Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Porno mag, maar hoe?

recensie: Diverse auteurs - Tirade pornonummer!

.

Aanleiding voor het nummer was Rudy Kousbroeks essay ‘De troost der pornografie’ (1984). Daarin zag hij uit naar porno die kwalitatief een beetje te pruimen is. Er blijft iets taboeachtigs hangen aan porno. Christiaan Weijts oogstte in het zaaltje gegiechel toen hij meldde onderzoek naar porno gedaan te hebben, alsof hij toch ook gewoon een viespeuk was. Theatermaker Andreas Vonder slaat de spijker op zijn kop: ‘Porno is gemeengoed geworden – zij het als publiek geheim.’

Aan de tand gevoeld

De Tirade-auteurs die voor de presentatie waren opgedraafd om iets uit hun artikel voor te lezen, werden eerst aan de tand gevoeld door een Tirade-redacteur. Deze demonstreerde van geen enkel taboe last te hebben. ‘Kijkt u naar porno? Heeft u daarna zin in seks?’ Er werd braaf geantwoord. Vreemd, want een mening over porno hebben is iets anders dan porno genieten. Eenvoudig omdat porno privé is, net als masturberen, cohabiteren, hoerenbezoek en vreemdgaan. Andere dieren kijken minder nauw, maar mensen zitten nu eenmaal in een beschavingsproces. Het was achteraf een goed idee van minister van justitie Van Agt om het aantal stoelen in een pornobioscoop tot 49 te beperken. Nog 48 stoelen te veel.

In zekere zin bevestigt stoer doen over seks eerder het taboe dan dat het dat afbreekt. Misschien maar goed ook. Totaal vrije liefde maakt net zo weinig kans als artistiek verantwoorde porno. Porno is er, voor wie het niet wist, om in de behoefte aan seksuele opwinding te voorzien, zelfs ook als er een partner van vlees en bloed in de buurt is. Meer valt er niet van te maken. Door de seksuele revolutie werd seks in speelfilms steeds openlijker getoond. De censuur moest er steeds meer vrede mee hebben en werd uiteindelijk afgeschaft. Maar de lol om seks min of meer pornografisch in beeld te brengen is er hoe langer hoe meer van af. Opgelegd bloot op toneel en in literatuur wordt ook minder. Als verhaal en seks in balans liggen, krijgt genot de kwaliteit die Kousbroek verlangde.

Surrogaat

Echt bevredigende porno is, als alle geluk, de speld in de hooiberg, net als prachtboeken en mensen met wie het klikt, aldus schrijfster Bianca Stigter. Wie liefdevolle seks of seksuele liefde mist, zoekt het surrogaat van porno, prostitutie, masturbatie of, iets verder afgeleid, een huisdier om te knuffelen, geloof in een opperwezen of weldadige kunst. Want mensen doen van alles om niet in eenzaamheid te creperen. Misschien stonden daarom in een bepaald kamp ten dode opgeschreven gevangenen uit Oost-Europa in de rij om door Duitsers verkracht te worden, zoals Kousbroek had gelezen.

Verder biedt de Tirade weinig waarvan je een beetje achterover valt, zo uitgekauwd begint het onderwerp in woord en geschrift onderhand te worden. Dat er nogal wat overlap tussen de verschillende stukken zit, verbaast niet. Het leesbaarst is de even nuchtere als laconieke benadering in ‘Pak jij mijn afvoerputje eens goed aan’ van Karin Amatmoekrim. De redactie had ook om scenariootjes voor betere porno gevraagd (‘minder detail en dus meer ruimte voor verbeelding’, wenst Tijs Goldschmidt). Maar die ontaarden al snel in soap door en voor intellectuelen. Het blijft dus nog even wachten op de ideale porno.

Boeken / Fictie

Porno mag, maar hoe?

recensie: Diverse auteurs - Tirade pornonummer!

.

Aanleiding voor het nummer was Rudy Kousbroeks essay ‘De troost der pornografie’ (1984). Daarin zag hij uit naar porno die kwalitatief een beetje te pruimen is. Er blijft iets taboeachtigs hangen aan porno. Christiaan Weijts oogstte in het zaaltje gegiechel toen hij meldde onderzoek naar porno gedaan te hebben, alsof hij toch ook gewoon een viespeuk was. Theatermaker Andreas Vonder slaat de spijker op zijn kop: ‘Porno is gemeengoed geworden – zij het als publiek geheim.’

Aan de tand gevoeld

De Tirade-auteurs die voor de presentatie waren opgedraafd om iets uit hun artikel voor te lezen, werden eerst aan de tand gevoeld door een Tirade-redacteur. Deze demonstreerde van geen enkel taboe last te hebben. ‘Kijkt u naar porno? Heeft u daarna zin in seks?’ Er werd braaf geantwoord. Vreemd, want een mening over porno hebben is iets anders dan porno genieten. Eenvoudig omdat porno privé is, net als masturberen, cohabiteren, hoerenbezoek en vreemdgaan. Andere dieren kijken minder nauw, maar mensen zitten nu eenmaal in een beschavingsproces. Het was achteraf een goed idee van minister van justitie Van Agt om het aantal stoelen in een pornobioscoop tot 49 te beperken. Nog 48 stoelen te veel.

