Tag Archief van: recensie

Kunst / Expo binnenland

“Ik ben geen Hasselblad-mannetje”

recensie: Gerard Petrus Fieret - Mislukte foto's bestaan niet

Het Fotomuseum Den Haag presenteert de eerste terugblik op het werk van de Haagse fotograaf Gerard Petrus Fieret, die in 2009 overleed. Bij de meeste mensen is hij geen grote bekendheid, alleen misschien in Den Haag, waar hij als markante figuur vaak was te zien.

De tentoonstelling in het Fotomuseum is ruim opgezet – laat vele zwart-witfoto’s uit het oeuvre van Fieret zien – en beslaat een periode van tien jaar. Dat is het enige wat we weten, want verder wordt er bij de foto’s geen informatie gegeven. Je dwaalt tussen een wirwar van onderwerpen, soms ontroerend, soms onduidelijk en verwarrend. Sommige foto’s tonen scherpe vouwlijnen en het veelvuldig gebruik van Fieret’s copyrightstempel.

Gerard Fieret

Gerard Fieret, collectie gemeentemuseum Den Haag, fotopapier

Wie was Fieret?

Fieret werd in 1924 in Den Haag geboren als jongste van drie kinderen. Het gezin viel al snel uiteen en Fieret, die door zijn moeder als ‘onhandelbaar‘ werd bestempeld, bracht zijn jeugd veelal door in katholieke internaten. In de oorlog (1943) werd hij naar een aantal werkkampen in Duitsland gezonden. Na de oorlog keerde hij terug naar Den Haag waar hij de Academie voor Beeldende Kunsten en de Vrije Academie bezocht en hij zich vooral toelegde op het tekenen. Af en toe werkte hij ook als kunsthandelaar. In 1965 werd hij gegrepen door de fotografie en daar zou hij tien jaar lang vol passie mee bezig zijn. Fieret was een wispelturige persoonlijkheid en bemoeide zich op een vrijwel onwerkbare manier met de totstandkoming van tentoonstellingen en publicaties.

Onderwerpen

Fieret legde alles vast wat op zijn pad kwam: mensen, dieren, straattaferelen en zichzelf. Zijn favoriete onderwerp was de vrouw, en dan niet alleen modellen en danseressen, maar ook studenten, moeders en serveersters. Ook zoomde hij vaak in op alleen hun lichaamsdelen, zoals borsten, voeten of lange benen. Zijn stelling was: “Ik wil het allemaal hebben. Mislukte foto’s bestaan niet.”

Experiment

Als onderdeel van de tentoonstelling is de film Gerard Fieret, fotograaf (1971) van Jacques Meijer te zien. Daaruit blijkt duidelijk hoe hij experimenteerde met zichzelf, modellen en zijn techniek. En dat allemaal in zijn ‘kunstenaarsappartement’ ingericht als donkere kamer, zonder watervoorziening. Hij trok zich niets aan van fotografische conventies. Hij zag zichzelf ook niet als fotograaf maar als ‘fotograficus’. Een graficus heeft macht over de techniek en zet die naar zijn hand. Anders dan een ‘Hasselblad-mannetje’ (de gevestigde fotografenorde) die zijn onderwerp zo scherp en waarheidsgetrouw mogelijk wilde weergeven, fotografeerde Fieret juist met goedkope Praktica-spiegelreflexcamera’s.

Gerard Fieret

Gerard Petrus Fieret, Zonder titel, 1965-1975, Collectie Gemeentemuseum Den Haag © Estate G.P Fieret

Paranoia

Zijn werk, wars van alle regels en conventies, paste goed in de tijdgeest van de jaren 60 en 70, waarin men zich afzette tegen academische regels en naakt een symbool van vrijheid vertegenwoordigde. Naarmate zijn eigen paranoia toenam, beschuldigde hij collega’s van plagiaat of diefstal, als hij ook maar iets van zijn eigen stijl in het werk van die personen meende te herkennen. Hij bewaakte zijn copyright dan ook als een havik door zijn werk te overladen met handtekeningen en copyrightstempels. Ook gooide hij nooit iets weg, zelfs geen mislukte foto’s. Negatieven drukte hij zelden meerdere keren af, zodat je wel kunt zeggen dat elke foto van Fieret uniek is.

Vanaf 1975 werden zijn psychische problemen steeds duidelijker, met name zijn uitingen van achtervolgingswaanzin. Hij werd een excentriekeling die in Den Haag bekend stond als panfluitspeler en vanwege het voederen van duiven. Hij tekende nog, maar vooral op bierviltjes in cafés.

Als je houdt van ‘Hasselblad-mannetjes’, dan zal deze tentoonstelling je verbazen. De foto’s van Fieret zijn verre van ‘perfect’. Wat ze wel weergeven is de tijdgeest. De vele foto’s die hij in tien jaar tijd maakte, zou je kunnen zien als een bevlieging, een periode die even snel kwam als ging. Alleen al in het kader van deze ‘verloren’ tijd, zouden we hem zijn plaats moeten gunnen in de Nederlandse fotogeschiedenis. Al met al een verrassende tentoonstelling.

Kunst / Expo binnenland

“Ik ben geen Hasselblad-mannetje”

recensie: Gerard Petrus Fieret - Mislukte foto's bestaan niet

Het Fotomuseum Den Haag presenteert de eerste terugblik op het werk van de Haagse fotograaf Gerard Petrus Fieret, die in 2009 overleed. Bij de meeste mensen is hij geen grote bekendheid, alleen misschien in Den Haag, waar hij als markante figuur vaak was te zien.

De tentoonstelling in het Fotomuseum is ruim opgezet – laat vele zwart-witfoto’s uit het oeuvre van Fieret zien – en beslaat een periode van tien jaar. Dat is het enige wat we weten, want verder wordt er bij de foto’s geen informatie gegeven. Je dwaalt tussen een wirwar van onderwerpen, soms ontroerend, soms onduidelijk en verwarrend. Sommige foto’s tonen scherpe vouwlijnen en het veelvuldig gebruik van Fieret’s copyrightstempel.

