Kijk alsjeblieft naar mij
In het hipster-themanummer van Amerikaanse tijdschrift n+1 beschrijven deskundigen de zin, toekomst, dood en gevolgen van de hipster. Deze moderne subcultuur blijkt een toonbeeld van de late consumptiemaatschappij: glanzend van buiten, hol van binnen.
Doel van het themanummer, in Nederland uitgegeven als boek, is om erachter te komen of het mogelijk is een nog bestaande subcultuur te analyseren. Hoewel de Amerikaanse schrijvers al spreken van de dood van de hipster, maakt het stereotype in Nederland furore. Sinds een jaar of twee wordt de term hipster te pas en te onpas aan niets vermoedende modieuze en/of artistieke jongelingen toegewezen. Voor zowel de jongeren die beticht worden van hipsterisme als degenen die anderen tot de subcultuur veroordelen is Hipster een interessante verzameling essays. Het neemt het lachwekkende stereotype van een subcultuur serieuzer dan ooit.
Het lachwekkende bestuderen
De cultuur die centraal staat in het boek is de hipster zoals die bestaat sinds 1999, niet de vroege bohemiens uit de jaren veertig. Deze hipster typeert zich door een straatwijze kennis van consumptie: hij weet precies welke kleding, gadgets en boodschappen ‘in’ zijn en baseert zijn identiteit daarop. Die is daarom voornamelijk zichtbaar in kleding (American Apparel, Urban Outfitters), gezichtsbeharing (snor, baard) en accessoires (pilotenbril, retro camera). Deze herkenbare attributen zijn inmiddels zo wijdverbreid dat de hipster bijna onzichtbaar is geworden voor buitenstaanders. Patrice Evans, een van de essayisten in het boek, beschrijft de meest gehoorde reactie op het begrip: ‘Bedoel je jongeren?’
De hipsterkenmerken zijn namelijk dusdanig doorgebroken in de mainstream dat het moeilijk onderscheiden is wie een ware hipster is, en wie gewoon 3FM luistert en bij de H&M winkelt. De vraag die dan ook meervoudig wordt opgeworpen is: bestaat de hipster überhaupt? Hebben we het niet gewoon over de meest recente jongerencultuur? Deze vragen zijn moeilijk te beantwoorden, want hoewel hipstermode erg recent is, grijpt ze terug op stijlen uit de jaren tachtig en negentig – de kleren die hun ouders droegen toen de hipsters nog kinderen waren. De liefde voor retro lijkt een toonbeeld van nostalgie: de analoge camera verwijst naar een tijd waarin technologie minder grip op ons had, en de karakteristieke pornosnor teruggrijpt op een pre-globalistische wereld waarin het nog okee was om trots te zijn op de blanke etniciteit.
De angst voor wat we zijn geworden
Inmiddels leven we in een multiculturele wereld, waar ieder sociaal wezen zich enigszins politiek correct moet gedragen, en blanke trots al snel verbonden wordt met racisme en etnocentrisme. Volgens Evans is de hipstercultuur dan ook een manier waarop blanken zich kunnen onttrekken aan de sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld zonder verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen rol hierin.
Als zwarte jongen die blanke jongens beschouwt zie ik het hipsterisme als datgene wat er ontstaat als blanken zich bewust worden van hun macht en de sociale ongelijkheid, en dan vervolgens zeggen: ‘Maar ja, wat kun je eraan doen? We steken onze handen in de lucht en trekken een geinige bek voor de camera.’
Die geinige bek en camera worden uitgebreid geanalyseerd door Dayna Tortorici. Zij stelt dat de vrouwelijke hipster ook in de nieuwste subcultuur geen actieve rol heeft verworven, maar slechts als geseksualiseerd kindmeisje verveeld de camera in kijkt. Het al dan niet bestaan van de hipster laat haar dan ook net zo onberoerd als Evans. De exclusieve subcultuur is zo in zichzelf gekeerd dat alleen de leden geïnteresseerd kunnen zijn in het concept ‘hipster’. De rest van de wereld ziet gewoon ‘een blanke, rijke klootzak in skinny jeans’.
Een hipster zijn, of geen hipster zijn – dat is de vraag
Iedereen vindt de hipster een nutteloze klootzak. Het duidelijkste criterium voor de hipster is namelijk de ontkenning een hipster te zijn. De hipstercultuur is geen coherente groep waar men zich al dan niet bij aansluit – daarvoor vinden de individuele hipsters zichzelf te uniek. Hoewel ze er allemaal hetzelfde uit zien, ontkennen ze elk groepsverband, en bevestigen juist daardoor hun status als hipster. ‘Hipsterhaat zegt meer over onze eigen angsten en tekortkomingen dan dat het iets concreets over echte mensen zegt.’
Hipster is uiteindelijk een boek dat alleen hipsters en hipsterhaters aan zal spreken, en de verschillende lezers hebben één ding gemeen: ze willen zichzelf of anderen gerepresenteerd zien, en de handvatten toegereikt krijgen om mensen in een hokje te kunnen plaatsen. Hoewel niemand zich als hipster identificeert, blijven we aandachtig zoeken naar de nieuwste manifestaties van deze hippe jongerencultuur. Het is ook niet moeilijk om de hipster te vinden. ‘Kijk alsjeblieft naar mij,’ zeggen de ukelele spelende, vintage dragende, zichzelf fotograferende hipsters die geen hipsters zijn. En n+1 blijft met liefde kijken.