijn recht in de rockballad ‘Blue Afternoon’. ‘People’ kent een reggaeritme, wat een bijzondere verrassing oplevert op dit album. Reggae wordt hier versneden met rock, pop en singer-songwritertalenten, waardoor de song als een natuurlijke eenheid in het warme bed van het album past. Het is weliswaar een stijlbreuk, maar heeft toch genoeg verbinding naar de rest van de liedjes. Met ‘So Much Water’ tapt Raskalnikov opnieuw uit een diepgravend balladvaatje. Daarnaast heeft dit nummer een klanktint die je zo zou kunnen plotten op een uitvoering van een Springsteen-album. Het zou een enorm compliment zijn als deze grootheid dat liedje eens als cover zou spelen. De liefhebber van dit soort muziek weet nu genoeg.  Small World is verplichte kost, zou ik zo zeggen!

 

Matt Andersen

De Canadees Matt Andersen heeft een verschijning die indruk maakt. De enorme body van Andersen draagt bij aan zijn krachtig stemgeluid. Zijn uitzinnige manier van performen, zoals hij dat gewoonlijk live ten tonele voert, weet hij opnieuw prima vast te leggen in de studio. Inmiddels timmert Andersen zo’n twintig jaar aan zijn carrière en is hij binnenkort dan ook een keer niet te zien op een klein podium, maar op het geweldige Tivoli Vredenburg in Utrecht. Met Halfway Home by Morning brengt Anderson andermaal een album dat voor de fans een feest der herkenning is. Voor een nieuweling zal het honger oproepen naar wat deze man allemaal hiervoor heeft gemaakt. Sinds het debuut in 2008 is dit zijn vijfde studioalbum waarnaast nog een live-registratie is verschenen.

Het album herbergt vele fijne nieuwe composities. ‘Something To Lose’ zingt Andersen samen met Amy Helm, de dochter van The Band’s drummer Levon Helm. De stemmen kleuren prachtig bij elkaar. Verder kenmerkt het album, dat geproduceerd is door Steve Dawson, zich door de samenwerking met een rijk palet aan muzikanten. Hierdoor komen de liedjes van Andersen door een keur aan aan co-writers en medemuzikanten tot een rijke vertolking. We horen niet alleen de gitaren van Andersen, maar ook Dawson speelt mee op diverse instrumenten. Een fraaie koperblazerssectie geeft vele liedjes een extra dimensie. Andersen gaat met het album Halfway Home by Morning zeker nieuwe fans scoren. Mij heeft hij opnieuw overtuigd van zijn talent en kunde.

Theater / Voorstelling

Een aangrijpende containervoorstelling over suïcide

recensie: GAME OVER - Toneelgroep Oostpool / Theater Sonnevanck

Een meisje van zeventien heeft zelfmoord gepleegd en twee van haar vrienden proberen te begrijpen wat er is gebeurd. GAME OVER is een toneelstuk voor jongeren vanaf veertien jaar, gespeeld door drie jonge acteurs in een omgebouwde truck waar we met zestig bezoekers in passen. Het resultaat is zowel prachtig als pijnlijk.

GAME OVER is geschreven door Magne van den Berg en geregisseerd door Timothy de Gilde. De Gilde heeft al een aantal trailervoorstellingen voor jongeren gemaakt en daarvoor zowel een Gouden als Zilveren Krekel ontvangen.

Het is koud in de trailer, we zien een smalle bank over de hele breedte van de ruimte en daarboven ramen die open kunnen. Een jongen en een meisje praten over El, die zelfmoord heeft gepleegd. Waarom deed ze dat, verdomme? Ja, ze was de laatste tijd vaak somber en teruggetrokken, wie is dat niet af en toe? Moet je dan meteen dood?

Schuld

Het is wat mensen doen als iemand uit hun midden heeft besloten te stoppen met leven: zich afvragen, waarom? En ook: is het mijn schuld? Had ik beter moeten kijken? Had ik wèl de telefoon op moeten nemen in plaats van door te gaan met gamen? Zou ze dan misschien nog leven? Joep (Paddenburg) en Ayla (Satijn) – de acteurs houden hun eigen namen – praten, ruziën, kijken terug, troosten elkaar en proberen te begrijpen wat er is gebeurd met El (Ellie de Lange). ‘Zelfhaat’ zegt Ayla.‘Te perfectionistisch’ zegt Joep. Ze was mooi maar dat zag ze zelf niet, ze was slim maar vond zichzelf niet slim genoeg, ze was creatief maar vond het maar niks wat ze deed.

