Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Abraham Kuyper: bouwer of breker?

recensie: De zeven levens van Abraham Kuyper - Johan Snel & Abraham Kuyper: een biografie - Jeroen Koch

Het academisch jaar 2020/21 is het Kuyperjaar. 140 jaar geleden richtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit op en in 2020 was tevens zijn honderdste sterfdag. Onlangs verschenen ook twee boeken over de oud-premier. Wie was Abraham de geweldige?

Wie Abraham Kuyper (1837-1920) was, is ook na het lezen van twee boeken over hem lastig te zeggen. De vraag wát Kuyper was is eenvoudiger, hoewel het nog niet zo makkelijk is om volledig te zijn. Want Kuyper was vooral heel veel: oprichter van de eerste politieke partij (de ARP), oprichter van de VU, theoloog, predikant, premier, verantwoordelijk voor een kerkscheuring en oprichter en hoofdredacteur van dagblad De Standaard waarin hij dagelijks veel stukken schreef (hij was een alom gewaardeerd journalist).

Historicus Johan Snel heeft ervoor gekozen zijn boek De zeven levens van Abraham Kuyper op te delen in hoofdstukken die elk een rol van Kuypers leven behandelen (Kuyper de journalist, staatsman, wetenschappers, activist etc.). Snel, die aan het promoveren is op Kuypers visie op de journalistiek, beschikt door de digitalisering van oude kranten over meer door Kuyper geschreven artikelen dan eerdere biografen. Wellicht mede als gevolg daarvan weet Snel een heel ander beeld te schetsen van Kuyper dan tot nu toe gebruikelijk was.

De Kuyper van Snel is een heel kleurrijk figuur met idealen die vandaag de dag nog sympathiek in de oren klinken. Hij streed voor verbetering van het lot van het gewone volk, door Kuyper de kleine luyden genoemd (toen al een archaïsme). Hij was een radicale democraat en wilde het machtsmonopolie van de liberale elite – de mannen met dubbele namen, ‘de heren millioenairs’ zoals Kuyper ze noemde – breken. Zowel in de kerk als in de politiek.

Schoolstrijd

Het begon met de schoolstrijd, waarin Kuyper streed voor het recht op en gelijkstelling van bijzonder onderwijs. De orthodoxe protestanten wilden zich niet voegen naar het staatsonderwijs waar vanuit een soort algemeen liberaal christendom werd lesgegeven. Deze strijd verbond de (orthodoxe) protesten en katholieken (die eerder zo verdeeld waren) in hun strijd tegen de liberalen. Vrijheid van onderwijs moest ervoor zorgen dat katholieken katholiek onderwijs konden volgen en orthodoxe protestanten onderwijs dat op orthodox protestantse lees geschoeid was. Door het mobiliseren van de achterban slaagden zij daar uiteindelijk in.

De door hem opgerichte politiek partij (de eerste in Nederland) was met name voor die schoolstrijd in het leven geroepen. Voor wat traditionelere figureren binnen de partij zat hun taak er hiermee op. Niet voor Kuyper: de mobilisering van de achterban smaakte naar meer.

Door het zeer beperkte kiesrecht, waardoor alleen welgestelde heren mochten stemmen, was slechts een kleine bovenlaag van de maatschappij vertegenwoordigd in de Kamer. ARP’ers wisten wel in de Kamer te komen, maar hun achterban was in werkelijkheid veel groter dan het zetelaantal van de ARP deed vermoeden.

Kuyper, die zich eerder al hard had gemaakt voor democratisering binnen zijn kerk, wilde opnieuw de achterban gebruiken om de liberale macht te breken. Het algemeen kiesrecht was hiervoor een geijkt middel.

De ARP was verdeeld. Ook binnen zijn partij botste Kuyper met de mensen met dubbele namen. De aanvoerder van de tegenstanders was Alexander de Savornin Lohman. Uiteindelijk leidde het tot een breuk. De partij die Kuyper had opgericht viel uit elkaar: de groep rond Savornin Lohman ging verder in de Christelijk Historische Unie (samen zouden zij een halve eeuw later met de KVP fuseren tot het CDA).

Tweede Tachtigjarige Oorlog

Tot een breuk kwam het ook in de kerk. En ook daar zette Kuyper zich af tegen een liberale elite. Kuyper, begonnen als een modernist, had zich inmiddels ‘bekeerd’ tot de orthodoxie. De Hervormde Kerk, destijds de volkskerk van Nederland, ging volgens Kuyper aan vrijzinnigheid ten onder. De boel werd volgens hem slechts bij elkaar gehouden door onduidelijkheid over de leer. En als Kuyper ergens niet van hield, was het onduidelijkheid. In 1886 kwam het onder zijn leiding tot een kerkscheuring: hij en zijn volgelingen gingen verder als de Nederduitse Gereformeerde Kerk (die samen met de eerder afgescheiden Christelijke Gereformeerde Kerk samen ging en de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden).

Kuyper zag ook dit als een vrijheidsstrijd. Hij noemde het de tweede Tachtigjarige Oorlog. De Hervormde Kerk was nu wat Spanje en de Kerk van Rome toen waren. Kuyper hield van historische vergelijkingen en van grootspraak. Hij vergeleek zichzelf met Luther en Mozes.

Calvinisme als oorsprong van de democratie

De oorsprong van vrijheid en democratie ligt volgens Kuyper ook in de tijd van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog. In zijn lezingen over het calvinisme zet hij die leer in zes kernpunten uiteen: 1) geen enkele onderwerping van mens aan mens, 2) onderwerping van de mens aan God, 3) alle soevereiniteit bestaat bij de gratie Gods en wordt in toom gehouden door de soevereiniteit in eigen kring, 4) huismankiesrecht, 5) godsdienstvrijheid en 6) onderwijsvrijheid.

Het door hem verder uitgewerkte calvinisme, ook wel eens neocalvinisme genoemd, zette hij neer als een alternatief voor het liberalisme. Niet de Verlichting en de Franse Revolutie, maar de Reformatie enkele eeuwen eerder was de kraamkamer van de democratie. Kuyper voorzag hiermee het gereformeerde volksdeel van een ideologische basis.

Modern of anti-modern?

Een veel genuanceerder beeld van Kuyper komt naar voren in de biografie van Jeroen Koch. Ja, hij was een democraat, maar Koch benadrukt dat Kuyper daar lang ambivalent tegenover stond en het vooral uit opportunistische overwegingen was: het was slechts een middel dat goed van pas kwam om zijn doel(en) te bereiken.

Dat uiteindelijk doel van Kuyper was volgens Koch de herkerstening van Nederland. Het breken met de Hervormde Kerk ging niet om geloofsvrijheid, maar was een tijdelijk en noodzakelijk kwaad omdat de leiders binnen de Hervormde Kerk met hun modernistische ideeën de orthodoxie verkwanselden. Uiteindelijk moest heel Nederland weer op het pad van het ware geloof terugkeren. Evenzo verkwanselde de liberale politieke elite met hun modernistische ideeën de natie. Het mobiliseren van het volk gebeurde in eerste instantie omdat het volk in de ogen van Kuyper wars was van liberale en modernistische ideeën. Deze Kuyper valt nog het best te vergelijken met een hedendaagse aanhanger van de Moslimbroederschap.

Het beeld dat uit de biografie van Koch naar voren komt, is een Kuyper die zich vooral verzet tegen de moderniteit. Snel daarentegen, wijst erop dat Kuyper ondanks zijn bekering tot de orthodoxie, altijd deels de modernist is gebleven die hij in het begin van zijn leven was. En dat Kuyper uiteindelijk het calvinisme als politieke en levensbeschouwelijke visie, erg modern interpreteerde. Die moderne visie van zijn calvinisme bewoog hem tot oprechte inzet voor vrijheid, democratie en gelijkheid. Ondanks zijn verzet tegen de liberalen, was hij op sommige vlakken juist liberaler dan de liberalen.

Hoewel Kuyper veel heeft opgebouwd, heeft hij ook veel gebroken. Dat werd Kuyper in zijn tijd ook verweten, met name het feit dat hij de nationale volkskerk heeft gespleten (hoewel het aantal mensen dat hem volgde tot zijn teleurstelling beperkt bleef). Maar brak hij vanuit de overtuiging dat ieder zijn eigen geloof moest kunnen belijden of brak hij om uiteindelijk Nederland en de Hervormde Kerk weer samen op het rechte pad te brengen? Wie Snel leest, vermoedt eerder het eerste; wie Koch leest, het tweede.

Kuypers erfenis

Waar zowel Koch als Snel het over eens zijn, is dat de verzuiling waar Kuyper ontegenzeggelijk aan heeft bijgedragen nooit zijn bedoeling is geweest – zeker het sterk naar binnen gekeerde karakter van de gereformeerde zuil zal hij niet hebben voorgestaan. Kuyper zette zich niet af van de rest van het land, maar wilde het land veranderen.

Waar de verzuiling een onbedoeld gevolg is van Kuypers inzet, was hij juist op de doelen waar hij zich wel voor inzette niet altijd doorslaggevend. Uiteindelijk was niet Kuyper verantwoordelijk voor het doorvoeren van het algemeen kiesrecht. Op het sociale vlak had Kuyper de beste bedoelingen, maar hij slaagde er uiteindelijk niet of nauwelijks in het lot van de arbeiders en armen te verbeteren met concrete wetten.

