Tag Archief van: Literatuur

Boeken / Non-fictie

HET APPÈL RAAKT IEDEREEN

recensie: Jan Keij – Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas

De meeste mensen kennen de uitspraken van Emmanuel Levinas (1906-1995) over het gelaat van de ander. De ander die, wanneer hij/zij je aankijkt, een appèl op je doet. Het is de kwetsbaarheid die het hem doet, stelt Jan Keij in zijn recente boek over de filosoof.

‘De onthulling van het gelaat is naaktheid, verlatenheid, verouderen, sterven, naakter dan naaktheid: armoede, gerimpelde huid.’

 

In die opsomming zit meteen een tijdsverloop, tot de dood aan toe. Dat is het inzicht dat Keij in dit boek biedt: het appèl drukt zowel kwetsbaarheid als sterfelijkheid uit en maakt handelen mogelijk, zelfs zo, dat ‘de oproep tot verantwoordelijkheid de zin van mijn leven is.’ Een leven dat zowel mooi als pijnlijk is, uit genieten en lijden bestaat. Dát is het kwetsbare leven.

De geleefde ervaring

Keij gaat uit van de geleefde ervaring, net zoals in de fenomenologie van Edmund Husserl, de leermeester van Levinas, en Levinas zelf. Primair zijn dat lichamelijke ervaringen: genieten van de zon, de lucht, lekker eten of – omgekeerd – lijden aan het lichaam. Op die ervaringen is een mensbeeld gebaseerd. Namelijk van de mens die in staat is tot ethisch handelen, maar ook tot het doen van kwaad of, zoals Keij het kortweg omschrijft: ‘De weg naar Auschwitz.’

Het pad van het kwaad slaat de auteur niet in, al benadrukt hij dat Levinas ‘misschien [een] harde werkelijkheid verkondigt.’ Dat wil zeggen: die van de voortgaande tijd, van veroudering, ‘op weg naar het “uit de tijd zijn”.’ Tijd als kwetsbaarheid dus. Of – minder hard – vallen en opstaan.

Geraakt worden

Kwetsbaarheid is bij Levinas voor alles ‘ethische raakbaarheid.’ Geraakt worden door het appèl dat een ander op mij doet. Openstaan voor de ander, zoals Rumi (1217-1273) dichtte; Keij noemt deze van origine Perzische Soefimysticus overigens niet. Al komt hij wel met veel citaten uit andere literaire werken, die hij aanhaalt om zijn betoog te ondersteunen. Daarbij laat hij soms, zoals hij zelf schrijft, ‘religieuze connotaties los’, maar het is de vraag of dit bij Levinas altijd kan. Wanneer Keij er bij het begrip ‘verantwoordelijkheid’ bijvoorbeeld op wijst, dat het hier gaat om antwoorden, en daarbij ‘me voici’, hier ben ik, aanhaalt, kan het niet anders of de ingewijde lezer hoort er het Hebreeuwse ‘hineini’ (hier ben ik) in meeklinken. Iets soortgelijks zullen sommige lezers hebben bij de omschrijving ‘het absolute gebod’ (een oproep tot het goede). Wat als je dit vervangt door de Gulden Regel (Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden, of: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet)? En wat als je bij de volgende zinsnede de definitie van Spinoza voor intuïtie (het ware verstand) in het achterhoofd houdt: ‘Intuïtie (…) is ook vaak een kwestie van gemakzucht’?

Opdracht tot verantwoordelijkheid

Natuurlijk, Levinas had als denker over transcendentie niet veel op met de immanente God of Natuur van Spinoza. Het valt te begrijpen dat een agnost als Keij bij een zinsnede over ‘het wankele evenwicht tussen de zorg voor mijzelf en die voor anderen’ niet meteen denkt aan een soortgelijke uitspraak uit het Nieuwe Testament (‘Heb uw naaste lief als uzelf’), maar het komt toch als een verrassing dat Keijs lange betoog over scheppingstheorieën uitkomt bij Levinas’ door rabbi Isaac Luria beïnvloedde scheppingsidee van de tsimtsoem, de samentrekking van God om ruimte te maken voor de vrijheid van de mens en diens ethische verantwoordelijkheid. Keij poneerde dit ook tijdens zijn vele malen herhaalde, indrukwekkende cursus over Levinas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Dan leer je dat je ‘een schepsel bent met de opdracht tot verantwoordelijkheid. (…) Deze religie geldt ook voor atheïsten. (…) Het appèl raakt iedereen.’ De God van Levinas is ‘door en door filosofisch’, stelt Keij. Om tot die conclusie te komen, heeft hij ‘langzaam maar zeker de prachtige structuur’ in diens denken ontvouwd. Daar begon hij al mee in zijn proefschrift De structuur van Levinas’ denken (1992), en die structuur heeft hij nu voor een groter publiek nog eens uitgewerkt in zijn ultieme boek over Levinas.

 

Boeken / Non-fictie

HET APPÈL RAAKT IEDEREEN

recensie: Jan Keij – Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas

De meeste mensen kennen de uitspraken van Emmanuel Levinas (1906-1995) over het gelaat van de ander. De ander die, wanneer hij/zij je aankijkt, een appèl op je doet. Het is de kwetsbaarheid die het hem doet, stelt Jan Keij in zijn recente boek over de filosoof.

‘De onthulling van het gelaat is naaktheid, verlatenheid, verouderen, sterven, naakter dan naaktheid: armoede, gerimpelde huid.’

