Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Connie Palmen over de ficties van de werkelijkheid

recensie: Connie Palmen - Het drama van de afhankelijkheid

Connie Palmens verspreide essayistisch werk is gebundeld in het boek Het drama van de afhankelijkheid. Het zijn zeer lezenswaardige stukken.

In 2009 publiceerde Palmen het poëticale essay Het geluk van de eenzaamheid in een bij uitgeverij Athenaeum verschijnende reeks ‘Over de roman’. ‘Schrijvers schrijven graag over schrijven en hun bespiegelingen zijn doortrokken van een hartstochtelijk verlangen de roman apart te zetten,’ opent het boekje. Het essay is opgenomen in Het drama van de afhankelijkheid, een overzichtswerk van Palmens essayproductie. En wat blijkt: al voordat zij hoge ogen gooide met romans als De wetten (1991) en De vriendschap (1995), timmerde Palmen aan een doorwrochte en gefundeerde kijk op het schrijven.

Literaire fictie

In Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates (1992), een bewerkte versie van Palmens afstudeerscriptie, worden thema’s gepresenteerd die Palmen jaren later, bijvoorbeeld in Lucifer (2007) en het Librisprijs-winnende Jij zegt het (2015), nog steeds verkent en verdiept. Palmens literaire oeuvre is ten diepste doortrokken van het besef literaire fictie te zijn, in tegenstelling tot de alledaagse fictie die ons leven is. Socrates ging ten onder aan de verhalen – de ficties – die over hem de ronde deden, stelde Palmen in haar scriptie. Zijn werkelijke bestaan is onder de fictie bedolven en uit beeld geraakt.

Aan Lucifer zijn enkele essays in de bundel gewijd: vaak verdedigingen tegen de tumultueuze ontvangst die de roman beleefde. Insinueerde Palmen met haar dunnetjes bedekte sleutelroman immers niet dat componist Peter Schat zijn vrouw in 1981 van hun Griekse vakantieterras had geduwd? ‘Het is een roman,’ zegt de schrijfster daarop: oftewel, het is fictie, een verhaal, het is niet echt, ik heb dit verzonnen. Wat dat verweer precies betekent, verkent ze door tegen de werkelijkheid aan te schuren: dat is waar het verhaal over Peter Schat het verhaal over Palmens figuur Lucas Loos ontmoet.

Obsessief schrijverschap

Zoals Palmen in Het geluk van de eenzaamheid schrijft: ‘Iedereen maakt fictie, maar niet alle fictie is literatuur.’ Acht jaar geleden was ook dat stof voor ophef: in een televisieprogramma droeg Palmen haar literatuuropvatting uit en stelde, consequent, dat literaire thrillers geen literatuur, maar lectuur zijn. Waar haalde ze het vandaan? Het antwoord is simpel, zo blijkt uit Het drama van de afhankelijkheid: uit decennialang nadenken over filosofie en literatuur, uit paradoxen en tegenstellingen uitwerken (wat is het ‘drama van de afhankelijkheid’, het ‘geluk van de eenzaamheid’?).

Deze bundel geeft een mooi overzicht van Palmens obsessies sinds het begin van haar schrijverschap. De constanten zijn goed zichtbaar – iemand als Jane Bowles, een van de vrouwen uit haar recente Boekenweekessay, maakte al eerder haar opwachting in een aantal van deze stukken –, en ook de verschillen. Zo verscherpt Palmens toon de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en groeit het belang dat zij ziet voor de literatuur: de werkelijkheid bevragen is nu ook van toepassing op het populisme en al te eenvoudige politieke oplossingen.

Nieuwe dimensie

Het drama van de afhankelijkheid is uiteindelijk vooral een bundel die een nieuwe dimensie aan Palmens romans en verhalen toevoegt. Het presenteert zich als een boek dat Palmens schrijverschap verklaart en toelicht. Zoals Palmen Het geluk van de eenzaamheid besluit: ‘Als schrijver wil ik niets liever dan geluk brengen.’

Boeken / Non-fictie

Connie Palmen over de ficties van de werkelijkheid

recensie: Connie Palmen - Het drama van de afhankelijkheid

Connie Palmens verspreide essayistisch werk is gebundeld in het boek Het drama van de afhankelijkheid. Het zijn zeer lezenswaardige stukken.

In 2009 publiceerde Palmen het poëticale essay Het geluk van de eenzaamheid in een bij uitgeverij Athenaeum verschijnende reeks ‘Over de roman’. ‘Schrijvers schrijven graag over schrijven en hun bespiegelingen zijn doortrokken van een hartstochtelijk verlangen de roman apart te zetten,’ opent het boekje. Het essay is opgenomen in Het drama van de afhankelijkheid, een overzichtswerk van Palmens essayproductie. En wat blijkt: al voordat zij hoge ogen gooide met romans als De wetten (1991) en De vriendschap (1995), timmerde Palmen aan een doorwrochte en gefundeerde kijk op het schrijven.

Literaire fictie

In Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates (1992), een bewerkte versie van Palmens afstudeerscriptie, worden thema’s gepresenteerd die Palmen jaren later, bijvoorbeeld in Lucifer (2007) en het Librisprijs-winnende Jij zegt het (2015), nog steeds verkent en verdiept. Palmens literaire oeuvre is ten diepste doortrokken van het besef literaire fictie te zijn, in tegenstelling tot de alledaagse fictie die ons leven is. Socrates ging ten onder aan de verhalen – de ficties – die over hem de ronde deden, stelde Palmen in haar scriptie. Zijn werkelijke bestaan is onder de fictie bedolven en uit beeld geraakt.

