Tag Archief van: landscape

Muziek / Concert

Mumford & Sons verloochenen hun roots niet

recensie: Het Mumord & Sons ‘minifestival’ in Goffertpark, Nijmegen.

Op een van de heetste dagen ooit gemeten in Nederland, wagen Mumford & Sons zich aan hun grootste optreden buiten London tot nog toe. Circa vijftigduizend bezoekers, uitgedost met petje, zonnebril en een noodzakelijk flesje water in de hand, zijn op komen dagen om dit openluchtspektakel in het Goffertpark mee te maken.

Na het uitkomen van hun kritisch ontvangen derde album Wilder Mind, waarop de door het publiek zo geliefde banjo in de ban is gedaan, is het de vraag hoe de nieuwe nummers door

het Nederlandse publiek worden ontvangen. De Britse folk-rockers zijn niet alleen gekomen. Een voorprogramma van maar liefst drie acts – Eaves, Bear’s Den en The Vaccines – moeten het geheel opluisteren. Dit in combinatie met de openluchtlocatie en de vele stands die om het terrein verspreid staan, geeft het geheel meer de ambiance van een klein festival dan van een doorsnee concert. Helaas voor het voorprogramma blijft het toch erg rustig tot het kwik iets gedaald is en de hoofdact aanvangt. Als er later op de avond dan ook nog een verkoelende wind opsteekt, blijkt het opeens een aangenaam zwoele zomeravond voor een openluchtconcert.

Gebalanceerde mix

Waar het gros van het publiek tijdens het voorprogramma nog ontspannen op het gras zat, gaat iedereen bij Mumford & Sons staan. De mannen trekken fel van leer. Ze beginnen met het stevige elektrische nummer ‘Snake Eyes’ van hun nieuwe album, om vervolgens de vertrouwde banjo weer op te pakken. Het enthousiasme straalt van de band af en het publiek begint spontaan mee te klappen en te springen bij het uptempo banjogetokkel van ‘I Will Wait’. De toon van de avond is gezet. Een gebalanceerde mix tussen oud en nieuw materiaal.

De nieuwe elektrische nummers laten zich uitstekend afwisselen met de oudere folk-nummers waar de banjo de boventoon voert. Toch komen de meest enthousiaste reacties bij oudere succesnummers als ‘Lover of the Light’, ‘The Cave’ en ‘Roll Away Your Stone’. Een uitzondering hier op is de single ‘Believe’ van het nieuwe album, waarbij de toehoorders massaal hun telefoon tevoorschijn halen en beginnen te filmen. De band attendeert de toeschouwers hierna er op dat er achter hen een evenzo mooi schouwspel plaatsvindt. Recht tegenover het podium geeft een fabelachtige zonsondergang het veld een gouden glans.

Te intiem

Ondanks dat het volume vanavond niet heel hoog is, is het geluid wel uitstekend uitgebalanceerd. Zowel de ruigere als de wat meer ingetogen stukken komen goed uit de verf. Dit is bij een band met zo’n rijk instrumentarium erg prettig, want er wordt nogal eens gewisseld tussen akoestische en elektrische instrumenten. Er is een glansrol weggelegd voor de viool in ‘Thistle and Weeds’. Ook vocaal laten de Britten vanavond niets te wensen over.

Na ‘Roll Away Your Stone’ wordt het publiek verrast met twee nummers in een intieme akoestische setting. Ondanks de goed verzorgde vocalen is dit toch het mindere deel van het concert. Met alleen een akoestische gitaar en een viertal stemmen komt het geheel niet echt over op het publiek. Het publiek wordt achterin wat rumoerig en veel mensen maken van de gelegenheid gebruik om bier te halen. Misschien iets te intiem voor het massale Goffertpark.

Gevarieerde zomeravond

Na deze kleine inzinking weten de mannen toch de draad weer op te pakken. Een toegift ontbreekt ook op deze avond niet. Nu het pas echt donker is, worden de lichteffecten en lasershow van stal gehaald. Niet overdadig, maar dat past hun ook niet. Het publiek antwoordt door met hun verlichte telefoonschermpjes terug te schijnen.

Als laatste uitspatting weten Mumford & Sons met een denderende uitvoering van hun debuutsingle ‘Little Lion Man’ het hele publiek nog een laatste keer mee te krijgen. Als besluit nog één nummer, de nieuwste single: ‘The Wolf’. Er wordt voorin luidkeels meegeschreeuwd, waarna de fans opgewekt huiswaarts keren van een gevarieerde zomeravond.

Muziek / Concert

Mumford & Sons verloochenen hun roots niet

recensie: Het Mumord & Sons ‘minifestival’ in Goffertpark, Nijmegen.

Op een van de heetste dagen ooit gemeten in Nederland, wagen Mumford & Sons zich aan hun grootste optreden buiten London tot nog toe. Circa vijftigduizend bezoekers, uitgedost met petje, zonnebril en een noodzakelijk flesje water in de hand, zijn op komen dagen om dit openluchtspektakel in het Goffertpark mee te maken.

