Tag Archief van: tijdelijke tentoonstelling

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap

recensie: Portrait of a Lady - Art Deco museum Villa Empain

De tentoonstelling Portrait of a Lady, nog tot 4 september 2022 te zien in het Art Deco museum Villa Empain te Brussel, biedt in vijfentachtig zeer goed geselecteerde kunstwerken een niet te missen bijdrage aan de vervrouwelijking van de kunst.

‘It isn’t easy to inhabit the body, is what I’m trying to say; it isn’t easy to stop being a picture, pretty as or trying to be,’ schrijft Olivia Laing in haar essay Skin Bags[1]. In Portrait of a Lady wordt niet expliciet verwezen naar Laing, maar de expositie roept wel echo’s van Laings werk op door op dezelfde doorwrochte manier te wroeten in het beeldkarakter van de vrouw. In een tiental kamers passeert de toeschouwer een geschiedenis van de vrouw in de kunst.

Geen geschiedenisles

De hoofdstukken waarin de expo is onderverdeeld (zoals: Vrouwen in een interieur en De transformatie van het discours) vormen zeker niet het boeiendste onderdeel van de expo. Al was het maar omdat zich toch steeds de vraag blijft opdringen wat deze hoofdstukken voor hebben op andere thema’s. In vijfentachtig goed gekozen kunstwerken (overigens van consequent hoge kwaliteit), verdeeld over een tiental kamers, loopt het publiek langs een van de schier oneindige versies waarop het verhaal van de vrouw in de kunst verteld kan worden.

Wie deze expo bezoekt met als doel een eenduidige geschiedenisles te krijgen, komt bedrogen uit. Wie die ambitie echter los kan laten, krijgt iets zeer waardevols in de plaats. De expo roept bedrieglijk eenvoudige gevoelens op, waaronder een complex netwerk van interessante, intellectuele opvatting verborgen zit.

Meer dan de male gaze

Neem het voorbeeld van de twee werken in de volledige met azuurblauwe steentjes betegelde badkamer: Girl with Outstretched Arms van Alphonse Mucha en Voluptuous van Felix De Vigne. Frontaal in de nis van de badkamer hangt de potloodtekening van Mucha waarop een jonge vrouw haar armen uitstrekt, de palmen in een afwerend gebaar. Dieper in de nis hangt het schilderij van De Vigne. Het werk straalt sensualiteit uit en toont twee naakte, roomwitte vrouwen die zich baden in een rivier.

De vastberaden vrouw in broze potloodlijnen lijkt haar seksegenoten te willen beschermen tegen begerige blikken. Zodat deze, niet verstoord door schaamte of zelfbewustzijn, naakt kunnen zijn. Hoewel dit contact over kaders en lijsten heen een werkelijk uitzonderlijk moment in de expo is, blijft de dialoog tussen kunstwerken en publiek zich door de hele tentoonstelling manifesteren.

Deze expo overstijgt met verve de eendimensionele antwoorden op het vraagstuk van de male gaze en legt de verantwoordelijkheid voor het denken en voelen bij de kijker. Dat je daarbij en passant ronduit schitterende werken van Seydou Keïta, James Ensor en Irina Rasquinet te zien krijgt, is balsem voor de soms pijnlijke vragen die overblijven. Met betrekking tot het werk van Rasquinet, te zien onder de bomen op het balkon van de villa, valt het overigens tegen alle goede gewoonten in aan te raden het museum op een stralend zonnige dag te bezoeken. Het spel van licht en schaduw op de glasvezel sculpturen is van een hypnotiserende schoonheid.

Museum van empathie

Portrait of a Lady sluit af met een reizende installatie van het Empathy Museum: A Mile in My Shoes. De bezoeker kiest een paar schoenen uit, stuk voor stuk vrouwenschoenen. Ze krijgt vervolgens in een koptelefoon het korte, bijbehorende (levens)verhaal te horen, ingesproken door de eigenaar van de schoenen zelf. Dat kan een heftig en geladen verhaal zijn, maar net zo goed het relaas van een ouder wordende vrouw die haar roeping vond als bloemist.

Door het laatste woord te geven aan vrouwen en aan een verbindend gegeven als empathie lijkt deze expo te willen zeggen dat in de feministische slag om musea, protest en zorg hand in hand moeten gaan.

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden rijst dat dit een tentoonstelling is die gemaakt is voor vrouwen. Als het dan al niet de vrouwelijke kunstenaar of de vrouwelijke muze is die als kwantificeerbare winnaar uit deze vergelijking komt, dan toch zeker wel de vrouwelijke toeschouwer, die dankzij haar bezoek een wezenlijke en nog lang nazinderende dialoog over vrouwelijkheid kan aangaan. Portrait of a Lady is op die manier als een goed gesprek met een hartsvriendin, of als een essay van Olivia Laing. En bovenal is de expo een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap.

 

[1] Laing, Olivia. 2020. Funny Weather: Art in an Emergency. Londen: Picador.

Kunst / Expo binnenland / Expo buitenland

Een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap

recensie: Portrait of a Lady - Art Deco museum Villa Empain

De tentoonstelling Portrait of a Lady, nog tot 4 september 2022 te zien in het Art Deco museum Villa Empain te Brussel, biedt in vijfentachtig zeer goed geselecteerde kunstwerken een niet te missen bijdrage aan de vervrouwelijking van de kunst.

‘It isn’t easy to inhabit the body, is what I’m trying to say; it isn’t easy to stop being a picture, pretty as or trying to be,’ schrijft Olivia Laing in haar essay Skin Bags[1]. In Portrait of a Lady wordt niet expliciet verwezen naar Laing, maar de expositie roept wel echo’s van Laings werk op door op dezelfde doorwrochte manier te wroeten in het beeldkarakter van de vrouw. In een tiental kamers passeert de toeschouwer een geschiedenis van de vrouw in de kunst.

Geen geschiedenisles

De hoofdstukken waarin de expo is onderverdeeld (zoals: Vrouwen in een interieur en De transformatie van het discours) vormen zeker niet het boeiendste onderdeel van de expo. Al was het maar omdat zich toch steeds de vraag blijft opdringen wat deze hoofdstukken voor hebben op andere thema’s. In vijfentachtig goed gekozen kunstwerken (overigens van consequent hoge kwaliteit), verdeeld over een tiental kamers, loopt het publiek langs een van de schier oneindige versies waarop het verhaal van de vrouw in de kunst verteld kan worden.

Wie deze expo bezoekt met als doel een eenduidige geschiedenisles te krijgen, komt bedrogen uit. Wie die ambitie echter los kan laten, krijgt iets zeer waardevols in de plaats. De expo roept bedrieglijk eenvoudige gevoelens op, waaronder een complex netwerk van interessante, intellectuele opvatting verborgen zit.