El klimt door het raam van de truck, streelt beiden, ze lacht, ze is gelukkig nu ze dood is. Ze voelde zich toen ze nog leefde zo alleen, zo onbegrepen – zelfs bij Joep en Ayla. Dat werd steeds erger. En wat ze las op Instagram en Snapchat hielp niet bepaald. Daar zag ze enkel mensen wier leven AWESOME! is, met wie het WOW! gaat. ‘Waarom moet iedereen zo schreeuwen?’ verzucht El. ‘Waarom mogen we niet praten over somber zijn?’ vraagt Ayla.

Worstelen

Ayla is een hartveroverend personage gespeeld door een Vlaamse warmbloedige actrice. Ze is een aardse oervrouw, zo ongeveer het tegenovergestelde van El, vol levenslust en wijsheid en kapot van verdriet dat El er niet meer is. ‘Als jij eens wist hoeveel mensen jij pijn hebt gedaan zou je opnieuw zelfmoord plegen!’ roept ze en moet dan van schrik zowel lachen als huilen. Het is het mooiste moment van de voorstelling, barstend van emotie en toch heel licht.

Indrukwekkend om deze twee jonge mensen te zien worstelen met de pijn van een onbegrijpelijk en groot verlies en de onzekerheid over hoe nu verder te leven. Prachtig hoe het stuk in elkaar zit: de rake tekst, de intimiteit van de trailer, de mooie muziek van Wessel Schrik en de moed vooral om dit te maken.

‘Ik blijf leven, hoeveel shit er soms ook is’ zegt Ayla en ze spreekt met Joep af dat ze vanaf nu alleen maar ‘ja’ zullen zeggen op alles. Of dat haalbaar is lijkt een tweede.

GAME OVER is een stuk voor jongeren en wordt vooral gespeeld op scholen, maar kan ook af en toe ook door volwassenen worden gezien. En volwassenen zouden het ook zeker moeten zien, want dit gaat over ons allemaal.

Piero Manzoni Merda d'Artista n. 63 1961 Fondazione Piero Manzoni Milano Foto Agostino Osio
Kunst / Expo binnenland

Verkreukelde lakens en oneindige dieptes

recensie: Piero Manzoni - Manzoni in Holland
Piero Manzoni Merda d'Artista n. 63 1961 Fondazione Piero Manzoni Milano Foto Agostino Osio

Een ballon opblazen of in een blikje poepen en je adem en uitwerpselen verkopen. Een sokkel omgekeerd op de grond plaatsen en het als ‘Sokkel van de wereld’ bestempelen. Het is slechts een greep uit het bijzondere oeuvre van de Italiaanse kunstenaar Piero Manzoni (1933-1963). Een deel daarvan is nu te zien in het Stedelijk Museum Schiedam. Het kleine museum zet een grootse tentoonstelling neer: zonder spot en met oog voor esthetiek.

‘Manzoni in Holland’ beslaat vijf zalen en drie verdiepingen. In de introductietekst lees je dat de focus ligt op de ontwikkeling van het kunstenaarschap en de invloed op kunstenaars nadien. De eerste zaal maakt al duidelijk hoe uitgebreid die invloed (en wisselwerking) was.

Piero Manzoni Base Magica. Scultura Vivente 1961 Fondazione Piero Manzoni Milaan

Piero Manzoni, Base Magica. Scultura Vivente, 1961. Fondazione Piero Manzoni, Milaan.

ZERO

Zo zie je aan de wand onder andere werken van Jan Schoonhoven, Yves Klein en Agostino Bonalumi. Het zijn allemaal kunstenaars die verbonden waren aan ZERO, een internationale kunstbeweging waarin het individu steeds minder belangrijk werd en de puurheid van licht, beweging en kleur centraal stond.

