Tag Archief van: tijdelijke tentoonstelling

Theater / Voorstelling

Hebzucht maakt alles stuk

recensie: Lehman Trilogy - ITA-Ensemble

Eens in de zoveel jaar staat bij de firma Lehman de pot met gele verf weer op de stoep: dan moet de naam worden veranderd omdat er een broer bij komt in de zaak, of omdat hun handel verandert. Anderhalve eeuw lang stond de naam ‘Lehman’ in de Verenigde Staten voor succesvol ondernemen. Regisseur Guy Cassiers maakte van dat familie-epos met het ITA-Ensemble de wervelende, fascinerende Lehman Trilogy.

Telkens als een van de Lehmans ‘een licht briesje langs het oor’ voelt, valt hem iets in, heeft hij een creatief inzicht. Zonder die invallen geen Lehman Brothers: elk nieuw inzicht betekent een lucratieve koerswijziging in het familiebedrijf. En nieuw product, een andere aanpak. Geen wonder dat de Lehmans zo langdurig de dienst uitmaakten, zo puissant rijk werden.

Hier te landen kennen we de naam ‘Lehman Brothers’ vooral van het begin van de jongste economische crisis. Die begon in september 2008. Toen ging de New Yorkse zakenbank van die naam failliet, al overleed de laatste echte Lehman al in 1969.

Hayum Lehmann

Een boeiend gegeven om in te duiken: wie zijn die Lehmans eigenlijk, welk verhaal zit er achter, en wat gaat er mis?
De Lehmans zijn van oorsprong Duitse Joden, afkomstig uit Beieren. De oudste, Hayum Lehmann, veramerikaanst tot ‘Henry Lehman’, zet in 1844 voet aan wal in Amerika. Later gevolgd door zijn broers Emanuel en Mayer. Ze bekwamen zich in Alabama in de katoenhandel, die drijft op arbeid door tot slaaf gemaakten. Wanneer de handel in Alabama vanwege de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) teloor gaat, verkast de familie naar New York. Daar gaan ze aanvankelijk op de beurs handelen, om vervolgens bankiers te worden die tot diep in de twintigste eeuw succesvol zijn.

De Italiaanse schrijver Stefano Massini bewerkte het familieverhaal tot gehistoriseerde fictie, waarin hij alle betrokkenen een stem geeft, woorden in de mond legt. Regisseur Cassiers gebruikt dat boek als basis voor een voorstelling die uiteenvalt in drie delen die elk een uur duren: Lehman Trilogy.

Trefzeker

Zes acteurs, drie mannen en drie vrouwen, spelen alle rollen, alles bij elkaar zo’n twee dozijn. Allen spelen zowel mannen- als vrouwenrollen. Chris Nietvelt bijt het spits af als Henry Lehman die verwachtingsvol maar op van de zenuwen in Amerika landt: ‘stijf als een lantaarnpaal’.

Cassiers laat zijn acteurs heen en weer springen van de ‘ik’-vorm tijdens monologen en dialogen, naar de ‘hij/zij’-vorm, waarin de acteurs vertellen wat het personage dat ze spelen denkt, doet en overkomt. Cassiers grijpt zijn publiek vanaf die eerste opkomst van Nietvelt bij de strot en laat het drie delen lang niet meer los in een voorstelling die voortdendert, spannend is, geestig, cynisch – en van tijd tot tijd meelijwekkend.

Hij houdt zijn acteurs strak aan de teugels: trefzeker en doelbewust. Wanneer een acteur een volgend personage moet neerzetten, veranderen er kleine dingen aan kleding, aan stemgebruik, aan lichaamstaal. Hij laat de acteurs zich bedienen van een mengelmoes van acteerstijlen, van volkomen naturel tot slapstick tot dansend spelen. Grote gebaren mijdt hij, de acteurs bedienen zich veelal van een soort betekenisdragende bewegingen, zonder dat het nadrukkelijk wordt.

Geloofwaardig

Op een of twee (te) snelle wisselingen na, is altijd duidelijk welk personage Cassiers nu weer naar voren schuift en met welke intentie. Acteurs dragen verknipte overjassen waarmee ze steile mannen verbeelden, bloesjes met pofmouwen waarmee ze schattige meisjes tot uitdrukking brengen. In de loop van de voorstelling veranderen de kleren van negentiende-eeuws zwart naar steeds uitbundiger, kleurrijk 21e-eeuws (kostuums: Devastator).

Chris Nietvelt is zes personages lang helder, snel, grappig, geloofwaardig; zo nodig onuitstaanbaar en beklagenswaardig. Gijs Scholten van Aschat is met pofmouwtjes om de bescheiden over elkaar geslagen armen, plus een enkel hoofdgebaar een huwbaar meisje. Met grote stappen en kleine, trefzekere gebaren zet Scholten van Aschat de gehaaide twintigste-eeuwse Philip neer: de personificatie van de nieuwe hebzucht. Maria Kraakman speelt de betweterige broer Emanuel bokkig als een onuitstaanbare ruziezoeker. En ze is de lompe patjepeeër Pete Peterson, de laatste bankier die de bank nog gauw alle mogelijke poten uitdraait voor de ondergang in 2008.

Geestig

Jesse Mensah is als jongste broer Mayer de eerlijke, naïeve loser die over zich heen laat lopen, maar die zijn kibbelende broers ook uit elkaar houdt. Aus Greidanus jr. speelt een palet van – voornamelijk – onhandige figuren; geestig, wereldvreemd. Vooral Robert Lehman, de laatste telg, die eigenlijk meer heeft met kunst en paarden dan met bankieren, zet Greidanus prettig onhandig, dandyachtig, verbluft neer. Hélène Devos speelt in die kluwen van graaiers een verontwaardigde neef Herbert, een democratische politicus en de enige die meer op heeft met burgers dan met bankiers.

Meer dan een handvol meubels hebben de acteurs niet tot hun beschikking. (Scenografie: Guy Cassiers en Bram Delafoneyne). Aan een lange glazen tafel legt Philip (Scholten van Aschat) aan zijn wereldvreemde zoon Robert (Greidanus) in een Poetin-achtige manipulatieve scène uit hoe je zo veel mogelijk mensen financieel onder druk kunt zetten.

De achterwand wordt ingenomen door vijf projectieschermen, symbolische wolkenkrabbers, waarop van alles wordt geprojecteerd van serene katoenvelden tot felgekleurde, ronddraaiende beurskoersen (video-ontwerp: Bram Delafonteyne). De langste twee beeldschermen staan voor de Twin Towers, ten onder gegaan op 11 september 2001, de dag waarop het geopolitieke speelveld voor altijd veranderde. Op een lichtkrant onderaan de speelvloer passeren jaartallen en historische gebeurtenissen, van 1844 tot 2008. Zij geven een tijdsbeeld van de periode waarin de levens van de Lehmans plaatsvinden. Het geluidsdecor beslaat muziek van klezmer en jazz tot Jimi Hendrix.

