Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

De zoektocht van Henry Bright betekent ook de zoektocht van Josh Ritter

recensie: Josh Ritter (vert. Ronald Cohen) - De wonderjaren van Henry Bright

.

Het is 1918, de Eerste Wereldoorlog is voorbij, de wereld ligt in scherven uiteen en Henry Bright, een oorlogsveteraan die nauwelijks meerderjarig is, is zojuist vader geworden. Zijn vrouw Rachel, met wie hij net een geïmproviseerd bruiloftje achter de rug heeft, sterft in het kraambed, als Henry plotseling een stem hoort. Het is de stem van een engel, die praat door de mond van zijn paard. Ga weg, raadt die stem hem aan, ga weg en kom niet meer terug. Verbrand al je schepen achter je en vertrek. Henry Bright doet wat hem gevraagd wordt, hij is niet anders gewend.

Wankele stapjes

Josh Ritter is de singer-songwriter die met dit veelbelovende uitgangspunt zijn eerste stappen in de literatuur zet. Wankele stapjes, dat wel, van iemand die weet hoe hij een verhaal moet vertellen, een rijke fantasie heeft en een opvallend talent om sterke beelden op te roepen, maar ook nog het nodige te verbeteren heeft.

Het idee voor het verhaal van Henry Bright kwam toen Ritter werkte aan zijn meest recente studioalbum, So Runs the World Away. Het is nauwelijks voor te stellen hoe deze roman in een liedje van drie minuten zou hebben geklonken, want Ritter roept een wereld op die het midden houdt tussen het magisch realisme uit de Zuid-Amerikaanse school en de soms angstaanjagend opwindende memoires van Ernst Jünger. Ritter houdt zich niet in, hij neemt risico’s die niet allemaal goed uitpakken, maar zijn ambitie verraadt zowel fantasie als een visie op literatuur, en daarmee neemt hij de lezer voor hem in.

Grote Oorlog, grote verhalen

Het ligt niet voor de hand voor een Amerikaanse debutant om zich te verdiepen in de Grote Oorlog, die toch vooral deel uitmaakt van het gemeenschappelijk geheugen van de Europeaan – en zelfs dat vaak niet eens. In Nederland kunnen we bibliotheken vullen met romans over ’40-’45, in België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland geldt dat voor ’14-’18. Lees er bijvoorbeeld de rijke verzameling oorlogspoëzie in de bloemlezing Het lijf in slijk geplant (geselecteerd door Geert Buelens, hoogleraar Moderne Letterkunde aan de UU) maar op na. Ritter verdiepte zich grondig in de oorlog en de periode erna, en raakte er gaandeweg door gefascineerd. De wonderjaren van Henry Bright is een vrucht van die fascinatie.

Vanaf regel één gooit Ritter alle remmen los, inclusief een baby die de ‘Nieuwe Hemelkoning’ moet worden, een reis door een kapotgeschoten landschap en een betweterige engel, die Henry voortdurend op het verkeerde been lijkt te willen zetten. Ritter is bovendien niet beschroomd om in zijn debuut de goocheldoos met literaire trucs en intertekstualiteit tot de bodem te ledigen. De reis van Henry die onmogelijk kan worden geïnterpreteerd zonder de Odyssee te noemen, de brand die hij aansteekt en die vervolgens het bos waar hij doorheen reist in de as legt, symboliseert natuurlijk zijn eigen verleden dat hem op de hielen zit, enzovoort. En dan zijn er natuurlijk die opvallende metaforen, beeldsprakigheden die de verschillende weertypen en lichaamsgesteldheden moeten beschrijven. Vaak op het randje van kitsch, soms erover, maar altijd getuigend van durf, van de bereidheid af en toe eens een risicootje te nemen.

Opeens is daar de structuur


Zo veel goede wil, zo veel verteltalent en toch overtuigt Henry Bright in z’n geheel toch niet helemaal. De archaïsche, auctoriale vertelstem die Ritter hanteert, werkt goed en is bovendien knap getroffen, maar hij slaagt er niet in die toon tot het eind toe vol te houden. Ook lijdt De wonderjaren van Henry Bright aan een klassiek debutanteneuvel: het ambitieus begonnen web van verhaallijnen wordt niet helemaal geloofwaardig afgeweven, waardoor de lezer de draad (jaja) soms even kwijt dreigt te raken. Perspectieven, tijden; Ritter jongleert ermee als toonsoorten in een liedje. Maar: niet met hetzelfde gemak. De soepelheid van de songwriter ontbreekt en dan komt de structuur opeens bloot te liggen, alsof je naar een röntgenfoto van een roman zit te kijken. Of naar het notenschema van een liedje.

Ritters tweede roman wordt inmiddels afgerond. Alleen als hij erin is geslaagd de kinderziektes van zijn eersteling weet te genezen, heeft de Amerikaanse literatuur er een interessante auteur bij.

