Tag Archief van: Literatuur

Boeken / Fictie

Een feestje waard

recensie: Nog één keer feest - Liane Moriarty
: cbaquiran via Pixabay

Ieder boek van Liane Moriarty is een feest om te lezen. Haar heerlijke schrijfstijl voert je weg naar andere werelden: de plot, de intrige en de schrijfstijl wedijveren om de aandacht van de lezer. De vertaalde heruitgave van The Last Anniversary is een verhaal dat je de adem beneemt.

Erfenis van de ex

Sophie Honeywell, hoofdpersonage van de roman Nog één keer feest, erft van de tante van haar ex-vriendje Thomas Gordon (‘tante Connie’) maar liefst een heel huis. Een klein minpuntje,of juist niet: het staat op Scribbly Gum Island, een eiland vlakbij de kust van Sydney (Australië), terwijl Sophie in de binnenstad van Sydney woont. Desondanks besluit ze om er te gaan wonen. Ze wist toen nog niet dat dit kleine eiland wordt omhuld door mysterie. In 1932 verdween een jong koppel, geheten Alice en Jack Munro, namelijk van de ene op de andere dag en lieten hun baby achter. De eilandbewoners en zussen Connie en Rose Doughty namen de zorg voor het kleintje op zich, dat ze de opmerkelijke naam ‘Enigma’ gaven. In de periode dat Sophie op het eiland is komen wonen, ligt deze geschiedenis alweer 70 jaar achter hen; Enigma is inmiddels een oma van drie kleinkinderen en haar twee dochters Margaret en Laura hebben zich met hun gezinnen ook op het eiland gevestigd. Toch wordt het mysterie decennialang in leven gehouden, want bezoekers van het eiland worden nog altijd getrakteerd op rondleidingen door het huis van de Munro’s.

Complexe vriendschappen

Op het eiland opent Sophie haar hart voor een nieuwe liefde, maar Cupido blijft misschieten met zijn pijlen. Sophie valt namelijk voor de knappe Callum, die al getrouwd is met de eveneens schone Grace. Hun huwelijk begint scheurtjes te vertonen, maar niet vanwege de komst van Sophie. Grace heeft last van een postnatale depressie en ze weet niet hoe ze de zorg op zich moet nemen voor de kleine Jake, waardoor ze alle grip op de werkelijkheid verliest. Desondanks ontstaat er een hechte vriendschap tussen Sophie en Grace. De vraag is: wat telt zwaarder mee, liefde of vriendschap? Sophie focust haar aandacht in de tussentijd op andere mannen die zich aandienen, maar wordt keer op keer teleurgesteld. Haar biologische klok blijft doortikken, omdat ze bijna veertig jaar is… Het idee dat haar ex met zijn nieuwe vriendin een eigen familie start, helpt ook niet bepaald mee.

Eigenaardige business

Het boek laat niet alleen zien wat Sophie denkt, voelt en doet. Bij ieder hoofdstuk kijk je mee over de schouder van een ander personage. De hoofdstukken verschillen van één tot wel dertig pagina’s. Ook worden er tijdsprongen gemaakt, van 1932 naar het heden en terug. Dit om meer gestalte te geven aan de historie aan het Baby Munroe-mysterie. Het interessante is dat je continu op het verkeerde been wordt gezet en dat je de personages eigenlijk voor geen cent kunt vertrouwen. Vooral Connie, de tante van Sophie’s ex, die je alleen leert kennen middels de flashbacks naar het verleden. Zij had duidelijk de teugels in handen. Ze heeft – op z’n zachtst gezegd – op een haast akelige wijze een slaatje uit de hele situatie rondom de Munroe-baby geslagen en er een heus verdienmodel van gemaakt. Daarvan getuigt ook het jaarlijkse feest rondom het mysterie. Het jaar dat Sophie voet aan bodem zet op het eiland doen er allemaal geruchten de ronde en probeert ook Sophie een gooi te doen naar de waarheid. Ze vraagt Jan en alleman wat er mogelijk gebeurd kan zijn met de Munro’s, maar wordt uiteindelijk niet veel wijzer.

Doorspekt met fantasie
Het verhaal is – laten we eerlijk zijn – doorspekt met fantasie. Nog meer dan het Baby Munroe-mysterie op zich, is het gek dat een geheel eiland hier een bijna feestelijke gebeurtenis van maakt: ‘Twee mensen zijn spoorloos verdwenen – wie weet zijn ze wel op brute wijze afgeslacht door een van onze eigen eilandbewoners– maar laten we vooral het glas heffen op hun nakomeling’. Toch weet Moriarty het – zoals altijd – op een zeer spannende manier te vertellen. Haar schrijfstijl is adembenemend en de personages die ze uit haar pen laat vloeien, vind je vrijwel meteen sympathiek. Tussen al die andere parels van Moriarty (zoals Het geheim van mijn man, Negen volmaakte vreemden, Wat Alice vergat en Grote kleine leugens), is dit wel een hele fantasierijke roman. En toch, geloof me, je slikt het voor zoete koek.

Boeken / Fictie

Een feestje waard

recensie: Nog één keer feest - Liane Moriarty
: cbaquiran via Pixabay

Ieder boek van Liane Moriarty is een feest om te lezen. Haar heerlijke schrijfstijl voert je weg naar andere werelden: de plot, de intrige en de schrijfstijl wedijveren om de aandacht van de lezer. De vertaalde heruitgave van The Last Anniversary is een verhaal dat je de adem beneemt.

Erfenis van de ex

Sophie Honeywell, hoofdpersonage van de roman Nog één keer feest, erft van de tante van haar ex-vriendje Thomas Gordon (‘tante Connie’) maar liefst een heel huis. Een klein minpuntje,of juist niet: het staat op Scribbly Gum Island, een eiland vlakbij de kust van Sydney (Australië), terwijl Sophie in de binnenstad van Sydney woont. Desondanks besluit ze om er te gaan wonen. Ze wist toen nog niet dat dit kleine eiland wordt omhuld door mysterie. In 1932 verdween een jong koppel, geheten Alice en Jack Munro, namelijk van de ene op de andere dag en lieten hun baby achter. De eilandbewoners en zussen Connie en Rose Doughty namen de zorg voor het kleintje op zich, dat ze de opmerkelijke naam ‘Enigma’ gaven. In de periode dat Sophie op het eiland is komen wonen, ligt deze geschiedenis alweer 70 jaar achter hen; Enigma is inmiddels een oma van drie kleinkinderen en haar twee dochters Margaret en Laura hebben zich met hun gezinnen ook op het eiland gevestigd. Toch wordt het mysterie decennialang in leven gehouden, want bezoekers van het eiland worden nog altijd getrakteerd op rondleidingen door het huis van de Munro’s.

