Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

R&B van een andere planeet

recensie: THEESatisfaction – EarthEE

Sub Pop, vooral bekend van de indierock en folk, is haar horizon aan het verbreden. Na de noisy hiphop van clipping. en de bizarre spacehop van Shabazz Palaces doen ze ook aan R&B die van een andere planeet lijkt te komen: THEESatisfaction.

THEESatisfaction onderhoudt warme banden met Shabazz Palaces; ze doen ook regelmatig mee op elkaars albums. Dat EarthEE regelmatig aan de muziek van laatstgenoemde formatie doet denken, is dan ook niet verrassend. De opvallendste overeenkomst zit in de synthesizers en drumcomputers die tegelijkertijd de jaren tachtig en de nabije toekomst suggereren. Bovendien is EarthEE net als Shabazz Palaces’ Lese Majesty (2013) opgezet als een bijna doorlopend album waarin nummers regelmatig in elkaar overvloeien.

Esthetiek staat voorop

Het probleem met EarthEE is, net als met Lese Majesty, dat de aandacht na een tijdje verslapt. THEESatisfaction zet een uitstekende sfeer neer, maar de nummers worden snel eenvormig. Als bijvoorbeeld op de tweede helft van het album ‘Post Black, Anyway’ langskomt, zal Satisfactie de meeste luisteraars wel (even) kwijtraken. In dat ruim drie minuten emmerende nummer blijft rapper Stas maar wat voor zich uit mompelen. Als intermezzo had het vast gewerkt, maar met deze lengte niet.

De esthetiek en producties staan op EarthEE overduidelijk voorop, de vocalen komen daarna pas, en van echt sterke liedjes is geen sprake. THEESatisfaction lijkt ergens in de ruimte te zweven, als een moderne austronautenversie van TLC, maar mag de grond best wat vaker raken. Zangeres Cat levert net als Stas prima werk, maar memorabel wordt het nergens. Een virtuoze productie of verse, of gewoon een sterke uitschieter, dat is wat eraan ontbreekt. Laat staan dat er een potentiële klassieker van de allure van ‘Waterfalls’ of ‘No Scrubs’ op staat.

Funky genoeg voor balans

Misschien dat het gebrek aan uitschieters de reden is dat het album op de koptelefoon (of op een andere manier heel aandachtig beluisterd) eigenlijk niet echt overtuigt. Over een paar goede speakers heen klinkt het geheel echter best prima. Dat de aandacht af en toe verslapt maakt dan niet zoveel uit; het lukt meestal wel om na een paar nummers toch weer aan te haken. Daar is de plaat funky wel genoeg voor.

EarthEE zorgt er zelf voor dat ze uiteindelijk vrij gebalanceerd uitvalt. Anders dan bij Shabazz Palaces’ Lese Majesty is het gewoonweg niet jammer dat de aandacht soms verslapt en je uit de plaat valt, want je zit er zo weer in. Maar eerlijk is eerlijk: de kans is ook weer niet heel groot dat EarthEE geregeld opgezet gaat worden, want daar mist de plaat toch dat beetje extra kwaliteit voor.

 

 

Muziek / Album

R&B van een andere planeet

recensie: THEESatisfaction – EarthEE

Sub Pop, vooral bekend van de indierock en folk, is haar horizon aan het verbreden. Na de noisy hiphop van clipping. en de bizarre spacehop van Shabazz Palaces doen ze ook aan R&B die van een andere planeet lijkt te komen: THEESatisfaction.

THEESatisfaction onderhoudt warme banden met Shabazz Palaces; ze doen ook regelmatig mee op elkaars albums. Dat EarthEE regelmatig aan de muziek van laatstgenoemde formatie doet denken, is dan ook niet verrassend. De opvallendste overeenkomst zit in de synthesizers en drumcomputers die tegelijkertijd de jaren tachtig en de nabije toekomst suggereren. Bovendien is EarthEE net als Shabazz Palaces’ Lese Majesty (2013) opgezet als een bijna doorlopend album waarin nummers regelmatig in elkaar overvloeien.

Esthetiek staat voorop

Het probleem met EarthEE is, net als met Lese Majesty, dat de aandacht na een tijdje verslapt. THEESatisfaction zet een uitstekende sfeer neer, maar de nummers worden snel eenvormig. Als bijvoorbeeld op de tweede helft van het album ‘Post Black, Anyway’ langskomt, zal Satisfactie de meeste luisteraars wel (even) kwijtraken. In dat ruim drie minuten emmerende nummer blijft rapper Stas maar wat voor zich uit mompelen. Als intermezzo had het vast gewerkt, maar met deze lengte niet.

