Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

Sarcasme is zeg maar echt háár ding

recensie: Paulien Cornelisse – Om mij moverende redenen

Cabaretier en schrijfster Paulien Cornelisse is al jaren geïntrigeerd door de manier waarop mensen met elkaar communiceren. In haar boeken (‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ en ‘En dan nog iets’) lees je over alle vreemde uitdrukkingen die haar oren ooit hebben opgepikt. In de voorstelling gaat het – naast over opmerkelijke uitspraken, – ook over eigenaardige gebeurtenissen die Cornelisse meemaakte en om dubieuze leuzen die ze op winkelruiten in haar woonplaats Amsterdam spotte. Vooral de heerlijk sarcastische ondertoon van Cornelisse en haar overdreven manier van uitbeelden, zorgen ervoor dat je je helemaal verliest in de voorstelling.

Kabouterbroeken

Met grote stappen schrijdt Cornelisse over het podium en maakt ze een diepe buiging. Meteen is ze een en al aanwezigheid op het podium, je moet gewoon naar haar kijken. Ze begint op een haast typische ‘Cornelisse-wijze’, die menig persoon kent van haar optreden in het spelprogramma ‘Wie is de mol?’, namelijk op die eerlijke recht-voor-zijn-raap-manier. Deze ongetwijfeld zeer intelligente vrouw doet zich altijd een beetje clownesk voor. Met een grote dosis zelfspot lacht ze de meest droge opmerkingen weg. Zo begint ze de voorstelling door het publiek te complimenteren met het feit dat ze allemaal het theater hebben weten te bereiken.

Daarna volgt een hikkend lachje uit haar mond en schraapt ze haar keel. Al heel vlug belandt ze op iets wat ze totaal niet begrijpt: winkels die yoga-merchandise verkopen. Zo beweert Cornelisse dat kabouters verantwoordelijk zijn voor yogabroeken (‘Kabouterbroeken!’) en dat masserende olie een positief uitgepakte reclamestunt is. Over dit soort tot de verbeelding sprekende onderwerpen praat ze niet alleen, ze weet ook bepaalde geluiden uit het dagelijks leven hilarisch na te doen. Zo maakt ze een vergelijking met een koffieapparaat om een bepaald gevoel over te brengen, wat erin resulteert dat Cornelisse bijna twee minuten lang in gekrompen houding ‘Rrrrrrrr’ staat uit te kreunen. Of heeft ze het over de periode die zit tussen het aanschaffen van een traphekje en een trapstoel (volgens Paulien een ‘slome achtbaan’).

Anticlimax

Yoga is overigens niet de enige sport waarover Cornelisse kritisch is. Dat ze ‘a-sportief’ is, laat ze meerdere malen weten. Wat ze zou doen als ze nog maar twee maanden te leven had? Lekker op de bank hangen natuurlijk. Klaar! Ook vertelt ze op humoristische wijze dat ze besloot om hardloopschoenen te kopen – zodat diezelfde schoenen haar om 10 uur ’s avonds boos aan kunnen staren – en dat een kegelvormige man naar haar ervaring vroeg. ‘Nou, ik sport niet en dat ziet er ongeveer zo uit’, luidde daarop haar antwoord, waarbij ze overdreven gebaarde naar haar lichaamsbouw. Vervolgens ging ze diep in gesprek met de verkoper, terwijl ze niets over rennen wist en er helemaal niets van wilde weten. Maar, zo beweert Cornelisse, soms is het gewoon handiger om met anderen mee te lullen.

Het is niet de enige anekdote die krachtig overkomt, maar een van vele. Zo vertelt Cornelisse tot twee keer toe een verhaal dat eindigt met een anticlimax. Eén over haar romantische reis met vriend Chris Bajema, waar ze op een afgelegen plek in IJsland bezoek krijgen van een grote, enge man en één over een opmerkelijke tatoeage. ‘Jammer, hè’, mompelt ze als ze beide verhalen tot een einde heeft gebracht. Als beide verhalen een spannender einde hadden gekend, had Cornelisse het wellicht niet meer kunnen ‘navertellen’. Fictie en werkelijkheid lopen telkens door elkaar heen, maar één ding lijkt echt te kloppen. Dat is haar liefde voor verschillende soorten mos.

Naast de liefde voor vriend en kleuter, heeft Cornelisse ook een grote voorliefde voor het plakkerige mos – in al zijn gedaanten en vormen. Het liefst slijt ze dan ook haar dagen met ‘moswandelingen’ (één van de vele, vele woordspelingen). Het mos maakt dan ook deel uit van het decor. Op het podium staat zowel een karretje met moestuinplantjes en stukjes mos als een grote plantenkas die doet denken aan de glazen kist van Sneeuwwitje. Iedere keer als Cornelisse een stukje mos heeft verzorgd, zet ze het meteen in de kas. Zodra die opengaat, klinkt er telkens een ander muziekje op de achtergrond. Een kas die rust biedt tegen de hectische wereld die Cornelisse op vriendelijke wijze bespot in haar voorstelling.

Gekke vrouw

In deze vlotte voorstelling word je continu vermaakt door de verrassende dingen die Cornelisse vertelt. Enerzijds kun je je herkennen in de voorbeelden die Cornelisse noemt en anderzijds roept het ook vervreemding op, omdat Cornelisse overal een gekke, absurde draai aan geeft. Het is in zekere zin een strategische zet van Cornelisse om haar sarcastische stemgeluid en mimiek zo in te zetten dat ze overkomt als een ‘gekke vrouw’. Een gekke vrouw die je waardeert vanwege haar gevatte en hilarische opmerkingen, maar die niet moet blijven hangen in iets te lang gebrabbel. Soms draalt ze iets te lang rond eenzelfde onderwerp, terwijl de grap ondertussen wel is geland en uitgewerkt.

Kortom, het is bewonderenswaardig hoe Cornelisse in vlot tempo zoveel gevatte grapjes over taal weet over te brengen. Deze ietwat gekke, scherpe cabaretier bewijst het maar weer eens: taal is echt haar ding!

Theater / Voorstelling

Sarcasme is zeg maar echt háár ding

recensie: Paulien Cornelisse – Om mij moverende redenen

Cabaretier en schrijfster Paulien Cornelisse is al jaren geïntrigeerd door de manier waarop mensen met elkaar communiceren. In haar boeken (‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ en ‘En dan nog iets’) lees je over alle vreemde uitdrukkingen die haar oren ooit hebben opgepikt. In de voorstelling gaat het – naast over opmerkelijke uitspraken, – ook over eigenaardige gebeurtenissen die Cornelisse meemaakte en om dubieuze leuzen die ze op winkelruiten in haar woonplaats Amsterdam spotte. Vooral de heerlijk sarcastische ondertoon van Cornelisse en haar overdreven manier van uitbeelden, zorgen ervoor dat je je helemaal verliest in de voorstelling.

Kabouterbroeken

Met grote stappen schrijdt Cornelisse over het podium en maakt ze een diepe buiging. Meteen is ze een en al aanwezigheid op het podium, je moet gewoon naar haar kijken. Ze begint op een haast typische ‘Cornelisse-wijze’, die menig persoon kent van haar optreden in het spelprogramma ‘Wie is de mol?’, namelijk op die eerlijke recht-voor-zijn-raap-manier. Deze ongetwijfeld zeer intelligente vrouw doet zich altijd een beetje clownesk voor. Met een grote dosis zelfspot lacht ze de meest droge opmerkingen weg. Zo begint ze de voorstelling door het publiek te complimenteren met het feit dat ze allemaal het theater hebben weten te bereiken.