Boeken / Fictie

De zoektocht van Henry Bright betekent ook de zoektocht van Josh Ritter

recensie: Josh Ritter (vert. Ronald Cohen) - De wonderjaren van Henry Bright

.

Het is 1918, de Eerste Wereldoorlog is voorbij, de wereld ligt in scherven uiteen en Henry Bright, een oorlogsveteraan die nauwelijks meerderjarig is, is zojuist vader geworden. Zijn vrouw Rachel, met wie hij net een geïmproviseerd bruiloftje achter de rug heeft, sterft in het kraambed, als Henry plotseling een stem hoort. Het is de stem van een engel, die praat door de mond van zijn paard. Ga weg, raadt die stem hem aan, ga weg en kom niet meer terug. Verbrand al je schepen achter je en vertrek. Henry Bright doet wat hem gevraagd wordt, hij is niet anders gewend.

Wankele stapjes

Josh Ritter is de singer-songwriter die met dit veelbelovende uitgangspunt zijn eerste stappen in de literatuur zet. Wankele stapjes, dat wel, van iemand die weet hoe hij een verhaal moet vertellen, een rijke fantasie heeft en een opvallend talent om sterke beelden op te roepen, maar ook nog het nodige te verbeteren heeft.

Het idee voor het verhaal van Henry Bright kwam toen Ritter werkte aan zijn meest recente studioalbum, So Runs the World Away. Het is nauwelijks voor te stellen hoe deze roman in een liedje van drie minuten zou hebben geklonken, want Ritter roept een wereld op die het midden houdt tussen het magisch realisme uit de Zuid-Amerikaanse school en de soms angstaanjagend opwindende memoires van Ernst Jünger. Ritter houdt zich niet in, hij neemt risico’s die niet allemaal goed uitpakken, maar zijn ambitie verraadt zowel fantasie als een visie op literatuur, en daarmee neemt hij de lezer voor hem in.

Grote Oorlog, grote verhalen

Het ligt niet voor de hand voor een Amerikaanse debutant om zich te verdiepen in de Grote Oorlog, die toch vooral deel uitmaakt van het gemeenschappelijk geheugen van de Europeaan – en zelfs dat vaak niet eens. In Nederland kunnen we bibliotheken vullen met romans over ’40-’45, in België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland geldt dat voor ’14-’18. Lees er bijvoorbeeld de rijke verzameling oorlogspoëzie in de bloemlezing Het lijf in slijk geplant (geselecteerd door Geert Buelens, hoogleraar Moderne Letterkunde aan de UU) maar op na. Ritter verdiepte zich grondig in de oorlog en de periode erna, en raakte er gaandeweg door gefascineerd. De wonderjaren van Henry Bright is een vrucht van die fascinatie.

Vanaf regel één gooit Ritter alle remmen los, inclusief een baby die de ‘Nieuwe Hemelkoning’ moet worden, een reis door een kapotgeschoten landschap en een betweterige engel, die Henry voortdurend op het verkeerde been lijkt te willen zetten. Ritter is bovendien niet beschroomd om in zijn debuut de goocheldoos met literaire trucs en intertekstualiteit tot de bodem te ledigen. De reis van Henry die onmogelijk kan worden geïnterpreteerd zonder de Odyssee te noemen, de brand die hij aansteekt en die vervolgens het bos waar hij doorheen reist in de as legt, symboliseert natuurlijk zijn eigen verleden dat hem op de hielen zit, enzovoort. En dan zijn er natuurlijk die opvallende metaforen, beeldsprakigheden die de verschillende weertypen en lichaamsgesteldheden moeten beschrijven. Vaak op het randje van kitsch, soms erover, maar altijd getuigend van durf, van de bereidheid af en toe eens een risicootje te nemen.

Opeens is daar de structuur


Zo veel goede wil, zo veel verteltalent en toch overtuigt Henry Bright in z’n geheel toch niet helemaal. De archaïsche, auctoriale vertelstem die Ritter hanteert, werkt goed en is bovendien knap getroffen, maar hij slaagt er niet in die toon tot het eind toe vol te houden. Ook lijdt De wonderjaren van Henry Bright aan een klassiek debutanteneuvel: het ambitieus begonnen web van verhaallijnen wordt niet helemaal geloofwaardig afgeweven, waardoor de lezer de draad (jaja) soms even kwijt dreigt te raken. Perspectieven, tijden; Ritter jongleert ermee als toonsoorten in een liedje. Maar: niet met hetzelfde gemak. De soepelheid van de songwriter ontbreekt en dan komt de structuur opeens bloot te liggen, alsof je naar een röntgenfoto van een roman zit te kijken. Of naar het notenschema van een liedje.

Ritters tweede roman wordt inmiddels afgerond. Alleen als hij erin is geslaagd de kinderziektes van zijn eersteling weet te genezen, heeft de Amerikaanse literatuur er een interessante auteur bij.