Gerard Fieret

Gerard Fieret, collectie gemeentemuseum Den Haag, fotopapier

Wie was Fieret?

Fieret werd in 1924 in Den Haag geboren als jongste van drie kinderen. Het gezin viel al snel uiteen en Fieret, die door zijn moeder als ‘onhandelbaar‘ werd bestempeld, bracht zijn jeugd veelal door in katholieke internaten. In de oorlog (1943) werd hij naar een aantal werkkampen in Duitsland gezonden. Na de oorlog keerde hij terug naar Den Haag waar hij de Academie voor Beeldende Kunsten en de Vrije Academie bezocht en hij zich vooral toelegde op het tekenen. Af en toe werkte hij ook als kunsthandelaar. In 1965 werd hij gegrepen door de fotografie en daar zou hij tien jaar lang vol passie mee bezig zijn. Fieret was een wispelturige persoonlijkheid en bemoeide zich op een vrijwel onwerkbare manier met de totstandkoming van tentoonstellingen en publicaties.

Onderwerpen

Fieret legde alles vast wat op zijn pad kwam: mensen, dieren, straattaferelen en zichzelf. Zijn favoriete onderwerp was de vrouw, en dan niet alleen modellen en danseressen, maar ook studenten, moeders en serveersters. Ook zoomde hij vaak in op alleen hun lichaamsdelen, zoals borsten, voeten of lange benen. Zijn stelling was: “Ik wil het allemaal hebben. Mislukte foto’s bestaan niet.”

Experiment

Als onderdeel van de tentoonstelling is de film Gerard Fieret, fotograaf (1971) van Jacques Meijer te zien. Daaruit blijkt duidelijk hoe hij experimenteerde met zichzelf, modellen en zijn techniek. En dat allemaal in zijn ‘kunstenaarsappartement’ ingericht als donkere kamer, zonder watervoorziening. Hij trok zich niets aan van fotografische conventies. Hij zag zichzelf ook niet als fotograaf maar als ‘fotograficus’. Een graficus heeft macht over de techniek en zet die naar zijn hand. Anders dan een ‘Hasselblad-mannetje’ (de gevestigde fotografenorde) die zijn onderwerp zo scherp en waarheidsgetrouw mogelijk wilde weergeven, fotografeerde Fieret juist met goedkope Praktica-spiegelreflexcamera’s.

Gerard Fieret

Gerard Petrus Fieret, Zonder titel, 1965-1975, Collectie Gemeentemuseum Den Haag © Estate G.P Fieret

Paranoia

Zijn werk, wars van alle regels en conventies, paste goed in de tijdgeest van de jaren 60 en 70, waarin men zich afzette tegen academische regels en naakt een symbool van vrijheid vertegenwoordigde. Naarmate zijn eigen paranoia toenam, beschuldigde hij collega’s van plagiaat of diefstal, als hij ook maar iets van zijn eigen stijl in het werk van die personen meende te herkennen. Hij bewaakte zijn copyright dan ook als een havik door zijn werk te overladen met handtekeningen en copyrightstempels. Ook gooide hij nooit iets weg, zelfs geen mislukte foto’s. Negatieven drukte hij zelden meerdere keren af, zodat je wel kunt zeggen dat elke foto van Fieret uniek is.

Vanaf 1975 werden zijn psychische problemen steeds duidelijker, met name zijn uitingen van achtervolgingswaanzin. Hij werd een excentriekeling die in Den Haag bekend stond als panfluitspeler en vanwege het voederen van duiven. Hij tekende nog, maar vooral op bierviltjes in cafés.

Als je houdt van ‘Hasselblad-mannetjes’, dan zal deze tentoonstelling je verbazen. De foto’s van Fieret zijn verre van ‘perfect’. Wat ze wel weergeven is de tijdgeest. De vele foto’s die hij in tien jaar tijd maakte, zou je kunnen zien als een bevlieging, een periode die even snel kwam als ging. Alleen al in het kader van deze ‘verloren’ tijd, zouden we hem zijn plaats moeten gunnen in de Nederlandse fotogeschiedenis. Al met al een verrassende tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Wat is relevant in een biografie en wat niet?

recensie: Peter Janszen en Frans Oerlemans - Willem Kloos [1859-1938]: O God, waarom schijnt de zon nog!

Willem Kloos was de beste dichter van de negentiende eeuw. O God, waarom schijnt de zon nog! is niet het eerste biografische werk dat van hem is verschenen, maar wel het meest volledige. Te volledig?

Het duo Janszen en Oerlemans heeft de archiefkast tussen twee kaften omgekieperd. Dat is meteen al doorbijten zo lang Kloos nog geen portee heeft. Maar het hele boek door passeren wrijvingen en ruzietjes, kattebelletjes, reisjes, gedoe met liefjes, geldzorgen en ziektes stevig de revue. Er wordt ruim geciteerd uit niet erg ravissante brieven. De overmaat weerspiegelt zich ook in de talrijke illustraties.

Boeiender wordt het als de levenslustige Jacques Perk zijn intrede doet. Algauw botst het met zijn vriend Kloos, die zich extreem afzondert en het liefst met Jacques alleen is. Perk verbreekt de vriendschap en sterft weinig later aan TBC. Dan lezen we van Kloos een gedicht dat indruk maakt: een in domineesland niet eerder geschreven verskunst met even echte als diepe emoties en stemmingen. De 22-jarige Kloos bezorgde Perks Verzamelde gedichten en gebruikte zijn ‘Inleiding’ om voor de nieuwe poëzie een lans te breken. Dat viel bij de gevestigde literatoren allerminst in goede aarde, want het oude was goed en het nieuwe abracadabra.

