Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Met eruditie voorbij het klimaatscepticisme

recensie: Bruno Latour - Oog in oog met Gaia

In Oog in oog met Gaia ontvouwt de Franse filosoof Bruno Latour zijn bevindingen over de staat van onze planeet. Zijn vertrekpunt is dat het reeds vijf over twaalf is en we hebben te leren omgaan met een muterend klimaat. De vraag is hoe?

Bruno Latour is vooral bekend als kritisch wetenschapsfilosoof. Op antropologische- en sociologische wijze heeft hij onderzoek gedaan naar de ‘stam’ der wetenschappers. Hoe ontstaan feiten, hoe wordt wetenschap nu eigenlijk ‘gemaakt’? In zijn zeer heldere Wetenschap in Actie uit 1987 plaveit hij de weg van zijn denken, waar hij in zijn latere werk op voortborduurt. Een ander bekend boek van hem is zijn provocerende We zijn nooit modern geweest (1993), een boek dat met de fakenews-lawines van Trump en consorten opnieuw zeer actueel is.

Het idee dat hij in We zijn nooit modern geweest uiteenzet, werkt hij in Oog in oog met Gaia uit. Dat idee is dat het onderscheid tussen de modernen en de pre-modernen is, dat de moderne mens niet langer de link legt tussen een regendans en het feit dat het daarna gaat regenen. De moderne mens erkent dat zijn huidige handelen een impact heeft op de planeet. In Oog in oog met Gaia beschouwt Latour op kritische wijze de vele discoursen die er op dit moment plaatshebben rondom de discussie van de klimaatverandering. Hij ontrafelt de vooronderstellingen, de misvattingen of oppervlakkigheden die er in de dialogen over het klimaat zoal de ronde doen.

De positie van Gaia

Nog voor het boek goed en wel begonnen is heeft Latour alvast een aantal kaders uitgezet. Het is vijf over twaalf, er is geen sprake van een crisis en de toekomstige generaties moeten zien te dealen met een muterend klimaat. Dit kan nogal rebels overkomen, want we horen meestal dat er nog tijd is de klimaatverandering binnen de perken te houden. Vervolgens borduurt Latour verder op de enigszins omstreden Gaia-hypothese van James Lovelock. Deze stelt dat de biosfeer op onze planeet op een zodanige wijze werkt dat de aarde als een levend organisme kan worden gezien. Hij ontmantelt het denken in een globe en globale sferen. Daarvoor in de plaats stelt hij feedbackloops. Die beginnen ook langzaamaan in het rijke westen hun gevolgen te tonen, zoals de extreme hitte in Zuid Europa. Hij stelt dat de ‘vijand’ van hoop actie is. We moeten dus niet langer hopen op dat het allemaal wel goed komt, maar actie ondernemen. Ongeacht de scepsis.

Pittige kost

Wat opvalt in het lezen in Oog in oog is de enerzijds verbredende visie, met heldere vergezichten en invalshoeken die doorgaans aan onze zintuigen voorbijgaan. Anderzijds de lastige taal waarin Latour zijn betogen uit de doeken doet. Niet alleen is het aan te raden enigszins bekend te zijn met zijn eerdere werken, ook vooronderstelt Latour een zekere filosofische, academische scholing bij zijn lezers. Wanneer hij alledaagse begrippen zoals religie op z’n kop zet, door ze te hervertalen als contrareligie, getroost hij zich weinig inkt om helder voor het voetlicht te brengen wat dit behelst.

‘De oude betekenis van religie is niet meer duidelijk; integendeel zelfs, veronachtzamen waar de anderen gehecht aan zijn wordt het nieuwe gebod! Daarom suggereert Assmann voor deze nieuwe samenhang van religie en waarheid de ogenschijnlijk tegenintuïtieve term contrareligie.’

Latour legt dan in een voetnoot uit: ‘Contrareligies, of secundaire religies, onderscheiden zich dus van primaire religies.’ Een paar pagina’s eerder legt Latour kort uit wat onder de onachtzamen verstaan kan worden. Dat zijn de moderne christenen die niet meer in verbinding staan met de aarde en de atheïsten. Wat hij vervolgens bedoelt met de primaire en secundaire religies krijgt een ingewikkelde, nauwelijks verhelderende uitleg.

Zo schommelt het boek voortdurend tussen die prikkelende omkeringen van hoe we gewend zijn te kijken of spreken over zaken als religie, onze planeet (als globe), het antropoceen of over de mens. Daarnaast maakt Latour ook een onderscheid tussen mensen en aardbewoners. Twee verhoudingen van de mens jegens de aarde. Om daar een lezing verder nog de niet-mensen (de dieren, planten, oceanen) aan toe te voegen.

Het is een wrange ironie. We lezen een geëngageerde Latour die het geleuter over wel of geen klimaatverandering achter zich wil laten. Die serieus denkt over hoe we met een snel muterend klimaat – en daarmee veranderende planeet – om moeten gaan. Die daar tot slot actie aan verbindt en ons oproept onze omgang met onze leefomgeving opnieuw te definiëren. Helaas zo eigenzinnig geschreven dat het merendeel van zijn lezers ergens in het boek verdwaald raken.

Het is te hopen dat een knappe kop dit boek kan terugbrengen tot een begrijpelijk en leesbare handleiding, want actie is geboden.

Boeken / Non-fictie

Met eruditie voorbij het klimaatscepticisme

recensie: Bruno Latour - Oog in oog met Gaia

In Oog in oog met Gaia ontvouwt de Franse filosoof Bruno Latour zijn bevindingen over de staat van onze planeet. Zijn vertrekpunt is dat het reeds vijf over twaalf is en we hebben te leren omgaan met een muterend klimaat. De vraag is hoe?

Bruno Latour is vooral bekend als kritisch wetenschapsfilosoof. Op antropologische- en sociologische wijze heeft hij onderzoek gedaan naar de ‘stam’ der wetenschappers. Hoe ontstaan feiten, hoe wordt wetenschap nu eigenlijk ‘gemaakt’? In zijn zeer heldere Wetenschap in Actie uit 1987 plaveit hij de weg van zijn denken, waar hij in zijn latere werk op voortborduurt. Een ander bekend boek van hem is zijn provocerende We zijn nooit modern geweest (1993), een boek dat met de fakenews-lawines van Trump en consorten opnieuw zeer actueel is.