Aan Lucifer zijn enkele essays in de bundel gewijd: vaak verdedigingen tegen de tumultueuze ontvangst die de roman beleefde. Insinueerde Palmen met haar dunnetjes bedekte sleutelroman immers niet dat componist Peter Schat zijn vrouw in 1981 van hun Griekse vakantieterras had geduwd? ‘Het is een roman,’ zegt de schrijfster daarop: oftewel, het is fictie, een verhaal, het is niet echt, ik heb dit verzonnen. Wat dat verweer precies betekent, verkent ze door tegen de werkelijkheid aan te schuren: dat is waar het verhaal over Peter Schat het verhaal over Palmens figuur Lucas Loos ontmoet.

Obsessief schrijverschap

Zoals Palmen in Het geluk van de eenzaamheid schrijft: ‘Iedereen maakt fictie, maar niet alle fictie is literatuur.’ Acht jaar geleden was ook dat stof voor ophef: in een televisieprogramma droeg Palmen haar literatuuropvatting uit en stelde, consequent, dat literaire thrillers geen literatuur, maar lectuur zijn. Waar haalde ze het vandaan? Het antwoord is simpel, zo blijkt uit Het drama van de afhankelijkheid: uit decennialang nadenken over filosofie en literatuur, uit paradoxen en tegenstellingen uitwerken (wat is het ‘drama van de afhankelijkheid’, het ‘geluk van de eenzaamheid’?).

Deze bundel geeft een mooi overzicht van Palmens obsessies sinds het begin van haar schrijverschap. De constanten zijn goed zichtbaar – iemand als Jane Bowles, een van de vrouwen uit haar recente Boekenweekessay, maakte al eerder haar opwachting in een aantal van deze stukken –, en ook de verschillen. Zo verscherpt Palmens toon de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en groeit het belang dat zij ziet voor de literatuur: de werkelijkheid bevragen is nu ook van toepassing op het populisme en al te eenvoudige politieke oplossingen.

Nieuwe dimensie

Het drama van de afhankelijkheid is uiteindelijk vooral een bundel die een nieuwe dimensie aan Palmens romans en verhalen toevoegt. Het presenteert zich als een boek dat Palmens schrijverschap verklaart en toelicht. Zoals Palmen Het geluk van de eenzaamheid besluit: ‘Als schrijver wil ik niets liever dan geluk brengen.’

Boeken / Fictie

Een roman zonder concessies

recensie: Alisa Ganíjeva - De Russische muur

Wat gebeurt er wanneer het land waar je deel van uitmaakt een muur om jouw deelrepubliek bouwt? Het overkomt de inwoners van Dagestan in De Russische muur, een roman die niet voor iedereen even toegankelijk is.

De Russische muur confronteert haar lezer met Dagestan, een land waar weinig mensen weet van hebben. Dat wil zeggen, er zit een antropologische dimensie aan deze roman van de Dagestaanse Alisa Ganíjeva (1985). Als ze het land al kennen, zullen veel Nederlanders Dagestan, de autonome Russische republiek die grenst aan Tsjetsjenië, de Kaspische Zee, Azerbaijan en Georgië, vooral in onheilspellende nieuwsberichten tegengekomen zijn. Misschien dat Tolstojs novelle Hadji Moerat enkelen bekend voorkomt. Zij zullen overdonderd zijn door De Russische muur.

Complex

Toegegeven, dat was ik ook. Dagestan staat etnisch gezien bekend als de meest complexe regio in de Kaukasus (en dus, in ieder geval geografisch gezien, in Europa). Zoals in De Russische muur veelvuldig besproken wordt, bestaat de republiek uit dertig volkeren, die allen minderheden zijn. De meesten zijn islamitisch, allen delen ze het Russische Sovjetverleden. Even makkelijk leeft dat niet altijd samen.

En dan besluit Rusland, in een niet al te verre toekomst, een muur om de republiek te bouwen. In de daaropvolgende chaos en het machtsvacuüm proberen de verschillende groepen, extremistisch-islamistische groepen voorop, het voor het zeggen te krijgen: ‘Elke dag bracht weer nieuwe allianties en organisaties die uiteenvielen, fuseerden of veranderden. […] Op iedere straathoek ontstonden vechtpartijtjes, gevloek vermengde zich met Koranverzen.’

Veelgelaagd portret

Het beeld dat ontstaat van Dagestan is er een van een land in verval, waarin enkele personages zich staande proberen te houden. Zij zijn over het algemeen gematigde of seculiere moslims uit de middenklasse, zoals Sjamil, een amateurjournalist van ergens in de twintig. Hij, zijn vrienden en zijn familie doen pogingen om te navigeren in het nieuwe Dagestan: te overleven in een land waar nieuwe machtshebbers, hoe kort ze ook aan de macht zijn, meer geïnteresseerd lijken in culturele verboden dan ervoor zorgen dat in de basisbehoeften van de bevolking voorzien wordt.