Alcoholica

Kloos had geen ideale kindertijd. Het is deels hieraan te wijten is dat hij moeite met het leven bleef hebben. Maar zijn psyche speelde hem meer parten, waardoor hij overmatig zijn toevlucht zocht in de alcohol. Dit had tot gevolg dat hij agressief werd, of zich isoleerde en zich vervuilde . Vrienden begrepen niet ‘dat iemand die zoo krachtig schrijft, zoo slap kan leven.’ Frederik van Eeden: ‘Hoe heeft God het omhulsel ruw en slordig afgewerkt om daar binnen in met al zijn scheppingskracht een wonder te kunnen maken van teeder-bevend, doorzichtig-lichtend schoon.’ Kloos maakt de indruk zijn hooggestemde liefdesideeën niet aan te kunnen passen aan de nu eenmaal beperkte mogelijkheden. Albert Verwey schrijft dat Kloos alles van het leven eiste, nooit iets gaf en helemaal verdween in de verbeelding van zijn verzen.

Ik, die droef-wachtend op des Levens tinnen

Melodieus zit klagend, naar den dag

Opstijgend glorieus, van wat eens mag

Bevredigen mijn ziel en zachte zinnen.

Het tijdschrift De Nieuwe Gids, Kloos’ kindje, was de spreekbuis van de nieuwe generatie. Al werd op zijn tijd, om verlies van abonnees te voorkomen, enige zelfcensuur toegepast. Het zelden florerende blad bood niet alleen goed zicht op de nieuwe literatuur en schilderkunst, maar ook op de politiek die zijn bekomst had van liberalisme en confessionalisme. In 1882 werd in Amsterdam de eerste openbare vergadering van de ‘gevaarlijke’ Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis door de politie onmogelijk gemaakt en in een café op de Nieuwmarkt voortgezet. De dominee moest voor een jaar het gevang in voor een luttele schennis van majesteit Willem III.

Ballast

Het is de vraag welke doelgroep de schrijvers op het oog hadden met O God, waarom schijnt de zon nog! Zelfs vakgenoten zullen niet op het puntje van hun stoel zitten bij alle uitgesponnen beschrijvingen en citaten. Minder ingewijde lezers haken af of gaan over op een diagonale lezing. Als ze al een reden hebben om een boek in huis te halen met poëzie die nogal afwijkt van het huidige Nederlands. Om overzicht te krijgen kan het enigszins helpen om het samenvattende en concluderende nawoord juist vooraf te lezen.

Zonder twijfel is er allemachtig veel werk verzet om de vloed aan details boven water te halen, op een overzichtelijke rij te zetten en redelijk vlot op papier te zetten. Wie eenmaal weet door te zetten raakt mogelijk zo vertrouwd met de optredende figuren dat je de ballast voor lief neemt. Maar wie toegankelijker over Kloos c.s. wil lezen, raadplege Bart Slijpers In dit gevreesd gemis (2012).

Voudou
Boeken / Non-fictie

Spannend verpakte muziekles

recensie: Leendert van der Valk - Voudou
Voudou

Wie Voudou van Leendert van der Valk leest, begrijpt wat voor invloed de Afrikaanse muziek in de hedendaagse muziek heeft. Die invloed vind je terug in veel meer muziek dan wij beseffen. Voudou, of voodoo, heeft in dit boek niets te maken met poppetjes en spelden maar is de bron waar veel muzieksoorten uit ontstaan zijn.

De ondertitel van Voudou is: van New Orleans naar Cotonou op het ritme van de goden. Na het lezen van het boek begrijp je vooral het laatste beter. Voudou is niet los te zien van voodoosi; en dat zijn gelovigen, net als christenen en islamieten. De muziek die gemaakt wordt bij deze geloofsovertuiging, tijdens het oproepen van de goden bijvoorbeeld, is de muziek die zijn invloeden heeft laten gelden in veel andere muzieksoorten. Muziek die mee werd gebracht met de slaventransporten van Afrika naar andere plaatsen op de wereld.

Breed pallet aan invloeden

Als één ding duidelijk wordt in het boek dan is wel dat voudou helemaal verweven is met onze moderne muziek. De tentakels van deze muziek vinden we terug in bijvoorbeeld ht werk van Buena Vista Social Club, James Brown, Beyoncé, Arcade Fire, Dr. John en The Neville Brothers. En die lijst is nog veel en veel langer. Fela Kuti is een van de Afrikaanse grootmeesters die ook in Europa voet aan de grond wist te krijgen. In zijn muziek is de voudou misschien wel het puurst aanwezig; muziek die wij in het Westen hebben leren waarderen.

Een opvallende link tussen de muziek uit Afrika en de moderne muziek is Cuba. Dit land herbergt een bijzondere verbinding tussen de stromingen die niet direct te verklaren is.Cuba fungeert als een soort tussenhaven naar andere muziekstromingen. In Cuba wordt de Afrikaanse muziek versneden met de westerse.

Inwijding voor bescherming

Wie de muzikale, maar ook fysieke, reis van Leendert van der Valk volgt door dit boek te lezen, zal naast veel plezier ook spannende momenten beleven. Van der Valk laat je meebeleven hoe hij de kennis wist te vergaren. Deze opgedane kennis zal de lezer nog vele jaren bijblijven want elke keer als je nu muziek hoort, zul je de invloeden horen en herkennen. Soms lijkt voudou wel overal in te zitten.

Van der Valk heeft kans gezien om veel informatie zo te verpakken dat het boek leest als een spannend reisverhaal over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Zijn belevenissen, allemaal op touw gezet om het naadje van de kous te weten te komen over voudou, brengen hem op plaatsen en in situaties die soms hachelijk genoemd kunnen worden. Zo wordt van der Valk ingewijd in de voodoosi en wordt hem op het hart gedrukt nooit in trance te raken omdat dat gevaarlijk voor hem is. Ook hoort hij dat hij geen rode kleding mag dragen. Er worden dieren voor hem geofferd, hoewel Van der Valk daar eigenlijk heel veel moeite mee heeft. Toch laat hij het toe en hij beschrijft hoe de angst hem soms om het hart slaat. Hij heeft de wil het boek te schrijven maar heeft daar wel de bescherming en toestemming van de voodoosi voor nodig.

