Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Kijk alsjeblieft naar mij

recensie: Mark Greif, Kathleen Ross en Dayna Tortorici (red.) (vert. Jan Mellema) - Hipster

In het hipster-themanummer van Amerikaanse tijdschrift n+1 beschrijven deskundigen de zin, toekomst, dood en gevolgen van de hipster. Deze moderne subcultuur blijkt een toonbeeld van de late consumptiemaatschappij: glanzend van buiten, hol van binnen.

Doel van het themanummer, in Nederland uitgegeven als boek, is om erachter te komen of het mogelijk is een nog bestaande subcultuur te analyseren. Hoewel de Amerikaanse schrijvers al spreken van de dood van de hipster, maakt het stereotype in Nederland furore. Sinds een jaar of twee wordt de term hipster te pas en te onpas aan niets vermoedende modieuze en/of artistieke jongelingen toegewezen. Voor zowel de jongeren die beticht worden van hipsterisme als degenen die anderen tot de subcultuur veroordelen is Hipster een interessante verzameling essays. Het neemt het lachwekkende stereotype van een subcultuur serieuzer dan ooit.

Het lachwekkende bestuderen
De cultuur die centraal staat in het boek is de hipster zoals die bestaat sinds 1999, niet de vroege bohemiens uit de jaren veertig. Deze hipster typeert zich door een straatwijze kennis van consumptie: hij weet precies welke kleding, gadgets en boodschappen ‘in’ zijn en baseert zijn identiteit daarop. Die is daarom voornamelijk zichtbaar in kleding (American Apparel, Urban Outfitters), gezichtsbeharing (snor, baard) en accessoires (pilotenbril, retro camera). Deze herkenbare attributen zijn inmiddels zo wijdverbreid dat de hipster bijna onzichtbaar is geworden voor buitenstaanders. Patrice Evans, een van de essayisten in het boek, beschrijft de meest gehoorde reactie op het begrip: ‘Bedoel je jongeren?’

De hipsterkenmerken zijn namelijk dusdanig doorgebroken in de mainstream dat het moeilijk onderscheiden is wie een ware hipster is, en wie gewoon 3FM luistert en bij de H&M winkelt. De vraag die dan ook meervoudig wordt opgeworpen is: bestaat de hipster überhaupt? Hebben we het niet gewoon over de meest recente jongerencultuur? Deze vragen zijn moeilijk te beantwoorden, want hoewel hipstermode erg recent is, grijpt ze terug op stijlen uit de jaren tachtig en negentig – de kleren die hun ouders droegen toen de hipsters nog kinderen waren. De liefde voor retro lijkt een toonbeeld van nostalgie: de analoge camera verwijst naar een tijd waarin technologie minder grip op ons had, en de karakteristieke pornosnor teruggrijpt op een pre-globalistische wereld waarin het nog okee was om trots te zijn op de blanke etniciteit.

De angst voor wat we zijn geworden
Inmiddels leven we in een multiculturele wereld, waar ieder sociaal wezen zich enigszins politiek correct moet gedragen, en blanke trots al snel verbonden wordt met racisme en etnocentrisme. Volgens Evans is de hipstercultuur dan ook een manier waarop blanken zich kunnen onttrekken aan de sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld zonder verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen rol hierin.

Als zwarte jongen die blanke jongens beschouwt zie ik het hipsterisme als datgene wat er ontstaat als blanken zich bewust worden van hun macht en de sociale ongelijkheid, en dan vervolgens zeggen: ‘Maar ja, wat kun je eraan doen? We steken onze handen in de lucht en trekken een geinige bek voor de camera.’

Die geinige bek en camera worden uitgebreid geanalyseerd door Dayna Tortorici. Zij stelt dat de vrouwelijke hipster ook in de nieuwste subcultuur geen actieve rol heeft verworven, maar slechts als geseksualiseerd kindmeisje verveeld de camera in kijkt. Het al dan niet bestaan van de hipster laat haar dan ook net zo onberoerd als Evans. De exclusieve subcultuur is zo in zichzelf gekeerd dat alleen de leden geïnteresseerd kunnen zijn in het concept ‘hipster’. De rest van de wereld ziet gewoon ‘een blanke, rijke klootzak in skinny jeans’.

Een hipster zijn, of geen hipster zijn – dat is de vraag
Iedereen vindt de hipster een nutteloze klootzak. Het duidelijkste criterium voor de hipster is namelijk de ontkenning een hipster te zijn. De hipstercultuur is geen coherente groep waar men zich al dan niet bij aansluit – daarvoor vinden de individuele hipsters zichzelf te uniek. Hoewel ze er allemaal hetzelfde uit zien, ontkennen ze elk groepsverband, en bevestigen juist daardoor hun status als hipster. ‘Hipsterhaat zegt meer over onze eigen angsten en tekortkomingen dan dat het iets concreets over echte mensen zegt.’