 

In die opsomming zit meteen een tijdsverloop, tot de dood aan toe. Dat is het inzicht dat Keij in dit boek biedt: het appèl drukt zowel kwetsbaarheid als sterfelijkheid uit en maakt handelen mogelijk, zelfs zo, dat ‘de oproep tot verantwoordelijkheid de zin van mijn leven is.’ Een leven dat zowel mooi als pijnlijk is, uit genieten en lijden bestaat. Dát is het kwetsbare leven.

De geleefde ervaring

Keij gaat uit van de geleefde ervaring, net zoals in de fenomenologie van Edmund Husserl, de leermeester van Levinas, en Levinas zelf. Primair zijn dat lichamelijke ervaringen: genieten van de zon, de lucht, lekker eten of – omgekeerd – lijden aan het lichaam. Op die ervaringen is een mensbeeld gebaseerd. Namelijk van de mens die in staat is tot ethisch handelen, maar ook tot het doen van kwaad of, zoals Keij het kortweg omschrijft: ‘De weg naar Auschwitz.’

Het pad van het kwaad slaat de auteur niet in, al benadrukt hij dat Levinas ‘misschien [een] harde werkelijkheid verkondigt.’ Dat wil zeggen: die van de voortgaande tijd, van veroudering, ‘op weg naar het “uit de tijd zijn”.’ Tijd als kwetsbaarheid dus. Of – minder hard – vallen en opstaan.

Geraakt worden

Kwetsbaarheid is bij Levinas voor alles ‘ethische raakbaarheid.’ Geraakt worden door het appèl dat een ander op mij doet. Openstaan voor de ander, zoals Rumi (1217-1273) dichtte; Keij noemt deze van origine Perzische Soefimysticus overigens niet. Al komt hij wel met veel citaten uit andere literaire werken, die hij aanhaalt om zijn betoog te ondersteunen. Daarbij laat hij soms, zoals hij zelf schrijft, ‘religieuze connotaties los’, maar het is de vraag of dit bij Levinas altijd kan. Wanneer Keij er bij het begrip ‘verantwoordelijkheid’ bijvoorbeeld op wijst, dat het hier gaat om antwoorden, en daarbij ‘me voici’, hier ben ik, aanhaalt, kan het niet anders of de ingewijde lezer hoort er het Hebreeuwse ‘hineini’ (hier ben ik) in meeklinken. Iets soortgelijks zullen sommige lezers hebben bij de omschrijving ‘het absolute gebod’ (een oproep tot het goede). Wat als je dit vervangt door de Gulden Regel (Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden, of: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet)? En wat als je bij de volgende zinsnede de definitie van Spinoza voor intuïtie (het ware verstand) in het achterhoofd houdt: ‘Intuïtie (…) is ook vaak een kwestie van gemakzucht’?

Opdracht tot verantwoordelijkheid

Natuurlijk, Levinas had als denker over transcendentie niet veel op met de immanente God of Natuur van Spinoza. Het valt te begrijpen dat een agnost als Keij bij een zinsnede over ‘het wankele evenwicht tussen de zorg voor mijzelf en die voor anderen’ niet meteen denkt aan een soortgelijke uitspraak uit het Nieuwe Testament (‘Heb uw naaste lief als uzelf’), maar het komt toch als een verrassing dat Keijs lange betoog over scheppingstheorieën uitkomt bij Levinas’ door rabbi Isaac Luria beïnvloedde scheppingsidee van de tsimtsoem, de samentrekking van God om ruimte te maken voor de vrijheid van de mens en diens ethische verantwoordelijkheid. Keij poneerde dit ook tijdens zijn vele malen herhaalde, indrukwekkende cursus over Levinas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Dan leer je dat je ‘een schepsel bent met de opdracht tot verantwoordelijkheid. (…) Deze religie geldt ook voor atheïsten. (…) Het appèl raakt iedereen.’ De God van Levinas is ‘door en door filosofisch’, stelt Keij. Om tot die conclusie te komen, heeft hij ‘langzaam maar zeker de prachtige structuur’ in diens denken ontvouwd. Daar begon hij al mee in zijn proefschrift De structuur van Levinas’ denken (1992), en die structuur heeft hij nu voor een groter publiek nog eens uitgewerkt in zijn ultieme boek over Levinas.

 

Boeken / Non-fictie

Een vriend over zijn overleden vriend

recensie: Bart Chabot – Brood, de BIOgrafie
A bread on a mirrorhttps://www.pexels.com/photo/a-bread-on-a-mirror-7630080/

De Nederlandse artiest Herman Brood overleed inmiddels zo’n twintig jaar geleden toen hij van het Amsterdam Hilton sprong. Vriend Bart Chabot schreef meerdere boeken over Brood. Met Brood, de BIOgrafie worden vele stukken uit Up On The Hilton Roof en Broodje totaal samengesmolten tot een biografie.

Wie nog geen van de boeken over Herman Brood van Bart Chabot heeft gelezen zal vele uren genieten van deze nieuwe uitgave. Voor anderen is het een herhalingsoefening. Deze biografie werpt een heel eigen blik op het bewogen leven van Herman Brood, die in veel gevallen gewoon zelf aan het woord is.

Geen totaalbeeld

Muzikaal beleefde de carrière van Herman Brood zijn hoogtepunt in 1978 ten tijde van het album Shpritsz en de hit ‘Saturday Night’, dat zelfs in de USA werd uitgebracht. Op vaste dagen in de week gingen de twee op stap in verschillende steden waar het leven van Brood zich afspeelde. Brood neemt Bart Chabot op sleeptouw door zijn levensverhaal. De gesprekken die hebben geleid tot het optekenen van dit boek speelden zich af ten tijde van het afwijkende album Back on the corner, dat Brood zelfs op North Sea Jazz deed belanden, en tijdens de opnames van het album Ciao Monkey, dat de zwanenzang bleek te zijn van deze muzikant.

