Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Wedstrijdje wie de grootste aap is

recensie: Jitse Schuurmans - De versierkunstenaars

Voor zijn masterscriptie in de culturele antropologie ging Jitse Schuurmans drie maanden lang in San Francisco vrouwen versieren. Schuurmans verhaalt over zijn avonturen bij die quasi-wetenschappelijke onderneming in De versierkunstenaars, dat grotendeels leest als een aangedikt inkijkje in zijn dagboek, maar ook het nodige onthult over de verleidgemeenschap.

De ondertitel van De versierkunstenaars – ‘De verliezers van het Spel’ – is goed gekozen. De versierkunstenaars die Schuurmans ontmoet in San Francisco zijn bijna allemaal ongelooflijke losers: onaantrekkelijke en sociaal onaangepaste computernerds, naarstig op zoek naar ‘regels’ om vrouwen te versieren. Hun Amerikaanse ideaalbeeld van de ‘selfmade man’ wordt slim uitgebuit door de marketingmachine van de verleidgemeenschap, die deze jongens voorhoudt dat iedereen – met de juiste training – kan leren vrouwen te versieren.

Apen op een apenrots
Ondanks zijn ‘wetenschappelijke’ scepsis stort Schuurmans zich enthousiast in de verleidgemeenschap. Hij blijkt een natuurtalent in het verleiden, tenminste, vergeleken met zijn klunzige medeverleiders. Zo heeft hij binnen de kortste keren – en zonder trucs – zijn beeldschone huisgenootje Stephanie voor zich gewonnen, waarmee hij grote bewondering oogst. Door de waardering van de verleiders voelt hij zich gesterkt. En al is hij kritisch over het belang van status binnen de verleidgemeenschap en over hoezeer de mannen tegenover elkaar opscheppen om maar ‘de grootste aap op de apenrots’ te zijn, hij raakt wel steeds meer verstrikt in het spel.

De auteur leert over ‘hogere waardendemonstraties’ (het aan vrouwen laten zien dat je, bijvoorbeeld, humor, intelligentie, smaak of een hele dure auto bezit). Van de enige succesvolle verleider die hij tegenkomt, Tom, leert hij de wonderzin ‘Ik zag je lopen en ik vind je er geweldig uitzien. Ik zou mezelf voor mijn kop slaan als ik de kans om met jou te flirten aan me voorbij liet gaan.’ Het loopt uit de hand als Schuurmans besluit dat hij van Tom de ‘snelle escalatie’ wil leren (in zo min mogelijk tijd van ‘hoi’ tot seks). Volgens Tom moet je daarvoor agressief zijn, veel aan het meisje zitten en ervan uitgaan dat ‘nee’ ‘ja’ betekent. Ondanks verscheidene klappen in zijn gezicht zet Schuurmans door en weet hij te scoren. Echter, niet bij meisjes die hij werkelijk interessant vindt. Intussen groeit zijn schuldgevoel jegens Stephanie, die verliefd op hem is maar van wier gevoelens hij zich verder bitter weinig aantrekt. Schuurmans is hard onderweg een heel grote aap te worden.

Giftige vrouwenhaat

Leermeester Tom blijkt echter een nog grotere aap. Hij pikt Stephanie in en Schuurmans is door het dolle heen van jaloezie. Na een gesprek met lesbische huisgenote Fay komt de bezinning: hij is een klootzak geweest tegenover Stephanie en hij is alleen maar boos omdat hij overtroefd is. Vanuit de verleidgemeenschap wordt hij overspoeld door medeleven in de vorm van haat tegen Stephanie, die wordt uitgemaakt voor hoer. Nu pas lijkt Schuurmans zich echt te realiseren hoe diep de vrouwenhaat van de verleiders gaat, en dat het een haat is die geheel voortkomt uit angst en afwijzing. Hij vraagt zich af of hij ook vergiftigd is door de ideeën van de verleidgemeenschap.

De verleidgemeenschap wordt daarmee neergezet als een bijzonder ongezonde verslaving. Hun theorietjes over verleiden zijn gebaseerd op achterhaalde evolutiebiologie, hun meningen over man-vrouwverhoudingen aartsconservatief en de jongens zelf zijn gefrustreerde verliezers die buiten hun ‘league’ proberen te spelen maar niet genoeg realiteitszin hebben om de onmogelijkheid van die onderneming in te zien.

Schuurmans’ persoonlijke relaas over hoe diep hij is gezonken door zich over te leveren aan de ideeën van dit apenclubje is onthutsend. De versierkunstenaars wordt verlucht met veel studentikoze grapjes, voetnoten die grotendeels de spot drijven met de oorspronkelijke wetenschappelijke insteek, enkele sensationele seksscènes en Schuurmans’ voortdurende zelfreflectie. Maar het uiteindelijke gevoel dat je overhoudt aan het boek is vooral een plaatsvervangende schaamte voor zowel de verliezers als winnaars van het Spel.

Boeken / Non-fictie

Wedstrijdje wie de grootste aap is

recensie: Jitse Schuurmans - De versierkunstenaars

Voor zijn masterscriptie in de culturele antropologie ging Jitse Schuurmans drie maanden lang in San Francisco vrouwen versieren. Schuurmans verhaalt over zijn avonturen bij die quasi-wetenschappelijke onderneming in De versierkunstenaars, dat grotendeels leest als een aangedikt inkijkje in zijn dagboek, maar ook het nodige onthult over de verleidgemeenschap.