Na het uitkomen van hun kritisch ontvangen derde album Wilder Mind, waarop de door het publiek zo geliefde banjo in de ban is gedaan, is het de vraag hoe de nieuwe nummers door

het Nederlandse publiek worden ontvangen. De Britse folk-rockers zijn niet alleen gekomen. Een voorprogramma van maar liefst drie acts – Eaves, Bear’s Den en The Vaccines – moeten het geheel opluisteren. Dit in combinatie met de openluchtlocatie en de vele stands die om het terrein verspreid staan, geeft het geheel meer de ambiance van een klein festival dan van een doorsnee concert. Helaas voor het voorprogramma blijft het toch erg rustig tot het kwik iets gedaald is en de hoofdact aanvangt. Als er later op de avond dan ook nog een verkoelende wind opsteekt, blijkt het opeens een aangenaam zwoele zomeravond voor een openluchtconcert.

Gebalanceerde mix

Waar het gros van het publiek tijdens het voorprogramma nog ontspannen op het gras zat, gaat iedereen bij Mumford & Sons staan. De mannen trekken fel van leer. Ze beginnen met het stevige elektrische nummer ‘Snake Eyes’ van hun nieuwe album, om vervolgens de vertrouwde banjo weer op te pakken. Het enthousiasme straalt van de band af en het publiek begint spontaan mee te klappen en te springen bij het uptempo banjogetokkel van ‘I Will Wait’. De toon van de avond is gezet. Een gebalanceerde mix tussen oud en nieuw materiaal.

De nieuwe elektrische nummers laten zich uitstekend afwisselen met de oudere folk-nummers waar de banjo de boventoon voert. Toch komen de meest enthousiaste reacties bij oudere succesnummers als ‘Lover of the Light’, ‘The Cave’ en ‘Roll Away Your Stone’. Een uitzondering hier op is de single ‘Believe’ van het nieuwe album, waarbij de toehoorders massaal hun telefoon tevoorschijn halen en beginnen te filmen. De band attendeert de toeschouwers hierna er op dat er achter hen een evenzo mooi schouwspel plaatsvindt. Recht tegenover het podium geeft een fabelachtige zonsondergang het veld een gouden glans.

Te intiem

Ondanks dat het volume vanavond niet heel hoog is, is het geluid wel uitstekend uitgebalanceerd. Zowel de ruigere als de wat meer ingetogen stukken komen goed uit de verf. Dit is bij een band met zo’n rijk instrumentarium erg prettig, want er wordt nogal eens gewisseld tussen akoestische en elektrische instrumenten. Er is een glansrol weggelegd voor de viool in ‘Thistle and Weeds’. Ook vocaal laten de Britten vanavond niets te wensen over.

Na ‘Roll Away Your Stone’ wordt het publiek verrast met twee nummers in een intieme akoestische setting. Ondanks de goed verzorgde vocalen is dit toch het mindere deel van het concert. Met alleen een akoestische gitaar en een viertal stemmen komt het geheel niet echt over op het publiek. Het publiek wordt achterin wat rumoerig en veel mensen maken van de gelegenheid gebruik om bier te halen. Misschien iets te intiem voor het massale Goffertpark.

Gevarieerde zomeravond

Na deze kleine inzinking weten de mannen toch de draad weer op te pakken. Een toegift ontbreekt ook op deze avond niet. Nu het pas echt donker is, worden de lichteffecten en lasershow van stal gehaald. Niet overdadig, maar dat past hun ook niet. Het publiek antwoordt door met hun verlichte telefoonschermpjes terug te schijnen.

Als laatste uitspatting weten Mumford & Sons met een denderende uitvoering van hun debuutsingle ‘Little Lion Man’ het hele publiek nog een laatste keer mee te krijgen. Als besluit nog één nummer, de nieuwste single: ‘The Wolf’. Er wordt voorin luidkeels meegeschreeuwd, waarna de fans opgewekt huiswaarts keren van een gevarieerde zomeravond.

Muziek / Album

Hardcore postpunk

recensie: Gallows - Desolation Sounds

Gallows is al een tijdje bezig aan haar tweede bestaan. Desolation Sounds is inmiddels album nummer twee na het vertrek van de oorspronkelijke zanger. Die zanger wordt nergens gemist op deze frisse, inventieve nieuwe plaat.

Op een album als Grey Britain (2009) — toen nog met Frank Carter op zang — klonk Gallows als een soort hardcore-versie van de Sex Pistols. Desolation Sounds is een logische stap in de evolutie van de band. Wat volgde er immers op punk? New wave en postpunk, elementen die de nieuwe Gallows kruiden. Opener ‘Mystic Death’ verenigt nog steeds hardcore en jaren zeventig-punk. Al snel komen onverwachte invloeden om de hoek kijken. Het nummer kent ook een fraaie gitaarlijn die associaties oproept met Siouxsie and the Banshees en Echo & the Bunnymen.