Ook de theatertours die de twee maakten samen met nachtburgemeester van Rotterdam, Jules Deelder, komen uitgebreid aan bod. De vaak geïmproviseerde shows schetsen een bijzonder beeld van hoe de drie toch de nodige volle zalen wisten te trekken. Deelder overleed in 2019, wat Chabot de enige nog levende van het trio maakt.

Het beeld dat we in het boek krijgen voorgeschoteld is vooral het beeld van de mens Herman Brood in de periode die bovenstaand beschreven staat en het verhaal van de kunstenaar zelf. De muzikant in hem komt feitelijk minder prominent in beeld. Het boek sluit af met de herdenking een jaar na de dood van Brood in 2002.

De kunstenaar en de musicus

Wie Herman Brood vooral kent van zijn muzikale carrière zal verrast zijn dat Brood vooreerst kunstenaar was. Hij tekende al op school en was feitelijk altijd gewapend met materiaal om zijn waarnemingen, op zijn volledig eigen wijze, vast te leggen. Een opleiding als kunstenaar heeft Brood nooit genoten; hij was autodidact en schilderde op zijn manier in zijn kenmerkende stijl. Vaak lag zijn schilderwerk op de grond als hij eraan werkte en liep hij over zijn kunstwerk om het al schilderend de juiste vorm te geven.

Het tekenen en schilderen verschafte hem vaak ook snel wat geld om aan zijn dagelijkse portie speed te kunnen komen. Hij nam dan vaak plaats op een belangrijk punt in zijn woonplaats Amsterdam om vervolgens iedereen die dat wilde te portretteren in de kenmerkende Brood-stijl. Als hij voldoende bij elkaar had om zijn portie drugs te kopen dan was de spontane sessie voorbij.

We lezen in het verhaal over zijn verslaving aan drugs en seks. Van de eerste verslaving heeft hij, zo lezen we, meermaals geprobeerd af te komen. Steeds viel hij terug in zijn oude gewoonte. Zijn seksuele drang maakte hem geen trouwe echtgenoot; toch bleef Xandra hem vele jaren trouw. Het leven vol seks, drugs en rock ’n roll eiste uiteindelijk vooral door het jarenlange gebruik van speed zijn tol. Het lichaam van Brood liet hem steeds meer in de steek terwijl zijn hoofd het wel bleef doen. Hij sprak veelvuldig met Chabot over zelfmoord, maar dan meer al grappend. Dat hij uiteindelijk koos voor dit einde was geen verrassing. Het Hilton lag voor de hand, want zoals Chabot ooit tegen hem zei: “Als je je op het laatste moment alsnog bedenkt, ben je ook zo weer thuis.”

Het boek Brood, de BIOgrafie leest als een trein! Het einde kennen we allemaal al uit de krant, maar het verhaal is vaak lachwekkend en heel vermakelijk om te lezen. Lachen en vermaken is zeker voor het grootste deel het doel van het boek. Bij het naderen van het einde – in alle opzichten – gaat het medeleven langzaam de bovenhand krijgen.

Boeken / Fictie

Een levensbepalende dag

recensie: Kruispunt - Jonathan Franzen
KatedraalUnsplash - Debby Hudson https://unsplash.com/photos/sgdyBq6kheQ

De leden van de progressief-Christelijke familie Hildebrandt kennen veel geheimen voor elkaar. Jonathan Franzen maakt hun worstelingen invoelbaar, toont goede en minder goede karaktertrekken, zonder ooit partij te kiezen. Zijn nieuwe werk Kruispunt is helemaal typerend voor de befaamde Amerikaanse romanschrijver.

Na het ietwat minder geslaagde Zuiverheid (2015) toont Franzen zich met Kruispunt wederom grootmeester van de familieroman. Onze jeugd, belangrijke gebeurtenissen, keuzes van onze gezinsleden die van invloed zijn op onszelf: het zijn bepalende elementen die ons vormen tot wie we zijn. Als geen ander toont Franzen de doorwerking van anderen op onszelf en andersom. De Correcties (2001) en Vrijheid (2010) werden al onthaald als instantklassiekers: ‘Great American Novels’ van de 21e eeuw, beide bekroond met een Pulitzer. Kruispunt centreert zich opnieuw rondom een gezin waarbij we vijf perspectieven meekrijgen (enkel de jongste heeft geen eigen hoofdstukken). Nieuw in een roman van Franzen is dat de gezinsleden gelovig zijn, zij het de een meer dan de ander. Het is een gouden greep: God is het zevende familielid waartoe ze zich moeten verhouden, wat een extra dimensie toevoegt aan hun verhoudingen.

Momentopname

Russ Hildebrandt woont met zijn vrouw Marion en kinderen Clem, Becky, Perry en Jason in New Prospect, een voorstadje van Chicago. Hun levens centreren zich voor een groot deel rondom de ‘First Refirmed Church’, waar Russ hulpprediker is. Voorheen stond hij ook aan het roer van ‘Crossroads’, de hippie-achtige jongerentak van de kerk, maar na een onhandig incident was die positie niet meer houdbaar. Het weerhoudt Becky en Perry er niet van toch lid te worden van de beladen vereniging.