Het werk van Bonalumi illustreert goed hoe daarnaast de aandacht voor voorstelling naar die voor materiaal verschoof. Bonalumi heeft zijn verf rondom buizen geboetseerd, waardoor een soort maanlandschap met kraters ontstaat. Van Yves Klein is een totaal ultramarijn blauw doek tentoongesteld. De kleur werd voor het eerst gemengd door Klein en heet sindsdien International Klein Blue (IKB).

Achromes

Piero Manzoni Achrome 1958 Collectie Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam Foto Studio Tromp

Piero Manzoni, Achrome, 1958. Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam. Foto: Studio Tromp.

Klein’s doeken in slechts één kleur, inspireerden Manzoni tot het maken van Achromes. Het zijn compleet witte doeken, die in tegenstelling tot de meditatieve werking van het IKB, eerder neutraliseren. De Achromes zijn samengebracht in één zaal, die jammer genoeg niet een eenduidig witte kleur heeft. Hier is te zien hoe Manzoni experimenteerde met variaties, zo zijn er witte werken die doen denken aan verkreukelde lakens en ogenschijnlijk aaibare doeken waaruit glaswol steekt. Andere kunstenaars, waaronder Schoonhoven, maakten later ook Achromes. Manzoni bestempelde Schoonhovens werk als ‘witter’ en in Nederland mocht Schoonhoven zijn werken restaureren.

Na de Achromes zijn in Manzoni’s werk steeds duidelijker de grondslagen van de conceptuele kunst te herkennen. Hij maakte niet alleen van het eten van gekookte eitjes kunstbeleving, maar verkocht ook kokers met daarop een omschrijving van het werk erin. Daarnaast ontwierp hij een sokkel waar bezoekers op konden staan om zo zelf een kunstwerk te worden. De eitjes zijn te zien in een filmpje, de sokkel is opgesteld.

Contemplatie en pindakaas

De opstelling is ruim, in de gehele tentoonstelling, maar vooral ook in het conceptuele gedeelte. Het geeft de bezoeker de rust om na te denken, bijvoorbeeld over Space Sculpture (1971) van Marinus Boezem. Hier zijn twee spiegels met de spiegelende kant tegen elkaar aangezet. Het is moeilijk om je de oneindige diepte voor te stellen die tussen de twee spiegels in ontstaat.

Wim T Schippers bij zijn Pindakaasvloer Foto Aad Hoogendoorn

Wim T. Schippers bij zijn Pindakaasvloer. Foto: Aad Hoogendoorn.

Voor contemplatie is echter weinig tijd in de laatste zaal, op de zolder van het museum lijkt alles te exploderen. Hier vermengen zich de indringende geur van pindakaas, het ratelende geluid van een oude projector en de intense ademstoten van Ulay en Abramovich. De eigenaardige ruimte met zijn houten balken en schuin aflopende wanden leent zich perfect voor kunstexperimenten als de pindakaasvloer van Wim T. Schippers of een filmpje getiteld How Van Elk inflates his left foot with his right one. Het laat zien hoe Manzoni onderdeel uitmaakte van een groter geheel en hoe hij anderen inspireerde.

Het bieden van overzicht en het tonen van het grotere geheel is de kracht van ‘Manzoni in Holland’. Daarbij is er in de tentoonstelling veel aandacht voor de esthetiek van het werk van Manzoni en cohorten. De kunst krijgt de ruimte en de Achromes, die voor het grootste gedeelte bij elkaar zijn geplaatst, ontlenen kracht aan elkaar. Het enige wat eigenlijk opvallend ontbreekt is een politieke of geschiedkundige inbedding. Waar reageerden deze kunstenaars op? Waar zetten ze zich tegen af? Bevroeg Manzoni de legitimiteit van kunst? Bekritiseerde hij het consumentisme? Het zijn vragen die onbeantwoord blijven, maar het feit dat ze bij je opkomen na je bezoek aan ‘Manzoni in Holland’ bewijst ook dat de tentoonstelling nieuwsgierig maakt naar meer.

Theater / Voorstelling

Decadent geflikflooi in een zeer geslaagde musical

recensie: Nederlandse Reisopera – A Little Night Music

Met A Little Night Music van Stephen Sondheim bewijst de Nederlandse Reisopera wederom dat opera en musical heel goed hand in hand kunnen gaan.