De esthetiek en producties staan op EarthEE overduidelijk voorop, de vocalen komen daarna pas, en van echt sterke liedjes is geen sprake. THEESatisfaction lijkt ergens in de ruimte te zweven, als een moderne austronautenversie van TLC, maar mag de grond best wat vaker raken. Zangeres Cat levert net als Stas prima werk, maar memorabel wordt het nergens. Een virtuoze productie of verse, of gewoon een sterke uitschieter, dat is wat eraan ontbreekt. Laat staan dat er een potentiële klassieker van de allure van ‘Waterfalls’ of ‘No Scrubs’ op staat.

Funky genoeg voor balans

Misschien dat het gebrek aan uitschieters de reden is dat het album op de koptelefoon (of op een andere manier heel aandachtig beluisterd) eigenlijk niet echt overtuigt. Over een paar goede speakers heen klinkt het geheel echter best prima. Dat de aandacht af en toe verslapt maakt dan niet zoveel uit; het lukt meestal wel om na een paar nummers toch weer aan te haken. Daar is de plaat funky wel genoeg voor.

EarthEE zorgt er zelf voor dat ze uiteindelijk vrij gebalanceerd uitvalt. Anders dan bij Shabazz Palaces’ Lese Majesty is het gewoonweg niet jammer dat de aandacht soms verslapt en je uit de plaat valt, want je zit er zo weer in. Maar eerlijk is eerlijk: de kans is ook weer niet heel groot dat EarthEE geregeld opgezet gaat worden, want daar mist de plaat toch dat beetje extra kwaliteit voor.

 

 

Film / Serie

Russische spionnen in Amerikaanse suburb

recensie: The Americans: seizoen 2.

Kletsen over televisieseries is uitgegroeid tot een nationaal tijdverdrijf bij het koffiezetapparaat. Wie na alle briljante HBO- en Netflix-producties nog een beetje origineel uit de hoek wil komen, geeft zich over aan twee seizoenen van The Americans. Bepaald geen straf.

 

1The Americans startte twee jaar geleden bij de Amerikaanse kabelzender FX. Hoofdpersonen zijn de twee KGB-agenten Elizabeth en Philip Jennings die al jaren in een aangeharkte Amerikaanse suburb wonen en zich voordoen als een keurig getrouwd die een reisbureau runnen. Uit het geënsceneerde huwelijk hebben ze twee kinderen en het gezinsleven combineren ze zo goed en kwaad met spionageactiviteiten.

Ronald Reagan

Tijd en handeling is begin jaren tachtig. De KGB en de Amerikaanse geheime diensten gunnen elkaar geen millimeter ruimte en Ronald Reagan is de president van dienst. Het vak van spion bestaat nog uit ouderwets handwerk. Denk aan afspraken op duistere plekken, afpersen van hoge regeringsfunctionarissen en wetenschappers. Geen werkdag is compleet zonder een nieuwe vermomming.

Dat maakt van The Americans al een sterk Koude Oorlog-epos in de stijl van John Le Carré. Maar2 eigenlijk gaat de serie over het moeizame huwelijk van het echtpaar Jennings. Elizabeth is een communistische hardliner. Philip is meer praktisch ingesteld. Hij ziet ook voordelen aan de Amerikaanse samenleving en luistert niet altijd naar de orders van het KGB-hoofdkwartier. Toch is in de loop der jaren de liefde tussen de twee gegroeid. Maar de relatie komt iedere keer weer onder druk te staan door de ‘buitenechtelijke’ klussen die de twee moeten opknappen. Net als bij Engelse collega 007 liggen ook de Russen regelmatig in vreemde bedden.

FBI-buurman

Voor wat extra spanning zorgt de buurman van de Jennings: Stan Beeman. Hij werkt bij de afdeling contraspionage van de FBI en jaagt op geïnfiltreerde KGB-agenten. Hij werft een secretaresse van de Russische ambassade als spion. Zij begint een affaire met hem en voor Beeman het weet werkt hij voor de Russen.

Bedenker van The Americans is Joe Weisberg, die begin jaren negentig zelf bij de CIA werkte. 3Dat waren blijkbaar niet zijn meest gelukkige jaren, want op een pro-Amerikaanse agenda kun je deze op ware feiten geïnspireerde serie – de KGB infiltreerde inderdaad in de VS – niet betrappen. De sympathie ligt vooral bij de Russen. Steeds weten ze op het nippertje aan een ontmaskering te ontsnappen. Het sterke acteerwerk van Keri Russell en Matthew Rhys als het echtpaar Jennings en de fijne jaren tachtig setting, met alle analoge spionagetechnieken, maken van The Americans een van de betere series van de laatste tijd.

Film / Films

Arthousethriller met synthesizerpop en Don Johnson

recensie: Cold in July

Ooit was de genrefilm synoniem voor verwerpelijk. Want: commercieel, een knieval naar je publiek, artistiek volledig oninteressant. Geen onafhankelijke cineast die zich aan een thriller of actiefilm waagde.