Meer dan de male gaze

Neem het voorbeeld van de twee werken in de volledige met azuurblauwe steentjes betegelde badkamer: Girl with Outstretched Arms van Alphonse Mucha en Voluptuous van Felix De Vigne. Frontaal in de nis van de badkamer hangt de potloodtekening van Mucha waarop een jonge vrouw haar armen uitstrekt, de palmen in een afwerend gebaar. Dieper in de nis hangt het schilderij van De Vigne. Het werk straalt sensualiteit uit en toont twee naakte, roomwitte vrouwen die zich baden in een rivier.

De vastberaden vrouw in broze potloodlijnen lijkt haar seksegenoten te willen beschermen tegen begerige blikken. Zodat deze, niet verstoord door schaamte of zelfbewustzijn, naakt kunnen zijn. Hoewel dit contact over kaders en lijsten heen een werkelijk uitzonderlijk moment in de expo is, blijft de dialoog tussen kunstwerken en publiek zich door de hele tentoonstelling manifesteren.

Deze expo overstijgt met verve de eendimensionele antwoorden op het vraagstuk van de male gaze en legt de verantwoordelijkheid voor het denken en voelen bij de kijker. Dat je daarbij en passant ronduit schitterende werken van Seydou Keïta, James Ensor en Irina Rasquinet te zien krijgt, is balsem voor de soms pijnlijke vragen die overblijven. Met betrekking tot het werk van Rasquinet, te zien onder de bomen op het balkon van de villa, valt het overigens tegen alle goede gewoonten in aan te raden het museum op een stralend zonnige dag te bezoeken. Het spel van licht en schaduw op de glasvezel sculpturen is van een hypnotiserende schoonheid.

Museum van empathie

Portrait of a Lady sluit af met een reizende installatie van het Empathy Museum: A Mile in My Shoes. De bezoeker kiest een paar schoenen uit, stuk voor stuk vrouwenschoenen. Ze krijgt vervolgens in een koptelefoon het korte, bijbehorende (levens)verhaal te horen, ingesproken door de eigenaar van de schoenen zelf. Dat kan een heftig en geladen verhaal zijn, maar net zo goed het relaas van een ouder wordende vrouw die haar roeping vond als bloemist.

Door het laatste woord te geven aan vrouwen en aan een verbindend gegeven als empathie lijkt deze expo te willen zeggen dat in de feministische slag om musea, protest en zorg hand in hand moeten gaan.

Het is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden rijst dat dit een tentoonstelling is die gemaakt is voor vrouwen. Als het dan al niet de vrouwelijke kunstenaar of de vrouwelijke muze is die als kwantificeerbare winnaar uit deze vergelijking komt, dan toch zeker wel de vrouwelijke toeschouwer, die dankzij haar bezoek een wezenlijke en nog lang nazinderende dialoog over vrouwelijkheid kan aangaan. Portrait of a Lady is op die manier als een goed gesprek met een hartsvriendin, of als een essay van Olivia Laing. En bovenal is de expo een niet te missen les in vrouwelijk curatorschap.

 

[1] Laing, Olivia. 2020. Funny Weather: Art in an Emergency. Londen: Picador.

Kunst / Expo binnenland

Het Mauritshuis in bloei

recensie: In volle bloei
Anna RuyschDe Hoogsteder Museum Stichting

Het Mauritshuis heeft reden voor een feestje. Het museum bestaat dit jaar 200 jaar en dat wordt groots gevierd met een tentoonstelling over bloemstillevens uit de zeventiende eeuw. Je maakt in deze tentoonstelling op verschillende manieren kennis met het veelzijdige stilleven genre. 

Een pril begin 

In de eerste zaal sta je voor een ogenschijnlijk eenvoudig stilleven van de Vlaamse schilder Hans Memling (1430-1494). Witte lelies, irissen en akeleien in een aardewerken vaas op een tafelkleed. Op de vaas staan de letters “IHS”, de eerste letters van Jezus’ naam in het Grieks, en de bloemen in de vaas verwijzen naar Maria. De achterkant van dit stilleven toont een portret van een biddende man. Wat doet dit schilderij in een tentoonstelling met exotische bloemen en ‘onmogelijke’ boeketten? 

Dit schilderij is een van de vroegste religieuze stillevens in de westerse kunstgeschiedenis. Eerder waren bloemen natuurlijk wel onderdeel van een schilderij of randillustraties van boeken, maar nog niet eerder als hoofdonderwerp. Memling maakte zijn bloemstilleven in 1485, terwijl het stilleven genre pas tegen het einde van de zestiende eeuw populair werd.  

Anna Ruysch

Hans Memling, Vaas met bloemen in een nis, 1485, Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid

 

Bestudering van de natuur 

Vanaf die periode neemt de tentoonstelling een vlucht. In de volgende zalen zie je hoe het stilleven genre opbloeide in de zeventiende eeuw. Toen ontstond er namelijk een interesse in natuurwetenschap bij opdrachtgevers van kunst. Kunstenaars, wetenschappers en tekenaars werkten vaak samen om bloemen, planten en insecten zo natuurgetrouw mogelijk af te beelden in wetenschappelijke publicaties. 

Het is een feest om de bloemen in hun volle glorie te zien stralen! Maar het zijn niet alleen bloemen die de show stelen. De zaalteksten wijzen je op de soms minuscule insecten die interacteren met de bloemen. De term stilleven wekt de indruk alsof er niks gebeurt op het schilderij, maar zulke speelse insecten voegen juist levendigheid toe. Bij het schilderij Bloemen in een glazen vaas (1612) door Jacques de Gheyn II staat bijvoorbeeld geschreven: “Een rups steekt zijn kopje over de rand van de nis. Alsof hij even wil kijken naar de signatuur van de schilder die daar te zien is”. Insecten zijn niet voor niets aanwezig op stillevens. Dankzij de opgeleefde interesse in natuurwetenschappen raakten steeds meer opdrachtgevers geïnteresseerd in insecten. Hierin hadden vrouwelijke kunstenaars vaak ook een aandeel, onder wie Maria Sibylla Merian (1647-1717). Ze tekende en observeerde insecten in hun natuurlijke leefomgeving. Ze besteedde veel aandacht aan de metamorfoses van insecten, want ze had geconstateerd dat daar nog weinig kennis over was. Daarom vertrok ze in 1699 samen met haar dochters vanuit Nederland naar Suriname om insecten te bestuderen. Dit leidde na hun terugkomst in Nederland tot Metamorphosis insectorum Surinamensium (1705), een boek met zestig gravures en begeleidende teksten over Surinaamse insecten en hun leefwereld.