Daarna volgt een hikkend lachje uit haar mond en schraapt ze haar keel. Al heel vlug belandt ze op iets wat ze totaal niet begrijpt: winkels die yoga-merchandise verkopen. Zo beweert Cornelisse dat kabouters verantwoordelijk zijn voor yogabroeken (‘Kabouterbroeken!’) en dat masserende olie een positief uitgepakte reclamestunt is. Over dit soort tot de verbeelding sprekende onderwerpen praat ze niet alleen, ze weet ook bepaalde geluiden uit het dagelijks leven hilarisch na te doen. Zo maakt ze een vergelijking met een koffieapparaat om een bepaald gevoel over te brengen, wat erin resulteert dat Cornelisse bijna twee minuten lang in gekrompen houding ‘Rrrrrrrr’ staat uit te kreunen. Of heeft ze het over de periode die zit tussen het aanschaffen van een traphekje en een trapstoel (volgens Paulien een ‘slome achtbaan’).

Anticlimax

Yoga is overigens niet de enige sport waarover Cornelisse kritisch is. Dat ze ‘a-sportief’ is, laat ze meerdere malen weten. Wat ze zou doen als ze nog maar twee maanden te leven had? Lekker op de bank hangen natuurlijk. Klaar! Ook vertelt ze op humoristische wijze dat ze besloot om hardloopschoenen te kopen – zodat diezelfde schoenen haar om 10 uur ’s avonds boos aan kunnen staren – en dat een kegelvormige man naar haar ervaring vroeg. ‘Nou, ik sport niet en dat ziet er ongeveer zo uit’, luidde daarop haar antwoord, waarbij ze overdreven gebaarde naar haar lichaamsbouw. Vervolgens ging ze diep in gesprek met de verkoper, terwijl ze niets over rennen wist en er helemaal niets van wilde weten. Maar, zo beweert Cornelisse, soms is het gewoon handiger om met anderen mee te lullen.

Het is niet de enige anekdote die krachtig overkomt, maar een van vele. Zo vertelt Cornelisse tot twee keer toe een verhaal dat eindigt met een anticlimax. Eén over haar romantische reis met vriend Chris Bajema, waar ze op een afgelegen plek in IJsland bezoek krijgen van een grote, enge man en één over een opmerkelijke tatoeage. ‘Jammer, hè’, mompelt ze als ze beide verhalen tot een einde heeft gebracht. Als beide verhalen een spannender einde hadden gekend, had Cornelisse het wellicht niet meer kunnen ‘navertellen’. Fictie en werkelijkheid lopen telkens door elkaar heen, maar één ding lijkt echt te kloppen. Dat is haar liefde voor verschillende soorten mos.

Naast de liefde voor vriend en kleuter, heeft Cornelisse ook een grote voorliefde voor het plakkerige mos – in al zijn gedaanten en vormen. Het liefst slijt ze dan ook haar dagen met ‘moswandelingen’ (één van de vele, vele woordspelingen). Het mos maakt dan ook deel uit van het decor. Op het podium staat zowel een karretje met moestuinplantjes en stukjes mos als een grote plantenkas die doet denken aan de glazen kist van Sneeuwwitje. Iedere keer als Cornelisse een stukje mos heeft verzorgd, zet ze het meteen in de kas. Zodra die opengaat, klinkt er telkens een ander muziekje op de achtergrond. Een kas die rust biedt tegen de hectische wereld die Cornelisse op vriendelijke wijze bespot in haar voorstelling.

Gekke vrouw

In deze vlotte voorstelling word je continu vermaakt door de verrassende dingen die Cornelisse vertelt. Enerzijds kun je je herkennen in de voorbeelden die Cornelisse noemt en anderzijds roept het ook vervreemding op, omdat Cornelisse overal een gekke, absurde draai aan geeft. Het is in zekere zin een strategische zet van Cornelisse om haar sarcastische stemgeluid en mimiek zo in te zetten dat ze overkomt als een ‘gekke vrouw’. Een gekke vrouw die je waardeert vanwege haar gevatte en hilarische opmerkingen, maar die niet moet blijven hangen in iets te lang gebrabbel. Soms draalt ze iets te lang rond eenzelfde onderwerp, terwijl de grap ondertussen wel is geland en uitgewerkt.

Kortom, het is bewonderenswaardig hoe Cornelisse in vlot tempo zoveel gevatte grapjes over taal weet over te brengen. Deze ietwat gekke, scherpe cabaretier bewijst het maar weer eens: taal is echt haar ding!

Boeken / Fictie

Dorre zekerheid

recensie: Simon Strauss - Zeven nachten

Journalist en schrijver Simon Strauss breekt met het veelgeprezen Zeven nachten door als fictieauteur. Hij verwoordt de angst van zijn generatie om volwassen te worden.

In Duitsland kreeg Zeven nachten lovende kritieken. Der Zeit beschrijft het als een manifest, ‘snel te lezen, moeilijk te vergeten’. Simon Strauss, de zoon van toneelschrijver Botho Strauss, zou ‘de stem van zijn generatie verwoorden’. Zeven nachten laat zien wat de quarterlife crisis inhoudt, waar veel mensen die de dertig naderen mee kampen.

Vlak en rechtlijnig

De hoofdpersoon is bang, bang voor ‘de vloeiende overgang’. Bang omdat hij niet eens heeft gemerkt dat hij volwassen is geworden. Maar bovenal is hij bang voor het volwassen bestaan zelf, dat hij voor zich ziet als kleurloos en dor, met louter zekerheden en zonder avonturen. Hij heeft haast, want ‘snel, al heel snel, zal ik me moeten vastleggen. Op een leven, op een beroep, op een vrouw.’ De volwassenheid kan elk moment zijn leven binnensluipen en daar is – zo lijkt het – geen ontkomen aan. Vlak en rechtlijnig zal het leven hoe dan ook worden, dat je daar zelf invloed op zou kunnen hebben behoort niet tot de mogelijkheden.

Zeven zonden

De hoofdpersoon sluit een soort faustiaans pact met een onbekende, T., die hem uitdaagt. Zeven nachten zal hij door T. de stad ingejaagd worden om één van de hoofdzonden te gaan beleven en daar zeven bladzijden over te schrijven, die de volgende ochtend om – u raadt het al – zeven uur af moeten zijn. Zeven nachten beslaat zeven hoofdstukken die elk aan één zonde zijn geweid, plus een inleidend en afsluitend hoofdstuk. De hoofdstukken hebben de Latijnse naam van de betreffende zonde. Achterin het boek kun je de vertaling daarvan in het Nederlands opzoeken.

Zwak manifest

Zeven nachten leest inderdaad snel, de 112 pagina’s kun je binnen een avond lezen. Maar dat de inhoud zo moeilijk te vergeten is valt te betwijfelen. Het onderwerp spreekt tijdgenoten van Strauss erg aan. De volwassenheid, knopen doorhakken en richting kiezen kan beangstigen. Maar de vorm waarin Strauss zijn proza giet is een stuk minder spannend dan verwacht. Toegegeven, er zitten mooie en hier en daar ontroerende stukken in, maar de rest van de tekst is gewoon best wel saai. Hier en daar krijg je zelfs het gevoel dat Strauss te erg zijn best doet om mooie woorden en zinnen te schrijven en vooral zo vaag mogelijk wil blijven, en dat gaat irriteren. Er is ruimte voor de verbeelding, maar niet veel motivatie om die in te vullen.