Complexe vriendschappen

Op het eiland opent Sophie haar hart voor een nieuwe liefde, maar Cupido blijft misschieten met zijn pijlen. Sophie valt namelijk voor de knappe Callum, die al getrouwd is met de eveneens schone Grace. Hun huwelijk begint scheurtjes te vertonen, maar niet vanwege de komst van Sophie. Grace heeft last van een postnatale depressie en ze weet niet hoe ze de zorg op zich moet nemen voor de kleine Jake, waardoor ze alle grip op de werkelijkheid verliest. Desondanks ontstaat er een hechte vriendschap tussen Sophie en Grace. De vraag is: wat telt zwaarder mee, liefde of vriendschap? Sophie focust haar aandacht in de tussentijd op andere mannen die zich aandienen, maar wordt keer op keer teleurgesteld. Haar biologische klok blijft doortikken, omdat ze bijna veertig jaar is… Het idee dat haar ex met zijn nieuwe vriendin een eigen familie start, helpt ook niet bepaald mee.

Eigenaardige business

Het boek laat niet alleen zien wat Sophie denkt, voelt en doet. Bij ieder hoofdstuk kijk je mee over de schouder van een ander personage. De hoofdstukken verschillen van één tot wel dertig pagina’s. Ook worden er tijdsprongen gemaakt, van 1932 naar het heden en terug. Dit om meer gestalte te geven aan de historie aan het Baby Munroe-mysterie. Het interessante is dat je continu op het verkeerde been wordt gezet en dat je de personages eigenlijk voor geen cent kunt vertrouwen. Vooral Connie, de tante van Sophie’s ex, die je alleen leert kennen middels de flashbacks naar het verleden. Zij had duidelijk de teugels in handen. Ze heeft – op z’n zachtst gezegd – op een haast akelige wijze een slaatje uit de hele situatie rondom de Munroe-baby geslagen en er een heus verdienmodel van gemaakt. Daarvan getuigt ook het jaarlijkse feest rondom het mysterie. Het jaar dat Sophie voet aan bodem zet op het eiland doen er allemaal geruchten de ronde en probeert ook Sophie een gooi te doen naar de waarheid. Ze vraagt Jan en alleman wat er mogelijk gebeurd kan zijn met de Munro’s, maar wordt uiteindelijk niet veel wijzer.

Doorspekt met fantasie
Het verhaal is – laten we eerlijk zijn – doorspekt met fantasie. Nog meer dan het Baby Munroe-mysterie op zich, is het gek dat een geheel eiland hier een bijna feestelijke gebeurtenis van maakt: ‘Twee mensen zijn spoorloos verdwenen – wie weet zijn ze wel op brute wijze afgeslacht door een van onze eigen eilandbewoners– maar laten we vooral het glas heffen op hun nakomeling’. Toch weet Moriarty het – zoals altijd – op een zeer spannende manier te vertellen. Haar schrijfstijl is adembenemend en de personages die ze uit haar pen laat vloeien, vind je vrijwel meteen sympathiek. Tussen al die andere parels van Moriarty (zoals Het geheim van mijn man, Negen volmaakte vreemden, Wat Alice vergat en Grote kleine leugens), is dit wel een hele fantasierijke roman. En toch, geloof me, je slikt het voor zoete koek.

Boeken / Fictie

Roemeense Weltschmerz – Iris Wolff

recensie: De onscherpte van de wereld – Iris Wolff
alexman89 via Pixabay

Auteur Iris Wolff laat de lezer in De onscherpte van de wereld haar hoofdpersonage Samuel kennismaken het Duitstalige deel van Roemenië. Een roman rijk aan kunsten met taal en gegoochel met Slowaakse en Duitse woorden.

Raamschilderij

Soms lijkt het verhaal meer een schilderij dan een boek. Een schilderij met heel veel verschillende doorkijkjes, waar je talloze zinnen en verhalen in kan ontdekken die allemaal losse kunstwerken op zich zijn. Wolff tracht haast van iedere zin een kunstwerk  te maken. Wanneer ze de levensgeschiedenis van Samuel, en eigenlijk daarmee ook die van de generaties voor en na hem, doet ze dat op een hoogst gekunstelde wijze. De grens tussen heden en verleden vervaagt, een dialoog verbuigt langzaam om tot een observatie en er is tijd, véél tijd voor ieder detail dat waarneembaar is met het blote oog. Het is één lange warboel aan zinnen die strijden om de mooiste van allemaal te zijn:

‘Ze [Stana] wiebelde met haar tenen. Als verdriet in je borst woont, dan zit vrolijkheid in je tenen. Alles heeft een vaste plaats in het lichaam, dacht Stana, en ze werkte aan het completeren van die landkaart.’

Dit soort zinsconstructies maken het een genot om dit werk te lezen en leiden tevens tot verwarring: hebben we hier te maken met een kruisbestuiving tussen proza en poëzie? Als dat zo is, dan is het een geslaagde mix. De poëtische taal van Wolff past ook bij haar personages, waar je maar lastig hoogte van krijgt. De personages die Wolff schetst in haar boek, zijn allemaal stuk voor stuk behoorlijk complex. Ze laten zich niet vastketenen door de tijd waarin ze leefden (de DDR) of het gedachtegoed van diezelfde tijd. Ze hebben een eigen wil, en sterker nog: een eigen mening. Zo ook de ouders van Samuel: Florentine en Hannes. Hannes is de predikant van het dorp en is tevens een soort ‘hoeder’ van alle reizigers die het dorp bezoeken, waaronder de Duitse student Benedict (‘Bene’). Al verlangen ze er nog zo naar, hun is enkel één zoon gegund.