Maria Sibylla Merian

Maria Sibylla Merian, Twee vlinders op een tak kruisbessenbloesem. Waterverf en dekverf op perkament, 199 x 164 mm. Particuliere collectie

 

Mannelijke en vrouwelijke kunstenaars naast elkaar  

In het tweede deel van de tentoonstelling verschuift het zwaartepunt naar vrouwelijke kunstenaars binnen het stilleven genre. Vergeleken met mannelijke kunstenaars zijn er maar een handjevol vrouwelijke kunstenaars bij naam bekend. Maar van alle genres in de schilderkunst hadden vrouwen het grootste aandeel in het stilleven genre. Het is mooi om te zien hoe enkele van deze vrouwelijke kunstenaars een podium krijgen via deze tentoonstelling en in samenhang worden getoond met hun mannelijke tijdgenoten.

Maria van Oosterwijck

Maria van Oosterwijck, Bloemen in een versierde bokaal, c.1670-1675. Doek, 62 x 47,5 cm. Mauritshuis, Den Haag

 

Zo hangen er twee stillevens naast elkaar van Willem van Aelst (1627-1683) en Maria van Oosterwijck (1630-1693). Van Oosterwijck kreeg veel opdrachten uit hoge kringen in binnen- en buitenland, waaronder de Franse koning Lodwijk XIV. Ook Van Aelst was heel succesvol in de Nederlanden en Italië. Deze schilders hebben elkaar gekend en Van Oosterwijck was mogelijk zelfs zijn leerling. Zo worden succesvolle mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de tentoonstelling naast elkaar en op een gelijke voet getoond. Een leuk detail is dat er ook een schilderij op de tentoonstelling te zien is van Anna Ruysch (1666-1754). Zij is de jongere zus van de bekende stilleven schilderes Rachel Ruysch. De schilderijen van Rachel Ruysch zijn wereldberoemd. Anna Ruysch is veel minder bekend, omdat ze na haar huwelijk op eenentwintigjarige leeftijd ophield met schilderen. Dat maakt het des te leuker dat er in de tentoonstelling ook aandacht uitgaat naar minder bekende vrouwelijke kunstenaars, maar die in kwaliteit niet onder doen van de rest.

Willem van Aelst

Willem van Aelst, Bloemstilleven met horloge, 1663. Doek, 62,5 x 49 cm. Mauritshuis, Den Haag

 

Van adembenemende stillevens, prachtige bruiklenen, lang onderbelichte perspectieven van vrouwelijke kunstenaars tot speelse zaalteksten. De tentoonstelling snijdt heel veel verschillende onderwerpen aan, maar heeft voor elk wat wils. Je leert hoe het stilleven als genre tot bloei kwam in de zeventiende eeuw en tegelijkertijd is er alle ruimte om te genieten van al het moois wat dit genre te bieden heeft. Zeker een bezoek (en feestje) waard!  

 

Film / Kunst / Expo binnenland / Film

Fijnzinnige poëzie, wrange humor en radicale stunts

recensie: Expositie: Guido van der Werve - Tastbare Futiliteit
In courtesy of the artist. Image by Ben Geraerts.

Afgelopen week kon je bijna geen krant openslaan of er stond iets in over Guido van der Werve (1977, Papendrecht). De in Berlijn, Hassi en Amsterdam gevestigde filmmaker en beeldend kunstenaar won niet alleen de Cobra Kunstprijs, maar heeft nu ook midden in zijn carrière al een overzichtstentoonstelling in het Eye Filmmuseum. Daar zagen we naast zijn Gouden Kalffilm Nummer veertien, home ook de eerste glimp van zijn in  september uit te komen autofictieve speelfilm. En het grootste deel van een indrukwekkend oeuvre.

 

Bij binnenkomst in Guido van der Werves tentoonstelling  Tastbare futiliteit (of Palpable Futility) stuit de bezoeker meteen op Nummer twee, Just because I’m standing here doesn’t mean I want to (2003). Er bestaat ook een Nummer een, maar die wordt nagenoeg nooit vertoond. Nummer twee is de film waarmee Van der Werve afstudeerde aan de Gerrit Rietveld Academie. We horen de kunstenaars stem: ‘ ‘s Ochtends kan ik niet opstaan, ’s middags verveel ik me, ’s avonds ben ik moe en ’s nachts kan ik niet slapen.’  Van der Werve loopt, in zwart gekleed, achterwaarts de weg op in de – in eigen woorden – ‘spuuglelijke’ Papendrechtse straat waar hij opgroeide. Hij wordt geschept door een auto. Een ME-busje stopt. Op tonen van het Kerstconcert van Arcangelo Corelli stappen vijf balletdanseressen uit om een choreografie te doen. Terwijl het bewegingsloze lichaam van de kunstenaar nog op de achtergrond op straat ligt.

Stijl

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Van der Werves films zijn heel herkenbaar. Altijd verschijnt de kunstenaar zelf, volledig in het zwart gehuld. Hij doet zijn eigen stunts. Naast de botsing met de auto steekt hij zichzelf in de fik, of laat hij zich optakelen aan een hijskraan. Ook zijn veelvuldige beproevingen in fysiek en mentaal uithoudingsvermogen zijn langlopende, indrukwekkende stunts. Zo staat hij vierentwintig uur in de bijtende kou van de noordpool om een dagje niet met de wereld mee te draaien (Nummer negen, the day I didn’t turn with the world, 2007) of rent een marathon om een bos kamille op Rachmaninovs graf te leggen (Nummer dertien, emotional poverty in three effugia, 2010-11).
In veel films zien we wijde shots van grootse natuur waar in een klein mensfiguur zijn levenswandel in maakt, al dan niet verwikkeld in een ultra-triathlon.
Muziek speelt een grote rol. We horen veelal Romantische componisten. Voor sommige films componeerde Van der Werve zijn eigen muziek. Daarnaast balanceren we continu tussen humor en bittere ernst, diepzinnigheid en flauwte. Een kunstige vertoning van het leven zelf.

Taal

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Hoewel taal nooit wordt genoemd in de recensies of interviews, dragen de veelal poëtisch-filosofische titels en andere teksten veel bij aan de vertelkracht van de werken. Zo trekt er in Nummer vier, I don’t want to get involved in this, I don’t want to be a part of this, talk me out of it (2005) een vliegtuig een wuivende banner door het luchtruim waarop ‘It was not enough’ gedrukt staat, een verzuchting uit de film Stalker van Andrej Tarkovski. Net als de tekst in Nummer twee zorgen sobere maar treffende woorden dat er een narratief ontstaat, zonder dat het verhaal dichtgetimmerd wordt.

