Vier uit twaalf: Kiss (2002) en This is so contemporary (2004)
Kiss en This is so contemporary bevinden zich elk in een andere vleugel van de eerste verdieping van het Stedelijk en worden geflankeerd door zalen met daarin de vaste collectie. Twee situaties dus in april, tegenover respectievelijk één werk in januari, twee in februari en vier in maart. Nu bijna een derde van het retrospectief erop zit, kunnen we concluderen dat het cumuleren niet is gelegen in het aantal situaties dat per keer te zien is. Wat wel toeneemt is het aantal vertolkers. In april zijn het er vijf en dat is er één meer dan in maart.
‘Dit is niet meer Matisse, schat’
Vanuit de zaal waar Matisse’s immense knipselwerken zoals De parkiet en de zeemeermin (1952) hangen, kan het publiek een blik werpen op Sehgals Kiss. In een voor de rest lege zaal bevinden zich op de vloer een man en een vrouw, allebei in alledaagse kleding, innig met elkaar verstrengeld. ‘Dit is niet meer Matisse, schat’, zegt een vrouw tegen haar man als ze de zaal binnen lopen. Het is er opvallend rustig. Menig toeschouwer loopt snel door, een enkeling met de handen voor de ogen. Het blijkt een provocatief werk, de intimiteit confronteert de toeschouwers ogenschijnlijk met iets waar ze zich moeilijk toe kunnen verhouden.
De vertolkers voeren een choreografie van intieme poses uit, hun blik steeds op de ander gericht, een nimmer aflatend aandachtsspel, waarvan de intensiteit alleen nog maar versterkt wordt door de momenten waarop ze elkaar kussen – overigens zonder daarbij geluid te maken. Hun lichamen rollen over elkaar heen, de man nestelt zich in de schoot van de vrouw, als een hedendaagse pietà. Dan weer zitten ze tegenover elkaar op hun knieën of kruipt de vrouw op een haast dierlijke manier naar de man toe wanneer hij zich net daarvoor van haar heeft losgemaakt. Het geheel wordt opgevoerd met een traagheid die we kennen van Sehgals in januari en maart opgevoerde Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000).
Het is deze traagheid die ervoor zorgt dat er afstand blijft bestaan tussen de bezoekers en het koppel op de grond. Bovendien zorgt deze traagheid ervoor dat de bezoeker niet het gevoel heeft te kijken naar een stel dat in een aandachtig liefdesspel is verzonken. Het is intiem, maar in de uren die ik doorbreng op de houten vloer voel ik me geen enkel moment een voyeur. Het lijkt eerder een krachtenspel te zijn, waarbij de één pas ergens kan zijn als de ander daar klaar voor is. De handen zoeken elkaar, de lichamen stutten elkaar: voorbereidend op de volgende handeling. Het is een aanvoelen, een voorvoelen.
En plein public
De geschokte reacties van de bezoekers die haast niet durven te kijken – en dat zijn er aardig wat – kan ik niet zo goed plaatsen, maar intrigerend is het wel. ‘Wat zien zij in het werk dat het hen zo schokt?’, vraag ik mezelf herhaaldelijk af. Bewust van het feit dat het antwoord daarop waarschijnlijk even divers is als de bezoekers die deze zaal doorkruisen en het werk links laten liggen, doe ik, wellicht tevergeefs, toch een poging om hun gedrag te analyseren (of te generaliseren?).
Wanneer een museumdocent een groep brugklassers vraagt om te gaan zitten en naar het werk te kijken, klinkt er in veelvoud een ‘what the fuck’ en worden er ongemakkelijke blikken met elkaar gewisseld. Een enkeling kan het niet aan en verbergt zijn hoofd tussen de knieën. Op dat moment bedenk ik dat wat het werk voor veel mensen ongemakkelijk maakt waarschijnlijk met iets heel basaals te maken heeft. Namelijk dat het vervreemdende van de situatie gelegen is in het feit dat een man en een vrouw handelingen en plein public opvoeren die wij met intimiteit associëren. Dát, en de vraag die daar op volgt, namelijk naar het waarom ervan, maakt het voor menigeen ongemakkelijk. Het confronteert ons namelijk met het feit dat de invulling die we eraan geven veel zegt over onszelf.