Soms moet de schrijver engelengeduld hebben om iets te weten te komen; Afrikanen hebben geen moeite met wachten en laten wachten. Een enkele keer lijkt die onhebbelijkheid Van der Valk zelfs te veel te worden.

Soundtrack bij het boek

Op het Excelsior-label is tegelijkertijd met het boek een cd verschenen met liedjes die verhelderend werken bij lezen van het boek. Natuurlijk is het onmogelijk om alle composities die genoemd worden in het boek daarop ten gehore te brengen, nog los van het regelen van de rechten omtrent die muziek.

Toch herbergt de cd Voudou – Sound of Voodoo een fraaie bloemlezing om te verduidelijken waar die invloeden van de voudoumuziek in terug zijn te horen. We horen bekende artiesten als Coco Taylor, Gill Scott Heron, Louis Armstrong, Dr. John en Gilles Peterson voorbijkomen. Maar ook artiesten die velen niets zullen zeggen dragen hier hun muzikale steentje bij. Zo vormt ook deze soundtrack een ware ontdekkingstocht door de muziekhistorie met zijn voudou-invloeden, die er niet altijd als een dikke schil bovenop of omheen liggen. Er zitten zeker artiesten bij die nadere bestudering van de muziek de moeite waard maakt. Neem bijvoorbeeld het fraaie ‘River’, uitgevoerd door Ibeyi, dat voor iedereen die het album uit 2015 niet kent een openbaring zou kunnen zijn; zwaar onderschat toen het verscheen. Maar voor mooie muziek is het nooit te laat!

Met Voudou heeft Leendert van der Valk een dijk van een boek geschreven dat een openbaring is over de invloeden van de Afrikaanse muziek op veel andere muzieksoorten. Het zit verstopt in veel hedendaagse, maar ook klassieke muziek. Het is een boek dat je de oren en soms ook de ogen doet openen voor klanken die we eerder wel hoorden maar nog niet begrepen.

Boeken / Fictie

Literaire science fiction

recensie: Matt Haig – De wezens

Een alien komt naar de aarde, vermoordt wiskundige Andrew Martin en neemt zijn lichaam over om zo te infiltreren in de mensheid. Klinkt als een aflevering van de televisieserie Doctor Who, maar het is de start van de ontzettend leuke roman De wezens van Matt Haig.

Matt Haigs oeuvre wordt gekenmerkt door een combinatie van fantasy/science fiction en het familieleven. Hij schreef boeken voor zowel kinderen als volwassenen, waarvan sommigen al verfilmd zijn. In 2013 verscheen zijn roman The Humans, dat pas nu in de Nederlandse vertaling op de markt komt.

In De wezens heeft Andrew Martin een beroemde wiskundige hypothese bewezen. Martins ontdekking wordt gesignaleerd door buitenaardse wezens die technologisch al veel verder ontwikkeld zijn dan wij. Zij achten deze ontdekking te gevaarlijk voor het heelal en besluiten om in te grijpen. Ze sturen een afgezant naar de aarde, hij vermoordt Martin en neemt diens plek in op aarde.

Valse vooroordelen

Deze alien – in de roman heet hij vanaf nu ‘Andrew Martin’ – heeft als opdracht om iedereen die van de wetenschappelijke doorbraak afweet te vermoorden. Van zijn leiders kreeg hij te horen dat de mensheid een gewelddadige soort is die alleen maar om geld en oorlog geeft en bovendien nog in een soort stenen tijdperk leeft.

Maar als Martin zich onder de mensen begeeft, leert hij ze steeds meer waarderen. Hij merkt nuances op: mensen zijn niet enkel agressief, maar zorgen ook voor elkaar – iets dat in zijn eigen wereld niet meer voorkomt dankzij de hoogontwikkelde technologie. Hij merkt dat hij het er steeds meer naar zijn zin krijgt: “Ik moest om mezelf lachen. Het onbestaanbare feit dat ik daar op die allerbelachelijkste planeet was en het eigenlijk nog leuk vond ook.”

Wiskunde versus kunst

De planeet waar de alien Andrew Martin vandaan komt kent een heel rationele samenleving. Wiskunde is er het hoogste goed. Ellendige zaken zoals ziekte, dood en emoties zijn er uitgebannen. Op aarde komt Martin voor het eerst in aanraking met verdriet en fysieke pijn. Hij ontdekt dat het leven hier wat chaotischer en onvoorspelbaarder is dan in zijn thuiswereld. Deze elementen ziet hij terug in de muziek en literatuur die hij in het huis van de mens Martin ontdekt: “De muziek was complex en vol contradicties, en ik zou snel begrijpen dat dat precies is wat mensen menselijk maakt.” Kunst als weerspiegeling van de menselijkheid – een mooi gevonden metafoor.

De alien Martin begint de mensheid steeds meer te waarderen. Zijn thuiswereld is dan wel perfect en bevrijd van fysieke ongemakken, het is er ook een beetje saai: “De hemel is een plaats waar nooit iets gebeurt.” Martin komt voor een dilemma te staan: maakt hij zijn opdracht af en keert hij huiswaarts, of wordt hij een permanente aardbewoner?

De blik van een alien

De wezens is een ontzettend leuk boek over menselijkheid in al haar facetten. Haig beschouwt thema’s als liefde, kunst en de beschaving vanuit een buitenaardse blik. Het boek heeft bij aanvang wel een hoog ‘kijk eens hoe raar die aardlingen zijn’-gehalte, maar het wordt naarmate het verhaal vordert steeds meer de moeite waard. De roman zit vol met interessante observaties die je kijk op de wereld voor heel even veranderen (een mooi voorbeeld: wat als we werken ‘spelen’ noemen en elke dag ‘zaterdag’, dan wordt het leven toch meteen veel leuker?). Ondertussen is het ook gewoon een heel spannend verhaal over een vreemdeling die op zoek is naar een nieuw thuis. De wezens start als een science fiction verhaal maar ontstijgt vervolgens het genre en wordt daardoor een boek voor een breed publiek. Een knappe prestatie.