 

Eye Filmmuseum

© Studio Hans Wilschut Courtesy de kunstenaar/the artist & GRIMM Amsterdam| New York

Het Eye Filmmuseum is ook een bioscoop. En dat zal de bezoeker weten. De ruimtes die voor Guido van der Werves tentoonstelling Palpable Futility werden gebouwd zijn donker. De vroege werken die op celluloid gefilmd zijn, zijn opnieuw gedigitaliseerd en geremasterd met de techniek van nu. Ook het geluid is uitzonderlijk goed. Omdat de werken van Van der Werve ‘ruimte’ nodig hebben is er gekozen voor een redelijk open architectuur. Er zijn geen kleine kamertjes en in de meeste ruimtes worden meerdere films tegelijk afgespeeld. Toch valt het mee met de geluidsoverlast in de ruimte. Dat is dankzij de speakers met een ‘directional sound’, die het geluid boven de bankjes enigszins bundelen en naar beneden sturen. In de bankjes zit nog een grote speaker, die het geluid warmte en meer diepte geeft. De bezoeker zit in een soort net van geluid waardoor de andere filmgeluiden meer op de achtergrond klinken. Dat je Van der Werve dus bij het kijken van Nummer vier op de achtergrond in Nummer twee hoort zeggen dat hij niet kan slapen is niet storend. Integendeel. Het zorgt ervoor dat je nog meer opgenomen wordt in de wereld van Guido van der Werve. De bezoeker die zijn oren de kost geeft hoort opvallend veel detail in de werken. Tijdens het pianospel op een vlot in een natuurmeer in Nummer vier hoor je bijvoorbeeld de natuurgeluiden nog steeds door het spel heen.

Hardcover catalogus

© Studio
Hans Wilschut
Courtesy de kunstenaar/the artist &
GRIMM Amsterdam| New York

Bij de expositie hoort een hardcover catalogus. In samenwerking met nai010 publishers drukte Eye Filmmuseum Palpable Futility, waarin het gehele oeuvre van Guido van der Werve wordt beschreven en afgebeeld. Dus voor degene die had gehoopt op het bewegend naakt uit Nummer zestien of de mislukte raketlancering uit Nummer zeven: gelukkig is er het boek nog. Met verdiepende essays en een interview met de kunstenaar.  Tijdens de duur van Tastbare Futiliteit worden in het Eye Filmmuseum aanvullende randprogrammeringen georganiseerd. Iets om in de gaten te houden!

Kunst / Expo binnenland

Krullende lippen

recensie: Alida Pott in Groninger Museum

In het Groninger Museum is momenteel een kleine maar fijne tentoonstelling te zien met werk van kunstenares Alida Pott (1888-1931). Slechts dertig werken zijn er te zien, in een doorloop naar andere exposities. Misschien is het een opmaat, want het smaakt naar méér.

Alida Pott, Portret van een jonge vrouw, 1921, Collectie Stichting De Ploeg

‘Ik was vooral gecharmeerd van haar bovenlip, die helemaal de vorm had van die gestileerde zeemeeuwen die kinderen met kleurpotloden tekenen’. Dat schrijft John Banville in zijn roman De blauwe gitaar over zijn ‘kleine meisje’, maar het zou net zo goed over bijvoorbeeld het Portret van een jonge vrouw van Alida Pott kunnen gaan.

Alida Pott was het eerste, maar niet het enige vrouwelijke lid van de Groningse schilders die bekend stonden onder de naam De Ploeg. Het meeste werk van haar dat wordt getoond, stamt uit  de jaren twintig van de vorige eeuw, toen de Ploegschilders hun hoogtepunt beleefden. Zij schilderde op expressionistische wijze, wat je goed ziet in de blauwe bomen op het schilderij Het Blauwborgje (1920), een boerderij even buiten Groningen.

Ploegschilder en méér dan dat

Pott was getrouwd met Ploegschilder George Martens (1894-1970). Hij gebruikte een snelle toets, terwijl krullende lippen en de expressieve manier waarop handen werden geschilderd typerend zijn voor Pott. Lang was onduidelijk of het grote olieverfportret van de voetballer Hans Tetzner (1927), een familievriend, nu was geschilderd door Martens of Pott. Voor het eerste pleit de snelle toets voor het Pott. Onder andere vanwege de uitwerking van de handen. En die krullende lippen…

Pott overleed op tweeënveertigjarige leeftijd aan een longziekte. Om onduidelijke redenen wilde haar man het werk van zijn vrouw na haar dood niet tentoonstellen. Als vrouwen overigens al een plaats kregen op exposities, want dat was in haar tijd niet vanzelfsprekend. Het is jammer dat Pott nooit een plek heeft gekregen op een expositie, want ze overtreft het werk van haar man en van menig andere Ploegschilder.

Expressionistisch én subtiel

Haar werk heeft iets eigenzinnigs. Op bijna alle getoonde portretten is het hoofd bijvoorbeeld iets geneigd, alsof de geportretteerden richting de nieuwsgierige kijker willen zeggen: ‘Wat nou, kijk maar eens goed! Ja, ik ben een Ploegschilder met mijn expressionistische, dikke lijnen die je onder andere ziet op mijn landschappen. Maar ik kan ook klein en intiem werken, subtiel en met maar een paar rake lijnen. En in terracotta een aandoenlijke oude vrouw neerzetten. De handen gevouwen op haar schoot, de boezem hangend. Niet “mooi”, maar o zo treffend. Toch?’

Alida Pott, Boomgaard Blauwborgje, 1920, Collectie Stichting De Ploeg

Naast portretten en landschappen zie je ook dadaïstische collages, affiches en allerlei gebruiksvoorwerpen die Pott heeft ontworpen. Zoals een houtsnede à la Wajongpoppen, om nog maar te zwijgen van een servethouder, een poetsdoos, een metalen eierdopje en houten broches. Hierin verheft ze alledaagse gebruiksvoorwerpen tot iets bijzonders.
Dichtte Harriet Laurey (1924-2004) niet:

Dan moet men heel gewone dingen.
Iets jaren ouds, bijvoorbeeld koffie zetten.
Aandachtig op kleine gebaren letten.
Zorgvuldig  bonen in de molen doen.

Een warme, korreldroge geur begint
zich langzaam door de kamer te verspreiden,
de dingen tot hun leven te bevrijden.
De spiegel glimlacht terug. Het water zingt.

Dat is zo’n beetje de sfeer die je inademt als je door deze kleine, door curator Nadia Abdelkaui met zorg samengestelde expositie loopt: letten op kleine dingen, zoals gekrulde lippen. Een tentoonstelling die laat zien dat Alida Pott in al haar veelzijdigheid méér was dan een Ploegschilder.