Al met al is Kuyper een zeer fascinerende maar moeilijk te vatten figuur in een even zo fascinerende tijd in de Nederlandse geschiedenis. Kochs biografie geeft behalve een gedegen beeld van Kuyper ook een goed beeld van zijn tijd. Het boek van Snel dient meer als introductie, maar zijn kleurrijkere interpretatie van Kuyper maakt nieuwsgierig naar een volwaardige biografie van zijn hand. Wie weet komt dat er nog ooit van.

De zeven levens van Abraham Kuyper: portret van een ongrijpbaar staatsman        
Johan Snel
Prometheus
Prijs: € 25
400 bladzijden
ISBN 9789044645088
Sterren: 4
https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-zeven-levens-van-abraham-kuyper.html 

Abraham Kuyper: een biografie
Jeroen Koch
Boom
Prijs: € 44,90
676 bladzijden
ISBN 9789024434114
Sterren: 4
https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-213_Abraham-Kuyper 

Boeken / Non-fictie

Abraham Kuyper: bouwer of breker?

recensie: De zeven levens van Abraham Kuyper - Johan Snel & Abraham Kuyper: een biografie - Jeroen Koch

Het academisch jaar 2020/21 is het Kuyperjaar. 140 jaar geleden richtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit op en in 2020 was tevens zijn honderdste sterfdag. Onlangs verschenen ook twee boeken over de oud-premier. Wie was Abraham de geweldige?

Wie Abraham Kuyper (1837-1920) was, is ook na het lezen van twee boeken over hem lastig te zeggen. De vraag wát Kuyper was is eenvoudiger, hoewel het nog niet zo makkelijk is om volledig te zijn. Want Kuyper was vooral heel veel: oprichter van de eerste politieke partij (de ARP), oprichter van de VU, theoloog, predikant, premier, verantwoordelijk voor een kerkscheuring en oprichter en hoofdredacteur van dagblad De Standaard waarin hij dagelijks veel stukken schreef (hij was een alom gewaardeerd journalist).

Historicus Johan Snel heeft ervoor gekozen zijn boek De zeven levens van Abraham Kuyper op te delen in hoofdstukken die elk een rol van Kuypers leven behandelen (Kuyper de journalist, staatsman, wetenschappers, activist etc.). Snel, die aan het promoveren is op Kuypers visie op de journalistiek, beschikt door de digitalisering van oude kranten over meer door Kuyper geschreven artikelen dan eerdere biografen. Wellicht mede als gevolg daarvan weet Snel een heel ander beeld te schetsen van Kuyper dan tot nu toe gebruikelijk was.

De Kuyper van Snel is een heel kleurrijk figuur met idealen die vandaag de dag nog sympathiek in de oren klinken. Hij streed voor verbetering van het lot van het gewone volk, door Kuyper de kleine luyden genoemd (toen al een archaïsme). Hij was een radicale democraat en wilde het machtsmonopolie van de liberale elite – de mannen met dubbele namen, ‘de heren millioenairs’ zoals Kuyper ze noemde – breken. Zowel in de kerk als in de politiek.

Schoolstrijd

Het begon met de schoolstrijd, waarin Kuyper streed voor het recht op en gelijkstelling van bijzonder onderwijs. De orthodoxe protestanten wilden zich niet voegen naar het staatsonderwijs waar vanuit een soort algemeen liberaal christendom werd lesgegeven. Deze strijd verbond de (orthodoxe) protesten en katholieken (die eerder zo verdeeld waren) in hun strijd tegen de liberalen. Vrijheid van onderwijs moest ervoor zorgen dat katholieken katholiek onderwijs konden volgen en orthodoxe protestanten onderwijs dat op orthodox protestantse lees geschoeid was. Door het mobiliseren van de achterban slaagden zij daar uiteindelijk in.

De door hem opgerichte politiek partij (de eerste in Nederland) was met name voor die schoolstrijd in het leven geroepen. Voor wat traditionelere figureren binnen de partij zat hun taak er hiermee op. Niet voor Kuyper: de mobilisering van de achterban smaakte naar meer.

Door het zeer beperkte kiesrecht, waardoor alleen welgestelde heren mochten stemmen, was slechts een kleine bovenlaag van de maatschappij vertegenwoordigd in de Kamer. ARP’ers wisten wel in de Kamer te komen, maar hun achterban was in werkelijkheid veel groter dan het zetelaantal van de ARP deed vermoeden.

Kuyper, die zich eerder al hard had gemaakt voor democratisering binnen zijn kerk, wilde opnieuw de achterban gebruiken om de liberale macht te breken. Het algemeen kiesrecht was hiervoor een geijkt middel.

De ARP was verdeeld. Ook binnen zijn partij botste Kuyper met de mensen met dubbele namen. De aanvoerder van de tegenstanders was Alexander de Savornin Lohman. Uiteindelijk leidde het tot een breuk. De partij die Kuyper had opgericht viel uit elkaar: de groep rond Savornin Lohman ging verder in de Christelijk Historische Unie (samen zouden zij een halve eeuw later met de KVP fuseren tot het CDA).

Tweede Tachtigjarige Oorlog

Tot een breuk kwam het ook in de kerk. En ook daar zette Kuyper zich af tegen een liberale elite. Kuyper, begonnen als een modernist, had zich inmiddels ‘bekeerd’ tot de orthodoxie. De Hervormde Kerk, destijds de volkskerk van Nederland, ging volgens Kuyper aan vrijzinnigheid ten onder. De boel werd volgens hem slechts bij elkaar gehouden door onduidelijkheid over de leer. En als Kuyper ergens niet van hield, was het onduidelijkheid. In 1886 kwam het onder zijn leiding tot een kerkscheuring: hij en zijn volgelingen gingen verder als de Nederduitse Gereformeerde Kerk (die samen met de eerder afgescheiden Christelijke Gereformeerde Kerk samen ging en de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden).

Kuyper zag ook dit als een vrijheidsstrijd. Hij noemde het de tweede Tachtigjarige Oorlog. De Hervormde Kerk was nu wat Spanje en de Kerk van Rome toen waren. Kuyper hield van historische vergelijkingen en van grootspraak. Hij vergeleek zichzelf met Luther en Mozes.

Calvinisme als oorsprong van de democratie

De oorsprong van vrijheid en democratie ligt volgens Kuyper ook in de tijd van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog. In zijn lezingen over het calvinisme zet hij die leer in zes kernpunten uiteen: 1) geen enkele onderwerping van mens aan mens, 2) onderwerping van de mens aan God, 3) alle soevereiniteit bestaat bij de gratie Gods en wordt in toom gehouden door de soevereiniteit in eigen kring, 4) huismankiesrecht, 5) godsdienstvrijheid en 6) onderwijsvrijheid.

Het door hem verder uitgewerkte calvinisme, ook wel eens neocalvinisme genoemd, zette hij neer als een alternatief voor het liberalisme. Niet de Verlichting en de Franse Revolutie, maar de Reformatie enkele eeuwen eerder was de kraamkamer van de democratie. Kuyper voorzag hiermee het gereformeerde volksdeel van een ideologische basis.

Modern of anti-modern?

Een veel genuanceerder beeld van Kuyper komt naar voren in de biografie van Jeroen Koch. Ja, hij was een democraat, maar Koch benadrukt dat Kuyper daar lang ambivalent tegenover stond en het vooral uit opportunistische overwegingen was: het was slechts een middel dat goed van pas kwam om zijn doel(en) te bereiken.

Dat uiteindelijk doel van Kuyper was volgens Koch de herkerstening van Nederland. Het breken met de Hervormde Kerk ging niet om geloofsvrijheid, maar was een tijdelijk en noodzakelijk kwaad omdat de leiders binnen de Hervormde Kerk met hun modernistische ideeën de orthodoxie verkwanselden. Uiteindelijk moest heel Nederland weer op het pad van het ware geloof terugkeren. Evenzo verkwanselde de liberale politieke elite met hun modernistische ideeën de natie. Het mobiliseren van het volk gebeurde in eerste instantie omdat het volk in de ogen van Kuyper wars was van liberale en modernistische ideeën. Deze Kuyper valt nog het best te vergelijken met een hedendaagse aanhanger van de Moslimbroederschap.

Het beeld dat uit de biografie van Koch naar voren komt, is een Kuyper die zich vooral verzet tegen de moderniteit. Snel daarentegen, wijst erop dat Kuyper ondanks zijn bekering tot de orthodoxie, altijd deels de modernist is gebleven die hij in het begin van zijn leven was. En dat Kuyper uiteindelijk het calvinisme als politieke en levensbeschouwelijke visie, erg modern interpreteerde. Die moderne visie van zijn calvinisme bewoog hem tot oprechte inzet voor vrijheid, democratie en gelijkheid. Ondanks zijn verzet tegen de liberalen, was hij op sommige vlakken juist liberaler dan de liberalen.

Hoewel Kuyper veel heeft opgebouwd, heeft hij ook veel gebroken. Dat werd Kuyper in zijn tijd ook verweten, met name het feit dat hij de nationale volkskerk heeft gespleten (hoewel het aantal mensen dat hem volgde tot zijn teleurstelling beperkt bleef). Maar brak hij vanuit de overtuiging dat ieder zijn eigen geloof moest kunnen belijden of brak hij om uiteindelijk Nederland en de Hervormde Kerk weer samen op het rechte pad te brengen? Wie Snel leest, vermoedt eerder het eerste; wie Koch leest, het tweede.

Kuypers erfenis

Waar zowel Koch als Snel het over eens zijn, is dat de verzuiling waar Kuyper ontegenzeggelijk aan heeft bijgedragen nooit zijn bedoeling is geweest – zeker het sterk naar binnen gekeerde karakter van de gereformeerde zuil zal hij niet hebben voorgestaan. Kuyper zette zich niet af van de rest van het land, maar wilde het land veranderen.