De ondertitel van De versierkunstenaars – ‘De verliezers van het Spel’ – is goed gekozen. De versierkunstenaars die Schuurmans ontmoet in San Francisco zijn bijna allemaal ongelooflijke losers: onaantrekkelijke en sociaal onaangepaste computernerds, naarstig op zoek naar ‘regels’ om vrouwen te versieren. Hun Amerikaanse ideaalbeeld van de ‘selfmade man’ wordt slim uitgebuit door de marketingmachine van de verleidgemeenschap, die deze jongens voorhoudt dat iedereen – met de juiste training – kan leren vrouwen te versieren.

Apen op een apenrots
Ondanks zijn ‘wetenschappelijke’ scepsis stort Schuurmans zich enthousiast in de verleidgemeenschap. Hij blijkt een natuurtalent in het verleiden, tenminste, vergeleken met zijn klunzige medeverleiders. Zo heeft hij binnen de kortste keren – en zonder trucs – zijn beeldschone huisgenootje Stephanie voor zich gewonnen, waarmee hij grote bewondering oogst. Door de waardering van de verleiders voelt hij zich gesterkt. En al is hij kritisch over het belang van status binnen de verleidgemeenschap en over hoezeer de mannen tegenover elkaar opscheppen om maar ‘de grootste aap op de apenrots’ te zijn, hij raakt wel steeds meer verstrikt in het spel.

De auteur leert over ‘hogere waardendemonstraties’ (het aan vrouwen laten zien dat je, bijvoorbeeld, humor, intelligentie, smaak of een hele dure auto bezit). Van de enige succesvolle verleider die hij tegenkomt, Tom, leert hij de wonderzin ‘Ik zag je lopen en ik vind je er geweldig uitzien. Ik zou mezelf voor mijn kop slaan als ik de kans om met jou te flirten aan me voorbij liet gaan.’ Het loopt uit de hand als Schuurmans besluit dat hij van Tom de ‘snelle escalatie’ wil leren (in zo min mogelijk tijd van ‘hoi’ tot seks). Volgens Tom moet je daarvoor agressief zijn, veel aan het meisje zitten en ervan uitgaan dat ‘nee’ ‘ja’ betekent. Ondanks verscheidene klappen in zijn gezicht zet Schuurmans door en weet hij te scoren. Echter, niet bij meisjes die hij werkelijk interessant vindt. Intussen groeit zijn schuldgevoel jegens Stephanie, die verliefd op hem is maar van wier gevoelens hij zich verder bitter weinig aantrekt. Schuurmans is hard onderweg een heel grote aap te worden.

Giftige vrouwenhaat

Leermeester Tom blijkt echter een nog grotere aap. Hij pikt Stephanie in en Schuurmans is door het dolle heen van jaloezie. Na een gesprek met lesbische huisgenote Fay komt de bezinning: hij is een klootzak geweest tegenover Stephanie en hij is alleen maar boos omdat hij overtroefd is. Vanuit de verleidgemeenschap wordt hij overspoeld door medeleven in de vorm van haat tegen Stephanie, die wordt uitgemaakt voor hoer. Nu pas lijkt Schuurmans zich echt te realiseren hoe diep de vrouwenhaat van de verleiders gaat, en dat het een haat is die geheel voortkomt uit angst en afwijzing. Hij vraagt zich af of hij ook vergiftigd is door de ideeën van de verleidgemeenschap.

De verleidgemeenschap wordt daarmee neergezet als een bijzonder ongezonde verslaving. Hun theorietjes over verleiden zijn gebaseerd op achterhaalde evolutiebiologie, hun meningen over man-vrouwverhoudingen aartsconservatief en de jongens zelf zijn gefrustreerde verliezers die buiten hun ‘league’ proberen te spelen maar niet genoeg realiteitszin hebben om de onmogelijkheid van die onderneming in te zien.

Schuurmans’ persoonlijke relaas over hoe diep hij is gezonken door zich over te leveren aan de ideeën van dit apenclubje is onthutsend. De versierkunstenaars wordt verlucht met veel studentikoze grapjes, voetnoten die grotendeels de spot drijven met de oorspronkelijke wetenschappelijke insteek, enkele sensationele seksscènes en Schuurmans’ voortdurende zelfreflectie. Maar het uiteindelijke gevoel dat je overhoudt aan het boek is vooral een plaatsvervangende schaamte voor zowel de verliezers als winnaars van het Spel.

Muziek / Concert

Succesvol ZaterdagMatineedebuut

recensie: Rotterdams Philharmonisch Orkest en Nicholas Angelich o.l.v. Yannick Nézet-Séguin

De benoeming in 2008 van de 35-jarige Frans-Canadese Yannick Nézet-Séguin tot chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest kwam op precies het goede moment, net ná de uiterst succesvolle periode onder Valery Gergiev, en net vóórdat Nézet-Séguin een van de meeste gewilde dirigenten van dit moment werd. Kortom: het orkest heeft met deze getalenteerde Canadees een gouden greep gedaan. In de ZaterdagMatinee maakte de kleine en bevlogen Nézet-Séguin een memorabel debuut met een volledig Beethoven-programma.

. In de ZaterdagMatinee maakte de kleine en bevlogen Nézet-Séguin een memorabel debuut met een volledig Beethoven-programma.

De werken die op dit programma stonden dateren uit de periode 1809-1812, een periode waarin het leven van Beethoven (1770-1827) werd gekenmerkt door onrust en zware leefomstandigheden.Die werden onder andere veroorzaakt door intriges en de bezetting door de Frans-Napoleontische legers, waardoor hij ernstig overwoog Wenen te verlaten. Uiteindelijk wisten vrienden en geldschieters dit te voorkomen. Ondanks deze problemen bleef zijn genie onaangetast en componeerde hij het ene na het andere meesterwerk.