Stofzuigergitaar

Er worden meer nieuwe paden ingeslagen. De eerste single, ‘Bonfire Season’, laat horen dat cleane zang voor Wade MacNeil een relatief begrip is: ook als hij niet schreeuwt, klinkt hij erg gruizig. Het wat langzamere nummer krijgt mede door die zang een flinke scheut blues mee. Een ander fraai ‘experiment’ is het nog langzamere ‘Chains’, waarin MacNeil zijn longen eruit schreeuwt tegen een achtergrond van gitaren en een lichte orkestrale (!) toets. Verderop op de plaat duikt zelfs een stofzuigergitaar op, alsof de hoogtijdagen van shoegaze weer terug zijn. Dit alles wordt geïntegreerd in het bekende Gallowsgeluid, zonder geforceerd te klinken. De band verdient daar zeker een compliment voor.

Adrenalinebommetjes

Voor de puristen zijn er nog wel wat adrenalinebommetjes. Die vormen echter niet het hoogtepunt van de plaat. ‘Leather Crown’ en ’93/93′ bijvoorbeeld denderen als tweeluik fijn door, maar ze zijn ook nogal lomp. Tegelijkertijd hebben ook zij een bescheiden metamorfose ondergaan: op de achtergrond klinken galmende koortjes en snerpende feedback, en de breakdowns zijn ronduit atmosferisch. Ze missen evenwel de frisse benadering van veel andere nummers op Desolation Sounds, maar dat zijn nauwelijks smetjes op een album waarop Gallows constant de aandacht vasthoudt en nergens inzakt. En, het moet gezegd worden: met Carter erbij was dat vaak wel anders.

Gallows’ hergeboorte levert een geslaagd, veelzijdig album op, waarin hardcore en postpunk een fraai verband aangaan. De band doet qua benadering meer dan eens denken aan Deftones (en dat is absoluut een compliment), die new wave en shoegaze in haar metal integreert. Op het niveau van die band zit Gallows nog niet, maar ze is wel hard op weg. Maar vergeet die weg maar even, want Desolation Sounds is een van de betere (punk)platen van de afgelopen tijd.

 

Muziek / Reportage
special: Verslag: WOO HAH! Festival

Niet alleen op papier geweldig

Zaterdag 4 juli is het heet — zó heet dat er in het hele land allerlei evenementen zijn afgezegd. Het eendaagse hiphopfestival WOO HAH! niet, en dat is maar goed ook, want de line-up blijkt niet alleen op papier geweldig.

Wel heeft het Tilburgse festival allerlei voorzorgsmaatregelen getroffen in de vorm van drinkwaterpunten, douches, en dames met waterpistolen. Bovendien zijn de eerste twee hoofdacts iets naar achteren geschoven, om de ergste hitte te ontlopen. Een goede zet, want bij aanvang is de zon inderdaad behoorlijk verzengend.

De waterpistooltjes die worden uitgedeeld bij Dr. Moon’s Fluff Disco, waarin een aantal rappers achter elkaar optreedt onder het toeziend oog van producer Dr. Moon, zijn dan ook zeer welkom. Desondanks krijgt de gezellige feestmuziek van een van die acts, de nieuwe samenwerking Timmie x Jay x Aap (respectievelijk Timmie Tex, Kleine Jay, en De Gelogeerde Aap), het publiek nog niet erg in beweging. Dat lukt Sticks (van Opgezwolle), met een soort greatest hits-show in het klein, stukken beter. Bij ‘Tijgers en Draken’ en ‘Hoedenplank’ zet het publiek het ondanks de temperatuur zelfs op een springen. Het is het eerste van de vele hoogtepunten van vandaag.

Een enorme deceptie

Een volgend voorbeeld van zo’n hoogtepunt dient zich direct aan: Fresku mag openen op de Puna stage (het hoofdpodium) en doet dat met verve. Met zijn oprechtheid en sympathieke uitstraling pakt hij het publiek in. Veel bekend werk blijft achterwege doordat een groot deel van zijn set uit nieuw materiaal bestaat, maar gezien de kwaliteit daarvan deert dat nauwelijks. Wel is dit, in combinatie met de warmte, vermoedelijk de reden dat Fresku moeite heeft om zijn publiek los te laten gaan, ondanks zijn duidelijke pogingen daartoe. Afsluiter ‘Twijfel’ maakt ook dat echter ruimschoots goed.

Bovendien zorgen behulpzame wolken ervoor dat de ergste hitte inmiddels voorbij is. Of dat het publiek wat losser maakt zullen we niet meteen ontdekken, want de volgende act is de undergroundgroep Cannibal Ox, en dat is een enorme deceptie. Enkele van de beste producties ooit op plaat gezet verworden tot een slecht afgestelde verzameling bassen en tikken, terwijl de raps verzanden in absolute wanorde. Vordul Mega lijkt apestoned en krijgt er nog geen halve zin fatsoenlijk uit. Ook de rest is een rommeltje, doordat de rappers elkaars zinnen allesbehalve strak afmaken. Tot tweemaal toe wordt een nummer zelfs opnieuw opgestart doordat het de eerste keer misging. Het veld voor de Puna Stage is binnen een halfuur bijna leger dan wanneer er helemaal niet opgetreden wordt.