Waar de verzuiling een onbedoeld gevolg is van Kuypers inzet, was hij juist op de doelen waar hij zich wel voor inzette niet altijd doorslaggevend. Uiteindelijk was niet Kuyper verantwoordelijk voor het doorvoeren van het algemeen kiesrecht. Op het sociale vlak had Kuyper de beste bedoelingen, maar hij slaagde er uiteindelijk niet of nauwelijks in het lot van de arbeiders en armen te verbeteren met concrete wetten.

Al met al is Kuyper een zeer fascinerende maar moeilijk te vatten figuur in een even zo fascinerende tijd in de Nederlandse geschiedenis. Kochs biografie geeft behalve een gedegen beeld van Kuyper ook een goed beeld van zijn tijd. Het boek van Snel dient meer als introductie, maar zijn kleurrijkere interpretatie van Kuyper maakt nieuwsgierig naar een volwaardige biografie van zijn hand. Wie weet komt dat er nog ooit van.

De zeven levens van Abraham Kuyper: portret van een ongrijpbaar staatsman        
Johan Snel
Prometheus
Prijs: € 25
400 bladzijden
ISBN 9789044645088
Sterren: 4
https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-zeven-levens-van-abraham-kuyper.html 

Abraham Kuyper: een biografie
Jeroen Koch
Boom
Prijs: € 44,90
676 bladzijden
ISBN 9789024434114
Sterren: 4
https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-213_Abraham-Kuyper 

Boeken / Non-fictie

Een dappere geschiedvertelling

recensie: De geschiedenis van mijn seksualiteit - Sofie Lakmaker

Open, onbevreesd en intiem: dát kenmerkt het debuut De geschiedenis van mijn seksualiteit van Sofie Lakmaker, dat gaat over haar coming out als lesbiënne. Met een grote mond, maar met een klein hartje raast ze door herinneringen heen die haar hebben gevormd op haar queeste. Een beminnelijke schrijfster, die je inpakt met haar stilistische vernuft.

Ongeveinsde dapperheid

Vol ongeveinsde dapperheid begint Sofie Lakmaker aan haar verhaal: “[…] ik ben gewoon iemand die heel graag vrouwen penetreert […].” En op die koers vaart haar openhartige debuutroman De geschiedenis van mijn seksualiteit voort. Het boek leest als één lange filosofische overpeinzing over de personen die komen en gingen – en soms zelf bleven – in haar leven en dat gaat gepaard met een flinke dosis zelfspot, frustratie en zo nu en dan een vlaag pure stoerdoenerij.

Met de titel De geschiedenis van mijn seksualiteit is geen woord teveel gezegd: in haar eerste boek is Lakmaker zelf onderwerp van (eigen) studie. Voor dit boek keert ze zichzelf binnenstebuiten. Behoorlijk persoonlijke dingen, zoals haar ontmaagding en haar ontmaagder (?), blijven niet onbesproken. Het is alsof ze op de troon van Oprah is gekropen en op een gewiekste wijze alle veel te gevoelige zaken uit zichzelf heeft getrokken en heeft opgetekend. Daarmee wint ze meteen de waardering van haar lezer. Het is haast een uitnodigend gebaar, waarmee ze lijkt te willen zeggen dat ze geen geheimen voor haar lezers heeft. Die geheimen zijn allemaal stukjes van haarzelf, die aan elkaar gelijmd zijn en worden gepresenteerd als een volwaardige roman.

Het boek heeft een blog-achtige lading, waarin haar ervaring als columniste voor De Groene Amsterdammer en Linda.meiden naar voren komt. Ze heeft een goed oog voor de details in haar omgeving en doet hiervan vervolgens een opmerkelijk verslag in de vorm van een grappige anekdote, die lang blijft spoken in je hoofd. Het heeft aan de ene kant ook iets rommeligs en het doet enigszins onaf aan. Het is immers geen chronologisch verhaal dat ze ten gehore geeft, zoals ze zelf al aangeeft, maar het is een fragmentarisch verhaal. Iedere anekdote die passeert, draagt herkenbare, terugkerende elementen in zich: humor gekoppeld aan mensen ‘roasten’ (afzeiken) ondersteund met aan de lezer gerichte zinnen als ‘Snap je?’ en ‘Weet je wel?’. Deze laatste vragen, die nogal als ‘cool’ overkomen, worden naar het einde van het verhaal toe haast ondragelijk vanwege de eindeloze herhaling ervan.

Filosofe aan het woord

Wat zeker niet ondragelijk wordt, is haar vermogen op humoristische wijze te reflecteren op situaties die voor iedereen herkenbaar zijn. Zoals het ‘feit’ dat mensen in de universiteitsbibliotheek niet komen om te werken, maar om te flaneren met een koffie in de hand (denkend aan al het scriptiewerk dat later verzet gaat worden). Ook weet Lakmaker net die woorden uit de kiezen, waardoor je hardop moet schaterlachen. Zo beschrijft ze menigmaal een studiereis, zoals de studiereis in Kalingrad, waar ze met haar studiegenoten eindigde voor een verkeerd gebouw: “Je voelt dan gewoon hoe dat gebouw zijn lachen inhoudt.” Overigens heeft Lakmaker genoeg levenslessen voor haar lezers, vooral als het over de liefde gaat, want dáár draait dit boek ook grotendeels om.

Neem nu haar advies om te checken of je echt, maar dan ook écht verliefd bent: “Dat is ook een manier om te controleren of je last hebt van hevige verliefdheid: je bent opeens al je ideeën kwijt.” Deze levenslessen worden afgewisseld met rake observaties over seks, maar dan wel overgoten met een ‘filosofisch sausje’: “In feite is seks net zoiets als een waterleiding: heel vervelend als je er gedoe mee hebt, en je kunt ook eigenlijk niet zonder. Maar dat betekent niet dat het hele leven om waterleidingen draait.” Vervolgens legt ze, als de filosofe die in haar huist, een verband tussen mensen die zich bezighouden met verbanden waar de rest van de wereld het nog niet over eens is en met eenzaamheid en depressie.

Soms raakt ze ook zo verwikkeld in een discussie met andere mensen uit haar leven die hier dienst doen als personages, dat Lakmaker allemaal zijpaden inslaat en het zo voor elkaar weet te krijgen om verwijzingen naar de literatuur te verweven in haar eigen boek. Door de intertekstuele verwijzingen naar David Copperfield, J.D. Salinger, Simone de Beauvoir, Arnon Grunberg, Frida en nog een handjevol (woord)kunstenaars, krijg je goed in de gaten dat Lakmaker zich voorheen al heeft ingespannen om zelf een ‘Grote’ te worden.

Die kans wordt haar nu geboden door haar halfbroer, Daniël van der Meer, die samen met Toine Donk in 2011 uitgeverij Das Mag oprichtte. Zij twee hebben Lakmaker naar eigen zeggen lang lastig gevallen om haar verhaal te delen met de wereld in de vorm van een boek, terwijl Lakmaker zelf nogal sceptisch was over hun idee om ‘de reis’ die zij maakte als achttienjarige in boekvorm de wereld in te brengen: “Weet je wat ze almaar zeiden, over die reis die ik maakte toen ik achttien jaar oud was? ‘Hier zit een roman in.’ Het is niet zo vriendelijk om te zeggen, maar bij mijn uitgeverij zeggen ze dat ongeveer bij alles.” Dit soort passages doen vermoeden dat Das Mag een ongeredigeerde Lakmaker aan het woord laat, precies zoals ze door het leven banjert: steevast lak hebben aan alles en iedereen.

Ontiegelijke schijt of pure stoerdoenerij?

Het feit dat Lakmaker zo’n ontiegelijke schijt heeft aan alles, maakt van haar een sterke protagonist. Aan de andere kant lijkt ze ook een persoon te zijn die maar weinig kan dulden. Kom niet bij Lakmaker aanzetten met een verhaal van even grote lengte als dat van haar zelf; het gezeik van anderen kan ze maar in zeer kleine mate tot zich nemen. Daardoor plaatst ze zich – onbedoeld – boven anderen. Toch is het niet alleen pure stoerdoenerij die haar van het hart moet: Lakmaker laat ook inzien hoe ontzettend kwetsbaar ze is. Al meer dan eens bleek dat anderen ook geen blad voor de mond namen: zo namen enkele personen haar fysieke veranderingen kritisch onder de loep. Dat ze haar lange, blonde lokken verwisselde voor een kortgewiekt hoofd, benadrukte voor sommigen dat ze ‘aantoonbaar lesbisch’ is geworden. Op zulke momenten komt – pas op, dit is misschien too much information voor je – bij Lakmaker de diarree naar boven gekropen en krijgt ze moeite met slikken.

Waar je als lezer moeite met slikken van krijgt, is het droevige einde van dit boek. In het laatste, derde deel van het boek ‘Elias Welverloren’, vertelt Lakmaker over de ziekte en het verlies van haar moeder. Op het moment van lezen, realiseer je je dat zo’n ingrijpende gebeurtenis iedereen boos en verdrietig achterlaat en dat dát misschien het overheersende gevoel was toen Lakmaker alle voorgaande hoofdstukken schreef. Dit maakt de betrokken lezer nieuwsgierig: is dit één groot, hetzij chaotisch gestructureerd verhaal waarin Lakmaker alles als een razende millennial in één keer van zich heeft afgeschreven of wordt zij dadelijk de ‘Grote’ die ze wil zijn en waarvan anderen denken dat ze het kan worden?