De grote kracht van De Russische muur is het veelgelaagde portret dat Ganíjeva schetst van het land, de tradities en de onderlinge verschillen. Zoals vertalers Annelies de Hertogh en Els de Roon Hertoge opmerken, klinken er maar weinig Dagestaanse stemmen in de Russische literatuur. De hierboven genoemde Tolstoj schreef wel over de Kaukasus, maar kwam er niet vandaan; het verwijt van cultureel imperialisme ligt dan al snel op de loer. Ganíjeva kwam weliswaar in Moskou ter wereld, maar als een kind van Dagestaanse ouders. Ze heeft oog voor de ongelooflijke complexiteit van haar romanwereld. Dat is knap.

Onverschrokken

De keerzijde van die aandacht voor detail is dat de leesbaarheid van de roman eronder lijdt. Veelvuldig wordt naar een woordenlijst achter in het boek verwezen, waar Arabische termen, historische gebeurtenissen en etnische groepen verklaard worden. Zo’n lexicon is een teken van een dieperliggend obstakel voor de gemiddelde Nederlandse lezer: om De Russische muur volledig te kunnen waarderen, moet er flink wat werk verricht worden. De woordenlijst verklaart veel, maar veel betekenis en nuance zal ook verloren gaan. Dat is geen verwijt naar de vertalers, die hun werk vakkundig hebben gedaan; het is veeleer een teken van de onverschrokken houding waarmee Ganíjeva haar literatuur schrijft. Aan concessies doet ze niet.

Boeken / Fictie

De wolf begrepen

recensie: Ton Vogels - Wolfskind

Ontwapenend was het beeld van de dode wolf dat afgelopen maart in de Nederlandse kranten verscheen. Het eens machtige roofdier had het kansloos afgelegd tegen een auto en vond zijn einde langs de A28. De levenloze bebloede kop van het beest had niets meer van de zelfverzekerde grijns van sprookjeswolven.

De afgelopen jaren zijn er meerdere wolven in Nederland gesignaleerd. Daar werd niet altijd even positief op gereageerd. Velen associëren het roofdier met het sprookjesfiguur de Grote Boze Wolf, de antagonist van Roodkapje en de zeven geitjes, en zien de dieren liever verdwijnen dan verschijnen. Dat de Europese wolf eigenlijk schuw is en nagenoeg nooit mensen aanvalt, weet men vaak niet of het wordt gemakshalve vergeten.

Hongerige personages en wolfskinderen

Net zoals het imago van de wolf op een eendimensionaal beeld berust, zo wordt de hele carrière van archeoloog Vincent de Vree – hoofdpersonage uit de roman Wolfskind van auteur Ton Vogels – gekoppeld aan één verkeerde observatie. Jaren geleden bestempelde Vincent een opgegraven beerput ten onrechte als mikwe, een Joods badhuis. Toen pers en vakgenoten zijn inschattingsfout doorkregen, lieten ze geen spaan van hem heel. Wanneer Vincent aanwijzingen vindt voor een nieuwe opmerkelijke vondst in de buurt van Nijmegen, een Romeins aquaduct, ziet hij kans om zijn status als archeoloog terug te krijgen.

Er ontpopt zich een meeslepend verhaal over een blind ambitieuze man die iedere minieme aanwijzing aanklampt om een nieuwe kans te krijgen. Als een Robert Langdon van de Lage Landen doorploegt Vincent de bossen nabij Nijmegen, op zoek naar sporen van het viaduct. Tijdens zijn zoektocht verblijft hij in Pelgrimshuis Casa Nova. Hij leert er het meisje Nova kennen, ooit bij het huis te vondeling gelegd en opgevoed door paters.

‘Nova hield Vincent vanaf die eerste ontmoeting bezig. Ze had een oorspronkelijke manier van naar de wereld kijken die hij zelf ergens ongemerkt was verloren. Vooruitgang en nieuwe ideeën ontstonden door anders naar de wereld te kijken, niet door te zien wat er al was.’

Er ontstaat langzaam een voorzichtige vader-dochterrelatie tussen de twee. Hoe gedreven Vincent ook is om het viaduct te vinden, hij komt er steeds meer achter dat zijn tweede kans juist schuilt in de zoektocht en zijn band met Nova. En dat status en succes betrekkelijk zijn.

Mowgli move over

Vogels wisselt in Wolfskind tussen twee perspectieven, dat van Vincent en dat van Nova. Hierdoor ontstaat er een mooi contrast tussen de gerijpte, beroepsmatige blik van de archeoloog en de jonge, onbevangen en nieuwsgierige levensfilosofie van het meisje. Hun gezamenlijke zoektocht doet soms zelfs denken aan die van Sofie en Alberto Knox in De wereld van Sofie.

Naast de verhalen van beide personages bevat Wolfskind een aantal aan Nova gerichte brieven. Deze vertellen het sprookje van Pelgrim, een vondeling die door wolven wordt opgevoed. De brieven doen Nova inzien dat ook zij, niet door haar ouders opgevoed, eigenlijk een wolfskind is. Het mooie aan deze derde verhaaltak is het imago van de wolf dat erin naar voren komt. Want wat veel mensen over wolven vergeten, is dat ze ook bijzonder zorgzaam kunnen zijn. Ook naar de mens toe, als diens soortgenoten dat nalaten. Het wolvensprookje en het hoofdverhaal wisselen elkaar op een prettige manier af. Andere recensenten verweten Wolfskind een te hoog Disneygehalte. Dat is onterecht. Vogels’ eigentijdse versie van het wolvenverhaal ligt in het verlengde van de archetypische Romulus en Remus-mythe, de fabels van Aesopus en Rudyard Kiplings Jungle Book.