Overgave

Ook de manier waarop de hoofdpersoon zich, haast uitgeput en levensmoe, lijkt over te geven aan de rechtlijnige zekerheid die onontkoombaar is, gaat irriteren. Wanneer je het zo bekijkt is de volwassenheid inderdaad het verliezen van jezelf en het vastroesten in de conventie. Hij maakt in zekere zin dus wel iets los, want als lezer wil je dat hij terug vecht, wat peper in zijn reet stopt. Kom op jongen, je angst is wat je er zelf van maakt. Maar toch wordt deze angst bevestigd door T., die reeds verzonken is in een bestaan van ‘dorre zekerheid’ en ergens nog hoopte op een uitweg. Beide mannen lijken toeschouwers van hun eigen leven. Of de zeven nachten en zeven zonden daarin verandering zullen aanbrengen valt te betwijfelen. Overgave en acceptatie lijken eerder de thema’s van dit boek dan autonomie, iets wat toch juist zo bevrijdend kan zijn aan de volwassenheid.

Zeven nachten blijft interessant om te lezen, zeker voor mensen die de dertig en ‘volwassenheid’ naderen, wat dat dan ook moge zijn. De poëtische en soms ronduit overdreven manier van schrijven moet je echter wel liggen.

Theater / Voorstelling

Micha Wertheim wil u niet aan het denken zetten

recensie: Micha Wertheim - Voor alle duidelijkheid

Na de veelbesproken en experimentele cabaretprogramma’s Ergens anders en Iemand anders, brengt Micha Wertheim met Voor alle duidelijkheid een – in eerste instantie – meer conventionele cabaretvoorstelling op de planken: een man, een stoel en rake grappen over de actualiteit en maatschappij: duidelijk cabaret. Toch weet Wertheim ook in dit programma weer een originele invalshoek te vinden die voorbij gaat aan de klassieke cabarettraditie.

Wertheim vangt aan met zijn zorgen over klimaatverandering en de niet geheel nieuwe constatering dat veel van wat ooit leuk was in het dreigende licht van die klimaatverandering aanzienlijk minder plezierig wordt. Vlees eten: niet leuk meer; rondjes schaatsen op de ijsbaan: niet leuk meer, want met de energie die nodig is om de ijsbaan koel te houden kun je een halve stad verwarmen. Dat de politiek dergelijke wereldproblemen niet 1, 2, 3 op kan lossen verbaast Wertheim niet. De ouderraad van de basisschool van zijn zoontjes, waarin hij heeft plaatsgenomen, heeft het al moeilijk een gedragscode op te stellen voor de klasseapp.

Een dergelijke benadering waarbij de actualiteit wordt gekoppeld aan de strubbelingen van het alledaagse leven leidt in het begin tot een redelijk recht-toe-recht-aan cabaretprogramma. Dat is niet gebruikelijk voor Wertheim. En ergens voelen deze grapjes ook niet op hun plaats. Want hoewel de grappen sterk zijn, ga je je als kijker afvragen: waar wil Wertheim heen?

‘Deze voorstelling gaat helemaal nergens over’

Een keerpunt komt ergens op de helft van de voorstelling. Wertheim neemt plaats op het stoeltje dat al de hele avond midden op het podium staat, kijkt onderuitgezakt de zaal in en deelt dan mee: ‘Deze voorstelling gaat helemaal nergens over.’ Nu laat Wertheim de actualiteit goeddeels voor wat het is en gaat in op wat hij met zijn programma beoogd: in ieder geval niet mensen aan het denken zetten of met een geëngageerde positie komen.

Sterk is Wertheim wanneer hij uitlegt hoe hij altijd vijf sterren van de recensenten krijgt. Die vijfde ster, zo stelt Wertheim, krijg je voor het engagement. Ditmaal echter zegt de cabaretier expliciet niemand aan het denken te willen zetten, maar daarmee – zo tekent Wertheim de redenatie van de critici uit – pleit hij natuurlijk voor het theater als laatste vrijplaats waar ook het betekenisloze bestaansrecht heeft: huppa, vijf sterren! In dit soort meta-observaties is Wertheim op zijn sterkst.

Onszelf als het middelpunt van het universum

Dit alles vertelt Wertheim met achter hem een grote grijze muur. Deze muur zou symbool kunnen staan voor de muur waar we volgens Wertheim als maatschappij tegenaan lopen. Niet omdat we  verdwaald zijn, maar juist omdat we nooit meer verdwalen want onze telefoon, met onszelf immer als het middelpunt van het universum in de vorm van een blauw bolletje, wijst ons altijd de weg. De titel Voor alle duidelijkheid heeft  een dubbelzinnige betekenis; Wertheim doelt ook op een tijd vooraf aan alle duidelijkheid, waarin het onbekende nog ontdekt moest worden. De silhouetten die van palmbomen lijken, wuiven lichtjes boven de muur, als het paradijs dat enkel vindbaar is door te verdwalen.

Zie daar, heb ik toch betekenis gezocht in een voorstelling die niet betekenisvol wil zijn. Een voorstelling die desondanks erg sterk is en voor de duur van zo’n tweeënhalf uur (!) de spanningsboog op knappe wijze strak houdt.

Theater / Voorstelling

Superheld zkt. Schurk

recensie: BOS Theaterproducties - Marvellous

Je kunt er niet omheen: superhelden zijn hot! Tenminste, zo redeneert ook supernerd en comicbookverkoper Giel in Marvellous, de nieuwe komische muziekvoorstelling van de makers van Watskeburt?!. Het belooft een episch verhaal te worden. Ondanks alle spannende effecten, is het bij lange na niet half zo vermakelijk als Watskeburt?!.

Wat als alle superschurken zijn verslagen? Ondanks alle peis en vree, betekent dit op de lange termijn een verlies voor de superhelden. Door gebrek aan werk, moeten ook zij eraan geloven en meedraaien in de maatschappij. De Liga, bestaande uit het 11-jarige meisje Daisy in een mannenlichaam (Testostero gespeeld door Tarikh Janssen), Gods dochter Ilana (Anna Keuning), de rechtvaardige Justitia (Kweja Kwestro), de met de tijd spelende Tijdsgeest Detlev (Rogier in ’t Hout) en De Denker/Joost (Maurice Vonk), slijten hun dagen met menselijke, alledaagse bezigheden.

De ooit zó grote, belangrijke vijf figuren houden zich nu bezig met barbecueën en botsen op dezelfde huwelijkse perikelen als gewone mensen. Als Justitia te horen krijgt dat ze is ontslagen bij Pink Ribbon, besluit ze dat het tijd is om haar menselijkheid van zich af te schudden. Ze gaat naar het museum, steelt de uitrusting van de verslagen schurk De Astronaut en schakelt haar buurman Giel (Daniel Cornelissen) in om deze tot leven te brengen als De Kosmonaut. Een schijnschurk, aangezien De Kosmonaut zo geprogrammeerd is dat Justitia de controle over hem heeft en hem keer op keer kan uitschakelen. Het ligt natuurlijk in de lijn der verwachting dat de hedendaagse technologie roet in het eten gooit. Giels technologie crasht, waardoor De Kosmonaut een vrije wil krijgt en de mensen begint aan te vallen… Dé kans voor De Liga om zich één laatste keer te bewijzen: De Liga to the rescue!