Prima afwisseling

Dan maar door naar Tourist LeMC, wiens in Antwerps dialect gerapte hiphop tegen kleinkunst aanleunt. Hij speelt een subtiele en ingetogen set, met de fijne toevoeging van een saxofonist. Helaas is hij slecht te verstaan, wat niet alleen door zijn dialect komt maar ook doordat het geluid uit balans is. De innemende Belg biedt echter prima afwisseling op de energie van de meeste andere acts.

Heel wat minder subtiel is gangsterrapper Freddie Gibbs. “You brought me here for gangster shit, so that’s what you gonna get,” roept hij, en dat zullen we weten ook. En o ja: “Fuck the police.” Nadat het publiek dat voor de honderdste keer heeft moeten roepen, weten we het echter wel. Dat neemt niet weg dat Gibbs een strakke show neerzet en indrukwekkende rapvaardigheden laat horen. Vooral zijn recente werk met producer Madlib, met nummers als ‘Thuggin” en ‘High’, doen het goed en maken het publiek flink losser.

Geheim hoogtepunt

Tussen de vrij grote namen die vandaag in Tilburg staan, vormt Doomtree een geheim hoogtepunt. Er staan niet veel mensen voor het podium van deze eigenzinnige groep uit Minneapolis, Minnesota, maar wie er wél staat maakt een groot feest mee. Het vijftal is geweldig op elkaar ingespeeld en bijzonder energiek. ‘Little Mercy’ wekt mede door de fantastische zang van Dessa kippenvel op, terwijl ‘Get Down’ (een solonummer van P.O.S) en ‘Bangarang’ de mensen doen losgaan.

Ook het twintigjarige supertalent Joey Bada$$ krijgt zijn — weliswaar flink grotere — publiek aan het springen met zijn moderne versie van traditionele boom bap. Hij haalt zijn vrienden van de groep Pro Era er halverwege weliswaar bij, maar het is desondanks knap dat hij op deze leeftijd al een uur weet te vullen met goede muziek. Als hij aan het einde om een mosh pit vraagt, maakt de massa gewillig een grote opening. Het ingezette ‘Survical Tactics’ mag echter een goed nummer zijn, maar het blijkt niet erg geschikt om op te ‘moshen’, waardoor het resultaat nogal tam is.

Onophoudelijke mosh pits

Nee, dan bij het duo Run the Jewels. Daar wordt elk nummer opnieuw een mosh pit ingezet, en dat is zonder overdrijven. De energie in het publiek bereikt dan ook zijn hoogtepunt: tot ver achterin het veld gaan mensen los op krakers als ‘Banana Clipper’, ‘Blockbuster Night, Pt. 1’ en ‘ Lie, Cheat, Steal’. Niet alleen de toeschouwers hebben het naar hun zin, ook Killer Mike en El-P zijn duidelijk enthousiast. Als ze het podium verlaten en de menigte om meer roept, komen ze zelfs terug om knallend af te sluiten met ‘Angel Duster’.

Het festival zelf kent ook een knallende afsluiter: Cypress Hill, de klassiekere groep die zijn hoogtijdagen in de jaren negentig beleefde. “Y’all wanna party with Cypress Hill?” Ja hoor, zeker aangezien de mannen anno 2015 nog altijd een uitstekend optreden neerzetten. De heren zijn energiek en goed bij stem, waardoor het publiek de handen in de lucht gooit bij tracks als ‘How I Could Just Kill a Man’ en ‘Insane in the Brain’. Een geslaagd laatste optreden van een al met al zeer geslaagde tweede editie van WOO HAH!.

Muziek / Album

Simpel maar doeltreffend

recensie: Girlpool - Before the World Was Big

Er zijn legio zangers en zangeressen die op het randje gaan zitten met vocalen die technisch niet veel soeps zijn maar desondanks enorm veel zeggingskracht bevatten. Denk aan Will Oldham, Stephen Malkmus of Alice Glass. Ook bij de dames van Girlpool — Cleo Tucker en Harmony Tividad — steekt de twijfel of ze nog wel aan de goede kant van het randje zitten weleens de kop op bij beluistering van het slechts 21 minuten durende Before the World Was Big.

De reden is niet eens zozeer dat ze hun noten niet halen (zeker niet wanneer ze zacht en beheerst zingen), maar eerder dat hun stemgeluiden snerpend, onvast, misschien zelfs kinderlijk klinken als ze er kracht achter zetten. Daar komt bij dat ze zich niet bepaald verstoppen achter een muur van herrie; slechts bas en elektrische gitaar zorgen voor muzikale begeleiding, waardoor de vocalen nog eens extra centraal staan.

Onzekerheid

Toch werkt het uitstekend. De onvastheid van de vocalen sluit namelijk perfect aan bij het thema van onzekerheid, dat het gehele album terugkomt. Onzekerheid over gevoelens en jongens, zoals te horen is in het melancholische ‘Cherry Picking’: “And when it all is over / When you are there and I am here / I’ll pretend that you cared / That I have somehow disappeared“. Maar ook onzekerheid over de complexiteit en de vergankelijkheid van de wereld, bijvoorbeeld in het van nostalgie vervulde titelnummer: “I just miss how it felt standing next to you / Wearing matching dresses before the world was big“. Juist het wankele van de zang maakt het bijzonder eerlijk en aangrijpend.