Boeken / Non-fictie

Dichterlijke vriendschap

recensie: Anna Enquist - Een tuin in de winter

Een tuin in de winter, het nieuwe boek van Anna Enquist, bestaat uit herinneringen aan de dichter Gerrit Kouwenaar (1923–2014). Het boek is soms wat rommelig, maar staat ook vol met mooie momenten.

Weet men over tien jaar nog wie Gerrit Kouwenaar was? Er is geen biograaf aangesteld en er wordt weinig over de dichter gesproken, terwijl hij toch één van de grootste naoorlogse Nederlandstalige dichters was. Anna Enquist (1945), dichter, schrijver en goede vriendin, ziet die ontwikkeling met lede ogen aan. Haar memoires Een tuin in de winter, verschenen bij de Arbeiderspers in de prestigieuze reeks Privé-domein, heeft ze expliciet geschreven tegen het vergeten dat op de loer ligt.

Vriendschap

Enquist en Kouwenaar leerden elkaar begin jaren negentig kennen tijdens Poetry International. Kouwenaar was al jaren een belangrijk dichter, een poëtische stem die niet te negeren viel. Enquist kwam net kijken, al zou ze kort na hun ontmoeting de C. Buddingh’-prijs voor haar debuutbundel winnen. Er ontstond een goede vriendschap tussen Enquist, Kouwenaar en hun partners, die ruim twintig jaar zou duren – tot Kouwenaar in september 2014 overleed.

‘Waarom schrijf ik dit allemaal op?’ schrijft Enquist in het begin. Om hem te herinneren, voor de toekomst te bewaren, zegt ze. Maar er is meer: ‘Ik kan niet over Gerrit schrijver zonder over mezelf te schrijven.’ Ze zien elkaar via de ander: de dichters hebben een andere poëtica, Kouwenaar werkt met symbolen, Enquist is meer verhalend. Dat verschil is voer voor discussies, maar schept ook een band.

Focus

In de eerste vijftig tot zestig pagina’s is Een tuin in de winter wat rommelig: Enquists herinneringen buitelen over elkaar heen, worden niet geordend. Ze beschrijft voorvallen, gesprekken, impressies: maar wat eerder kwam, en wat later, wordt niet duidelijk. Dit wordt gecompliceerd door de andere lijn in het boek, die bestaat uit verspreide aanwijzingen naar het heden waarin Enquist dit boekje schrijft. Haar eigen schrijfproces wordt zo expliciet onderdeel van het boek, maar ontneemt ook het zicht op het onderwerp van dat proces, namelijk haar vriendschap met Kouwenaar.

Vanaf het moment dat de dood van Kouwenaars vrouw Paula nadert, komt er een zekere focus in Een tuin in de winter. Dan blijkt namelijk dat Enquists herinneringen grotendeels chronologisch geordend zijn, en vanaf het begin van haar vriendschap met Kouwenaar tot aan Kouwenaars eigen dood lopen. Door de aanwezigheid van de dood ontstaat er, zoals vaker in Enquists werk, een rode draad, een verhaal.

Mooie herinneringen

Uiteindelijk biedt Een tuin in de winter een aantal mooie herinneringen, van dagen in Amsterdam en vakanties in Kouwenaars huisje in Frankrijk. Van dood en leven. Van vriendschap: niet alleen die tussen Enquist en Kouwenaar, maar ook die met collega’s Bernlef, Kopland en Remco Campert. Een tuin in de winter is op sommige momenten onverbloemd melancholisch – alleen Enquist en Campert leven nog –, maar Enquist maakt ook de doelstelling waar die ze zichzelf voor haar schrijven gesteld had: Kouwenaar herinneren op zijn vrolijkst.

Boeken / Fictie

Twee vriendinnen in de greep van het verleden

recensie: Yolanda Entius - Abdoel en Akil

Twee jonge vriendinnen gaan op vakantie naar Frankrijk. Wat hen daar overkomt zal hun verdere leven bepalen. Yolanda Entius’ nieuwste roman Abdoel en Akil galmt na als een kerkklok.

Voor een roman over de vriendinnen Doris en Nola is Abdoel en Akil een mooie titel. Zeventien zijn ze, meisjes nog, op vakantie in Zuid-Frankrijk en op zoek naar een vriendin die met een voor hen onbekende Nederlander verder is gereisd. Het is 1978: geen mobiele telefoons, geen internet. Ze gaan Gaby en André liftend achterna; ‘een afstand van nog geen vijftig kilometer, maar ze waren uren onderweg.’ De meisjes lopen een bar binnen die, zo blijkt, louter door Tunesiërs bezocht wordt. Geen Gaby, geen André, maar wel: twee mannen genaamd Abdoel en Akil, die op Doris en Nola afstappen; na een kort gesprek verlaten ze gevieren het etablissement.

Zwalkende levens

Deze gebeurtenissen beslaan de eerste vijftien pagina’s van Yolanda Entius’ (1961) nieuwe roman Abdoel en Akil. Een ingetogen, kleine roman die soepel naar zijn einde vloeit. Op een heuvel worden Doris en Nola door de mannen aangerand. Ze weten later niet hoe ze erover moeten praten, kunnen geen gemeenschappelijke woorden vinden. Wat wel gebeurt: de mannen worden opgepakt en de gevangenis ingegooid en het contact tussen de vriendinnen verwatert. Hun levens komen nooit helemaal terug op de rails, Abdoel en Akil blijven een moeilijk te bevatten dreiging op de achtergrond.