Hipster is uiteindelijk een boek dat alleen hipsters en hipsterhaters aan zal spreken, en de verschillende lezers hebben één ding gemeen: ze willen zichzelf of anderen gerepresenteerd zien, en de handvatten toegereikt krijgen om mensen in een hokje te kunnen plaatsen. Hoewel niemand zich als hipster identificeert, blijven we aandachtig zoeken naar de nieuwste manifestaties van deze hippe jongerencultuur. Het is ook niet moeilijk om de hipster te vinden. ‘Kijk alsjeblieft naar mij,’ zeggen de ukelele spelende, vintage dragende, zichzelf fotograferende hipsters die geen hipsters zijn. En n+1 blijft met liefde kijken.

Boeken / Non-fictie

Kijk alsjeblieft naar mij

recensie: Mark Greif, Kathleen Ross en Dayna Tortorici (red.) (vert. Jan Mellema) - Hipster

In het hipster-themanummer van Amerikaanse tijdschrift n+1 beschrijven deskundigen de zin, toekomst, dood en gevolgen van de hipster. Deze moderne subcultuur blijkt een toonbeeld van de late consumptiemaatschappij: glanzend van buiten, hol van binnen.

Doel van het themanummer, in Nederland uitgegeven als boek, is om erachter te komen of het mogelijk is een nog bestaande subcultuur te analyseren. Hoewel de Amerikaanse schrijvers al spreken van de dood van de hipster, maakt het stereotype in Nederland furore. Sinds een jaar of twee wordt de term hipster te pas en te onpas aan niets vermoedende modieuze en/of artistieke jongelingen toegewezen. Voor zowel de jongeren die beticht worden van hipsterisme als degenen die anderen tot de subcultuur veroordelen is Hipster een interessante verzameling essays. Het neemt het lachwekkende stereotype van een subcultuur serieuzer dan ooit.

Het lachwekkende bestuderen
De cultuur die centraal staat in het boek is de hipster zoals die bestaat sinds 1999, niet de vroege bohemiens uit de jaren veertig. Deze hipster typeert zich door een straatwijze kennis van consumptie: hij weet precies welke kleding, gadgets en boodschappen ‘in’ zijn en baseert zijn identiteit daarop. Die is daarom voornamelijk zichtbaar in kleding (American Apparel, Urban Outfitters), gezichtsbeharing (snor, baard) en accessoires (pilotenbril, retro camera). Deze herkenbare attributen zijn inmiddels zo wijdverbreid dat de hipster bijna onzichtbaar is geworden voor buitenstaanders. Patrice Evans, een van de essayisten in het boek, beschrijft de meest gehoorde reactie op het begrip: ‘Bedoel je jongeren?’

De hipsterkenmerken zijn namelijk dusdanig doorgebroken in de mainstream dat het moeilijk onderscheiden is wie een ware hipster is, en wie gewoon 3FM luistert en bij de H&M winkelt. De vraag die dan ook meervoudig wordt opgeworpen is: bestaat de hipster überhaupt? Hebben we het niet gewoon over de meest recente jongerencultuur? Deze vragen zijn moeilijk te beantwoorden, want hoewel hipstermode erg recent is, grijpt ze terug op stijlen uit de jaren tachtig en negentig – de kleren die hun ouders droegen toen de hipsters nog kinderen waren. De liefde voor retro lijkt een toonbeeld van nostalgie: de analoge camera verwijst naar een tijd waarin technologie minder grip op ons had, en de karakteristieke pornosnor teruggrijpt op een pre-globalistische wereld waarin het nog okee was om trots te zijn op de blanke etniciteit.

De angst voor wat we zijn geworden
Inmiddels leven we in een multiculturele wereld, waar ieder sociaal wezen zich enigszins politiek correct moet gedragen, en blanke trots al snel verbonden wordt met racisme en etnocentrisme. Volgens Evans is de hipstercultuur dan ook een manier waarop blanken zich kunnen onttrekken aan de sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld zonder verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen rol hierin.

Als zwarte jongen die blanke jongens beschouwt zie ik het hipsterisme als datgene wat er ontstaat als blanken zich bewust worden van hun macht en de sociale ongelijkheid, en dan vervolgens zeggen: ‘Maar ja, wat kun je eraan doen? We steken onze handen in de lucht en trekken een geinige bek voor de camera.’

Die geinige bek en camera worden uitgebreid geanalyseerd door Dayna Tortorici. Zij stelt dat de vrouwelijke hipster ook in de nieuwste subcultuur geen actieve rol heeft verworven, maar slechts als geseksualiseerd kindmeisje verveeld de camera in kijkt. Het al dan niet bestaan van de hipster laat haar dan ook net zo onberoerd als Evans. De exclusieve subcultuur is zo in zichzelf gekeerd dat alleen de leden geïnteresseerd kunnen zijn in het concept ‘hipster’. De rest van de wereld ziet gewoon ‘een blanke, rijke klootzak in skinny jeans’.