Wat de uitkomst ook mag zijn, Lakmaker heeft bewezen dat ze stilistisch scherp uit de hoek kan komen en genoeg heeft om een boek te vullen. De vraag is nu of ze ook een gelaagd boek kan schrijven dat niet gegrondvest is op autobiografische gronden (al maakt het boek je hongerig naar het vervolg: lukt het haar om meer te gaan leven als jongen en minder als meisje, zoals ze zich voorneemt?). Het is te hopen dat Lakmaker naast het bakken van pizza’s, een tweede hobby heeft gevonden in het schrijven.

Kunst / Expo binnenland

VOOR GROOT EN KLEIN

recensie: Breekbaar - Fragile

Terwijl in coronatijd heel wat musea komen met virtuele tentoonstellingen, rondleidingen, lezingen en wat dies meer zij, is er altijd al zoiets geweest als buitenkunst. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld vitrines in de Sint Antoniebreestraat, de Nieuwmarktbuurt. Speciaal voor de dertig vitrines op de pilaren van de arcade en op de muren aan beide zijden van de straat, maakte kunstenaar Carl van Hees dertig maskers van poeder- en granulaatglas.

Carl van Hees (1964, Willemstad, Curaçao) is van vele markten thuis. Behalve een opleiding op het gebied van glas, bij Toots Zynsky, volgde hij ook workshops als pottenbakker en studeerde aan de toenmalige Academie voor Beeldende Kunsten Sint-Joost (illustratie) en aan de Gerrit Rietveld Academie (mode). Toch is hij vooral als glaskunstenaar bekend geworden. Niet van glas als gebruiksvoorwerp, maar van glaskunst als doel op zich.

Rogier F. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Glaskorrels en -poeder

Bij maskers denk je meteen aan de al dan niet medische mond- en neusmaskers die het gesprek van de dag zijn. Je vergeet echter gemakkelijk dat ze in de (volks)kunst zo oud zijn als de weg naar Rome, en zo actueel als de dag van vandaag. Je komt ze evengoed tegen in musea van volkenkunde als op de Biënnale in Venetië en de Documenta in Kassel.

Maar zijn het wel maskers, die Van Hees maakte? Zijn het niet eerder abstracties van gezichten? Portretten van mensen die Van Hees kent. Qua uitvoering doen ze denken aan zowel oude Afrikaanse maskers als aan het abstracte werk van bijvoorbeeld Arp en Miró. Inhoudelijk dan, want in technische zin heeft hij het proces helemaal zelf moeten uitvinden.

De techniek die hij gebruikt is een combinatie van het versmelten van glaskorrels (fusing) en het maken van pasta van fijngemalen glaspoeder (pâte de verre). Daarin is zijn werk(wijze) uniek. Op YouTube is er een filmpje over terug te vinden. Bovendien is er een boek verschenen met foto’s van de maskers en daarbij dertig zwart-witfoto’s. Die zetten je op een spoor, want elk masker verwijst naar een bepaalde pose van een gezicht dat de fotograaf ving.

Groot en klein

Toots Z. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Het is leuk om met kinderen langs de maskers te lopen en ze hun vrije fantasie erop los kunnen laten gaan. Of, als ze dat nog niet kunnen, de kleuren te laten benoemen: blauw, rood, grijs, oranje. Grijs, rood en zwart.

Misschien komt het kind wel een ander kindje tegen: een kindergezichtje met een rode neus als van een clown. Zoals een volwassene opeens Simenon tegen het lijf lijkt te lopen, met zijn pijp in de mond. Of De Schreeuw van Munch in de omlijsting van een hart. Of het gezicht in de vorm van de klankbeker van een saxofoon. De ene keer als een geheel, een andere keer opgebouwd als uit losse elementen. Semi-abstract, zoals dat ene, qua vorm afwijkende vierkant, maar allemaal even raak, fantasievol en kleurrijk.

Je zou de maskers aan willen raken, daar vragen ze eigenlijk een beetje om, maar het is een troost te weten dat dit enerzijds in een museum of galerie meestal óók niet kan en anderzijds dat het wel heel fijn is, zo’n laagdrempelige tentoonstelling. Zomaar op straat, langs de weg. Voor groot en klein om er langs te slenteren en je eigen fantasie op los te laten.

Boeken / Non-fictie

Feminisme andermaal

recensie: Pauline Harmange – Mannen, ik haat ze

Pauline Harmange opent met haar pamflet Mannen, ik haat ze de deur voor een nieuw feminisme. Daarbij is ze provocerend en bloedserieus.

Toen ene Ralph Zurmély – man en werknemer bij het Franse ministerie voor Seksegelijkheid, Diversiteit en Gelijke Kansen –  de titel van Harmanges pamflet zag dacht hij: ‘daar moet ik een stokje voor steken.’ Door zijn dreigement om het te verbieden werd het boekje in één klap razend populair. Alleen in Frankrijk zijn al meer dan 20 duizend exemplaren verkocht en vertaling na vertaling volgt. Zo ook in Nederland: uitgeverij Atlas Contact vertaalde de titel Mois les hommes, je les déteste naar Mannen, ik haat ze, en voegde op het omslag een groot, geel kruis toe dat op de Franse en Engelse varianten ontbreekt.

Misandrie

Feministen wordt veelvuldig verweten dat zij ‘mannenhaters’ zijn. Met een mooi woord: misandrie. Wanneer een vrouw anderen wijst op het feit dat vrouwen nog altijd het grootste deel van de huishoudelijke werkzaamheden op zich nemen: mannenhater. Wanneer een vrouw begint over de ongelijke verdeling tussen het aantal mannen en vrouwen in de Tweede Kamer of de top van het bedrijfsleven: mannenhater. Op die manier wordt het debat weggevoerd van de inhoud en wordt de nadruk gelegd op de vrouw die klaagt. Dat moet stoppen, zo stelt Harmange. Wat zou er gebeuren als we het omdraaien? Als vrouwen zich niet meer gaan verdedigen tegen deze aanklacht? Als vrouwen stoppen met uitleggen waarom ze mannen niet haten, maar dat het gaat om veel meer dan die individuele man, die toch best prima is? Dat het gaat over de brede onderliggende structuren en vooronderstellingen?

Misschien is het verwijt van misandrie wel dé oplossing voor het probleem waar het feminisme vandaag de dag mee wordt geconfronteerd. Laten we mannen gaan haten, als vrouw heb je er genoeg reden toe. Welke dan? Nou, zegt Harmange, kijk maar naar de cijfers van seksueel geweld tegen vrouwen in de westerse ‘beschaafde’ landen. Gemiddeld de helft van alle vrouwen heeft ooit met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken gehad (tegenover 13 procent van alle mannen). Meer dan één op de tien vrouwen in Nederland is ooit verkracht. Zolang daarover beginnen je het label ‘feminist’ als zijnde een scheldwoord oplevert, is het kennelijk nodig om verder te gaan, om niet met voorzichtige aanklachten te komen maar om mannen en hun mannelijkheid te haten. Volgens Harmange moeten vrouwen daarin radicaal zijn: de man is de vijand. Natuurlijk zijn er ook ‘goede’ mannen, maar het gaat om het bredere verhaal dat we onszelf en onze zoons en dochters blijven vertellen. Mannen die luisteren en een deel van het huishouden op zich nemen voldoen namelijk helemaal niet aan de norm van mannelijkheid.

Mannelijkheid onderdrukt

Het mag duidelijk zijn waar Harmange op doelt wanneer ze spreekt over ‘mannen’: de gesocialiseerde man. Het beeld van de man als krachtige, rationele, rustige leider tegenover het beeld van de vrouw als zwakke, emotionele, theatrale wezens die sturing nodig hebben. De beroemde filosoof en feminist Simone de Beauvoir zei het al, maar kennelijk behoeft haar boodschap herhaling: sekse is geen biologisch feit, maar een sociaal construct. Wat ‘de man’ of ‘de vrouw’ is bepaalt de maatschappij. We voeden jongetjes op met agressie en meisjes met passiviteit. Zolang dat gebeurt, zijn we niet vrij en zeker niet gelijk. Ook de man is in zijn ontwikkeling en bestaan onderhevig aan dit discours. ‘Pas als we mannelijkheid afschaffen, kunnen ook mannen betere mensen worden’ (Harmange in een interview met Trouw 27-2-2021).

In Nederland wordt vaak gedacht dat praten over emancipatie ouderwets is, we zijn toch al gelijk? Toch staat Nederland op de 38e plek op de ranglijst van landen als het gaat over gelijkheid tussen man en vrouw. Er zit dus nog veel ruimte voor verbetering. Alleen het lastige is: zolang we niet zien hoe kwalijk onze huidige man-/vrouwbeelden zijn komt die verandering niet. Een aantal voorbeelden dan: een vrouw die besluit dat zij abortus wil krijgt te maken met een verplichte bedenktijd van 5 dagen. Waarom? Is een vrouw niet evengoed een autonoom subject dat voor zichzelf kan bepalen of zij een medische ingreep behoeft? Voor geen enkele andere medische ingreep bestaat zo’n bedenktijd. En waarom worden anticonceptiemiddelen zoals de pil en het spiraaltje tot 21 jaar wel vergoed en condooms niet? Is het voorkomen van een zwangerschap de verantwoordelijkheid van het meisje? Ook het feit dat de Nederlandse vrouw 16 weken zwangerschapsverlof krijgt en haar man maximaal 6 weken (waarvan 5 weken maar 70% vergoed) zegt iets over wat wij verstaan onder moeder- en vaderschap. Kan dat ook anders? Jazeker, kijk maar naar Zweden. Daar krijgen ouders samen 480 betaalde dagen die ze onderling mogen verdelen. En in Canada is abortus legaal (waar het in Nederland nog in het Wetboek van Strafrecht staat).