In het eerste en verreweg het langste deel van de roman volgt Entius Nola, die door het leven zwalkt en niet lang bij dezelfde geliefde weet te blijven. ‘In een discotheek sprak ze iemand aan, een dolende ziel als zijzelf.’ Entius voert haar lezer met een verraderlijk lichte wijze door de jaren, in een taal die Nola’s mentale staat weerspiegelt: losjes, zwevend. Ergens, suggereert Entius, heeft Nola nooit helemaal begrepen wat er is gebeurd op die heuvel, of wat de betekenis ervan was. Nola schrikt van haar eigen woorden, die ‘hol’ klonken, haar zinnen ‘leeg en van iedere emotie ontdaan.’

Geen oplossing

Dan breekt abrupt het tweede deel van Abdoel en Akil aan, waarin Doris centraal staat. In tegenstelling tot haar vroegere vriendin lijkt Doris in eerste instantie heel goed door te hebben wat er is gebeurd in Frankrijk. Zij is daardoor verlamd door angst geworden: wanneer ze op straat ‘donkere’ jongens ziet aankomen, denkt ze, ‘geen mens die in kan grijpen als het moet.’ Juist die vrees staat Doris in de weg goed zicht te krijgen op wat er is gebeurd. Telkens het potentiële gevaar ontlopen is geen oplossing.

Bovendien wordt zij meer dan Nola geplaagd door haar geweten: was de gevangenisstraf voor Abdoel en Akil wel rechtvaardig? Was het niet te zwaar? Een klinkend antwoord op die vraag wordt in deze roman niet gegeven, des te meer raakt de lezer ervan doordrongen dat het in vragen over justitie juist vaak niet om de feiten gaat, maar eerder om interpretatie.

Enkele woordjes

Dat inzicht wordt des te sterker in het derde en laatste deel van Abdoel en Akil, waar Nola en Doris’ levens elkaar weer kruisen. Daar trekt Entius het kleed onder haar personages vandaan, zonder daar gewichtig of moeilijk over te doen – in zekere zin is die metafoor al te theatraal. Het gaat hier niet om grote uitspraken over het leven, maar juist om de invloed die kleine beslissingen, enkele woordjes op een complete levensloop kunnen hebben. Hoe gebeurtenissen van vroeger tot op vandaag doorwerken. En dat is het mooie van deze roman, die zeer wel Entius’ beste tot nu toe zou kunnen zijn. Een kleinood dat nagalmt als de grootste kerkklok.

Theater / Voorstelling

Indiaantje spelen

recensie: De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel - INDIAAN

Met INDIAAN voert het jonge talentencollectief van De Warme Winkel een sterke performance op, maar laat de politieke discussie links liggen.

INDIAAN is de nieuwe voorstelling van De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel getiteld; een tikkeltje provocerend, de blokletters bijna pesterig. Het doet al raden dat De Hotshop zich hiermee op een thema heeft geworpen dat een wezenlijk probleem vormt in de kunst: de representatie van de Ander. Want hoewel de discussie in Nederland aanzienlijk minder speelt – we missen er de historische achtergrond waarschijnlijk voor – weten ze in Amerika al lang dat “cowboytje en indiaantje” spelen lang niet zo onschuldig is als het lijkt. Hoe beeld je de Ander uit, zonder te vervallen in suffe stereotypes of week romanticisme? Met die vraag speelt De Hotshop in INDIAAN.

De voorstelling opent met ‘Colors of the Wind’ van Disney ’s Pocahontas. Het nummer is een treffend voorbeeld van de neiging tot romantisering: de indiaan als Nobele Wilde, die nog over de kennis beschikt die ‘Wij’ al lang verloren zijn. Het is ook de variant van exotisme die allereerst door de spelers belichaamd wordt, om later onderuit te kunnen halen.

‘We zijn ook allemaal veel te wit’

In eerste instantie lijken de makers een theatrale variant van “indiaantje spelen” neer te gaan zetten. De kostuums – een mix van clichématige veren in het haar en badslippers aan de voeten – zijn geestig en de performance is sterk; al wordt de rust in het middendeel wel erg lang opgezocht. Vervolgens – wanneer de spelers uit hun rol zijn geschoten – gaat het meer neigen naar een spreekbeurt over de indianen. De ironische omkering waarin dit alles bevraagd wordt, komt pas vrij laat in de voorstelling, in een komische monoloog: ‘We zijn ook allemaal veel te wit!’ roept een van de spelers (Joke Emmers) terwijl ze haar verentooi gefrustreerd op de grond gooit, niet langer bereid om nog mee te dansen rondom een totempaal.

Ondanks de ironische bodem, hapert het ergens. Nergens wordt het echt ongemakkelijk (al is het goed te verdedigen dat dit het publiek en niet de makers te verwijten is) en wanneer de ironische bedoeling van de makers naar boven komt, ligt het er wel erg dik bovenop. ‘Dit is niet oké!’ roept Joke Emmers vele malen in haar slotmonoloog. Maar dat wisten we stiekem al, dus wat leren we precies? In een tijd dat white-washing in Hollywoodfilms en de praktijk van Zwarte Piet, heftig bediscussieerd worden, had INDIAAN een interessante toevoeging aan de discussie kunnen bieden, maar daarvoor worden nu te weinig nieuwe inzichten geleverd.

 

Theater / Voorstelling

Aan adrenaline geen gebrek

recensie: De Kernploeg - A New Brain

Met A New Brain brengt de Kernploeg een nieuw geluid naar het musicalveld. Een musical met hits en missers die de hersenen scherp houdt.

Op eigen kracht een musical produceren: het lijkt een overambitieuze onderneming, maar Erwin Aarts heeft het voor elkaar gekregen. Zijn initiatief De Kernploeg belooft elke zomer onbekend werk te introduceren, en trapt af met William Finns A New Brain. In een loods op de NDSM werf is de intieme en rauwe sfeer voelbaar die de producties van het M-Lab destijds zo interessant maakten. In A New Brain zijn we deelgenoot van een grillige voorstelling die soms uit de bocht vliegt, en soms boven zichzelf uitstijgt.