Boeken / Non-fictie

Een huwelijk in voor- en tegenspoed

recensie: Sjoerd Mossou - Avondje NAC. Een liefdesverklaring

.

‘NAC heeft behoorlijk wat historie voor een club zonder historie,’ zei een fan ooit. En inderdaad, de prijzenkast is bij NAC behoorlijk leeg, de clubkas zo mogelijk nog leger, maar de cafés in en om het stadion zijn al jaren lang altijd vol.

Die gezelligheid, en al dat bier, rondom de wedstrijden van NAC, zijn bepalend geweest voor het fenomeen ‘Avondje NAC’ zoals het nu bestaat, en dat Avondje NAC is voor AD-journalist en -columnist Sjoerd Mossou de inspiratiebron geweest voor zijn nieuwe boek. De Bredanaar en NAC-supporter schreef in het kader van het 100-jarige jubileum van de club een persoonlijk verhaal over wat NAC nu zo speciaal maakt, opgehangen aan hét fenomeen dat de geelzwarten zoveel roem bracht in den lande: het Avondje NAC.

Sfeersnikken en sportgrimlachjes
Spelen op zaterdagavond om half acht: het kwam de sfeer en de drankomzet in het stadion vanaf 1975 enorm ten goede, en gaf de spelers in thuiswedstrijden extra kracht (uitwedstrijden gingen vaak, zo niet altijd, verloren). Mossou toont in het boek dan ook wat de kracht van NAC was en is, voor supporters en vrijwilligers, voor omroepster en trainer, voor oud-spelers van NAC en keepers van PSV. Telkens met dezelfde conclusie: of er nou gewonnen of verloren wordt, of NAC de Europa League haalt of jarenlang onderin de Eerste Divisie aanmoddert, naar NAC ga je eigenlijk niet voor het voetballen. Laten we het vooral gezellig houden, dat is toch veel meer waard.

En die gedachte komt terug in alle 36 hoofdstukjes: NAC is een club om van te houden, maar niet vanwege het mooie voetbal, en de hoogtepunten zijn schaars, maar daardoor o zo mooi. Doordat het boek is opgedeeld in korte verhaaltjes komt de schrijfstijl van Mossou goed tot zijn recht – hij laat zien waarom hij zeer gewaardeerd columnist is. Een kanttekening is dat het daardoor gefragmenteerd voelt, maar door zijn goede pen is die ontbrekende eenheid overkomelijk.

Toch wringt het boek af en toe. Mossou geeft in de proloog al aan dat het hier een beschrijving vanuit eigen herinnering betreft, dat hij er niet op uit is een feitelijke geschiedenis van de club te geven. Je zult het hem dus moeten vergeven dat het boek soms leest alsof het als iets teveel alleen Mossous verhaal is (alleen materiaalman Ben van Bilzen komt even aan het woord), waar er zeker gelegenheid was om toch iets dieper op de materie of betrokkenen in te gaan.

Scepsis
Merkbaar in het boek is bovendien de (herkenbare) ontwikkeling die Mossou doormaakte als supporter. Van de herinneringen van een jochie met een geel petje, dat met moeite het oude NAC-embleem in zijn schriftjes probeert tekenen (ook voor grote jongens nog een verduiveld lastig logo, overigens), groeien zijn beschrijvingen met hem mee, tot hij anno 2012 een volwassen journalist is, die zijn club met liefde, maar met minstens zoveel scepsis beziet.

Die scepsis laat zich echter steeds meer voelen naar het einde toe. De almaar aanhoudende financiële en bestuurlijke ellende, die net zo bij NAC hoort als bier en Annie van Hooijdonk, verleidt de schrijver bijvoorbeeld tot een vileine analyse van degenen die het iedere keer weer presteren zijn club vijfjaarlijks naar de verdoemenis te helpen.

Pareltjes
Mossous kritiek in ogenschouw genomen is Avondje NAC daarom misschien meer een liefdesgeschiedenis. Van blinde eerste verliefdheid en adoratie, tot ruzie, crisis en bijtende kritiek: de relatie met NAC blijkt er een met ups en downs, met vreugde en teleurstelling, een relatie waardoor je in de loop der tijd leert te feesten wanneer het kan, en te troosten wanneer het moet. Een relatie ook, die voor supporters van andere clubs erg herkenbaar zal zijn, zodat het boek voor fans van Groningen, NEC, De Graafschap of Go Ahead minstens zo leesbaar (en vermakelijk) is.

Een ander gevolg van die ontwikkeling tot journalist is de groeiende afstand tot zijn studie-object. Newcastle-uit in 2003 lijkt in het boek het laatste hoogtepunt voor de fan, zoals de afgelopen tien jaar sowieso een beetje onderbelicht blijven. Pareltjes van uitwedstrijden tegen Volendam (zoek op Youtube naar ‘hij zit erin’) en Omniworld, de 0-4 bij Feyenoord en het dagje Villarreal in meer recente tijden lijken bijvoorbeeld aan de schrijver voorbij te zijn gegaan, zodat het boek, in combinatie met alle aandacht voor vroeger tijden, vooral een beschrijving lijkt van hoe het vroeger was om voor NAC te zijn. Het is duidelijk dat de schrijver vooral een fanatiek supporter was voordat NAC de wijk naar het nieuwe stadion nam.