Oppervlakkige flauwiteiten

De grote vraag is: wie redt de acteurs van het eindeloze gekibbel over ditjes en datjes? Er zijn maar weinig écht spannende en actieve dialogen. Wat het publiek voorgeschoteld krijgt, heeft meer weg van oppervlakkig geneuzel over de voorbeeldfunctie die de superhelden hebben. Zo blijft Ilana net iets te lang drammen tegen het besluit om de superheldenpakjes weer uit de kast te trekken. De welles-nietes-discussie tussen De Liga-helden gaat maar door, waardoor je als toeschouwer soms wordt gedwongen om een lome houding aan te nemen. Op den duur werken de flauwe grapjes  niet meer om het publiek uit die houding te verlossen. Dit in groot contrast met Watskeburt?!, de vorige voorstelling van schrijvers Lucas de Waard en Daan Windhorst, waarin ze voor melige taferelen zorgden. Het spel en de dialogen die destijds voor knetterend vuurwerk zorgden, bleven nu uit. Het tempo van de voorstelling ligt laag – niet echt wat je verwacht bij superhelden – het is een afspiegeling van de loomheid waarin de helden zijn beland. Deze superhelden vechten hun ruzies uit mét woorden, niet met hun vuisten.

Op stelten staan

Toch blijft de voorstelling in zijn geheel een genot om naar te kijken. Zo past het decor, bestaande uit donkere skyscrapers en huizen, goed bij het superheldenthema. De acteurs dragen grappige superheldenpakjes en het ene na het andere opzienbarende attribuut wordt uit de coulissen getrokken. Het pak van slechterik De Kosmonaut is opzienbarend: op hoge stelten en in zwart pak met talloze kleine lampjes erop stampvoet acteur Denzel Goudmijn over de toneelvloer. Daarnaast horen we de gedachten van de personages, die Joost De Denker kan horen, als voice-overs terug. Dit zorgt voor grappige scènes, waarin Giel zijn fantasieën loslaat op Justitia of Ilana een erotisch boek leest.

De magie van deze grappige voice-overs wordt enigszins doorbroken door de niet altijd even zuivere zang. Giel heeft na Justitia de meeste zangpartijen en kantelt op de grens tussen zuiver en vals. Het is maar goed dat de liedjes zo aanstekelijk zijn dat je die ene valse noot hier en daar voor lief neemt. Justitia heeft wel een bekorende stem die ze in enkele solo’s laat horen.

Superslecht of superpotentieel?

Na de eerdere voorstelling van BOS Theaterproducties (Watskeburt?!) zijn de verwachtingen hoog opgelopen. Daar wordt voor het grootste gedeelte aan voldaan. Zowel de kleding van de personages als het decor zijn indrukwekkend en de vrolijke liedjes blijven nog lang in je hoofd hangen. Toch rest een knagend gevoel. Dat heeft vooral te maken met de energie van de acteurs en hun spel: wanneer spat nu écht de actie van het podium? Er is sprake van een hoop gelul en weinig actie. Dit zijn superhelden met een meer vredelievende aanpak: ze kibbelen maar voort, terwijl de wereld te grazen wordt genomen door De Kosmonaut. Show, don’t tell!

Boeken / Non-fictie

Vol overgave

recensie: Sue Prideaux - Ik ben dynamiet

De veelgeprezen Nietzsche-biografie Ik ben dynamiet van Sue Prideaux is nu vertaald in het Nederlands. Dit werk is alles wat een Nietzsche liefhebber zich wensen kan: een prachtige kijk in het persoonlijke leven van Nietzsche, naadloos vervlochten met een uitgebreide uiteenzetting van zijn denken en werken.

Friedrich Nietzsche is één van de bekendste filosofen van de 19e eeuw. Bij het grote publiek staat hij bekend als de filosoof met de hamer, omdat hij alles wat filosofen vóór hem hebben bedacht aan diggelen slaat. Vanuit dat niets bouwt hij zijn filosofie opnieuw op. Een filosofie die helemaal niet pessimistisch of negatief tegenover het leven staat (ook zo staat hij bij het grote publiek bekend), maar waar juist zoveel levensliefde vanaf spat dat het alles wat dat leven inperkt verafschuwt.

Even Nietzsche zijn

Ik ben dynamiet is veel meer dan een biografie. Het is een volledige inleiding op alles wat met Nietzsche te maken heeft, op zijn volledige levensloop, al zijn relaties, alle plekken waar hij tijd heeft doorgebracht, alle gedachten die hij op die plekken deelde met anderen en alle boeken, geschriften en brieven die hij schreef gedurende zijn leven. Maar het grootste verschil met andere biografieën is dat Ik ben dynamiet leest alsof Nietzsche het boek zélf heeft geschreven. En eigenlijk gaat het zelfs nog verder, het is alsof je door het boek te lezen in zijn hoofd kruipt. Alsof je even Nietzsche wordt, zijn gedachten ziet alsof het je eigen gedachten zijn.

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven dat niet snel geëvenaard zal worden. Ze ontdoet Nietzsche van alle valse beschuldigen aan zijn adres (dat hij antisemiet zou zijn, dat hij vrouwen zou haten, dat hij nationalistisch zou zijn), van alle valse vooroordelen (dat hij alleen maar alles kapot sloeg en zelf niks nieuws bedacht) en geeft hem weer de ruimte om te zijn wie hij was: een menselijk genie, geplaagd door lichamelijke ongemakken, emoties en onbeschrijfelijk diepe en revolutionaire gedachten.

Professor Nietzsche

Nietzsche leefde met grote snelheid. Wellicht had dat te maken met het sterven van zijn vader op jonge leeftijd, wat Friedrich in één klap dé man van het gezin maakte. Zowel zijn moeder als zijn zus keken tegen hem op en zagen in hem hun heil voor de toekomst. Toen Nietzsche student filologie en pas 24 jaar oud was kreeg hij in Bazel de leerstoel filologie aangeboden. Om professor te worden moet je eerst de doctorsgraad behaald hebben, maar ze wilden in Bazel zo graag dat Nietzsche het ambt zou bekleden dat ze hem deze graad cadeau gaven. Dit aanbod was uitzonderlijk en komt voort uit het enthousiasme van één van zijn docenten, die Nietzsche voordroeg. Nietzsche werd de jongste professor ooit aan de universiteit van Bazel. Er stond wel iets tegenover: Nietzsche moest zijn Pruisische nationaliteit opgeven om te voorkomen dat hij opgeroepen zou worden voor dienstplicht. Dit deed hij, maar de Zwitserse nationaliteit kreeg hij nooit, hij bleef dus zijn verdere leven stateloos (iets wat hem als ‘kosmopoliet’ en zelfbenoemd Europees burger niet zou deren).