Vrijheid

Samuel heeft in zijn jeugd geen behoefte om te spelen met andere kinderen. Hij doet wat hij wil, zoals stiekem van huis weglopen en op de huifkar van een boer springen Als hij volwassen is en voor de eerste keer verliefd wordt op een vrouw genaamd Stana (liefkozend ‘Sana’, dat ‘droomster’ betekent, genoemd), blijkt dat er nog een ander sentiment is dat hem niet los kan laten: een gevoel van losbandigheid, om die vrijheid achterna te blijven jagen zoals hij dat al deed als kind. Zijn enige jeugdvriend Oswald wil graag Roemenië verlaten en een leven opbouwen in West-Europa. Niet ter land, niet over zee, maar in de lucht verdwijnen ze op een nacht met het vliegtuig (dat ze zélf besturen) richting een vrijer leven. De vraag is: beklijft het leven in West-Europa en blijven ze aldaar of slaat het gemis van vrienden en familie een te groot gat in hun beider harten? En is dit hetgeen wat Samuel echt wil? Of geeft hij zijn eigen ambities en dromen op voor die van zijn boezemvriend?

Vertraagd lezen

Het boek is niet bepaald spannend. Dat lijkt ook niet de intentie geweest te zijn. Hoewel het boek maar 210 pagina’s telt, is het een heel rijk verhaal. Er gebeurt veel en je hebt het gevoel dat je alle personages echt leert kennen. Dat is erg knap van schrijfster Wolff. Dat Wolff je betovert met haar schrijfstijl, moge duidelijk zijn. Het probleem is dat het verhaal daar soms onder lijdt. Juist door de onduidelijke tijdsprongen en wisselingen in perspectief raak je ontzettend vaak de rode draad kwijt. Wie dit boek wil lezen, moet hier tijd en aandacht voor nemen. Je moet met een waakzame blik bladzijde voor bladzijde tot je nemen. Dat neemt niet weg dat het verhaal alsnog beklijft en je een goed beeld krijgt van de tijdgeest. Het jammere is wel dat Samuel tot op de laatste pagina in mysterie gehuld blijft. Hij openbaart niet bepaald zijn geest, je dringt niet door tot zijn psyche. Je krijgt een beeld van hem als persoon en van al zijn karaktereigenschappen via de dialogen die hij met anderen voert en hoe anderen – met name Benedict, die hij later in zijn leven opnieuw ontmoet – over hem denken. Een alleraardigst werk van een nog tamelijk onbekende stem in Nederland.

Boeken / Fictie / Non-fictie

Duivelsgebroed versus de Kerk

recensie: De heks van Limbricht - Susan Smit
Sfeerbeelden met kruidenksyfffka07 via Pixabay: https://pixabay.com/nl/photos/kruiden-stenen-heks-rite-magie-5659780/

Susan Smit, die zichzelf een ‘heks’ noemt – zichzelf daarmee in eerste instantie identificerend als feminist – schreef een nieuwe roman, geheten De heks van Limbricht. Een waargebeurd verhaal dat je beklemt en verbaast.

Gebrandmerkt

Je zou maar als 74-jarige vrouw in de nadagen van de middeleeuwen (lees: 1674) een eigen mening hebben. Een sterke mening. Een die niet overeenkomt met de hoge heren van de Katholieke Kerk. Het is op z’n minst gezegd ‘verdacht’, een vrouw die voor zichzelf kan denken. Zo’n dappere, vrouw is Entgen Luijten. Deze oude mevrouw moest op bejaarde leeftijd een eenzame strijd voeren tegen mannen die zichzelf ‘experts’ noemden als het ging over het herkennen en uitmoorden van heksen. Allerlei lichamelijke kenmerken zoals opvallend grote moedervlekken, konden verregaande gevolgen hebben. Deze werden in het boek De Heksenhamer (1486) aangewezen als een heksenteken en dan was het met de beschuldigde in kwestie meteen gedaan. Wat volgde, was een water- of naaldproef om te bewijzen of de vrouw een echte heks was. Daarna volgde de brandstapel om de ziel van de vrouw, die zich zogenaamd had ingelaten met een ‘incubus’ (een mannelijke demon), te wassen.

Op deze manier zijn niet slechts honderden, nee zelfs duízenden vrouwen onterecht tot de dood veroordeeld. Smit verwijst in haar nieuwe boek naar een van de meest afschrikwekkende heksenvervolgingen allertijden: in 1613 gingen een maand lang maar liefst twee vrouwen per dag op de brandstapel. Een manier om vrouwen angst in te boezemen, zo zegt Smit in een interview tegen de krant Trouw (25 mei 2021). Haar nieuwe hoofdpersonage, Entgen Luijten, trekt zich echter niets aan van eventuele bangmakerij. Van haar naaste buren tot aan de autoriteiten: hun mening laat haar koud. En dat komt haar duur – héél duur – te staan.

De felste strijder

Smit gaf Entgen Luijten – van wie de geschriften over haar proces bewaard zijn gebleven – een eigen stem. Ze komt over als een reële vrouw, die haar tijd vér vooruit was. Entgen groeide op in een gezin met vier kinderen, van wie zij veruit de oudste was, en daardoor was ze in zekere zin een tweede moeder voor de anderen. Haar moeder was een ernstige, diepgelovige vrouw, die haar hele leven boete heeft gedaan voor die ene fout: vóór het huwelijk een kind baren. Entgen heeft vrijwel niets met haar moeder gemeen; ze lijkt de genen van haar grootmoeder in zich te dragen. Een even zo wijze vrouw, die ook geïntrigeerd was door de natuur en alles wat zij te bieden heeft. Aderlatingen en bloedzuigers toedienen bij ziekte? Entgen maalt er niet om. Liever maakt zij kruidenmengsels van de zelfverbouwde planten in haar tuin.

Dat haar buren haar opmerkelijk vinden, is nog zacht uitgedrukt. Entgen leeft er niet alleen een alternatieve geneeskunde op na, ze is ook nog eens een zakenvrouw in hart en nieren. Niet haar man Jacob troggelt afpersers af; het is Entgen die slinkse handelaren te snel af is. Zo is het ook Entgen die het luidste roept wanneer buurman Nol spreekt over een opstand tegen de ‘heer van Limbricht’, Nicolaas van Breyll, die – zoals het de ware adel betaamt – zijn onderdanen onderdrukt. Maar zij aan zij, man aan vrouw strijden tegen het onrecht? Vergeet het maar. Entgen gaat die grenzen niet over en legt zich erbij neer: het is haar man Jacob die zich in het harnas moet hijsen. Met behulp van de hertog van Gulik en Brusselse huursoldaten bestormen zij in een duistere nacht het kasteel. Zal het recht zegevieren?