Failliet

Lehman Trilogy is geen vrijblijvend betoog. Er zit een volgende economische crisis in de lucht, met voorspelbare armoede als gevolg. Cassiers vertelt het verhaal over de opkomst en het failliet van het kapitalisme. Kritiseert hebzucht, de behoefte alles te willen hebben, ten koste van alles en iedereen. Als symbool voor het nemen van onverantwoorde risico’s door geldwolven voert hij een New Yorkse koorddanser op: er komt een moment waarop we, koorddansers, zullen wankelen en voor onze onbezonnenheid moeten boeten. Hebzucht drijft mensen uit elkaar en maakt alles stuk, is de boodschap van deze indrukwekkende en tegelijkertijd geestige voorstelling.

Theater / Voorstelling

Hebzucht maakt alles stuk

recensie: Lehman Trilogy - ITA-Ensemble

Eens in de zoveel jaar staat bij de firma Lehman de pot met gele verf weer op de stoep: dan moet de naam worden veranderd omdat er een broer bij komt in de zaak, of omdat hun handel verandert. Anderhalve eeuw lang stond de naam ‘Lehman’ in de Verenigde Staten voor succesvol ondernemen. Regisseur Guy Cassiers maakte van dat familie-epos met het ITA-Ensemble de wervelende, fascinerende Lehman Trilogy.

Telkens als een van de Lehmans ‘een licht briesje langs het oor’ voelt, valt hem iets in, heeft hij een creatief inzicht. Zonder die invallen geen Lehman Brothers: elk nieuw inzicht betekent een lucratieve koerswijziging in het familiebedrijf. En nieuw product, een andere aanpak. Geen wonder dat de Lehmans zo langdurig de dienst uitmaakten, zo puissant rijk werden.

Hier te landen kennen we de naam ‘Lehman Brothers’ vooral van het begin van de jongste economische crisis. Die begon in september 2008. Toen ging de New Yorkse zakenbank van die naam failliet, al overleed de laatste echte Lehman al in 1969.

Hayum Lehmann

Een boeiend gegeven om in te duiken: wie zijn die Lehmans eigenlijk, welk verhaal zit er achter, en wat gaat er mis?
De Lehmans zijn van oorsprong Duitse Joden, afkomstig uit Beieren. De oudste, Hayum Lehmann, veramerikaanst tot ‘Henry Lehman’, zet in 1844 voet aan wal in Amerika. Later gevolgd door zijn broers Emanuel en Mayer. Ze bekwamen zich in Alabama in de katoenhandel, die drijft op arbeid door tot slaaf gemaakten. Wanneer de handel in Alabama vanwege de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) teloor gaat, verkast de familie naar New York. Daar gaan ze aanvankelijk op de beurs handelen, om vervolgens bankiers te worden die tot diep in de twintigste eeuw succesvol zijn.

De Italiaanse schrijver Stefano Massini bewerkte het familieverhaal tot gehistoriseerde fictie, waarin hij alle betrokkenen een stem geeft, woorden in de mond legt. Regisseur Cassiers gebruikt dat boek als basis voor een voorstelling die uiteenvalt in drie delen die elk een uur duren: Lehman Trilogy.

Trefzeker

Zes acteurs, drie mannen en drie vrouwen, spelen alle rollen, alles bij elkaar zo’n twee dozijn. Allen spelen zowel mannen- als vrouwenrollen. Chris Nietvelt bijt het spits af als Henry Lehman die verwachtingsvol maar op van de zenuwen in Amerika landt: ‘stijf als een lantaarnpaal’.

Cassiers laat zijn acteurs heen en weer springen van de ‘ik’-vorm tijdens monologen en dialogen, naar de ‘hij/zij’-vorm, waarin de acteurs vertellen wat het personage dat ze spelen denkt, doet en overkomt. Cassiers grijpt zijn publiek vanaf die eerste opkomst van Nietvelt bij de strot en laat het drie delen lang niet meer los in een voorstelling die voortdendert, spannend is, geestig, cynisch – en van tijd tot tijd meelijwekkend.

Hij houdt zijn acteurs strak aan de teugels: trefzeker en doelbewust. Wanneer een acteur een volgend personage moet neerzetten, veranderen er kleine dingen aan kleding, aan stemgebruik, aan lichaamstaal. Hij laat de acteurs zich bedienen van een mengelmoes van acteerstijlen, van volkomen naturel tot slapstick tot dansend spelen. Grote gebaren mijdt hij, de acteurs bedienen zich veelal van een soort betekenisdragende bewegingen, zonder dat het nadrukkelijk wordt.

Geloofwaardig

Op een of twee (te) snelle wisselingen na, is altijd duidelijk welk personage Cassiers nu weer naar voren schuift en met welke intentie. Acteurs dragen verknipte overjassen waarmee ze steile mannen verbeelden, bloesjes met pofmouwen waarmee ze schattige meisjes tot uitdrukking brengen. In de loop van de voorstelling veranderen de kleren van negentiende-eeuws zwart naar steeds uitbundiger, kleurrijk 21e-eeuws (kostuums: Devastator).

Chris Nietvelt is zes personages lang helder, snel, grappig, geloofwaardig; zo nodig onuitstaanbaar en beklagenswaardig. Gijs Scholten van Aschat is met pofmouwtjes om de bescheiden over elkaar geslagen armen, plus een enkel hoofdgebaar een huwbaar meisje. Met grote stappen en kleine, trefzekere gebaren zet Scholten van Aschat de gehaaide twintigste-eeuwse Philip neer: de personificatie van de nieuwe hebzucht. Maria Kraakman speelt de betweterige broer Emanuel bokkig als een onuitstaanbare ruziezoeker. En ze is de lompe patjepeeër Pete Peterson, de laatste bankier die de bank nog gauw alle mogelijke poten uitdraait voor de ondergang in 2008.

Geestig

Jesse Mensah is als jongste broer Mayer de eerlijke, naïeve loser die over zich heen laat lopen, maar die zijn kibbelende broers ook uit elkaar houdt. Aus Greidanus jr. speelt een palet van – voornamelijk – onhandige figuren; geestig, wereldvreemd. Vooral Robert Lehman, de laatste telg, die eigenlijk meer heeft met kunst en paarden dan met bankieren, zet Greidanus prettig onhandig, dandyachtig, verbluft neer. Hélène Devos speelt in die kluwen van graaiers een verontwaardigde neef Herbert, een democratische politicus en de enige die meer op heeft met burgers dan met bankiers.

Meer dan een handvol meubels hebben de acteurs niet tot hun beschikking. (Scenografie: Guy Cassiers en Bram Delafoneyne). Aan een lange glazen tafel legt Philip (Scholten van Aschat) aan zijn wereldvreemde zoon Robert (Greidanus) in een Poetin-achtige manipulatieve scène uit hoe je zo veel mogelijk mensen financieel onder druk kunt zetten.