Wagner en muziek

Een belangrijk element in Nietzsches leven en dus ook in Ik ben dynamiet is zijn vriendschap met Richard Wagner. Nietzsche bracht nagenoeg al zijn vrije tijd door in Tribschen, het huis van Wagner en zijn vrouw Cosima aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Keer op keer keert de lezer samen met Nietzsche (of eigenlijk: als Nietzsche) terug naar Tribschen. Wagner en Nietzsche waren beiden groot fan van Schopenhauer, die met zijn pessimistische filosofie een welkom alternatief was voor het christelijke conservatieve gedachtegoed van Immanuel Kant en Pruissen. Hun gedeelde liefde voor muziek sloot naadloos aan op het denken van Schopenhauer, die de muziek de enige kunst noemde die ‘bij machte was de waarheid over het wezen van het bestaan zelf te onthullen’. Zingend en filosoferend beklommen ze regelmatig samen de berg Pilatus. De ontwikkeling van Nietzsche van filoloog tot filosoof gaat stapsgewijs en hand in hand met het uit elkaar groeien van de goede vrienden.

Nietzsche als filosoof

Prideaux laat zien hoe Nietzsche als filosoof door zijn boeken en standpunten steeds meer mensen tegen zich in het harnas jaagt, waaronder zijn zuster Elisabeth (bijnaam: lama). Zijn moeder en zus – en ook de jonge Friedrich zelf trouwens – hadden altijd gedacht dat Nietzsche dominee zou worden, net als zijn vader. Toen Nietzsche openlijk kritiek begon te uiten op het christelijke geloof namen zij dat hem niet in dank af. Ondanks dat bleef zijn moeder hem zijn hele leven trouw en hielp hem waar nodig, voor zover dat kon als alleenstaande vrouw.

De relatie met zijn zus verliep anders. Ook hier neemt Prideaux je mee in het leven van Nietzsche alsof je het zelf beleeft. Als kind zijn broer en zus dol op elkaar maar deze relatie verbrokkelt stukje bij beetje wanneer Nietzsche steeds meer van zijn filosofie ontwikkelt. Elizabeth wordt openlijk nationaalsocialist en begint samen met haar man een kolonie in Zuid-Amerika. Broer en zus breken met elkaar. Ondanks dat weet Elizabeth als ze weer terug is de voogdij over haar broer te krijgen wanneer deze geestesziek wordt. Terwijl hij nog leeft richt ze een Nietzsche-archief op. Alle teksten die haar in een kwaad daglicht zetten vernietigt ze, passages uit boeken waar ze niet achter staat schrapt ze. Wanneer de geesteszieke Nietzsche op een bovenkamertje zijn laatste dagen uitzit laat ze geïnteresseerden betalen om hem te zien.

Nietzsche misbruikt

Prideaux eindigt Ik ben dynamiet met een duidelijke en erg pijnlijke afrekening met diegenen die Nietzsche het meest hebben misbruikt: zijn zus en de nazi’s. Elisabeth Nietzsche zorgde ervoor dat een stuk van Mussolini werd opgevoerd in Weimar en een jaar later ontmoette zij Adolf Hitler (toen al kanselier) die haar een bos rode rozen gaf. Het Nietzsche-archief kwam in handen van de nazi’s ‘die bij de formulering van de filosofie van hun partij een beroep deden op Nietzsche’.

Een andere bekende naam die de ‘meest vergiftigende invloed op de manipulatie van Nietzsches ideeën’ had was Oswald Spengler. Spengler gebruikte Nietzsches woorden zoals Übermensch zo dat ze strookten met zijn nationaalsocialistische idee van het sociaal-darwinisme: de misbruikte evolutietheorie van Darwin die goedkeurde dat grote groepen ‘ondergeschikten’ niet zouden voortleven in het belang van de soort. Met het sociaal-darwinisme werd de Endlösung van een zogenaamd wetenschappelijk en dus ‘rechtvaardig’ sausje voorzien. Het feit dat veel mensen vandaag de dag Nietzsches Übermensch nog altijd verbinden aan de verwerpelijke filosofie van nazi-Duitsland toont hoe succesvol de manipulatie en het misbruik van Nietzsches filosofie is geweest. Het feit dat Oswald Spengler vandaag de dag door sommigen (zoals aanhangers van de alt-right beweging) gezien wordt als een onterecht opzijgeschoven denker is alarmerend.

Ik ben dynamiet

Nietzsche leefde snel en greep elk moment dat hij niet geplaagd werd door pijnen of slechtziendheid aan om te schrijven. Hij reisde heel Europa door naar plekken waar hij kon werken en naar mensen met wie hij kon filosoferen. In Ik ben dynamiet spat de gedrevenheid van de bladzijden. De verandering in schrijfstijl van stijfjes en langdradig naar korte aforismen is als lezer volkomen logisch en duidelijk te volgen. Hij leek haastig om zijn gedachten zo duidelijk mogelijk op papier te willen knallen, alsof hij wist wat in het verschiet lag. Het zo veel mis geïnterpreteerde amor fati waar Nietzsche bekend om staat geeft blijk van deze levenslust. Het zou Nietzsche maken tot een nihilist die het leven verafschuwd. Wat bedoelde hij er dan mee? Van niks te willen dat het anders is, een volledige omarming van het leven.

Ook het steeds slechter worden van zijn lichamelijke gezondheid die hand in hand lijkt te gaan met de steeds grotere ontwikkeling van zijn geest ontvouwt als een tragische maar logische levensrichting voor deze fascinerende filosoof. ‘Ik ben geen mens, ik ben dynamiet!’ lijkt hij haast te roepen in Ecce homo. Nietzsche geloofde dat hij de mensheid kon bevrijden van haar kortzichtigheid en onderdrukkende moraliteit. En dat zou niet zonder herrie gaan, maar met een knal zoals van ontploffend dynamiet!

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven. Een aanrader voor iedereen, zonder uitzondering. Ontzettend leerzaam, intrigerend, meeslepend en vermakelijk. Een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

Theater / Voorstelling

Die Gedanken sind Frei

recensie: De Theatertroep - Opgediept

Opgediept van de Theatertroep brengt ons via het Duitsland van het interbellum naar de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam. Met karige middelen, mooi licht en veel vindingrijkheid wordt een belangrijke en aangrijpende voorstelling gemaakt.

De Theatertroep kun je een soort kind van Het Barre Land en Maatschappij Discordia noemen. Dezelfde autonome vorm van theater maken en de warme bejegening van het publiek. De groep is een samensmelting van allerlei disciplines wat maakt dat niet al het acteren grandioos is, maar daar valt prima mee te leven.

Opgediept is een speciaal voor De Theatertroep geschreven stuk van Judith Herzberg, een prequel van haar trilogie Leedvermaak/Rijgdraad/Simon, die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zowel in het theater als in de bioscoop te zien is geweest. Het stuk wordt voorafgegaan door Mephisto, naar het boek van Klaus Mann.

Chaotisch en grappig

Mephisto gaat over een groot Duits acteur, zeg maar kaliber Pierre Bokma of Jacob Derwig, die zichzelf verkoopt aan de nazi’s. De Theatertroep maakt daar een cabaretachtige voorstelling van, waar de bewuste acteur af en toe in opduikt.
Dit is qua vorm niet mijn favoriete deel van de avond, zeker niet na de chaotische en erg grappige inleiding waar we eerder op zijn getrakteerd. Sommige momenten zijn echter aardig: een slimme mop met dubbele bodem over Hitler, een prachtig gezongen protestlied, Die Gedanken sind Frei, waarbij mijn buurman zachtjes meezingt, een paar zinnen uit Hamlet en een stukje uit De Kersentuin.