Neuriën
Maar al die nostalgie is niet erg, want nostalgie hoort bij NAC. En van de coverfoto tot de prachtige afbeeldingen in het hart van het boek, van het spandoekincident met Gerard den Haan tot het enthousiasme van Alex Schalk: het hele boek ademt precies datgene wat NAC is, of wat NAC zou moeten zijn. Lezing ervan maakt dat je wegdroomt om die ene herinnering die je nog hebt aan de Beatrixstraat weer scherp te krijgen. Het maakt dat je onbewust ‘Hé hé, hé hé, hup N.A.C.’ neuriet in de bus of in de supermarkt. Het maakt dat je niet kunt wachten tot zaterdagavond, half acht.

Als puur voetbalboek biedt Avondje NAC voor de historicus misschien te weinig inzicht of te weinig feitelijkheden, maar voor liefhebbers van voetbalcultuur biedt het een mooi kijkje in de typische cultuur NAC en Breda. En voor NAC-fans is het een soms weemoedige, soms kritische, maar altijd uiterst herkenbare vertelling die verwoordt wat velen zullen voelen.

Lees nog meer over sport op 8WEEKLY:
Michiel van Egmond – Gijp
Hugo Camps, Johan Derksen, Michel van Egmond, et al. – Bert van Marwijk. Het levensverhaal. De werkwijze
Maarten Moll – Wat een goal!
Michael Boogerd en Maarten Scholten – Handboek Tour de France 2012

Theater / Voorstelling

Je kon hem toch niets kwalijk nemen?

recensie: Narciss

‘Hij heeft wel duizend keer de Hitlergroet gebracht’. Er valt een stilte. Kathenka Woudenberg zit achter een rommelig bureau en kijkt veelbetekenend de zaal in. ‘Maar je kon hem toch niets kwalijk nemen?’ Narciss is een voorstelling over een omstreden familiegeschiedenis, over schuldvraag na de oorlog en hoe dat iemands leven beïnvloedt.

~

Haar opa was een fanatiek NSB-er, haar vader was model leerling van Hilter’s eliteschool. Hij was pas 17 jaar oud toen hij bij de Hitlerjugend zat, hem viel toch niets te verwijten? Woudenberg gaat op zoek naar ‘de schuldige’. Was het misschien de charmante en beroemde schrijver die haar moeders hoofd op hol bracht? Maar die, toen puntje bij paaltje kwam, bij zijn vrouw en twee schattige, ‘over de manege getilde terroristendochtertjes’ bleef. Wat als híj voor haar moeder had gekozen en niet ‘de man die later haar vader werd?’ zegt ze, als ze mijmert over een andere levensloop. Woudenberg vertelt in een monoloog over een verleden dat blijft knagen, over een leven waarin bittere verwijten en zelfbeklag lijken te overheersen.

Grammofoonplaatje spelen

Regisseur en scenarist Gerardjan Rijnders heeft zich laten inspireren door de brieven die Kathenka Woudenberg hem schreef over haar familiegeschiedenis, en is dus deels autobiografisch. Misschien is dat de reden van de persoonlijke en bij vlagen beeldende tekst. Wrang is het als Woudenberg vertelt over haar vader die na de oorlog in de strafkampen ‘grammofoonplaatje moest spelen’: gebukt en met één vinger op de grond rende hij urenlang rondjes. Ontwapenend als ze vertelt over het vroege overlijden van haar moeder: ‘Maar we kunnen mama toch altijd nog bellen?’ zegt de jonge Kathenka in al haar naïviteit tegen haar vader als ze voor het graf staan, ‘Er staat toch een telefoonnummer op de steen?’  

~

Het geheel speelt zich af in een ijzeren omheining die Woudenberg als een beklemmende gevangenis van drie kanten omringt. De metalen wanden bestaan uit onregelmatige vakjes waar papier gehaast – in propjes, netjes opgerold, of bij wijze van grapje in gevouwen origamivogels – in is gestopt. Het doet denken aan een postkantoor en de vermeende orde die ze probeert aan te brengen in haar leven, en aan de klaagmuur in Jeruzalem met haar verzoeken en gebeden tussen de voegen.

Prachtig maar ook beklemmend

In de tekst worden de personen op geen enkel moment geconcretiseerd. Woudenberg vertelt voortdurend in de derde persoon, waardoor de voorstelling op sommige momenten tot onduidelijkheid leidt. Narciss is een persoonlijk verhaal dat de actrice op een mooie manier deelt met de toeschouwers. Maar door de verbitterde verwijten en het zelfbeklag wordt de sfeer ook beklemmend en snakt het publiek tegen het einde van de voorstelling naar ademruimte, zeker als uiteindelijk de Hitlergroet wordt gebracht. 