Behekste koeien en vergiftige bierpullen

De uitkomst van deze bestorming heeft invloed op de beeldvorming rondom de figuur Entgen Luijten. Het vormt wellicht hét startpunt van alle aantijgingen tegen Entgen. Als Entgens dochter Grietchen ook nog eens ongehuwd zwanger raakt op vroege leeftijd, zorgt dat er alleen maar voor dat reeds meer boze tongen beweringen uiten. In de plaatselijke kerk wordt Grietchen belachelijk gemaakt. Des te meer reden voor Entgen om die plek voor altijd de rug toe te keren, wat haar definitief in een solitaire staat brengt. Entgen en haar buren vervreemden steeds meer van elkaar. Daarna volgen in rap tempo allerlei beschuldigen: van behekste koeien tot vergiftige bierpullen. Entgen eindigt in de kerker van het kasteel. Ze overdenkt en overpeinst haar leven, terwijl de ratten haar gezelschap houden. Tijdens haar proces wordt ze bijgestaan door slechts één figuur: pater Halbach. Hij probeert haar een bekentenis te laten afleggen, maar Entgen weigert te liegen. Zal de vereenzaamde vrouw ooit nog levend de kerker verlaten?

Dat verdomde patriarchaat

Het riekt onmiskenbaar naar een goed uitgedacht script voor een film. Waarom het zo filmisch kan overkomen? Smit heeft zo’n geweldige, stilistische schrijfstijl in pacht dat je het vertelde zó voor ogen ziet. Vanaf de eerste tel groei je mee met het personage. Zonder te vervallen in grootspraak of Entgen op te hemelen, weet Smit vanaf bladzijde één een sympathiek personage op papier te zetten. Met de kennis van nu erger je je over de kwaadaardige krachten die haar leven verzuren en ontkom je niet aan een geïrriteerde zucht over het allesbepalende patriarchaat die de vrouw kleinhield. Je gruwelt bij de martelgang die Entgen moet doorstaan en je leeft mee wanneer ze het heeft over een steeds smaller wordend lijf dat rilt van de kou. Nee, een pretje is het niet én toch ‘verwarmt’ dit boek je ook. De afwisseling van heden naar verleden komt ook goed tot z’n recht. Het was interessant geweest om vanuit meer perspectieven te kunnen focaliseren, maar het perspectief van Entgen alleen op zichzelf al boeit tot de laatste minuut.

Boeken / Fictie

Vrolijk verder knibbelen

recensie: De dochters van hotel Flanagans - Åsa Hellberg
Big Ben Londonhttps://pixabay.com/nl/photos/londen-big-ben-klok-engeland-toren-2682501/

Het gelukzalige sentiment is nog aanwezig. Na het lezen van het eerste deel van deze trilogie (?) over het hotelwezen, Welkom bij hotel Flanagans, is er niets ‘zaliger’ dan de kennis dat deel 2 op je wacht… Nummer 2, De dochters van hotel Flanagans, is een al even welkome verrassing in de boekenwereld als deel 1.

Van één naar twee bazinnen

In het eerste deel van deze serie over een populair hotel in Londen (rara, wat zou de naam van het hotel zijn?), lazen we hoe de jonge half-Zweedse, half-Britse Linda Lansing het hotel van haar vader overnam, die zojuist een tamelijk vroege dood was gestorven. Niet haar neven Laurence en Sebastian, die als aasgieren op de loer lagen, kregen het hotel van haar vader in handen, maar zíj. Linda en haar grootmoeder – een echte ‘fairy godmother’ – verruilden het knusse en stille Zweedse landschap voor het harde en drukke leven in de hoofdstad van Engeland. Linda had aldaar een reputatie hoog te houden: hotel Flanagans stond namelijk bekend om zijn goede naam en de boekingen waren niet aan te slepen. Het ging de blondine goed af, afgezien van de wraakacties van haar twee bloedeigen neven, die verderop in de straat óók een restaurant openden. Linda toonde zich in deel 1 een goede bazin, die oog had voor de gast én voor haar eigen personeel. Tot haar lievelingetjes behoorden de twee jonge ‘kuikens’ Emma en Elinor, die omstreeks 1959/1960 nog maar 18 lentes jong zijn. Evenals de werknemer Alexander, die zijn oog liet vallen op Emma. Elinor daarentegen stal het hart van Linda’s neef Sebastian.

Identiteitscrisis op identiteitscrisis

In het tweede deel van de serie worden we als lezer gekatapulteerd naar oudejaarsavond in 1982. Elinor en Emma zijn dan inmiddels ook moeder; Elinor is ‘gelukkig’ getrouwd met Sebastian en Emma met Alexander. Allebei hebben ze een dochter en de twee pubers hadden niet minder op elkaar kunnen lijken. Billie is het evenbeeld van haar moeder: keurig opgevoed en altijd welwillend. Frankie, de dochter van Emma en Alexander, is daarentegen een pain in the ass. Ze heeft sinds de dood van haar broertje Edwin een bloedhekel aan haar moeder, die koste wat kost de aanrijding van Edwin had moeten voorkomen. Ondanks Emma’s talloze pogingen tot verzoening, blijft Frankie verbitterd en stevent ze af op een toekomst vol duisternis en ellende. Zo duikt ze als losbandige studente met Jan en alleman het bed in (man, vrouw of iets daartussenin, iedereen is welkom), drinkt ze zich een ongeluk en is ze niet vies van een spuit heroïne of een jointje op z’n tijd.