Zusters

Volgens Harmange kan misandrie zorgen voor een nieuwe verbondenheid tussen vrouwen, die ook, je raadt het al, door de man verloren is gegaan. In hun drang om de man te behagen is de vrouw de andere vrouwen als concurrent gaan zien. In een soort verdeel en heers blijft de man de norm omdat de vrouw versplinterd is in haar drang de man te behagen. ‘Solidariteit onder vrouwen is nooit onbenullig, maar altijd politiek.’ Als vrouwen samen zouden komen kunnen ze een ruimte creëren waarin ze ‘de belangen van mannen niet dienen’. Zo kunnen ze elkaar liefhebben en samen zorgen voor de bevrijding van de vrouw. Zoals Marx zei: ‘proletariërs aller landen, verenigt u.’ Zo zegt Harmange: ‘vrouwen, laten we ons verenigen, onze gezamenlijke kracht wordt geducht en gevreesd.’

Waarom mannenhaat (misandrie) om vrouwenhaat (misogynie) te bestrijden? Is dat niet net zo erg? Nee, zegt Harmange. Misandrie is haat van een andere orde. Het is haat die geen slachtoffers eist. Niemand wordt verwond of verkracht. Niemand wordt belet zijn droombaan na te jagen of de kleren te dragen die hij wil. De enige die zulke beperkingen kan opleggen is een man, niet een vrouw die mannen haat. De misandrie is koel, vanaf een afstand. Dusdanig dat vrouwen niet meer, maar juist minder aandacht hebben voor de man. Dit is nodig, ‘zolang er misogyne mannen zijn, zolang er mannen zijn die de andere kant opkijken en zolang de maatschappij vrouwenhaters tolereert en aanmoedigt’. Zolang een president kan zeggen ‘grab ‘em by the pussy’ en wij dit niet veroordelen maar het wegzetten als een grap die moet kunnen, bevestigen we dat je als vrouw nog altijd niet veilig bent.

Harmanges invalshoek is verfrissend en tegendraads. Ze schrijft met Mannen, ik haat ze een ongelofelijk vurig, scherp en provocerend pamflet dat zomaar eens een nieuw feminisme kan aanwakkeren. Een feminisme dat niet zoekt naar verbinding, dat niet akkoord gaat met vrouwenquota die bevestigen dat de man de norm is, maar een feminisme dat zoekt naar vrijheid van onderdrukking. Vrijheid die alleen maar verkregen kan worden door een volledige distantie van mannelijkheid als eerste stap. Vanuit daar kan een volledige herwaardering van wat wij verstaan onder ‘man’, ‘vrouw’ en ‘gelijkheid’ ontstaan.

Boeken / Non-fictie

Groepsgevoel bindt en verblindt

recensie: Jonathan Haidt – Het rechtvaardigheidsgevoel - Vert. Karl van Klaveren en Indra Nathoe

Waarom zijn conservatieven en progressieven zo verdeeld en waarom is iedereen overtuigd van zijn eigen gelijk? In Het rechtvaardigheidsgevoel onderzoekt Jonathan Haidt de aard van het morele oordelen.

Het rechtvaardigheidsgevoel werd al meerdere malen bejubeld als een boek dat hard nodig is in het licht van politieke verdeeldheid en florerende complottheorieën. Het belangrijkste punt: blind geloof in het eigen gelijk komt voort uit evolutionair verklaarbare overlevingsmechanismen. Het besef dat niemand hieraan ontkomt, of je nu links of rechts stemt, zou een eerste stap richting depolarisatie zijn. Hoe waterdicht is Haidts verhaal?

De olifant en de berijder

Het rechtvaardigheidsgevoel verscheen al in 2012 als The righteous mind. Het is verdeeld in drie delen en steunt op een aantal metaforen voor menselijk functioneren. De eerste is die van een olifant en zijn berijder, die de intuïtie en de rede representeren. Morele intuïties zijn gebaseerd op de wens om iets te mijden of te naderen ten behoeve van overleven, zegt Haidt. Dingen die walging oproepen, zoals het eten van hondenvlees, keuren we moreel af. Om die afkeuring kracht bij te zetten verzinnen we er een verhaal bij, dat honden te intelligent zijn bijvoorbeeld, of dat ze ziekten bij zich kunnen dragen, maar eigenlijk keurden we het al af voordat we hierover nadachten.

Iemands politieke voorkeur hangt vooral af van de ‘receptoren’ die hij gebruikt, als een tong met verschillende smaakreceptoren. Vind je loyaliteit bijvoorbeeld een belangrijk fundament, dan reageer je op de ‘adaptieve uitdaging van het vormen en onderhouden van coalities’. Een sterke visie op eerlijkheid en bedrog komt weer voort uit het willen tegengaan van uitbuiting.

Groepsgevoel

Onze overlevingsstrategieën zijn niet alleen gericht op onszelf. Volgens de psycholoog zijn mensen voor 90% te vergelijken met egoïstische chimpansees, maar gedragen ze zich daarnaast voor 10% als bijen. Ze zijn namelijk ook heel bedreven in grootschalig organiseren en samenwerken.

Een belangrijke bijdrage van Haidt is zijn herintroductie van een verdrongen nuance uit Darwins theorie van natuurlijke selectie. Die manifesteert zich namelijk niet alleen tussen individuen, maar ook op groepsniveau. De implicatie hiervan is dat ons vermogen tot groepsvorming zowel verbindt als verblindt. Polarisatie is volgens de auteur geen product van individualisme, maar juist van deze groepsvorming: we beschermen de belangen van onze groep, maar creëren daarbij blinde vlekken voor de belangen van andere groepen.

Interpretatie

Haidts verhaal leest zelf ook als een intuïtieve woordenstroom en daar maakt hij dan ook geen geheim van. Wat je leest is de weg die hij zelf binnen de academische wereld heeft afgelegd en wat hij daarbij ontdekte. Hierbij gebruikt hij talloze voorbeelden uit de psychologie, maar verzaakt daarbij de interpretatieve aard van de bevindingen te benoemen. Conclusies uit psychologisch onderzoek zijn interpretaties gegoten in een verhaal, maar Haidt presenteert ze iets te veel als empirisch verkregen waarheden. Zo wordt het bestaan van de een bevestigingsbias ‘aangetoond’ aan de hand van een studie met cijferreeksen. Het is nogal een sprong van cijfers naar morele overtuigingen, die toch meer conceptuele complexiteit moeten bevatten.

Haidts uitspraken zijn vaak generaliserend en overmatig relativerend: hij is niet geïnteresseerd in de verschillen tussen individuen of gradaties van ontwikkeling van culturen. Ondanks alles is Het rechtvaardigheidsgevoel een belangrijke publicatie. Haidt laat zien dat het een bedwelmende illusie is dat of links, óf rechts gelijk zou moeten kunnen krijgen door moreel te redeneren. Hij pleit voor meer bescheidenheid, pluralisme en begrip voor het streven van anderen, en sluit daarmee mooi aan op de behoefte aan verbinding.

Boeken / Fictie

Van een tijdloze schoonheid

recensie: Het onzichtbare leven van Addie LaRue - V.E. Schwab

Welke krachten zou jij willen hebben als je een superheld zou zijn? De meeste mensen wedijveren tussen de volgende opties: kunnen vliegen óf onzichtbaar zijn. Schrijfster V.E. Schwab maakt met haar nieuwe young adult Het onzichtbare leven van Addie LaRue duidelijk dat deze laatste mogelijkheid pure horror is. Het is een van die boeken die je qua plot en verteltrant kunt vergelijken met de ‘groten’ onder de YA’s: Harry Potter, Twilight en The Hunger Games.

Zoveelste vampierenromance?

Als je begint aan de dikke pil die Het onzichtbare leven van Addie LaRue is, dan weet je nog niet meteen waar je aan toe bent. Het is 29 juli 1714 en de 23-jarige Addie LaRue rent voor haar leven. Wie is toch die duivel die haar op de hielen zit? Vervolgens ontwaakt dit meisje in New York, in het jaar 2014… De eerste gedachte die door je heen schiet, zou de volgende kunnen zijn: is dit de zoveelste roman over vampiers? Het blijkt echter te draaien om een vernieuwend concept: Adeline (ze prefereert zelf ‘Addie’) LaRue wordt in 1691 geboren in het Franse dorp Villon-sur-Sarthe en verveelt zich daar stierlijk. Ze wil niets liever dan reizen over de hele wereld. Als haar ouders haar uithuwelijken aan een weduwnaar met een grote schare aan moederloze kinderen, bidt ze tot de Goden die haar oude buurvrouw Estele Magritte aanhangt. Tot haar vreugde – die van korte duur zal zijn – wordt er gehoor gegeven aan haar wens: “Ik wil niet aan iemand anders toebehoren.” In ruil voor deze vrijheid, belooft ze haar ziel te geven aan deze duivelachtige God, als ze deze niet meer hoeft.