Het idee dat hij in We zijn nooit modern geweest uiteenzet, werkt hij in Oog in oog met Gaia uit. Dat idee is dat het onderscheid tussen de modernen en de pre-modernen is, dat de moderne mens niet langer de link legt tussen een regendans en het feit dat het daarna gaat regenen. De moderne mens erkent dat zijn huidige handelen een impact heeft op de planeet. In Oog in oog met Gaia beschouwt Latour op kritische wijze de vele discoursen die er op dit moment plaatshebben rondom de discussie van de klimaatverandering. Hij ontrafelt de vooronderstellingen, de misvattingen of oppervlakkigheden die er in de dialogen over het klimaat zoal de ronde doen.

De positie van Gaia

Nog voor het boek goed en wel begonnen is heeft Latour alvast een aantal kaders uitgezet. Het is vijf over twaalf, er is geen sprake van een crisis en de toekomstige generaties moeten zien te dealen met een muterend klimaat. Dit kan nogal rebels overkomen, want we horen meestal dat er nog tijd is de klimaatverandering binnen de perken te houden. Vervolgens borduurt Latour verder op de enigszins omstreden Gaia-hypothese van James Lovelock. Deze stelt dat de biosfeer op onze planeet op een zodanige wijze werkt dat de aarde als een levend organisme kan worden gezien. Hij ontmantelt het denken in een globe en globale sferen. Daarvoor in de plaats stelt hij feedbackloops. Die beginnen ook langzaamaan in het rijke westen hun gevolgen te tonen, zoals de extreme hitte in Zuid Europa. Hij stelt dat de ‘vijand’ van hoop actie is. We moeten dus niet langer hopen op dat het allemaal wel goed komt, maar actie ondernemen. Ongeacht de scepsis.

Pittige kost

Wat opvalt in het lezen in Oog in oog is de enerzijds verbredende visie, met heldere vergezichten en invalshoeken die doorgaans aan onze zintuigen voorbijgaan. Anderzijds de lastige taal waarin Latour zijn betogen uit de doeken doet. Niet alleen is het aan te raden enigszins bekend te zijn met zijn eerdere werken, ook vooronderstelt Latour een zekere filosofische, academische scholing bij zijn lezers. Wanneer hij alledaagse begrippen zoals religie op z’n kop zet, door ze te hervertalen als contrareligie, getroost hij zich weinig inkt om helder voor het voetlicht te brengen wat dit behelst.

‘De oude betekenis van religie is niet meer duidelijk; integendeel zelfs, veronachtzamen waar de anderen gehecht aan zijn wordt het nieuwe gebod! Daarom suggereert Assmann voor deze nieuwe samenhang van religie en waarheid de ogenschijnlijk tegenintuïtieve term contrareligie.’

Latour legt dan in een voetnoot uit: ‘Contrareligies, of secundaire religies, onderscheiden zich dus van primaire religies.’ Een paar pagina’s eerder legt Latour kort uit wat onder de onachtzamen verstaan kan worden. Dat zijn de moderne christenen die niet meer in verbinding staan met de aarde en de atheïsten. Wat hij vervolgens bedoelt met de primaire en secundaire religies krijgt een ingewikkelde, nauwelijks verhelderende uitleg.

Zo schommelt het boek voortdurend tussen die prikkelende omkeringen van hoe we gewend zijn te kijken of spreken over zaken als religie, onze planeet (als globe), het antropoceen of over de mens. Daarnaast maakt Latour ook een onderscheid tussen mensen en aardbewoners. Twee verhoudingen van de mens jegens de aarde. Om daar een lezing verder nog de niet-mensen (de dieren, planten, oceanen) aan toe te voegen.

Het is een wrange ironie. We lezen een geëngageerde Latour die het geleuter over wel of geen klimaatverandering achter zich wil laten. Die serieus denkt over hoe we met een snel muterend klimaat – en daarmee veranderende planeet – om moeten gaan. Die daar tot slot actie aan verbindt en ons oproept onze omgang met onze leefomgeving opnieuw te definiëren. Helaas zo eigenzinnig geschreven dat het merendeel van zijn lezers ergens in het boek verdwaald raken.

Het is te hopen dat een knappe kop dit boek kan terugbrengen tot een begrijpelijk en leesbare handleiding, want actie is geboden.

Kunst / Achtergrond
special: Nieuwe collectiepresentaties in Rotterdam en Amsterdam

Collecties opnieuw in de etalage gezet

Zowel Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam als het Stedelijk Museum Amsterdam hebben onlangs de hoogtepunten uit hun collectie opnieuw in de etalage gezet. Waar je in Rotterdam wordt uitgenodigd ‘vertraagd te kijken’, zoals gastconservator Carel Blotkamp het in een persbericht uitdrukt, word je in Amsterdam haast gretig van alles wat er valt te zien. Je zou de presentatie in Rotterdam ‘shop in shops’ kunnen noemen, en die van Amsterdam een warenhuis waar alles over elkaar buitelt.

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: bij een groot warenhuis begin je als je gaat winkelen per definitie niet langs de wanden, maar ergens middenin. En dat kun je in het Stedelijk Museum ook beter doen: de grote verrassingen en mooiste opstellingen staan in het midden van wat BASE (ook nog eens letterlijk deels in de kelder van de nieuwbouw) wordt genoemd: de door AMO/Rem Koolhaas met Federico Martelli ontworpen opstelling en keuze van curator Margriet Schavemaker in aanleg naar een idee van oud-directeur Beatrix Ruf. Langs Koolhaas’ apart ontworpen, grijze en witte, meest losstaande wanden, loop je langs een chronologische opgezet geheel; van Van Gogh, de minder bekende Vlaamse kunstenares Anna Boch, een affiche van Toorop en een klok van Berlage ga je steeds verder de tijd(lijn) in. Onderweg kom je de Vispoort van Harderwijk door Suze Robertson tegen, van wie in Rotterdam tijdelijk tekeningen zijn te zien – die volgens Blotkamp beter zijn dan haar schilderijen – en langs mooie combinaties zoals Schrale dis van Diego Rivera en Fles, glas en krant van Henri Laurens.

Mark Rothko, Grey, Orange on Maroon, No. 8, 1960. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.

BASE

Maar niet alles hangt even mooi. De schaduw van een schitterend, hoog opgehangen werk van Gabo valt bijna over een Malevich daaronder. Dat is jammer, want zo drukken ze elkaar min of meer weg. Een Rothko (Umber, Blue, Umber, Brown) hangt naast een De Kooning (North Atlantic Light), waardoor ook hier beide doeken niet echt tot hun recht komen. Dan hangt de Rothko in Rotterdam (Grey, Orange on Maroon No. 8) mooier, en bovendien prinsheerlijk alleen op een wand. ‘Religie is voor hem drama’, staat er op een bordje bij. In Amsterdam is het vooral kleur en verfgebruik waarop, gezien de context van presenteren, de nadruk valt.