Kruispunt speelt zich voor een groot deel af op één dag: 23 december 1971. Russ heeft de aantrekkelijke jonge weduwe Frances Cottrell gestrikt voor een liefdadigheidsproject in een arme wijk van Chicago en verheugt zich op de uren die hij in haar gezelschap mag doorbrengen. Het verloop van de sneeuwrijke dag wordt ingenieus verweven met die van de andere gezinsleden, wat een minutieus gepuzzel aan de schrijftafel geweest moet zijn.

Verreikende consequenties

Wanneer alle lijnen uitgezet zijn, springen we naar Pasen 1972. Pas vanaf hier neemt Kruispunt echt een vlucht. De lange aanloop was nodig om een stevig fundament te leggen: Kruispunt is namelijk het eerste deel van wat de A Key To All Mythologies-trilogie moet worden. Wat de precieze doorwerking is van alle keuzes die op de betreffende decemberdag worden gemaakt, blijft voorlopig nog in het ongewisse (maar zal ongetwijfeld het wachten waard zijn).

Wie zoekt, kan wel de nodige voorbodes vinden. Marion die kijkt naar het musje dat zich schoonmaakt in het stof, het vergt weinig moeite daar Marion zelf in te zien die afrekent met haar verleden om als herboren verder te gaan. Franzen heeft ongetwijfeld de verleiding moeten weerstaan een verhandeling over zijn favoriete diersoort te beginnen. Waar hij in Vrijheid vurige uiteenzettingen hield over bedreigde vogelsoorten, dienen vogels in Kruispunt vooral als subtiele symboliek. Het past de Hildebrandts, die ondanks hun tekortkomingen trachten juist te leven.

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Non-fictie

Niet bang om teveel te zeggen

recensie: De bange mens - Daan Heerma van Voss

In De bange mens gaat schrijver en historicus Daan Heerma van Voss op zoek naar de geschiedenis van de angst. In deze zoektocht staat hijzelf centraal. In het non-fictiewerk is Heerma van Voss niet bang om zijn angsten bloot te geven, maar ook niet om met al zijn kennis over het onderwerp te dwepen.

Zijn leven lang kampt Daan Heerma van Voss met fobieën. Als zijn vriendin hem op een herfstochtend de opdracht geeft om die angsten te doorgronden, gaat hij aan de slag. Ze nemen afscheid en zien elkaar pas weer als Heerma van Voss zijn zoektocht heeft afgerond.

Waar Heerma van Voss als kind bang was dat hij ging schuimbekken van tandpasta, ontwikkelde zijn angststoornis zich naarmate hij volwassen werd in lange perioden van inzinkingen. Tijd werd een ambigu begrip. ‘Alleen ’s avonds voel ik me goed, omdat ik dan weer een dag heb doorstaan, en kennelijk vind ik dat ik daar een of ander lintje voor heb verdiend’, schrijft hij.

De reis

De zoektocht ontvouwt zich als een lange reis met diverse stations die elk een onderdeel van de herkomst van angst belichten. Zo duiken we in de familiegeschiedenis van Heerma van Voss om te achterhalen of angst op een biologische wijze overdraagbaar is. Daarnaast leer je als lezer meer over de ontstaansgeschiedenis van de DSM, het handboek voor psychologen en psychiaters, en hoe een angstdiagnose gesteld wordt en in de loop der jaren weer verandert.

Geen enkel aspect van Heerma van Voss’ zoektocht blijft onaangetast. Dat neemt hij zich bij aanvang van het boek ook voor: ‘De vele studies en boeken over angst schieten tekort: ze isoleren één aspect van iets wat per definitie veelkoppig en ongrijpbaar is.’ En eerlijk is eerlijk, daar lijkt de schrijver aardig in te slagen, wellicht tot vermoeiends toe.

Zoals hij hier zijn mening over eerdere werken niet onder stoelen of banken schuift, is hij ook niet bang om de werkwijze van artsen en psychiaters te bekritiseren. ‘Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen hun patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die dan zou worden verholpen door een pilletje.’

Als de praktijk daadwerkelijk zo zwart-wit is als Heerma van Voss hier schetst, mogen psychiaters zichzelf weleens achter de oren krabben en is het een goede zaak dat de schrijver de branche hier bekritiseert. Maar hoe objectief kan de auteur in kwestie nog zijn, als hij zijn hele leven te maken heeft met psychiaters en psychologen? Met die vraag blijf je zitten na het lezen van het boek.

Elitair

Dat Heerma van Voss zich heeft ingelezen, is overduidelijk. In vrijwel elke alinea komt een van zijn bronnen voorbij, of ze nou stokoud zijn (Hippocrates) of  relatief jong (Heidegger). Ook baseert hij zich op recentere bronnen uit de laatste tien jaar. Ja, daarmee ontleedt hij de herkomst van angst, maar haalt hij tegelijkertijd op een ietwat elitaire manier de vaart uit het verhaal.

Kwetsbaar

De alinea’s waarin hij strooit met zijn kennis staan haaks op de persoonlijke passages waarin je een kwetsbaar inkijkje krijgt in Heerma van Voss’ leven. Die zinnen geven pas echt een beeld van wat vrees met je doet. ‘Er zijn periodes dat ik niet goed in staat ben tot een normaal en zinnig gesprek. Te zeer neergedrukt, te angstig, etc. En ik voel dan hoezeer dit anderen bedrukt.’ Die passages wekken medeleven op met de auteur. Het is dan ook pijnlijk te lezen dat het voltooien van de zoektocht niet voldoende is om zijn relatie te behouden.