De achterwand wordt ingenomen door vijf projectieschermen, symbolische wolkenkrabbers, waarop van alles wordt geprojecteerd van serene katoenvelden tot felgekleurde, ronddraaiende beurskoersen (video-ontwerp: Bram Delafonteyne). De langste twee beeldschermen staan voor de Twin Towers, ten onder gegaan op 11 september 2001, de dag waarop het geopolitieke speelveld voor altijd veranderde. Op een lichtkrant onderaan de speelvloer passeren jaartallen en historische gebeurtenissen, van 1844 tot 2008. Zij geven een tijdsbeeld van de periode waarin de levens van de Lehmans plaatsvinden. Het geluidsdecor beslaat muziek van klezmer en jazz tot Jimi Hendrix.

Failliet

Lehman Trilogy is geen vrijblijvend betoog. Er zit een volgende economische crisis in de lucht, met voorspelbare armoede als gevolg. Cassiers vertelt het verhaal over de opkomst en het failliet van het kapitalisme. Kritiseert hebzucht, de behoefte alles te willen hebben, ten koste van alles en iedereen. Als symbool voor het nemen van onverantwoorde risico’s door geldwolven voert hij een New Yorkse koorddanser op: er komt een moment waarop we, koorddansers, zullen wankelen en voor onze onbezonnenheid moeten boeten. Hebzucht drijft mensen uit elkaar en maakt alles stuk, is de boodschap van deze indrukwekkende en tegelijkertijd geestige voorstelling.

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: de liefde voor de buitenkant

recensie: MoMu

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. De laatste jaren kan men geen Instagram-feed, tienerdagboek of modemagazine meer bekijken zonder getuigenissen tegen te komen over de toxische uitwerking die de mode-industrie heeft op het psychisch welzijn, het zelfbeeld zo u wil, van (voornamelijk) vrouwen. 

Het winstmodel van de tegencultuur

Op dit aspect van zelfbeeld wordt in MoMu de nadruk gelegd. Avant-garde creaties uit de collectie delen de ruimtes met beeldend werk van onder meer Genieve Figgis, die de overdadigheid van make-up op speelse wijze in twijfel trekt in haar kleurrijke schilderijen, Genesis Belanger en Antony Gormley. Dat beeldend werk is de sterkte component in deze tentoonstelling: Genieve Figgis en Yasuyuki Ueno zijn (althans voor ondergetekende) ware ontdekkingen, Gormley een waar geluk om tegen het geabstraheerde lijf te lopen. Verderop is ook één van Sarah Lucas’ Bunny-sculpturen te zien, fantastisch geplaatst in een unheimliche, cirkelvormige ruimte.  

Comme des Garçons, herfs-winter 2017-2018, Foto : Josh Olins

Met betrekking tot mode toont het museum ontwerpen en campagnes die het heersende lichaamsideaal durven uit te dagen: Rei Kawakubo’s collectie voor Comme des Garçons waarin uitpuilende buiken en bultruggen in de kleding verwerkt zitten en de ‘Save Yourself’-campagne van Diesel waarin op ironische wijze het ideaal van de eeuwig jonge huid centraal staat, om er maar twee te noemen. Toch blijft werkelijke kritiek moeilijk; de kleding blijft gemaakt op maatje 0 en de campagne, hoe rellerig ook, dient nog steeds de portemonnee van een miljardenindustrie waartegen het moeilijk protesteren is. Het feit dat deze spanning niet gethematiseerd wordt, geeft een wrang gevoel.

Barbie en de machine zonder geest

Verderop in de expo komen twee andere thema’s aan bod: poppen en virtual reality. Hoewel de Barbie- en paspoppen uiteraard een duidelijke connectie hebben met de mode-industrie en het bijhorende onhaalbare lichaamsideaal, verliest de bezoeker op een bepaald moment de draad. Het luik dat poppen centraal stelt, is omvangrijker dan het eerste luik van de tentoonstelling. De bezoeker dreigt bijgevolg te vergeten in welke expo hij zich eigenlijk bevindt. De vraag dringt zich op of een aparte poppententoonstelling niet een beter en minstens even boeiend parcours was geweest dan het integreren van dit omvangrijke thema in een toch al ambitieus project.

De virtual reality-component in het MoMu toont hoe de mode-industrie al lang voor de ‘geboorte’ van Lil Miqueala experimenteerde met het gebruik van avatars in campagnes. COVID-19 bracht die ontwikkeling tot een stroomversnelling. We zien dus onder meer ‘Afterworld: The Age of Tommorow’, een video die eruitziet als een immersieve game, waarmee Balenciaga in 2021 de herfstcollectie lanceerde. De video verliest echter aanzienlijk aan impact en waarde omdat hij louter om naar te kijken is. Virtuele kunst en VR maken veel vormen van interactie mogelijk. Dat die kansen niet geheel benut worden is jammer, want hoe goed het ook is om virtuele kunst als volwaardig onderdeel van een tentoonstelling te zien, er wordt te weinig gespeeld met de echte mogelijkheden van de virtuele technologie en de voorbeelden zijn als kijkobject niet esthetisch interessant of vernieuwend genoeg om lang te boeien.
 

‘Mirror Mirror’ in MoMu slaagt er niet geheel in om de complexe thematieken van de tentoonstelling te dissecteren. Een kritischere blik in bijvoorbeeld de begeleidende teksten had hierin verandering kunnen brengen. Wel is de tentoonstelling een buitenkans om enkele kunstwerken van zeer hoge kwaliteit te gaan bezichtigen. Of hoe mode voor een keer niet het interessantste aspect van een tentoonstelling in het Antwerpse Modemuseum is. 

De recensie over het andere deel van de tentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: De liefde voor de outsider

recensie: Museum Dr. Guislain

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. Uit de tentoonstelling in Museum Dr. Guislain blijkt hoe mode al lange tijd een reddingsboei is voor wie naar de rand van de samenleving wordt verdreven. Zo gingen patiënten bijna gelijktijdig met het ontstaan van psychiatrische centra en de bijhorende uniformen aan de slag met naald en draad om zich een eigen identiteit te scheppen uit de beige gelijkvormigheid. 

Mode als ontsnapping en bevrijding

Waar het MoMu de tentoonstelling opdeelde in drie inhoudelijk van elkaar onderscheiden blokken, is de tentoonstelling in Gent veel coherenter. De nadruk ligt hier op mode-ontwerpen die gemaakt werden door psychisch kwetsbaren. In een min of meer historisch overzicht volgt de toeschouwer hoe kleding sinds lange tijd een belangrijke rol speelt in psychiatrische context.  