In het midden vind je onder meer vitrines met schitterend design en glas en enkele bruiklenen (!), zoals Tir (Shooting Altar) van Niki de Saint Phalle. De opstellingen zijn hier speelser en benemen je minder de adem. Hoe een en ander in elkaar steekt, kun je goed zien als je een trap opgaat en van bovenaf een mooi uitzicht over de presentatie hebt.

Zaaloverzicht De Collectie als Tijdmachine. Museum Boijmans van Beuningen. Foto: Lotte Stekelenburg.

De collectie als tijdmachine

Waar de curator in Amsterdam de bezoeker vooral in kunsthistorisch zin wat schijnt te willen leren gezien de chronologische opzet van met name de tijdlijn aan de wanden, lijkt Blotkamp in Museum Boijmans Van Beuningen de bezoeker van zijn tijdmachine vooral goed te willen laten kijken, heen-en-terug door de geschiedenis pendelend. Dat levert minder een feest der herkenning of verrassingen op (in beide gevallen bestaan die overigens voornamelijk uit werk van vrouwelijke kunstenaars), maar vooral kleine schokken wanneer je opeens voor een onverwachte wending in het geheel staat. Niet door een hoekje om te gaan, zoals in Amsterdam, maar door een andere zaal of kabinet te betreden en in een andere tijd (shop in shops, zeg maar) te stappen. Zo loop je vanuit de periode 1300-1600 opeens een zaal met een andere kleur in en kom je in een andere periode terecht: 1945-1960. Ontwerper Peter Struycken gaf in Rotterdam oude kunst donkere wanden, en lichte tinten voor de wanden met moderne kunst.

Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Verschillen

Er zijn natuurlijk meer verschillen. De presentatie in Rotterdam omvat 500 topstukken in bijna veertig zalen en kabinetten, met kunst vanaf 1300 tot nu toe, en enkele zaaltjes met tijdelijke exposities, zoals van Suze Robertson en de Rotterdamse kunstenaar Kees Timmer. De Amsterdamse expositie bevat 700 iconen, van 1880 tot nu. Daar waar Rotterdam ophoudt, met een overzicht van kunst uit de periode 1975-1995, gaat het Stedelijk op de eerste verdieping min of meer verder: met kunst van na 1980, met onder meer – net als in Rotterdam – werk van Kiefer en Kippenberger. Hier, op de eerste verdieping, is de presentatie traditioneler én ruimtelijker dan beneden. Een Kiefer hangt bijvoorbeeld magistraal op één wand en een prachtige schaal van Betty Woodman heeft meer dan genoeg ruimte om zich heen om te kunnen ademen.

Opvallend is dat daar waar de expositie in Rotterdam in het trappenhuis begint, met veel werken boven, onder en naast elkaar om aan te geven hoe groot de keus wel niet was, de expositie in de kelder van de nieuwbouw van het Stedelijk in Amsterdam veelal kunst laat zien die eveneens boven, onder en naast elkaar is opgehangen. Alsof er uiteindelijk geen echte keuzes gemaakt konden worden. Nu maar hopen dat ook in Amsterdam vaak en veel gewisseld zal gaan worden. En er wat meer bankjes komen – voor de broodnodige reflectieve momenten die in Rotterdam wel voldoende worden geboden. Want voor je ’t weet heb je veel gezien, maar weinig goed kunnen bekijken en in je op kunnen nemen.

Afbeelding bovenaan: Salvador Dalí, Couple aux têtes pleines de nuages (Een paar met het hoofd vol
wolken), 1936. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.
© Salvador Dalí, Fundación Gala – Salvador Dalí, c/o Pictoright Amsterdam 2017.
Afbeelding onderaan: Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij
Film / Films

Een sociaalrealistische thriller met een hart

recensie: Wind River (dvd)

Schrijver Taylor Sheridan kan niet tegen onrecht. Zijn pamfletten verpakt hij in intelligente thrillers met een sociaalkritische boodschap. In Sicario beschreef hij de gevolgen van de Amerikaans-Mexicaanse drugsoorlog. In Hell or High Water liet hij de benauwde positie van Amerikaanse boeren en de dubieuze rol van de banken zien. Die scenario’s werden verfilmd door regisseurs van naam (Denis Villeneuve en David Mackenzie), in Wind River, het derde deel in de zogenaamde Frontier Trilogy, kruipt Sheridan nu zelf achter de camera.

In de openingsscène zien we een meisje met blote voeten door een besneeuwd landschap rennen. Voor wie of wat ze op de vlucht is, zal pas later in de film worden onthuld. Haar bevroren lichaam wordt niet veel later door boswachter Cory Lambert (Jeremy Renner) ontdekt. Hij mag de doodstijding gaan brengen aan de radeloze ouders.

Machteloos

Wind River speelt zich af in een indianenreservaat van de Shoshone-stam in de noordelijke staat Wyoming, een door God, politiek en justitie vergeten gebied. Een regio waar je als jonge vrouw je leven niet zeker bent. Op een populatie van zesduizend inwoners zijn er twaalf onopgeloste moorden op jonge vrouwen. De politie van het reservaat staat machteloos. Hen is het recht ontnomen om niet-Indiaanse criminelen te arresteren, ook als de misdaad binnen hun gebied is gepleegd. Eerst moet er van buiten een rechercheur van een federale dienst worden ingevlogen om tot aanhouding over te kunnen gaan. De boeven in kwestie zijn dan al lang verdwenen.

Om de zaak op het bevroren achttienjarige meisje op te lossen, stuurt de FBI de onervaren agent Jane Banner (Elisabeth Olsen) naar het reservaat. Daar wordt ze op sleeptouw genomen door de getroubleerde boswachter Corey, die zijn eigen motieven heeft om deze zaak op te lossen. Ooit verdween zijn eigen dochter, de nasleep van dit verlies kostte hem zijn huwelijk. Het gevonden meisje was een vriendin van zijn dochter.

Daverende shootout

Wind River is een speurdersdrama dat zich op een aangenaam laag tempo ontwikkelt om op de juiste momenten gas te geven. Sheridan heeft veel oog voor de sociale omstandigheden in het reservaat. De inheemse bevolking is er grotendeels werkeloos, vrijwel alle jongeren zijn verslaafd. Het decor – een ontoegankelijk en ijskoud winters landschap – werpt allerlei hindernissen op bij het speurwerk. De uit de stad afkomstige FBI-agente worstelt continu met de ijselijke omstandigheden, thermokleding en snowscooters.

Met Jeremy Renner en Elisabeth Olsen heeft Wind River een sterk koppel in de hoofdrol. De chemie tussen de depressieve boswachter en de gedreven jonge rechercheur overstijgt die van de gemiddelde buddy film omdat Sheridan veel tijd steekt in het uitwerken van de karakters van zijn hoofdpersonages.