Egmont
Voor de tragedie Egmont van Goethe schreef Beethoven in de periode 1809-1810 een aantal entr’actes, waarvan de ouverture nog vaak wordt gespeeld. Het werk verhaalt van de 16e-eeuwse graaf Egmont die ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog bemiddelde tussen Nederlandse calvinisten en de Spaanse hertog Alva. Egmont zal uiteindelijk door Alva ter dood worden veroordeeld. Beethoven heeft een krachtig werk geschreven waarin een aantal aspecten uit de tragedie op muziek zijn gezet. Dit mondt uit in een triomfantelijke Siegessymphonie, die op Beethoveniaanse wijze een roep om vrijheid wordt. Het orkest en Nézet-Séguin speelden het werk met een opvallend homogene klank.

Vijfde Pianoconcert
In 1809 schreef Beethoven zijn grensverleggende 5e pianoconcert, bijgenaamd ‘Keizersconcert’. Een bijnaam die niet van Beethoven afkomstig is en waar ook zeer zeker niet keizer Napoleon mee is bedoeld, aangezien Beethoven een diepe afkeer had van de zichzelf tot keizer uitgeroepen eerste consul van Frankrijk. Grensverleggend hoe het werk begint met een majestueus akkoord in het orkest, gevolgd door een al even majesteitelijke cadens door de piano. Het zieltroostende adagio met de naar binnen gekeerde sereniteit is nog steeds aangrijpend. De overgang van dit deel naar het rondo is geniaal: langzaam ‘ontdekt’ de piano bijna improviserend de melodie die uiteindelijk het snelle slotdeel zal bepalen.

De Amerikaanse pianist Nicholas Angelich speelde het werk, sympathiek begeleid door Nézet-Séguin, met veel bravoure en spierkracht; het had iets subtieler gemogen. Angelich beloonde het enthousiaste publiek met een gevoelig gespeelde toegift in de vorm van het eerste deel uit de Kinderszenen van Schumann.

Apotheose van de dans

~

De Matinee werd besloten met de Zevende symfonie, gecomponeerd in 1811-1812. Hierin is ritme, op een obsessieve en voortdurend repeterende manier de aanjager van het werk, afgewisseld met lyrischer delen, die echter altijd in dienst van het dansante blijven staan. Dat er tijdgenoten waren die de componist voor gek verklaarden, is bijna voorstelbaar gezien het eigenzinnige karakter van het werk. Na het dansante eerste deel volgt onmiddellijk het contrastrijke allegretto, dat ook een van Beethovens nobelste melodieën bevat en wat ook bij de eerste uitvoering herhaald moest worden. Het daaropvolgende scherzo is uitbundig en vitaal. Het gelijk daarop aansluitende slotdeel is als een niet te stoppen dans, een dans als die van een derwisj.

Het Rotterdams Philharmonisch en Nézet-Séguin gaven de symfonie het volle pond. Bij de strijkers viel het spaarzame gebruik van vibrato op, en ook door de felle accenten en vlotte tempi was de invloed uit de historische uitvoeringspraktijk hoorbaar. De eerste-violen-links/tweede-violen-rechts opstelling is in dit stuk essentieel, omdat hierdoor de met elkaar duellerende partijen nog duidelijker hoorbaar zijn. Het publiek beloonde orkest en dirigent met een daverend gejuich en applaus.

Een zeer geslaagd Matineedebuut voor de energieke Nézet-Séguin. Energiek ook omdat hij de vrijdag voorafgaand aan deze ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Muziektheater de première van Puccini’s Turandot dirigeerde, en de zondag erna in De Doelen in Rotterdam het CodArts Symphony Orchestra, met onder andere een bijzonder geslaagde uitvoering van Strawinsky’s Sacre du Printemps. Speltechnisch niet altijd even perfect, maar als geheel zeer spannend waardoor het werk niet zo gelikt als het bij een geroutineerd en gevestigd symfonieorkest klonk maar juist als nieuw.

Muziek / Concert

Kleurrijk avondje

recensie: Paul Weller

Paul Weller heeft sinds 1977 een dermate grote staat van dienst opgebouwd, dat zijn concerten eigenlijk op voorhand al een gewonnen wedstrijd zijn. Het recept: een half uur tot drie kwartier nieuw werk, aangevuld met een flinke greep uit ouder solomateriaal en werk van zijn vroegere bands The Jam en The Style Council. Het kan eigenlijk niet fout gaan.

Het is je moeilijk voor te stellen, maar de fitte vijftiger die in de uitverkochte Melkweg aantreedt, stond al in 1977 met zijn band The Jam in Paradiso. Nadien volgden nog vele trips naar Amsterdam. Niet alleen voor optredens, maar ook voor de opnamen van de coverplaat Studio 150. Weller nam dat album op in hartje Amsterdam en begon de stad steeds meer te waarderen. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat op zijn laatste plaat Wake up the Nation een nummer met de titel ‘In Amsterdam’ is terug te vinden.