In zekere zin bevestigt stoer doen over seks eerder het taboe dan dat het dat afbreekt. Misschien maar goed ook. Totaal vrije liefde maakt net zo weinig kans als artistiek verantwoorde porno. Porno is er, voor wie het niet wist, om in de behoefte aan seksuele opwinding te voorzien, zelfs ook als er een partner van vlees en bloed in de buurt is. Meer valt er niet van te maken. Door de seksuele revolutie werd seks in speelfilms steeds openlijker getoond. De censuur moest er steeds meer vrede mee hebben en werd uiteindelijk afgeschaft. Maar de lol om seks min of meer pornografisch in beeld te brengen is er hoe langer hoe meer van af. Opgelegd bloot op toneel en in literatuur wordt ook minder. Als verhaal en seks in balans liggen, krijgt genot de kwaliteit die Kousbroek verlangde.

Surrogaat

Echt bevredigende porno is, als alle geluk, de speld in de hooiberg, net als prachtboeken en mensen met wie het klikt, aldus schrijfster Bianca Stigter. Wie liefdevolle seks of seksuele liefde mist, zoekt het surrogaat van porno, prostitutie, masturbatie of, iets verder afgeleid, een huisdier om te knuffelen, geloof in een opperwezen of weldadige kunst. Want mensen doen van alles om niet in eenzaamheid te creperen. Misschien stonden daarom in een bepaald kamp ten dode opgeschreven gevangenen uit Oost-Europa in de rij om door Duitsers verkracht te worden, zoals Kousbroek had gelezen.

Verder biedt de Tirade weinig waarvan je een beetje achterover valt, zo uitgekauwd begint het onderwerp in woord en geschrift onderhand te worden. Dat er nogal wat overlap tussen de verschillende stukken zit, verbaast niet. Het leesbaarst is de even nuchtere als laconieke benadering in ‘Pak jij mijn afvoerputje eens goed aan’ van Karin Amatmoekrim. De redactie had ook om scenariootjes voor betere porno gevraagd (‘minder detail en dus meer ruimte voor verbeelding’, wenst Tijs Goldschmidt). Maar die ontaarden al snel in soap door en voor intellectuelen. Het blijft dus nog even wachten op de ideale porno.

Film / Films

Een stad vol tijdelijke ontmoetingen

recensie: To Rome with Love

Met een uitgebreide ensemblecast en een prachtige stad als locatie is To Rome with Love een genot voor de ogen. Als film is het echter een wanorde van bij elkaar gevoegde verhaaltjes. De hommage die Woody Allen brengt aan de stad is romantisch maar voorspelbaar.

~

To Rome with Love bestaat uit vier losse verhalen die een ding met elkaar gemeen hebben: het gaat over ontmoetingen in Rome. In één deel verandert het leven van de saaie Italiaanse doorsneeman Leopoldo (Roberto Benigni) plotseling als hij voor beroemdheid wordt aangezien. In een ander deel gaat de gepensioneerde Amerikaanse operaregisseur Jerry (Woody Allen) met zijn vrouw Phyllis (Judy Davis) naar Rome om de aanstaande van hun dochter te ontmoeten. Dan is er de Amerikaanse architect John (Alec Baldwin) die vakantie viert in Rome wanneer hij de jonge student Jack (Jesse Eisenberg) ontmoet die hem aan zijn eigen jeugd doet herinneren. Tenslotte is er een pasgetrouwd Italiaans stel dat gescheiden van elkaar één dag in Rome doorbrengt.

Onsterfelijk Rome is het centrale punt en wordt uiteraard door Allen, net als de voorgaande Europese steden Londen, Barcelona en Parijs, de hemel in geprezen. De oude Italiaanse stad komt tot leven in een chaos van ontelbare fonteintjes, trappetjes, nauwe straatjes, terrasjes en de immer altijd aanwezige zon. De cultuurverschillen en de onvermijdelijke stereotyperingen, zoals het Italiaanse eten, de muziek en het temperament, werkt in combinatie met Allens droge humor en scherpe dialogen aanstekelijk en levert regelmatig mooie lachmomenten op. 

Less is more


To Rome with Love is een typische Allenfilm; het is niet alleen een romantische komedie maar ook een satire. Naast de gebruikelijke relatieproblemen, het intellectuele gezever en de levens- en doodsvragen, vindt Allen ook ruimte om de huidige media op de hak te nemen. De film barst van de tegenstellingen, zowel in de personages als in de verhaallijnen. Een sequentie is langer dan de andere of absurder of juist romantischer. Er zit niet direct een lijn tussen de verschillende verhalen en dat maakt het dat de ene interessanter of grappiger is dan de andere. De film lijkt daardoor zijn doel te missen.

~

Het zwakste punt van To Rome with Love ligt echter in de tijdspanne en dat leidt met name in het begin van de film tot verwarring. Terwijl de sequentie van het pasgetrouwde stel maar één dag in Rome beslaat, blijkt uit het verhaal van Leopoldo dat er een periode van weken zijn verstreken en bij die van Jerry en Phyllis zelfs maanden. Bij John en Jack ligt ’tijd’ iets gecompliceerder en absurder, omdat John met Jack meeleeft in zijn fantasie in het heden terwijl hij aan de andere kant teruggaat naar zijn eigen herinneringen. De vier verhalen staan geheel op zichzelf en bereiken geen ultieme climax, in tegenstelling tot andere mozaïekfilms waarin de verschillende plots uiteindelijk samenkomen.