In oude psychiatrische centra waarin het uniform voor alle bewoners hetzelfde was, konden de bewoners bijvoorbeeld slechts op één manier uiting geven aan hun eigenheid: door hun kleren zelf aan te passen. Zo is er een ‘gestichtsjas’ te zien uit 1930, langs de binnenkant met onwaarschijnlijke zorg en precisie volgeborduurd door de draagster, die haar generische jas op die manier een innerlijk, verborgen leven kon toevertrouwen. Verderop zijn voorbeelden te zien van ontwerpers die hun creaties zichtbaar maakten voor de buitenwereld. Een even mooi als hilarisch voorbeeld daarvan zijn de colberts die Helga Sophia Goetze voor zichzelf maakte om de seksuele bevrijding een bemoedigend handje toe te steken. Haar schunnige kledingstukken lieten onder het motto ‘Ficken ist Frieden’ niets aan de verbeelding over. 

Ontdekkingsreis langs talentrijke makers

Helga Sophia Goetze, Vater Sophia Sohn (Yin und Yang – Ficken für Frieden), 1988, © Stiftung Stadtmuseum Berlin, © Oliver Ziebe, Berlijn

Fijn is dat in Museum Dr. Guislain minstens evenveel werk hangt van de hand van mannen (he he, het mag eens andersom ook). Wie alleen het MoMu bezoekt zou namelijk de foute conclusie kunnen trekken dat mode en psychisch welzijn vrouwenzaken zijn. in Guislain komt de bezoeker echter een bont allegaartje creatieve en gekwelde mannen tegen, van anonieme fetisjisten die schoenen en benen afbeelden, over de betoverende Eijiro Miyama wiens fascinatie met bizarre outfits begon toen hij merkte hoe fijn het was dat mensen naar hem keken toen hij eens een leeg bakje instantnoedels op zijn hoofd had gezet als hoed, tot outsiderkunstenaar Ionel Talpazan die in 2017 Christopher Kanes herfstcollectie inspireerde met zijn UFO-schilderijen. 

Het museum in Gent hangt boordevol nog te ontdekken schatten van outsiderkunstenaars. Nog één tip als uitsmijter: tijdens het openingsweekend was in Museum Guislain een modeshow te zien van Amili Haha, het modelabel van kunstwerkplaats De Zandberg. Vijf ontwerpers met een verstandelijke beperking staken een onwaarschijnlijke collectie unieke, handgemaakte kleding in elkaar. Op een uur tijd waren de meeste stuks dan ook de deur uit. 

Waar MoMu worstelt met het innemen van een werkelijk kritische houding, heeft Museum Dr. Guislain schijnbaar moeiteloos de nagel op de kop geklopt. De liefde voor de buitenkant wordt in dit museum liefdevol en met curatorisch oog voor detail omgezet in liefde voor de outsider en zijn complexe binnenkant. Als u moét kiezen tussen een van beiden musea, ga dan richting het Oosten van Vlaanderen. 

De recensie over het andere deel van de dubbeltentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

 

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie
Kunst / Expo binnenland

Hink-stap-sprong tentoonstelling

recensie: Nieuwkomers - Vlaamse kunstenaars in Haarlem
Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

De tentoonstelling Nieuwkomers in het Frans Hals Museum (HOF) in Haarlem zou je een ‘conversation piece’ kunnen noemen; je moet door de zalen heen hink-stap-sprongen maken om in gesprek te gaan met het thema ‘Vlaamse kunstenaars in Haarlem’. Er staan zes kunstenaars centraal: Frans Hals, Lieven De Key, Karel van Mander, Esaias van de Velde, Adriaen Brouwer en Pieter Claesz. Het voornaamste thema is de bloei van de stad Haarlem tussen 1580-1630, de tijd van wederopbouw na het Spaanse beleg en een grote stadsbrand. Een wederopbouw waaraan de kunstenaars bijdroegen die in Vlaanderen werden geboren of Vlaamse wortels hadden.

Zes Vlaamse kunstenaars?

Hier wringt meteen de schoen. Kun je tweede generatie kunstenaars die in Haarlem zelf werden geboren, zoals Adriaen van Ostade en Willem Heda, nog Vlaams noemen? Anno 2022 zouden we zeggen dat daar de uitsluiting begint. Overigens voelde de een zich ook meer Vlaming dan de ander. Frans Hals, die als vierjarige met zijn ouders uit Antwerpen naar Haarlem kwam, was bijvoorbeeld lid van de Haarlemse Rederijkerskamer en niet van de Vlaamse.

Door de nadruk te leggen op die zes kunstenaars wordt de invloed van de Vlaamse kunst op de Hollandse vooral een invuloefening voor de bezoeker, en dat is misschien wat teveel gevraagd. Mede omdat er geen catalogus bij de tentoonstelling beschikbaar is. Er is alleen het augustusnummer van het periodiek De lage landen met een bijdrage van de conservator oude kunst van het Frans Hals Museum, Norbert Middelkoop.

Nu moet je als bezoeker zelf letten op zaken als een lage of hoge horizon, Hollandse luchten of juist niet, de invloed van zuidelijke kunstenaars als Bruegel enzovoort. Slechts een enkele keer wordt er in een bijschrift op gewezen, zoals bij het Keukentafereel met een vrolijk gezelschap (1596) van Cornelis Cornelisz. van Haarlem, die het Vlaamse genre in Haarlem introduceerde. Een genre waaruit ‘zich de genres van het maaltijdstilleven en de vrolijke gezelschappen’ ontwikkelden. Wanneer je de invloed van de Vlaamse kunst(enaars) op de Hollandse wat meer en duidelijker naar voren had willen laten komen, zou dat natuurlijk een heel anders opgezette tentoonstelling hebben opgeleverd. Daar is door Middelkoop en het team van het Haarlemse museum nu eenmaal niet voor gekozen.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, particuliere collectie

Veel topstukken

De andere kant van de medaille is dat in korte tijd veel topstukken en een enkel zwak werk bij elkaar werden gebracht. Daaronder bevinden zich enkele unieke bruiklenen, zoals zeven schilderijen van Frans Hals – de centrale kunstenaar, die een aparte zaal kreeg toebedeeld. Twee hiervan zijn voor het laatst in 1937 in Nederland te zien geweest en een is nog nooit in Nederland getoond: Jongeman (ca. 1617) uit een privécollectie (Otterloo Collectie). Waarschijnlijk is dit een proeve van bekwaamheid waarin Hals wilde laten zien dat hij ook op klein formaat wat te vertellen had.

Naast grote en zeer grote doeken zijn er nog meer kleinoden te zien, zoals De aanbidding van de herders (1598) van Karel van Mander. Een werk uit de eigen collectie. Verder zijn er onder meer enkele sierschotels, borden en kommen te zien en ook twee onlangs gerestaureerde linnendamast doeken die wellicht als relatiegeschenk dienden. En ook een excuus Truus mocht blijkbaar niet ontbreken: een portret door Judith Leyster, vermoedelijk een leerlinge van Hals en tweede generatie migrant.