Hoe heeft het zover kunnen komen, vraagt Emma zich meermaals af. Het antwoord lijkt simpel: sinds Linda met pensioen ging en het hotel in handen gaf van Emma en Elinor, is Emma 24/7 bezig met haar job. Een toevluchtsoord na de dood van haar zoon Edwin. Ook voor Alexander wordt Emma steeds onbereikbaarder. De liefde die ooit zo vurig was tussen hen twee (vooral vanuit Alexanders kant) dooft als een nachtkaars uit. Wordt het tijd dat Alexander kiest voor zijn eigen geluk? Die gedachte gaat ook door het hoofd van Elinor: Sebastian is bijna iedere avond in het bed van een andere vrouw te vinden en haar schoonmoeder heeft haar nooit geaccepteerd vanwege haar donkere huidskleur. Is dat de prijs die zij betaalt voor haar mooie huis in de dure wijk Belgravia? Ook Elinors dochter Billie lijkt met een vroegtijdige identiteitscrisis te kampen: ze besluit om in Uppsala (dichtbij Stockholm) te gaan studeren, het land waar haar grootmoeder vandaan komt. Daar tracht ze om te leven zoals haar ouders dat van haar verwachten: als een brave en hardwerkende studente. Als ze zich bij de toneelgroep van de universiteit aansluit en verliefd wordt op de regisseur, vraagt ze zich ineens af of ze niet van de (door haar ouders) gebaande paden moet treden.

Meerstemmigheid

Zoals de beschrijving van de inhoud van dit boek doet vermoeden, heeft auteur Åsa Hellberg ervoor gekozen om – net zoals in deel 1 – te kiezen voor meerdere vertelperspectieven. Zo krijg je telkens een kennisvoorsprong en lees je hoe verschillende personages denken over een bepaalde gebeurtenis. Dat geeft het boek een aangename, extra gelaagdheid. Het plot is echter niet altijd even boeiend. Er staat continu iets op het spel: veelal de onderlinge relaties – kind-ouderrelaties, maar ook romantische relaties tussen man-vrouw en vrouw-vrouw –, maar het verhaal werkt niet per se toe naar een concreet einde. Het enige wat je bezig blijft houden, is hoelang de personages Sebastian en Emma (Surprise! Surprise!) hun affaire geheim kunnen houden. Het aparte is dat een veel belangrijkere ontknoping uit Emma’s leven al meteen aan het begin van het boek vermeld wordt, zodat je mening over een aantal personages meteen gevormd wordt (arme Elinor…) en je daar eigenlijk tot aan het einde van het boek niet meer afkomt.

Kracht der vrouwen

Hoewel er niet opvallend veel gebeurt, leest dit verhaal als een trein. Dat komt door de heerlijke schrijfstijl van schrijfster Hellberg, die veel in dialogen verhaalt. Juist door haar personages aan het woord te laten, creëert ze een levendige sfeer in haar boek. Beschrijvingen zijn on point en de karakterschetsen zijn zo divers, dat je het gevoel hebt dat ieder écht een eigen stem heeft gekregen. Het is uitzien naar deel 3, waarin de dochters van Elinor en Emma de bazinnen zijn van hotel Flanagans. Het belooft een boek te worden waarin de hormonen blijven doorgieren en waarin het talent van vrouwen zegeviert. Girl power? Women power!

Boeken / Non-fictie

HET APPÈL RAAKT IEDEREEN

recensie: Jan Keij – Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas

De meeste mensen kennen de uitspraken van Emmanuel Levinas (1906-1995) over het gelaat van de ander. De ander die, wanneer hij/zij je aankijkt, een appèl op je doet. Het is de kwetsbaarheid die het hem doet, stelt Jan Keij in zijn recente boek over de filosoof.

‘De onthulling van het gelaat is naaktheid, verlatenheid, verouderen, sterven, naakter dan naaktheid: armoede, gerimpelde huid.’

 

In die opsomming zit meteen een tijdsverloop, tot de dood aan toe. Dat is het inzicht dat Keij in dit boek biedt: het appèl drukt zowel kwetsbaarheid als sterfelijkheid uit en maakt handelen mogelijk, zelfs zo, dat ‘de oproep tot verantwoordelijkheid de zin van mijn leven is.’ Een leven dat zowel mooi als pijnlijk is, uit genieten en lijden bestaat. Dát is het kwetsbare leven.

De geleefde ervaring

Keij gaat uit van de geleefde ervaring, net zoals in de fenomenologie van Edmund Husserl, de leermeester van Levinas, en Levinas zelf. Primair zijn dat lichamelijke ervaringen: genieten van de zon, de lucht, lekker eten of – omgekeerd – lijden aan het lichaam. Op die ervaringen is een mensbeeld gebaseerd. Namelijk van de mens die in staat is tot ethisch handelen, maar ook tot het doen van kwaad of, zoals Keij het kortweg omschrijft: ‘De weg naar Auschwitz.’

Het pad van het kwaad slaat de auteur niet in, al benadrukt hij dat Levinas ‘misschien [een] harde werkelijkheid verkondigt.’ Dat wil zeggen: die van de voortgaande tijd, van veroudering, ‘op weg naar het “uit de tijd zijn”.’ Tijd als kwetsbaarheid dus. Of – minder hard – vallen en opstaan.

Geraakt worden

Kwetsbaarheid is bij Levinas voor alles ‘ethische raakbaarheid.’ Geraakt worden door het appèl dat een ander op mij doet. Openstaan voor de ander, zoals Rumi (1217-1273) dichtte; Keij noemt deze van origine Perzische Soefimysticus overigens niet. Al komt hij wel met veel citaten uit andere literaire werken, die hij aanhaalt om zijn betoog te ondersteunen. Daarbij laat hij soms, zoals hij zelf schrijft, ‘religieuze connotaties los’, maar het is de vraag of dit bij Levinas altijd kan. Wanneer Keij er bij het begrip ‘verantwoordelijkheid’ bijvoorbeeld op wijst, dat het hier gaat om antwoorden, en daarbij ‘me voici’, hier ben ik, aanhaalt, kan het niet anders of de ingewijde lezer hoort er het Hebreeuwse ‘hineini’ (hier ben ik) in meeklinken. Iets soortgelijks zullen sommige lezers hebben bij de omschrijving ‘het absolute gebod’ (een oproep tot het goede). Wat als je dit vervangt door de Gulden Regel (Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden, of: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet)? En wat als je bij de volgende zinsnede de definitie van Spinoza voor intuïtie (het ware verstand) in het achterhoofd houdt: ‘Intuïtie (…) is ook vaak een kwestie van gemakzucht’?