Oud en vertrouwd


Net als de verhalen zijn ook de relaties of de roem tijdelijk. Alle personages willen iets nieuws, waardering en genieten ook van alle nieuwe avonturen, maar kiezen uiteindelijk toch voor het oude, het zekere en het veilige. Dat is wat Allen ook met To Rome with Love doet. Voor Woody-Allenfans is dit zeker een vermakelijke film, maar het levert niets vernieuwends of spannends op.

Boeken / Non-fictie

De godin van de Zuidzee

recensie: Ayu Utami (vert. Maya Sutedja-Liem) - Het Getal Fu

.

Het getal Fu duikt in de mystiek van Midden Java en wat daar nu nog van over is. De moderne periode wordt gezien vanuit de ogen van bijgelovige dorpsbewoners aan het begin van de twintigste eeuw die de godin van de Zuidzee nog steeds vereren. Dit leidt Utami naar een oude kroniek van Javaanse koningen uit het verre verleden, de Babad Tanah Jawi. Daarin speelt de koningin van de Zuidzee Nyai Ratu Kidul een belangrijke rol. Dit wordt verweven met de politieke omwentelingen na het aftreden van Soeharto.

Modernistisch bergbeklimmen
Het getal Fu begint als jonge bergbeklimmer Sandi Yuda in zijn voorbereiding de lokale jongen Parang Jati tegenkomt. Yuda komt uit de grote stad, Bandung, om de berg Watugunung te klimmen met zijn groep. De lokale twintiger Parang Jati wordt een vriend die hem uitdaagt met andere ogen naar de natuur en zijn wereldbeeld te kijken. Yuda leert langzaam met meer respect te kijken naar lokale rituelen waarin bovennatuurlijke krachten en wezens als Nyai Ratu Kidul centraal staan.

De verteller in het boek – Yuda – vertegenwoordigt de modernistische en cynische mens die niets moet weten van bijgeloof van het platteland. Hij ziet de natuur als een element dat hij kan onderwerpen. Parang Jati is een wijze jongen die is opgevoed in de mystieke leer met eerbied voor de natuur. Zijn ‘broer’ Kupukupu vertegenwoordigt de stem van moderne islamitische stroming op het platteland. Onverdraagzaam monotheïsme probeert de natuurgodsdienst uit het dorp te verwijderen. 

Theorieën over oude gewoonten
Het boek laat de lezer los in een voor veel buitenstaanders onbekend gebied van geesten, misvormde mensen en geologie. Om het verhaal te kunnen vertellen is veel achtergrond nodig die in de vorm van analyses, nieuwsartikelen en verhalen uit de Babad Tanah Jawi wordt gebracht. Het is een bijzondere prestatie van Utami om zoveel elementen bij elkaar te brengen in het verhaal, die gezamenlijk het verlangen naar de oude Javaanse mystiek opwekken.

Deze aantrekkingskracht van de oude mystiek verzandt echter in een veel te grote hoeveelheid informatie die door de schrijfster wordt aangevoerd. Door eindeloze feiten te stapelen verliest de schrijfster veel interesse van haar lezers. Islam, bijbel, leger en politiek van Indonesië worden allemaal ingezet om het respect voor Javaanse traditie af te dwingen. Hele hoofdstukken worden gewijd aan theorieën over het nut van de oude gebruiken, met afgrijselijke passages die lijken op een saai hoorcollege als dieptepunt.

Zware kost
Het boek mondt uit in een aanklacht tegen de suprematie van monotheïsme en modern cynisme. Yuda is de personificatie van de moderne mens en moet ons tijdens onze mystieke reis begeleiden. De denker van het boek – Parang Yati – zet hier een droog pleidooi voor een soort neo-animisme tegenover. Maar de redeneringen van de hoofdpersonen gaan irriteren. Zeker als de karaktervastheid van de hoofdverteller niet duidelijk meer is. Yati staat kritisch tegenover de argumenten van zijn vriend en filosofisch opponent Parang Jati, maar krijgt steeds meer van de gedachtewereld van Jati in de mond gelegd.

Het Getal Fu is een groots werk van Utami dat net zo politiek geëngageerd is als haar eerdere werk. Het boek dient een nuttige discussie over tolerantie voor oeroude tradities en polytheïsme in Indonesië. Het is alleen jammer om te zien dat Utami de karakters en het verhaal in haar strijd laat sneuvelen. De lezer blijft daardoor met zware kost zitten, met redeneringen die onplezierig door de strot geduwd worden.

Muziek / Album

Volwassen en serieuze muziek

recensie: Lawrence Arabia - The Sparrow

.

Nieuw en toch meteen vertrouwd, zo klinkt het derde album van de singer/songwriter en producer Lawrence Arabia (James Milne) uit Nieuw Zeeland. Volwassen, serieus en pretentieus is het eerste wat opkomt bij het beluisteren van de negen nummers.

Het hele album klinkt relaxed, melodieus en minimalistisch maar grijpt ook terug naar de geestige aanpak die kenmerkend was op zijn eerste twee albums. Duidelijk zijn de invloeden te horen van de  symfonische muziek van Scott Walker en Serge Gainsbourg uit eind jaren zestig. Ook na het herhaaldelijk luisteren verveelt de muziek geen moment maar klinkt steeds beter en ontdek je steeds meer diepgang in tekst en muziek.