Een schilderij van de Haarlemse Grote Markt van de Noord-Nederlander (!) Gerrit Berkheyde en een model van de toren van de Nieuwe Kerk nodigen uit tot een wandeling door de stad. Ook wel de meest Vlaamse stad van Nederland wordt genoemd. Bij het VVV lag geen wandeling langs Vlaamse geïnspireerde gebouwen, maar wat niet is kan nog komen. Want een ding is zeker: het Frans Hals Museum is sterk in samenwerken en netwerken. Anders hadden ze nooit die bruiklenen uit zowel musea als privécollecties kunnen verkrijgen. Die zijn de moeite waard, maar het verhaal eromheen moet je veelal zelf invullen.

Gerrit Berckheyde De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696 Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm Frans Hals Museum, Haarlem, langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Foto: Tom Haartsen

Gerrit Berckheyde, De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696
Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm
Frans Hals Museum, Haarlem, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Tom Haartsen.

Kunst / Expo binnenland

Uitgezwaaid

recensie: Ouders – Fotomuseum Den Haag

Ouders, wie kent ze niet? De gelijknamige expositie in Fotomuseum Den Haag toont werken van maar liefst 39 fotografen die hun vader en/of moeder op een vaak heel intieme manier hebben afgebeeld. Daarbij overheerst vooral de weemoed, de behoefte om hun vergankelijk bestaan voor altijd vast te leggen. Een paradox die geen bezoeker onberoerd kan laten.

De expositie Ouders is in meerdere opzichten een afscheidstentoonstelling. Om te beginnen is het de laatste expositie die is samengesteld door hoofdconservator Wim van Sinderen. Na ruim twintig jaar voor het Fotomuseum te hebben gewerkt, gaat hij wegens ziekte met vervroegd pensioen. Daarnaast is ‘afscheid nemen’ toch wel het hoofdthema van deze ontroerende en indrukwekkende tentoonstelling. Waarschijnlijk was dat niet de expliciete doelstelling, maar helemaal toeval is het ook niet. De werken zijn veelal gemaakt door gevestigde fotografen, geslaagde kunstenaars die hun ouders hebben geportretteerd op (ver)gevorderde leeftijd, in een fase waarin een definitief vaarwel zich stukje bij beetje aandient.

Fragiele levens

Voor de duidelijkheid; er is ook zeker aandacht voor andere ervaringen en emoties. De Schot Colin Gray ensceneert samen met zijn ouders bijvoorbeeld een aantal rake jeugdherinneringen. Zo verbeeldt hij met behulp van wat rimpelende folie en gedateerde badkleding zijn terugkerende kinderdroom over wakker worden in een overstroomd huis. Een paar andere fotografen richten hun lens graag op gekoesterde gebruiken in het alledaagse gezinsleven. En ook een enkel trauma ontbreekt niet. Twee werken van Eddo Hartmann tonen het huis dat hij als kind samen met zijn moeder en broertje ontvluchtte. De agressie van zijn vader was niet langer vol te houden. De foto’s dateren van een bezoek dat hij 21 jaar later aan de lege woning bracht. Bergen papier en rommel symboliseren de chaos die zijn vader achterliet.

Maar zoals gezegd staat de vergankelijkheid in veel werken centraal. Ouders die net gestorven zijn, ouders die dementeren, ouders die tegelijk kanker hebben, ouders die nog niet gemist kunnen worden … ; op allerlei manieren wordt vooral de tijdelijkheid en fragiliteit van ouder-kindrelaties op latere leeftijd belicht.

Eén langgerekt afscheid

Het meest kenmerkend is misschien wel de hele serie snapshots die de Amerikaanse Deanna Dikeman bijdraagt aan de expositie. Onder de noemer Leaving and Waving maakte zij 27 jaar lang altijd een foto als ze met de auto vertrok na een bezoek aan haar ouders. Die zwaaiden haar altijd uit vanaf de oprit voor hun garage. Wat rest is nu een wand vol foto’s. Eerst twee ouders die haar uitzwaaien. Dan, na de dood van haar vader, een tijdje alleen een moeder, die er zichtbaar niet gelukkiger op wordt. En tenslotte een lege oprit met een dichte garagedeur. Achteraf lijkt het bijna één langgerekt afscheid van ouders die op het eind letterlijk zijn uitgezwaaid.

Alles bij elkaar geeft dit de tentoonstelling wel een zwaar tintje. Misschien voor sommigen wel iets te zwaar, getuige een klein voorval. Terwijl een paar mensen met een brok in de keel naar de fotowand staan te kijken, benen twee gezette mannen van middelbare leeftijd snel achter hen langs. ‘O ja, al die zwaaifoto’s’, zegt de een. Waarop de ander antwoordt: ‘Daar heb ik dus niet zoveel mee’. Wie ouders graag ziet afgebeeld als bron van kracht of inspiratie, of als mensen met wie je jarenlang samen het leven kunt vieren, heeft hier minder te zoeken.

Podcast met verhalen

‘Every picture tells a story’ is een uitdrukking die je bij elke foto-expositie boven de ingang kunt hangen. Dit geldt dubbel en dwars voor de prachtige en innige beelden die de deelnemende fotografen van hun ouders hebben gemaakt. Naast de foto’s vind je altijd een korte tekst met aanvullende informatie over de maker en de ervaringen die hij of zij erin verwerkt heeft. Een mooi extra is een zesdelige podcast die je op de website van het museum kunt vinden. In deze podcast interviewt Wilfried de Jong vijf Nederlandse fotografen en afzwaaiende conservator Van Sinderen. Zeker ook het beluisteren waard!

samoerai klein scherp
Kunst / Expo binnenland

Fragiele geschiedenis van Japan

recensie: Rijksmuseum toont vroege fotohistorie
samoerai klein scherp

Het Rijksmuseum in Amsterdam toont met de tentoonstelling Antoon Baduin,  vroege foto’s van Japan een geschiedenis van het Aziatische land uit de negentiende eeuw. Antoon Baduin was militair arts die in de periode 1862-1870 in Nagasaki en Osaka geneeskunde doceerde en later in Tokyo een ziekenhuis leidde. Iets waar de Japanse overheid hem genereus voor betaalde. Het isolationisme, waar het land van de rijzende zon hun cultuur van voor 1862 mee wilde beschermen, had met de komst van keizer Meiji een rigoureuze ommekeer gemaakt. Deze pas ontdekte fotoserie – die een brand overleefde – toont indirect deze omwenteling.

Eerst een korte geschiedenis: Japan was voor 1862 een feodale staat, verdeeld in deelstaten, met Daimyo-heren aan de macht. Deze heersers hadden ieder hun eigen krijgsmacht, de welbekende samoerai. Vanwege de angst overgenomen te worden door buitenlandse – en technologisch sterkere – machten, besloot Japan afscheid te nemen van de feodale staat en een centrale machthebber te nemen. Daarbij opende het de grenzen voor handel en kennisoverdracht. Dit zorgde ervoor dat het land zich sindsdien in hoog tempo transformeerde. Zozeer dat het uiteindelijk naast de schoenen ging lopen en teruggefloten werd in de Tweede Wereldoorlog.