Ben je niet thuis in de wereld van fobieën en angststoornissen, dan helpt De bange mens je zeker op weg. Wie dit boek als leek leest, is er daarnaast al snel van overtuigd dat Heerma van Voss zijn doel – alle aspecten van vrees belichten – heeft behaald.

In de etalage

In die persoonlijke passages zien we meer van de schrijver die Heerma van Voss is. Had hij het verhaal volledig op zijn eigen ervaringen gebaseerd, dan las het boek veel makkelijker weg. De auteur zet zowel al zijn kennis als al zijn kwetsbaarheid in de etalage. Dat maakt dat je het boek toch uitleest.

Boeken / Non-fictie

Gedachtespinsels

recensie: Cornelis Verhoeven - Alledaagse mijmeringen

Alledaagse mijmeringen is een verzameling niet eerder uitgegeven essays die filosoof Cornelis Verhoeven schreef tussen ’53 en ’56.

Verhoeven overleed bijna twintig jaar geleden. Hij geldt als een belangrijk Nederlands filosoof en zijn boeken en essays zijn bekroond met verschillende prijzen (o.a. de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre). Een buste van de filosoof is te vinden in het oude stadscentrum van ’s-Hertogenbosch, langs de Binnendieze.

Stilstaan en overpeinzen

Verhoeven heeft sinds zijn proefschrift in 1956 onophoudelijk gepubliceerd. De essays in Alledaagse mijmeringen dateren van vóór die tijd en kunnen gezien worden als het begin van zijn schrijverscarrière. Er is nog niet één vaste stijl te ontdekken, maar een meer meanderend, mijmerend denken en onderzoeken.

Verhoeven schreef dagelijks, over alle soorten onderwerpen. Zo doet Alledaagse mijmeringen bijna aan als een greep uit zijn (filosofische) dagboek. Veel van de essays zijn kort en voelen soms onaf, alsof Verhoeven ze opschreef om er later op door te kunnen gaan, als ideeën voor een boek of uitgebreider essay. Dat maakt Alledaagse mijmeringen toegankelijk, ondanks het feit dat Verhoevens taalgebruik dat niet altijd is.

Verwondering

In zijn boek Inleiding tot de verwondering (1967) schrijft Verhoeven over de filosofie zelf. Wat is filosofie? Verwondering over het alledaagse, geraakt kunnen worden door het ‘normale’ en dit in een ander licht aanschouwen. Deze definitie sluit naadloos aan op Verhoevens eigen manier van filosoferen. In Alledaagse mijmeringen filosofeert hij over uiteenlopende onderwerpen als muziek, melancholie, de zin van het moeilijke, snoepen en burgerlijkheid. Steeds opnieuw tast hij voorzichtig het onderzochte af, draait eromheen, denkt tegen vooronderstellingen in, verbindt er concepten aan.

Hier en daar doet Verhoevens stijl denken aan Michel de Montaigne in diens Essays (1580), waar de naam ‘essay’ vandaan komt. Vanuit het Frans vertaald probeersels, oefeningen. Dat is wat deze mijmeringen zijn. Het is prettig om je te laten meevoeren in dit rustig en open denken.

Troost

Het essay Troosten springt eruit. Verhoeven verwijst naar de beroemde filosoof Blaise Pascal en Goethe en vervlecht hun citaten in zijn eigen verhaal, hij gebruikt ze en denkt erop door. Precies zoals Montaigne citaten van andere denkers gebruikte in zíjn essays.

‘Troosten is een magisch gebaar omdat troosten een onmogelijke daad is.’

Verhoeven oppert het idee dat de troost magisch is, omdat deze daad alleen gepoogd kan worden en nooit kan lukken. Verdriet kan namelijk nooit weggenomen worden, dat moet doorleefd worden. Zoals Goethe schrijft: ‘Troost is een absurd woord: Wie niet wanhopen kan, hoeft niet te leven.’ Het lijden hoort bij het leven, de troost doet niets meer dan hier de aandacht op vestigen zodat het uiteindelijk opgeheven kan worden.

Het kopieerapparaat

Verhoevens zoon Daan schreef een voorwoord bij Alledaagse mijmeringen. Het ontroerende hieraan is dat Daan – zelf geen filosoof – dezelfde verwondering over het alledaagse aan de dag legt als zijn vader, wanneer hij enkele alinea’s schrijft over het kopieerapparaat dat hij gebruikt om zijn vaders werk te kopiëren. Net als zijn vader laat hij zijn gedachten de vrije loop over zoiets ‘banaals’ als de tekst op het schermpje van een kopieerapparaat. Hier komt ook bij Daan het alledaagse binnen als iets absurds, als iets om je over te verwonderen, iets om van in de lach te schieten. Verderop schrijft hij: ‘Mijn vader was op zijn gelukkigst, geloof ik, als hij mocht schrijven, en elk blaadje dat door mijn handen ging was een blijk van zijn geluk.’

Dat geluk en die wil tot schrijven en filosoferen komt tot uiting in deze vroege essays van Verhoeven. Een mooie aanvulling op een indrukwekkend oeuvre en een mooi inkijkje in de eerste schrijfoefeningen van een échte filosoof.


Standbeeld Cornelis Verhoeven te Den Bosch

Boeken / Fictie

Instapmodel voor sciencefiction

recensie: Olga Ravn – Het personeel

Op een ruimteschip, ver hiervandaan, in een niet-gedefinieerde toekomst, is een strijd gaande tussen het menselijke en niet-menselijke personeel. Via getuigenverklaringen ontdek je langzaamaan wat er gebeurd is. Met Het personeel onderzoekt de Deense auteur Olga Ravn wat het betekent om mens te zijn.