Film / Films

Boer overdondert in stilte en schemer

recensie: L'Hiver Dernier

.

L’Hiver Dernier is een van die weinige debuten die zich direct tot meesterwerk laten bestempelen. Ook al zal deze film het grote publiek ontgaan, het verhaal van het onder druk staande traditionele boerenleven weet te ontroeren zonder de kijker emotioneel tegemoet te komen.

~

Een steeds slechtere prijs voor zijn vee en het voortbestaan van zijn traditionele benadering van het boerenbedrijf zijn de zorgen van een jonge Waalse boer. Johann, gespeeld door Vincent Rottiers, is de boer in kwestie wiens dagelijkse leven gevolgd wordt. Een leven dat steeds meer onder druk komt te staan doordat hij zich weigert te schikken naar moderne economische maatstaven om zijn bedrijf te gezond te houden. Stug en ingetogen blijft hij in zijn laatste winter doorzetten, tegen het gezonde verstand in.

Tijdloze beeld van de boer

Net als Johann is ook de film bijzonder introvert. Regisseur John Shank laat de kijker stilstaan bij de natuurlijke mens. De boer die een geheel eigen relatie heeft met zijn vee. Alles in de film draait om het tijdloze beeld van de boer die in stilte aan het werk is met de natuur. Hij heeft daar geen woorden voor nodig. Misschien het enige dat hij echt wil delen is zijn filosofie: de grond heeft me alles gegeven.

Dit adagium staat centraal in Johanns emotionele leven en de manier waarop Shank hem laat zien. Zijn vriendin en zus zijn eigenlijk maar een marginaal onderdeel van zijn emotionele werkelijkheid, terwijl zij degenen zijn die het dichtstbij staan. Zijn innerlijke beleving wordt meer bepaald door de teloorgang van zijn overtuiging en daarmee zijn persoonlijkheid. Aan de buitenkant blijft alleen koppigheid over.

Verbluffende schemer

~

Het ingesleten karakter van Johann, traditioneel in een jong jasje, is een rol waar Vincent Rottiers zich aan laaft. Hij combineert jeugdige arrogantie met een diepe pure intuïtie voor de natuur en zijn werk. Een mix die zijn hoogtepunt vindt in de giftige confrontaties tussen Johann en de boer Helier, die staat voor schaalvergroting. Johann knokt voor iets dat hij zal moeten laten gaan. Als kijker identificeer je je met zijn langzame staren naar het leven. Een meer pijnlijke dan idyllische blik op het traditionele boerenbestaan.

Briljante shots in het schemerdonker geven L’Hiver Dernier een bijzondere eigen stijl. Ze kenmerken dit bijzondere en prachtige debuut van Shank. De nachtelijke wandelingen van Johann zijn een manier om te ontkomen aan zijn slapeloosheid. Langzaam maakt de schemer steeds meer deel uit van de ziel van Johann. De werkelijkheid is in zijn hoofd steeds meer gehuld in verbluffend serene schemer.

L’Hiver Dernier is niet alleen bijzonder vanwege het zich langzaam ontvouwende verhaal of het geweldige acteerwerk. Shank weet de film tot een minimale essentie in vertelling en stijl terug te brengen vanwege zijn eigen emotionele behoefte om het verhaal te vertellen. De koppige Johann dringt langzaam de ziel van de kijker binnen en weet een heel kwetsbare plek te raken. L’Hiver Dernier is een monument van stugge menselijkheid en weerbarstige natuur. Shank en Rottiers overdonderen in stilte en schemer.

Film / Films

Stuurloze martelporno

recensie: The Divide

.

~

De afgelopen jaren heeft een opvallend aantal low budget films van een bepaalde soort de bioscopen bereikt. Het kenmerk van deze films is dat ze zich voor een groot gedeelte afspelen op één locatie. Saw: pakhuis, Devil: lift, The Mist: supermarkt, 127 Hours: grot, Buried: grafkist. Net als in veel korte films draait de plot om één intrigerend uitgangspunt. Saw: kun je je eigen been afsnijden om te overleven? Devil: wie is de duivel in een stilstaande lift? Buried: waarom is hij levend begraven? The Mist: wat voor bovennatuurlijks huist er in de mist?

Spanningen nemen toe

De film The Divide valt in dezelfde categorie: hij heeft een laag productiebudget en speelt zich volledig af in de kelder van een appartementencomplex. Het verhaal: nadat een kernbom is gevallen, proberen acht bewoners van een appartementencomplex in een kelder te overleven. Naarmate de film vordert, nemen de spanningen in de groep toe. De helft van de groep radicaliseert tot krankzinnigen, de andere helft probeert humaan en sociaal te blijven.

De beperking van het budget moet geen nadeel zijn voor een filmmaker. Integendeel: beperkingen vragen creatieve oplossingen. Juist in een goedkope film is het de uitdaging om karakters te dramatiseren. Bij de films Buried en 127 Hours lukte het met slechts één karakter.