A New Brain is geïnspireerd op Finns eigen ervaring met een levensbedreigende hersenoperatie. Componist Gordon Schwinn verlangt naar diepgang in zijn muziek, maar produceert kleurloze liedjes voor een kinderprogramma. De routine van zijn leven wordt ruw verstoord door een hersenaandoening en een operatie die hij misschien niet zal overleven. Wat volgt is een koortsdroomachtige revue waarin uitvergrote versies van vrienden, familieleden en verplegers figureren. We ontmoeten een overbezorgde moeder, een neurotische manager, een afwezige vriend, en zelfs een personage uit de kinderserie waar hij voor werkt. Met zijn ‘nieuwe brein’ volgt ook een nieuwe toon in de musical: hij kan zijn naasten weer met heldere blik zien en een nieuw beter leven ligt in het vooruitzicht.

Energiek en manisch

De doorgecomponeerde revuestijl is een aanwinst en een struikelblok in deze musical. Finns muziek heeft een energieke, manische kwaliteit die een gelaagdheid geeft aan de limbo waar Gordon zich in bevindt. Tegelijkertijd krijgt de voorstelling er zo’n snelheid door, dat het lastig wordt om alle verhaallijnen ademruimte te geven. Er is een afstand tussen Gordon en zijn vriend, een onzekerheid over zijn kunstenaarschap, en een pijnlijke familiegeschiedenis. Veel ruimte om deze conflicten uit te diepen en tot een crisis te laten komen, blijft uit. Met uitzondering van de relatie met zijn moeder komt Gordon niet echt tot nieuwe inzichten over de figuren in zijn leven. En dat terwijl regisseur Benno Hoogveld dit zo mooi suggereert in het eindbeeld: als een dirigent plaatst Gordon zijn naasten in de ruimte en laat ze in harmonie zingen. De vraag blijft hoe hij hier gekomen is: heeft hij zelf een volgende stap kunnen zetten in zijn relaties en zijn zelfbeeld, of heeft zijn hersenoperatie hem een heldere blik op zijn leven gegeven?

Excentrieke daklozen en predatory gays

Het enige personage dat in deze wereld kalm in het leven staat is Lisa, de excentrieke dakloze die in de levens van Gordons vriend Roger en moeder Mimi spookt. Ze is vrij van de deadlines en stress die Gordon beklemmen, en laat een alternatief zien: een leven met liefde en aandacht als leidraad. De twee karikaturale verplegers die Gordons hallucinaties bevolken zijn bedoeld als komische noot, maar slaan de plank mis. De broeder is een schoolvoorbeeld van een predatory gay: een homoseksueel personage die humoristisch wordt geacht door ongewenste avances te maken. Jammer, want anderzijds biedt A New Brain juist een verfrissend ongecompliceerd beeld van een homoseksuele relatie. Dat Gordon een relatie heeft met een andere man wordt nergens geproblematiseerd.

Voltreffer in de finale

De voltreffer van deze voorstelling ligt in handen van Lone van Roosendaal, die als Mimi opnieuw haar talent als musicalactrice bewijst. Na Gordons operatie ziet hij zijn moeder in een ander licht: de neurotische dame maakt plaats voor een vrouw die zich, op een gefantaseerde begrafenis van haar zoon, staande probeert te houden. Haar angst om dierbaren te verliezen en alleen achter te blijven is voelbaar onder haar decorum. Het maakt de neurose van de uitvergrote Mimi en Gordons wil om te blijven vechten begrijpelijk.

Al met al is A New Brain een voorstelling met successen en missers, maar bovenal een welkome afwisseling van de brandschone musicals in de grote zalen. Onbekende musicals met rauwe randjes, daar mogen er wel wat meer van komen. Met deze vuurdoop kan de Kernploeg daar in komende jaren in voorzien.

Boeken / Fictie / Poezie

Botsende generaties

recensie: Truus Rozemond - Tussenruimte

De afwezigheid van een kindje, de woorden die niet gesproken worden en het scheppen van afstand – wat uiteindelijk tot een confrontatie leidt.

Truus Rozemond debuteerde in 2015 met Een verwaarloosd huis, een boek over mantelzorg. Inmiddels is haar tweede roman bij uitgeverij Magonia verschenen. Tussenruimte is een psychologische roman over familie, verlies en vervreemding.

In Tussenruimte laat Rozemond afwisselend twee mensen aan het woord: Egbert en zijn moeder Mieke. Egbert en Mieke hebben een moeizame relatie. Naarmate het verhaal vordert, komt de lezer steeds meer te weten over de achtergrond van deze personages. De beweegredenen van beiden komen aan bod en de lezer leert, door de interessante, uitgebreide gedachtegangen te volgen, twee kanten van het conflict kennen. Is er een schuldige aan te wijzen? Wat verbergt Mieke?

Het scheppen van afstand

Rozemond heeft goed gebruik gemaakt van haar kennis als psycholoog. De relatie tussen Egbert en Mieke staat centraal. Hierin zit een bepaalde afstand, die terugkomt in de titel, waar goed is over nagedacht. In het nawoord legt Rozemond uit waar ze dit vandaan heeft: ‘De titel Tussenruimte ontleen ik aan Martin Buber. Dit begrip komt uit zijn boek Ich und du uit 1923. Tussenruimte verwijst naar een beleving van ruimte en tijd in een ontmoeting waarin we werkelijk “zijn met de ander”.’

Een duidelijk moment van het creëren van deze afstand is wanneer Egbert zijn relatie met Anja, zijn vrouw, verbreekt, tot groot ongenoegen van zijn moeder. Mieke was erg gesteld op Anja en is het niet eens met zijn keuze. Een ander moment is wanneer het eerste kindje van Egbert en zijn nieuwe vriendin Annelies dood wordt geboren. Egbert mist de steun van zijn ouders, die niet genoeg begrip kunnen opbrengen voor dit verlies.