Het personeel van Olga Ravn speelt zich af op een ruimteschip, die enkele lichtjaren hiervandaan rond een planeet zweeft. Het verhaal bestaat uit getuigenverklaringen van de werknemers, die zowel menselijk als mensachtig zijn. Langzaam ontvouwt zich het verhaal en wordt duidelijk dat de grens tussen mens en mensachtige niet altijd helder is en voor welke problemen dit zorgt.

‘Er zijn menselijken, en er zijn mensachtigen. Zij die geboren zijn, en zij die geschapen zijn. Zij die zullen sterven, en zij die dat niet doen. Zij die zullen vergaan, en zij die niet zullen vergaan.’

Eigen wil

De mensen denken aanvankelijk dat ze hun creaties volledig onder controle hebben, maar gaandeweg blijkt dat ook zij een eigen wil hebben. Ze negeren updates en ontwikkelen gevoelens die niet in hen geprogrammeerd zijn. Ze vragen zich af waarom ze eigenlijk minderwaardig zijn, enkel omdat ze niet uit een mens zijn geboren.

Ondertussen zien de mensen het leven op het ruimteschip ook steeds minder zitten. ‘We gaan gebukt onder de herinneringen aan waar we vandaan komen’, vertelt een van de werknemers. Terwijl hun leven eindig is, leven de mensachtigen voor eeuwig voort doordat hun bewustzijn wordt geüpload in de cloud. Dit besef zorgt voor spanningen, de tweedeling groeit totdat er nog maar één oplossing mogelijk lijkt.

Marginaal

Naast de bespiegelingen over het mens-zijn is het verhaal verder vrij marginaal. Ze zweven rondom een vreemde planeet, vermoedelijk om die te bewonen omdat de aarde niet langer bewoonbaar is, het klassieke sciencefictionverhaal. Ook het idee van mensachtige werknemers is natuurlijk niet nieuw, in Do androids dream of electric sheep van Philip K. Dick (en de filmbewerking Blade runner) werd dit zelfs nog interessanter aangepakt, door twijfel te laten ontstaan over iemands identiteit.

Het personeel is aansprekend door de gekozen vorm. Doordat informatie mondjesmaat wordt prijsgegeven, word je gestimuleerd om door te lezen. In de poëtische beschouwingen lees je dat Ravn een groot schrijver is, maar inhoudelijk is het vrij oppervlakkig. Al met al is Het personeel niet meer dan een leuk instapmodel om kennis te maken met het genre sciencefiction.

Boeken / Fictie

Claudel als de meesterverteller

recensie: Philippe Claudel – Een Duitse fantasie & Els van Swol – Tien boeken, tien deugden

De Franse schrijver Philippe Claudel wordt door veel critici gezien als een meesterlijke verhalenverteller. In deze recensie bespreken we zijn meest recente verhalenboek Een Duitse fantasie. Als vervolg hierop is Tien boeken, tien deugden van Els van Swol – dat gaat over de romans van Claudel – onderwerp van bespreking.

Een schrijver onder de loep nemen op basis van zijn nog steeds groeiende oeuvre is zowel een leuke bezigheid voor een fan als het werk van een criticus. Om dat oeuvre beter op waarde te schatten duiken we eerst in het meest recente werk van de schrijver zelf. In juli verscheen Een Duitse fantasie.

Een Duitse fantasie

De vijf verhalen die Philippe Claudel schreef in een periode van vier jaar tussen 2016 en 2020 worden door de schrijver op een meesterlijke manier met elkaar verbonden. Claudel geeft in zijn naschrift uitleg over het ontstaan van deze verhalenbundel. Met name het eerste verhaal, Ein Mann en het laatste, Die Kleine, zijn stevig aan elkaar verbonden, waardoor de gehele verhalenbundel een natuurlijke eenheid vormt.

Wat Claudel een meesterlijke verteller maakt, wordt duidelijk in de eerste alinea’s van ieder verhaal. De schrijver weet de lezer direct te pakken en de sfeer van het verhaal in een paar regels zo neer te zetten dat je onmiddellijk het verhaal ingetrokken wordt. Hoe verschillend de vijf verhalen ook zijn, Claudel is telkens in staat de sfeer, omstandigheden en de gemoedstoestand van de hoofdpersoon vakkundig te beschrijven. Daarnaast weet hij de wil om door te lezen direct op te roepen.

Toch gaat het in deze kleine bundel een keer mis. Het verhaal Gnadentod is dermate fragmentarisch, doordat het is opgebouwd uit notities, dat het veel minder pakt dan de andere verhalen. Wel nodigt het uit om door te lezen en te beleven wat er in de notities wordt verwoord.

Wat alle verhalen in deze bundel gemeen hebben is het duistere onderwerp van de dood. Deze waart rond in alle vertellingen in al zijn gedaanten. Ook hebben alle verhalen een Duitse titel. De tijd waarin de verhalen spelen kunnen zomaar in of rond de Tweede Wereldoorlog geschetst zijn, al is dat laatste niet helemaal te duiden.

In het slot van de bundel, Die Kleine, herpakt Claudel zich meesterlijk en voert hij je mee in een pakkende vertelling, waarmee hij de cirkel van de bundel op onverwachte wijze sluit. De lezer wordt zo achtergelaten in verwondering, die je nieuwsgierig maakt naar meer werk van deze woordkunstenaar.