Kunst / Expo binnenland

De vele gezichten van Frida Kahlo

recensie: Cobra Museum voor Moderne Kunst
ZaalbeeldPeter Tijhuis

“Ze dachten dat ik een surrealist ben, maar dat ben ik niet. Ik schilder nooit dromen. Ik schilder mijn eigen werkelijkheid,” zei Frida Kahlo (1907-1954) in 1953 tegen Time Magazine. Haar realiteit en die van haar man Diego Rivera (1886-1957) worden op een veelzijdige manier getoond in de tentoonstelling Frida Kahlo & Diego Rivera: A Love Revolution.

 

De liefde tussen Kahlo en Rivera bloeide op in 1928 toen zij elkaar ontmoetten via de Mexicaanse communistische partij. Een jaar later trouwden ze, maar het was een stormachtige relatie met buitenechtelijke affaires aan beide kanten. Tegelijkertijd leefden zij in roerige tijden waarin revoluties elkaar in een vlug tempo opvolgden. De tentoonstelling geeft een gelaagd beeld van hun relatie tegen een achtergrond van deze maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, waarbij met name de schilderijen van Kahlo de boventoon voeren.

Met dank aan The Jacques and Natasha Gelman Collection of 20th Century Mexican Art en The Vergel Foundation/INBAL-Secretaría de Cultura. © 2021 Banco de Mexico Diego Rivera Frida Kahlo Museums Trust, Mexico DF c/o Pictoright Amsterdam 2021

Tijdgenoten

In de eerste drie zalen zie je schilderijen van Mexicaanse tijdgenoten van Kahlo en Rivera. Lopend door die zalen wil je weten: waar kijk ik naar? Waarom zie ik op een schilderij van Juan Soriano (1920-2006) een meisje met hersens in haar hand? Waarom heeft Gunther Gerzso (1915-2000) een portret gemaakt van een man die alleen maar bestaat uit witte en rozige hoekige vormen? Maar in de zaalteksten, gebundeld in een boekje, staat hoofdzakelijk biografische informatie en weinig verheldering over de kunstwerken. Wel wordt het duidelijk dat Kahlo en Rivera deze kunstenaars hebben gekend. Zo geven deze schilderijen een goed beeld van de tijdgenoten van Kahlo en Rivera, maar het is jammer dat inhoudelijke informatie over de kunst ontbreekt. Je ziet wat er geschilderd werd, maar de beeldtaal van deze kunstenaars wordt niet toegelicht.

Een kijkje in de levens van Kahlo en Rivera

Vanwege de nadruk op biografische gegevens wekt het eerste deel van de tentoonstelling een afstandelijke indruk. Vluchtig schiet je van de ene naar de andere kunstenaar. Dit verandert radicaal halverwege de tentoonstelling, waar het zwaartepunt verschuift naar Kahlo en Rivera. Je krijgt via uitvergrote foto’s op de wanden een indruk van de gigantische muurschilderingen van Rivera, die vaak een politiek of nationalistisch karakter hadden.
Waar Rivera zich vooral richtte op sociale en maatschappelijke kwesties, nam Kahlo haar innerlijke belevingswereld als uitgangspunt. De zaalteksten wijzen je op symbolen die Kahlo en Rivera gebruikten om uitdrukking te geven aan hun Mexicaanse identiteit en politieke standpunten. Dat geeft een frisse en welkome blik op een kunstenares bij wie het accent vaak ligt op haar fysieke en emotionele lijden. Gelukkig zie je in deze tentoonstelling dat Kahlo niet altijd verwijst naar dat leed in haar kunst.
Zo komen de communistische sympathieën van Kahlo naar voren in een tekening die ze maakte van het Vrijheidsbeeld in New York. In plaats van een fakkel houdt Lady Liberty een geldzak en een atoombom vast. Adolf Hitler en Joseph Stalin verstopt in haar buik. Maar het zou te simplistisch zijn om Kahlo enkel daar mee te vangen. Zo voelde ze zich ook aangetrokken tot de Indiase filosofieën en levensbeschouwing, wat je goed ziet in haar gebruik van het derde alziende oog in Zelfportret als Tehuana (1943). Naast de inheemse symboliek komt ook haar man Rivera terug: op haar voorhoofd heeft ze hem afgebeeld, alsof hij haar haar derde (alziende) oog is.

The Jacques and Natasha Gelman Collection of Mexican Art © Met dank aan de Throckmorton Fine Art, Inc

Fotografie en kleding

De tentoonstelling sluit af met fotoseries van Kahlo en Rivera en gereconstrueerde traditionele Mexicaanse klederdrachten voor vrouwen. Met name de fotoseries onderstrepen het intieme karakter van de tentoonstelling, omdat de fotografen Kahlo en Rivera vaak samen hebben gefotografeerd. Het contrast tussen Kahlo en Rivera is groot in de tentoonstelling, omdat Kahlo zich vooral richtte op haar innerlijke belevingswereld en Rivera op sociale en maatschappelijke problemen. Daardoor zie je de onderlinge band tussen de twee in het eerste deel van de tentoonstelling niet goed terug. De fotoseries brengen daar wat meer verandering in. Kahlo gaat, tegen het einde van de tentoonstelling, leven. Naast de zelfportretten die het artistieke hoogtepunt van de tentoonstelling waren zie je boven je hoofd korte filmpjes waarin Kahlo je lachend toekijkt. Zo ligt de nadruk uiteindelijk toch op Kahlo, en verdwijnt Rivera naar de achtergrond. De tentoonstelling is zeker de moeite waard vanwege de prachtige zelfportretten en beeldtaal van Kahlo, maar niet vanwege een breder begrip van de band tussen deze twee kunstenaars.

Kunst / Expo binnenland

De Januskop van Constable

recensie: Recensie: John Constable

Het begint allemaal met een rood accent. Schilder John Constable (1776-1837) is in de leer bij William Turner. Constable is bezig met een leerstuk en voegt op ’t laatst nog een figuurtje in rood toe. Turner ziet dit, draait zich om en doet iets soortgelijks op een schilderij van zichzelf. Een actie die Constable steekt en hoog opneemt.

Als je erop gaat letten, zie je heel véél van die rode figuurtjes op de schilderijen van de Engelsman. Tot op een doek dat hij op tweeënvijftigjarige leeftijd maakte aan toe. Toen werd hij eindelijk toegelaten tot de Royal Academy en maakte het grote werk Sluis met passerende boot. Het zou een leuke zoektocht voor kinderen zijn, dwars door de eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland, in het Teylers Museum in Haarlem.
Een tentoonstelling die toont, dat Constable méér is dan de landschapsschilder en – tekenaar met die mooie wolkenluchten waar hij bekend door werd.