Een hipster zijn, of geen hipster zijn – dat is de vraag
Iedereen vindt de hipster een nutteloze klootzak. Het duidelijkste criterium voor de hipster is namelijk de ontkenning een hipster te zijn. De hipstercultuur is geen coherente groep waar men zich al dan niet bij aansluit – daarvoor vinden de individuele hipsters zichzelf te uniek. Hoewel ze er allemaal hetzelfde uit zien, ontkennen ze elk groepsverband, en bevestigen juist daardoor hun status als hipster. ‘Hipsterhaat zegt meer over onze eigen angsten en tekortkomingen dan dat het iets concreets over echte mensen zegt.’

Hipster is uiteindelijk een boek dat alleen hipsters en hipsterhaters aan zal spreken, en de verschillende lezers hebben één ding gemeen: ze willen zichzelf of anderen gerepresenteerd zien, en de handvatten toegereikt krijgen om mensen in een hokje te kunnen plaatsen. Hoewel niemand zich als hipster identificeert, blijven we aandachtig zoeken naar de nieuwste manifestaties van deze hippe jongerencultuur. Het is ook niet moeilijk om de hipster te vinden. ‘Kijk alsjeblieft naar mij,’ zeggen de ukelele spelende, vintage dragende, zichzelf fotograferende hipsters die geen hipsters zijn. En n+1 blijft met liefde kijken.

Muziek / Album

Kwaliteit ontvouwt zich

recensie: The Cave Singers - No Witch

No Witch is een gelaagd folkrock-album dat pas na herhaalde beluistering zijn schoonheid ontsluit.

No Witch is het derde album van de uit Seattle afkomstige The Cave Singers. In 2007 debuteerde het trio niet onverdienstelijk met Invitation Songs en twee jaar later volgde het eveneens evenwichtige Welcome Joy. En opnieuw heeft de band twee jaar nodig gehad om hun creativiteit tot uitdrukking te brengen. De jongens zijn geswitcht van platenmaatschappij Matador naar het Jagjaguwar-label dat garant staat voor kwaliteit.

Afpellen

~

De twaalf liedjes op No Witch passen prima in het folkrock-genre. De opbouw van de songs kenmerkt zich door terugkerende patronen; als die niet gaan irriteren en voelen als een bezwering, breekt de schoonheid pas echt door. No Witch is een album waar je steeds meer van gaat houden. Bij het afpellen van de verschillende lagen ontvouwt de diepte zich. Producer Randall Dunn begeleidde de muzikanten -gitarist Derek Fudesco, zanger Pete Quirk en drummer Marty Lund- van een akoestische band naar een elektrische. Dunn heeft zijn sporen verdiend met Black Mountain dat ook op het Jagjaguwar-label uitkomt.

Wind mee
In de huidige folkrock is het lastig om een vergelijking met Mumford & Sons te ontlopen. Deze formatie heeft met haar hits het pad geëffend voor een band als The Cave Singers. De overeenkomst tussen The Cave Singers en hun vakbroeders is het grootst in ‘Clever Creatures’.

In het openingsnummer ‘Gifts and the Raft’ vormen de vioolklanken de aantrekker voor de elektrische gitaar. Maar The Cave Singers beperken zich niet tot een versterkt geluid: in ‘Swim Club’ is er ruimte voor akoestische gitaar en viool. Psychedelische invloeden van de Rolling Stones ten tijde van Beggars Banquet zijn verwerkt in het fraaie ‘Outer Realms’. Het opzwepende ‘Black Leaf’, de eerste single van de cd, verraadt de invloed van producer Dunn en klinkt als labelgenoten Black Mountain. Met een beetje wind in de rug wordt No Witch de welverdiende doorbraak voor The Cave Singers.  

Film / Films

Beste van de reeks

recensie: Fast & Furious 5: Fast Five

In Fast & Furious 5: Fast Five hebben autodieven Vin Diesel en Paul Walker hun zinnen gezet op honderd miljoen dollar van de maffiakoning van Rio. Daarvoor moeten ze wel eerst inbreken in een zwaar beveiligd politiebureau. Een onderhoudende film vol sensatie, stunts en vuurwerk. Bij voorkeur kijken met het verstand op nul.

~

Om het beoogde fortuin te kunnen binnenhalen, moeten specialisten uit alle hoeken van de wereld worden opgetrommeld. We zien een reünie van de partners in crime uit de vorige edities. Goed nieuws voor de volgers van de reeks, die deel 5 dan ook het beste vinden. Na de Amerikaanse première gaf de helft van de (vooral jeugdige) bioscoopbezoekers het rapportcijfer tien.