Opdracht tot verantwoordelijkheid

Natuurlijk, Levinas had als denker over transcendentie niet veel op met de immanente God of Natuur van Spinoza. Het valt te begrijpen dat een agnost als Keij bij een zinsnede over ‘het wankele evenwicht tussen de zorg voor mijzelf en die voor anderen’ niet meteen denkt aan een soortgelijke uitspraak uit het Nieuwe Testament (‘Heb uw naaste lief als uzelf’), maar het komt toch als een verrassing dat Keijs lange betoog over scheppingstheorieën uitkomt bij Levinas’ door rabbi Isaac Luria beïnvloedde scheppingsidee van de tsimtsoem, de samentrekking van God om ruimte te maken voor de vrijheid van de mens en diens ethische verantwoordelijkheid. Keij poneerde dit ook tijdens zijn vele malen herhaalde, indrukwekkende cursus over Levinas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Dan leer je dat je ‘een schepsel bent met de opdracht tot verantwoordelijkheid. (…) Deze religie geldt ook voor atheïsten. (…) Het appèl raakt iedereen.’ De God van Levinas is ‘door en door filosofisch’, stelt Keij. Om tot die conclusie te komen, heeft hij ‘langzaam maar zeker de prachtige structuur’ in diens denken ontvouwd. Daar begon hij al mee in zijn proefschrift De structuur van Levinas’ denken (1992), en die structuur heeft hij nu voor een groter publiek nog eens uitgewerkt in zijn ultieme boek over Levinas.

 

Boeken / Non-fictie

Een vriend over zijn overleden vriend

recensie: Bart Chabot – Brood, de BIOgrafie
A bread on a mirrorhttps://www.pexels.com/photo/a-bread-on-a-mirror-7630080/

De Nederlandse artiest Herman Brood overleed inmiddels zo’n twintig jaar geleden toen hij van het Amsterdam Hilton sprong. Vriend Bart Chabot schreef meerdere boeken over Brood. Met Brood, de BIOgrafie worden vele stukken uit Up On The Hilton Roof en Broodje totaal samengesmolten tot een biografie.

Wie nog geen van de boeken over Herman Brood van Bart Chabot heeft gelezen zal vele uren genieten van deze nieuwe uitgave. Voor anderen is het een herhalingsoefening. Deze biografie werpt een heel eigen blik op het bewogen leven van Herman Brood, die in veel gevallen gewoon zelf aan het woord is.

Geen totaalbeeld

Muzikaal beleefde de carrière van Herman Brood zijn hoogtepunt in 1978 ten tijde van het album Shpritsz en de hit ‘Saturday Night’, dat zelfs in de USA werd uitgebracht. Op vaste dagen in de week gingen de twee op stap in verschillende steden waar het leven van Brood zich afspeelde. Brood neemt Bart Chabot op sleeptouw door zijn levensverhaal. De gesprekken die hebben geleid tot het optekenen van dit boek speelden zich af ten tijde van het afwijkende album Back on the corner, dat Brood zelfs op North Sea Jazz deed belanden, en tijdens de opnames van het album Ciao Monkey, dat de zwanenzang bleek te zijn van deze muzikant.

Ook de theatertours die de twee maakten samen met nachtburgemeester van Rotterdam, Jules Deelder, komen uitgebreid aan bod. De vaak geïmproviseerde shows schetsen een bijzonder beeld van hoe de drie toch de nodige volle zalen wisten te trekken. Deelder overleed in 2019, wat Chabot de enige nog levende van het trio maakt.

Het beeld dat we in het boek krijgen voorgeschoteld is vooral het beeld van de mens Herman Brood in de periode die bovenstaand beschreven staat en het verhaal van de kunstenaar zelf. De muzikant in hem komt feitelijk minder prominent in beeld. Het boek sluit af met de herdenking een jaar na de dood van Brood in 2002.

De kunstenaar en de musicus

Wie Herman Brood vooral kent van zijn muzikale carrière zal verrast zijn dat Brood vooreerst kunstenaar was. Hij tekende al op school en was feitelijk altijd gewapend met materiaal om zijn waarnemingen, op zijn volledig eigen wijze, vast te leggen. Een opleiding als kunstenaar heeft Brood nooit genoten; hij was autodidact en schilderde op zijn manier in zijn kenmerkende stijl. Vaak lag zijn schilderwerk op de grond als hij eraan werkte en liep hij over zijn kunstwerk om het al schilderend de juiste vorm te geven.

Het tekenen en schilderen verschafte hem vaak ook snel wat geld om aan zijn dagelijkse portie speed te kunnen komen. Hij nam dan vaak plaats op een belangrijk punt in zijn woonplaats Amsterdam om vervolgens iedereen die dat wilde te portretteren in de kenmerkende Brood-stijl. Als hij voldoende bij elkaar had om zijn portie drugs te kopen dan was de spontane sessie voorbij.

We lezen in het verhaal over zijn verslaving aan drugs en seks. Van de eerste verslaving heeft hij, zo lezen we, meermaals geprobeerd af te komen. Steeds viel hij terug in zijn oude gewoonte. Zijn seksuele drang maakte hem geen trouwe echtgenoot; toch bleef Xandra hem vele jaren trouw. Het leven vol seks, drugs en rock ’n roll eiste uiteindelijk vooral door het jarenlange gebruik van speed zijn tol. Het lichaam van Brood liet hem steeds meer in de steek terwijl zijn hoofd het wel bleef doen. Hij sprak veelvuldig met Chabot over zelfmoord, maar dan meer al grappend. Dat hij uiteindelijk koos voor dit einde was geen verrassing. Het Hilton lag voor de hand, want zoals Chabot ooit tegen hem zei: “Als je je op het laatste moment alsnog bedenkt, ben je ook zo weer thuis.”

Het boek Brood, de BIOgrafie leest als een trein! Het einde kennen we allemaal al uit de krant, maar het verhaal is vaak lachwekkend en heel vermakelijk om te lezen. Lachen en vermaken is zeker voor het grootste deel het doel van het boek. Bij het naderen van het einde – in alle opzichten – gaat het medeleven langzaam de bovenhand krijgen.

Boeken / Fictie

Een levensbepalende dag

recensie: Kruispunt - Jonathan Franzen
KatedraalUnsplash - Debby Hudson https://unsplash.com/photos/sgdyBq6kheQ

De leden van de progressief-Christelijke familie Hildebrandt kennen veel geheimen voor elkaar. Jonathan Franzen maakt hun worstelingen invoelbaar, toont goede en minder goede karaktertrekken, zonder ooit partij te kiezen. Zijn nieuwe werk Kruispunt is helemaal typerend voor de befaamde Amerikaanse romanschrijver.