Nederland en Japan

Nederland had tijdens de Japanse feodale periode als enig westers land een handelsband. Het eiland Deshima, voor de kust van Nagasaki, was de uitverkozen plek voor buitenlanders. Alleen daar mocht er handel gedreven worden en nergens anders was het toegestaan om zich te vestigen. Verder het land intrekken was ongeoorloofd. Ook moesten wapens en christelijke attributen zoals bijbels en crucifixen worden afgestaan voordat er aangemeerd werd op Deshima. In de fotoserie van Baduin en bij een tweetal prenten komt de havenplaats meermaals terug, veelal in vergezichten met een veelheid van handelsschepen.

Fotografie in de kinderschoenen

Omdat fotografie nog maar een paar decennia daarvoor het levenslicht had gezien, was het beperkt in zijn mogelijkheden. Ondanks dat het realisme ervan bejubeld werd, was het proces nog langzaam en omslachtig. Het had niet dezelfde vluchtigheid als tegenwoordig. Een foto maken duurde een tijd, de modellen moesten langdurig stilzitten omdat er anders bewegingsonscherpte ontstond. Snel een plaatje schieten behoorde niet tot de opties. Dit zie je terug in de foto’s van Baduin: er zijn flink wat overbelichte foto’s en veel onscherpte. Kiekjes avant la lettre, zou je kunnen zeggen. Baduin was amateurfotograaf en hoefde niet van de verkoop te leven. Daarom waren zijn modellen gekende mensen uit zijn nabije omgeving. Dit zorgt voor een ontspannen sfeer. Wat hij fotografeerde kwam voort uit persoonlijke interesse in de omgeving en in de cultuur. Je ziet collega-artsen, vrienden en mensen waar hij direct mee te maken had. Maar ook samoerai, boeren en een Kabuki theatervoorstelling heeft hij vastgelegd. Ondanks het laagdrempelige niveau geeft het een kijk op een vergane wereld: veel van de gefotografeerde plekken zijn onherkenbaar veranderd en de cultuur van die tijd bestaat grotendeels niet meer; Japan heeft sindsdien een drastische omslag gemaakt richting westers denken en dit heeft de originele, excentrieke cultuur steeds verder naar de achtergrond gedreven.

Brand

De erfgenamen van Baduin waren de foto’s al die jaren vergeten. Pas in 1985 werden ze door een brand teruggevonden. Gelukkigerwijs zaten ze in een kist waardoor de afdrukken gered waren. De hitte had ze wel flink aangetast. In 2016 is de collectie geschonken aan het Rijksmuseum. Na een grondige restauratie is de verzameling nu te zien.
Het toont hiermee de vluchtigheid van fotografie, maar ook van ons bestaan. Een complete geschiedenis kan in een oogwenk worden weggevaagd zonder er iets tegen te kunnen doen. Daarnaast tonen de foto’s indirect de verandering die er plaatsvond in de Japanse samenleving. Het interculturele gelijkwaardige karakter dat er namelijk was: bij de koloniën werden de kolonisten hoger afgebeeld dan de gekoloniseerde bevolking, bij Baduin’s foto’s niet. Bovendien was er sprake van wederzijdse waardering en de verwijdering van de reisrestricties.
Ondanks het kiekjesgehalte van de foto’s zijn het belangrijke tijdsdocumenten. Ze tonen een wereld die niet meer bestaat. Het toont de geschiedenis in volle gang: het omslagpunt van een samenleving.

 

De expositie Antoon Baduin, vroege foto’s van Japan is nog te zien tot en met 4 september 2022 in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Léonard Pongo
Kunst / Expo buitenland

Fotografische dekolonisatie

recensie: Léonard Pongo - Primordial Earth
Léonard Pongo

In MUZEE in Oostende is nog tot 13 november ‘Enter 14: Léonard PongoPrimordial Earth’ te zien, een expo waarin de natuur van Democratische Republiek Congo centraal wordt gesteld via foto en video. De tentoonstelling is een aanrader voor al wie Vlaanderens meest cultureel verantwoorde badstad hoe dan ook bezoekt, maar toont net niet voldoende werk van de kunstenaar om er speciaal voor naar Oostende af te zakken. 

Het is goed mogelijk dat de hitte van de afgelopen weken meer bezoekers richting musea leidde. Wie in Oostende enkele uren de zon wil ontvluchten, kan in het MUZEE onder meer de expositie van Léonard Pongo gaan bekijken. Pongo’s visie biedt meer dan alleen letterlijk een verfrissende visie op de natuur die sinds de Industriële Revolutie mishandelt wordt. Zijn werk kenmerkt zich door een afwezigheid van perspectief, een kunstgreep die de kijker een beetje nodige nederigheid ten opzichte van de natuur kan meegeven.  

Het menselijke perspectief uit evenwicht brengen

‘Primordial Earth’ beslaat slechts één grote ruimte, in het midden gescheiden door een trap en een naar beneden golvend wandtapijt waarop een boom staat afgebeeld. Tegen de wand in de eerste helft van de ruimte hangen foto’s van bomen die het licht vangen in hun bladeren. De beelden zijn niet netjes vanaf de wortels tot aan de kruin gemaakt, zoals wij foto’s van bomen gewend zijn, maar schijnbaar lukraak gekadreerd. Het is door het onduidelijke perspectief moeilijk te zien hoe groot de bomen zijn of hoe ze er in hun geheel uitzien. Meteen van bij het begin brengt Pongo het vastgeroeste menselijke perspectief uit evenwicht.  

Een groot scherm op de grond toont de video ‘Inhabiting the Landscape’. Het liggende scherm zorgt niet meteen voor de meest handige nekpositie, maar versterkt op die manier wederom het gevoel dat de natuur zich niet naar óns hoeft te schikken. Pongo toont de Congolese natuur in al haar diversiteit: grasvelden, wouden, rivieren, lava,… Soms monteert hij twee beelden over elkaar heen, waardoor verwarring optreedt over wat je precies ziet. De muziek bij de video is door de hele tentoonstellingsruimte te horen. Het is een aanhoudend bezwerend geluid waarin soms een geluid te horen valt dat lijkt op rommelende donder, alsof de kunstenaar een naderend onheil hoorbaar wil maken.  

Sensorische versus rationele benadering

Ook in het tweede deel van de ruimte blijft de muziek aanwezig. In dit onderdeel van de tentoonstelling hangen voornamelijk grote foto’s die een bos lijken af te beelden. De beelden hebben een bevreemdend effect; ze lijken wel op fluweel geprint, zo bijzonder vangen en reflecteren ze het licht. In een artikel uit De Witte Raaf staat wat meer informatie over Pongo’s werkwijze waarbij hij de foto’s via UV-prints aanbrengt op geborsteld aluminium.1 Dit genereert het bijzondere effect, dat de foto’s er van dichtbij doen uitzien alsof ze op fluweel gedrukt zijn. Van een afstand hebben ze dan weer wat weg van een olievlek. 