Be careful what you wish for

Al snel blijkt haar wens een grote vloek te zijn. Geen enkele persoon die ze ooit heeft gekend, weet nog wie ze is. Van de ene op de andere dag verliest ze alles. Iedere keer als ze een nieuwe persoon ontmoet, een nieuwe geliefde, vergeet dit wezen haar bestaan. Op deze manier is het onmogelijk voor Addie om zich aan een ander te kunnen binden. Toch kent haar onzichtbare bestaan ook voordelen: Addie leert zichzelf de kunst van het stelen aan en komt na ieder conflict ongeschonden uit de strijd, omdat niemand haar aanwezigheid opmerkt. Hoewel ze jaren, decennia, zelfs eeuwen de tijd heeft om te reizen, te ervaren en te leven, blijft de God die haar wens accepteerde, haar achterna zitten. Om de zoveel jaren komt deze God, die zijn uiterlijk heeft gemodelleerd naar een schets van Adeline en de naam Luc heeft aangenomen, haar teisteren en dwingt haar om haar ziel aan hem te overhandigen. Iedere keer weet Addie hem af slaan, maar na iedere ontmoeting met haar kwelgeest, begint ze zich holler te voelen.

“Ik herinner me je”

En plots verdwijnt dat lege gevoel op een dag die lijkt op alle voorgaande dagen. Op 13 maart stapt ze een boekwinkel binnen, waar ze eerder een Griekse versie van de Odysseus heeft ontvreemd en ze vraagt aan de boekverkoper, Henry Strauss, of ze het boek kan omwisselen voor een ander boek. De jonge verkoper met zijn hoofd vol zwarte krullen en groene ogen (wat van hem haast een exacte kopie van Luc maakt) is met stomheid geslagen: hij heeft het meisje pas geleden betrapt op het stelen van dat boek en ze is ook nog zo brutaal om het te komen inwisselen tegen een ander? Na deze blik van herkenning, begint het in Addie’s hoofd te duizelen. Niemand heeft haar gezicht in de afgelopen driehonderd jaar langer dan enkele uren weten te onthouden… Als Henry de woorden “Ik herinner me je” uitspreekt, betekent dit dan ook het startpunt voor een nieuw leven met nieuwe kansen. Henry en Addie tuimelen in een liefdesromance. Hun onvoorwaardelijke liefde kunnen ze echter met niemand delen, aangezien iedereen vergeet dat Addie bestaat. Dat kan het verliefde stel niet deren. Iemand die zich wel verkneukelt aan de prille liefde, is Luc. Het is echter voor deze wrede God een kwestie van tijd, voordat hij Addie’s ziel kan claimen. Henry verbergt namelijk een geheim dat hem en Addie voorgoed zal scheiden…

Ontelbare pluspunten

Er zijn ontelbare zaken die dit boek zo fantastisch maken. Om te beginnen het plot: het idee is niet alleen compleet nieuw, maar het verhaal is ook heel spannend. Je vraagt je continu af hoe het zal eindigen met Addie; verliest ze haar ziel of gaat ze nog drie eeuwen tegemoet? En is de liefde tussen Addie en Henry gedoemd om te mislukken? Tot aan de laatste pagina blijf je geboeid. Dat komt ook door de afwisseling in historische periodes. Van de Franse Revolutie tot aan de Eerste- en Tweede Wereldoorlog: via de ogen van Addie maken we alles mee. Iedere keer verras je je weer over haar moed en kracht om zich door al die eenzame jaren heen te slaan en het biedt een verrassende kijk op periodes, die we allemaal uit de schoolboeken kennen. Ook is het boek opgedeeld in zeven delen, die allemaal beginnen met een verwijzing naar een kunstwerk, dat te maken heeft (gehad) met Addie. Voor menig kunstenaar heeft ze gediend als muze en is ze vereeuwigd in de kunst (haar enige voetafdruk op de aarde). Daarnaast is de schrijfstijl sierlijk te noemen en de prachtige beschrijvingen loodsen je door de pagina’s heen:

“Dat is het punt met leven in het heden, en alleen in het heden: het is een zin die 

 eindeloos doorgaat. En Henry was de volmaakte pauze in het verhaal. Een kans om 

op adem te komen. Ze weet niet of het liefde was of slechts een kort respijt. Of 

tevredenheid zich kan meten met hartstocht, of warmte ooit zo sterk zal zijn als hitte.”

Dit soort zinnen blijven je gedurende het boek aantrekken. Tot slot is het Schwab gelukt om van een meisje dat, ondanks het feit dat ze van vlees en bloed is, eerder een geest is geworden, een écht individu te maken. Een persoon die je gaandeweg leert kennen en in wiens emoties je kunt meegaan. Ook de andere personages hebben iets eigens en zijn goed uitgewerkt: Henry raakt verscheurd door een eerdere verbroken relatie en worstelt met zijn identiteit als biseksueel; zijn eerdere vriend Robbie is een groot talent op het podium, maar worstelt om zijn gevoelens voor Henry en hun gezamenlijk vriendin Bea, is een lesbische kunsthistorica met een grote mond, maar met het hart op de goede plek. Naast verzonnen geliefden, zoals Remy en Toby, komen er ook werkelijk bestaande figuren langs in het boek. Theedrinken met verlichte denkers als Voltaire zijn een doodnormale zaak in het boek en wat blijkt? Ook Beethoven heeft zijn ziel verkocht aan ‘God’ Luc. Door al deze verrassingen blijf je lezen, lezen, lezen. Dit boek mag zich daarom met recht meten aan de eerder genoemde wereldberoemde verhalen. J.K. Rowling, eat your heart out.

Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Non-fictie

Kraakhelder geschreven

recensie: Ralf Mohren - Droogte. Vijftien jaar leven zonder alcohol in het volle licht.

De Eindhovense schrijver Ralf Mohren schreef eerder over zijn alcoholverslaving in zijn alom geprezen debuut Tonic. In dat boek is het zijn alter-ego dat de hoofdrol vervult. In Droogte is hij zichzelf, wat het relaas nog heftiger maakt. Hij geeft zich volledig bloot. Een gedurfd boek dat anderen tot inzicht zou kunnen laten komen.

Een boek schrijven waarin je zelf de verschrikkelijke hoofdrol vervult van een leven dat gedeeltelijk verwoest is door een alcoholverslaving, is een heftige ontboezeming. Het getuigt van moed en het rotsvaste vertrouwen dat het beeld over jezelf je geen parten gaat spelen in je dagelijkse leven. Je kan je niet meer verbergen achter een personage. Misschien brengt dat wel een bevrijding!

Mohren aan het woord op de radio

In een radio-interview op L1 Radio op 9 januari jl. sprak schrijver Ralf Mohren over zijn nieuwste boek Droogte. Hij sprak daar openhartig over dit boek waarin we een kijkje in zijn hoofd krijgen. Over zijn vroegere alcoholverslaving schreef hij zijn debuut Tonic (2015). Op 1 mei 2021 is het vijftien jaar geleden dat hij zijn alcoholisme achter zich liet. Maar zoals de auteur zegt: “Ik blijf alcoholist al drink ik geen alcohol meer. Ik durf ook geen alcohol meer te drinken want ik weet dat het dan weer fout gaat, omdat ik geen maat kan houden. Drank blijft een rol spelen in mijn leven ook al heb ik de alcohol achter me gelaten.”

Droogte is een boek met memoires, een literair non-fictiewerk. Over de inhoud zegt hij: “Ik heb dingen uit mijn hoofd gelaten en op papier gezet, die je anders liever binnenhoudt. Het is heel persoonlijk en het is zoals het is.” De schade die de verslaving aanrichtte is nog steeds voelbaar. “Mijn vrouw Marlies heeft dit boek gelezen en ze mocht zeggen wat ik eruit zou moeten halen, maar ze heeft niets aangegeven wat ik moest schrappen. Daar ben ik trots op. Eigenlijk brengt het ons weer dichter bij elkaar. Het maakt ons sterker,” vertelt hij openhartig. Zijn tienerzoons zullen later dit boek ook gaan lezen, weet hij natuurlijk. Hij heeft ze wel eens verteld over zijn verleden, dus het is al geen geheim meer. Zijn leerlingen op school kennen zijn debuut en daar is ook over gesproken. Ook dit nieuwe boek zal zijn leerlingen in 4 havo bereiken. Het zal niet alleen hen maar ook veel andere mensen helpen, hoopt Mohren. In de achtertuin van Jack Poels van het album Blauwe vear, sluit het interview op de radio af. Het liedje is op verzoek van de schrijver te horen en hij draagt het op aan zijn zoons.

In alle openheid

Wie het boek Droogte gelezen heeft kan niet anders dan een zucht van verlichting slaken, wanneer hij of zij nooit een verslaving heeft ondervonden. Het andere gevoel dat je bekruipt is een gevoel van verwondering over de heldere taal, die de auteur spreekt. Hij is heel open over de wonden die zijn alcoholverslaving in zijn leven heeft achtergelaten en vijftien jaar na dato nog steeds achterlaat. Soms zijn het littekens, maar soms zijn het gewoon open wonden. Die wonden likt en verzorgt hij met dit boek. Door het tonen van deze beschadigingen is hij duidelijk voor anderen tot steun, die het inzicht en de ervaring nog niet hebben gekregen over wat er allemaal stuk gaat bij zo’n bezetenheid.

Er wordt haarfijn uitgelegd dat hij, ondanks dat hij al vijftien jaar niet meer drinkt, nog steeds alcoholist is en dat ook altijd zal blijven. Voor velen is dat misschien wel de grootste openbaring. De schrijver neemt ons mee naar concerten, voetbalwedstrijden en feestjes, die voor hem nu – met nul procent alcohol – net zo leuk zijn, maar wel anders zijn om te ervaren. Om zijn compleet geruïneerde huwelijk kan hij niet heen. Wederzijds begrip is er inmiddels al wel en ook zijn ze er samen voor beide jongens. Een leven in status quo lijkt het. Open staan voor wat nieuws maar daar nog niet in slagen.