Het zijn goede tijden voor Sondheim-liefhebbers. De afgelopen seizoenen hebben kleinere producenten musicals als Putting it together, Into the Woods en Sweeney Todd opnieuw op de planken gebracht. De laatstgenoemde is in 2014 ook al door de Nederlandse Reisopera opgevoerd. Daarmee had het operagezelschap als een van de eersten de stoute schoenen aangetrokken en opera en musical met elkaar verenigd. Gelukkig doet de Reisopera dat nu andermaal met A Little Night Music.

In Amerika is A Little Night Music door zowel musicalproducenten als operagezelschappen opgevoerd. Dat is niet gek, gezien de complexe muziekpatronen in bijvoorbeeld The Miller’s Son, de polyfonie in een nummer als Soon en het geweldige A Weekend in the Country en de extreme variaties in de toonhoogtes, die zowel de mannen- als vrouwenrollen erg uitdagend maken. In Nederland is deze musical nog nauwelijks opgevoerd. Hoe onterecht dat is maakt de Nederlandse Reisopera met deze productie goed duidelijk.

Een romantische komedie met een wrange ondertoon

De musical is gebaseerd op Ingmar Bergmans film Smiles of a Summer Night (1955) en speelt zich af binnen de Zweedse elite aan het begin van de twintigste eeuw. Centraal staan de liefdesperikelen van verschillende koppels. De spil in dit spel van verlangen is Desiree Armfeldt (Susan Rigvava-Dumas), een tweederangs actrice die in het verleden een relatie met advocaat Frederik Egerman (Paul Groot) heeft gehad. Frederik is inmiddels getrouwd met de ruim dertig jaar jongere Anne (Laetitia Gerards). Wanneer Frederik en Desiree elkaar treffen in het theater – zij als actrice, hij als toeschouwer – slaan de vonken weer over. Tegelijkertijd heeft Desiree ook een affaire met de getrouwde graaf Carl-Magnus (Hadleigh Adams). Deze machoman is zo ijdel dat hij niet doorheeft dat zijn vrouw Charlotte (Jessica Aszodi) al weet heeft van de affaire en stiekem haar eigen strategieën inzet om die te dwarsbomen. Tijdens een weekend weg op het landgoed van Desirees moeder wordt iedereen met elkaar geconfronteerd en raken de driehoeksverhoudingen op gespannen voet.

Niet voor niets laat Sondheim, met al die driehoeksverhoudingen, de driekwartsmaat in de muziek steeds naar voren komen. Daardoor ontstaat een mooie combinatie van mazurka’s, walsen en gigues.  Maar dat is niet Sondheims enige verdienste. Op het eerste ogenblik lijkt A Little Night Music een romantische komedie over het geflikflooi van de Zweedse bovenklasse. Heel subtiel heeft Sondheim een wrange ondertoon in zijn muziek verwerkt. Ballades als Every Day a little Death en zijn meest bekende Send in the Clowns laten schrijnend zien dat de personages (met name de vrouwen) evengoed beseffen dat hun (liefdes)levens lang niet zo frivool zijn.

Een eerbetoon aan Sondheim

De musical wordt in het Engels opgevoerd. Dat is zowel een verdienste van de Nederlandse Reisopera als een eerbetoon aan Sondheim. Nu wordt er volledig rechtgedaan aan het eigen karakter van Sondheims muziek. Dit vraagt echter wel wat van zowel het publiek als de spelers. Bij vlagen komt de ironie en humor niet altijd goed naar voren, daarbij ook niet geholpen door het fin de siècle-Engels. Maar dit gebeurt slechts blij vlagen. Los daarvan leveren de spelers stuk voor stuk een indrukwekkende prestatie. Paul Groot doet niet onder voor de operazwaargewichten van de cast. Zijn timing is erg goed. Zonder problemen verweeft hij mimiek, spel en zang met elkaar. De Nederlandse musicalactrice Susan Rigvava-Dumas heeft in het buitenland al een indrukwekkend repertoire opgebouwd. Hopelijk zal zij vaker in Nederlandse producties te zien zijn. Send in the Clowns is al door talloze grootheden als Barbra Streisand en Judy Collins gezongen, maar Rigvava-Dumas’ interpretatie is van een soortgelijk niveau. Ze houdt de ballade klein, zuiver en bovenal kwetsbaar. De ontdekking van de avond is de talentvolle Sanne Franssen, die overtuigt als de ietwat geile dienstmeid Petra. Ze is grappig zonder clownesk te worden en krijgt met The Miller’s Son een van de moeilijkste nummers voor haar kiezen. The Miller’s Son is een sadistische woordenbrij van alliteraties en een flinke dosis humor. Met al die acrobatiek lijkt Franssen geen problemen te hebben. Uitspraak, timing, humor, Franssen past alles indrukwekkend toe.