Pongo vergt wat van de bezoeker. In de hele tentoonstellingsruimte is geen bordje te bekennen: geen titels, geen toelichting over de materialen, geen duiding bij de kunstwerken, niets. Een maximale sensorische openheid naar de kunst primeert hier op een intellectuele of rationele benadering. Ook dat is een perspectiefwissel die voor de gemiddelde museumbezoeker (steekproef uit mijn eigen ervaringen en de reacties van andere bezoekers) niet vanzelfsprekend is.  

In gesprek met een koloniaal verleden

In Oostende is het koloniale verleden nog erg zichtbaar: boven De Drie Gapers op de dijk staat een metershoog standbeeld van Leopold II op zijn paard, omgeven door een groepje ‘dankbare’ Congolezen (en Oostendse vissers). Tegelijkertijd toont zich ook in Oostende als op geen andere plek het hedendaagse koloniseren van de natuur: het zand en de zee worden hier minstens twee maanden per jaar vertrappeld door plastic teenslippers en Cornettoverpakkingen. Het is een grote meerwaarde dat een museum in Oostende precies deze kunstenaar een stem geeft.  

Net daarom is het echter ook jammer dat de tentoonstelling niet wat omvangrijker is. Pongo creëert een leerrijk en bij wijlen betoverend universum, maar ook niet het gemakkelijkste. Tegen de tijd dat je je hier als bezoeker in hebt ingewerkt is de expositie alweer afgelopen. ‘Primordial Earth’ is een absolute aanrader voor wie in Oostende is. De nieuwsgierige reiziger die zich elders ter lande bevindt, kan echter beter wachten op een volgende, iets uitgebreidere tentoonstelling van Léonard Pongo. Er volgen er ongetwijfeld nog veel. 

 

 

 

 

Kunst / Expo binnenland

Eindexamenexpositie Rietveld Academie

recensie: Vijf afstudeerders om in de gaten te houden

Ieder jaar wordt er reikhalzend uitgekeken naar de eindexamenexposities van de kunstacademies. Welke afstudeerders kun je als nieuw talent zien en welk werk is uitzonderlijk goed? Bij de afstudeertentoonstelling van de Rietveld Academie Amsterdam was er veel interessante kunst te zien die allemaal de spotlight verdient. Toch is het zinvol om een selectie te maken. Hier zijn vijf kunstenaars die je de komende jaren in de gaten moet houden.

De Rietveld Academie heeft veertien bachelor afdelingen waaronder Fine Arts, Ceramics, Image and Language en DOGtime Unstable Media. Verdeeld over drie gebouwen stond de tentoonstelling veelal in het teken van grote hedendaagse thema’s: activisme, seksualiteit, afkeer van de oorlog in Oekraïne, klimaat, immigratie en de macht van technologie. Dit jaar studeerden 168 studenten af, waarbij de Fine Arts afdeling met de meeste afstudeerders kwam, namelijk 36. De uitgekozen kunstenaars komen van VAV – moving image, Fine Arts en Graphic Design.

 

Het werk van Talisa Harjono gaat over grenzen en waar deze eindigen. In plaats van het horizontale karakter dat ze vaak hebben (zoals landsgrenzen), zocht ze in haar onderzoek de verticaliteit op. Hoe ver kon ze recht omhoog gaan, en hoe ver recht naar beneden? Haar project bestaat uit video’s, een installatie en sculpturen. Met behulp van een weerballon stuurde ze haar 3D geprinte paspoort en een stemrecorder, met twee uur aan eigen ingesproken materiaal, de lucht in. Op het punt waar de weerballon vervolgens neerkwam groef ze drie uur lang een gat. Van de aarde maakte ze een sculptuur.

Harjano zoekt het eindpunt op van haar gekozen grenzen: zowel de grens van de atmosfeer als de grens van de menselijke inspanning. Je kunt hier veel in lezen: de vluchtelingen- en immigratieproblematiek maar ook de limiet van onze planeet en daarmee dus de klimaatkwestie. Ondanks dat ze haar opgezochte grenzen bereikte, weet Harjono het antwoord niet op de problemen die ze aansnijdt: ‘Ik stuurde mijn stem naar de ruimte maar wist niet wat ik moest zeggen.’ Soms moet je een probleem eerst aankaarten wil je tot een oplossing komen.

 

Met behulp van humor gaat Fernanda Barhumi Martínez op zoek naar waarheden in woordontleding. Haar werk lijkt op het eerste gezicht op tegelwijsheden die iets weg hebben van het Amerikaanse gezegde There’s no ‘i’ in ‘team’. De titel van haar serie (Spells) zinspeelt ook op het feit dat het spreuken zijn. Soms zijn ze lichtvoetig als You can’t spell families without lies of You can’t spell ghost without host, maar geregeld ook minder speels. De zinnen You can’t spell device without vice of You can’t spell pharmacy without harm zijn goed gevonden en zeggen meer dan de vaak nietszeggendheid van gangbare tegelwijsheden. Er is wel een risico: ook al werkt humor goed, het is erg subjectief en sommige zinnen neigen naar flauwiteiten – You can’t spell thug without hug, You can’t spell blame without lame. Maar misschien is dit juist goed, niet alle kunst hoeft moeilijk te doorgronden te zijn, niet alle kunst hoeft de toeschouwer in het duister te laten over de beweegredenen. Je kunt woordspelingen niet spellen zonder spel.

 

Anna Tamm vindt het narratief interessant. Ieder element van haar installatie The Clock Struck Midnight and they Were Never to be Seen Again vertelt een verhaal: een stoel met afgeknipt haar eromheen, borden en schaaltjes met voedselresten (op lage temperatuur gebakken en daarmee tot keramiek gemaakt) en bordscherven op de grond. Allemaal elementen die je nagenoeg als een kort verhaal kunt lezen: de knipbeurt voor een feest, een gezellig afgerond diner en fricties die uitmondden in een schreeuwende confrontatie. Tamm is erg sterk in de kracht van suggestie.

Een diner met vrienden was het startpunt van haar afstudeeronderzoek. De schoonheid die ze in het gebruikte eetgerei zag, kon ze niet vasthouden – een foto zei niet hetzelfde volgens haar. Tamm wilde die schoonheid terughalen en in een vaste, tastbare vorm gieten. Het resultaat is een sterke presentatie die naar meer doet verlangen.

 

Het werk van Jooyoung Lee gaat over herinneren. Ze heeft objecten als een bureaustoel, een waterkoker en een gevulde koelkast nagemaakt met niet meer dan haar geheugen. In haar werkomschrijving zegt ze dat sommige herinneringen door mist omgeven zijn. Dit laat ze zien in de semi-transparantie van het materiaal en dat sommige objecten niet helemaal duidelijk te herkennen zijn. Haar werk heeft iets weg van de vervelling van een slang en dit maakt het tot een gematerialiseerde herinnering; tastbaar en zichtbaar als de jaarringen van een boom.