~

Ongepolijst

Het is natuurlijk Wake up the Nation dat centraal staat in de Melkweg vanavond. Het is een grillig en ongepolijst album, waarmee Weller laat horen dat hij nog niet is ingedommeld en zich niet wentelt in gegarandeerde succesformules. Hoewel lang niet iedereen in de zaal de nieuwe songs kent, valt het nieuwe werk goed. De seventies grooves spatten van het podium bij ‘Aim High’, terwijl bij ‘Fast Car Slow Traffic’ en ‘Wake up the Nation’ het oude punkvenijn weer terugkeert. Daar staat dan weer de zwoele trip ‘Pieces of a Dream’ tegenover, dat in de live-uitvoering namen als Pink Floyd en Zero 7 oproept. ‘Andromeda’ is een gloedvolle track die wat aan David Bowie doet denken en die vanavond lekker uit de verf komt. Dat geldt ook zeker voor de single ‘No Tears to Cry’, een instantsixtiespophit vol soul.

Net als op de plaat klinken de hardere nieuwe songs vrij schel, en dat werkt niet altijd in een live setting. Het nummer ‘Trees’ dat Weller vanachter de piano zingt, en dat vol tempowisselingen zit, gaat hierdoor wat aan het publiek voorbij. Dat is jammer, temeer het een song is over de vader van Weller die in 2009 overleed. Nu gaat er achter in de zaal, zoals gebruikelijk tegenwoordig, wel meer aan praatzieke bezoekers voorbij. Zoals bijvoorbeeld de prachtige interpretatie van de soulklassieker ‘How Sweet It Is to Be Loved By You’. Met Weller achter de Fender Rhodes is dit een van de hoogtepunten van de avond.

~

Jeugdsentiment


Met een discografie in zijn achterzak die meer dan twintig albums, handenvol verzamelaars en vele (Engelse) singlehits beslaat, is het samenstellen van een setlist voor Weller natuurlijk een leuke klus. En voor het publiek is het altijd mooi om getrakteerd te worden op wat muzikaal jeugdsentiment. Ook hier stelt gastheer Weller vanavond niet teleur. Wat te denken van Jam-klassiekers als ‘Start!’ en ‘Pretty Green’? Of het altijd mooie ‘Shout to the Top!’, een pareltje uit de jaren tachtig van The Style Council? Ook grijpt hij terug op zijn solowerk van de jaren negentig met het stevige ‘Peacock Suit’ en zijn recentere werk zoals de pub rocker ‘From the Floorboards Up’ en de piano ballad ‘Invisible’.

Het geluid in de zaal wordt gaandeweg steeds beter en het intieme, akoestische intermezzo tegen het einde van de show valt niet anders te omschrijven dan als weldadig. ‘Brand New Start’, de openhartige single uit 1998, is een breekbaar hoogtepunt. Tijdens de toegift doet Weller Wake up the Nation nog even aan. In dat kader komt de Britpop-meezinger ‘Find the Torch, Burn the Plans’ voorbij. Op dat moment is het overigens net of er een grijze versie van Liam of Noel Gallagher op het podium staat te zingen; het nummer had niet misstaan op een album van Oasis. Het draagt slechts bij aan het kleurrijke karakter van de avond en doet verlangen naar nog meer nummers uit dat hele dikke songboek van Paul Weller. Een boek dat, getuige de levenslust van deze veteraan, voorlopig nog niet gesloten zal worden.

Boeken / Fictie

Een gedoemde relatie

recensie: Alon Hilu (vert. door Shulamith Bamberger) - Huize Rajani

Huize Rajani is een historische roman waarin twee zeer verschillende dagboeken door elkaar gevlochten worden: een Joods en een Arabisch. De schrijvers ontmoeten elkaar, worden vrienden, maar groeien door onbegrip ook weer langzaam uit elkaar. De wrede en verwarrende toekomst schemert door in de dramatische wending die hun relatie uiteindelijk zal nemen.

Huize Rajani is het tweede boek van de Israëlische schrijver Alon Hilu, die met De dood van een monnik al aardig aan de weg timmerde. Zijn tweede roman won in zijn thuisland de belangrijkste literaire prijs, en werd (volkomen terecht) aangeprezen door president Shimon Perez. Huize Rajani is een lyrische roman die een levendig beeld schetst van een vroege periode uit de jonge geschiedenis van Israël, toen het land officieel nog niet eens bestond: het einde van de 19e eeuw. De Zionistische beweging was bezig om in het Midden-Oosten land op te kopen, om daarmee het ideaal van een Joodse staat dichterbij te brengen. Land dat in bezit was van Arabieren met een heel eigen cultuur en gewoontes.

Dagboeken
In Huize Rajani wordt dit verhaal verteld aan de hand van twee dagboeken. Het eerste is van Isaac, een Joodse landbouwkundige die net in Palestina aankomt en op zoek gaat naar vruchtbare grond voor een kolonie. Het tweede dagboek is van Saleh Rajani, een Arabisch jongetje met een zwakke gezondheid dat lijdt aan visioenen en waanvoorstellingen. Hij woont met zijn eenzame moeder op een rijk landgoed, waar op een dag Isaac voor de deur staat. De twee sluiten een onverwachte en ongemakkelijke vriendschap die het leven van beiden drastisch zal beïnvloeden.

Alon Hilu
Alon Hilu

De dagboekfragmenten van Isaac en Saleh verschillen als dag en nacht: de een schrijft in korte, haast zakelijke zinnen, de ander in meanderende poëtische overdenkingen. Maar ook in hun beleving van de wereld om hen heen, hun vriendschap en de interpretaties van de acties van de ander zijn de twee schrijvers elkaars tegenpolen. Uiteindelijk blijkt dat hun relatie noch aan het beeld van Isaac, noch aan dat van Saleh voldoet. Dat hun relatie gedoemd is vanaf het begin is al snel duidelijk, zeker met de kennis van nu. Het ligt dan ook voor de hand om hun relatie te zien als een metafoor voor de recente geschiedenis van het land dat nu Israël heet. Dezelfde misverstanden, dezelfde koppigheid, dezelfde frustraties over de ander.