Ook het feit dat de musical prachtig begeleid wordt door het Gelders orkest zorgt ervoor dat Sondheim uitgevoerd wordt zoals Sondheim uitgevoerd zou moeten worden. Waar een orkest steeds minder vanzelfsprekend is in grote musicalproducties, laat de Nederlandse Reisopera zien wat de toegevoegde waarde van zo’n mooi orkest is. Daarmee is A Little Night Music niet alleen een ode aan Sondheim, maar ook aan musical en opera in het algemeen.

Theater / Interview
special: BERG&BOS - In Vrede

Eva Line de Boer en Maurits van den Berg over ‘In Vrede’

Steffen van Zundert sprak regisseur Eva Line de Boer en acteur Maurits van den Berg over de voorstelling In Vrede van BERG&BOS. In Vrede is een mozaïekvertelling over de littekens van de Tweede Wereldoorlog en hoe die ook nu nog van invloed zijn op onze samenleving.

 

Boeken / Non-fictie

Drie compacte boeken van eigen bodem

recensie: Wat is geluk? - Maarten van Rossum & Nederwonderland – Lulu Wang & Een os op het dak – Thea Derks

In deze eerste editie van Drie compacte boeken aandacht voor drie totaal verschillende boeken. Wel zijn ze alle drie van Nederlandse bodem. Twee bekende schrijvers en één onbekende passeren de revue.

In een beperkt aantal pagina’s vertellen wat je te zeggen hebt is misschien wel een even grote uitdaging als een omvangrijk boek schrijven. De lezer brengt slechts korte tijd met je boekje door. Het is een flinke opgave om hem in die tijd te boeien. Je hebt weinig ruimte om je boodschap mee te geven of een verhaal te vertellen dat voldoende zeggingskracht heeft om de lezer te raken.

In deze drie compacte boeken is het de schrijvers gelukt.

Wat is geluk? – Maarten van Rossum

Maarten van Rossum schrijft in zijn boekje Wat is geluk? vooral over wat hem geluk schenkt. Het is geenszins bedoeld als een beschrijving van wat in het algemeen geluk inhoudt. Dit in tegenstelling tot wat de titel (enigszins) suggereert..

Van Rossum schept genoegen in wandelen, museumbezoek en lezen, om maar een paar activiteiten te noemen. Hij neemt afstand van het verzamelen van spullen, wat in het algemeen geldt als niet gelukkig makend. Op die uitspraak komt hij overigens tegen het einde van het boekje terug. Een beetje verzamelen van hebbedingetjes schenkt hem wel degelijk geluk.

Wie op zoek is naar een handboek tot het verkrijgen van geluk kan beter een ander boek lezen. Daar is een werk als De logica van geluk van Mo Gawdat geschikter voor. Maar dat is dan wel een doe-boek.

Wie op zoek is naar een verhaal over wat Van Rossum geluk brengt en ontspannen wil lezen en consumeren heeft aan dit korte relaas een aangenaam schrijven. Het is licht verteerbaar maar heeft relatief weinig om het lijf. Het lezen is zeker wel aangenaam en ik hoorde bij het lezen de stem van Van Rossum in mijn hoofd. Dat laatste is niet verwonderlijk als je leest dat hij liever spreekt dan schrijft.

Nederwonderland – Lulu Wang

In Nederwonderland geeft Lulu Wang ons als Nederlanders een kijkje in onze eigen belevingswereld, zoals iemand die ervaart die kennismaakt met ons land. Wat wij heel gewoon vinden is voor een integrerende medelander soms vreemd of typisch.

Wang werd geboren in Beijing en verhuisde op haar vijfentwintigste naar ons land. Wij maakten op grote schaal kennis met de schrijfster via haar debuutroman Het Lelietheater. Nu, vele jaren later, houdt ze ons een spiegeltje voor.