Stuurloos

~

The Divide volgt maar liefst acht personages, die helaas vlak zijn, geen doel hebben en daardoor niet van elkaar te onderscheiden zijn. De film is hiermee stuurloos. De makers hebben zelfs moeite om de film naar de helft van de speelduur te brengen, het omslagpunt in het verhaal. Daarna gaan alle remmen los. In de groep slaat de sfeer om onverklaarbare reden om naar krankzinnigheid, wat resulteert in sadisme en masochisme. Tot het eind toe krijgen we martelpornoscènes voorgeschoteld. Leuk voor de liefhebber, maar het voelt zo zinloos aan als het geweld geen doel heeft.

Een mix van Saw en Das Experiment in de vorm van een postapocalyptische film klonk als een goed gegeven. Maar om 120 minuten lang boeiende cinema te maken met nauwelijks geld, is meer nodig dan wat deze film biedt. Misschien had The Divide beter gewerkt als een korte film van vijftien minuten.

Theater / Voorstelling

Het waargebeurde verzinsel van Jackie Fontanel

recensie: Kasper van Kooten vertelt een muzikaal verhaal

.

Muziek / Concert

Gevoel van thuiskomen

recensie: Kim Janssen

Ruim driekwartier duurt het optreden van Kim Janssen in het Groningse poppodium Vera. Voor de liefhebber is dat kort, wellicht te kort, maar voor Janssen lang genoeg om een intieme sfeer op te wekken.

Een gevoel van thuiskomen bevangt Janssen bij zijn aantreden in Groningen, laat hij na afloop van het concert weten. Hij werd geboren in Groningen, groeide op in Azië en reisde de laatste jaren de aardbol rond om optredens te geven. Nooit ergens werkelijk thuishoren en almaar weer vertrekken, de dingen achterlaten: dat thema sijpelt door in de liedjes van Janssen. Dat stemt soms tot somberheid, ook tijdens dit optreden.

Bescheiden

~

Groningse avonden komen dikwijls laat op gang. Aan het begin van de show is dat te merken: een bescheiden publiek meldt zich bij aanvang voor het podium. In de loop van het optreden lijkt de zaal zich wat meer te vullen, vermoedelijk komt een deel van het publiek voor Rue Royale, de band die na Janssen op het podium staat.

Noodzakelijke variatie
Met liedjes van zijn nieuwste album Ancient Crime, het debuutalbum Truth Is, I’m Always Responsible en zelfs enkele nieuwe nummers wisselt Janssen zijn show af. Die variatie is misschien ook wel noodzakelijk, want Janssens nieuwste album duurt 26 minuten en bestaat voor een deel uit koren en kerkliederen die op zo’n avond onuitvoerbaar zijn.

Luisterrijk

~

De korte duur van het optreden weerhoudt Janssen niet om met voltallige band aan te treden. Met een fluitiste, een cellist, een blazer, een drummer, een gitarist en zus Pyhllis op de toetsten krijgen de nummers een luisterrijke gelaagdheid. Bij sommige liedjes verlaten de bandleden het podium en speelt Janssen in zijn eentje de kalme luisterliedjes, ondersteund door de tweede stem van zijn zus. Bij deze singer-songplaatjes zingt Janssen bedeesd en dit vraagt om volledige stilte van het publiek. Achterin de zaal is het op die momenten dan wat rumoerig, maar Janssen lijkt zich niet te bekommeren om het rumoer.

Fijngevoelige muziek met een donker randje
Janssen weet deze avond vooral te imponeren met een uitvoering van ‘Casket’, ook een van de hoogtepunten op zijn laatste plaat. Een beetje zwaarmoedig laat hij het publiek achter met een prima gespeelde ‘Holmes’ Bonfire, 1666’, dat het verhaal vertelt van Britse admiraal Robert Holmes die in 1666 Vlieland aanviel. Zo eindigt de avond met een donker randje, maar daarmee verrast Kim Janssen ook weer niet. Af en toe weet hij de luisteraar een beetje pijn te doen met fijngevoelige muziek en intieme teksten.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Non-fictie

Anton Mussert als goedzak: een nuttige maar foutieve beeldvorming

recensie: Tessel Pollman - Mussert & Co. De NSB-leider en zijn vertrouwelingen

Veel historici en biografen hebben Anton Mussert geportretteerd als een kleinburgerlijke, onnozele man. Volgens Tessel Pollman was deze beeldvorming nuttig, maar compleet verkeerd. Mussert & Co toont een heel ander beeld van de NSB-leider.