Simpel maar doeltreffend

De teksten zijn simpel maar uitermate scherp en doeltreffend. En dat geldt eigenlijk voor de hele plaat, met zijn eenvoudige maar pakkende basloopjes, spaarzame maar effectieve gitaarmelodietjes, en zanglijnen die zich onherroepelijk vasthaken in je hoofd. Alleen het nog geen twee minuten durende, minimalistische ‘Pretty’ is een inzakkertje. Verder pakken Cleo en Harmony je nummer voor nummer in met hun weinige middelen. Dat is een grote prestatie, zeker als je bedenkt dat ze beiden de twintig nog niet gepasseerd zijn en ze pas sinds 2013 bezig zijn. De vraag is natuurlijk of ze in de toekomst ook langere speeltijden kunnen boeien met deze minimale bezetting, of dat er dan toch meer uit de kast gehaald moet worden.

Film / Serie

Voordat de bom valt

recensie: The Heavy Water War (serie)

Dat de Tweede Wereldoorlog dit jaar zeventig jaar geleden is geëindigd, zullen we weten. Ook de Noren draaien volop mee in de herinneringsindustrie. In de tv-serie The Heavy Water War wordt een vergeten episode opgediept.

Het aardige van vergeten episodes is dat ze in ieder geval leerzaam zijn. Ooit geweten dat het weinig had gescheeld of de Duitsers hadden ook een atoombom gehad? In The Heavy Water War wordt het keurig uit de doeken gedaan. De naam Werner Heisenberg doet misschien al enige bellen rinkelen. Niet alleen is het een alias van Walter White in Breaking Bad, de Duitse natuurkundige won in 1932 de Nobelprijs en geldt als de grondlegger van de kwantummechanica.

Eind jaren dertig wordt hij opgepakt door de nazi’s die hem beschuldigen van homoseksualiteit. Hij kan zijn straf ontlopen door mee te werken aan een militair onderzoek naar het opwekken van kernenergie. Wanneer uit die experimenten ook een atoombom valt te knutselen waarmee Londen van de kaart kan worden geveegd zou dat heel fijn zijn.

Zwaar water

Voor het onderzoek is zwaar water, dat een veel hoger kookpunt heeft, nodig. Over naar Noorwegen. Daar staat in het stadje Rjukan de enige fabriek in Europa die zwaar water produceert. De Duitsers kapen de hele voorraad en wanneer zij Noorwegen hebben bezet, drijven ze de productie op. De geallieerden krijgen lucht van de Duitse atoombomplannen. Koste wat het kost willen zij de Noorse fabriek uitschakelen, zodat ze zelf als eerste De Bom hebben.

Over naar Schotland. Daar trainen Noorse eenheden onder leiding van een Noorse geleerde en een vrouwelijke Britse officier voor een sabotageactie. De teams zullen worden gedropt op een besneeuwde hoogvlakte. En zullen vanaf daar, via een ravijn, bij de slechts via een brug bereikbare streng bewaakte fabriek moeten komen.

Dilemma’s

Zo schakelt de The Heavy Water War heen en weer tussen personages en locaties, waarbij de morele dilemma’s van de hoofdpersonen centraal staan. De directeur van de Noorse fabriek staat voor de vraag in hoeverre hij meewerkt met de Duitsers en hoe hij zijn personeel beschermt. Heisenberg laveert tussen onwetendheid en schuldgevoel. Hij benadrukt steeds slechts een wetenschapper te zijn die een krachtige energiebron helpt ontwikkelen. Dat je met diezelfde energie ook een massavernietigingswapen kunt maken, daar heeft hij meer moeite mee. In Schotland worstelen de Noorse en Britse legerleiding met de vraag hoeveel mensenlevens de sabotage van de fabriek waard is.

Tegelijkertijd wil de serie ook nog een portie romantiek en wat gezinsdrama bieden. In Schotland vallen de Noorse geleerde en de vrouwelijke militair voor elkaar. Heisenberg vindt het maar moeilijk kiezen tussen veiligheid voor zijn gezin of een carrière in de wetenschap. De vrouw van de Noorse fabrieksdirecteur stelt keer op keer zijn collaboratie ter discussie.

The heavy water war wil zo van alles veel zijn, maar schiet op alle fronten net te kort. Door de vele verhaallijnen komen de karakters te weinig uit de verf. Ook de morele dilemma’s zijn wat dik in de verf gezet. Nooit voelen we de echte kwelling van de belangrijke keuzes die er moeten worden gemaakt.