Melodisch en melancholisch
Het album opent met ‘ Travelling Shoes’ dat begint als een achtergrondstrijkje en melodisch het verhaal vertelt van de herinnering van een jonge man ( James Milne zelf?) die zich afzet tegen de verstikkende cultuur van zijn burgerlijke opvoeding. ‘The 03’ mijmert in staccato van drum en gitaar voort over dezelfde persoon die uiteindelijk terugkeert naar geboorteplek en zijn dromen niet heeft waargemaakt.

‘Early Kneecappings’ vervolgens klinkt onheilspellend en somber waarna de draad van het album weer wordt opgepakt met een soort tango in ‘The Bisexual’.
Relaxed is de ‘Dessau Rag’ als instrumentaal en geestig tussendoortje; het album sluit af met ‘Legends’, een sterk en melancholisch samenspel tussen piano, gitaar, zang en strijkers, eindigend in trompet en viool. Met melodieën die in je hoofd blijven hangen, complexer zijn dan ze bij het eerste beluisteren klinken en teksten die ergens over gaan, is het een volwassen en serieus album geworden.

Genieten van beperkingen
Lawrence zelf zegt over zijn muziek: “Ik had genoeg van de eindeloze mogelijkheden van productieprogramma Pro Tools  tijdens het maken van mijn vorige album. Ik werd totaal verliefd op de mystieke en esthetische beperkingen van platen uit eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw waarin zoveel ruimte zit in de arrangementen en je werkelijk kunt genieten van het geluid van ieder instrument.”

Het materiaal voor The Sparrow werd bijeengebracht gedurende 2010, toen Lawrence en zijn band The Prime Ministers optraden in het kader van Chant Darling. De basistracks werden opgenomen in Surrey in oktober 2010 met een band bestaande uit Elroy Finn en Connan Mockasin. In Auckland zijn vervolgens begin 2011 de strijkers en blazers toegevoegd. Het geheel is geproduceerd en gemixt door Lawrence Arabia zelf.

“As one man findeth shelter under the eaves of his neighbour’s wife, so shall he be plagued by the sparrow. And lo, where fields of wheat once grew lush upon the soil, lies now the infernal desert of the pestilential sparrow.” – Lawrence Arabia, 2011.

Lawrence Arabia treedt 7 september op in Paradiso.

Muziek / Album

Een album om lang te koesteren

recensie: Sean Taylor - Love Against Death

Met zijn vorige album Walk With Me oogstte Sean Taylor veel lof en werd hij zelfs vergeleken met grootheden als John Martyn en Nick Drake. Zijn tweede album is van een andere orde en zal waarschijnlijk door een kleiner aantal fijnproevers worden gewaardeerd.

Het is natuurlijk lastig een debuutalbum te evenaren als de muzikale lat zo hoog wordt gelegd. Taylors nieuwste album Love Against Death ontvangt dan ook niet louter positieve kritieken. Maar de nieuwe luisteraar die onbevangen naar het album luistert, hoort al snel dat Taylor goede liedjes combineert met een doordachte en gevarieerde uitvoering.

In de mix

Na een paar liedjes die de luisteraar nog even laten wennen, verrast Taylor bij ‘Western Intervention’ met een snelle ‘rap’. Het lijkt wel of hij hier het erfgoed van Johnny Cash mixt met de oerrappers van Sugar Hill Gang. Taylor houdt dan ook absoluut van mengen. Bij ‘Cassady’, een van de mooiste liedjes van het album, lijkt het alsof Damien Rice Gram Parsons ontmoet. Dat is een fijne combinatie die vraagt om meer, maar Taylor tapt met ‘Sixteen Tons’ alweer uit een ander vaatje. De mix van rock-‘n-roll en country lacht ons toe en ‘Ballad of a Happy Man’ doet een gooi naar het predicaat van beste onvervalste meezinger in country en western.

Toch kan Taylor ook heel fijnzinnig zijn. Het warme geluid en de voordrachtwijze van ‘Raglan Road’ met al zijn tekstuele details laat je direct grijpen naar het tekstvel bij het album. Gek genoeg is dit het enige lied waarvan de tekst niet is afgedrukt. Het blijkt dat het lied is geïnspireerd door een gedicht over een onbeantwoorde liefde van Patrick Kavanagh. Wellicht dat het daarom niet mag worden afgedrukt. Jammer, want een tekst luisteren en geheel bevatten is makkelijker met het tekstvel in de hand.

Sean Taylor en een vleugje van…

Taylor roept bij critici veel vergelijkingen op, maar slaagt er desondanks altijd in om zichzelf te blijven. Bij de albumopener ‘Stand Up’ klinkt hij met zijn hese praatstem eerst als G. Love and Special Sauce, maar daarna geeft hij toch een geheel eigenzinnige draai aan het nummer. Bij Taylor is het nooit ‘een kopie van’, maar altijd ‘Sean Taylor met een vleugje van…’ Dit vraagt natuurlijk veel veerkracht van de luisteraar, waardoor de groep die dit zal waarderen mogelijk wat kleiner zal zijn.

Het album ademt een stijl die tussen blues, folk, roots en Americana in ligt. En dan in de genoemde volgorde. Een hokje zoeken voor Love Against Death is daarom lastig. Het album zal door deze rijke mengeling van stijlen niet snel vervelen. De CD wordt bovendien nergens schreeuwerig, waardoor het een album geschikt is voor vele luistermomenten. Al met al heeft Taylor een knap stuk vakmanschap afgeleverd dat we lang mogen koesteren.