Echte diehards van Fast & Furious moeten wel een uurtje wachten op de ingrediënten waarmee het tien jaar geleden begon: jankende turbo’s, gierende banden in adembenemende wegraces en lekkere meiden in korte rokjes die bevallig op de motorkap leunen. Tot die tijd maakt regisseur Justin Lin ruimte voor het bevrijden van titelheld Dominic Toretto (Vin Diesel) uit een gevangenentransport en het stelen van exclusieve auto’s uit een rijdende trein.

Testosteron
In een mix van Ocean’s Eleven en Gone in Sixty Seconds en met een vleugje Jason Bourne gaat vervolgens het kat- en muisspel tussen Toretto’s team, de maffia en de politie in de hoogste versnelling. Prachtige en flitsende beelden tegen het decor van Rio de Janeiro en de favela’s, ondersteund door mooie soundeffecten. De teksten zijn no-nonsense met humor, de auto’s wreed en het testosteron druipt van het doek.

~

De nieuwe karakters in deze jongste uitgave zijn goed gekozen. Neem Dwayne ‘The Rock’ Johnson, levende legende als zevenvoudig wereldkampioen showworstelen. Hij speelt Hobbs, de FBI-agent die als een bloedhond iedere crimineel weet op te sporen. Acteren blijkt een vak apart, maar met zijn imposante gestalte oogst hij sympathie als superspeurder die geniet van elke scène. Hij is ultrastoer, gezegend met een scherp analytisch vermogen en mag vaak met one-liners strooien.

Schietpartijen en achtervolgingen
De filmkeuring acht Fast Five geschikt voor het grote publiek. Ondanks de vele schietpartijen en achtervolgingen moet je goed kijken om een druppel bloed te zien. Een typisch voorbeeld is de bevrijding van Toretto: de bus met gevangenen gaat wel tien keer over de kop waarna een tv-station vrolijk meldt dat er geen enkele gewonde is gevallen.

Fast Five heeft bijna twee uur nodig om te komen tot de uitsmijter die even spectaculair als ongeloofwaardig is. Een originele achtervolging die als gedenkwaardig in de geschiedenisboeken van de actiefilm kan. Ultiem popcornvermaak voor actie en autoraces minnende fans die halsreikend zullen uitzien naar deel 6.

Lees hier een interview met Justin Lin, Paul Walker en Dwayne Johnson.

Boeken / Non-fictie

Over de bakermat

recensie: Anton van Hooff - Athene. Het leven van de eerste democratie

In de inleiding op zijn Athene. Het leven van de eerste democratie benadrukt Anton van Hooff het belang van het bestuderen van de oudheid voor de beschaving, cultuur, democratie. Tweehonderd bladzijden verder is zijn gelijk bewezen: Atheense burgeridealen confronteren onze samenleving met haar fouten.

benadrukt Anton van Hooff het belang van het bestuderen van de oudheid voor de beschaving, cultuur, democratie. Tweehonderd bladzijden verder is zijn gelijk bewezen: Atheense burgeridealen confronteren onze samenleving met haar fouten.

Na het vorig jaar verschenen Nero en Seneca is dit het tweede werk over de oudheid van classicus Van Hooff. Tussen de regels door lees je zijn liefde voor het onderwerp en de kreten van verrukking die hij, tevergeefs, probeert te onderdrukken. Dit enthousiasmeert de lezer – en dat, zo legt Van Hooff uit, betekent: ‘de godheid is in hem: in het woord enthousiasme zit het Griekse en (in) en theos (godheid)’.

Burgerschap
Van 508 tot 322 regeert in Athene het volk, met slechts een paar korte oligarchische onderbrekingen. Anders dan onze als democratie gemaskeerde ‘electieve aristocratie’, was de Atheense democratie werkelijk een volksregering. Het berustte op direct bestuur en vereiste daarom een hoge mate van burgerparticipatie. In Pericles’ beroemde woorden: ‘Want wij zijn de enigen die iemand die daaraan geen deel heeft, niet beschouwen als een werkeloos, maar als nutteloos iemand’.

Het democratische Athene herbergde 30.000 burgers – slaven, vrouwen en vreemdelingen vielen erbuiten. Belangrijkste politiek orgaan was de volksvergadering, de ekklèsia, die gemiddeld 40 keer per jaar bijeen kwam. Daarin hadden alle Atheense burgers het recht het woord te voeren (isègoria). Daarnaast waren op ieder moment 3200 burgers actief binnen roulerende functies, meestal via loting aangewezen. Roulatie diende als een van de ‘checks’ op mogelijk machtsmisbruik: het voorzitterschap van de ekklèsia rouleerde dagelijks, waardoor een op de vier Atheense burgers een dag in zijn leven ‘president’ was!