Maar zie nu eens: Ook regisseurs met een tikje meer pretentie willen graag een publiek voor hun film. En dus worden we de laatste jaren overspoeld door de ene na de andere arthousethriller. Denk aan fijne titels als Prisoners, Killer Joe, Blue Ruin, Mud, Joe en Drive. Aan dat rijtje mag nu Cold in July worden toegevoegd, een broeierig Texaans misdaadverhaal dat de kijker steeds weer weet te verrassen zonder te vervallen in goedkope plottwists of schrikeffecten.

Cold in July begint met een scène die uit een campagnespotje van de Tea Party zou kunnen komen. Richard Dane (Michael C. Hall – met matje) betrapt een indringer in zijn huis en knalt hem af. Dat de man ongewapend was, vindt de politie en de publieke opinie verder geen probleem. Opgeruimd staat netjes.

Suburbia

Na dit explosieve begin, schakelt regisseur Jim Mickle in Suburbia-modus. We zien hoe de geschrokken Dane de schade repareert en zijn huis en gezin probeert te beschermen. Dus wordt er uitgebreid gesopt, gesausd en geplamuurd. Er wordt een nieuw bankstel aangeschaft. Voor de ramen komen dikke tralies.

Toch blijft er, ook wanneer alle visuele herinneringen aan het incident zijn weggepoetst, iets knagen aan Dane. Hij bezoekt de begrafenis van het slachtoffer en krijgt de vader van de man achter zich aan. Deze ex-bajesklant (Sam Shepard als een soort Halloween-engerd) schuwt geen middel om hem uit de weg te ruimen. Dan ontdekt Dane op het politiebureau een opsporingsposter met de naam van de man die hij neerschoot. Het portret is niet hetzelfde als van zijn slachtoffer.

Jaren tachtig

Cold in July slaat na dit slasher-intermezzo vrolijk weer nieuwe zijwegen in. Dane tekent de vrede met zijn achtervolger. Samen gaan ze op zoek naar zijn zoon. Bij de opsporing krijgen ze hulp van privé-detective annex varkensfokker Jim Bob, een nogal relaxte Texaan die zich verplaatst in een knalrode buitenmodelslee (glansrol Don Johnson).

Zo valt er nauwelijks een etiket op Cold in July te plakken. Net wanneer we denken naar een thriller, horror, sociale satire of een familietragedie te kijken, zet de film je op het verkeerde been met een nieuwe geweldsuitbarsting of droogkomische scène. En aan goedbedoelde boodschappen of een alles oplossende finale doet regisseur Mickle ook niet. Wel aan vederlichte synthesizerpop. Dankzij de jaren tachtig setting en de aanwezigheid van Don Johnson kregen we zowaar visioenen van roze flamingo’s en snelle Ferrari ’s. Zou dat oversized colbert met T-shirt nog passen?

Boeken / Non-fictie

Wat hebben de schrijver en de psychoanalyticus gemeen?

recensie: J.M. Coetzee & Arabella Kurtz - Het goede verhaal. Over fictie, waarheid en psychotherapie.

Verhalen lezen of schrijven is leuk. In fictie kan veel, zo niet alles. De narratieve structuren waar een schrijver gebruik van maakt, komen ook van pas in een andere beroepstak: die van de psychotherapie. In Het goede verhaal gaan schrijver J.M. Coetzee en psychoanalytisch psychotherapeut Arabella Kurtz met elkaar in dialoog. Ze onderzoeken de grenzen van fictie en waarheid binnen én buiten de therapeutische setting.

Uitgangspunt van Het goede verhaal is dat de auteur en de therapeut nogal wat gemeen hebben. Ze maken beiden gebruik van taal als instrument om de menselijke ervaring te beschrijven en te analyseren. Door elkaar te bevragen en uit te dagen tot kraakheldere definities van begrippen als ‘fictie’ en ‘waarheid’ vanuit beroepsmatig oogpunt blijken er echter ook interessante verschillen te zijn tussen de opvattingen van Coetzee en Kurtz.

Beleving van waarheid

De beleving van een verhaal is heel persoonlijk, zeker wanneer dit – zoals in de therapeutische setting – over jezelf gaat. Coetzee en Kurtz stellen zich de vraag uit welke bron van waarheid degene die in therapie is nu eigenlijk put. Is dat een bedachte of een ‘echte’? En wat maakt die waarheid dan ‘echt’? Wie bepaalt dat? Welk verhaal leidt uiteindelijk naar de verlossing of de vrijheid die de cliënt zoekt? Zou je in therapie niet gewoon kunnen streven naar een mooi, functioneel verhaal dat hem of haar laat functioneren in de maatschappij, ook al is dat een leugen?