‘De laatste wolf is uit Nederland vertrokken, omdat hij zag dat het goed was. Baby’s kregen liefde en aandacht. Ze lachten en speelden. De taak van de wolf zat erop.’

Vogels gaf Wolfskind uit in eigen beheer. Al met al schrijft hij een af en toe sprookjesachtige roman over de zoektocht van twee verloren zielen, waarin de wolf niet groot en boos, maar liefdevol en zorgzaam is.

Parks
Boeken / Non-fictie

Anders lezen

recensie: Tim Parks - De roman als overlevingsstrategie
Parks

In De roman als overlevingsstrategie daagt auteur en literair criticus Tim Parks de lezer uit om op een hele andere manier naar literatuur te kijken. Ontmaskert hij de literatuurcritici?

Volgens Parks moeten we een roman niet behandelen als een op zichzelf staand kunstwerk, maar hebben roman en het persoonlijke leven van de schrijver veel met elkaar te maken. De stijl, de inhoud en de thema’s zijn een reactie op de spanningen in het persoonlijke leven van de schrijver, aldus Parks. Dat is op zichzelf geen wereldschokkende constatering. Maar hij gaat verder. In hoeverre de lezer zich herkent in die persoonlijke spanningen, heeft grote invloed op hoe die het boek beoordeelt.

Parks baseert deze bewering op het werk van Valeria Ugazio. Volgens deze systeempsychologe worden kinderen voor een groot deel gevormd door het beoordelingscriterium dat in het gezin dominant is. Zulke beoordelingscriteria hebben betrekking op tegenstellingen als moed of angst, zelfzucht of altruïsme, winnen of verliezen. In gezinnen spelen meerdere van zulke polariteiten een rol, maar vaak is er binnen elk gezin één het belangrijkst.

Winnaar

Parks gaat bij beroemde schrijvers op zoek naar de polariteiten die in hun gezinsleven dominant waren. Zo laat hij zien dat de jeugd van James Joyce voor een groot deel draaide om de tegenstelling winnaar-verliezer. Parks verklaart dat mede uit het feit dat zijn ouders uit verschillende sociale klassen kwamen en dat zijn vader, vanwege zijn veelvuldige dronkenschap, aan lager wal raakte. Joyce wilde daarom de beste zijn en het maakte hem vervolgens weinig uit op welk terrein hij die superioriteit bereikte. Die terreinen kunnen dus ook mijlenver uit elkaar liggen:

‘Er wordt veel betekenis gehecht aan het laveren van de jonge Joyce tussen extreem religieus en profaan gedrag, tussen dronkenschap en bordeelbezoek en marathonsessies rozenkrans bidden; maar nergens in de biografieën is er sprake van een nijpend religieus dilemma of een diep schuldgevoel. De jongen streeft er juist naar anderen te overtreffen op elk gebied waarop hij kan wedijveren. Wanneer hij religieus is, is hij extreem devoot, bidt hij lang en zorgvuldig; wanneer hij verloedert, verloedert hij extreem.’

Deze innerlijke noodzaak om de beste te zijn, ziet men ook terug in zijn schrijverschap. Omdat Joyce het fysiek niet kan winnen, tracht hij op intellectueel gebied te excelleren door middel van een superieure taalbeheersing.

‘Het is belangrijk voor Joyce om de maximale waarde toe te kennen aan taal omdat dit het instrument zal zijn voor zijn overgang van een zwakke jongen aan de zijlijn van het rugbyveld, gedomineerd door figuren als zijn robuuste vader, naar een superieur personage dat een geheel eigen spel speelt.’

Subjectief

De tweede, mogelijk nog interessantere, bewering die Parks doet, is dat het leven van de lezer doorslaggevend is voor diens waardering van het boek. De lezer zal het boek appreciëren als hij de persoonlijke achtergrond van de schrijver – hetgeen diens werk zo heeft bepaald – herkent. Komt de lezer ook uit een gezin waarin alles om winnen en verliezen draaide, zal hij het werk van Joyce hoogstwaarschijnlijk waarderen.

Deze visie van Parks ondermijnt de opvatting dat we boeken enigszins objectief kunnen beoordelen. Van een recensent verwachten we toch dat hij mogelijke overeenkomsten uit zijn eigen leven wellicht een plaats gunt in zijn ‘persoonlijke’ oordeel over het boek maar het geen rol laat spelen in zijn recensie. Dat is volgens Parks dus een onrealistische verwachting omdat dat onderscheid er in werkelijkheid niet is.

Overtuigend?

Maar klopt het ook wat Parks zegt? Die vraag is lastig te beantwoorden. Het probleem bij dit soort beweringen, is dat ze zo makkelijk te onderbouwen en moeilijk onderuit te halen zijn. Er zijn altijd wel voorbeelden aan te dragen waarom iets wat iemand in zijn volwassen leven doet, terug te voeren is op zijn kindertijd. En dát zulke dingen meespelen, zal ook niemand ontkennen. Maar in hoeverre? En in het geval van de lezer of recensent: in hoeverre beïnvloedt dat ons beoordelingsvermogen? Dat is bijna niet te zeggen.