Tien boeken, tien deugden

De filosofe, schrijfster en 8WEEKLY-redactrice Els van Swol neemt in haar boek Tien boeken, tien deugden het romanoeuvre van schrijver Philippe Claudel onder de loep. Eén van Claudels boeken (Het verslag van Brodeck) was ooit onderwerp van haar afstudeerwerk aan de Open Universiteit. Deze schrijver is, zoals we al snel kunnen opmerken in dit boek over de boeken van Claudel, bekend terrein voor haar.

Opvallend aan het boek van Van Swol is dat al snel duidelijk is dat Tien boeken, tien deugden een wetenschappelijk karakter heeft. Dat is merkbaar aan de verwijzingen en voetnoten. Deze storen de lezer niet, maar benadrukken en ondersteunen in hoge mate de zorgvuldigheid van de schrijfster.

Van Swol neemt de lezer mee langs de boekenkast met romans van Claudel en laat zien dat hij een aantal aspecten in zijn boeken laat terugkeren. Er zijn onderwerpen die steeds opnieuw aan bod komen of situaties die vergelijkbaar zijn maar steeds anders beschreven worden, die een kenmerkende rol vervullen in de vertellingen van Claudel. Eén van de onderwerpen die in de boeken van Claudel voorkomt is eten. Ook in Een Duitse fantasie maakt eten (of juist het ontbreken van eten) onderdeel uit van veel verhalen.

Er spreekt uit de analyse van Van Swol een grote liefde voor het werk van deze Franse schrijver, die aanstekelijk is voor de lezer. Tien boeken, tien deugden moedigt aan om een of meerdere romans van de schrijver ter hand te nemen en zelf te ontdekken wat Van Swol ons vertelt over het boek. Nergens beschrijft ze zoveel dat het lezen van het boek overbodig wordt. Het plezier in het lezen zal absoluut niet vergaan zijn na het lezen van de bespiegelingen over de tien romans van Philippe Claudel. Wel is de drang voelbaar om naar de romans zelf te grijpen.

Een Duitse fantasie
Philippe Claudel
De Bezige Bij
20,99 euro
144 blz.
ISBN 9789403122519

Tien boeken, tien deugden
Els van Swol
Boekscout
18,50
117 blz.
ISBN 9789464313710

Boeken / Non-fictie

Een pleidooi voor de vrouwelijke kracht

recensie: Bloed. Een vrouwengeschiedenis - Beatrijs Smulders

Beatrijs Smulders, ’s lands bekendste verloskundige, groeide op in een interessante tijd. Haar jeugd brengt ze door in de preutse en stijve jaren vijftig en als twintiger belandt ze in de krakersrellen in Amsterdam, waar een nieuwe wind door de straten waait. Dit alles beschrijft ze in haar autobiografie waarvan Bloed het eerste deel is.

Beatrijs is begin twintig en woont in Amsterdam, aangetrokken door de vrije cultuur in de jaren zeventig. Haar studie ergotherapie was slechts een excuus om in de hoofdstad te kunnen wonen, maar het is niet haar roeping. Na een goed gesprek met een vriendin realiseert ze zich waar haar affiniteit ligt. Ze wil verloskundige worden.

Deze Beatrijs is Beatrijs Smulders, een van de bekendste verloskundigen van Nederland. Ze staat bekend als pleitbezorger van de thuisbevalling en van de natuurlijke bevalling, zonder te veel medische bemoeienis. In Bloed, het eerste deel van haar autobiografie, vertelt ze hoe ze tot haar inzichten kwam.

Beatrijs vertelt in dit deel over haar leven vanaf haar vroege jeugd in Brabant tot ze halverwege dertig is, vanaf de jaren 50 tot de jaren 80. Ze beschrijft niet alleen haar persoonlijke leven, maar neemt de lezer mee in de grote ontwikkelingen uit haar tijd. Het katholicisme dat plaatsmaakte voor de vrije jaren zestig en zeventig, de komst van de pil, de legalisering van abortus, maar ook de krakersrellen in Amsterdam en de protesten tegen kernwapens in de Koude Oorlog.

Verhalen uit de praktijk

Het interessantst zijn haar verhalen over haar werk als verloskundige. Ze vertelt over de ouderwetse praktijk in de opleiding, haar twijfels over deze aanpak leidden tot vernieuwende inzichten in haar eigen verloskundepraktijk.

Haar eigen praktijk richt ze in vanuit de overtuiging dat vrouwen vanuit hun eigen kracht moeten handelen. Als bijvoorbeeld een barende vrouw op haar rug op bed ligt, waarbij de omstanders op haar neer kijken, dan wordt haar kracht haar ontnomen. Geïnspireerd door andere culturen en door de medische boeken van haar zeventiende-eeuwse voorouders introduceert ze de baarstoel, waarbij de vrouw rechtop kan bevallen, geholpen door de zwaartekracht. Niet alleen verloopt de bevalling gemakkelijker, de vrouw kan hierbij ook haar waardigheid behouden.

Hoe zij de bevallingen beschrijft, zo respectvol en zo vertrouwend op de oerkracht van de vrouw, is gewoonweg inspirerend. Ze beschrijft het alsof je erbij bent als lezer, je ziet het gebeuren, zonder dat het te grafisch of onsmakelijk wordt. Ook laat ze vrouwen aan bod komen uit alle lagen van de samenleving. In haar praktijk in hartje Amsterdam treft ze zowel de prostituee die achter het raam werkt als de BN’er die bekend is van tv.

Trauma’s

Haar roeping tot verloskundige hangt samen met haar eigen seksuele zoektocht. Als meisje kan ze bijna niet wachten tot ze oud genoeg is om de liefde te bedrijven, maar op de vakanties in haar tienerjaren zonder haar ouders ziet ze al snel ook de vreselijke keerzijde. Ze ontmoet meisjes die door jongens worden verkracht, een paar keer wordt ze zelf bijna het slachtoffer.