Deze vragen zijn op zichzelf al buitengewoon interessant, maar het wordt nog beter. Deze vragen leiden de twee gesprekspartners naar een nieuw gebied om over na te denken: het ethische vlak. In dat verband wordt het thema ‘fictie en waarheid’ ook in een breder maatschappelijk perspectief geplaatst, bijvoorbeeld in het denken over een koloniaal verleden door de bevolking van een land. Voorouders worden vaak voorgesteld als ‘onwetend’ en de huidige generatie als volwassen. Samen gaan ze in op het groepsproces dat aan deze voorstelling ten grondslag ligt en wat het nut van dit mechanisme is.

Fascinerende dialoog

In Het goede verhaal reageren Coetzee en Kurtz voortdurend op elkaar en worden meningsverschillen allerminst opgelost. Coetzee permitteert zich veel meer vrijheden als het gaat om de inzet van fictie als medicijn’ dan Kurtz. De waarheid is voor hem een problematisch begrip. Kurtz blijft juist vasthouden aan een (inter-)subjectieve waarheid waarmee in de therapie gewerkt wordt, een waarheid die boven tafel móét komen, omdat er anders geen genezing kan plaatsvinden. Als lezer is het interessant mee te kijken vanuit beide gezichtspunten en je eigen gedachten over het thema vorm te laten krijgen.

Film / Films

Tegendraadse filmmusical met en voor hopeloze romantici

recensie: DVD: God Help the Girl

De Schotse indieband Belle and Sebastian heeft al een aardig oeuvre opgebouwd met poëtische liedjes over stukgelopen relaties en hopeloze romantici die hopen op betere tijden. Dat je van deze gezongen miniatuurgootsteendrama’s ook een hele aardige film kunt maken, bewijst frontman Stuart Murdoch in zijn speelfilmdebuut God Help the Girl.

De aanstormende Australische ster Emily Browning laat zien dat ze niet uit is op het Hollywoodgeld en schittert in deze prettig tegendraadse filmmusical. Browning speelt Eve, een meisje dat uit een psychiatrische inrichting ontsnapt om een zangcarrière te beginnen. Bij een tumultueus concert ontmoet ze James (Olly Alexander), een badmeester met gitaarambities.

Aangenaam kronkelen

De nuffige Engelse Cassy (Hannah Murray), gitaarleerling van James, blijkt een redelijke zangstem te hebben en sluit zich bij het tweetal aan. Wanneer ze een kanotochtje maken, constateren ze samen dat vooral bands dit soort uitjes maken. En dus gaan de drie voortaan door het leven als band.

Van een plot moet God Help the Girl het niet hebben. Goed, James valt voor Eve. Zij ziet hem meer als een broer/vriend en valt op foute mannen. Eve worstelt nog met haar wankele psyche. De band maakt met vallen en opstaan carrière. Maar net als de meanderende liedjes en licht vervreemdende klanken van Belle and Sebastian kronkelt de film aangenaam van niks naar nergens.

Houtje-touwtje-cinema

Murdoch is het niet te doen om groots en meeslepend drama. Liever zet hij een breekbare en dromerige sfeer neer, waarin de personages in een slaperig Glasgow wat heen en weer slenteren tussen obscure poppodia, vintage shops en partijtjes voetbal in het park. Je zou toch tekenen voor zo’n levensinvulling. Stralend middelpunt is Browning die in elke scène weer een andere retro-outfit draagt. Bij het veertigste setje raakten we de tel kwijt. De camera kwijlt zowat bij haar fotogenieke lichaamsdelen.

Er is van alles af te dingen op God Help the Girl. De film duurt te lang, de houtje-touwtje-cinema van Murdoch is wel erg zelfbewust en de finale neigt naar melodrama. Maar de bottom line is dat je een onverwoestbaar goed humeur krijgt van al die gezongen scènes, en dat is wat telt. Ideaal kijkvoer voor een lome lentedag samen in bed.

 

Muziek / Concert

Uitverkocht huis

recensie: Hidden Treasures IV

Voor de vierde maal in successie organiseerde Roepaen het Hidden Treasures Festival. Niet zonder reden is het een uitverkocht huis. Opnieuw spelen jonge talenten hun teaser-sessies in de krochten van het klooster tussen de beeldende kunst.

Tijdens Hidden Treasures opent het klooster van Maria Roepaen te Ottersum vele kleine zaaltjes en kamers voor jong talent dat in een vijftal rondes een set van vijfentwintig minuten mag spelen om zo een steeds wisselend publiek te laten horen wat ze te bieden hebben en waar ze staan in hun – soms prille – carrière. Tussen het muzikale ontluikende talent wordt aan beeldende kunstenaars tevens de ruimte geboden om zich te presenteren. 8WEEKLY ging op zoek naar de muziek.

Kwaliteitsspel

Voor ons start het festival in de Nightclub met Postcard from Mars, dat direct een bijna volle zaal trekt. Zij spelen muziek die tegen de sound van Mumford & Sons aanschurkt, maar dan zonder banjogeluid. De viermansformatie laat direct een set horen van hoog niveau. Een prima keuze dus om de middag mee te beginnen.