Mohren schuwt niet om ook het seksleven aan de orde te stellen. In korte hoofdstukken raakt de schrijver alle hoekjes en gaatjes van zijn leven en laat ons vrijelijk meekijken in wat er omgaat in zijn dagelijks leven. De fijne stijl van schrijven maakt dat het boek leest als een trein. Van een neerlandicus mogen we eigenlijk niet veel anders verwachten, maar leraar zijn is toch nog wat anders dan zelf schrijven. Deze leraar schrijft een helder en open verhaal van zijn eigen leven. Dat zal zeker in de klas de nodige tongen losmaken. Mohren weet daar raad mee, zo heeft hij ook tijdens zijn debuut al eens besproken. Zelf schrijft hij op de achterflap van het boek dat het schuurt, maar een woord als ‘kraken’ is misschien nog wel toepasselijker. Het is namelijk kraakhelder hoe het leven na de verslaving eruit ziet en dat in kraakheldere taal! Droogte legt zijn pijnlijke ziel bloot, maar roept vooral heel veel respect op.

 

Boeken / Non-fictie

Feminisme vanuit mannelijk perspectief

recensie: Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Over feminisme, existentialisme, God, liefde en seks. - Ruud Welten

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Filosoof Ruud Welten in elk geval niet. In nog geen 200 pagina’s geeft hij een zeer scherpe, diepgaande en tegelijkertijd actuele en zelfs vermakelijke uiteenzetting van haar denken over sekse-ongelijkheid – en koppelt dit bovendien aan de hedendaagse samenleving.

Wie is er niet bang voor Simone de Beauvoir, zou je je ook kunnen afvragen. Volgens Welten zijn dat maar weinig mensen. De meeste mannen én vrouwen willen het liefst ver van de ongemakkelijke boodschap van De Beauvoir vandaan blijven. Ook Welten zelf liet de ‘bijbel van het feminisme’ – De tweede sekse (1949) – lange tijd links liggen, ondanks zijn interesse in het existentialisme. Toen hij het uiteindelijk las was hij ‘verbluft en, als man, met schaamte vervuld’.

De tweede sekse

Met De tweede sekse laat De Beauvoir zien dat de vrouw in de westerse wereld steeds ondergeschikt is aan de man en dat dit niet van nature zo is (het had ook anders kunnen zijn). Een samenleving waarin één van de twee seksen structureel op de tweede plek wordt gezet, is een onvrije samenleving. De Beauvoir schrijft in geen enkel opzicht een aanklacht tegen de man, ook al wordt haar feminisme maar al te vaak wél op die manier opgepakt. Welten laat zien dat – als het boek al een aanklacht is – het eerder omgekeerd  is: gericht aan de vrouw. Maar eigenlijk laat de auteur vooral zien dat we De tweede sekse veeleer als een maatschappijkritiek kunnen lezen. Een kritische kijk op een maatschappij die vrijheid in stand houdt door de helft van de bevolking (want vrouwen zijn geen minderheid) achter te stellen, een samenleving die daardoor gewelddadig genoemd kan worden. Ook is De tweede sekse een echt existentialistisch boek; de nadruk ligt op vrijheid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid.

Mythes

Het zijn zowel mannen als vrouwen die het beeld van ‘de vrouw’ in stand houden. Dit beeld van ‘de vrouw’ wordt gevormd door wat De Beauvoir mythen noemt. Mythen zijn normen- en waardensystemen die bepalen wat iets behoort te zijn. In het existentialisme leren we dat ‘de mens’ – in tegenstelling tot alle andere dieren en objecten – louter bestaan is, zonder essentie. De mens heeft geen essentie en is daardoor (in Sartres woorden: gedoemd om) vrij te zijn. Vanuit die vrijheid geeft hij zichzelf vorm. ‘De vrouw’ is ook een mens en voor haar geldt hetzelfde. Echter, dat is één ding. In het existentialisme leren we óók dat die vrije mens altijd gesitueerd is: zich in een omgeving en bepaalde omstandigheden bevindt. Deze omstandigheid doet nooit iets af aan de vrijheid die onlosmakelijk met het mens-zijn verbonden is. In elke omstandigheid hebben we de mogelijkheid om onze vrijheid te bevestigen.

Voor de vrouw is de samenleving de omstandigheid die haar door bestaande normen en waarden (mythen) over wat een vrouw behoort te zijn gevangenhoudt. In De tweede sekse laat De Beauvoir dat zien aan de hand van talloze voorbeelden uit de literatuur en geschiedenis. Deze vorm is passend, iemand is immers wie hij is in de specifieke situatie waarin hij zich bevindt. De Beauvoir zoekt niet naar oplossingen, maar legt bloot dat er een probleem is. Bovendien laat ze zien dat dit een probleem is van de maatschappij, en zeker niet een probleem van de vrouw. ‘De tweede sekse is dus een boek voor mannen, of in elk geval óók voor mannen.’

Vrijheid

Volgens het existentialisme moeten we onszelf begrijpen vanuit vrijheid. Dat betekent dat ik mezelf niet determineer door dingen te zeggen als ‘zo ben ik nu eenmaal’ of ‘zo hoort het’. Door de natuur zijn we nergens toe voorbestemd, we kiezen zelf wie we zijn en hoe we tegen onszelf en het leven aankijken. In de samenleving krijgt het verschil tussen de seksen vorm, niet door het natuurlijke verschil (dat er uiteraard is), maar juist door de manier waarop in de mythes die we elkaar vertellen tegen deze verhouding wordt aangekeken. Een meisje schaamt zich niet van nature voor haar menstruatiebloed, maar omdat dit haar door de samenleving wordt aangeleerd. ‘We internaliseren voortdurend de waarden die het betekenissysteem waarin we leven ons geeft.’ Dát het meisje menstrueert en de jongen niet is dus een biologisch gegeven, maar onze verhouding daartoe is cultureel bepaald.

Kwade trouw

Volgens De Beauvoir is het onmogelijk ons aan de mythes van de samenleving te onttrekken. Het enige wat we kunnen doen, is deze mythes transformeren. Feminisme is dus geen revolutie van de vrouw, maar van het begrippenkader van de maatschappij. Als we onszelf vanuit vrijheid willen begrijpen, moeten we dus van dit begrippenkader dat ons determineert af. Maar precies dat is wat we niet willen, blijkt wel uit het feit dat vandaag de dag nog nauwelijks iets is veranderd aan het man-vrouw discours waar De Beauvoir tegenin ging. Welten zet eenvoudig uiteen hoe deze mythes door onszelf in stand worden gehouden omdat we liever gedetermineerd dan vrij zijn. Sartre noemde deze ontkenning van onze intrinsieke vrijheid kwade trouw. We zijn te kwader trouw wanneer we dingen zeggen als ‘ik kon niet anders’ en daarmee de verantwoordelijkheid voor ons handelen buiten onszelf leggen. Zo zijn vrouwen ook te kwader trouw wanneer ze de mythes over ‘de vrouw’ steeds maar weer bevestigen en zo het begrippenkader over wat mannen en vrouwen zijn in stand houden.

Transcendentie tegenover immanentie

Welten wijdt één hoofdstuk aan de overeenkomst tussen het denken van De Beauvoir en dat van Freud over de psychoanalyse. Te kwader trouw zijn – jezelf ontkennen – komt overeen met het begrip verdringing bij Freud. Als het begrippenkader waarin het meisje opgroeit masculien is, zal zij een vreemde worden ten opzichte van zichzelf. Volgens Freud leidt zo’n situatie in de jeugd op latere leeftijd tot neurosen. Wat is dan die masculiene taal en die mythe over man of vrouw zijn?

Kortgezegd is bij de man het sleutelwoord transcendentie en bij de vrouw immanentie. De man treedt buiten zichzelf, gaat de wereld in, zet projecten op, maakt dingen, is actief. De vrouw is naar binnen gericht, zorgzaam, bescheiden, liefdevol, passief en offert zichzelf op ten gunste van haar kinderen. Deze transcendentie en immanentie komt zelfs terug in de vorm van mannelijke- en vrouwelijke geslachtsdelen. Dat van de vrouw is ‘onzichtbaar’, naar binnen gekeerd, als een ‘mysterie’. Dat van de man is zichtbaar en naar buiten gekeerd. Ook in de geslachtsgemeenschap is het de man die de ‘leegte’ van de vrouw opvult en daar bovendien iets achterlaat. Ook in de seksuele relatie is de vrouw steeds ‘wat ze nou eenmaal is’, ze vormt zichzelf niet als vrij wezen en is dus te kwader trouw. Tegenover de man, die juist een en al wording en bevestiging van zijn vrijheid is.

Hedendaags feminisme

Vandaag de dag is het denkkader dat De Beauvoir ons biedt volgens Welten volledig verdrongen. In plaats van een transformatie van betekenispatronen focussen we ons op zaken als ‘vrouwenquota’ en houden we dus nog net als in de tijd van De Beauvoir het masculiene discours en mythes over vrouwelijkheid in stand. Alleen al het woord vrouwenquota benadrukt dat de norm ‘man’ is. Het woord quotum verwijst ook naar een berekening. Als er genoeg vrouwen de top bereikt hebben kan de masculiene samenleving weer verder. Daarmee is een vrouwenquotum eerder de bevestiging van de sekse-ongelijkheid dan de oplossing ervan. De ongelijkheid moet weggepoetst worden, zonder dat gekeken wordt naar de basisstructuren van de maatschappij die voor deze ongelijkheid gezorgd hebben.