Nationalistisch sausje

Visueel is de serie een plaatje. Vooral de besneeuwde Noorse locaties ogen erg fraai. Ook is het een verademing dat iedereen nu eens zijn eigen taal spreekt. Het ‘Allo ‘allo-effect is hier gelukkig afwezig. Het sterkste onderdeel van The Heavy Water war zijn nog de actiescènes. Daar hadden er wel veel meer van in mogen zitten. De pogingen van de Noorse teams om bij de fabriek te komen ademen een lekker jaren zestig- en zeventig-sfeertje, toen er nog WOII-avonturenfilms als The Guns of Navarone en Where Eagles Dare werden gemaakt.

Vermakelijk is ook het Noorse nationalistische sausje dat over de serie is gegoten. De Duitse elite-eenheden schieten nooit raak, behalve dan bij hele gemene executies. De Amerikanen zijn domme botteriken. Wanneer er een Noor het loodje legt, zijn de Britse officieren meteen in diepe rouw. Terwijl een actie waarbij tientallen Engelse soldaten om het leven komen wordt afgedaan als een bedrijfsongevalletje (‘Ach, ze wisten dat ze toch nooit meer terug zouden komen daarom gaven we ze ook een cyaankalipil mee.‘) Uiteraard skiën de Scandinaviërs de Duitsers op grote achterstand. Als we de Noren toch niet hadden gehad, dan hadden de Duitsers ons nu terug gebombardeerd naar de steentijd. Tusen takk Norge!

Muziek / Reportage
special: "Wij Zijn 1" Festival in Tivoli Vredenburg, Utrecht

Dwars door alle genres heen

13 juni vierde Tivoli Vredenburg feest met het “Wij Zijn 1” Festival ter gelegenheid van het eenjarig bestaan van de vernieuwde ‘muzikale stad-in-een-stad’. 8WEEKLY was hierbij aanwezig en deed een beeldreportage van de verschillende acts die op de acht ingerichte podia te bewonderen waren.

Boeken / Non-fictie

‘Schrijven over wielrennen is een manier om het te bezitten’

recensie: Tim Krabbé - De veertiende etappe

De emoties die sport, welke sport dan ook, bij mensen oproepen zijn bijna niet uit te leggen, irrationeel en ontastbaar, maar Tim Krabbé weet ze zwart op wit te krijgen. Zonder daarmee ook maar iets van die magie te verspillen.

De veertiende etappe. 71 wielerverhalen waarin opgenomen 43 wielerverhalen is Krabbé’s toevoeging aan de reeks boeken die in de aanloop naar de Tour de France verschijnt. De enigszins verwarrende titel verwijst naar 43 wielerverhalen, een verzameling verhalen van Krabbé uit 1984, aangevuld met later verschenen stukken, wat samen neerkomt op een totaal van 71 stuks. Hetzelfde getal als zijn leeftijd bij publicatie van dit boek. Krabbé houdt van dit soort ‘toevalligheden’. 1943 is ook nog eens zijn geboortejaar en in zijn klassieker de Renner  klimt hij dus voornamelijk op versnelling 43×19.

Alsof je midden in de wedstrijd zit

De gebundelde stukken verschenen in eerste instantie vooral als columns in de krant, en dus geven ze je het gevoel alsof ze over de koers van vandaag gaan. Jaartallen en voetnoten stellen fans in staat de precieze koersen op te zoeken. Altijd vanuit zijn persoonlijke perspectief geschreven, deelt Krabbé zijn visie op het wielrennen; zowel de professionele sport als zijn eigen amateurcarrière. Want Krabbé koerst zelf ook graag. Wanneer hij schrijft is het altijd of je midden in de wedstrijd zit, en dan maakt het niet uit of het de Tour is of zijn eigen veteranenkoers van 35 kilometer. Wanneer Krabbé zijn eigen records ‘verpulvert’ roept dat dezelfde sportliefde op als wanneer Hinault zijn derde Touroverwinning met acht seconden misloopt.

In zijn schrijven beschikt Krabbé over evenveel grootspraak als zelfrelativering, wat bijna altijd resulteert in scherpe stukken met veel humor. Wanneer hij bijvoorbeeld hooghartig over zijn eigen kansen in een amateurkoers speculeert: ‘In inhoud doe ik niet onder voor de beste sprinters en alle renners met meer inhoud kan ik hebben in de sprint’, volgt hij dit op met de relativerende woorden: ‘Coppi, die altijd over mijn schouder meeleest, loopt nu weg en schudt zijn hoofd.’

Hij heeft HET meegemaakt

Natuurlijk zijn er mensen die nog nooit van Coppi hebben gehoord, of van  Hinault, of Knetemann, of misschien zelfs niet van Joop Zoetemelk. Het is geheel afhankelijk van de leeftijd en kennis van de lezer wanneer in de tijdslijn van het boek de mooie verhalen in de bekende geschiedenis veranderen. In hoe verre dit boek mensen aanspreekt die niets met wielrennen hebben blijft de vraag. Is Krabbé’s humor en zijn literaire stijl voldoende om het sportboekgenre te overstijgen? Het antwoord neigt naar ja. Als niet alle stukken, dan zou toch zeker een kleine selectie voldoende moeten zijn om een voorzichtige wielerliefde aan te wakkeren. En voor hen die wél van fietsen, maar niet van lezen houden werkt het misschien wel andersom.