In het atelier laten we ons verrassen door de Nederlandstalige liedjes van Valentina Elèni, die zichzelf begeleidt op akoestische gitaar en geheel onversterkt haar breekbare songs ten gehore brengt. Bij haar liedjes en vertolking dringt een vergelijking met Roosbeef op. Elèni laat zich niet van de wijs brengen door de van boven doorklinkende klanken en speelt het ene na het andere gevoelige – en vaak persoonlijke – liedje.

Op naar de bovende verdieping, waar Darlyn een prima set speelt aan Ierse folkmuziek. Zelf voelen ze zich geïnspireerd door en verwant aan de band Civil Wars. Dat ze over een niet al te lange tijd een album gaan opnemen, is geen wonder. Deze band is er klaar voor en de liedjes zijn gerijpt. Het optreden in de kloosterkamer is dat van een volwassen groep die alle schroom van zich heeft laten afvallen, omdat ze weten dat ze met hoge kwaliteit spelen.

Afronding paralleloptredens

In de slaapkamer van de monnik in het souterrain van Roepaen, verwelkomt Kelvin Klaassen ons. De singer-songwriter Klaassen heeft een goede hand van liedjes schrijven, maar blijft een beetje hangen in hetzelfde idioom. De teksten moeten dan het verschil maken tussen de liedjes, maar daar slaagt hij net niet in.

In de bioscoop is het Charley Marie die ons staat op te wachten. Zij speelt een soloset zonder enige versterking. Hier worden de lichte, ijle liedjes niet verstoord door klanken van buiten de ruimte. Marie moet haar beste beentje voorzetten om met haar breekbare zachte stem indruk te maken. Ze begeleidt zichzelf op de akoestische gitaar en houdt het allemaal heel klein. De overtuiging van de liedjes van Marie zal mogelijk pas doordringen bij herhaaldelijke beluistering. Het jonge talent zal nog iets verder moeten groeien om indruk te maken. Nu klinkt het alleen lieflijk en mooi, maar ze mist de nodige bezieling.

Met een stevige pauze markeert het festival het einde van de parallelsessies en maakt men zich op voor het slotoptreden. Ondertussen wordt er een maaltijd aangeboden voor wie wenst te blijven eten. De twee soorten pasta vallen bij velen in goede aarde. Toch lijkt een deel van de festivalbezoekers ervoor te kiezen om te vertrekken en de slotact niet af te wachten.

Overdonderend

Charl Delemarre stond al eerder op het Roepaen podium; echter nog nooit met een band en met het repertoire dat hij opbouwde in de periode van het Nederlandse lied. Met zijn benadering van dat repertoire wist hij zelfs de Grote Prijs van Nederland te winnen. De band die hij om zich heen heeft weten te verzamelen, speelt als afsluiting van Hidden Treasures IV haar debuutshow op het podium.

Met een aanzwellend geluid openen Delemarre en zijn band het optreden. Al snel is duidelijk dat de band een heel hecht team is die de nieuwe liedjes van Delemarre als een geoliede machine begeleidt. Ze laten daarbij het vuur van het samenspel heerlijk branden en knetteren. Het plezier spat dan ook van het podium. Natuurlijk horen we een aantal composities van de EP van Charl Delemarre, maar dan in een bandbenadering. Een dik uur wordt het publiek getrakteerd op overwegend nieuw werk dat staat als een huis. De enthousiaste reacties van het publiek worden met graagte ontvangen op het podium. De energie lijkt heen en weer te springen tussen band en publiek. Met het nummer ‘Red mij niet’ brengt de Delemarre een eerbetoon aan Maarten van Roozendaal, die Roepaen rekende tot een van zijn favoriete podia.

Dat Delemarre sinds een week onder contract staat bij een platenmaatschappij, is meer dan terecht. Zijn stijl staat als een doorontwikkeling van het gedachtegoed van Ramses Shaffy en dát met rock/roots-band. De band is klaar om een album op te nemen en daarmee Nederland in te trekken en succes te oogsten. Terwijl de spanning zichtbaar van de band afglijdt, vormt de toegift ‘ Lichtelijk verlicht’ een waardige afsluiting van een fijn festival.

Boeken / Non-fictie

Betekent schrijven altijd lijden?

recensie: Ranne Hovius - Vogels van waanzin. Psychiatrie in Nederlandstalige romans en gedichten.

Dat schrijvers dikwijls excentriekelingen zijn, behoeft geen betoog. Maar zijn ze ook vaak waanzinnig? Geheel in het thema van de afgelopen Boekenweek begeeft psychologe Ranne Hovius zich in Vogels van waanzin op het snijvlak van de psychiatrie en de literatuur.