Gender tegenover sekse

Welten haalt ook de #Metoo beweging aan om te laten zien dat onze samenleving nog altijd wordt beïnvloed door het sekseverschil, waarin het bovendien letterlijk over seks gaat. We praten tegenwoordig over ‘gender’, waar De Beauvoir nog over ‘sekse’ sprak. Volgens haar was sekse méér dan alleen de biologische geaardheid, maar was het juist de sociaal-maatschappelijke betekenislaag van waaruit mannen en vrouwen zichzelf begrijpen. Deze overstap naar het woord ‘gender’ is volgens Welten kwalijk, omdat het de band met de seksualiteit verbreekt. Ook juist de seksualiteit en hoe deze gevormd is door de mythes die we onszelf vertellen speelt een belangrijke rol in de ongelijkheid. #Metoo maakt dat pijnlijk duidelijk.

Feminisme is achterhaald. Diversiteit is wat we vandaag de dag nastreven. Maar precies dit beleid moeten we volgens Welten met De Beauvoir in het achterhoofd wantrouwen. Juist het praten over inclusie en diversiteit bevestigt wederom de norm zonder juist die ter discussie te stellen. Ook hier wordt de vrouw wederom neergezet als minderheid.

‘Opnieuw plaatst het vrouwen in een positie waarin ze moeten verdedigen dat ze geen minderheid zijn, maar de helft van de mensheid, die bovendien zonder hen niet zou bestaan.’ 

Aanrader!

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? is een ontzettend fijn boekje. Het geeft in weinig bladzijden, korte en heldere verwoordingen een ongelofelijke diepgang en originele kijk op het denken van deze filosofe, waar helaas zo veel mensen nog altijd ‘bang’ van lijken te zijn. Welten laat zien waar dat door komt. Haar boodschap is voor zowel mannen als vrouwen ongemakkelijk, omdat het ze een spiegel voorhoudt. Als we in die spiegel kijken wordt duidelijk dat we onze vrijheid – die we juist zo hoog waarderen – ontkennen wanneer we niets willen veranderen aan het begrippenkader waarmee we onszelf begrijpen en waarbinnen nog steeds meisjes vrouw worden.

Welten schrijft vermakelijk, is duidelijk een kenner én geëngageerd. Niettemin schrijft hij ontzettend vlot en duidelijk. Maar bovenal laat hij zien dat we niet bang hoeven te zijn voor Simone de Beauvoir, zowel mannen als vrouwen niet. De Beauvoir is een zeer waardevolle denker die ons een belangrijke kijk op ons eigen samenleving heeft gegeven, waar we absoluut iets mee kunnen, als we maar willen.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ongelijkheid geïnstitutionaliseerd

recensie: De tirannie van verdienste - Michael Sandel

De Amerikaanse filosoof Michael Sandel schrijft met De tirannie van verdienste één grote kritiek op het meritocratische ideaal, dat vooral in de Verenigde Staten hoogtij viert. Het boek is actueel, scherp, maar biedt helaas weinig perspectieven.

Harvard professor Michael Sandel is inmiddels wereldwijd bekend, met name door zijn kritiek op de politieke theorie van filosoof John Rawls en door zijn kritiek op een ongebreideld vrijemarktdenken. Bij het grote publiek verwierf hij pas echt faam als ‘rockster-filosoof’ toen Harvard zijn colleges over ethiek en politieke filosofie online gratis beschikbaar stelde.

De Amerikaanse droom

Amerika ziet zichzelf als hét land van vrijheid en gelijkheid. Iedereen – ongeacht afkomst, huidskleur, geaardheid, gender – kan succesvol zijn en stijgen op de sociaaleconomische ladder. Als je maar je best doet en hard werkt. Dat is het meritocratische ideaal: je sociaaleconomische positie wordt bepaald door je verdienste (merites). Iedereen krijgt wat hij verdient. Daaraan ten grondslag ligt een politiek systeem dat zo is ingericht dat iedereen gelijke kansen heeft.

Volgens Sandel is precies dit ideaal een gif dat onze samenleving en onszelf ziek maakt. Het gevolg van het heilig geloof in deze op verdienste gebaseerde verdeling in de maatschappij, is dat degenen die onderaan de sociale ladder staan niet alleen (kans)arm zijn, maar bovendien denken dat dit komt omdat ze gefaald hebben. Andersom staan de rijken of succesvollen niet alleen boven de rest, maar denken ze vooral ook dat ze hier recht op hebben. Ze hebben immers hard gewerkt om te komen waar ze nu zijn, hebben op een goede universiteit gezeten waar ze alleen maar terecht konden omdat ze nu eenmaal beter konden leren dan anderen. Kortom: je sociaaleconomische plaats in de maatschappij is het gevolg van jouw eigen handelen en daarmee volledig jouw eigen verantwoordelijkheid.

Winnaars en verliezers

Als ideaal klinkt dat zo gek nog niet, ware het niet dat de werkelijkheid weerbarstiger in elkaar steekt. Neem bijvoorbeeld de toelating tot de goede universiteiten zoals Yale, Stanford en Georgetown. Sandel laat zien dat in werkelijkheid het niet je schoolresultaten, maar het inkomen van je ouders is dat bepaalt of je wel of niet wordt toegelaten (sterker nog: je kunt een toelating letterlijk kopen). Bovendien is de Verenigde Staten een land met een kleine sociale mobiliteit; word je geboren in een arm gezin, dan is de kans klein dat je zelf ooit rijker wordt dan je ouders. Het Amerikaanse geloof dat iedereen die over aanleg beschikt en hard werkt kan opklimmen, strookt niet meer met de feiten.

Tijdens de verkiezingen van 2020 en de recentelijke bestorming van het Capitool – nota bene aangewakkerd door een zittend president – is nóg duidelijker geworden hoe de Amerikaanse democratie onder vuur ligt. Burgers verliezen hun vertrouwen in de grondbeginselen van de republiek die juist altijd als voorbeeld diende voor de rest van de wereld. Journalisten, wetenschappers, politici en zelfs verkiezingsuitslagen worden in twijfel getrokken. Volgens Sandel is deze steeds groter wordende tweedeling tussen winnaars en verliezers hét voorbeeld dat laat zien op welke manier het meritocratische ideaal gif is voor de democratie. (De tweedeling tussen winnaars en verliezers, die zo pijnlijk onder woorden werd gebracht door Hillary Clinton in 2016 in één van haar campagne speeches toen zij de Trump aanhangers wegzette als ‘deplorables’.) De verliezers voelen zich belazerd door de winnaars en dat is terecht, aldus Sandel. Het meritocratische ideaal is niks anders dan een manier om de (steeds groter wordende) ongelijkheid in de Verenigde Staten te rechtvaardigen. Zo houdt de VS zichzelf voor dat gelijkheid en gelijke kansen de grondbeginselen van de maatschappij zijn, terwijl in feite juist ongelijkheid is geïnstitutionaliseerd én gerechtvaardigd.

Ontstaan en herkomst

Sandel schrijft in De tirannie van verdienste ruim 300 pagina’s vol over dit meritocratische ideaal dat is verworden tot een gevaar voor de Amerikaanse democratie. Hij geeft tal van voorbeelden waaruit blijkt dat er geen kansengelijkheid is in Amerika, dat de sociale verschillen alsmaar groter worden en laat tevens zien dat er in dit opzicht een groot verschil is tussen de Verenigde Staten en Europa. Hij geeft tevens een historische uiteenzetting waarin hij laat zien hoe dit ideaal oorspronkelijk vanuit het christendom wortel kon schieten. Volgens het christelijke wereldbeeld zit het universum namelijk zó in elkaar dat (uiteindelijk) deugdzaamheid gepaard gaat met voorspoed en leed met een gebrek daaraan. Bovendien koppelt Sandel zijn betoog aan het denken van andere filosofen, zoals Max Weber of Michael Young.

Toeval

Ook benadrukt Sandel het (te) grote belang van toeval in dit ideaal. Als ik toevallig goed ben in pianospelen en daar beroemd mee wordt ben ik in deze maatschappij succesvol, een ‘winnaar’. Bovendien is dat dan ineens mijn verdienste. Terwijl ik evengoed in een maatschappij had kunnen leven waarin goed kunnen pianospelen werd verafschuwd, waardoor ik als ‘verliezer’ uit de bus zou komen. Daarnaast is het sowieso een kwestie van toeval of er überhaupt iets is waar je goed in bent (of wat bijvoorbeeld je IQ is). Ook dat maakt dat dit ideaal in de basis onjuist is en ongelijkheid en lijden in de hand werkt.

Al met al schrijft Sandel een overtuigend betoog over de tekortkomingen en gevaren van het meritocratische ideaal voor het huidige, tot op het bot verdeelde Amerika. Overtuigend, maar wel redelijk ‘saai’ geschreven, met veel herhalingen die steeds net iets anders geformuleerd zijn. Maar goed, als Harvard professor kiest Sandel zijn woorden en stellingen zorgvuldig en dat is te prijzen. Teleurstellend is wel dat Sandel geen ruimte neemt voor een toekomstvisie: hoe komen we van deze manier van denken over verdienste af? Wat is een mogelijk alternatief? Alleen in zijn conclusie van slechts zes pagina’s wijdt hij er enkele zinnen aan, waarin dan ook nog blijkt dat er nauwelijks een alternatief is. Wellicht dat een volgend boek hierop in kan gaan. Toch blijf je als lezer van De tirannie van verdienste achter met de vraag hoe deze situatie ooit zal veranderen.