Toneel
Dit klinkt allemaal zeer verlicht, maar natuurlijk waren de Atheners net mensen. Wanneer ze weinig trek hadden in een routinematige volksvergadering, en de opkomst op de vergaderingslocatie de Pnyx dus tegenviel, werden staatsslaven ingezet om met een in rode verfstof gedrenkt touw het grote plein schoon te vegen. De daardoor veroorzaakte rode vlek was een teken van slecht burgerschap. Dit neemt niet weg dat politiek ieder deel van het Atheense leven doordrenkte. Een voorbeeld daarvan is het toneel, waarin democratie en beschaving werden samengebracht:

In het mythische gewaad van het treurspel blijven ze wel versluierd. Nooit wordt uitbundig de lof van de volksmacht gezongen. Zulke platte propaganda zou van slechte smaak getuigen. Het Atheense toneel blijft in zijn verwijzing naar de politieke actualiteit even ingehouden en tijdloos als de sculpturen van het Parthenon.

Griekse leefregels als ‘niets te veel’ (mèden agan) werden middels toneel bijgebracht. Voor zowel politieke activiteiten als het bijwonen van het beschavende toneel ontvingen de Atheners vergoedingen – zoals Van Hooff oppert misschien een idee voor onze tijd? Sowieso verwijst Van Hooff veel naar het heden en de recente geschiedenis. Zo geeft hij aan dat de Atheense democratie groot is geworden dankzij het imperialisme: via slavernij en uitbuiting verkregen welvaart bracht de burgers tijd voor de politiek. Is ons stabiele politieke systeem denkbaar zonder de historisch gegroeide en deels op uitbuiting gebaseerde welvaart?

Dèmokratia
Af en toe verrast Van Hooff met dergelijke scherpe uithalen. Maar wat dit boek vooral zo prettig maakt zijn de vele etymologische verwijzingen en, daarmee samenhangend, de vele momenten van verrassing – zo kende Athene tachtig feestdagen – of van herkenning bij in Athene ontstane en aan ons overgeleverde culturele elementen. Dit en meer maakt dit verfijnd geschreven boek zeer informatief, met bovendien steeds precies genoeg herhaling: gymnasiumleraar Van Hooff weet hoe te doceren.

Ten slotte maakt de auteur inzichtelijk hoe, toen de Atheense burgers zich steeds meer in de privésfeer terugtrokken, de bezorgde burgers de godin Dèmokratia invoerden, als vergeefse stoplap. Van Hoof trekt nog maar eens een analogie, nu met het huidige crisisgevoel en het daarom in Den Haag op te richten Huis voor democratie en rechtsstaat. Maar eigenlijk zouden mensen dit soort boeken moeten lezen.

 

Boeken / Fictie

Sleutelroman?

recensie: Vonne van der Meer - De vrouw met de sleutel

.

Sommige verhalen vormen een raamvertelling, zoals Duizend-en-één-nacht met vertelster Scheherazade. Maar meestal is een verhaal een geheel op zichzelf staande gebeurtenis. De vrouw met de sleutel van Vonne van der Meer zit daar ergens tussenin.
De vrouw met de sleutel geeft een inkijk in de alledaagse werkelijkheid van gewone mensen. Met de daarbij behorende verborgen geheimen. Het gaat over eenzaamheid, zelfmoord, vreemdgaan, angst, verdriet, tegenslag en doorgaan. Kortom: al die zaken die het leven interessant maken. De levens van zowel Nettie als diegenen aan wie ze voorleest, zijn complexer dan eerste gezicht kan worden vermoed. En daarmee is ook dit boek een interessant geheel geworden.

Misschien is het niet meteen een spectaculaire aanvulling op het oeuvre van Van der Meer, maar daarmee zeker nog geen niemendalletje, dankzij de diversiteit in stijl en personages. De vrouw met de sleutel is gewoon een aangenaam en leesbaar boek over de mensen om je heen. En daarmee raakt het je. Van der Meer leverde een lekker tussendoortje af voor de komende zomerse dagen.

Boeken / Non-fictie

Hoe vrij is de bevrijde mens?

recensie: Joep Dohmen en Maarten van Buuren - De prijs van de vrijheid

.

Vrijheid wordt vaak beperkt tot alleen een verworvenheid. Die vrijheid laat je je niet ontnemen door anderen. Wie ben jij om mij te vertellen wat ik moet doen? Zo is het een recht dat je uitsluitend voor jezelf opeist. Een recht dat je ook tegen je medemens kunt gebruiken.

Vrijheid is een alledaagse opgave. Vrijheid, aldus Sartre, is een last die iedereen moet dragen. De verantwoordelijkheid voor je eigen keuzes kun je niet op anderen afschuiven. Als je je niet de wil van een ander laat dicteren, wat vertel je jezelf dan om te doen?

Eerst vrijheid, dan levenskunst

Bij vrijheid gaat het om ‘de spanning tussen de individuele mens en de eisen van de samenleving’. Die spanning staat centraal in het werk van een tiental filosofen en schrijvers die Joep Dohmen en Maarten van Buuren behandelen in hun boek De prijs van de vrijheid. Denkers en schrijvers over moderne levenskunst.