Direct na de Tweede Wereldoorlog was iedere Nederlander nodig voor de heropbouw van het land. Het was dan ook zeer onwenselijk dat 90.000 voormalig NSB’ers buiten de maatschappij geplaatst dreigden te worden. Met als doel om de brug tussen de burgers en de ex-NSB’ers te slechten, of in ieder geval te verkleinen, werden zowel de leden van de NSB als hun leider Anton Mussert neergezet als kleinburgerlijke sukkelaars. Pollman laat in Mussert & Co zien dat dit imago volkomen ongegrond is. Deze bewering is allesbehalve uit de lucht gegrepen: wetenschapper Polmann staaft ieder standpunt in het boek met feiten (en veel voetnoten).

Het hoofdstuk ‘Het geld van Mussert’ toont haar nauwkeurige werkwijze. Ze beschrijft al het onderzoek dat op dit gebied is verricht zeer gedetailleerd: iedere pagina staat boordevol namen van collega’s, vijanden en slachtoffers. Bovendien vermeldt ze alle aan- en verkopen van Mussert die zijn achterhaald, inclusief omrekeningen van de waarden naar het heden. Deze transacties waren vaak clandestien: zo kocht Mussert voor belachelijk lage bedragen panden die van hun joodse bezitters waren afgenomen. Zonder deze ogenschijnlijk overbodige toevoegingen – al die gegevens halen de vaart behoorlijk uit het verhaal – was Pollmans verhaal echter nooit zo overtuigend geweest. Ze toont hiermee aan dat Mussert en zijn mede-NSB’ers veel invloedrijker en gevaarlijker waren dan vaak wordt beweerd: Pollman beschrijft Mussert & co dan ook terecht als ‘een crimineel gezelschap’.

Factueel versus toegankelijk
Mussert & Co is geen kort en bondig overzicht van het leven van Mussert; het is het resultaat van Pollmans jarenlange zoektocht langs archieven en boeken en vele gesprekken met deskundigen en bekenden van de NSB-leider. Inhoudelijk valt er dan ook weinig op te merken aan Mussert & Co: Pollman is zeer nauwkeurig te werk gegaan. Bovendien bestrijkt ze een uitgebreid gebied: van Mussert, zijn vrouw en zijn naaste collega’s tot het vermogen van de NSB en de verhoudingen tussen de Nederlandse en de Indische NSB.

De werkwijze van Pollman kent echter ook een keerzijde: Mussert & Co balanceert continu op de rand tussen een wetenschappelijke publicatie en een populair-wetenschappelijk werk. Enerzijds werkt Pollman op academische wijze: op iedere pagina staan meerdere bronvermeldingen en geen detail wordt onbesproken gelaten. Deze punctuele manier van schrijven gaat soms ten koste van de leesbaarheid van het boek, waardoor het niet aan de voornaamste eisen van een populair-wetenschappelijk werk – toegankelijk, prikkelend – voldoet. Voor de breed geïnteresseerde lezer is het wellicht iets te droog van aard. Anderzijds vermeldt Pollman meer dan eens haar eigen mening of kijk op de situatie. In een wetenschappelijk werk is zoiets ondenkbaar.

Zwakke redactie
Voor de lezer met specifieke interesse in de Nederlandse collaboratie zal Mussert & Co echter een bron van nieuwe, interessante informatie vormen. Een groter probleem dan Pollmans wetenschappelijke aanpak vormt dan ook de zeer matige redactie. Het boek staat vol onzorgvuldigheden die niet Pollman maar de eindredactie aangerekend moeten worden. Tekenend hiervoor is de volgende passage, waarin wordt gesproken over de familie van Musserts ‘beste man’, NSB-burgemeester Frits Müller:

Zijn vrouw Bärbel aardde niet echt in Utrecht. Ze was van oude adel (ur-adel) en bleef, anders danhaar nicht Gertrud met wie ze het niet kon vonden [sic!], oer-Duits. Anders dan Gertrud, met wie ze het niet kon vinden, reisden Bärbel en Frits na hun huwelijk vaak naar Bärbels familie in Duitsland die nazi werd.

Dergelijke fouten zijn begrijpelijk in een eerste versie van het manuscript, maar niet in de uiteindelijke boek. Helaas is dit voorbeeld allesbehalve de enige passage met stilistische fouten, en die opeenstapeling van onzorgvuldigheden gaat al snel storen. Zonde: een onvoldoende afwerking van een zeer gedegen onderzoek. Mussert & Co had beter verdiend.

Boeken / Non-fictie

Voer voor idealisten

recensie: Thierry Baudet en Michiel Visser (redactie) - Revolutionair verval

Het conservatisme heeft in Nederland altijd een opmerkelijk kleine rol gespeeld. Al te vaak wordt het gedefinieerd als starre behoudzucht. Dat dit zowel onjuist als betreurenswaardig is, wordt bewezen door de bundel Revolutionair verval. Deze toont de rijkheid van de conservatieve traditie.