Na het ietwat minder geslaagde Zuiverheid (2015) toont Franzen zich met Kruispunt wederom grootmeester van de familieroman. Onze jeugd, belangrijke gebeurtenissen, keuzes van onze gezinsleden die van invloed zijn op onszelf: het zijn bepalende elementen die ons vormen tot wie we zijn. Als geen ander toont Franzen de doorwerking van anderen op onszelf en andersom. De Correcties (2001) en Vrijheid (2010) werden al onthaald als instantklassiekers: ‘Great American Novels’ van de 21e eeuw, beide bekroond met een Pulitzer. Kruispunt centreert zich opnieuw rondom een gezin waarbij we vijf perspectieven meekrijgen (enkel de jongste heeft geen eigen hoofdstukken). Nieuw in een roman van Franzen is dat de gezinsleden gelovig zijn, zij het de een meer dan de ander. Het is een gouden greep: God is het zevende familielid waartoe ze zich moeten verhouden, wat een extra dimensie toevoegt aan hun verhoudingen.

Momentopname

Russ Hildebrandt woont met zijn vrouw Marion en kinderen Clem, Becky, Perry en Jason in New Prospect, een voorstadje van Chicago. Hun levens centreren zich voor een groot deel rondom de ‘First Refirmed Church’, waar Russ hulpprediker is. Voorheen stond hij ook aan het roer van ‘Crossroads’, de hippie-achtige jongerentak van de kerk, maar na een onhandig incident was die positie niet meer houdbaar. Het weerhoudt Becky en Perry er niet van toch lid te worden van de beladen vereniging.

Kruispunt speelt zich voor een groot deel af op één dag: 23 december 1971. Russ heeft de aantrekkelijke jonge weduwe Frances Cottrell gestrikt voor een liefdadigheidsproject in een arme wijk van Chicago en verheugt zich op de uren die hij in haar gezelschap mag doorbrengen. Het verloop van de sneeuwrijke dag wordt ingenieus verweven met die van de andere gezinsleden, wat een minutieus gepuzzel aan de schrijftafel geweest moet zijn.

Verreikende consequenties

Wanneer alle lijnen uitgezet zijn, springen we naar Pasen 1972. Pas vanaf hier neemt Kruispunt echt een vlucht. De lange aanloop was nodig om een stevig fundament te leggen: Kruispunt is namelijk het eerste deel van wat de A Key To All Mythologies-trilogie moet worden. Wat de precieze doorwerking is van alle keuzes die op de betreffende decemberdag worden gemaakt, blijft voorlopig nog in het ongewisse (maar zal ongetwijfeld het wachten waard zijn).

Wie zoekt, kan wel de nodige voorbodes vinden. Marion die kijkt naar het musje dat zich schoonmaakt in het stof, het vergt weinig moeite daar Marion zelf in te zien die afrekent met haar verleden om als herboren verder te gaan. Franzen heeft ongetwijfeld de verleiding moeten weerstaan een verhandeling over zijn favoriete diersoort te beginnen. Waar hij in Vrijheid vurige uiteenzettingen hield over bedreigde vogelsoorten, dienen vogels in Kruispunt vooral als subtiele symboliek. Het past de Hildebrandts, die ondanks hun tekortkomingen trachten juist te leven.

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Non-fictie

Niet bang om teveel te zeggen

recensie: De bange mens - Daan Heerma van Voss

In De bange mens gaat schrijver en historicus Daan Heerma van Voss op zoek naar de geschiedenis van de angst. In deze zoektocht staat hijzelf centraal. In het non-fictiewerk is Heerma van Voss niet bang om zijn angsten bloot te geven, maar ook niet om met al zijn kennis over het onderwerp te dwepen.

Zijn leven lang kampt Daan Heerma van Voss met fobieën. Als zijn vriendin hem op een herfstochtend de opdracht geeft om die angsten te doorgronden, gaat hij aan de slag. Ze nemen afscheid en zien elkaar pas weer als Heerma van Voss zijn zoektocht heeft afgerond.

Waar Heerma van Voss als kind bang was dat hij ging schuimbekken van tandpasta, ontwikkelde zijn angststoornis zich naarmate hij volwassen werd in lange perioden van inzinkingen. Tijd werd een ambigu begrip. ‘Alleen ’s avonds voel ik me goed, omdat ik dan weer een dag heb doorstaan, en kennelijk vind ik dat ik daar een of ander lintje voor heb verdiend’, schrijft hij.

De reis

De zoektocht ontvouwt zich als een lange reis met diverse stations die elk een onderdeel van de herkomst van angst belichten. Zo duiken we in de familiegeschiedenis van Heerma van Voss om te achterhalen of angst op een biologische wijze overdraagbaar is. Daarnaast leer je als lezer meer over de ontstaansgeschiedenis van de DSM, het handboek voor psychologen en psychiaters, en hoe een angstdiagnose gesteld wordt en in de loop der jaren weer verandert.

Geen enkel aspect van Heerma van Voss’ zoektocht blijft onaangetast. Dat neemt hij zich bij aanvang van het boek ook voor: ‘De vele studies en boeken over angst schieten tekort: ze isoleren één aspect van iets wat per definitie veelkoppig en ongrijpbaar is.’ En eerlijk is eerlijk, daar lijkt de schrijver aardig in te slagen, wellicht tot vermoeiends toe.

Zoals hij hier zijn mening over eerdere werken niet onder stoelen of banken schuift, is hij ook niet bang om de werkwijze van artsen en psychiaters te bekritiseren. ‘Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen hun patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die dan zou worden verholpen door een pilletje.’

Als de praktijk daadwerkelijk zo zwart-wit is als Heerma van Voss hier schetst, mogen psychiaters zichzelf weleens achter de oren krabben en is het een goede zaak dat de schrijver de branche hier bekritiseert. Maar hoe objectief kan de auteur in kwestie nog zijn, als hij zijn hele leven te maken heeft met psychiaters en psychologen? Met die vraag blijf je zitten na het lezen van het boek.