Vrijheid en levenskunst, de hiërarchie van deze twee woorden in de titel geeft goed weer waar het de schrijvers om te doen is. De levenskunst maakt een heropleving door in de filosofie, het is een terugkeer naar het praktische denken over hoe te leven uit (vooral) de klassieke oudheid. Wie aan die praktijk wil toekomen, heeft vrijheid nodig. Maar vrijheid is ook in een westerse, moderne en democratische samenleving een problematisch begrip, allerminst een vanzelfsprekendheid.

Individu versus collectief

Dohmen en Van Buuren willen met hun filosofische en literaire voorbeelden rond het thema levenskunst niet zonder meer wat praktische richtlijnen herhalen. Ze stellen aan de hand van onder anderen De Montaigne, Dostojevski, Nietszche, Foucault en Houellebecq nadrukkelijk de genoemde spanning tussen individuele vrijheid en samenleving aan de orde.

Zowel Dohmen als Van Buuren zijn kritisch over de zogenaamde verworvenheden van de moderniteit. We hebben ons bevrijd van overheersende kaders als religie, maar van een echt persoonlijke omgang met onze vrijheid is geen sprake. Er is, kort door de bocht, veeleer sprake van een onverschillige sleur binnen een consumptiemaatschappij.

Over de mogelijkheid van een echte bevrijding verschillen ze van mening. Dohmen ziet, zoals ook uit eerder werk bleek, mogelijkheden voor een nieuwe publieke moraal. Levenskunst is volgens hem beslist niet beperkt tot een intellectuele bovenlaag. Van Buuren is pessimistischer van toon en lijkt ook meer noodzaak te zien voor een collectieve verandering. Hij besluit zijn bespreking van Houellebecq met woorden als ‘het afkoelen van onze oververhitte markteconomie’ en lijkt wel wel wat te zien in de slowfood- of slowlifebeweging.

Overzichtelijk en inzichtelijk

De prijs van de vrijheid is overzichtelijk gestructureerd, elk hoofdstuk bevat een kort biografisch overzicht, een schets van de tijd waarin de auteur leefde, een bespreking van het (hoofd)werk en tot slot ‘ethische implicaties van leven en werk’. Gevolg is dat voor sommige lezers een groot deel van een afzonderlijk essay overbekende stof zal zijn, maar dat iedereen altijd voldoende achtergrondinformatie krijgt.

Aangenaam is ook dat zowel Dohmen als Van Buuren de kunst verstaan om op heldere wijze filosofische problemen inzichtelijk te maken. Ook weten ze, bij de literatoren meer dan de filosofen, een scherpe, eigen visie op de thematiek te geven. Zo wordt Nietzsche – altijd maar weer de filosoof met de hamer genoemd – recht gedaan als de opbouwwerker die hij ook was, de filosoof die de moderne mens oproept van zijn leven een kunstwerk te maken. En terwijl Van Buuren zijn walging over bepaalde delen van Michel Houellebecqs werk niet verhult, weet hij het toch mooi aan te laten sluiten op zijn eigen wereldbeeld.

Boeken / Fictie

Veel meer dan we wilden

recensie: Hagar Peeters - Wasdom

Nog maar drie jaar geleden publiceerde Hagar Peeters haar vorige bundel. Je vraagt je af waar ze de tijd vandaan heeft gehaald om het 176 pagina’s tellende Wasdom bij elkaar te schrijven. Dit mysterie is snel opgehelderd: in deze bundel zijn ook vroegere gedichten, soms wel twintig jaar oud, opgenomen. Dat had ze beter niet kunnen doen.

Als het hier nu ging om hoogstaande poëzie van een vroegwijs genie, was het te begrijpen geweest. Maar Peeters beschrijft het vroege werk zelf als volgt: ‘de liedjesachtige en sterk rijmende, schreef ik tussen mijn zeventiende en mijn negentiende’. Blijkbaar waren deze gedichten in de afgelopen twintig jaar niet goed genoeg voor publicatie, maar komen ze nu wel door de keuring. Dit keer gaat het immers niet om kwaliteit, maar volledigheid. De harde kern van Peeters-fans daargelaten zit er niemand op te wachten.

De liefde, oh, de liefde

Genoeg gedicht over de liefde vandaag was Peeters’ eerste bundel, maar ze is nog steeds niet uitgedicht over de liefde, het weggaan, het willen, het kussen. Soms wordt het een beetje vermoeiend, dat pagina’s lange verlangen naar wat er niet mag zijn. Meestal weet ze de nodeloosheid van een zoveelste gedicht over het houden van echter weer goed te maken met een oplettende vergelijking: ‘Ik ga, sprak hij dan, zoals zij vermoed had bij voorbaat, / en sloot de deur achter zich tegen de tafel.’