Onder de redactie van Thierry Baudet en Michiel Visser hebben meer en minder bekende schrijvers – onder andere Dalrymple, Scruton, Hartmans – achttien uiteenlopende denkers uit de achttiende en negentiende eeuw geportretteerd. In 2010 volgden Baudet en Visser al hetzelfde succesvolle procedé in Conservatieve vooruitgang, waarin zij portretten van twintigste-eeuwse denkers bundelden. In beide bundels is de gedeelde grond het conservatisme. De traditie van conservatief denken blijkt goed voer voor idealisten en sowieso voor eenieder die vandaag de dag over politiek en cultuur nadenkt, omdat het actuele ideeën op een verrassende en soms zelfs ontwrichtende manier reflecteert.

De goede kant van het conservatisme

In hun ’ten geleide’ benadrukken Baudet en Visser wijselijk dat conservatief niet tegenover progressief staat, maar tegenover revolutionair. Hoe kan iemand immers tegen vooruitgang zijn? Zij stellen dat een belangrijk verschil tussen het conservatisme en die andere twee grote ideologieën, het liberalisme en het socialisme, is dat het conservatisme uitgaat van een pessimistischer mensbeeld. Dit lijkt juist, zolang we het hedendaagse optimistische Amerikaanse conservatisme buiten beschouwing laten. De klassieke conservatief acht mens en samenleving weliswaar verbeterbaar (met moeite), maar allerminst te perfectioneren:

Conservatieven wijzen op dat [menselijk] tekort, en zoeken naar manieren om de nadruk op individualisme enerzijds, en staatsmacht anderzijds, te temperen ten gunste van sociale, gemeenschappelijke waarden en instituties,zonder welke de staatsmacht in hun ogen ontspoort, de vrije markt corrumpeert, en het individu een betekenisloze abstractie blijft.

Deze stelling van de samenstellers toont het conservatisme van zijn goede kant. Natuurlijk is het vaak zo geweest dat geprivilegieerden hun betere positie legitimeerden door zich te beroepen op het conservatieve denken (en dit aldus te misbruiken). Evenzo is het conservatisme het denken van de matiging, van de ‘common sense’ en de rem op de soms al te onstuimige geschiedenis. Wanneer de samenleving te veel verwacht van de mens en diens rationele vermogens, dan waarschuwt de conservatief in de trant van Edmund Burke, de esthetisch begenadigde ‘conservatismevader’:

Politics ought to be adjusted, not to human reasonings, but to human nature, of which the human nature is but a part, and by no means the greatest part.

Chymistry versus stupidity

Het conservatisme verzet zich dan ook tegen, in David Humes frase, ‘philosophical chymistry’; het van de realiteit losgezongen denken. Zo betwistte de grote Samuel Johnson het in het abstracte denken – en in onze tijd! – als zaligmakend gepresenteerde ethos dat de mens het geluk moest najagen. Alsof dat bereikbaar is wanneer je ernaar op zoek gaat: ‘Wat is geluk? Waar vindt men dat?’

Veel van de geportretteerde conservatieven waarschuwen dat wanneer alles wordt afgeschaft wat niet logisch-rationeel valt te beargumenteren, het leven kleurloos en de maatschappij atomistisch wordt – en bovendien zijn dan alle buffers tegen de barbarij weggedacht. We dienen te onthouden dat, paradoxaal genoeg, preliberale waarden noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van de liberale samenleving.

Bij veel van de Britse denkers die in de bundel worden besproken, komt het ‘probleem van het conservatisme’ aan de orde, namelijk dat de preliberale waarde, de traditie of het vooroordeel niet moeten worden benoemd. Want eenmaal gearticuleerd staat het automatisch ter discussie. Dit verleidde Walter Bagehot tot de bewering dat een volk dat in politieke vrijheid wil blijven leven, maar beter kan beschikken over één bepaalde eigenschap: ‘stupidity’. De notoir revolutionaire Fransen denken te veel na. Het Engelse volk daarentegen

blinkt uit in real sound stupidity. Het is zo dom (en daarmee wijs), dat het de common sense meer vertrouwt dan de consistentegevolgtrekkingen van het abstracte denken.

Om in te grasduinen

Onvermijdelijk is de ene bijdrage interessanter dan de ander, maar ook de mindere stukken zijn lezenswaardig. In een prettige mix wordt het conservatisme van de bekende denkers afgewisseld met (in Nederland) minder bekende figuren als Hugues Félicité Robert de Lamennais en August Wilhelm Rehberg. Overigens worden ook de Nederlandse anti-revolutionairen Guillaume Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper behandeld.

Dit is een heerlijk boek om in te grasduinen. Op momenten krijgt de lezer het gevoel dat iedere nieuwe pagina een inspirerend idee kan brengen. Dat deze frisheid kan bestaan komt, nogmaals, doordat de conservatieve traditie in Nederland is veronachtzaamd. Revolutionair verval toont dat Alexander Popes domzinnige ‘Whatever is, is right’, in geen geval mag worden toegeschreven aan de echte conservatieve denkers. Want die zijn soms dwaas, soms eng-autoritair, maar evenzo vaak wijs en origineel.