Het grote voordeel van dit boek is dat het niet staat of valt met de kracht van de onderbouwing. De anekdotes uit het leven van de behandelde schrijvers en Parks dwarsverbanden tussen die levens en de grote literaire werken zijn alleraardigst om te lezen, ook als men minder van dat directe verband overtuigd is.

Boeken / Non-fictie

Filosofisch dansen voor gevorderden

recensie: Désanne van Brederode - Dans! Denk! Leven en werk van Krisztina de Châtel

Het nieuwe boek van Désanne van Brederode, Dans! Denk!, gaat over de ontmoeting tussen filosofie en dans. Het is niet voor iedereen toegankelijk.

Wie is Krisztina de Châtel, de vermaarde Hongaarse choreografe die in Nederland dertig jaar lang een eigen dansgroep leidde? Wie is deze vernieuwende, experimenterende (ze was in 1979 de eerste die een choreografie maakte op muziek van Philip Glass) vrouw, in wier leven ‘alles beweging’ is? Uit Désanne van Brederodes nieuwe boek Dans! Denk!: Leven en werk van Krisztina de Châtel wordt dat nooit helemaal helder.

Ontmoeting

Dans! Denk! is opgezet als een ontmoeting tussen de choreograaf en de schrijfster en wordt ondersteund door hun beider liefde voor filosofie en dans. Van Brederode kwam via de filosofie tot het belang van de dans; de Châtels pad was omgekeerd. Ook in hun kunstopvatting vinden de twee vrouwen elkaar: kunst gaat diep, dieper dan wat er te zien is, en mag een doel op zich zijn. Vanuit die aanrakingspunten en een wederzijdse bewondering zijn de twee vele gesprekken aangegaan.

Dat levert een bij vlagen ontroerend, maar vaker een wat onbegrijpelijk boek op. Dans! Denk! bevat, vanuit Van Brederode gedacht, zowel biografische als autobiografische elementen en reflecteert tegelijkertijd zowel op de kunst en de filosofie als op het ontstaan van het boek. De stap daarvoor: een biografisch overzicht van Krisztina de Châtel en misschien wat archiefwerk, wordt overgeslagen. Daardoor verwordt het een vreemd soort anachronistisch boek: het zal pas echt interessant zijn, wanneer het naast een officiële biografie geplaatst wordt. Maar dat boek zal vermoedelijk pas geschreven zijn wanneer het onderwerp zelf is overleden – terwijl haar in-leven-zijn een voorwaarde was voor het ontstaan van Dans! Denk!.

Wortels

De Châtel, geboren in een gegoed gezin in 1943, ‘merkt dat ze steeds weer terugkomt op haar wortels’. Van Brederode beschrijft de wereld van de Châtel als een waarin de kunst ‘de enige vrijplaats’ was tegen de totalitaire, mensonterende politiek. In de literatuur, muziek en kunst vond ze een plek voor een identiteit die niet ‘door het nihilisme van de grote machtssystemen’ werd bepaald. Daarna volgt een enigszins cryptische, niet geheel aansluitende paragraaf:

Volgens haar gaat het misschien wel om iets als een gemeenschappelijke ziel. De combinatie van zigeunerachtige, ruwe, onversneden hartstocht, wild, emotioneel, fel, ritmisch, vurig, de gepeperde, zoete paprikasmaak – en een diep-ernstige, melancholische, haast tragische berusting. Gekruid met een beetje dromerij en hoop, maar nooit té optimistisch. Hongaren kennen immers het klappen van de zweep.

Uit deze paragraaf blijkt een zwakte die Dans! Denk! vaker ondermijnt: Van Brederode blijft dicht bij de Châtels uitgebreide, clichématige typeringen en beschrijvingen. (Nog zo een: Duitsers zijn, uiteraard, streng.) Het lijkt alsof Van Brederode de choreografe te veel bewondert om die neiging in te dammen.

Dit alles betekent niet dat dit filosofische portret van Krisztina de Châtel een saai boek is. Dat zou te makkelijk zijn. Het gaat eerder om een te hoog instapniveau. Voor gevorderden, dus.

Theater / Voorstelling

Hollywoodklassiekers interactief verbeeld

recensie: De Ploeg - Pilp Fuction

Een groep acteurs die door een landschap van Hollywoodfilms razen: een recept voor een flink potje chaos. Georganiseerde chaos, welteverstaan. De heren van De Ploeg en Loes Luca, Ria Marks en Ilke Paddenburg parodiëren op bekende klassiekers met laagdrempelige grappen. Hoewel de belangrijkste verhaallijn bloedserieus is, wordt deze telkens weer met flauwe grappen ondergraven.