Wat gaandeweg wel steeds duidelijker wordt en beklemming oproept, is dat de tijd van toen doet denken aan de onze. Mensen zijn ontevreden, zoeken naar zondebokken – destijds Joden – en maken zich zorgen over het steeds duurder wordende leven. De NSDAP, de partij van de nazi’s, wordt eerst weggelachen, maar is een paar jaar later in één klap de grootste. Verwoed probeer ik in gedachten geruststellende verschillen te vinden: de werkloosheid noch inflatie is momenteel zo erg als destijds. En Trump is Hitler niet. Maar toch, de verbijstering over hoe het in vredesnaam mogelijk is dat hij president werd, is misschien een weerspiegeling van de schok destijds. Iedereen is bang voor de toekomst en probeert te voorkomen wat lijkt te gebeuren, maar het helpt niet. Het gebeurt toch. Die machteloosheid beangstigt.

Beklemming

Na een korte ombouw zien we, in het Amsterdam van 1942, een jong Joods echtpaar dat net, in een poging het te redden, hun enige kind heeft afgestaan aan een onderduikmoeder. En nu niet weet wat het moet doen. Pakken om zelf naar een onderduikplek te gaan? Of misschien wel op transport. Moet er een pan mee? Een pan?!? Hoe zit het met de onderduikmoeder, is ze wel te vertrouwen? En de buurvrouw, kwam die niet spioneren? Een bekend kruidenier die met de Duitsers heult, hij zal er na de oorlog zeker voor boeten. En dan weer over het kind.

De spelers brengen de tekst heel sec, bijna laconiek. Dat werkt aanvankelijk erg goed. Het kalme praten maakt hun totaal weggeslagen leven des te aangrijpender. Maar op den duur verdwijnt de beklemming. Misschien duurt het stuk net iets te lang of raken de spelers hun concentratie kwijt?

Het geeft niet. De inhoud is overgekomen. Geweldig dat een groep van zulke jonge spelers ons zoiets moois aanbiedt.

Bezoekers bij de Vorkurs van Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.
Kunst / Expo binnenland

De blijvende invloed van Bauhaus

recensie: Nederland Bauhaus: Pioniers van een nieuwe wereld
Bezoekers bij de Vorkurs van Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Zoals haast elke hippe tentoonstelling in modern museumland begint ook Nederland <-> Bauhaus: Pioniers van een nieuwe wereld met een onderdompelende ervaring. Zelf ervaren blijkt echter niet alleen populair in de eenentwintigste eeuw (met zijn overprikkelde millennials en hun korte spanningsbogen). Nee, ook in 1919 was ervaring hot.

Bij de oprichting van het Bauhaus, een kunstopleiding in Duitsland tussen 1919 en 1933, geloofde een groep vooruitstrevende creatievelingen dat studenten optimaal leerden als zij al het voorgaande vergaten en simpelweg ervoeren. Alleen door een ‘Vorkurs’ waarin niet kennis, maar juist de ontdekking centraal stond konden zij onbevooroordeeld creëren.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

En zo begint ook de bezoeker met een gesimuleerde ‘Vorkurs’ zijn reis door het museum. In de eerste drie zalen ligt de focus op de ervaring van kleuren, materialen en vormen. Er is een lichtgevende driehoek die van kleur verandert als je hem aanraakt. Er is een tafel waar je scala aan materialen voelt. Ook zijn er houten figuren die je van een plat vlak de diepte in kunt toveren. De ‘Vorkurs’ veroorzaakt veel speelplezier.

Na deze ervaring komt toch ook de klassieke informatie. De introductiefilm legt de relatie tussen Bauhaus en Nederland bloot. Kernfiguren komen aan bod en er wordt ingegaan op de communicatiemiddelen tijdens het interbellum. De film biedt een overzichtelijke introductie op het ogenschijnlijk chaotische vervolg van de tentoonstelling.

Hart van de tentoonstelling

Het hart van Nederland Bauhaus bevindt zich in de ruime Bodonzaal. Bij binnenkomst overvalt een wirwar van vitrines, kriskras geplaatste wanden met schilderijen, vloertekeningen en uithangborden je. Tekst op de wand maakt het helderder: de tentoonstellingen is opgedeeld in 26 ‘knooppunten’. Drie knooppunten staan centraal: Bauhaus I, – II, en – III.

Bauhaus I gaat over de begindagen van de opleiding. Eromheen vind je voorlopers. Dat is soms verrassend, want hoewel de strakke lijnen en primaire kleuren een belangrijke rol zouden gaan spelen, was bij de start vooral het ambachtswerk belangrijk. Dat zie je bijvoorbeeld terug in het glas in loodraam de Geboorte van Christus uit 1911/12 van Johan Thorn Prikker. Hier is ook relatief veel werk uit de eigen collectie van Boijmans te zien, waaronder het topstuk Lyrisches (1911) van Wassily Kandinsky.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

In Bauhaus II verliest het ambacht de centrale positie en verschuift de aandacht naar de relatie tussen kunst en techniek. Hier staan veel bureaulampen en gestroomlijnde buisstoelen. Grappig is dat je dit soort interieur ook nu nog regelmatig tegenkomt. Ook opvallend is een filmpje van een aan Bauhaus gelieerd ballet (Triadisches Ballett van Oskar Schlemmer) waarin een danseresje in geometrisch gevormd kostuum ronddanst.

In Bauhaus III wordt tot slot de groeiende aandacht voor architectuur en stedenbouw benadrukt en benoemd dat de opleiding er twee richtingen bijkreeg: fotografie en reclameontwerpen. In dit gedeelte van de tentoonstelling vind je een hoop affiches en posters. Hoewel de ontwerpen nog steeds aantrekkelijk zijn, zijn de onderwerpen veranderd. Zo zie je aanlokkelijk gepresenteerde plaatjes van sigaretten.

De rest van de knooppunten zijn, hoewel ze misschien minder centraal staan, niet minder interessant. In een tentoonstelling over het Bauhaus in Nederland kunnen de banden tussen de opleiding en de Nederlandse De Stijl natuurlijk niet ontbreken. Er zijn werken van Mondriaan opgesteld en we zien een aantal Rietveld meubels.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Bezoekers bij Nederland-Bauhaus in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Februari 2019. Foto: Aad Hoogendoorn.

Kracht en zwakte

Eigenlijk wordt elk aspect van het Bauhaus, elke verbinding en elke afgeleide belicht en daarin schuilt zowel de kracht als de zwakte van de tentoonstelling. Nederland Bauhaus maakt de bezoekers bewust van de enorme verspreiding van het Bauhaus gedachtegoed en de esthetiek zonder daarin kunstmatig te definiëren. Het toont herkenbare objecten en beelden en slaat zo een verbinding tussen toen en nu en de ‘Vorkurs’ is een ware vondst die je meteen meesleept.

Tegelijkertijd is het door de chaotische opstelling in het hoofdgedeelte soms moeilijk een rode draad te ontwaren en is een uitleg van de vormentaal en principes van het Bauhaus beperkt. Verder is de informatie ruim voldoende. Hoewel de makers van de tentoonstelling adviseren om een tablet met extra informatie mee te nemen is dat eigenlijk niet nodig.