Boeken / Fictie

Stockholm verbeeld

recensie: Jens Lapidus & Peter Bergting - Stockholm Zuid

Jens Lapidus gaf ons in zijn Stockholm-trilogie inzicht in de criminele wereld van de Zweedse hoofdstad. Met Stockholm Zuid wordt het beeld dat hij in zijn boeken schetste, omgezet naar de visuele vorm van de graphic novel.

De strafrechtadvocaat Lapidus is de bestverkopende (levende) thrillerauteur van vandaag de dag. Zijn inside kennis van het criminele circuit zorgt voor een realistische kijk op de onderwereld van Stockholm. Er is bijna geen gevangeniscel te vinden in Zweden waar zijn boek niet te vinden is. De gedetineerden herkennen hun eigen wereld (toen ze nog vrij rondliepen op het verkeerde pad).

Waar het in de boeken van Lapidus voornamelijk om de criminelen draait, zien we in de graphic novel een politieman opdraven. Rechercheur Martin Hägerstrom probeert een einde te maken aan een bloederige bendeoorlog die begint als het zusje van de gangster Mahmud na een avondje stappen wordt verkracht.

Verwachtingsvolle fans
Martin Hägerstrom is niet echt een nieuwe verschijning, want in het laatste deel van de trilogie (Val dood), deed hij ook al zijn opwachting. Deze oude bekende, gecombineerd met de rauwe verteltrant en de donkere sfeer maken van dit grafische avontuur een feest van herkenning voor de trouwe fans van Jens Lapidus. Maar of diezelfde fans helemaal bevredigd worden door dit nieuwe verhaal is nog maar de vraag.

Stockholm Zuid is een aardigheidje. Een intermezzo. Maar het kan niet gezien worden als een volwaardige aanvulling op de trilogie. Daarvoor is de uitwerking net iets te mager. De tekeningen zijn aardig – een beetje in de stijl van de Dark Horse comics – maar niet bijzonder. Van een graphic novel verwacht je toch dat de tekeningen en tekst het niveau van een gemiddelde strip ontstijgen. De tekeningen van Peter Bergting doen dat niet.

Tussendoor even gerustgesteld
Ook tekstueel schiet Stockholm Zuid net te kort. In een 168 pagina’s tellende graphic novel past nu eenmaal niet zoveel verhaal als in de meer dan 400 pagina’s omvattende boeken van Lapidus. Een plaatje vertelt blijkbaar niet altijd meer dan 1000 woorden. Tel daar de fragmentarische vertelstijl van Lapidus en de diversiteit aan personen-met-lastige-namen bij op en je krijgt niet meteen het meest toegankelijke verhaal over de Stockholmse onderwereld voor je kiezen.

De diepgang van de karakters, de maatschappijkritiek en de weergave van de Zweedse criminele scene: het is allemaal net iets minder aanwezig en minder uitgewerkt dan in de boeken. En dat is jammer, want juist deze aspecten maken de Stockholm-trilogie zo aangenaam om te lezen. Het pluspunt is dat het er allemaal wel in zit, hoe summier ook. En daarmee is het voor die eerder genoemde fan wellicht net dat kleine tussendoortje dat de honger naar een volgend Lapidusboek kan stillen. Heel even. Maar toch.

Boeken / Non-fictie

Onreine wetenschap

recensie: Hans van Maanen - Je reinste wetenschap. Over gezondheid, veiligheid en andere onzin

Over hoe een middel tegen kanker geblokkeerd wordt door de farmaceutische industrie omdat het financieel niets oplevert. Oftewel: hoe verhalen in de media de ronde doen door beperkte feitenkennis en research van (wetenschaps)journalisten.

In het boekje Je reinste wetenschap – over gezondheid, veiligheid en andere onzin laat wetenschapsjournalist en columnist Hans van Maanen zien dat we de wetenschappelijke nieuwtjes die de kranten halen niet altijd moeten geloven.

De besmettingshaard
Hans van Maanen begon in 2003 in de wetenschapskatern van De Volkskrant met zijn rubriek ‘Twijfel’. Diverse artikelen uit Je reinste wetenschap verschenen eerder al in die krant. De artikelen zijn in dit boek gebundeld en aangevuld met stukken uit andere media of niet eerder gepubliceerde stukken. Steeds neemt de auteur een bericht uit de krant en houdt dat vervolgens tegen het licht. Is de in het artikel getrokken conclusie juist of zit er meer achter het korte krantenartikel dan we op eerste gezicht vermoeden?

Neem nu het volgende. Op 20 mei 2010 schreef Het Parool: ‘De immigratie van niet-westerse allochtonen kost de Nederlandse samenleving 7,2 miljard per jaar.’ Iets wat PVV-fractieleider Geert Wilders prompt ‘schokkend’ noemde. Het bericht kwam in alle media terecht, maar geen enkel medium nam de moeite het rapport eens grondig te bestuderen. Van Maanen deed dat uiteindelijk wel en kwam tot een ietwat meer genuanceerde conclusie: ‘Het verschil in de bijdrage aan de collectieve sector ontstaat niet zozeer door de etnische achtergrond, maar door de sociaaleconomische status. De lagere klassen kosten de hogere klasse geld, of ze nu autochtoon of allochtoon zijn.’