Later in haar verloskundepraktijk ziet ze dat veel vrouwen hun trauma tijdens de bevalling herbeleven, soms ook met goede afloop – door de ervaring ‘resetten’ ze hun lichaam, waarna ze van hun trauma bevrijd lijken.

De vertelvorm, geheel chronologisch, is wat saai. Ook is de biografie zo uitgebreid dat logischerwijs niet alle delen even relevant of interessant zijn. Zo geeft ze bijvoorbeeld een hele beschouwing over de moslimcultuur en beschrijft ze bijna tot in detail hoe haar jeugd is verlopen. Overbodige stukken die, wanneer de biografie slechts éen boek zou beslaan, waarschijnlijk waren gesneuveld.

Haar inzichten en pleidooi voor de vrouwelijke kracht maken het boek de moeite waard. Hopelijk bevatten de volgende delen meer fascinerende verhalen en inzichten uit de verloskundepraktijk.

Boeken / Non-fictie

Beter beslissen kun je leren

recensie: Ruis - Daniel Kahneman, Olivier Sibony & Cass R. Sunstein (vertaald door Lidwien Biekmann & Koos Mebius)

Ruis veroorzaakt de nodige verstoringen in ons denken. Toch is ruis lastig op te sporen, laat staan te reduceren. In Ruis pogen Daniel Kahneman, Olivier Sibony en Cass R. Sunstein ons desondanks te laten zien hoe we denkfouten kunnen verminderen.

Wanneer het gaat om beoordelingsfouten, denken we al gauw aan het begrip bias: systematische afwijking. Door bewuste of onbewuste vooringenomenheid worden de resultaten van een onderzoek vertekend. Ruis is echter een stuk minder bekend en laat zich het beste definiëren als ‘willekeurige spreiding’. Waar bias systematisch is en zich beter laat voorspellen, is ruis onderhevig aan willekeur en daardoor lastiger te ontdekken. In veel situaties spelen zowel bias als ruis een rol en is het dus belangrijk te herkennen welke factor voor welke vertekening verantwoordelijk is.

Baanbrekende voorganger

Veruit de meest bekende auteur van de drie – Nobelprijswinnaar Kahneman–- brak bij het grote publiek door met Ons feilbare denken. De belangrijkste premisse van dit werk is een doodeenvoudige: het brein werkt met twee systemen, voor het gemak ‘systeem 1’ en ‘systeem 2’ genoemd. ‘Systeem 1’ is als een automatische piloot: wanneer ons gevraagd wordt om uit te rekenen hoeveel 1+1 is, dan hoeven we niet echt te rekenen. We wéten dat het antwoord ‘2’ is en dus hoeft ‘systeem 2’ niet aan het werk.

Dat gebeurt pas wanneer we bijvoorbeeld uitrekenen hoeveel 4156 x 9274 is. Kahneman past in Ons feilbare denken de wisselwerking van deze systemen toe in talloze praktijkvoorbeelden en maakt zo inzichtelijk hoe we helder en effectief kunnen beredeneren. Een baanbrekend werk waarvan wereldwijd meer dan twee miljoen exemplaren verkocht werden.

Hoge verwachtingen

Misschien ligt het aan de samenwerking met coauteurs Sibony en Sunstein, misschien aan de gecreëerde verwachtingen na Ons feilbare denken, maar van Kahnemans heldere stijl is weinig over in Ruis. Wie vooral geïnteresseerd is in praktische handvatten om ruis te verminderen, kan maar beter het advies uit de inleiding ter harte nemen en een aantal van de meer technische hoofdstukken overslaan. Voor de niet-statisticus voegen deze taaie hoofdstukken weinig opzienbarends toe.

En dat terwijl de premisse van het boek veelbelovend is. Behoorlijk wat onrecht en misverstanden zijn volgens de auteurs toe te schrijven aan ruis. Zoals bijvoorbeeld rechters die eenzelfde misdrijf op een regenachtige dag zwaarder bestraffen dan op een zonnige, vergelijkbare sollicitanten die verschillend beoordeeld worden, artsen die voor de lunch eenzelfde patiënt anders diagnosticeren dan erna: het zou niet mogen, maar toch zijn deze verschijnselen aan de orde van de dag. Er is geen sprake van opzet en ook als we ons er bewust van zijn kunnen we er niet zomaar iets aan doen.

Niet-ingeloste belofte

Pas na enkele honderden pagina’s wordt Ruis wat interessanter, wanneer het gaat om de mogelijkheden om ruis tegen te gaan. Ethische bezwaren komen aan bod. Algoritmes worden in het leven geroepen om menselijke ruis tegen te gaan, maar brengen risico’s op discriminatie met zich mee. Zo kunnen algoritmes al dan niet opzettelijk gedragsvoorspellers gebruiken die sterk gerelateerd zijn aan ras of geslacht. Een gevaarlijke ontwikkeling voor een samenleving die steeds meer op algoritmes berust.

Niet meer dan enkele pagina’s worden vuilgemaakt aan deze implicaties van ruisreductie. De hoofdmoot van Ruis leest als een wetenschappelijke publicatie die snel omgezet moest worden naar een nieuwe bestseller. Met een in de stijl van Ons feilbare denken-vormgegeven cover schept Ruis de valse verwachting ons beslisvermogen te verbeteren. De lezer moet echter zelf door heel wat ruis ploeteren om er nog wat van op te kunnen steken.