Wisselwerking en krachtenspel
De rolverdeling tussen man en vrouw wisselt elke keer als de situatie ‘opnieuw’ opgevoerd wordt, al is opnieuw een ietwat rare term voor een continu werk. De ene keer is de vrouw de initiator, dan weer neemt de man het voortouw. De bewegingen zijn steeds ‘hetzelfde’, maar degene die ze ondergaat is steeds de ander. Om de zoveel tijd spreekt ‘het werk’ zich uit zonder dat de bewegingen stoppen. ‘Kiss’, zegt de vrouw. ‘Tino Sehgal’ zegt de man. ‘2002’ zegt de vrouw.
De momenten waarop het al te menselijk overkomt, worden doorbroken met een geposeerd moment. Een blik in de ruimte van de een en de ander die deze blik weer bij zichzelf brengt door een subtiele beweging van de vinger tegen de kin, het draaien van een hoofd. Zien we in Sehgals Kiss een hertaling, als een stijlcitaat van bevroren liefdesscènes uit de kunstgeschiedenis? Een titel als Kiss appelleert haast onvermijdelijk aan andere werken uit de kunstgeschiedenis met eenzelfde titel. Auguste Rodins en Gustav Klimts De Kus. En Jeff Koons’ Kiss with Diamonds wellicht?
Absoluut modern zijn
‘Il faut être absolument moderne’, schreef Rimbaud in de negentiende eeuw. Deze uitspraak vindt haar equivalent in het hedendaagse dat deze maand door de zalen van het Stedelijk galmt. In een ruimte met drie doorgangen word ik bij het betreden ervan ingesloten door drie suppoosten, twee mannen en een vrouw, die al huppelend en springend, dit alles gaat gepaard met zwierige armbewegingen, op mij af komen en vervolgens in een kringetje om mij heen dansen. Al dit enthousiasme wordt versterkt door een opzwepend ‘ooooooh’. Gevolgd door ‘this is so contemporary, contemporary, contemporary’.
Deze hele sequentie herhaald zich vier keer, waarbij het laatste ‘contemporary’ uitgesproken wordt als een oefening in het opdelen van woorden in lettergrepen, alleen het klappen blijft achterwege: con – tem – po – ra – ry. Daarna volgt waar ik inmiddels op ben gaan rekenen, de vermelding van de titel. ‘Tino Sehgal’ zegt een van de suppoosten. ‘This is so contemporary’ roepen ze vervolgens in koor, vergezeld van de nodige theatrale bewegingen. ‘2004’ zegt een ander. Gevolgd door een laatste die afsluit met het noemen van de collectie waar het werk uit afkomstig is.
In de val
This is so contemporary vindt plaats in een lege museumzaal. Wanneer een bezoeker de ruimte betreedt en deze nog leeg is, is het verrassingseffect het grootst. De suppoosten houden zich op in de deuropening of in de aangrenzende zaal waardoor de aandacht van de bezoeker getrokken wordt door de (ogenschijnlijk) lege zaal. ‘Dat is vreemd’, lijkt hij te denken, ‘hier is niets te zien’. Nieuwsgierig stapt hij de ruimte in. Juist op dat moment zwelt het ‘ooooh’ aan en komen de suppoosten vanuit hun schuilplekken de ruimte in gesneld. De nietsvermoedende bezoeker is in de val gelokt.
Een aantal bezoekers probeert een variant van ‘schipper mag ik overvaren’ uit, door snel van de ene doorgang naar de andere doorgang te rennen. Soms met succes, meestal tevergeefs: de suppoosten cirkelen om hem heen en hij kan niet anders dan zich overgeven aan het geweld dat hem ten deel valt. This is so contemporary tovert bij veel bezoekers een glimlach op het gezicht. Sommigen dansen zelfs uitvoerig mee.
Wat betekent het om hedendaags te zijn? ‘This is so contemporary’ zou een noemer kunnen zijn voor alle werken die Sehgal tot nu toe in het Stedelijk getoond heeft. Het met de tijd zijn of, in correct Nederlands, hedendaags zijn is tweeledig uit te leggen. Vanzelfsprekend is natuurlijk de verwijzing naar de aard van de kunst die hier door Sehgal, maar ook in de aangrenzende zalen getoond wordt. Kunst van nu, van deze tijd. Interessanter en minder voor de hand liggend is de andere betekenis van hedendaags: tegenwoordig. Tegenwoordig is datgene wat present en aanwezig is, op dit moment. Deze definitie van hedendaags valt samen met de ontologie van Sehgals situaties. Zijn werk is daarmee altijd een nu, een samenvallen van tijd en plaats want daarbuiten bestaat het simpelweg niet in die vorm – slechts in ons (collectieve) geheugen. Zelfs het contemporary uit de titel is letterlijk hedendaags: ze is er alleen als ze wordt uitgesproken.