Verleden en heden komen samen in een finale met een daverende shootout die een soort winterse variant is op de klassieke schietpartijen uit Heat. De oorverdovende wapens en de bijtende kou doen voelbaar pijn. Knap hoe Sheridan vervolgens contemplatief durft te eindigen. Dat tilt de film ver uit boven het criminele formulewerk. Wind River is een sociaalrealistische thriller met een hart.

Theater / Voorstelling

Unieke The Hole is prachtig

recensie: The Hole – Ohad Naharin / Nederlands Dans Theater

Het Nederlands Dans Theater begint 2018 op geweldige wijze met The Hole van de Israëlische sterchoreograaf Ohad Naharin. De voorstelling is op slechts drie plaatsen te zien – Den Haag, Amsterdam en Heerlen – en is al bijna overal uitverkocht. Terecht: het is een krachtig, spannend en mysterieus stuk, een meesterwerk, schitterend gedanst door de mooie dansers van het NDT.

Bijzonder is dat het NDT het enige gezelschap buiten Israël is dat The Hole op mag voeren. Dat komt niet alleen omdat het NDT zeer door Naharin wordt gewaardeerd, maar ook omdat het Lucent Danstheater middenin een verbouwing zit en daarmee een uitstekende venue vormt voor het ingewikkelde productieproces waarmee The Hole gepaard gaat. Geen prachtige theaterzaal, maar een niet al te grote achthoekige ruimte met een achthoekige dansvloer, waar het publiek omheen zit, en waar de dansers ook de muren, het plafond en de ruimte onder de vloer gebruiken.

Twee versies

Aangekondigd is dat de voorstelling twee vormen kent: één waarin mannelijke dansers het meest prominent zijn en één waarbij vrouwen het middelpunt vormen. Kiezen is niet mogelijk, je moet maar afwachten welke je te zien krijgt. Wel is zeker dat als je twee voorstellingen boekt op één avond je beide versies ziet. Vanwege het grote succes zijn er echter extra voorstellingen ingepland en op sommige avonden, zoals vandaag, zijn er drie versies te zien. De eerste versie die ik vanavond zie, is gemengd: vrouwen en mannen dansen niet apart, maar samen.

Als het licht aangaat zien we acht dansers verdeeld over de ruimte tegen de muren staan. Een andere groep dansers stormt de vloer op en verspreidt zich in een achthoek. Ze liggen op hun zij vlak voor ons, kijken ons aan, rollen op hun rug en verplaatsen zich. Wat er op de vloer gebeurt wordt door de dansers aan de kant becommentarieerd. Als de dansers op de vloer zich klein maken en met gebogen hoofd en rug voortsluipen, staan die aan de kant zich uit te sloven, trekken hun top uit en nemen sexy poses aan. Maar als de dansers op de vloer wild en agressief zijn, zitten de mensen aan de kant op hun hurken met hun hand voor de mond. Er is één moment dat niet de impact heeft die het in Israël ongetwijfeld wel had. Op een gegeven moment wordt er steeds tot vier geteld, eerst in het Engels, vervolgens in het Arabisch. In Israël was dat Hebreeuws versus Arabisch, wat behoorlijk confronterend moet zijn geweest. Hoewel? Wat je als publiek meeneemt van de voorstelling kan erg verschillen. Zijn de dansers aan de kant vijanden? Of bieden ze juist steun? Of beide?

Trots en ontroerend

Het is een prachtige dans die een overweldigende kracht heeft, toch ben ik een beetje teleurgesteld. Ik was erg benieuwd naar de verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke versie. Dan, bij de tweede voorstelling die ik zie, wordt een tip van de sluier opgetild: de mannen staan tegen de muur en  alleen vrouwen komen het podium opstormen.

Het verschil is gigantisch. Dansers hebben altijd sterke, gespierde lichamen, maar mannen zijn meestal groter en volumineuzer dan vrouwen die daarbij vergeleken bijna altijd kleiner zijn en soms zwakker lijken. Maar dat is niet zo als vrouwen een groep vormen, dan is er alle ruimte voor hun kracht en worden het krijgers, die tot veel in staat zijn en bijvoorbeeld makkelijk op spectaculaire wijze een man heen en weer kunnen werpen. Het einde, wat in de eerste versie teder en spannend was, is nu van een ontroerende en trotse schoonheid.

Ik weet jammer genoeg nog steeds niet hoe de mannelijke versie is, maar de vrouwelijke heeft het vanavond in ieder geval met glans gewonnen.

Frans Vogel
Boeken / Poezie

Lichtzinnig met wat diepgang

recensie: Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel
Frans Vogel

Het lijkt alsof de naam en faam van de Rotterdamse dichter Frans Vogel voor altijd ingeklemd zit tussen de bekendheid van Cornelis Bastiaan Vaandrager en Jules Deelder. Niet helemaal terecht, Vogel blijkt een onbevangen stilist met een eigen geluid en een brutale pen.

In de bundel Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel wordt een ruime keuze uit het werk van Frans Vogel (1935–2016) gepresenteerd. De dichter, tevens kunstenaar, copywriter, fotomodel én provocateur heeft met zijn uiteenlopende stijl een caleidoscopisch oeuvre opgebouwd. Een hoeveelheid gedichten die niet meer dan drie bundels beslaat. De titel Van de straat is een goede kwalificatie: Vogel keek om zich heen en nam alles wat zijn aandacht had als uitgangspunt of inspiratiebron. De verbondenheid met Vaandrager is vanaf het begin duidelijk, want Vogel was in zijn directheid en onaangepastheid van dezelfde school. ‘Vaan’ daarentegen dreef zijn dichtkunst tot diep in de verwarrende abstractie, zijn ready-mades konden op een onbegrijpelijke woordenbrij uitlopen. Frans Vogel blijft dichter bij de realiteit en toont daarmee een meer bedachtzame stijl.

Sendero Luminoso

De boel is geëffend.
De weg is gebaand.
De blubber doeltreffend
verdonkeremaand.

Hier ligt nu van leisteen
(aan weerszij gevat
tussen grasbanen heen)
het kaarsrechte pad:

de loper kan uit,
het feestlicht kan aan.