 

Molen, Haarlem, Landschap

John Constable, Landschap met molens bij Haarlem, 1831.

Ontwikkelingsgang

Niet alleen die rode figuurtjes zijn goed te volgen, maar ook de hele ontwikkeling van de schilder, vanaf zijn leertijd bij Turner, of zelfs daarvoor met een beetje een platgeslagen Gezicht op de pastorie in East Bergholt. Dit is – zoals de meeste werken op deze expositie – afkomstig uit de privécollectie van David Thomson.
De opzet van de tentoonstelling is namelijk chronologisch: in de tentoonstellingszaal en het prentenkabinet, met op de helft aandacht voor de amateur-meteoroloog die Constable ook was. Aandacht die helemaal past binnen de aandachtsgebieden van het Teylers Museum: kunst, natuurhistorie en wetenschap.

Toch is er ook nog een ander verband tussen de kunst in die twee zalen. En dat is dan niet het rode figuurtje op bijvoorbeeld het Landschap met windmolens bij Haarlem naar Jacob Ruysdael, maar de techniek van Constable. Het is een techniek waarbij hij op één werk de verf zowel dik als dun aanbrengt. Soms zó dun, dat je de ondergrond er nog doorheen ziet. Of – bij de tekeningen in het prentenkabinet – een techniek waarbij de kunstenaar afwisselend hard en zacht op een staafje grafiet drukte, zodat hij diepte creëerde. Bij een studie van het hoofd en de schouders van zijn vrouw vervaagde hij het grafiet zelfs zachtjes met zijn vingers, zodat hij ook nog eens ruimte suggereerde.

Op de tentoonstelling vallen ook enkele voorbeelden van de inspiratiebronnen van Constable te zien, zodat vergelijken mogelijk wordt. Maar doordat er tevens aandacht is voor de soms moderne techniek van de romantisch-realistische schilder, zou je haast concluderen dat hij een typisch romantische Januskop heeft: terugkijkend naar voorbeelden uit vorige eeuwen en vooruit kijkend naar de tijd die komt, inclusief meteorologie. Zo toont het Teylers Museum de kunst van John Constable in al zijn facetten en schakeringen. De moeite waard om te bezoeken, en petje af voor de samenstellers, want het moet een tour-de-force zijn geweest om deze eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland uitgerekend in coronatijd te realiseren!

 

John Constable. Overzichtstentoonstelling van de Engelse grootmeester van de romantiek

 

Kunst / Expo binnenland

Hedendaagse Indonesische perspectieven

recensie: Recensie: On the Nature of Botanical Gardens
Eva Broekema

 

De kunstwerken op de expositie On the Nature of Botanical Gardens in Framer Framed – het Amsterdamse platform voor kunst en cultuur – bewegen zich tussen uitersten, met als rode draad commentaar op het kolonialisme. De keuze werd gemaakt door curator-historicus Sadiah Boonstra. Zij onderzoekt de botanische tuin als onderdeel van het koloniale verleden. Immers, zoals ze in het begeleidende boekje schrijft: ‘In de 18e en 19e eeuw was botanische kennis een belangrijk aspect van de beheersing van de natuur om rationele controle uit te oefenen op, en het verzamelen van, de belangrijkste bron van inkomsten, de landbouw.’

Rituelen

Die blikvanger is een groot doek (600×200 cm), Ruwatan Tanah Air Beta (Reciting Rites in its Sites) van Zico Albaiquni (1987, Bandung). Links is een traditioneel Sudanees ritueel, Ruwatan, afgebeeld. Hierin wordt verbinding gezocht met de natuur, met voorouders en God. De plaats van handeling is Kebun Raya Bogor, de nationale botanische tuin. Rechts is een Nederlandse begraafplaats in diezelfde tuin afgebeeld. Er zit echter nog een opvallende verwijzing in dit haast fluorescerende doek: een aantal platte rijstmanden. Ze vormen kritisch commentaar op de manier waarop herman de vries in 2015 (onder andere op de Biënnale van Venetië) verschillende rijsttypen had laten zien, op een romantiserende manier, zonder de context hiervan erbij te betrekken.

Nootmuskaat

Een tweede werk dat de aandacht trekt, is Perken van Ipeh Nur (1993, Yogyakarta). Het is een acrylwerk op rijstzakken, een actueel kunstwerk, omdat het is verbonden met de naam van Jan Pietersz. Coen. Immers: in 1621 brak een handelsgevecht uit om het monopolie van nootmuskaat, dat leidde tot de dood van vele Bandanezen.

Nootmuskaat speelt ook een rol in de installatie Tuban van Ade Darmawan (1974, Jakarta). Darmawan toont een laboratoriumsetting, waarin uit buizen getransformeerde specerijen spuiten op boeken uit de Soekarnotijd. De ideeën worden zo bezoedeld. De kunstenaar is overigens artistiek directeur van het collectief ruangrupa, dat in 2022 de documenta 15 in Kassel zal samenstellen.

Twee installaties

Het derde item dat indruk maakt (niets ten nadele van de andere kunstwerken), zijn de assemblages van Sinta Tantra (1978, New York): Kebun Raya / Kebun Saya. Zij werd geïnspireerd door de botanische tuinen van Bali en Bogor. Het boekje bij de tentoonstelling omschrijft het als: ‘Hier wordt de natuur kunst, kunst wordt kunstgreep, en kunstgreep wordt narratief – gecategoriseerd en ingeperkt, echt en geconstrueerd. ’Verleden en heden, de ene en de andere identiteit gaan een gesprek met elkaar aan, zoals Framer Framed dat ook doet.

Het laatste werk dat hier wordt genoemd, is ook een groot kunstwerk. In feite bestaat het werk van Samuel Indratma (1970, Gombong) dan ook uit drie onderdelen: een canvas van Chinese inkt, een serie schaduwpoppen (Wajang) uit synthetisch leer en een video-animatie. De basis wordt gevormd door Javaanse tradities die in verbinding staan met hindoe-boeddhistische denkbeelden. Mens, natuur en dier vloeien hierin in elkaar over. Allemaal moeten ze worden gered.

Zoals altijd weet Framer Framed  weer met een fraaie tentoonstelling te komen die tot nadenken stemt. In verband met de sluiting gedurende de maatregelen aangaande de coronacrisis, is de looptijd van deze expositie gelukkig verlengd, zodat meer mensen hem nog kunnen gaan zien. Een kans om te grijpen!

Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht
Kunst / Expo binnenland

Glinsterende godsdienst

recensie: De Münster Domschat
Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht

Museum Catharijneconvent is veranderd in een heuse schatkamer. Het goud en zilver blinkt je tegemoet tijdens een bezoek aan De Münster Domschat, waarin niet alleen de Münster, maar ook de verloren Utrechtse Domschat aan bod komt.

Reliekkruis Münster (?) circa 900-1120 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Reliekkruis, Münster (?), circa 900-1120. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Een schat op papier

De Münster Domschat begint opvallenderwijs met papieren objecten: het middeleeuws archief van de Utrechtse Domkerk. In 1578, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kreeg de kerk de opdracht om haar rijk gevulde schatkamer om te laten smelten. Het blinkende goud en zilver van de Domschat was nodig om de oorlogsstrijd te bekostigen. Het resultaat was dat een uitgebreide en kostbare verzameling religieuze objecten in één klap uit de verdere geschiedenis verdween. Het Catharijneconvent besteedt aandacht aan de Utrechtse schat door het tentoonstellen van haar archiefstukken. Deze laten uitgebreid zien hoe de schat tot stand is gekomen en omschrijven soms tot in detail hoe de objecten eruit hebben gezien. Van de Münster Domschat is het juist het archief dat de tand des tijds niet heeft doorstaan. Beide schatten vullen elkaar in deze tentoonstelling dan ook perfect aan. De introductie met archiefstukken uit Utrecht biedt een context bij de Münster schat en de Münster objecten schetsen op hun beurt weer een beeld van de pracht en praal die ooit in de Utrechtse Dom heeft gestaan.

Voelen

De tentoonstellingstitel belooft natuurlijk een Domschat, maar voordat je deze te zien krijgt, kom je langs het zogenoemde ‘schatlab’. In deze zaal wordt de bezoeker uitgenodigd fysiek kennis te maken met de waardevolle materialen die gebruikt werden om religieuze objecten te maken. Goud, zilver, edelstenen, saffier, zijde, bloedkoraal – je mag het allemaal aanraken. Het museum geeft bovendien inzicht in de herkomst en de symboliek van de materialen. Door middel van multimedia installaties vertellen metaal- en textielrestauratoren, kunsthistorici en geologen hun verhaal. Het is misschien wat veel informatie in één zaal, maar het interactieve karakter maakt het schatlab een van de sterkste aspecten van de tentoonstelling.

Pauluskopreliekhouder circa 1060 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Pauluskopreliekhouder, circa 1060. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Münster

De tentoonstelling culmineert natuurlijk in de Münster Domschat, die voor het eerst in de geschiedenis haar thuisstad heeft verlaten. In een verdonkerde zaal glimmen de religieuze objecten je tegemoet. De schat omvat reliekhouders in de vorm van handen, kruizen en religieuze figuren, maar ook prachtige kledingstukken en andere religieuze voorwerpen. Zo wordt er een dertiende-eeuws kazuifel tentoongesteld, een gewaad dat door de priester werd gedragen tijdens de mis. Ook zijn er twee draagaltaren te zien, kleine kistjes die meegenomen konden worden op reis om zo buiten de kerk ook een kerkdienst te kunnen houden. Een van de belangrijkste en kostbaarste objecten in de tentoonstelling is het vergulde hoofd van de apostel Paulus, dat een centrale plek in de vitrines heeft gekregen. In dit reliekschrijn zouden ooit schedelfragmenten en zelfs een tand van de apostel hebben gezeten. Deze relieken waren extra belangrijk voor de Münster Dom, omdat Paulus de beschermheilige van de kerk is.

 

Museum Catharijneconvent slaagt erin door inzet van verschillende middelen een ijzersterke context te bieden bij de Münster Domschat. Zo’n Domschat die voor het eerst buiten haar schatkamer te zien is, is natuurlijk reden voor een feestje, en De Münster Domschat is dat feest. Een afwisselende, interactieve, fonkelende, schitterende tentoonstelling.

Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.
Kunst / Expo binnenland

Kijken en nog eens kijken

recensie: Herman Gordijn | 60 jaar nieuwsgierig onderzoeken
Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.

De prachtige, overzichtelijke tentoonstelling met werk van Herman Gordijn (1932-2017) in Museum Nairac in Barneveld laat voorstudies zien die de kunstenaar voor zijn schilderijen maakte. Evenzeer de moeite waard als de eindproducten zelf, waarvan sommige ook te zien zijn.

Annelies Barendrecht Herman Gordijn

Annelies Barendrecht, Portret Herman Gordijn.

Op de expositie van Gordijn in Museum MORE te Gorssel van 2017 lag de nadruk op zijn bekendere eindwerk. Zonder de onderzoeken, voorstudies en experimenten die Museum Nairac nu toont, was dat er echter nooit geweest.

Het museum is genoemd naar een negentiende-eeuwse burgemeester van Barneveld, waar in de vaste opstelling een stijlkamer aan is gewijd. Gordijn was overigens beschermheer van het museum, dat zich in de flyer bij de expositie met zijn werk terecht een pareltje noemt, een van ‘de kleine musea die het grote publiek nog verder moet ontdekken’.

Herman Gordijn Voorstudie Beatrix Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Voorstudie Beatrix. Museum Nairac Barneveld.

Meekijken en nog eens kijken

De partner van Gordijn, Joseph Kessels, vond het werk in het atelier in Terschuur (gemeente Barneveld), waar de schilder vanaf 1984 werkte. Kessels fungeerde ook als gastconservator. Tot het niet eerder geëxposeerde werk behoren de schetsboeken voor het bekende portret van (de toenmalige) koningin Beatrix.

Door het tonen van etsplaten, voorstudies en schetsboeken kijk je over Gordijns schouder mee én leer je, door goed te kijken, de verschillen zien tussen die studies en de eindproducten. Niet dat dit laatste van alles valt te bewonderen; van bijvoorbeeld het bekende doek Mona met kussen hangt ter afsluiting van een reeks schetsen alleen een foto. Het origineel is in Museum MORE te zien.

Kinderwagens en zelfportretten

Herman Gordijn Zelfportret 1977 Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Zelfportret, 1977. Museum Nairac Barneveld.

Op een van de voorstudies voor Kinderwagen II is goed Gordijns zoektocht te zien; hij heeft er met potlood aantekeningen op gemaakt: ‘pop? hondje?’ Op de ene voorstudie zie je drie personen, op een andere vier. Op het uiteindelijke schilderij (collectie De Heus-Zomer) zijn het er drie geworden, maar in andere poses: een kijkt in de wagen, een houdt de hand voor ogen en een heeft het hoofd achterover geworpen. Pal bij deze wand hangt een pentekening die Gordijn zo’n zeven jaar eerder in Amsterdam maakte van tal van kinderwagens onder een boom in het Vondelpark. Zo bij elkaar, doet het de lippen krullen. Een zekere humor kan het museum te midden van de pluimveelteelt en -handel ook niet worden ontzegd; in het winkeltje zijn Fabergé-eieren te koop.