Waar de baby’s vandaan komen
Naast het uitpluizen van dergelijke (on)gefundeerde wetenschappelijke uitspraken in de media, richt de schrijver zich ook op de wetenschap zelf. Of tenminste op het gebruik en misbruik ervan. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal over ooievaars en baby’s. Door het aantal ooievaars in het Noord-Duitse Oldenburg in de jaren 1930-1936 af te zetten tegen het aantal geboortes zie je, op de juiste wijze gepresenteerd, een duidelijk verband tussen deze twee factoren. Hoe meer ooievaars, hoe meer geboortes. Is het aloude verhaal over de bezorging van baby’s dan toch waar?

Nee, uiteraard niet. Dit artikel is juist bedoeld om het verschil aan te geven tussen een statistisch verband en een oorzakelijk verband. Een verschil waar maar al te vaak overheen wordt gestapt. Bij ooievaars is dit verschil vrij simpel inzichtelijk te maken, maar bij aspecten als ziektes en dood versus roken en sporten bijvoorbeeld wordt het verschil vaak al wat lastiger. Gelukkig zijn er journalisten zoals Hans van Maanen die de tijd nemen om de achterliggende onderzoeken bij de krantenartikelen onder de loep te nemen en ons weer op het juiste spoor te zetten.

Hoe wetenschap je wereld verandert
Na het lezen van Je reinste wetenschap zal geen wetenschappelijk krantenartikel meer hetzelfde zijn. Overal en over alles zal de twijfel toeslaan. Maar dat is alleen maar gezond. Het moge duidelijk zijn dat men niet alles maar gewoon klakkeloos moet aannemen, maar dat gezond verstand geen kwaad kan. Natuurlijk is niet iedereen in staat om de achterliggende onderzoeken zelf uit te pluizen (al was het maar om het stoffige leesvoer dat dit soms oplevert), maar er zullen altijd journalisten blijven die wel nét even verder kijken dan hun neus lang is.

Die journalisten zijn nodig, want ook in het toegankelijk geschreven boek van Van Maanen duizelt het je soms van de statistische gegevens en analyses. Dus ga vooral niet zelf op zoek naar de waarheid achter dat ene artikel over het verband tussen de malariamug, een vezelrijk dieet en voetschimmel. Laat Hans van Maanen het maar uitleggen in een van zijn columns.

Muziek / Concert

Soundwalls van een ongekende dichtheid

recensie: M83

.

Het laatst afgeleverde dubbelalbum Hurry up, we’re dreaming staat met tweeëntwintig in electronica gedrenkte tracks als een huis. Het leverde M83 inmiddels twee bescheiden hitjes op en een exponentieel groeiende fanschare. Zoals verwacht speelt M83 veel van het nieuwe album, maar gelukkig vergeet de band haar tienjarige geschiedenis niet.

Muur van diepe synths 

~

Voor hun zelf meegebrachte sterrenhemel zenden Gonzales en kornuiten soundwalls van een ongekende dichtheid de zaal in. Ondersteund door drummer Loïc Maurin die uit zijn drumkit een volvette sound slaat en Morgan Kibby die dromerige vocals toevoegt terwijl ze letterlijk de klanken uit haar synthesizer perst. Daar tussendoor hupst de slechts twintig lentes jonge Jordan Lawlor als vliegende keep van gitaar naar toetsen naar bas en weer terug terwijl Gonzales zelf de middelste plek op het podium opeist.

Het is mooi om te zien en te horen hoe de bandleden op elkaar zijn ingespeeld. De setlist van de avond is mooi gevarieerd met nieuwe, meer poppy synth-nummers als ‘Reunion’ tegenover ingetogen ballads afgewisseld met dansbare tracks. Alles zit er tot de puntjes in, van de samenzang tot de lichtshow. Het is wel jammer dat een groot deel van het geluid in het middenregister totaal wordt overstemd door de muur van diepe synths, drumcomputers en bas. Zelfs die lekkere saxofoonsolo aan het eind van ‘Midnight City’ verliest zo aan kracht.

Strak
Hoewel de energie in de zaal aan het begin van de avond te voelen is, komt het toch niet echt los. Er gaan wel wat handjes in de lucht bij de bekendere nummers maar de voetjes gaan pas echt van de vloer bij de afsluiter ‘Couleurs’ waarin Maurin laat zien dat een goeie groove ook in een overwegend elektronisch geheel onmisbaar is.

Al van meet af aan is duidelijk dat de avond strak in elkaar zit: de muzikanten zijn strak, de lichtshow is strak, de interactie met het publiek is strak en de hele show zit ook strak in de tijd. Het is allemaal zelfs zo strak dat de ‘jeux’ er een beetje uit lijkt, maar dat mag de pret van de avond niet drukken. M83 zet een stevige, goedverzorgde show neer die velen nog lang zal heugen, vooral degenen die hun oordopjes vergeten waren.

Boeken / Fictie

De zoektocht van Henry Bright betekent ook de zoektocht van Josh Ritter

recensie: Josh Ritter (vert. Ronald Cohen) - De wonderjaren van Henry Bright

.

Het is 1918, de Eerste Wereldoorlog is voorbij, de wereld ligt in scherven uiteen en Henry Bright, een oorlogsveteraan die nauwelijks meerderjarig is, is zojuist vader geworden. Zijn vrouw Rachel, met wie hij net een geïmproviseerd bruiloftje achter de rug heeft, sterft in het kraambed, als Henry plotseling een stem hoort. Het is de stem van een engel, die praat door de mond van zijn paard. Ga weg, raadt die stem hem aan, ga weg en kom niet meer terug. Verbrand al je schepen achter je en vertrek. Henry Bright doet wat hem gevraagd wordt, hij is niet anders gewend.