Rotterdamse wisecracks

Niet dat de dichter een duidelijke koers in gedachten lijkt te hebben, hij zwabbert van het ene naar het andere onderwerp en vindt voor alles binnen zijn interessegebied een poëtische uitlaatklep. De regels laveren tussen een scherpe observatie, een gevoelige snaar en een flauwe wisecrack. Dat veel van het geschrevene de schuine humor niet ontstijgt begint na een halve bundel wat te vervelen. Toch weet Vogel met zijn soms geforceerde zinsconstructies en overdadig enjambement de aandacht vast te houden. Het is de onbevangen vindingrijkheid die nieuwsgierig maakt naar meer (een ‘zielenpoot’ is bij hem een ‘ruige biechtvader’). Een soort aangename lichtheid in thema en stijl, hier en daar afgewisseld met een grove uitschieter die de lezer weer met beide benen op de – zeer Rotterdamse – aarde zet.

Blomsteel

Mij spreekt
de blom
een tale.
(Guido Gezelle)

Mij prijkt
de blom
in top
van haar steel
als een bol-
microfoon
op zijn
standaard.
(Frans Vogel)

Reclamejargon

Vogel werkte in de jaren zestig met zijn kornuiten Vaandrager en Hans Sleutelaar als copywriter bij een reclamebureau. Zijn soepele pen en observerend vermogen heeft hij duidelijk uit deze periode overgehouden, net als de verwerking van veel Engelse begrippen in zijn werk. De reclamewereld brengt, ironisch genoeg, inspiratie voor een reeks gedichten die het gebruikte jargon juist op de hak nemen: ‘Het gaat erom een account binnen/ te slepen: ’t complete bureau staat/ op scherp. Desnoods wordt tot ’s avonds laat/ gewerkt om New Biznizz te winnen.’

Tere snaar

Eén van de sterkste verzen in deze bundel is het gedicht ‘Bladmuziek’, geschreven voor beeldend kunstenaar en goede vriend Daan van Golden. Met een uiterste gevoeligheid laat de dichter zijn genegenheid voor de Schiedamse kunstenaar blijken, door een kunstwerk te beschrijven en tegelijkertijd zijn persoonlijke indruk te verwoorden. Een gedicht dat, in deze gebundelde wirwar van lichtzinnigheden, pas goed laat zien waarom de poëzie van Frans Vogel het verdient om gelezen te worden.

Bladmuziek

Op de hoek Timorstraat
en Brede Hilledijk

prijkt de ornamentenlijst
die door Daan van Golden

werd ingevuld met rood
lover. ‘t Is alsof je

met je handen achter
je hoofd onder een boom

ligt (je hebt een grasspriet
in je mond) en de wind

door het bladerdek strijkt:
‘t geruis maakt je bladstil.

Theater / Voorstelling

‘Gewone’ Stravinsky ontmaskerd als waanzinnig

recensie: De Nationale Opera – A Rake's Progress

Een in ouderwetse stijl geschreven, sterk moralistische fabel over luiheid klinkt niet direct aantrekkelijk. Simon McBurney weet The Rake’s Progress echter zo te brengen dat Stravinsky’s speelsheid en fantasie vol tot hun recht komen.

Stravinsky staat bekend om zijn bondige componeerstijl, zonder variatie op thema’s of doorontwikkeling van motieven. Hierdoor zijn zijn werken doorgaans aan de korte kant. Een uitzondering is The Rake’s Progress, zijn enige avondvullende opera en het laatste hoogtepunt uit zijn neoklassieke periode, voor hij in een veel minder toegankelijk serialistisch idioom ging schrijven. De Nationale Opera vroeg regisseur Simon McBurney, die eerder het magistrale A Dog’s Heart regisseerde, om deze allegorie over ledigheid te regisseren.

Aanmodderende Faust

Het verhaal, dat librettist W.H. Auden baseerde op een reeks gravures van de zeventiende-eeuwse kunstenaar William Hoghart, volgt de lotgevallen van de luie plattelandsjongen Tom Rakewell (Paul Appleby). Als hij van de diabolische Nick Shadow (een gewiekste Kyle Ketelsen) te horen krijgt dat hij een fortuin heeft geërfd van zijn oom, laat hij zijn verloofde Anne Trulove (Julia Bullock) achter en vertrekt naar Londen. Aldaar geeft hij zich over aan slemppartijen, trouwt een vrouw met baard (Baba de Turk, in deze uitvoering niet gespeeld door mezzosopraan maar door de contratenor Andrew Watts) en verbrast zijn fortuin. Dan komt Shadow zijn ziel, en wanneer dat niet lukt, zijn verstand halen.

Tabula rasa

The Rake’s Progress behoort tot het meest toegankelijke wat Stravinsky in zijn lange carrière geschreven heeft. De exotische klanken van zijn Russische periode liggen ver achter hem en ook van het strenge serialisme, waar hij zich na The Rake’s Progress op zou storten, is nog geen spoor te bekennen. In plaats daarvan citeert en parafraseert Stravinsky naar hartelust zijn collega’s uit de barok en het classicisme, van Monteverdi tot Mozart. Simon McBurney toont echter hoe de waanzin in deze ‘gewone’ compositie van Stravinsky doorklinkt. Hij streeft geen psychologisch realisme na, maar creëert een expressionistische draaikolk en een veelvoud aan indrukken. Het decor is een grote, driedimensionale witte doos, waar naar hartelust op geprojecteerd kan worden. Zo kan McBurney in sneltreinvaart wisselen van emotie en sfeer: van de plattelandsidylle tot het decadente Londen. Gaandeweg het stuk komen er steeds meer scheuren in het doek: de duisternis dringt de behapbare, overzichtelijke wereld binnen.

Tongue in cheek

McBurney tapt uit vele vaatjes, flirt met kitsch en camp, tovert giraffen en totempalen het toneel op, maar zoekt op andere momenten juist weer de oprechte emotie op. Die emotionele instabiliteit past perfect bij de mentale aftakeling van Rakewell. Als in de guitige epiloog de moraal van het verhaal nog eens kant en klaar en met dikke knipoog wordt geserveerd, rijst de vraag wie er nou in de maling is genomen: Rakewell of het publiek?

Salon_Salon_studio_beige
Kunst / Expo binnenland

Kunst in de lucht

recensie: The Main Addition
Salon_Salon_studio_beige

Het Industriegebouw uit 1952, gelegen aan de Rotterdamse Goudsesingel, is tegenwoordig een bruisende hotspot van creativiteit. Op de bovenste verdieping, met een weids uitzicht over het noordelijke deel van de stad, is nu ook de beeldende kunst neergestreken.

De ontwerpers van Studio Beige hebben een deel van hun ruime studio getransformeerd  tot de expositieruimte Salon Salon. Met de eerste tentoonstelling The Main Addition komen ze tot een verrassende samenstelling van werken. Zeven kunstenaars hebben de vloer en wanden ingenomen, allen op een ingetogen wijze, alsof ze de verheven ligging van de ruimte met respect hebben willen benaderen. In de prachtige belijning van het door architect Hugh Maaskant ontworpen gebouw, vooral te zien in de gefragmenteerde dakconstructie, vormt de haast zwevende aanwezigheid van alle kunstwerken ‘de belangrijkste toevoeging’ aan het geheel.