Elitair

Dat Heerma van Voss zich heeft ingelezen, is overduidelijk. In vrijwel elke alinea komt een van zijn bronnen voorbij, of ze nou stokoud zijn (Hippocrates) of  relatief jong (Heidegger). Ook baseert hij zich op recentere bronnen uit de laatste tien jaar. Ja, daarmee ontleedt hij de herkomst van angst, maar haalt hij tegelijkertijd op een ietwat elitaire manier de vaart uit het verhaal.

Kwetsbaar

De alinea’s waarin hij strooit met zijn kennis staan haaks op de persoonlijke passages waarin je een kwetsbaar inkijkje krijgt in Heerma van Voss’ leven. Die zinnen geven pas echt een beeld van wat vrees met je doet. ‘Er zijn periodes dat ik niet goed in staat ben tot een normaal en zinnig gesprek. Te zeer neergedrukt, te angstig, etc. En ik voel dan hoezeer dit anderen bedrukt.’ Die passages wekken medeleven op met de auteur. Het is dan ook pijnlijk te lezen dat het voltooien van de zoektocht niet voldoende is om zijn relatie te behouden.

Ben je niet thuis in de wereld van fobieën en angststoornissen, dan helpt De bange mens je zeker op weg. Wie dit boek als leek leest, is er daarnaast al snel van overtuigd dat Heerma van Voss zijn doel – alle aspecten van vrees belichten – heeft behaald.

In de etalage

In die persoonlijke passages zien we meer van de schrijver die Heerma van Voss is. Had hij het verhaal volledig op zijn eigen ervaringen gebaseerd, dan las het boek veel makkelijker weg. De auteur zet zowel al zijn kennis als al zijn kwetsbaarheid in de etalage. Dat maakt dat je het boek toch uitleest.

Boeken / Non-fictie

Gedachtespinsels

recensie: Cornelis Verhoeven - Alledaagse mijmeringen

Alledaagse mijmeringen is een verzameling niet eerder uitgegeven essays die filosoof Cornelis Verhoeven schreef tussen ’53 en ’56.

Verhoeven overleed bijna twintig jaar geleden. Hij geldt als een belangrijk Nederlands filosoof en zijn boeken en essays zijn bekroond met verschillende prijzen (o.a. de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre). Een buste van de filosoof is te vinden in het oude stadscentrum van ’s-Hertogenbosch, langs de Binnendieze.

Stilstaan en overpeinzen

Verhoeven heeft sinds zijn proefschrift in 1956 onophoudelijk gepubliceerd. De essays in Alledaagse mijmeringen dateren van vóór die tijd en kunnen gezien worden als het begin van zijn schrijverscarrière. Er is nog niet één vaste stijl te ontdekken, maar een meer meanderend, mijmerend denken en onderzoeken.

Verhoeven schreef dagelijks, over alle soorten onderwerpen. Zo doet Alledaagse mijmeringen bijna aan als een greep uit zijn (filosofische) dagboek. Veel van de essays zijn kort en voelen soms onaf, alsof Verhoeven ze opschreef om er later op door te kunnen gaan, als ideeën voor een boek of uitgebreider essay. Dat maakt Alledaagse mijmeringen toegankelijk, ondanks het feit dat Verhoevens taalgebruik dat niet altijd is.

Verwondering

In zijn boek Inleiding tot de verwondering (1967) schrijft Verhoeven over de filosofie zelf. Wat is filosofie? Verwondering over het alledaagse, geraakt kunnen worden door het ‘normale’ en dit in een ander licht aanschouwen. Deze definitie sluit naadloos aan op Verhoevens eigen manier van filosoferen. In Alledaagse mijmeringen filosofeert hij over uiteenlopende onderwerpen als muziek, melancholie, de zin van het moeilijke, snoepen en burgerlijkheid. Steeds opnieuw tast hij voorzichtig het onderzochte af, draait eromheen, denkt tegen vooronderstellingen in, verbindt er concepten aan.

Hier en daar doet Verhoevens stijl denken aan Michel de Montaigne in diens Essays (1580), waar de naam ‘essay’ vandaan komt. Vanuit het Frans vertaald probeersels, oefeningen. Dat is wat deze mijmeringen zijn. Het is prettig om je te laten meevoeren in dit rustig en open denken.

Troost

Het essay Troosten springt eruit. Verhoeven verwijst naar de beroemde filosoof Blaise Pascal en Goethe en vervlecht hun citaten in zijn eigen verhaal, hij gebruikt ze en denkt erop door. Precies zoals Montaigne citaten van andere denkers gebruikte in zíjn essays.

‘Troosten is een magisch gebaar omdat troosten een onmogelijke daad is.’

Verhoeven oppert het idee dat de troost magisch is, omdat deze daad alleen gepoogd kan worden en nooit kan lukken. Verdriet kan namelijk nooit weggenomen worden, dat moet doorleefd worden. Zoals Goethe schrijft: ‘Troost is een absurd woord: Wie niet wanhopen kan, hoeft niet te leven.’ Het lijden hoort bij het leven, de troost doet niets meer dan hier de aandacht op vestigen zodat het uiteindelijk opgeheven kan worden.

Het kopieerapparaat

Verhoevens zoon Daan schreef een voorwoord bij Alledaagse mijmeringen. Het ontroerende hieraan is dat Daan – zelf geen filosoof – dezelfde verwondering over het alledaagse aan de dag legt als zijn vader, wanneer hij enkele alinea’s schrijft over het kopieerapparaat dat hij gebruikt om zijn vaders werk te kopiëren. Net als zijn vader laat hij zijn gedachten de vrije loop over zoiets ‘banaals’ als de tekst op het schermpje van een kopieerapparaat. Hier komt ook bij Daan het alledaagse binnen als iets absurds, als iets om je over te verwonderen, iets om van in de lach te schieten. Verderop schrijft hij: ‘Mijn vader was op zijn gelukkigst, geloof ik, als hij mocht schrijven, en elk blaadje dat door mijn handen ging was een blijk van zijn geluk.’

Dat geluk en die wil tot schrijven en filosoferen komt tot uiting in deze vroege essays van Verhoeven. Een mooie aanvulling op een indrukwekkend oeuvre en een mooi inkijkje in de eerste schrijfoefeningen van een échte filosoof.


Standbeeld Cornelis Verhoeven te Den Bosch