Jammer? Een beetje, de kijker wordt echter wél van begin tot eind geboeid. Dat is de kracht van de voorstelling: door een combinatie van snelheid, flauwe grappen, opzienbarende kostuums (of: helemaal géén kostuum) en de mimiek van de personages, blijf je als toeschouwer met je volle aandacht bij de voorstelling. De voorstelling heeft dan ook een erg aantrekkelijk thema: klassieke bioscoopfilms. Want wie zwijmelt er niet weg bij een goede, oude, klassieke film? Met een bakje popcorn zittend in een duistere bioscoop, omringd door andere filmliefhebbers. Pilp Fuction gaat over twee zussen (Ria Marks en Loes Luca) die een bioscoop runnen. Ria Marks speelt hierbij de moeder van een jong meisje (Ilke Paddenburg), dat in haar rode jasje veel weg heeft van Abeltje. Het “draait” al een tijdje niet goed bij de bioscoop, vanwege de voorliefde van de familie voor oude klassiekers. Dan staat plots de verhuurder met zijn honkbalknuppel op de stoep (Genio de Groot) en eist geld. Daarop besluiten twee andere werknemers (Han Römer en Titus Tiel Groenestege) een deal te maken met gangsters, die voor hen de film ‘Pulp Fiction’ in petto hebben, een film waarmee ze denken veel bezoekers (en dus veel geld!) binnen te halen. Mede door een sullige, bebrilde medewerker (Viggo Maas) mislukt de overdracht. Samen met Peter Heerschop – die de taak van geluidsman op zich neemt – heeft Viggo Maas de rol van ‘underdog’ gekregen en vormen zij tezamen een nieuwe interpretatie van “de dikke en de dunne”. Zo verklapt het tweetal ook dat het jonge meisje is geadopteerd, wat erin resulteert dat zij in het bioscoopdoek springt en aan de haal gaat met haar eigen levensverhaal. Het klinkt allemaal ietwat verwarrend en dat is precies de bedoeling: deze voorstelling biedt geen enkele zekerheid, maar alleen dwaasheid – op een positieve manier – en humor waarmee de lachspieren flink op de proef worden gesteld. Eén enkele scène borduurt iets te lang door op het komische effect, vooral het gedeelte waarin twee van de acteurs als schattige hobbits zeuren om eten en van het filmdecor wegvluchten.

Georganiseerde chaos

Ondanks de vele grappen, knaagt er toch iets aan de inhoud. Er wordt niet alleen gretig gebruikgemaakt van grote klassiekers als Casablanca en Pulp Fiction (uiteraard), maar ook het bekende fragment van Alice die achter Konijn aanholt uit Alice in Wonderland wordt gevoegd in het verhaal. Als er ook nog wordt ingegaan op Jungle Book en Tarzan (een schaamteloos in onderbroek paraderende Römer en Groenestege), lijkt de parodie op Disneyverhalen compleet. Ach, wat valt er ook te verwachten van De Ploeg, het theatergezelschap dat zich richt op cabaret en parodieën. Telkens wanneer de acteurs in een film “duiken”, wordt op de achtergrond de bijbehorende scène uit de film afgespeeld. Een mooie koppeling tussen beeld en spel én vooral ook een speelse wijze, aangezien sommige scènes op vindingrijke manier worden herhaald. Overigens is het decor voortdurend een lust voor het oog; van tevoren heeft het gezelschap allerlei scènes opgenomen die prachtig in de voorstelling zijn verwerkt. Minpuntje is dat door de snelle afwisseling in scènes en verscheidene filmverwijzingen, de verhaallijnen compleet uit het oog raken. Hoewel het begin en het einde goed met elkaar in verhouding staan, is het middendeel een ratjetoe van wat vooral veel wegheeft van improvisatietheater. Dat de opbouw niet helemaal strookt, lijkt het publiek geenszins te deren: er wordt zo hard gelachen om bepaalde grappen dat zelfs de acteurs hun moeten gezicht afwenden om een grijns te verbergen. Ook het slotapplaus houdt zolang aan dat de handen er rood van kleuren. Verdiend, dat zeker, al was het maar omdat de bezoekers hebben kunnen genieten van het multi-acteertalent Loes Luca, die zich in deze voorstelling weer in alle hoeken en bochten heeft gewrongen. Iedere acteur leeft zich uit in Pilp Fuction en heeft duidelijk plezier tijdens de voorstelling. En dat zorgt er al vanaf de eerste minuut voor dat er een glimlach op het gezicht verschijnt van de bezoeker.

Muziek / Album

Opgaan in de hallucinante schemer van Nightlands

recensie: Nightlands - I Can Feel The Night Around Me

In de luwte van het immer hemelbestormende War On Drugs knutselt bassist Dave Hartley als Nightlands stiekem aan zijn eigen muziek. In 2010, twee jaar na het nog altijd behoorlijk fris klinkende debuut van War on Drugs – ook nog met Kurt Vile – verschijnt in alle luwte het debuut Forget The Mantra. Een plaat die haast instant in de vergeetkelders van de muziek dondert, maar waarop Hartley toch al vrij eloquent zijn electropopstukken etaleert: synthetische koortjes, blikken trommels, synthesizernostalgie.
Dan verschijnt Hartley zeven jaar na het debuut ineens welhaast als een joggende variatie op de Wander über dem Nebelmeer op de plaathoes van plaat nummer drie: I Can Feel The Night Around Me. Van de luwte naar de schemer.

Zwoele zomers aan de westcoast, CA

In een interview met Culture Creature omschrijft Dave Hartley de geografische bepaling van Nightlands geluid: de West Coast, California, Big Sur. Waar de man de liefde vond, getrouwd is en vakantie viert. Kampvuren, kliffen en vrolijke otters met kelp. And baby that is why… I’m depending on you zingen honderd Hartleys. Het oceanische geluid van honderd zwoele zomers dondert de kamer in. Intens bedwelmende nostalgie, en dan moet de vloedgolf van Lost Moon nog passeren.