Ook de wand met zelfportretten trekt de aandacht. Het oudste, een pentekening, dateert uit 1950, het jongste is een niets ontziende iPad-tekening uit 2017. Deze wand wordt aangevuld met foto’s van Gordijn, die Ingrid Bakker in 2009 maakte tijdens een atelierbezoek. Het museum mag ze nu in overleg met haar laten zien, om een extra kijkje in het kunstenaarschap van Gordijn te kunnen bieden.

Aanvullen en invullen

Deze zorgvuldig samengestelde en ingerichte expositie vult zo het beeld dat Museum MORE in 2017 van Herman Gordijn neerzette, op een bijzondere manier aan. Of misschien moeten we zeggen: vult deze op een bijzondere manier ín. Met weinig woorden over de inhoud van het werk, Gordijn eigen, en wat meer achtergrondinformatie over enkele geportretteerden en de gebruikte technieken (houtsnede, aquatint, litho, ets), is het een tentoonstelling die ook voor scholieren bijzonder instructief kan zijn. Nieuwsgierig meekijken over de schouder van de kunstenaar en nog eens kijken om verschillen te ontdekken tussen de studies en het eindresultaat, daar gaat het om. Het museum is er ruimschoots in geslaagd om het publiek deze kans te geven.

Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam
Kunst / Expo binnenland

‘Terugblik op de toekomst’

recensie: Connecting Time
Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam

In 1993 verscheen een boek van Marcus van Loopik – kenner van het jodendom én beeldend kunstenaar – onder de titel Terugblik op de toekomst. Hoewel het over iets heel anders gaat dan het werk van de Amerikaan Daniel Arsham (namelijk over ‘een joodse visie op tijd en geschiedenis’), lijkt er geen betere omschrijving van Ashrams kunst te bedenken dan deze titel.

Kunstwerken van Arsham zijn momenteel op twee plaatsen in Amsterdam te zien: in Galerie Ron Mandos (tot en met 16 maart aanstaande) en in het MOCO Museum (Modern Contemporary Museum Amsterdam). Dit museum is in 2016 op particulier initiatief opgezet in Villa Alsberg, op de hoek van het Museumplein. Een in het begin van de vorige eeuw gebouwde villa door Eduard Cuypers, broer van de bekende architect Pierre. Een kruip-door-sluip-door gebouw, hetgeen zijn voors en tegens heeft. Aan de ene kant komt kunst in de veelal kleine ruimtes optimaal tot zijn recht, met een of enkele werken die elkaar zo niet in de weg zitten. Aan de andere kant is het soms moeilijk om tussen de bezoekers door te laveren. Veelal jonge(re) bezoekers, die afkomen op moderne kunst van bijvoorbeeld Bansky, die permanent te zien valt.

Het MOCO Museum stelt dat hij het eerste museum in Nederland is dat Arsham presenteert. Dat zou wel eens kunnen kloppen, maar Arshams kunst is hier toch niet helemaal onbekend; al sinds 2001 toont Galerie Ron Mandos regelmatig werk van hem. Ook nu is daar werk van hem te zien, waaronder de mooie, verstilde installatie Tree for Zen Garden.

Daniel Arsham

Wie Daniel Arsham is, kom je in het MOCO Museum gaandeweg te weten aan de hand van informatieve teksten op de wanden. Teksten die thematisch zijn geordend en telkens een tipje van de sluier oplichten, in relatie tot de getoonde kunstwerken.

Arsham werd in 1980 in Miami geboren en maakte in 1992 Hurricane Andrew mee, die – hoe kan het ook anders – een grote indruk op hem maakte. Zijn drie Eroded Dogs (2018) zijn zoveel jaar later daar nog het gevolg van: honden als kwamen ze uit de hel van Pompeï. Als kind was hij gek op sport; football legende Dan Marino was zijn held. Maar ook de popmuziek uit die tijd had zijn belangstelling. Iets daarvan wordt getoond in het zaaltje Iconic Objects, waarin een bronzen Eroded Fender Guitar hangt en een Eroded Basketball Rack staat. Later werd hij geobsedeerd door de Griekse en Romeinse oudheid; Cracked Face lijkt terug te gaan op het in tweeën gebroken Romeinse beeld van het hoofd van Marcus Aurelius.

Wit of kleurig

Daniel Arsham Calcified Room 2016 MOCO Museum Amsterdam

Daniel Arsham, Calcified Room, 2016. MOCO Museum Amsterdam.

Een wit hoofd, zoals de meeste kunst van Arsham wit is, hoewel in sommige werken wat kleur zit; Arsham is kleurenblind, maar kreeg in 2015 een bril die dit deels verhielp. Wit is de nooit eerder getoonde installatie Calcified Living Room, een woonkamer gevuld met meubels uit de jaren vijftig van de vorige eeuw die er versteend bij staan.

Een en al kleur, monochroom, zijn weer de sportballen die een gehele ruimte in het souterrain van het MOCO Museum vullen: Amethyst Ball Cavern, Arshams eerste architecturale installatie. De grotachtig gevormde ruimte wordt volledig ingenomen door tennis- en volleyballen. Drie lichtgevende basketballen hangen ertussen en in een spiegel ziet de museumbezoeker zichzelf.

Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam

Daniel Arsham, Amethyst Ball Cavern, 2016. MOCO Museum Amsterdam.

Zowel de grot als het heilige getal drie, het licht en de spiegel uit een Nieuwtestamentische brief van Paulus (die al heel wat kunstenaars inspireerde) verwijzen naar een van de drie thema’s uit Arshams werk: religie. Dit, en de twee andere thema’s (liefde en oorlog) worden in het boek Fictional Archeology over Arsham (uitgave Galerie Perrotin, 2015) als zodanig benoemd. Een boek dat ook ingaat op de vraag of Arsham’s kunst nu over het verleden of de toekomst gaat, of dat het een terugblik op de toekomst biedt. De drie genoemde thema’s komen overigens in beide tentoonstellingen niet of nauwelijks terug.

Zo kun je concluderen dat zijn eerste Nederlandse solotentoonstelling, zoals nu in het MOCO Museum, Arsham terecht bij een groter, en voornamelijk jong publiek bekend zal maken. Het werk van Daniel Arsham bergt bovendien nog thema’s genoeg in zich voor nieuwe exposities. Zo blijft er altijd wat om naar uit te zien.