Boeken / Fictie

Veel meer dan we wilden

recensie: Hagar Peeters - Wasdom

Nog maar drie jaar geleden publiceerde Hagar Peeters haar vorige bundel. Je vraagt je af waar ze de tijd vandaan heeft gehaald om het 176 pagina’s tellende Wasdom bij elkaar te schrijven. Dit mysterie is snel opgehelderd: in deze bundel zijn ook vroegere gedichten, soms wel twintig jaar oud, opgenomen. Dat had ze beter niet kunnen doen.

Als het hier nu ging om hoogstaande poëzie van een vroegwijs genie, was het te begrijpen geweest. Maar Peeters beschrijft het vroege werk zelf als volgt: ‘de liedjesachtige en sterk rijmende, schreef ik tussen mijn zeventiende en mijn negentiende’. Blijkbaar waren deze gedichten in de afgelopen twintig jaar niet goed genoeg voor publicatie, maar komen ze nu wel door de keuring. Dit keer gaat het immers niet om kwaliteit, maar volledigheid. De harde kern van Peeters-fans daargelaten zit er niemand op te wachten.

De liefde, oh, de liefde

Genoeg gedicht over de liefde vandaag was Peeters’ eerste bundel, maar ze is nog steeds niet uitgedicht over de liefde, het weggaan, het willen, het kussen. Soms wordt het een beetje vermoeiend, dat pagina’s lange verlangen naar wat er niet mag zijn. Meestal weet ze de nodeloosheid van een zoveelste gedicht over het houden van echter weer goed te maken met een oplettende vergelijking: ‘Ik ga, sprak hij dan, zoals zij vermoed had bij voorbaat, / en sloot de deur achter zich tegen de tafel.’

Zo’n zin is wonderbaarlijk in zijn eenvoud en verbeeldingrijkheid. Jammer genoeg slaagt Peeters er maar zelden in zo te schrijven. ‘Afscheid van Wilhelmina-dok’ bijvoorbeeld staat bol van conventionele stijltrucs. De zo gevoelige ik-persoon die we van Peeters gewend zijn, drukt zich hier liever uit in woordspelletjes. Het begint allemaal mooi eenvoudig, wellicht wat te opgeruimd, maar nog niet zo ontmoedigend: ‘Zomaar plotseling zonneklaar / zaten we daar aan het water’. Dan slaat de heldere taal ineens om in simplisme:

en jij was de enige passagier
die ik er tegen mijn zin had achtergelaten
jij was de matroos voor wie ik terugkwam
om hem van boord te halen.

Poëzie van het IJ. Geen wolkje aan de lucht, geen wind te bekennen, en de golven kabbelen rustig voort. Het vergaat Peeters allemaal net iets te voorspoedig.

Iets verder kijken


In Wasdom komen jonge en oude gedichten samen. Ze staan verspreid door de bundel, waardoor we over chronologie slechts kunnen speculeren. Is het haar oude of nieuwe werk dat onder de maat is? De betere gedichten lijken toch door een bepaalde volwassenheid herkenbaar. ‘Bij Geboorte’ moet bijvoorbeeld wel door een pasgeworden moeder zijn geschreven. ‘Dat was op de eerste dag in het eerste uur: / binnen buiten donker licht / en hij en ik.’

Nu en dan lijkt het echt of ze haar blikveld van ‘de liefde’ naar ‘het leven’ heeft verplaatst. Wasdom begint met de levens van oudere familieleden, en stapt via het verlangen al snel over op verlating en onomkeerbaarheid. Het enige baken in alle teloorgang is de wederopstanding in de vorm van geboorte of het schrijven van een gedicht.

Een kleine geschiedenis


De bundel gaat uiteindelijk echter maar over één leven: dat van Hagar Peeters. De weinige niet-persoonlijke gedichten doen in kracht helaas onder voor de bekende liefdesliedjes. En de liefde, daar wil toch iedereen over lezen? Maar de liefde van Peeters, dat is een ander verhaal. Het is jammer dat het de dichter nog niet lukt om voorbij haar eigen ervaringen te gaan. Wasdom bevat geen gedichten die je wilt uitscheuren, aan je muur wilt hangen en constant aan jezelf wilt voorlezen. Die universele ervaring, daar is ze nog niet toe gegroeid.

Aan de andere kant heeft dat wrijvende, die onvolmaaktheid, ook wel wat. Wanneer ze haar bundel niet had gepresenteerd als een verslag van het volwassen worden, maar liever het volwassen zijn, waren ons die vervelende pubergedichten bespaard gebleven en hadden we waarschijnlijk meer aandacht gehad voor de poëzie zelf. ‘Het is maar goed dat er nooit iets gebeurt in gedichten, / dat zij eeuwig zingen van onvervulbaarheid.’

Terwijl Hagar Peeters zichzelf afvraagt of het werkelijk goed is als gedichten onvervuld achterblijven – of nog erger, gepubliceerd worden – wachten wij een nieuwe, hopelijk dunnere, bundel af. En in de tussentijd is er altijd Wasdom nog om ons te troosten met die paar verdwaalde mooie zinnen.