Zo’n zin is wonderbaarlijk in zijn eenvoud en verbeeldingrijkheid. Jammer genoeg slaagt Peeters er maar zelden in zo te schrijven. ‘Afscheid van Wilhelmina-dok’ bijvoorbeeld staat bol van conventionele stijltrucs. De zo gevoelige ik-persoon die we van Peeters gewend zijn, drukt zich hier liever uit in woordspelletjes. Het begint allemaal mooi eenvoudig, wellicht wat te opgeruimd, maar nog niet zo ontmoedigend: ‘Zomaar plotseling zonneklaar / zaten we daar aan het water’. Dan slaat de heldere taal ineens om in simplisme:

en jij was de enige passagier
die ik er tegen mijn zin had achtergelaten
jij was de matroos voor wie ik terugkwam
om hem van boord te halen.

Poëzie van het IJ. Geen wolkje aan de lucht, geen wind te bekennen, en de golven kabbelen rustig voort. Het vergaat Peeters allemaal net iets te voorspoedig.

Iets verder kijken


In Wasdom komen jonge en oude gedichten samen. Ze staan verspreid door de bundel, waardoor we over chronologie slechts kunnen speculeren. Is het haar oude of nieuwe werk dat onder de maat is? De betere gedichten lijken toch door een bepaalde volwassenheid herkenbaar. ‘Bij Geboorte’ moet bijvoorbeeld wel door een pasgeworden moeder zijn geschreven. ‘Dat was op de eerste dag in het eerste uur: / binnen buiten donker licht / en hij en ik.’

Nu en dan lijkt het echt of ze haar blikveld van ‘de liefde’ naar ‘het leven’ heeft verplaatst. Wasdom begint met de levens van oudere familieleden, en stapt via het verlangen al snel over op verlating en onomkeerbaarheid. Het enige baken in alle teloorgang is de wederopstanding in de vorm van geboorte of het schrijven van een gedicht.

Een kleine geschiedenis


De bundel gaat uiteindelijk echter maar over één leven: dat van Hagar Peeters. De weinige niet-persoonlijke gedichten doen in kracht helaas onder voor de bekende liefdesliedjes. En de liefde, daar wil toch iedereen over lezen? Maar de liefde van Peeters, dat is een ander verhaal. Het is jammer dat het de dichter nog niet lukt om voorbij haar eigen ervaringen te gaan. Wasdom bevat geen gedichten die je wilt uitscheuren, aan je muur wilt hangen en constant aan jezelf wilt voorlezen. Die universele ervaring, daar is ze nog niet toe gegroeid.

Aan de andere kant heeft dat wrijvende, die onvolmaaktheid, ook wel wat. Wanneer ze haar bundel niet had gepresenteerd als een verslag van het volwassen worden, maar liever het volwassen zijn, waren ons die vervelende pubergedichten bespaard gebleven en hadden we waarschijnlijk meer aandacht gehad voor de poëzie zelf. ‘Het is maar goed dat er nooit iets gebeurt in gedichten, / dat zij eeuwig zingen van onvervulbaarheid.’

Terwijl Hagar Peeters zichzelf afvraagt of het werkelijk goed is als gedichten onvervuld achterblijven – of nog erger, gepubliceerd worden – wachten wij een nieuwe, hopelijk dunnere, bundel af. En in de tussentijd is er altijd Wasdom nog om ons te troosten met die paar verdwaalde mooie zinnen.

Boeken / Non-fictie

Geweldige essays, gebrekkige verhalen

recensie: Marja Pruis - Kus me, straf me

.

Boeken / Non-fictie

Eng goed

recensie: Siddhartha Mukherjee (vert. Pon Ruiter en Henry Corver) - De keizer aller ziektes

.

Een boek over kanker zal niet bepaald op eenieders verlanglijstje staan. En het vooruitzicht door bijna 600 pagina’s vol met deze gruwelijke ziekte te moeten ploeteren, stemt ook niet meteen vrolijk. Het moet echter gezegd: het is de moeite waard. De keizer aller ziektes is een uitermate interessant relaas over een heftige strijd.

Dit boek vertelt het verhaal van de strijd van zowel de geneeskunde als van de mensen die aan deze ziekte lijden. Het is een ongelijke strijd, die al wordt gevoerd zo lang als de mensheid bestaat. Oncoloog Siddhartha Mukherjee schetst in De keizer aller ziektes een beeld van zo’n 4000 jaar oorlog tegen kanker. Met daarin grote veldslagen en kleine achterhoedegevechten. Maar alles met veel oog voor het menselijke aspect: het persoonlijke drama en het individuele leed.

Wetenschapsgeschiedenis

Het boek neemt ons mee door de geschiedenis: vanaf het vroegste bekende geschrift waarin kanker genoemd wordt (een papyrusrol van de Egyptische arts Imhotep) tot aan de huidige stand van zaken. Alle overwinningen, maar ook de nederlagen, van de medische wetenschap passeren de revue. Ook de wetenschappers en artsen die bij deze hoogte- en dieptepunten betrokken zijn geweest krijgen een plekje in dit omvangrijke boekwerk.