Spiegel
De vorm van de twee door elkaar gewoven dagboeken is simpelweg briljant. Gebeurtenissen uit het ene dagboek worden door de ander volkomen anders ingekleurd, en langzaam zie je hoe de twee uit elkaar drijven, met dramatische gevolgen. Begrijp je net wat Isaac bezielt, dan zie je het daarna door de ogen van Saleh en krijgt het weer een heel andere bijbetekenis. En wat Saleh doet wordt door Isaac volkomen anders uitgelegd. Daarbij is het knap van Hilu dat hij de lezer geen makkelijke keuze voor de een of de ander biedt. Beide personages zijn tragisch op hun eigen manier. Ach, als ze nou maar eens echt met elkaar hadden gesproken, wie weet wat er voor moois had kunnen ontstaan.

En zo bekeken dient Huize Rajani niet alleen als een inleiding, maar meer nog als een spiegel voor de situatie van vandaag de dag. Misverstanden en miscommunicatie, en de rest is geschiedenis.

 

Film / Films

Charmant voortkabbelend tussendoortje

recensie: Somers Town

Een luchtig tussendoortje, zo moet Somers Town van Shane Meadows gezien worden. Wat begon als een korte, gesponsorde film, werd al improviserend een speelfilm met de ongebruikelijke lengte van vijfenzestig minuten.

~

Shane Meadows kan na zijn vorige films Dead Man’s Shoes en This is England tot een van Engelands interessantere filmmakers gerekend worden. Zijn aanpak van het aloude gootsteendrama werkte verfrissend en het is dan ook jammer dat zijn films er in Nederland qua distributie vaak bekaaid afkomen. Het in tien dagen in zwart-wit gedraaide Somers Town hangt tussen een korte film en een speelfilm in, wat de film helaas geen goed doet.

De jonge Tomo (Thomas Turgoose, This England, Eden Lake, The Scouting Book for Boys) komt vanuit de Midlands aan in Londen, de wijk Somers Town in de omgeving van station St. Pancras om precies te zijn. Hij heeft geen verblijfplaats en wordt meteen al op de eerste avond in elkaar geslagen en beroofd van al zijn spullen. Teruggaan is echter geen optie voor het brutale mannetje. Hij ontmoet leeftijdsgenoot Marek (Piotr Jagiello), de introverte zoon van een Poolse arbeider die aan het station werkt. Marek slijt zijn dagen fotograferend; zijn favoriete onderwerp is een Franse serveerster van een cafeetje in de buurt. De twee jongens, beiden vreemdelingen in een vreemde stad, delen hun fascinatie voor de aantrekkelijke dame en vinden elkaar in het verdrijven van de tijd.

Station

~

De ontstaansgeschiedenis van Somers Town is een ongewone: treinmaatschappij Eurostar wilde een korte film financieren om aandacht te geven aan hun nieuwe hogesnelheidslijn en het daarvoor vernieuwde station St. Pancras. Meadows had zijn twijfels, maar na een garantie dat hij carte blanche kreeg besloot hij de opdracht aan te nemen en Somers Town werd daarmee zijn eerste film die hij in de Britse hoofdstad draaide. Hij was zo gecharmeerd van het spel dat zijn acteurs lieten zien, dat hij de geplande lengte losliet. Het levert een wat curieus product op waarbij de reclame (als je het al zo kunt noemen) zo subtiel is dat je je kunt afvragen wat de financier er beter van wordt.

Somers Town is een luchtig, liefdevol portret van de grote stad als smeltkroes, van Londen als ontmoetingsplek van diverse culturen. De humor zit in de kleine dingen (het verkeerd gespelde voetbalshirt, de gestolen kleren van Tomo), maar het geheel voelt aan als een uitgesponnen korte film – wat het dus ook is. Het kabbelt, voortgedreven door het ontspannen spel en de muziek van Gavin Clark, op een charmante manier vrolijk voort, maar de film mist focus en dramatische ontwikkeling om het zelfs maar vijfenzestig minuten lang boeiend te houden.

Extra’s

~

De film is dan niet Meadows meest memorabele, maar voor de liefhebbers van zijn werk is deze dvd toch interessant door de uitgebreide extra’s. Zo is er een uitgebreid interview, bijna even lang als de film zelf, dat waarschijnlijk is opgenomen tijdens een talkshow op het Tribeca Filmfestival. Het is nogal amateuristisch gefilmd, maar Meadows (terzijde gestaan door zijn jeugdvriend en vaste scenarist Paul Fraser) is een vermakelijk spreker. Het gesprek biedt een interessante blik op zijn carrière en werkwijze, waarbij improvisatie en een band met de acteurs ontwikkelen een centrale rol speelt. Daarnaast staan op de dvd nog losse interviews met regisseur en acteurs (bij elkaar een klein half uur), waarin specifiek wordt ingegaan op het filmen van Somers Town.

Boeken / Non-fictie

Hol holisme

recensie: Robert Rowland Smith (vert. Jan Sitesma) - Ontbijten met Socrates

Ontbijten doe je meestal alleen, met je partner of in gezinsverband. Een dagelijks terugkerend fenomeen dat zelden aanzet tot diepe intellectuele reflecties op filosofische kwesties. Je kunt echter ook Ontbijten met Socrates: dat is beduidend zwaardere kost.