Veel schrijvers ondervinden waanzin aan den lijve. Niet zelden worden zij daar lange of minder lange tijd voor opgenomen in een psychiatrische inrichting, een ervaring waar vaak over geschreven wordt. Zoals Hovius uitvoerig beschrijft, hangen de leefomstandigheden in zo’n inrichting sterk af van de tijd. Wie tegenwoordig opgenomen wordt, kan rekenen op sympathie en therapie die erop gericht is zo snel mogelijk een terugkeer naar de normale leefomgeving te bewerkstelligen. Maar de weg hiernaartoe was lang, vol gedwongen maatregelen die maar al te vaak niet of nauwelijks het gewenste resultaat hadden.

Putten uit waanzin

Vanaf haar opkomst zo’n tweehonderd jaar geleden, heeft psychiatrie invloed gehad op de literatuur. Ook voor schrijvers die de waanzin niet aan den lijve ondervonden, blijkt psychiatrie een onuitputtelijke bron van inspiratie. Soms dienen mensen uit de eigen omgeving als voorbeeld. Zo had Louis Couperus een krankzinnige broer die model stond voor Ernst in De boeken der kleine zielen. Anderen hebben het voordeel zelf psychiater te zijn, zoals Frederik van Eeden die zijn Hedwig uit Van de koele meren des doods modelleerde naar een aantal krankzinnige patiënten die hij heeft gehad.

De meest tot de verbeelding sprekende casussen in Vogels van waanzin zijn echter de portretten van schrijvers die zelf met waanzin te kampen hebben. De aaneenschakeling van tragische levensverhalen, van onder andere Willem Bilderdijk, François HaverSchmidt, Willem Kloos en Simon Vestdijk, doen vermoeden dat zwaarmoedigheid intrinsiek is aan het schrijverschap. Niet zelden maakten zij zelf een einde aan hun leven. En wat te denken van Gerrit Achterberg, die meerdere malen ex-vriendinnen bedreigde met een revolver en uiteindelijk zijn hospita doodschoot?

Nog altijd relevant

Dat het onderwerp nog lang niet is uitgeput, bewijzen hedendaagse schrijvers als Myrthe van der Meer.  Haar opname vormde de inspiratie voor PAAZ. Kenmerkend voor de hedendaagse psychiatrie is het positieve daglicht waarin de verpleging door Van der Meer wordt gezet. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren maar weinig schrijvers te spreken over hun opname en de bijbehorende verpleging.

Hovius is er met Vogels van waanzin in geslaagd het verband tussen literatuur en waanzin in al haar diversiteit te tonen. De vele voorbeelden uit de Nederlandstalige literatuur geven blijk van een zorgvuldig en compleet onderzoek. Hovius laat zien dat waanzin en literatuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De ongrijpbaarheid van de waanzin maakt het een dankbaar onderwerp. En voor een getormenteerde auteur kan het schrijven, naast een kwelling, ook therapeutisch zijn.

Muziek / Concert

Die arme kerel toch…

recensie: Concert Gang of Four

Het hoogtepunt van de funky postpunkgroep Gang of Four ligt alweer zo’n 35 jaar achter ons. Toch verschijnt vanavond een grotendeels jonge band op het podium. De reden is dat met het vertrek van zanger Jon King, zo’n drie jaar geleden, gitarist Andy Gill het enig overgebleven originele bandlid is. Lukt het de groep, beschikkend over een compleet nieuwe stem, om de energie van vroeger enigszins te vangen?

Voordat we daar achter komen, moeten we eerst door het voorprogramma Av Okubo heen. Bij dit Chinese gezelschap vallen het bas- en drumspel positief op, maar daar is alles ook mee gezegd. Met name de zang (af en toe op zijn Kraftwerks vervormd), het goedkope keyboardgeluid, en het zachte inmixen van de gitaar vallen een stuk minder in de smaak. Daar komt bij dat een groot deel van het publiek óf nog niet gearriveerd is, óf zich niet in de buurt van het podium begeeft, waardoor het lijkt alsof de band voor een bijna lege zaal staat te spelen. Het geringe enthousiasme van het beetje publiek dat er wel staat maakt het een wat ongemakkelijk gezicht.

Krakers

Tegen de tijd dat Gang of Four opkomt is het gelukkig beduidend drukker, en ook aan het enthousiasme van het publiek zal het niet liggen. Vanaf het begin is er echter al het een en ander aan te merken op het optreden. Dat zit ‘m vooral in de nieuwe zanger, John “Gaoler” Sterry. Waar de zang van de King altijd hoekig en energiek was, heeft Sterry een totaal andere stijl. Je zou hem een technisch betere zanger kunnen noemen, maar zijn gladdere, meer dramatische vocalen passen eigenlijk beter bij het nieuwe materiaal (dat richting een soort electrorock gaat) dan bij de oude krakers.