Wankele stapjes

Josh Ritter is de singer-songwriter die met dit veelbelovende uitgangspunt zijn eerste stappen in de literatuur zet. Wankele stapjes, dat wel, van iemand die weet hoe hij een verhaal moet vertellen, een rijke fantasie heeft en een opvallend talent om sterke beelden op te roepen, maar ook nog het nodige te verbeteren heeft.

Het idee voor het verhaal van Henry Bright kwam toen Ritter werkte aan zijn meest recente studioalbum, So Runs the World Away. Het is nauwelijks voor te stellen hoe deze roman in een liedje van drie minuten zou hebben geklonken, want Ritter roept een wereld op die het midden houdt tussen het magisch realisme uit de Zuid-Amerikaanse school en de soms angstaanjagend opwindende memoires van Ernst Jünger. Ritter houdt zich niet in, hij neemt risico’s die niet allemaal goed uitpakken, maar zijn ambitie verraadt zowel fantasie als een visie op literatuur, en daarmee neemt hij de lezer voor hem in.

Grote Oorlog, grote verhalen

Het ligt niet voor de hand voor een Amerikaanse debutant om zich te verdiepen in de Grote Oorlog, die toch vooral deel uitmaakt van het gemeenschappelijk geheugen van de Europeaan – en zelfs dat vaak niet eens. In Nederland kunnen we bibliotheken vullen met romans over ’40-’45, in België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland geldt dat voor ’14-’18. Lees er bijvoorbeeld de rijke verzameling oorlogspoëzie in de bloemlezing Het lijf in slijk geplant (geselecteerd door Geert Buelens, hoogleraar Moderne Letterkunde aan de UU) maar op na. Ritter verdiepte zich grondig in de oorlog en de periode erna, en raakte er gaandeweg door gefascineerd. De wonderjaren van Henry Bright is een vrucht van die fascinatie.

Vanaf regel één gooit Ritter alle remmen los, inclusief een baby die de ‘Nieuwe Hemelkoning’ moet worden, een reis door een kapotgeschoten landschap en een betweterige engel, die Henry voortdurend op het verkeerde been lijkt te willen zetten. Ritter is bovendien niet beschroomd om in zijn debuut de goocheldoos met literaire trucs en intertekstualiteit tot de bodem te ledigen. De reis van Henry die onmogelijk kan worden geïnterpreteerd zonder de Odyssee te noemen, de brand die hij aansteekt en die vervolgens het bos waar hij doorheen reist in de as legt, symboliseert natuurlijk zijn eigen verleden dat hem op de hielen zit, enzovoort. En dan zijn er natuurlijk die opvallende metaforen, beeldsprakigheden die de verschillende weertypen en lichaamsgesteldheden moeten beschrijven. Vaak op het randje van kitsch, soms erover, maar altijd getuigend van durf, van de bereidheid af en toe eens een risicootje te nemen.

Opeens is daar de structuur


Zo veel goede wil, zo veel verteltalent en toch overtuigt Henry Bright in z’n geheel toch niet helemaal. De archaïsche, auctoriale vertelstem die Ritter hanteert, werkt goed en is bovendien knap getroffen, maar hij slaagt er niet in die toon tot het eind toe vol te houden. Ook lijdt De wonderjaren van Henry Bright aan een klassiek debutanteneuvel: het ambitieus begonnen web van verhaallijnen wordt niet helemaal geloofwaardig afgeweven, waardoor de lezer de draad (jaja) soms even kwijt dreigt te raken. Perspectieven, tijden; Ritter jongleert ermee als toonsoorten in een liedje. Maar: niet met hetzelfde gemak. De soepelheid van de songwriter ontbreekt en dan komt de structuur opeens bloot te liggen, alsof je naar een röntgenfoto van een roman zit te kijken. Of naar het notenschema van een liedje.

Ritters tweede roman wordt inmiddels afgerond. Alleen als hij erin is geslaagd de kinderziektes van zijn eersteling weet te genezen, heeft de Amerikaanse literatuur er een interessante auteur bij.

Boeken / Non-fictie

Een huwelijk in voor- en tegenspoed

recensie: Sjoerd Mossou - Avondje NAC. Een liefdesverklaring

.

‘NAC heeft behoorlijk wat historie voor een club zonder historie,’ zei een fan ooit. En inderdaad, de prijzenkast is bij NAC behoorlijk leeg, de clubkas zo mogelijk nog leger, maar de cafés in en om het stadion zijn al jaren lang altijd vol.

Die gezelligheid, en al dat bier, rondom de wedstrijden van NAC, zijn bepalend geweest voor het fenomeen ‘Avondje NAC’ zoals het nu bestaat, en dat Avondje NAC is voor AD-journalist en -columnist Sjoerd Mossou de inspiratiebron geweest voor zijn nieuwe boek. De Bredanaar en NAC-supporter schreef in het kader van het 100-jarige jubileum van de club een persoonlijk verhaal over wat NAC nu zo speciaal maakt, opgehangen aan hét fenomeen dat de geelzwarten zoveel roem bracht in den lande: het Avondje NAC.