De esthetiek van Nightlands derde doen overigens opvallend denken aan Yo La Tengo’s suburbane nocturne And Then Nothing Turned Itself Inside-Out. Donkerblauwe droomstaat, de nostalgie, een een synthetisch soort sensualiteit. Op Moonbathin klinkt het mechanisch Ooh baby, ooh baby. Romantiek door een blikken, zilveren prisma. Een drumcomputer slaat er er een doodsimpel ritme uit. Ooh baby, ooh baby: J. Bieber galmend op de bodem van de zee. Somehow it works.

En zo zet Dave Hartley met zijn Nightlands na twee anonieme platen met I Can Feel The Night Around Me ineens een behoorlijk flinke stap. Waar het song materiaal hier en daar wat te wensen overlaat – aan het eind zakt de boel behoorlijk in – maakt de hallucinante, aanhoudende droomstaat van de plaat het meer dan goed. Tegen het einde is de luisteraar met heel zijn bewustzijn opgegaan in de schemer. Het slaapverwekkende eind van de plaat voegt daar niets meer aan toe.

Muziek / Album

Poëzie verstopt tussen instrumenten

recensie: The Afghan Whigs – In Spades

De Afghan Whigs zijn nooit een grote band geweest. Niet in de zin van succes tenminste. In vergelijking met tijd- en genregenoten zijn ze misschien wel de makers van de meest grootse nummers. In een stijl die soul en grunge/stoner-rock vermengt hebben de heren van de Afghan Whigs een uniek geluid ontwikkeld, dat door de jaren heen misschien verfijnder is geworden, maar nooit aan authenticiteit heeft ingeboet.

Ten overvloede

De zeer herkenbare stijl van de Whigs is niet direct te horen op In Spades. De openingstrack ‘Birdland’ is een weemoedig klinkend nummer dat doordrongen lijkt van verdriet en wanhoop. Een zinsnede als “Whatever it is that kept us together/I look to the sky and it’s gone” benadrukt het gevoel dat uit de muziek spreekt. Het is een gevoel dat het hele album aanwezig blijft, ook al is het op de rest van de nummers minder expliciet.

Ook op voorgaande albums kan die weemoedigheid en wanhoop gehoord worden. Frontman Greg Dulli legt hart en ziel in de teksten, die echter niet druipen van sentiment, maar eerder gevoelens abstraheren, terwijl ze toch concreet blijven. In Copernicus, bijvoorbeeld: “You came to mesmerize her/She came with consequences in her eyes”, iets later gevolgd door: “Once there was a way/Then you were gone”. De teksten druipen van betekenis, maar – en dat is een prestatie op zich – ze dragen de nummers niet. De stem van Dulli is maar één van de vele instrumenten op het album.

Hoewel ‘Birdland’ anders doet verwachten is In Spades best vrolijk te noemen. Relatief dan, want echt vrolijk zijn de Afghan Whigs nooit. Maar gezien het dramatische nieuws van november 2016 – Gitarist Dave Rosser heeft een inoperabele tumor in zijn darmen – klinkt het album lichter dan je zou verwachten. Het zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld in de totstandkoming, maar dat heeft niet geleid tot een deprimerend album dat vooral over afscheid gaat. Naast de pijn en wanhoop die op het album aanwezig is, is er ook gewoon plezier. Misschien is het een manier om te ontsnappen aan de werkelijkheid. Dulli zingt er over in ‘Oriole’: “There was violence in my head/I was surrounded in my bed/And from a slender perch/I vowed that I would fly forever”.

In Spades is een album dat indruk maakt. Het beklijft. Voor wie na één keer luisteren teleurgesteld is: zet het nog eens op. En nog een keertje. Stukje bij beetje geeft het album prijs hoe genuanceerd het is. Iedere keer luisteren voegt iets toe. Het is geen album dat makkelijk zijn kracht zal verliezen. Veel waarschijnlijker is het dat over een paar jaar In Spades in het rijtje musthaves terecht komt.

Boeken / Fictie

Individuele vrijheid tegenover maatschappelijke verwachtingen

recensie: Nathan Hill - De nix

De ambitie om een groot schrijver te worden spat van de bladzijden af en zorgt ervoor dat je Nathan Hill in de gaten wilt blijven houden. In deze debuutroman bewijst Hill dat hij niet alleen korte verhalen kan schrijven.

Twintig jaar na de zelfverkozen verdwijning van zijn moeder, ziet Samuel haar weer op tv. Ze heeft namelijk een presidentskandidaat bekogeld met stenen. Ondanks het getroebleerde beeld dat Samuel heeft overgehouden aan zijn moeder, vindt hij zo’n actie niets voor haar en de ietwat wereldvreemde maar altijd goedbedoelende dertiger besluit te achterhalen hoe het zit.

Universele thema’s versus moderne dilemma’s

Nathan Hill presenteert zijn personages op zeer beeldende wijze en trekt je als in een lange reis door veel verschillende landschappen mee door het verhaal. We volgen de hoofdpersoon Samuel in een tijdspanne van zo’n dertig jaar, maar ook het leven van zijn ouders, de rol van zijn opa in het leven van zijn moeder en de relatie met vrienden en zijn studenten wordt uitgebreid uit de doeken gedaan.
Vakkundig meandert Hill van heden naar verleden en weer terug, en van personage naar personage. Daarbij vergeet Hill niet zijn personages kleur te geven door diep in te gaan op hun gevoelsleven en karakters. Heb ik wel de juiste keuzes gemaakt? Welk leven had ik gehad als ik andere keuzes had gemaakt? Ben ik wel goed genoeg als ik het op mijn manier doe of zou ik meer moeten luisteren naar anderen? Universele thema’s die Hill zijn personages elk op hun eigen manier laat ervaren, worden afgewisseld met generatiegebonden onderwerpen. Van de grote emigratiepiek in Amerika in de jaren twintig, de protestbewegingen door jongeren in de jaren zestig tot de gedigitaliseerde en individualistische samenleving van nu. Al deze onderwerpen worden zo realistisch en levendig behandeld, dat het lijkt alsof de verschillende verhalen ook echt door verschillende mensen verteld worden.