Hoewel Sterry’s zang misschien niet ideaal is voor de muziek, is het oude werk van Gang of Four van een niet kapot te krijgen niveau. Met de muzikale uitvoering zit het grotendeels wel snor, en dat merk je in de zaal. Dus zelfs al is er af en toe het gevoel dat je naar een veredelde coverband staat te luisteren, toch komen nummers als ‘Return the Gift’ en ‘Damaged Goods’ mede door het heerlijke gitaarspel van Gill goed uit de verf.

Een magnetron aan gort

Toch is het anderhalf uur durende optreden maar een maf schouwspel. Allereerst is de combinatie van drie jonge bandleden met de 59-jarige Andy Gill, die er stoer tussendoor paradeert, een beetje een vreemd gezicht. Het is echter vooral weer de schijnbaar uit een modeblad gestapte Sterry die opvalt — in negatieve of juist hilarische zin. Het is maar hoe je het bekijkt.

Bij aanvang van het optreden komt hij verveeld over en lijkt hij soms niet te weten wat hij doet, al zal dat een gespeelde nonchalance zijn. Maar naarmate het optreden vordert nemen zijn frustraties toe. Hij zit er kennelijk niet lekker in en heeft constant ruzie met zijn bedrading en microfoonstandaard (“This fucking micstand…“). Dat zijn bierblikje tot zijn ergernis overstroomt kan er dan ook nog wel bij. Meermaals schijnt Gill hem zelfs een kleine peptalk te geven, waardoor het lijkt alsof je naar verliezend voetbalteam staat te kijken. Zo verandert Sterry gedurende de show van iemand met rocksterallures in een gefrustreerd jongetje; het heeft wat meelijwekkends.

Desondanks komt de Gang nog tweemaal het podium op voor een encore, waarbij Sterry bij de laatste keer een magnetron meeneemt en deze met een metalen buis aan gort begint te slaan. Zijn geïrriteerde blik is tekenend voor de hele avond. Als iedereen na een buiging en een bedankje van Andy Gill definitief van de bühne stapt, keert laatstgenoemde zich nog even tot het publiek om met een handbeweging aan te geven wat al duidelijk was: ondanks het aanbod van fantastische nummers was het maar een matige bedoeling.

Kunst / Expo binnenland

Ik ben een man, wat nu?

recensie: Claiming Masculinity: ZERP Galerie 2015

Het mannelijk geslacht verkeert in onzekere tijden. Claiming Masculinity probeert in kaart te brengen hoe kunstenaars de man binnen hun werk een identiteit proberen toe te dichten.

Er heerst een verbod op het ware macho-schap. Mannen die nog stoer over willen komen ontsnappen niet aan het cynisme dat daarbij wordt geacht vertoond te worden. Vanuit een verkleinde tussenvorm van hun genre proberen veel mannen uit verschillende subculturen om beetjes aan masculiniteit terug te winnen.

Wie was hij?

Claiming Masculinity Erwin Olaf, Troy (serie Grief), 2007 achtergrond, Ronald Bal, Untitled, 2015

Erwin Olaf, Troy (serie Grief), 2007.

De tentoonstelling Claiming Masculinity in de ZERP Galerie vat het gevoel van onzekerheid, dat in het werk van diverse getoonde kunstenaars terugkeert. Enkele werken zijn doeltreffend en met vaste hand gemaakt. Ze proberen te tonen welke persoonlijkheden de man kan aannemen. Een mooi voorbeeld hiervan is het werk van Mathieu Ficheroux (1926-2003, Rotterdam), dat geometrische sculpturen onderbreekt met ongedefinieerde organische vormen. De werken zijn duidelijk seksueel getint, maar hebben nog geen uitgesproken rol opgeëist. Ze zijn masochistisch noch sadistisch; mannelijk, vrouwelijk, noch uniseks.

Ook het werk Troy (portret) uit 2007 van Erwin Olaf (1959, Hilversum) laat een begrip (rouw) zien dat niet lijkt te passen bij mannelijkheid. In een verneuteld vormgegeven vertrek zit een man rouwend op zijn knieën. De foto straalt veel rust uit, die zou verdwijnen als de man op zou staan. Op zijn knieën past hij nog net in de kamer, als ware die op de juiste maat gemaakt en ingericht.. Het is een té grote man die moet inschikken, maar ook zichzelf wil blijven.

Dwalende heren

De jonge kunstenaars Barry Marré (1980, Rotterdam) en Jelle Mollema (1978, Terneuzen) zijn onzeker in hun werk. De foto’s van Marré zijn gemaakt in een algemene, bekende stijl. Een drietal van de foto’s is met felle flits op een witte achtergrond geschoten. De andere werken lijken vluchtige momentopnames van een intieme relatie. Het zijn allemaal portretten. Beide series stralen een vertwijfeling uit over het hebben van een eigen stijl. Ze maken gebruik van veel bekende beelden en durven daar nog geen eigen stem in te laten weerklinken.