Krabbé weet sport en prachtig schrijven te combineren, misschien wel omdat hij juist zelf zoveel fietst. Gerrie Knetemann zei ooit over Krabbé’s verhalen: ‘Tim Krabbé heeft HET gevoeld. Hij heeft HET meegemaakt.’ Met deze ‘HET’ moet Knetemann de sport bedoelen en al het onverwoordbare dat daaraan vastkleeft. Zoals Krabbé zelf zegt: ‘Schrijven over wielrennen is een manier om het te bezitten.’ Hij schrijft niet over fietsen, hij fietst om te schrijven. Daarmee is  hij waarschijnlijk één van de puurste en meest volhardende voorbeelden van een embedded journalist.

Het meest wielrenner van allemaal was Lance Armstrong

Als er iets is wat deze columns, geschreven tussen 1980 en nu, aantonen, dan is het wel hoe het wielrennen met de jaren is veranderd. Krabbé spreekt nog over nostalgische tijden waarin wieleruitslagen in grote boekwerken werden opgezocht, waarin wielrenners nog lange paardenstaarten hadden. Een van de tastbaarste veranderingen is onvermijdelijk het dopingbeleid. ‘Doping lééft niet bij de renners, heb ik de indruk gekregen’ schrijft Krabbé nog in 1981. In 2015 lijkt het nergens anders over te gaan.

Wat juist onveranderd is gebleven is Krabbé’s houding tegenover de doping: ‘de Tour is er om wielerkrachten te meten en niet morele’ luidt zijn standpunt. Alles is oneerlijk in sport, zegt Krabbé, sport is het meten van oneerlijkheden, aangeboren en verworven. Zo weet hij de dopingdiscussie in zijn rechtdoorzee stijl snel en gemakkelijk van tafel te vegen. ‘Het meest wielrenner van allemaal was Lance Armstrong’, is dan ook zijn conclusie. En dat is precies wat Krabbé’s verhalen zo aantrekkelijk maakt, die directe eerlijkheid gecombineerd met heerlijke zwart-witte sportwaarheden waar niets meer tegen in te brengen valt.

Film / Serie

Zelfde koffer, zelfde niveau

recensie: Recensie DVD/Netflix Fargo

Fargo. De film was al een van de meesterwerken van de jaren negentig, moet daar nou zo nodig een serie van worden gemaakt? You betcha!

We zijn inmiddels bijna twintig jaar verder, maar veel is er niet veranderd in Minnesota. Dezelfde gezellige Scandinavische inteeltbevolking, dezelfde beleefdheden, dezelfde strenge winters, hetzelfde onbeholpen politiekorps en ja, dezelfde koffer met geld, begraven in de sneeuw en gemarkeerd met een ijskrabber. Stel bij dat laatste maar niet te veel vragen; de sneeuw bij het onafzienbare, inmiddels mythische filmhek smelt blijkbaar nooit.

Huurmoordenaar

Met de gebroeders Coen, regisseurs van het origineel, in de producentenstoel weet Fargo, de serie de sfeer en brille van de film uit 1996 zo goed als te evenaren. De mengeling van thriller, zwarte komedie, warmbloedige hoofdpersonen en cartooneske bad guys is ouderwets vertrouwd. De humor is alleen net ietsje vetter en de body count ligt aanmerkelijk hoger. Doden vallen er bij bosjes.

Het begint allemaal met de slome verzekeringsagent Lester Nygaard (Martin Freeman uit The Office), die tijdens een ziekenhuisbezoek zijn hart lucht bij een medepatiënt over de pesterijen van een oud-klasgenoot. De toehoorder is de nietsontziende huurmoordenaar Lorne Malvo (Billy Bob Thornton in legendarische comebackrol) die de pestkop vervolgens omlegt. Wanneer Nygaard in een vlaag van woede zijn vrouw de hersens inslaat en Malvo te hulp roept, gaat de doos van Pandora open. De plaatselijke politiechef laat het leven. Een dove huurmoordenaar met doventolk opent de jacht op Malvo. Het ene na het andere lijk verdwijnt onder het ijs van een bevroren meer.

Twin Peaks

Het hart van de serie wordt gevormd door twee door en door goede mensen. Agente Molly Solverson is als de 2015-versie van Madge Gunderson, de slimme eenling die de zaak tot op de bodem wil uitzoeken. De rest van het korps is tevreden met de eerste de beste verdachte. Onverwachte hulp krijgt ze van een collega uit de grote stad. Colin ‘de zoon van’ Hanks, die tot nu toe in elke filmrol tegenvalt, heeft hier zijn bestemming gevonden en zet een aimabele goedzak van een agent neer. Liever kiest hij voor zijn eigen veiligheid en die van zijn dochter dan dat hij zijn leven in de waagschaal stelt.