Kleurdiamanten

Salon_Salon_henriette-t-hoog

Henriëtte van ’t Hoog, Wedge XII (2017) & Wedge VIII (2014/15)

Hoog boven de ingang hangen twee werken (Wedge VIII en Wedge XII) van Henriëtte van ’t Hoog: abstract-geometrische objecten die de indruk wekken vrij te bewegen tegen de witgepleisterde achtergrond. De subtiele weerschijn van fluorverf en het verwarrende perspectief van de vlakken, maken het kijken naar deze ‘kleurdiamanten’ tot een boeiende ervaring: raadselachtig en aangenaam tegelijk. Hetzelfde effect weet Van ’t Hoog te bereiken in haar videowerk (in samenwerking met fotograaf/filmer Michael Wright). De zinderende kleurfragmenten fixeren de blik van de kijker en lijken, in hun oneindigheid, naar een  climax te leiden. Die nooit wordt bereikt.

Met de sculptuur Onomatopoeia (foto boven) van Kevin Bauer wordt eenzelfde lichtheid getoond, maar dan door ogenschijnlijk massieve materialen te combineren tot een constructie die als geheel de zwaartekracht te lijf gaat. Een in de lucht hangende donderwolk van kleur en structuur die elk moment tot uitbarsting kan komen. Erachter hangt, fraai contrasterend, het samengebalde lijnenspel van Jonathan Gaarthuis (Stillicht Nr. 3), een massief stilleven dat volgens de kunstenaar ‘een moment uit het ongrijpbare’ moet laten zien. Hier is de tegenstelling andersom verbeeld: kwetsbaar materiaal dat tot een solide vorm is samengebracht.

Bungalowtent

Salon_Salon_de-roover

Tonio de Roover, Protect me (2017)

Dat kwetsbare is vervolgens terug te zien in het indrukwekkende beeld van Tonio de Roover. Protect me is een verfijnd rasterwerk van metalen buizen die lijken te zijn overgebleven van een bungalowtent uit de jaren zeventig. Het effect van deze ‘lopende hartslag’ is vertrouwenwekkend, de nieuwgemaakte vorm is zowel compact als van een luchtige grootsheid. Hier wordt eerder tijd en ruimte beschermd, dan een fysieke, menselijke aanwezigheid. De samenstellers van The Main Addition hebben met dit beeld een uitstekende keuze gemaakt: de architecturale omgeving werkt als wonderlijke katalysator bij het bekijken ervan.

Met deze eerste Salon Salon-tentoonstelling van zeven kunstenaars zijn de curatoren bijzonder goed geslaagd. Het vorm- en richtingsgevoel van de ontwerpers van Studio Beige – in samenwerking met kunstenaar Jochem Rotteveel – is duidelijk te herkennen. De zorgvuldigheid van de selectie en de zichtbare verbinding tussen de kunstwerken is van een vanzelfsprekendheid die goed voelt. Het is afwachten of de komende expositie deze kwaliteit weet vast te houden. Voor nu is Salon Salon een kleine, spannende, maar vooral toegankelijke kunstomgeving. Gewoon boven ons hoofd. In de Rotterdamse lucht.

wiskunde-valerio
Boeken / Non-fictie

Hoeveel menselijks is de wiskunde vreemd?

recensie: Chiara Valerio (vert. Hans van den Berg) - Een menselijke geschiedenis van de wiskunde
wiskunde-valerio

Misschien hoopt de hardcore wiskundige in Valerio’s De menselijke geschiedenis van de wiskunde iets te vinden over zichzelf als mens. Of hoopt de nitwit wiskundige te gaan begrijpen dat wiskunde niet zo heel veel menselijks vreemd is.

Van de zeven wiskundigen aan wie Valerio een hoofdstuk wijdt, is zij zelf de laatste, al cijfert ze zichzelf allesbehalve weg in gezelschap van die zes anderen. Ieder portret gaat over de wiskundige als mens, over diens vakprestaties, over haarzelf en over de literaire werken die ze hoe dan ook met de materie in verband brengt. Op zich een levendige aanpak, al lijken de verbanden niet altijd even relevant.

Nevenpersonages en zijpaden

De wiskunde en fysica die aan bod komen, blijven voor de niet ingewijde (zoals ondergetekende) nogal abracadabra. Ondanks Valerio’s literaire interesse (ze heeft vier romans en drie Virginia Woolf-vertalingen op haar naam staan), lijkt ze zich eerder op een bèta- dan een alpha-achtige manier uit te drukken. Dat maakt het voor de niet-wiskundige ook niet makkelijker.

Niettemin stelt ze veel in het werk om het menselijke aspect binnen te halen. Om de haverklap associeert ze in de breedte het ene met het andere, misschien vanuit de gedachte dat gelijkenis (zie het =-teken) in de wiskunde van essentieel belang is. Zo doet het auto-ongeluk van Lev Landau haar denken aan een total loss in een roman van Patricia Cornwall, waaraan een hele alinea wordt gewijd. Landau ‘geloofde in het communisme zoals hij geloofde in de wetten van de fysica.’ Dat brengt Valerio op haar vader: ook communist en natuurkundige. Zo draven er heel wat nevenpersonages op.

Andere invallen en zijpaadjes krijgen, vaak tussen haakjes geplaatst, zoveel ruimte, dat je enige moeite moet doen om ze aan de context te haken. De stijl is aan de springerige kant, terwijl je juist van een wiskundige meer rechtlijnigheid zou verwachten.

Alternatief voor letterenstudie

Toen Valerio achttien jaar was mislukte haar toelating tot de letterenstudie. Tweede keus werd toen wiskunde en ze was ‘er zeker van dat wiskunde het tegenovergestelde was, de tegenvoeter van wat me lief was.’ Ze begreep heel weinig van de leerstof, maar werd er toch doctor in. Ook bekent ze dat ze er na zoveel jaar een hoop niet meer van begrijpt. Ergens schrijft ze ook dat ze wiskundige wás.