Filosoof Robert Rowland Smith probeert in Ontbijten met Socrates een verband te leggen tussen het gedachtegoed van enkele grote denkers en ons alledaagse leven. Achttien verschillende activiteiten, die we op een willekeurige dag zouden kunnen uitvoeren, worden in evenzoveel hoofdstukken geduid in het licht van diverse filosofische opvattingen. De achterflap van het boek belooft dat dit ‘een hoogst originele, speelse en toegankelijke kennismaking met filosofie’ zal worden.

Kwalificaties
Helaas voldoet de inhoud van het boek niet aan deze omschrijving. Hoe origineel is het om van zaken als de relatie tot je ouders, dromen, kapitalisme etc. de filosofische uitleg te geven? Met een nieuwe benaming probeert Smith de onderwerpen origineel te maken. Zonder succes. Het blijft slechts oude wijn in nieuwe zakken.

De typeringen ‘speels’ en ’toegankelijk’ doen daarnaast een mate van frivoliteit verwachten die men doorgaans niet direct met filosofie associeert. Ontbijten met Socrates brengt daarin weinig verandering. Juist op momenten dat Rowland Smith door luchtig en grappig bedoeld taalgebruik de gewenste speelsheid in zijn betoog wil gieten, voelt dit als een geforceerde manier om zijn droge uiteenzetting luister bij te zetten. En alleen door gebruik te maken van activiteiten die de lezer regelmatig mee zou kunnen maken, zoals het bezoek aan een sportschool, bereik je nog geen toegankelijkheid. Dat zit in de manier waarop je die activiteiten beschrijft.

Veel
Robert Rowland Smith beperkt zich niet tot de filosofie om de aangesneden kwesties te bespreken. Ook psycholgische, sociologische en politieke benaderingen worden toegepast. Door al deze verschillende invalshoeken en door de veelvoud aan situaties (achttien dus) is er weinig onderling verband terug te vinden. Ondanks het feit dat de auteur grofweg een dagindeling van opstaan tot slapengaan hanteert, is er weinig structuur in zijn betoog te herkennen. Daarbij wil de schrijver zo veel zaken tegelijkertijd in dit boek behandelen, dat er per onderwerp onvoldoende ruimte over blijft voor diepgang. In tien tot vijftien pagina’s kun je nu eenmaal niet de dilemma’s van bijvoorbeeld een ouder-kind relatie helemaal uitdiepen.

Door de beperkte ruimte per onderwerp beperkt Rowland Smith zich vaak ook tot één of twee theorieën over die kwestie. Natuurlijk is Freud belangrijk geweest voor ons beeld over dromen en het nut daarvan. Maar om het fenomeen dromen alleen maar vanuit zijn standpunt en dat van zijn leerling Jung te bespreken is wel erg kort door de bocht. Daarnaast is dit dus een voorbeeld van een psychologische invalshoek, terwijl de kaft ons beloofde dat we kennis gingen maken met de filosofie.

Aanrader
De warrige structuur van de vele onderwerpen maakt Ontbijten met Socrates dus niet bepaald toegankelijk. Maar ook het gehanteerde taalgebruik werkt niet echt mee. Zo wordt een onderwerp als tv kijken omschreven als ‘de polymorfe perversiteit van het leven affirmeren.’ Er zijn speelsere definities te verzinnen.

Voor een leek op het gebied van de filosofie is dit boek niet meteen de eerste keus voor een kennismaking. Daarvoor wordt er op een te omslachtige manier te weinig gezegd. En doordat er te weinig gezegd wordt, is het ook geen aanrader voor diegenen die zich al wel in de filosofie hebben verdiept. Ontbijt maar gewoon lekker met het gezin: dat is vele malen toegankelijker en vermakelijker.

Muziek / Album

Spannende smeltkroes

recensie: Charlotte Gainsbourg - IRM

.

In 2007 liep Charlotte Gainsbourg bij een waterski-ongeval hersenletsel op. Tijdens de herstelperiode waren diverse MRI-scans nodig om aan te tonen dat ze volledig genezen was. De song ‘IRM’ is de weerslag van haar ervaringen tijdens de MRI-scan: vreemde geluiden en een soort praatzang, die meer aan Beck doet denken dan aan het voorgaande werk van Gainsbourg. De invloed van Beck is niet alleen terug te horen in het geluid op IRM maar is ook in compositorisch opzicht groot op dit vierde album van de zangeres. Waren vorige keer Air en Jarvis Cocker de songleveranciers, ditmaal tekent Beck voor de meeste composities. De invloed van Gainsbourg zelf ligt vooral in de uitvoering, het stemgeluid en de inspiratie.

Spannend, elektrisch en Frans

~


Met IRM heeft Gainsbourg een spannend, elektronisch klinkend album afgeleverd met nog steeds voldoende Franse elementen. De twee Franstalige songs zijn niet de enige invloeden uit Frankrijk. De voordracht en uitvoering van de Beck-composities klinken zeker nog voldoende als Gainsbourg om niet van een Beck-plaat te hoeven spreken. Luister bijvoorbeeld naar het meeslepende ‘In the End’. Het daarop volgende ‘Heaven Can Wait’ is uptempo en onderschrijft het nieuwe spannende geluid dat het tweetal heeft neergezet. Het is niet verwonderlijk dat dit nummer de single is geworden.

Smeltkroes

De wedergeboorte van Charlotte Gainsbourg in 2006, na enkele onbeduidende albums, heeft met IRM een welklinkend vervolg gekregen. Gainsbourg heeft andermaal meer afstand genomen van het Franse chanson, zonder haar roots helemaal te vergeten. Het levert een sprankelende mengeling van stijlen op, waarin veel luisteraars echter nog wel de afkomst van deze dame zullen waarnemen. De wereldse ritmes van een lied als ‘Voyage’ zijn op sprankelende wijze vermengd met strijkers én met alles wat Gainsbourg aan stem en sfeer en Beck op compositorisch en productioneel vlak te bieden hebben. IRM kan met recht een spannende smeltkroes van wereldse ritmes, elektrische instrumenten, Franse swing en frisse tempo’s genoemd worden.