Claiming Masculinity Barry Marré, The Last Boys (6, 7, 8 en 9), 2014

Barry Marré, The Last Boys (6, 7, 8 en 9), 2014.

Mollema is huisfotograaf van Schorem (Haarknipper en barbier) in Rotterdam. In zijn portretten maken de bebaarde barbieren gebruik van visuele attributen, zoals snorren, whisky en tatoeages, die soms geheel tegengestelde betekenissen dragen. Ze staan symbool voor een onzekerheid die zich heftig uit. Een portret van Mollema dat naast Marré’s werken hangt, heeft de clichématige retro-stijl ingeruild voor een beschouwelijke methode die veel doet denken aan de portretten van Thomas Ruff. Net als in het werk van Marré lijkt de angst voor een consequente stijl overheersend.

Weten niet te weten

In Claiming Masculinity geven veel onvaste werken een indruk van de wanhopige pogingen die mannen ondernemen om hun imago terug te winnen. Een klein aantal ervaren kunstenaars houdt het thema duidelijk. Geen denkbare opstelling had het thema beter kunnen sieren. De werken worden gekend door het ontbreken van een identiteit en daarmee legt Claiming Masculinity de vinger op de zere plek.

Muziek / Album

De schokgolven van een pijnlijke breuk

recensie: Björk - Vulnicura

Als na meer dan tien jaar je liefdesrelatie eindigt, is dat een enorme aanslag op je leven. Zo ook voor Björk, op wiens laatste album, Vulnicura, de schokgolven doorklinken van haar pijnlijke breuk met de Amerikaanse kunstenaar Matthew Barney.

Het levert het eerlijkste en meest gekwelde album op dat de eigenzinnige IJslandse artieste ooit maakte. Over hortende en stotende elektronica en door Björk zelf gecomponeerde strijkersarrangementen doet ze haar ontroerende verhaal. Om het allemaal nog pijnlijker te maken deelt ze in het cd-boekje precies mee hoeveel maanden de nummers, die grotendeels op chronologische volgorde blijken te staan, voor of na de breuk geschreven werden. Zo word je genadeloos meegesleurd in haar verhaal vol twijfel, intens verdriet, en uiteindelijk toch acceptatie.

Verzuipen in ellende

Show me emotional respect / I have emotional needs / I wish to synchronise our feelings” smeekt ze in het openingsnummer ‘Stonemilker’ (“9 months before”), begeleid door melancholische strijkers en holle percussie. Haar woorden, gezongen met de kracht die we van Björk gewend zijn, steken dwars door je heen. Het mag echter niet baten: “These abstract complex feelings / I just don’t know how to handle them“, worstelt ze verder in ‘Lionsong’ (“5 months before”).

Bij het vierde nummer is het misgegaan: in de tien minuten durende bak ellende ‘Black Lake’ (“2 months after”) verzuipt ze in haar ellende, terwijl het muzikale landschap verduistert en elektronische spasmes de kop opsteken. “My soul torn apart / My spirit is broken / Into the fabric of all / He is woven“, zingt ze. Maar er zijn ook boze verwijten: “Family was always our sacred mutual mission / Which you abandoned / You have nothing to give / Your heart is hollow“. Het is een verwijt dat terugkeert in het moeizaam uit de speakers druipende ‘Family’, waarin ze letterlijk rouwt om de dood van het gezin dat nooit zal bestaan.

Vrede met de situatie

Bij ‘Atom Dance’, dat een gastbijdrage bevat van niemand minder dan Antony Hegarty (van Antony and the Johnsons), lijkt het licht uiteindelijk toch enigszins terug te keren. Hoewel je niet bepaald kunt spreken van vrolijkheid in de spannende muziek en serieuze teksten, lijkt Björk enigszins vrede te krijgen met de situatie: “I am dancing towards transformation / Learning by love to open it up / Let this ugly wound breathe / We fear unconditional heart space / Healed by atom dance“.

Dat het verhaal door de directheid van Björks goed gekozen woorden, haar krachtige stem, en de soms stemmige, soms spannende muziek erg indrukwekkend is, moge duidelijk zijn. Het is daardoor alleen jammer dat een enkel nummer soms net wat te traag en stroperig is, waardoor enkele van de langere tracks enigszins langdradig aanvoelen. Aan de andere kant past die taaiheid juist uitstekend bij het gevoel dat je jezelf over een lijdensweg sleept. Het loodzware Vulnicura is om die reden geen gemakkelijk album en komt alleen goed tot zijn recht als het met aandacht wordt beluisterd. Als je dat dan doet, is de conclusie wel dat Björk, na meer dan twintig jaar meedoen in de alternatieve wereldtop, nog steeds iemand is om rekening mee te houden.