Hiermee lijkt verklaard dat ze zo goed de verbeelding van de literatuur toepast op de exacte materie van de wiskunde. Er passeert meer namedropping van schrijvers en filosofen dan van bèta’s. Misschien is het menselijke aspect in haar geval ook dat de wiskunde, die ze voorstelt als een tijger die haar had kunnen vernietigen, voor haar geen hoofdzaak bleek te zijn en ook minder kneedbaar is dan de gewone taal. Ze vindt de wiskunde op zichzelf niet moeilijk, maar wel de taal waarin ze geschreven is. Wiskunde beschouwt ze als de menselijkste onder de exacte wetenschappen en bij voorkeur vat ze deze op als een grammatica. Fysica is voor haar de sentimenteelste exacte wetenschap, ‘zoals Dante Alighieri laat zien in zijn nauwkeurige (?) beschrijving van de universele wet van de zwaartekracht: De liefde, die de zon en de andere sterren beweegt.’ Deze literair gerichte denkroute karakteriseert Valerio. De ware wiskundige zal meteen opmerken dat zíjn vakuitoefening voor de mensheid heel wat meer klaarspeelt dan het dichterschap van Dante.

De alpha- en de bèta-lezer

Typerend alpha is ook de passage waarin ze overpeinst ‘dat het verschil tussen liefde en intelligentie is dat intelligentie naar haar aard op cartesiaanse wijze scheidt, terwijl de liefde naar haar aard fysiek verbindt. Maar terwijl ik vergelijk (!) en weeg, begrijp ik dat liefde en intelligentie samen kunnen gaan omdat intelligentie in tweede instantie een vorm van liefde is, nadat ze gescheiden heeft, verbindt ze, verenigt ze.’ De poëtische diepzinnigheid van dit soort denkwerk heeft veel weg van de hokuspokus die wiskunde kan hebben voor niet-ingewijden.

Een menselijke geschiedenis van de wiskunde is om tot een zo gewogen mogelijk oordeel te komen ook gelezen door een bèta. Gezegd moet worden dat diens lof voor dit boek nauwelijks grenzen kende.

IFFR
Film / Reportage
special: Verslag van het IFFR 2018 deel 1
IFFR

IFFR 2018-1

Recensent Marcel is naar het International Film Festival Rotterdam geweest. Lees hier wat hij vond van de films Jimmie, ’77 No Commercial Use, The Night Eats the World en Guarda in alto.

Jimmie - IFFR 2018

Jimmie

Jimmie

Jesper Ganslandt • Zweden, Oostenrijk, Kroatië, 2018

Sterren: 3

Een fraai staaltje rollen omdraaien is ‘t: het gegeven dat door oorlog geteisterde Zweden dwars door Europa vluchten richting veiligheid in Mediterraan gebied. Het is het uitgangspunt van Jesper Ganslandts vierde speelfilm, wiens indrukwekkende The Ape eerder, in 2010, te zien was op het IFFR. Hoofdpersoon van de openingsfilm van het festival is de vierjarige hoogblonde Jimmy, die met zijn vader Zweden ontvlucht; de moeder is op dat moment al spoorloos verdwenen.

Ganslandt neemt zelf de rol van de vader voor z’n rekening: zijn zoontje Hunter speelt zoontje Jimmie. Hoewel, speelt… Het is de vraag in hoeverre een kind van die leeftijd acteert of slechts reageert op wat om hem heen gebeurt. We blijven het hoogblonde knulletje constant dicht op de huid zitten, waardoor zijn belevenissen vaak een bij vlagen fragmentarisch en impressionistisch karakter hebben – ongeveer zoals een kind het zal ervaren. Het maakt de angst en chaos die gepaard gaan met illegaal grenzen oversteken, confrontaties met agressieve locals of zich op een zinkende boot bevinden, extra heftig. Maar de handelingen en het verhaal krijgen (welbewust?) op den duur toch een wat repeterend karakter. Het spelen met de chronologie ondervangt dat slechts ten dele. Niettemin is het een ‘what if’-verhaal dat aan het denken zet.

 

'77 No Commercial Use - IFFR 2018

’77 No Commercial Use

’77 No Commercial Use

Luis Fulvio • Italië, 2017

Sterren: 2

1977 was een heftig jaar waarin veel gebeurde. En dan doelen we nog geen eens op de opkomst van punk en disco, de dood van Elvis, of de hype rond de Rubiks kubus, al komen die zaken ook aan bod in de Italiaanse docu ’77 No Commercial Use. Het is met name in Italië, focus van dit debuut van Luis Fulvio, een enorm roerig jaar. Het land gaat gebukt onder grote sociale en politieke onrust waarbij sprake was van de nodige geweldsuitbarstingen. Aan de hand van fragmenten uit onder andere journaals, televisiereportages en speelfilms wordt een beeld geschetst van een jaar dat qua explosiviteit niet onder deed voor 1968. Maar het interessante gegeven en de kracht van de archiefbeelden sneuvelen onder een fragmentarische en chaotische presentatie. Duiding ontbreekt, bewegende beelden worden afgewisseld met vaak geluidloze plaatjes van affiches en cartoons (met vaak teveel tekst om te vertalen). Muziekfragmenten worden gestart en na korte tijd vaak weer bruut afgebroken. Het maakt het niet-ingewijden wel erg lastig om te begrijpen waar het nu precies over gaat en dat maakt het – helaas! – slechts voor een klein groepje kijkers echt interessant.

 

The Night Eats the World - IFFR 2018

The Night Eats the World

The Night Eats the World

Dominique Rocher • Frankrijk, 2017

Sterren: 4

Knappe jongen die nog indruk weet te maken in een inmiddels toch wel wat sleets subgenre: de zombiefilm. Maar ze zijn er gelukkig. De debuutfilm The Night Eats the World van Dominique Rocher richt de blik op een enkele overlevende en weet hierbij knap de spanning erin te houden en wanhoop invoelbaar te maken. Sam is tegen zijn zin op een feestje van zijn ex in Parijs belandt. Als hij zich afzondert en vervolgens in slaap valt, blijkt hij de volgende ochtend een van de weinige overlevenden te zijn van een heuse zombie-uitbraak. Langzaam probeert hij zich aan te passen aan de nieuwe wereld en alle praktische en mentale obstakels die hierbij komen kijken.

Zo’n film staat of valt met het hoofdpersonage en met Anders Danielsen Lie is een uitstekende keuze gemaakt. Hij is met name bekend van ingetogen producties als Reprise en Oslo, August 31 (beide van Joachim Trier) en Personal Shopper. Hem in een dergelijke genrefilm te zien pakt goed uit, mede door de melancholische intensheid die hij weet uit te stralen.

Rocher wees in de Q&A na afloop op de invloed van een film als Cast Away, ook zo’n film waarin iemand alleen moet zien te overleven door zich allerhande praktische vaarheden eigen te maken. Het gaat hierbij zeker ook over de confrontatie met verveling en de gekte die op de loer liggen. Richard Mathesons I Am Legend zou hierbij ook wel eens van invloed kunnen zijn geweest. In de IFFR-catalogus was sprake van La nuit a dévoré le monde, maar het publiek kreeg vrij onverwacht een Engelstalig versie voorgeschoteld. Want de film bleek – opvallend – tegelijkertijd in een Franstalige en een Engelstalige versie opgenomen te zijn. Op zich begrijpelijk om een grotere markt te bereiken en gezien het minimum aan dialogen zal het niet een al te zware wissel op de productie getrokken hebben.