Een land vol met lange mensen. Een land waar water een belangrijke rol speelt. Het leven met de kust maar vooral ook de koude. Het land waar we houden van klein houden en gewoon doen. Het land vol met handelaren en zuinigheid. De sociale gedachte van onze samenleving. De speciale band tussen Nederlanders en Belgen. De prachtige, bijzondere steden naast Amsterdam, zoals Groningen en Maastricht. De verhoudingen zoals wij die kennen tussen mannen en vrouwen. De zelfstandigheid van de vrouw in onze samenleving. Ons omgaan met ruimte, het maken van polders en de hokjesgeest. Onze taal in het zeggen en schrijven waarin woorden voorkomen die voor ons heel belangrijke onderwerpen aangeven, zoals gezellig, heerlijk, het ‘ik houd van jou’ en het bijzondere van de provincie Zeeland.

Naast al deze bespiegelingen kent het boek vele tekeningen en afbeeldingen. De tekst blijft steeds compact.

Ze schrijft over het tegelijkertijd groot en klein zijn van Nederland, maar ook over het succes van Nederland. Voor iedere geboren Nederlander is Nederwonderland een boek dat echt de moeite waard is om te lezen. We zijn niet alleen bijzonder omdat we pindakaas en hagelslag eten. We zijn op veel gebieden zoveel anders dan anderen. Daar mogen we best zuinig op zijn en we mogen best onze eigenheid bewaren.

Wang schetst ons een mooi, vermakelijk en eigenlijk ook goudeerlijk beeld.

Een os op het dak – Thea Derks

Een os op het dak kreeg als ondertitel mee: Moderne muziek na 1900 in vogelvlucht, wat de inhoud van het boek van Thea Derks goed omschrijft. In de 104 pagina’s neemt Derks de lezer mee aan de hand van de ontwikkeling van de moderne muziek na 1900. Denk daarbij niet aan popmuziek of andere lichte muziek, maar aan hoe de klassieke muziek zich in dat tijdvak ontwikkelde.

Een boek vol met jaartallen en namen. Wie niet thuis is in deze muzikale wereld moet vooral deze jaartallen en namen links laten liggen en zich focussen op de ontwikkeling. Slechts enkele namen lichten dan op tussen de vele onbekende namen. Namen die wel bekend zijn, zijn Philip Glass, Yoko Ono en Ludovico Einaudi, om er maar een paar te noemen die mij opvielen.

Het boek schetst een beeld van hoe componisten worstelen met het genre dat serieuze muziek genoemd wordt. Het worstelen van klassieke toonladders naar atonale muziek. Het worstelen met geluiden van niet-conventionele instrumenten, gebruiksvoorwerpen en het bespelen van conventionele instrumenten met andere voorwerpen. Het levert muziek op die maar door weinigen wordt geadoreerd. Soms wordt deze muziek zelfs verguisd of verboden.

Derks gaat op reis langs diverse stromingen, maar ook langs verschillende broedplaatsen van de moderne muziek. Regelmatig wordt er gesprongen in de tijd en ook naar verschillende locaties. De ontwikkelingen van de muziek worden ook in moeilijke tijden gevolgd, zoals tijdens de oorlog. Het beeld wordt geschetst dat muziek vergankelijk is en soms zomaar wordt vernietigd.

Zelfs voor iemand die niet thuis is in deze muzikale wereld is het boek leesbaar met bovenstaande leeswijzer. Het is mij gelukt als liefhebber van de lichte muziek om het boek te lezen en een beeld bij deze muziek te vormen. Met klassieke muziek ben ik ooit grootgebracht voordat ik de overstap maakte naar de lichte muziek. Moderne klassieke muziek stond vaak ver van mij af. Dit boek deed mij beseffen dat deze muziekstroming dichterbij is dan ik dacht; Philip Glass en Einaudi mag ik toch tot mijn favorieten rekenen.