Eén kritiekpuntje was er wel: haar werk heeft veel overeenkomsten met de kunst van haar landgenoot Do Ho Suh. Die heeft bijvoorbeeld het appartement waar hij lang in woonde en zijn ouderlijk huis op ware grootte nagemaakt in levensgrote installaties van stof. Zijn wasmachines, bedden, stoelen en wastafels hebben hetzelfde karakter als Lee’s kunst. Toch wordt haar werk er niet minder op, want het is een mooie serie die niet verveelt.

 

Vinicius Cardoso Witte vraagt zich af wat onze identiteit betekent. Wie heeft de macht erover, waar ligt de grens van privacy en hoe lang blijven onze data beschikbaar? Brieven met visa-aanvragen, paspoorten, identiteitskaarten en bedrijfspassen heeft hij in brons gegoten en daarmee een onuitwisbaar karakter gegeven. Hij stelt de houdbaarheid van onze data aan de kaak. Wij hebben een identiteit maar in hoeverre is deze echt van het ons? Overheden en bedrijven hebben veel informatie over ons allemaal, zoals onze naam, onze foto en onze geboortedatum. Maar kunnen wij degene met deze macht wel vertrouwen dat zij goed met deze gegevens omgaan? Want wat als er ergens een kink in de kabel komt? Waarschijnlijk heet zijn werk daarom ook It’s me, I promise. Alsof je bewijs moet leveren dat jouw identiteit echt van jou is. Serieus, ik ben het echt, geloof me.

 

 

De afstudeertentoonstelling was te zien van 6 t/m 10 juli 2022.

Link: https://rietveldacademie.nl/nl/page/1825/graduation-show

Kunst / Expo binnenland

Serieus mens, serieus spel

recensie: Henk Helmantel: Meester in Realisme
Art Revisited

Wie de schilderijen van Henk Helmantel wil bewonderen, kan een groot deel van het jaar terecht in zijn eigen museum in het Groningse Westeremden. Het mooie dorpje is helaas wel eens in het nieuws als epicentrum van een aardbeving. Elders in het land worden ook regelmatig exposities van zijn werk georganiseerd. Zoals nu in Museum Veenendaal. 

Rechts glijdt een strook Groninger boerenland voorbij. De tijd dat ‘olle kerels’ hier op een brommer langs ’s Heeren wegen tuften, ligt toch gauw een halve eeuw achter ons. Maar het valt niet te ontkennen, we zitten met de camera even achterop bij een stevig ingepakte Henk Helmantel. Wanneer hij vanaf de zijkant wordt gefilmd, kunnen we meer details onderscheiden. GTS 50 staat er op de benzinetank, een Zündapp dus. Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. 

Compositorisch vernuft 

De scene maakt deel uit van een kort filmpje dat je kunt bezichtigen in Museum Veenendaal. Daar loopt tot 3 september een expositie gewijd aan Helmantel (geboren 1945). In totaal zijn er circa 25 werken van hem tentoongesteld; een indrukwekkende greep uit zijn vermaarde stillevens en kerkinterieurs, plus in een paar vitrines enkele gebruiksvoorwerpen die hij in de schilderijen heeft verwerkt. De inrichting van de expositie is niet vlekkeloos. Er is één mooie, rijkbehangen hoofdzaal,  maar een aantal werken moet het helaas doen met een wandje in een open ruimte gewijd aan de plaatselijke geschiedenis. Qua compositie niet helemaal des Helmantels. 

Helmantel is in 2008 gekozen tot kunstenaar van het jaar, boven mededingers als Anton Corbijn, Armando en Erwin Olaf. Daarvóór werd hij een tijdlang als weinig vernieuwend beschouwd, een traditionele ‘fijnschilder’ die voortborduurt op de stillevens van de Gouden Eeuw. Maar in het juryrapport van 2008 worden enkele onmiskenbare kwaliteiten van zijn werk geroemd. Eén daarvan is een groot compositorisch vernuft. Zelf wijst Helmantel vaak op de moderne, ‘abstracte’ toets van zijn werk, het spelen met lijnen, vlakken en kleuren dat weinig met de barok van doen heeft. In de hoofdzaal van het museum in Veenendaal zie je precies wat hij bedoelt. Zowel de stillevens als de interieurs die hij schildert, zijn prachtig opgebouwd, met een mathematische blik en de hand van een architect. In dit verband wordt Helmantel wel gelinkt aan schilders als Pieter Saenredam. 

‘De schoonheid van eenvoudige dingen’ 

Uienstilleven 2015

Henk Helmantel, Uienstilleven, 2015 (Art Revisited)

Bovenaan een wand met stillevens prijkt een citaat van Helmantel dat hem ook typeert: ‘Ik wijs mensen op de schoonheid van eenvoudige dingen’. Geboren en getogen op de Groninger kleigrond waar zijn vader groente en fruit kweekte, schroomt hij niet om in zijn werk simpele streekproducten af te beelden. Je moet onwillekeurig even denken aan Andy Warhol en zijn transformatie van het alledaagse tot kunst. Geen soepblikken, maar hun ingrediënten. Uien, een paar bolletjes knoflook, een versgebakken brood … Helmantel schildert ze hyperrealistisch en met een ongekend talent voor stofuitdrukking en belichting. Een feestje voor het oog is het gewoon, zo’n rij schilderijen.   

Zoals de schilder zelf benadrukt, haalt hij zijn inspiratie voor een belangrijk deel uit zijn christelijk geloof. Bij de schoonheid van eenvoudige dingen denkt hij vooral aan de schoonheid van de schepping. Maakt dat iets uit voor de kijker? Dat ligt natuurlijk nogal persoonlijk, maar er is niets dat per se tot een religieuze interpretatie noopt. Je kunt in de stillevens evengoed een loflied op de pracht van de evolutie zien, of in de fascinerende weerspiegelingen in glaswerk een haarscherpe ontleding van de verstrooiing van zonlicht.  

Spelen met tradities? 

Het ligt niet erg voor de hand om in Helmantel een schilder te zien die speelt met tradities. Zo gauw hij zich van zijn helm ontdoet op de Zündapp, komt de ernstige plattelander tevoorschijn, zware baard, ernstig in stem en voorkomen. Op een brommer rijden is geen grapje. Voor lichtvoetigheid hoef je bij hem niet aan te kloppen. Een toeschouwer die vanuit een eigen perspectief naar zijn werk en filmpje kijkt, kan dat toch net iets anders ervaren. Spelen kan ook heel serieus zijn. 

 

Afbeelding boven: Henk Helmantel, Stilleven in rode kast, 1978 (Art Revisited)