Daarmee is De keizer aller ziektes een boek geworden dat wel enige aandacht van de lezer vraagt. Er komen nogal wat namen en jaartallen voorbij. Daarnaast is het onvermijdelijk dat de schrijver regelmatig moet terugvallen op vakjargon. Het is dan ook zijn verdienste dat dit alles niet leidt tot een stoffig wetenschappelijk relaas.

Het individu

Dat het boek niet vervalt in een saaie wetenschappelijke uiteenzetting over genen, chromosomen en eiwitten (die wel degelijk allemaal aan bod komen), zit hem in het persoonlijke element dat Mukherjee in deze zogenoemde biografie heeft gestopt. Als oncoloog heeft hij zelf de nodige ervaring met de diverse verschijningsvormen van kanker. Aan de hand van de verhalen achter diverse van zijn patiënten neemt hij de lezer mee in de wereld van de kanker.

Daarmee laat hij niet alleen de medische kant van kanker zien, maar ook de menselijke aspecten van deze ziekte. Hij toont het leed dat met de ziekte gepaard gaat, maar ook de strijdvaardigheid en de moed van het individu achter dit leed. Daarnaast is de auteur ook nog eens een begenadigd schrijver, die de lezer weet te boeien en ontroeren. De keizer aller ziektes is het werk van een arts met zowel liefde voor zijn vak als compassie voor zijn patiënten.

Draaglijk

Door de combinatie van wetenschap en gevoel, vakmanschap en empathie is De keizer aller ziektes een uniek boek geworden. Een boek dat inzicht verschaft in de medische wetenschap en hoe die zich heeft ontwikkeld door de eeuwen heen. Maar ook een boek dat aantoont dat deze wetenschap niet op een eilandje thuishoort, maar midden in de samenleving hoort te opereren. Alleen dan kan die wetenschap bijdragen aan het draaglijk maken van een ondraaglijke ziekte. Gelukkig zijn er mensen als Mukherjee die hierin een belangrijke rol kunnen spelen.

Film / Films

Gevangen in verdriet

recensie: Rabbit Hole

.

Het Broadway-toneelstuk Rabbit Hole had zijn première in 2006, met hoofdrollen voor Cynthia Nixon (

~

Acht maanden na de dood van hun zoontje Danny is het echtpaar Becca (Kidman) en Howie (Eckhart) nog in diepe rouw gedompeld. De vreselijke gebeurtenis heeft zijn uitwerking op diverse vlakken in hun leven: vrienden zijn huiverig om contact op te nemen, familie ziet zorgelijk toe op Becca’s groeiende scepsis en er ontstaat een verwijdering tussen Becca en Howie. Iedere avond gaan de twee naar groepstherapie, waar de gesloten Becca geen heil in ziet. Resoluut wist zij de herinneringen aan haar zoontje, terwijl Howie die zichtbaar wil houden. En zo kiezen Becca en Howie hun eigen manier van omgaan met hun verdriet: zij zoekt contact met de jonge bestuurder die haar zoontje aanreed en hij zoekt toenadering bij therapiegroepslid Gaby (Sarah Oh). Langzaamaan wordt de ontreddering die in hun leven is geslopen groter en doemt de vraag op hoe ze verder kunnen gaan en vorm kunnen geven aan hun toekomst.

Rouw is een terugkerend thema in films. Van de thriller Don’t Look Now tot het zoetsappige

~

Gelukkig is die vraag met een volmondig nee te beantwoorden. De film komt qua sfeer en acteren puur over, temeer omdat de acteurs in dit drama alle ruimte krijgen. Wat ook meehelpt is de beheerste soundtrack van Anton Sanko. Rabbit Hole bewijst wel dat overdaad niet nodig is om te ontroeren. Een enkele blik is genoeg, of een shot waarin Howie van achteren gefilmd op zijn mobieltje een video van zijn zoontje bekijkt. Prachtig ingetogen zijn de scènes met de jonge bestuurder Jason (speelfilmdebuut van Miles Teller) en Becca, waarbij parallelle universums een mooie zijlijn van het verhaal vormen. Ook de immer overtuigende Dianne Wiest (Hannah and her Sisters) als Becca’s moeder zorgt voor mooie momenten: op tragische, maar ook humoristische wijze wordt de moeizame relatie tussen moeder en dochter getoond. Toch is het vooral Kidman die als de gesloten en sceptische Becca de film draagt. Het leed diep weggestopt, maar zichtbaar in haar ogen. Om verder te gaan zullen Howie en Becca vergeving en troost moeten vinden. Voorzichtig en subtiel werkt Mitchell hier naar toe, waarmee er een sprankje hoop ontstaat op een tweede leven.