Film / Films

Van snuiven tot godsdienstwaanzin

recensie: White Lightnin'

Jesco White groeit op in de landelijke en armoedige Appalachen in West Virginia. Hij ontpopt zich in razend tempo van jochie dat maar niet wil deugen tot psychiatrisch patiënt. Periodes van kalmte in zijn leven ten spijt, brengt hij zichzelf met een mix van zelfdestructie en godsdienstwaanzin ten onder — een talent voor ‘bergdansen’ ten spijt…

~

Er valt weinig te beleven of te doen in de Appalachen, zeker niet als je geen cent te makken hebt. Het is een gebied bij uitstek vol white trash in stacaravans. Al op jonge leeftijd ontdekt Jesco White de geneugten van het snuiven. Lijm, benzine of aanstekervloeistof: het maakt hem niet uit, als hij zijn roes maar krijgt. Het brengt hem met de regelmaat van de klok in aanraking met de politie, maar wat men ook probeert: Jesco krijgt altijd weer de kriebels en moet dan scoren. In voice-over geeft hij op afstandelijk wijze commentaar op zijn leven en de dingen die hem lijken te overkomen — alsof hij er zelf niks aan kan doen.

Mountain dancing


Jesco’s vader is een lokaal fenomeen op het gebied van mountain dancing; een soort mix van tap- en volksdansen. Hij leert dit zijn zoon, in de hoop dat deze hiermee rust in zijn hoofd krijgt. Helaas. Nadat Jesco enige tijd in een psychiatrisch ziekenhuis heeft gezeten en zijn vader inmiddels op brute wijze is vermoord, pakt hij de dansdraad weer op en blijkt daarin niet onverdienstelijk. Met een gitarist toert hij met zijn hillbilly-tapdansact langs kroegen in de omgeving. Op een avond is hij van plan een dame die hem een lift geeft te beroven, maar in plaats daarvan wordt hij verliefd op haar. De relatie met deze Cilla (Carrie Fisher. Jawel: prinses Leia uit Star Wars) brengt zijn leven lange tijd in rustiger vaarwater, maar zoals altijd bij hem het geval is fluistert de duivel hem onzalige ideeën in.

~

Jesco White (bijnaam ‘The Dancing Outlaw‘) bestaat echt, heeft net zo’n getroebleerd leven als de film-Jesco en is in bepaalde kringen een legendarische danser. Daar houdt de verregaande vergelijking met zijn filmische evenbeeld (en de mogelijkheid de films als biopic te duiden) wel op. Scenarioschrijvers Eddy Moretti (eerder verantwoordelijk voor Heavy Metal in Bagdad) en Shane Smith (een van de oprichters van het blad Vice) borduurden er vervolgens een levensloop aan vast die even krankzinnig als innemend is. Het resultaat is een curieuze kruising tussen een biografie en een religieuze hallucinatie.

Overgave

De mix van lullig dansen, drugsgebruik, godsdienstwaanzin en grof geweld mag dan een aparte zijn, hij werkt wel. Voor een groot deel komt dat door de redelijk ingehouden stijl van debuterend regisseur Dominic Murphy. Zijn bijna monochrome beelden en de effectieve toepassing van een eclectische en vuig rammelende soundtrack dienen als speelveld voor de nog onbekende Edward Hogg (net als Murphy opvallend genoeg een een Brit), die vol overgave, fenomenaal een maniakale White neerzet. Waanzin was zelden zo overtuigend. De godsdienstige donderpreken die constant als donkere wolken boven het armoedige Appalachische berglandschap hangen, blijken hierbij uiteindelijk profetische waarde te hebben.

Lees hier een interview met de regisseur.

Boeken / Fictie

Literaire belhamel

recensie: Micha Hamel - Nu je het vraagt

.

Zodra poëzie op de lachspieren wil werken, ontstaat de neiging die niet zo voor vol aan te zien.  Light verse riskeert al gauw iets oubolligs. Performers, neem Jules Deelder, spelen vaak safe op de lach, die ze dan ook krijgen. Maar Micha Hamel is toch heel andere koek: hij voert het literaire gehalte van de lichte toets maximaal op. Onderwerp is de mallemolen van het leven van alledag , dat hij mede illustreert aan de hand van zijn eigen bestaan als bezig baasje met baan, jonge kids en het huishouden dat die met zich meebrengen.

Grillig
Het eigene van Hamels dichterspalet zit ‘m in een reeks goed samenwerkende factoren. Allereerst laat hij zich qua vorm niets voorschrijven. Daardoor komt hij soms dicht in de buurt van het proza, maar proza is het door de intensiteit van de associatieve oprispingen en vocabulaire niet; een vocabulaire trouwens die geen enkel jargon uitsluit, zoals dat van de strip (‘BOING’) en de straat (‘fuck o kut o jee’). De proza-achtige gedichten verlopen nooit rechtlijnig en zijn in hun onstuitbaar voortvloeiende grilligheid toch goed te volgen. Een enkel gedicht zou in aangepaste typografie voor een column met ongebruikelijke inhoud kunnen doorgaan.