Toch blijft Bauhaus je bij. Hopelijk is de herinnering nog zeven jaar helder, want dat is hoe lang Boijmans Van Beuningen de deuren sluit voor een grootschalige verbouwing. We zullen dit kunstwalhalla missen.

Theater / Voorstelling

In gesprek met een nette nazi

recensie: Bo Tarenskeen - SPEER

In SPEER vervolgt Bo Tarenskeen zijn onderzoek naar het kwaad. Nadat hij eerder al voorstellingen maakte over Adolf Eichmann, Henry Kissinger en Martin Heidegger, staat in SPEER Hitlers hofarchitect Albert Speer centraal.

Speers architectuur was de bouwkundige uitdrukking van de nationaalsocialistische totalitaire ideologie. En de uitdrukking van Hitlers megalomanie: alles moest groot, groter, grootst. Speer ontwierp gebouwen waarin het individu moest verdwijnen om te transformeren tot een bewonderend subject, of liever nog: een bewonderende massa. Speers bouwprojecten strookten niet alleen met Hitlers esthetische voorkeuren, hij wist ze ook buitengewoon snel en efficiënt te realiseren – wat hem  in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog de ministerspost voor bewapening opleverde. In die functie wist hij een allang verloren oorlog nog jaren te rekken, met miljoenen doden tot gevolg.

Interview

Voor zijn aandeel in de oorlog heeft Speer twintig jaar in de gevangenis gezeten. Dat zijn straf zo laag uitviel, heeft er mee te maken dat hij zijn rechters kon overtuigen dat hij geen hartstochtelijke nazi was. Eerder een ambitieuze, maar naïeve kunstenaar en getalenteerd manager die per ongeluk in een schurkenkabinet verzeild was geraakt. Verder nam hij als een van de weinige nazi-kopstukken verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden van het Derde Rijk, maar beweerde hij ook van de Holocaust niets af geweten te hebben. Zo creëerde hij de mythe van een ‘nette nazi.’ Een mythe die na zijn dood overigens hard onderuit gehaald is. Onder meer in een recente biografie van historicus Magnus Brechtken

In SPEER wordt Albert Speer (Bo Tarenskeen) in een naoorlogse setting geïnterviewd door een architectuur-critica (Laura Mentink). Haar outfit refereert naar het Bauhaus, de door haar geprefereerde architectuurstijl waarin alles draait om functionaliteit en dienstbaarheid aan mensen – het tegenovergestelde van alles waar Speer voor staat. Achter hen doemt het nooit gerealiseerde Pantheon van wereldhoofdstad ‘Germania’ op, verreweg het meest megalomane project waar Hitler en Speer zich voor enthousiasmeerden: een koepel vier keer zo groot als zijn inspiratiebron in Rome. Verder is het decor kaal, het lichtplan simpel en het spel bedachtzaam.

De menselijke maat

In die rust ontstaat een gesprek over architectuur en wat architectuur voor mensen kan of moet betekenen. Staat het in dienst van de mensen of dient het de mensen op te voeden? Moet de menselijke maat aangehouden worden of dien je daar juist ver bovenuit te stijgen? En, hoewel veel implicieter, in hoeverre kan architectuur leiden tot kwaadaardigheid? Tarenskeen zet met overtuiging een bedachtzame en gecultiveerde Speer neer die erbij blijft dat hij geen boze schurk was. Hij noemt zichzelf ‘extreem neutraal.’ Goed gekozen woorden omdat Speer hiermee impliciet toegeeft wel degelijk een extremist te zijn geweest.

Minder overtuigend is Mentink als het personage van de interviewende architectuur-critica. Haar speelstijl is weifelend en zoekend, misschien om daarmee te contrasteren tegen de zelfverzekerde Speer – maar het werkt niet goed. Het irriteert zelfs een beetje, omdat het onduidelijk blijft hoe dit personage zich verhoudt tot de architect naast haar. Wat wil ze van deze man? Die onduidelijkheid wordt verder gevoed door enkele merkwaardige regie-keuzes. Ergens op de helft van het stuk loopt de interviewer plotseling van het toneel af en laat haar gast alleen. Waarom? En even later komt ze weer net zo plotseling terug en gaat pardoes op de grond liggen. In een minimale setting zoals die van SPEER zijn dit soort momenten drastische breuklijnen waarvan je verwacht dat ze betekenis hebben. Die betekenis blijft echter uit, waardoor een gevoel van willekeurigheid ontstaat.

De Bijlmer

Dat neemt niet weg dat SPEER wel een aantal interessante ideeën uitwerkt. Zo wordt er gewezen op de ironie dat weinig van Speers grote bouwwerken die het duizendjarige rijk moesten overleven, tegenwoordig nog overeind staan. En juist een ander icoon uit de nazi-architectuur, dat nooit bedoeld was om gezien te worden, laat staan indruk te maken, wordt heden ten dage door honderdduizenden mensen per jaar bezocht: Auschwitz.

Ook wordt er  meerdere malen een link gelegd met de Bijlmer. De Amsterdamse wijk waar de architectuur-critica is opgegroeid en warme herinneringen aan koestert. Ze sympathiseert met de filosofie waarop de Bijlmer is gebouwd. Een filosofie waarin de mens centraal staat, wat in de praktijk betekent: veel rust, groen en autowegen die door de lucht zweven zodat er op de grond alle ruimte is voor bewoners. Wederom het tegendeel van Speer. Althans op eerste gezicht, want net zo goed haalt ze troost uit het bekijken van de eentonige en identieke flats tegenover de hare. In elke flat beziet ze weer tientallen ruiten, en achter elke ruit speelt zich telkens één leven af. Een leven dat gereduceerd is tot een vierkant en waar zijzelf niets mee te maken heeft. Zo lijkt de menselijke maat ook in de Bijlmer even ver weg.

Theater / Voorstelling

De destructieve kracht van een kunstenaar

recensie: Frascati Producties / Charli Chung - Don Caravaggio

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums, grootse emoties en bijbehorende gebaren. Alles gelukkig met een vette knipoog.

Iedereen is verliefd op Don Caravaggio, zijn vrouw Elvire, bediendes en het boerenvolk. Verliefd op zijn charmes, levenslust, lichaam en talent om te scheppen. En Caravaggio, op zijn beurt, is verliefd op iedereen – niet in de laatste plaats op zichzelf. In Don Caravaggio van Frascati Producties zien we hoe de Italiaanse schilder, die een aantal van de grootste kunstwerken van de wereld op zijn naam heeft staan, voor zijn naaste omgeving vooral een destructieve kracht is.

Regisseur Charli Chung modelleert zijn Caravaggio naar de beroemde hartenbreker Don Juan, zoals Molière hem portretteerde in zijn gelijknamige toneelstuk. Zo voegt Chung twee karakters samen die in ieder geval één gemene deler hebben: de drang om hun levens te leiden zoals ze dat zelf willen; op basis van hun eigen passies en ongeacht sociale conventies en algemeen geldende (zedelijke) normen en waarden.

Centraal in Don Caravaggio staat de liefdesrelatie tussen de Don (Marius Mensink) en zijn muze Elvire (Judith van den Berg). Zijn liefde voor haar is oprecht, maar hij houdt even oprecht van anderen – zoals een pas ontmoet boerinnetje of een schildknaap. In feite zijn ze allemaal zijn muzes. Elvira wordt in eerste instantie neergezet als de archetype van de hysterisch verliefde en volkomen afhankelijke vrouw. Ze heeft vermoedens van de overspeligheid van de Don, maar is onnozel genoeg om na wat sussende woorden en een feestje in haar naam weer gerustgesteld te zijn. En zo lijkt Don Caravaggio zich betrekkelijk zorgeloos een weg door het leven te neuken.