Sfeersnikken en sportgrimlachjes
Spelen op zaterdagavond om half acht: het kwam de sfeer en de drankomzet in het stadion vanaf 1975 enorm ten goede, en gaf de spelers in thuiswedstrijden extra kracht (uitwedstrijden gingen vaak, zo niet altijd, verloren). Mossou toont in het boek dan ook wat de kracht van NAC was en is, voor supporters en vrijwilligers, voor omroepster en trainer, voor oud-spelers van NAC en keepers van PSV. Telkens met dezelfde conclusie: of er nou gewonnen of verloren wordt, of NAC de Europa League haalt of jarenlang onderin de Eerste Divisie aanmoddert, naar NAC ga je eigenlijk niet voor het voetballen. Laten we het vooral gezellig houden, dat is toch veel meer waard.

En die gedachte komt terug in alle 36 hoofdstukjes: NAC is een club om van te houden, maar niet vanwege het mooie voetbal, en de hoogtepunten zijn schaars, maar daardoor o zo mooi. Doordat het boek is opgedeeld in korte verhaaltjes komt de schrijfstijl van Mossou goed tot zijn recht – hij laat zien waarom hij zeer gewaardeerd columnist is. Een kanttekening is dat het daardoor gefragmenteerd voelt, maar door zijn goede pen is die ontbrekende eenheid overkomelijk.

Toch wringt het boek af en toe. Mossou geeft in de proloog al aan dat het hier een beschrijving vanuit eigen herinnering betreft, dat hij er niet op uit is een feitelijke geschiedenis van de club te geven. Je zult het hem dus moeten vergeven dat het boek soms leest alsof het als iets teveel alleen Mossous verhaal is (alleen materiaalman Ben van Bilzen komt even aan het woord), waar er zeker gelegenheid was om toch iets dieper op de materie of betrokkenen in te gaan.

Scepsis
Merkbaar in het boek is bovendien de (herkenbare) ontwikkeling die Mossou doormaakte als supporter. Van de herinneringen van een jochie met een geel petje, dat met moeite het oude NAC-embleem in zijn schriftjes probeert tekenen (ook voor grote jongens nog een verduiveld lastig logo, overigens), groeien zijn beschrijvingen met hem mee, tot hij anno 2012 een volwassen journalist is, die zijn club met liefde, maar met minstens zoveel scepsis beziet.

Die scepsis laat zich echter steeds meer voelen naar het einde toe. De almaar aanhoudende financiële en bestuurlijke ellende, die net zo bij NAC hoort als bier en Annie van Hooijdonk, verleidt de schrijver bijvoorbeeld tot een vileine analyse van degenen die het iedere keer weer presteren zijn club vijfjaarlijks naar de verdoemenis te helpen.

Pareltjes
Mossous kritiek in ogenschouw genomen is Avondje NAC daarom misschien meer een liefdesgeschiedenis. Van blinde eerste verliefdheid en adoratie, tot ruzie, crisis en bijtende kritiek: de relatie met NAC blijkt er een met ups en downs, met vreugde en teleurstelling, een relatie waardoor je in de loop der tijd leert te feesten wanneer het kan, en te troosten wanneer het moet. Een relatie ook, die voor supporters van andere clubs erg herkenbaar zal zijn, zodat het boek voor fans van Groningen, NEC, De Graafschap of Go Ahead minstens zo leesbaar (en vermakelijk) is.

Een ander gevolg van die ontwikkeling tot journalist is de groeiende afstand tot zijn studie-object. Newcastle-uit in 2003 lijkt in het boek het laatste hoogtepunt voor de fan, zoals de afgelopen tien jaar sowieso een beetje onderbelicht blijven. Pareltjes van uitwedstrijden tegen Volendam (zoek op Youtube naar ‘hij zit erin’) en Omniworld, de 0-4 bij Feyenoord en het dagje Villarreal in meer recente tijden lijken bijvoorbeeld aan de schrijver voorbij te zijn gegaan, zodat het boek, in combinatie met alle aandacht voor vroeger tijden, vooral een beschrijving lijkt van hoe het vroeger was om voor NAC te zijn. Het is duidelijk dat de schrijver vooral een fanatiek supporter was voordat NAC de wijk naar het nieuwe stadion nam.

Neuriën
Maar al die nostalgie is niet erg, want nostalgie hoort bij NAC. En van de coverfoto tot de prachtige afbeeldingen in het hart van het boek, van het spandoekincident met Gerard den Haan tot het enthousiasme van Alex Schalk: het hele boek ademt precies datgene wat NAC is, of wat NAC zou moeten zijn. Lezing ervan maakt dat je wegdroomt om die ene herinnering die je nog hebt aan de Beatrixstraat weer scherp te krijgen. Het maakt dat je onbewust ‘Hé hé, hé hé, hup N.A.C.’ neuriet in de bus of in de supermarkt. Het maakt dat je niet kunt wachten tot zaterdagavond, half acht.

Als puur voetbalboek biedt Avondje NAC voor de historicus misschien te weinig inzicht of te weinig feitelijkheden, maar voor liefhebbers van voetbalcultuur biedt het een mooi kijkje in de typische cultuur NAC en Breda. En voor NAC-fans is het een soms weemoedige, soms kritische, maar altijd uiterst herkenbare vertelling die verwoordt wat velen zullen voelen.

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al. – Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze
Maarten Moll – Wat een goal!
Michael Boogerd en Maarten Scholten – Handboek Tour de France 2012