Wat is geluk? ● Maarten van Rossum
Nieuw Amsterdam
77 Blz
12,50
ISBN 9789046824412

Nederwonderland ● Lulu Wang
Lulu Wang
205 Blz
19,95
ISBN 9789082426328

Een os op het dak ● Thea Derks
@tdrks
104 Blz
14,95
ISBN 978-94-6345-370-7

Boeken / Fictie

Poëzie om van te smullen

recensie: Dit en alles en heel het heelal - Pim te Bokkel & Een kamer met een tafel en schrijfgerei - Ivo van Strijtem

Eind januari startte de poëzieweek van dit jaar. Een week die veel minder aandacht krijgt dan de boekenweek. Het genre poëzie is een ondergeschoven kindje als het gaat om de verkoopaantallen. Reden genoeg om extra aandacht te schenken aan deze schrijfvorm op onze website.

Verhalende boeken in de vorm van romans, thrillers, verhalen, biografieën en essays krijgen nogal gemakkelijk meer aandacht dan de poëzie. De gecondenseerde vorm van schrijven vraagt vaak meer van het voorstellingsvermogen van de lezer dan de verhalende vorm, maar geeft de lezer ook veel meer vrijheid van interpretatie. Toch laten veel boekenliefhebbers het vaak links liggen. Ten onrechte, naar mijn mening. In deze eerste editie van Poëzie van Nederlandse bodem aandacht voor twee dichtbundels.

Dit en alles en heel het heelal

Pim te Bokkel publiceert met Dit en alles en heel het heelal zijn vierde dichtbundel. Met zijn debuut Wie trekt de regen aan? werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs.

Met deze dichtbundel schrijft Te Bokkel over kleine alledaagse, herkenbare dingen als kersverse vader. Daardoor weet hij de lezer over het algemeen snel te raken.

De bundel bevat een viertal sets aan gedichten die rond een onderwerp gegroepeerd zijn. De bundel opent met één losstaand gedicht onder de titel Spiegelingen van het alledaagse. Voor de lezer ontvouwt zich een zoektocht om de groepen van gedichten aan het onderwerp te linken. Maar wie dat niet wil, kan ook gewoon de gedichten absorberen zonder zich te bekommeren om de groepering onder een onderwerp als Op de palm van je hand of De dood in Groningen.

In een moderne stijl zonder klassieke dichtelementen schrijft Te Bokkel als een ware woordkunstenaar. Soms is hij van weinig woorden, dan weer gebruikt de auteur meer woorden en wordt het bijna een verhaal. Hij komt tot de essentie van wat hij wil zeggen in zijn beeldspraak, die de lezer snel kan bevatten. Dit maakt dat zijn gedichten een lust zijn om te lezen.

Een kamer met een tafel en schrijfgerei

Daar waar Te Bokkel zich bedient van een stijl die nergens een klassiek element raakt, is Ivo van Strijtem wel soms in de historische hoek van de poëzie te vinden. Van Strijtem schrijft moderne gedichten in een klassieke cadans.

Bij veel van de gedichten van Van Strijtem kun je bij het lezen een fijn ritme horen in je hoofd. Het ondersteunt het lezen als een soort melodie. Rijmen doet Van Strijtem niet, maar toch lees je veel verbinding in de korte regels als zinnen in een boek.

Anders dan bij Te Bokkel kost het doorgronden van de gedichten van Van Strijtem meer energie en denkkracht. De poëzie van deze dichter vergt meer inspanning dan eenvoudig lezen, zoals bij sommigen van zijn tijdgenoten. Maar wie van poëzie geniet, waar fraaie stijlelementen een rol spelen naast moderne zeggingskracht, zal veel plezier beleven aan deze bundel, die is onderverdeeld in een drietal groepen van gedichten.

Van Strijtem houdt van mooie woordkeuzes, die de lezer aan het denken zetten en de leestekens laat raden in de fraaie strofen van zijn gedichten. Voor die poëzieliefhebber, die graag een tandje meer wil denken en beleven tussen de woorden, is deze bundel een fraaie aanwinst.

 

Dit en alles en heel het heelal
Auteur: Pim te Bokkel
Uitgever: Nieuw Amsterdam
ISBN 9789046824443
Prijs: 19,99
Blz: 64

Een kamer met een tafel en schrijfgerei
Auteur: Ivo van Strijtem
Uitgever: Atlas Contact
ISBN 9789025454203
Prijs: 21,99
Blz: 80