Uitbundig theater

Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums en grime. Maar ook theater van grootse emoties en bijpassende grootse gebaren. Met personages die – geïnspireerd op Molière – lange en gestileerde monologen tegen elkaar afsteken in overdreven dictie. Daar moet je van houden. Voor deze recensent hielp het dat het stuk zichzelf niet te serieus neemt. Alles is met een vette knipoog en de karakters zijn zich bewust van hun eigen bespottelijkheid.

Toch is juist het slot, waarin de personages iets minder karikaturaal worden, het sterkste stuk. Elvira betrapt de Don met haar eigen schildknaap in bed. Nu zijn sussende woorden niet meer genoeg. Caravaggio probeert Elvira nog eenmaal mee te nemen in zijn levensvisie en haar ervan te overtuigen dat ze zijn oprechte liefde en bewondering geniet. Maar Elvira, nu eindelijk ernstig geworden, vertelt de Don dat ze helemaal niet door hem overtuigd wil worden. Ze wil dat hij eens naar haar luistert en begrijpt dat ze wat betreft haar kijk op de liefde net zo compromisloos is als de Don zelf. Een confrontatie tussen twee wereldbeelden. De een niet beter dan de ander en geen van beiden minder waar, maar tezamen wel onverenigbaar. Daar zit het drama in deze komedie.

Boeken / Non-fictie

Gefragmenteerd op zoek naar eenheid

recensie: Jaap Goedegebuure - Kellendonk: Een biografie

Een biografie over een man die van biografieën niets moest hebben. Netjes chronologisch gerangschikte zinloze feiten, zo kwalificeerde schrijver Frans Kellendonk ze. Met Kellendonk: Een biografie bewijst Jaap Goedegebuure het ongelijk van de gebiografeerde.

Van de meerwaarde van de schrijversbiografie was Frans Kellendonk (1951-1990) niet overtuigd: ‘Dat kennis van het leven zou leiden tot een beter begrip van het werk is een veelgehoord, maar ondeugdelijk argument, want de biograaf kan niet anders dan omgekeerd te werk gaan en proberen om de chaos, die elk leven is, in het perspectief van de kunst te ordenen.’

Voor Jaap Goedegebuure was dat niet een reden om geen biografie over Kellendonk te schrijven. Daarin bewijst hij een ‘zakelijke’ biograaf te zijn, waar hij meer beschrijft dan duidt. Hij is niet geforceerd op zoek naar biografische gegevens om Kellendonks werk te duiden en zadelt de lezer niet op met psychologische theorieën die het werk verklaren. Hij beschrijft vrij afstandelijk het tragische leven van de schrijver. Dat Kellendonks particuliere tragiek de grondtoon van zijn ideeënmuziek vormt – een ideeënmuziek die het particuliere overstijgt – is zo evident dat de lezer geen verdere aanwijzingen van de biograaf nodig heeft.

Traditie

De tragiek was de onverenigbare kloof tussen Kellendonks levensbeschouwing en zijn levenswandel. In interviews, brieven en essays wees hij regelmatig op het belang van de gemeenschap, op de noodzaak van een bezield verband en de noodzaak van religie. In de traditie van de Bijbelse Paulus sprak hij over de maatschappij als een ‘mystiek lichaam’, waarin de (lichaams)delen samen een geheel – een lichaam – vormen.

Kellendonk was van kinds af aan erg bezig met traditie en met zijn plaats daarin. Als jongetje maakte hij (fictieve) geschiedenisverhalen en stambomen van de familie Kellendonk. Het ironische is dat juist hij in de familiestamboom een doodlopende tak zou blijken te zijn.

Want Kellendonk leefde als einzelgänger, of zoals Goedegebuure het noemt, als een monnik. Hij was niet makkelijk in de omgang en had weinig behoefte aan sociaal contact. Volgens een vast schema waagde hij zich ‘s avond uit zijn werkkamer – waar hij nauwgezet werkte aan vertalingen en eigen werk – om in café Le Shako twee drankjes te gebruiken. Een gesprek met hem aanknopen en op gang houden ging zijn kroeggenoten moeilijk af.

De eenling

Hij was een eenling, een dissonant in zijn op het katholieke gedachtegoed geïnspireerde ideaal van maatschappelijke harmonie. Zijn homoseksualiteit zag hij als een valse noot. Niet in persoonlijk opzicht – hij lijkt totaal niet geworsteld te hebben met zijn geaardheid en maakte van het feit dat hij goed in de markt lag ook volop gebruik. Maar in maatschappelijk opzicht lag dat ingewikkelder. Zonder voortplanting had men geen deel aan wat Kellendonk ‘de geschiedenis van het vlees’ noemde. Zonder deel te hebben aan de geschiedenis viel je buiten de gemeenschap. En ‘gemeenschap’ is wat de mens zo nodig had volgens hem.

Onverenigbaar

Aan collega-schrijver P.F. Thomese schreef hij dat hij graag opnieuw katholiek wilde worden, en dan niet zozeer omwille van het geloof maar omwille van het deel uitmaken van een (bezielde) gemeenschap:

Het benauwde opgesloten zijn in je eigen bewustzijn, dat is typisch iets voor romantici. Daar heb ik fundamentele bezwaren tegen. Dat zeg ik, omdat ik, natuurlijk, in aanleg zelf een romanticus ben. Maar ik ben het er niet mee eens.

Maar zomaar weer geloven kon hij niet. Hij noemde zichzelf een ongelovige gelovige. Hij bleef verlangen naar het katholicisme van zijn jeugd, maar een mis kon hij niet meer bijwonen zonder halverwege misselijk de kerk te verlaten.

Schijnheilig

Het ene vinden, het andere doen: is dat niet schijnheilig? Schijnheiligheid is onoprecht en impliceert dat je jezelf moreel beter voordoet dan je bent. Dat kon van Kellendonk zeker niet gezegd worden. De reden dat Kellendonks verlangens en neigingen zo uiteen liepen was dat hij ze simpelweg niet kon verenigen.

Pas op zijn sterfbed kon hij zich overgeven: ‘Ik ben altijd bang geweest om mijn autonomie te moeten prijsgeven, afhankelijk te moeten worden. Nu ben ik afhankelijk geworden, met een schok, van de hulp en hartelijkheid van anderen, en het blijkt géén afschuwelijke ervaring te zijn, integendeel, een bevrijding. Ik ben bevrijd van mijn eigen waanwereld, eindelijk een inwoner van de wereld van de mensen. De tranen stromen me regelmatig over de wangen en er zit geen druppeltje verdriet in.’

Geslaagd

Zorgt deze biografie voor een beter begrip van het werk van Kellendonk? Ja. Maar mocht iemand daar niet van overtuigd zijn: het boek is ook op zichzelf zeer de moeite waard. De goed en bij vlagen mooi geschreven biografie geeft een scherp beeld van een interessant en veelgelaagd persoon.

Een zeer geslaagde biografie van de man die een hekel had aan biografieën. Het past precies bij Frans Kellendonk: een vat vol (schijnbare) tegenstellingen.