 

Guarda in alto - IFFR 2018

Guarda in alto

Guarda in alto

Fulvio Risuleo • Italië, 2017

Sterren: 2,5

Teco, een jonge bakkersknecht in Rome, ziet samen met twee collega’s tijdens een rookpauze op het dak een vreemde meeuw ter aarde storten. Hij gaat als enige op onderzoek uit en komt vervolgens in allerlei vreemde situaties terecht. Eentje met onder meer een bende kinderen, nonnen met drones in de vorm van vogels, een parachutiste die uit een luchtballon is gesprongen en stadsnudisten.

Guarda in alto heeft een leuk, origineel gegeven, waarbij goed gebruik wordt gemaakt van de fysieke mogelijkheden die een eeuwenoude stad als Rome biedt. Het biedt ook voldoende mogelijkheden voor een fantasievolle invulling. Dit speelfilmdebuut van Fulvio Risleo had echter baat gehad bij meer gekte of surrealisme; het blijft wat tam allemaal en de beeldvoering is vlak. Je écht verwonderen of verbazen gebeurt veel te weinig. Met name in de ogenschijnlijk geïmproviseerde dialogen in scènes die zich te lang voortslepen komt de zwakte van de film naar voren. Want wat de maker precies wil wordt nooit echt duidelijk en de acteurs blijken – als er echt geacteerd moet worden – toch wel wat zwak te zijn.

Van der Graaff_Atlas Contact
Boeken / Fictie

Zoeken naar houvast

recensie: Maarten van der Graaff - Wormen en engelen
Van der Graaff_Atlas Contact

Schrijver/dichter Maarten van der Graaff weet als geen ander hoe het is om op te groeien in een strenge, religieuze gemeenschap. Zijn vertrek daaruit betekent geen afscheid, maar juist een nieuwe en grondige zoektocht naar de betekenis van die achtergrond.

Een bijzonder fenomeen in religieuze sferen is het feit dat als een gelovige zich afkeert van het geloof, de toewijding om ermee bezig te zijn vele malen groter lijkt te worden. Het vertrek uit de vertrouwde wereld zorgt voor een dynamische gedachtenstroom over dat wat achtergelaten wordt. Er wordt diepgravender nagedacht over de geloofsbeleving dan toen er nog onderdeel van uitgemaakt werd. Los komt men nooit, er zijn telkens weer nieuwe vragen met zo nu en dan een nieuw antwoord. En niet te vergeten: het gemis aan geborgenheid dat het geloof in een hogere macht te bieden heeft.

Hoofdpersoon Bram Korteweg heeft in Wormen en engelen het Zeeuwse eiland Goeree-Overflakkee verlaten en studeert Kunstgeschiedenis in Utrecht. De blik op zijn religieuze herkomst is op zijn minst verwarrend: hij koestert het contact met zijn moeder die haar traditionele geloof belijdt alsof het een vanzelfsprekendheid is. Het samenzijn met zijn vader, gescheiden van zijn moeder, is moeilijker. Die heeft zijn heil gezocht bij een evangelische ‘happy-clappy’ beweging die het einde der tijden vol vertrouwen tegemoet ziet.

Archaïsche gereformeerdheid

Van der Graaff schrijft geen klassieke bekentenisroman: Brams verwijdering van het gelovige leven is niet ingegeven door verzet of protest en lijkt ook niet te zijn ontstaan door twijfel aan het concept. Het is juist het brede vogelperspectief, dat is gekomen met zijn vertrek naar Utrecht, dat hem een onbegrensd panorama biedt. Een scala aan nieuwe ontdekkingen, waarbij hij zijn religieuze bagage aanvult met een persoonlijke expeditie naar liefdesrelaties, drugsgebruik en uiteindelijke volwassenheid. In Utrecht sluit hij zich aan bij een theologisch werkgezelschap:

Dit was anders, anders dan het eiland. Ik wilde dicht bij dat andere komen, zodat ik nieuwer, beter werd.

Gek genoeg lijkt Bram tegelijkertijd zo dicht mogelijk bij zijn roots te willen blijven, in een sfeer van religiositeit met bijbehorende vriendschappen en intellectuele gesprekken, maar juist zónder de archaïsche gereformeerdheid. Het gemeenschappelijke is voor hem van groot belang, zowel in zijn overtuiging als in zijn omgang met familie en vrienden. In zijn prille relatie met Lena levert dat al snel problemen op: zij vindt de zoektocht van Bram in het begin aandoenlijk, maar knapt later toch af op de ‘navelstaarderigheid’ ervan.

Intellectuele uitwisseling

Bram probeert vergeefs het gesprek aan te gaan met studievriend Paul, die na zijn theologische opleiding predikant is geworden op Goeree-Overflakkee. Die ontwikkeling brengt het verleden wel erg dichtbij en hun afspraak verzandt in een aftastend e-mailverkeer. Met de franciscaan Wilfried lukt het beter; de katholieke wereld is voor Bram een bron van nieuwe indrukken. De symboliek, de verhalen, alles is anders dan de calvinistische omgeving van vroeger. Ook hier telt de gemeenschapszin en er volgt een warme, intellectuele uitwisseling van ervaringen en opvattingen.

In een essay-achtige opzet weet Maarten van der Graaff een boeiende roman neer te zetten. De bespiegelingen van Bram over de religieuze ommezwaai van Simone Weil en de wederwaardigheden van de heiligen Franciscus en Augustinus zijn goed gevonden aanvullingen op zijn eigen ontdekkingsreis. Zijn persoonlijke houding ten opzichte van leven en liefde wordt mooi geïllustreerd door een artikel over de Amerikaanse kunstenaar Lee Lozano en het lezen van de roman I love Dick van Chris Kraus, waarin de liefde tot scheppend kunstwerk wordt verheven.

Met een frisse blik en een brede oriëntatie, maar helaas nog niet met een directe opbrengst, lijkt Maarten/Bram de toekomst wel aan te kunnen. Zonder de weerstand die Treur, Siebelink, Wolkers en ’t Hart in hun werk hebben gestopt, komt hij zijn kritische houding onder ogen en weet die om te vormen tot een oorspronkelijk zelfonderzoek:

Nu ik me heb afgekeerd van God, wil ik weten waarnaar ik me toekeer.