Egbert en Annelies krijgen hierna nog twee kinderen, die hun oma en opa van vaders kant nauwelijks leren kennen. Het gemis van het verloren kindje is nog steeds voelbaar en de kloof tussen Egbert en Mieke wordt steeds groter.

Wanneer Mieke een toenaderingspoging doet en haar zoon, schoondochter en kleinkinderen uitnodigt om bij haar vakantiehuisje in Lanzarote langs te komen, lopen de gemoederen hoog op. Egbert zal een manier moeten vinden om met zijn ouders om te gaan. Dit zet zijn relaties met beide vrouwen, Mieke en Annelies, op het spel.

Wat mooi is om te zien, is dat de personages een ontwikkeling doormaken. De lezer leeft met zowel Egbert als Mieke mee en het is niet eenvoudig om partij te kiezen. Dat hoeft gelukkig ook niet. Er is geen sprake van een ‘goed’ of een ‘slecht’ personage; voor beide standpunten valt wat te zeggen en zowel Mieke als Egbert begaat stommiteiten. Dit zorgt ervoor dat je als lezer je eigen familie onder de loep neemt.

Vluchten voor je problemen

Egbert vlucht, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij kan geen rust vinden en de frustratie lijkt hem op te breken. Ondertussen probeert Annelies te schipperen tussen Egbert en zijn ouders, terwijl de kinderen het naar hun zin lijken te hebben. Gaandeweg merkt Egbert dat hij eerst wat moet breken voordat het helen kan beginnen. Mieke schuift de schuld van haar gedrag af naar haar moeder, maar begint langzaamaan haar zoon steeds meer te begrijpen. Is de toenadering nog haalbaar, of is het te laat?

Rozemond heeft een paar gedichten in het boek opgenomen, die de emoties van de figuren weergeven. Ze kan naast schrijven ook dichten en het combineren van deze vormen geeft een extra dimensie aan het verhaal; de gedichten zijn als cadeautjes tussen de hoofdstukken door.

Tussenruimte is een zeer boeiende roman die goed ingaat op de psychologische ontwikkelingen van de personages, die ingewikkelde relaties met elkaar hebben. Een verhaal met diepgang.

Theater / Voorstelling

Geblinddoekt door een verlaten fabriek

recensie: Project Wildeman - Happiness Unlimited

Op een grijze en verregende zomeravond schuifelt een groepje mensen, geblinddoekt en gekleed in roze overall, over een verlaten industrieterrein in Amsterdam-Noord. Het zijn geen gegijzelden die hun executie tegemoet lopen, maar het publiek van Project Wildeman op weg naar hun nieuwe voorstelling Happiness Unlimited.

Tot 23 juli is het Over het IJ Festival gaande, wat het de moeite waard maakt om weer eens de pond te pakken en naar Amsterdam-Noord te togen. Over het IJ richt zich sterk op locatietheater, en laat Noord zich daar nu net goed voor lenen. Ook Happiness Unlimited van Project Wildeman (een muziektheatercollectief bestaande uit Milan Mes, Maarten Vinkenoog, Sven Hamerpagt en Robin Block) is gesitueerd op een indrukwekkende locatie: de voormalige en tegenwoordig leegstaande Draka-fabriek. Een enorm pand aan de oever van het IJ, dat prima zou kunnen figureren in een gangsterfilm.

Blinddoek om

Maar het draait in Happiness Unlimited niet om visuele pracht: het publiek wordt geblinddoekt en zal de oude fabriekshal als een geluidsinstallatie ervaren. Je wordt in deze voorstelling op je lichaam teruggeworpen. Soms loop je hand in hand met andere toeschouwers – uiteraard nooit wetend wie –  dan richt je je weer op lichten die vaag, als gedimde sterren, door je blinddoek heen schijnen. Je moet je bewuster worden van je andere zintuigen om Happiness Unlimited vol te kunnen beleven. Je wordt gevraagd om te gaan zitten, liggen, weer te staan en te dansen; om de bewustwording van je lichamelijkheid te activeren. De geluiden zijn ontspannend en de muziek is lekker.

Als ervaring is Happiness Unlimited daarmee geslaagd. Maar de makers willen iets te graag benadrukken dat we hier iets bijzonders aan het doen zijn; dat je je moet overgeven en je verbeelding de vrije loop moet laten. ‘Dit is een oefening in dromen,’ zo wordt er onder andere gesteld. Daarmee zijn de Wildemannen soms te sturend, alsof ze bang zijn dat het publiek zonder deze aanmoedigingen niet begrijpt wat het moet doen. Terwijl de geluiden en de muziek sterk genoeg zijn om parallel aan de visuele werkelijkheid, een wereld te creëren die droomachtig, prettig en geborgen is.

Filosofische inleiding

Happiness Unlimited is voorzien van een filosofische inleiding van Jonatan Bartling van het initiatief Zinnig Noord, een organisatie die zingevingsprojecten in Amsterdam-Noord organiseert. Bartling geeft de voorstelling zijn filosofische missie mee: onderzoeken waar het individu ophoudt en het collectief begint. Het blinddoeken is hierom een interessante zet: we ervaren onszelf normaal gesproken als een afgebakend lichaam, maar wanneer we dit lichaam niet kunnen zien moeten we ons veel sterker concentreren op wat buiten ons ligt. Daarmee treden we als het ware buiten ons lichaam. Hoewel deze inleiding best weet te boeien en ook zeker in lijn ligt met de voorstelling, is het ook weer een zoveelste uitdrukking van de makers om de voorstelling te willen uitleggen, wat eigenlijk vooral afleidt van de ervaring.

Desalniettemin is er ook nog veel om gewoon naar te luisteren. Zo sluit Happiness Unlimited sterk af, met een rauwe, energieke en luide finale die door de enorme loods heen galmt. Hier hoeft niks uitgelegd te worden, de performance spreekt voor zich.