Zeker als je de gedichten hardop laat klinken, naderen ze weer een ander genre, dat van het cabaret, een genre dat met vernieuwers als Freek de Jonge indertijd en Hans Teeuwen na hem op zijn beurt de literatuur weer aardig nadert. Hamel heeft een ontembaar vrolijke inborst die bijna doet vermoeden dat hij overal de draak mee steekt. Toch trilt dwars door het formuleerplezier heen een soort stekelige ondertoon mee.

Schmink
En dat niet alleen. Er is zelfs zoiets als vederlicht verdriet merkbaar en er wordt bij de lezer even vederlicht een gevoelige snaar geraakt: een enkel traantje trekt zijn spoor op de schmink van de clown. Hamels humor is überhaupt niet echt uit te splitsen in ironie, parodie, satire of wat ook: het is daar een onontwarbaar kluwen van. Zijn kortere gedichten zijn bijna steeds aan de behoorlijk melige kant, ook al door would be experimenteel vertoon. Dat is pretentieus knutselwerk, vervaardigd op de nadrukkelijk vrije school.

Micha Hamel is ook dirigent en componist. Afgezien van titels als ‘Recitatief en aria’ en ‘Even een liedje’ is dat te merken aan de rol die geluiden her en der spelen, hoe terloops ook. Enkele gedichten lijken geschreven om op muziek te zetten of vertonen ronduit klankdichtpassages.

We hebben te maken met poëzie die misschien niet meteen voor zich inneemt, maar die je verovert als je de zinnige onzin gastvrij op je in laat werken.
De volgende regels uit ‘Uit het niets’ geven een idee:

Mijn harnas is solide want mijn innerlijk is een hortend scharnierend assemblage
die meedeint met wat ik voel en napijnt van de wee die het jou missen mij doet

Ook vingerverven met kinderen begint gezellig en ontaardt steevast in huilen en een
kliederboel. Van knus komt meer tot au. Wil je mij toch tot gefrunnik noden?

Er is geen emoticon dat mijn meerlagige gevoel kan verbeelden. Eerder buikspreker
dan charmeur veins ik, al schakelend tussen brutaal en verlegen, dit gestuntel

Liefde is een werkwoord, de hel is de ander en ik is een fictie. Of is liefde fictie
een hemel de ander en ik een werkwoord? Is ik een ander, ben jij de liefde?

Muziek / Album

Een gouden keel, een gouden toekomst?

recensie: Amy Macdonald - A Curious Thing

.

Het debuutalbum heeft in Nederland inmiddels de status van triple platina bereikt, wat erop neerkomt dat het 150.000 keer verkocht is. Een enorm aantal, zeker als je dit vergelijkt met albums van Neerlands helden Jan Smit en Marco Borsato, die met hun cd’s in 2008 ook deze status bereikten. En dat voor een Schotse jongedame van wie niemand voor die tijd nog gehoord had.

Meer snelheid

~

Meteen al bij het eerste nummer en single ‘Don’t Tell Me That It’s Over’, hoor je een verschil met het eerste album, in de vorm van de goed hoorbare drumbeat op de achtergrond. Gelukkig klinkt daarop bij de eerste uithaal het karakteristieke stemgeluid van Macdonald, een stem die door de ijle lucht lijkt te zweven. De track heeft een behoorlijk tempo en violen die invallen tijdens de muzikale tussenstukken. Dezelfde drum komt terug bij meer songs op het album. Hierdoor lijken sommige wel wat op elkaar, maar wat zou dat als ze verder prima klinken? Toch dreigt haar stem hierdoor iets ondergesneeuwd te raken. Verder zijn de meeste nummers wat voller gestopt met meer geluidseffecten dan bij het debuut, zoals bijvoorbeeld het keyboardarrangement in ‘My Only One’. Door deze beide aspecten rockt het album meer en is de folk-kant wat naar achteren geschoven.

A curious thing

~

‘This life I lead is a curious thing, but I can’t deny the happiness it brings.’ Oftewel: het toeren door de wereld is een raar, maar leuk leven. Het is de ervaring van haar internationale doorbraak en zo’n vijfhonderd optredens die doorklinken in Macdonalds teksten. Zo is daar de tekst van ‘Ordinary Life’, dat overigens een goede tweede single zou zijn. Haast bozig zingt ze ‘paparazzi driving me mad, all I wanted was an ordinary life.’ Wat wil je ook, als je niet gediend bent van driekleurige pruiken, of het ene na het andere vriendje; het dagelijks leven van een ‘normaal mens’ is wat haar zo bevalt. Het zijn deze dingen die haar in het leven aan het denken en het componeren zetten. Zoals ‘Love, love’, een vrolijk lied over de liefde en dat die maar bij haar moet blijven, met een makkelijk in het gehoor liggende melodie. Of neem het lekker rockende ‘Next Big Thing’, over mensen die razendsnel door de media gehypt worden, zonder maar iets gepresteerd te hebben.

A Curious Thing lijkt te eindigen met ‘What Happiness Means To Me’, dat mooi en rustig klinkt, met heerlijke outro, dat begint met alleen een piano die wel wat wegheeft van het spel in ‘Imagine’ van John Lennon. Tot slot volgt een extra track, de live opgenomen Bruce Springsteen-cover ‘Dancing In The Dark’. Hierin blijkt nog maar eens te meer dat Macdonald een unieke en geweldige stem heeft en met ongekende intensiteit kan zingen. Dit pakt je, door het fluisterende begin en de dynamiek in haar stem die soms lijkt over te slaan. Hopelijk is dat terug te horen op haar derde album. Dan blijft de toekomst nog steeds glanzend goud voor Macdonald.