 

Leuk zijn ook de knipogen – de muziek, de aankleding, de ijskrabber – naar het origineel. Maker Noah Hawley (Bones) is overigens geen slaafse navolger van het origineel. Regelmatig pakt hij uit met surrealistische terzijdes. Het Coen-universum raakt op die momenten even het Twin Peaks van David Lynch. Het Kwaad manifesteert zich in de serie net iets nadrukkelijker dan in de film, waarin het vooral draaide om lullig toeval en amateurisme. Het eindresultaat: spannend en ongemakkelijk geestig topamusement. De serie was overigens al even te zien op Netflix, maar voor de niet-abonnees is er nu de dvd-box.

Film / Serie

De wraak van de rouwende sneeuwruimer

recensie: In Order of Disappearance

Wraak is een gerecht dat koud gegeten wordt. Laat dat gezegde maar aan de Noren over. In de droogkomische revengethriller In Order of Disappearance ontkomt niemand aan de toorn van een rouwende sneeuwruimer.

Protagonist Nils is een zestiger die in zijn dorp net is uitgeroepen tot ‘burger van het jaar’. Bij de meest extreme weersomstandigheden houdt hij met zijn wagenpark van gigantische sneeuwruimers de wegen in Noord-Noorwegen berijdbaar. Wanneer zijn zoon door een drugsbende wordt vermoord, blijkt hij ook talent te hebben voor het opruimen van crimineel tuig.

Wraakexercitie

Wat volgt is een keiharde wraakexercitie. De ene na de andere verantwoordelijke boef legt het loodje. Nils moordt zich langzaam maar zeker door de rangen van de Noorse drugsorganisatie, richting de hoofdverantwoordelijke, een nogal pedante topcrimineel met een jong zoontje.

Het Noorse geteisem wijdt de moorden in eigen gelederen aan een strijd met een rivaliserende Servische drugsbende. En dus ontstaat er een bende-oorlog waarbij de Servische maffiosi nu eens de good guys zijn. Ook wel eens verfrissend. Bruno Ganz geeft bovendien als de Servische Godfather Papa een puike Marlon Brando-imitatie weg.

Zwarte humor

Een vader die zijn kind verliest en uit is op wraak; het klinkt niet echt als een gezellig uitgangspunt voor een misdaadkomedie. Toch past het gortdroge Noorse gevoel voor humor en de in verdriet gedrenkte zwartkomische grappen goed bij de toon van het verhaal. Regisseur Hans Petter Molland speelt weliswaar leentjebuur bij Tarantino en de Coen-brothers, maar geeft er wel een eigen noordelijke draai aan. En hoofdrolspeler Stellan Skarsgard heeft als Nils precies de juiste droevige maar vastberaden oogopslag als de rechtschapen sneeuwruimer die dit grote onrecht niet pikt.

Leuk zijn de ironische observaties. De Noorse drugsbaas woont in een modernistische villa vol afzichtelijk steriel Scandinavisch design. De man heeft geen moeite met een mensenleven meer of minder maar kan zijn vrouw niet de baas. Een aanrader, deze droefgeestige Noorse gangsterfilm.

Muziek / Album

Calexico kleurt weer mooi binnen de lijntjes

recensie: Calexico - Edge of the Sun

Verrassen doet een nieuwe cd van Calexico niet zo snel meer; de band uit Tucson, Arizona staat al zo’n twee decennia garant voor een fijnzinnige mix van americana en mariachi, oftewel mexicana. Nieuwe ingrediënten worden nog slechts mondjesmaat toegevoegd aan het door de jaren heen geperfectioneerde geluid van de band.

Ritselend en stoffig

Op hun nieuwe album Edge of the Sun opent Calexico fraai met een door trompetten en synths opgetilde popsong, ‘Falling from the Skies’. Afrikaanse woestijnblues lijkt vervolgens de toon te zetten in ‘Bullet & Rocks’, maar melodie, samenzang en trompetten klinken gaandeweg weer erg vertrouwd.

Knap is het hoe de band er steeds weer in slaagt om smaakvol, maar niet gelikt te klinken. Dat resulteert ook nu weer in ritselende gitaartjes, stoffige drums en aanzwellende trompetten. De toonzetting op de cd (verrassend genoeg de eerste die daadwerkelijk in Mexico is geschreven en opgenomen) is zoals altijd veelal melancholisch, ook al door de altijd wat ijle en ingehouden, maar wel altijd haarzuivere zang van Joey Burns.

Feestnummer

Miles from the Sea’ is zo’n typisch Calexico-nummer: licht weemoedig, (western)filmisch van karakter, bedaard gezongen, en met violen en trompetgeschal. Van een geheel andere orde is het Mexicaanse, deels Spaanstalige feestnummer ‘Cumbia de Donde’. Ska sijpelt er zowaar door in het (voor Calexico-begrippen) uptempo ‘Beneath the City of Dreams’ en in het vederlichte ‘Moon Never Rises’.

De band wordt op deze cd bijgestaan door o.a. Neko Case, leden van Devotchka, Iron and Wine en Band of Horses, en musici uit Mexico en Griekenland. Calexico kleurt ook op Edge of the Sun weer keurig binnen de lijntjes, en doet dat zoals altijd erg mooi.