Kies je voor jezelf of conformeer je je aan anderen?

Als rode draad in het boek kan de botsing tussen de drang naar vrijheid en jezelf zijn en de normen en waarden die de samenleving je oplegt, worden gezien. Hiermee worstelen alle personages op hun eigen manier. Zo voelen ze zich stuk voor stuk beknot in hun keuze voor de liefde van hun leven. Ze kunnen niet samen zijn met degene van wie ze echt houden, omdat ze niet hun eigen keuzes durven of kunnen maken. Door dit alle personages in het boek te laten ervaren, kan dit worden gezien als een leeftijds- en generatie-overstijgend probleem dat nog altijd gevoeld wordt door mensen uit alle rangen en standen van de samenleving.

Een mooie maar intensieve reis door een gevarieerd landschap

Met deze debuutroman bewijst Hill dat hij niet alleen korte verhalen kan schrijven, maar ook in staat is tot het schrijven van een vuistdikke roman waarin meerdere verhaallijnen uitgezet worden. De Nix leest als een interessante geschiedenisles waarbij je van begin tot eind aan de lippen van de leraar hangt. Als enig minpunt kan aangevoerd worden dat de leraar af en toe doorschiet in zijn enthousiasme, waardoor het gevaar van verslappende aandacht op de loer ligt. Maar de verscheidenheid aan onderwerpen, de vlotte vertelstijl en de drang om erachter te komen hoe het met de personages afloopt, zorgen ervoor dat je het boek zo snel mogelijk uit wilt lezen.

 

Muziek / Album

Een lichtzinnige reis naar hogere sferen

recensie: Moon Duo - Occult Architecture vol. 2

Moon Duo presenteert met Occult Architecture vol. 2 een album dat duidelijk is geïnspireerd door de krautrock en psychedelica van de vroege jaren zeventig. Met langgerekte elektronische drones, monotone ritmes en space-gitaren zet het driekoppige duo een overtuigende authentieke sound neer in vijf nummers van gemiddeld zo’n 7,5 minuut lang. Maar slaagt de band er ook in te bouwen op het rijke fundament van een vervlogen decennium?

Het album opent met een korte en ietwat chaotische improvisatie van wilde retro sci fi klanken en elektrische piano. Maar al snel breekt het nummer ‘New Dawn’ open met minimale drums en een muur aan synth- en gitaarakkoorden die het geluid van het album karakteriseren. De zweverige vocalen van zanger en gitarist Ripley Johnson completeren het geluid pallet.

Het openingsnummer wordt gevolgd door ‘Mirror’s Edge’, een instrumentale compositie rond een weinig origineel akkoordenschema, wat op zichzelf natuurlijk geen probleem is. Hier accentueert het helaas een gebrek aan avontuur, waardoor het nummer enigszins lusteloos voortkabbelt zonder noemenswaardige momenten. Dit geldt in zekere zin voor het album als geheel. De nummers missen de muzikale ontwikkeling en persoonlijkheid die nodig is om de luisteraar te pakken en mee te voeren naar hogere sferen.

Muzak voor Maankinderen

Moon Duo is een band die haar interesse in New Age en “Magick” niet onder stoelen of banken steekt. De inspiratie komt ontegenzeggelijk uit het meest Neo-spirituele hoekje van de esoterische boekhandel. Occult Architecture vol. 2, vormt zoals de naam al doet vermoeden onderdeel van een tweeluik rond het thema “Yin en Yang”. Volume 1 stond in het teken van “Yin”, de vrouwelijke, donkere kant. Dit tweede deel focust op “Yang”, ofwel de mannelijke en lichte kant.

De plaat heeft zeker een licht en luchtig geluid. De keerzijde daarvan is dat de dwingende spanning die Krautrock teweeg kan brengen uitblijft. In plaats daarvan doet het album weinig aanstootgevend aan, een beetje braaf, bij momenten sterk neigend naar muzak, of de begeleidingsmuziek voor een meditatie- en dansavond in het Osho-centrum.

Een getrouwe vintage hommage

Het hoogtepunt van deze cerebrale reis vormt: ‘Sevens’, dat met een donkere zanglijn en lichtvoetige string-synthesizers herinneringen oproept aan Joy Division’s ‘Love will tear us apart again’. Juist dit uitstapje naar een wat droefgeestiger geluid brengt Occult Architecture vol. 2 enigszins tot leven.

Conceptueel en productietechnisch heeft de band duidelijk goed nagedacht over dit project, dat met veel liefde voor voorbeelden als Neu! of Popol Vuh tot stand lijkt te zijn gekomen. Muzikaal mist Moon Duo echter de inventiviteit en durf van haar klassieke voorbeelden. Jammer genoeg vervalt de getrouwe vintage hommage al snel tot een opeenstapeling van genre-clichés, zonder veel nieuws toe te voegen.