Met eruditie voorbij het klimaatscepticisme
In Oog in oog met Gaia ontvouwt de Franse filosoof Bruno Latour zijn bevindingen over de staat van onze planeet. Zijn vertrekpunt is dat het reeds vijf over twaalf is en we hebben te leren omgaan met een muterend klimaat. De vraag is hoe?
Bruno Latour is vooral bekend als kritisch wetenschapsfilosoof. Op antropologische- en sociologische wijze heeft hij onderzoek gedaan naar de ‘stam’ der wetenschappers. Hoe ontstaan feiten, hoe wordt wetenschap nu eigenlijk ‘gemaakt’? In zijn zeer heldere Wetenschap in Actie uit 1987 plaveit hij de weg van zijn denken, waar hij in zijn latere werk op voortborduurt. Een ander bekend boek van hem is zijn provocerende We zijn nooit modern geweest (1993), een boek dat met de fakenews-lawines van Trump en consorten opnieuw zeer actueel is.
Het idee dat hij in We zijn nooit modern geweest uiteenzet, werkt hij in Oog in oog met Gaia uit. Dat idee is dat het onderscheid tussen de modernen en de pre-modernen is, dat de moderne mens niet langer de link legt tussen een regendans en het feit dat het daarna gaat regenen. De moderne mens erkent dat zijn huidige handelen een impact heeft op de planeet. In Oog in oog met Gaia beschouwt Latour op kritische wijze de vele discoursen die er op dit moment plaatshebben rondom de discussie van de klimaatverandering. Hij ontrafelt de vooronderstellingen, de misvattingen of oppervlakkigheden die er in de dialogen over het klimaat zoal de ronde doen.
De positie van Gaia
Nog voor het boek goed en wel begonnen is heeft Latour alvast een aantal kaders uitgezet. Het is vijf over twaalf, er is geen sprake van een crisis en de toekomstige generaties moeten zien te dealen met een muterend klimaat. Dit kan nogal rebels overkomen, want we horen meestal dat er nog tijd is de klimaatverandering binnen de perken te houden. Vervolgens borduurt Latour verder op de enigszins omstreden Gaia-hypothese van James Lovelock. Deze stelt dat de biosfeer op onze planeet op een zodanige wijze werkt dat de aarde als een levend organisme kan worden gezien. Hij ontmantelt het denken in een globe en globale sferen. Daarvoor in de plaats stelt hij feedbackloops. Die beginnen ook langzaamaan in het rijke westen hun gevolgen te tonen, zoals de extreme hitte in Zuid Europa. Hij stelt dat de ‘vijand’ van hoop actie is. We moeten dus niet langer hopen op dat het allemaal wel goed komt, maar actie ondernemen. Ongeacht de scepsis.
Pittige kost
Wat opvalt in het lezen in Oog in oog is de enerzijds verbredende visie, met heldere vergezichten en invalshoeken die doorgaans aan onze zintuigen voorbijgaan. Anderzijds de lastige taal waarin Latour zijn betogen uit de doeken doet. Niet alleen is het aan te raden enigszins bekend te zijn met zijn eerdere werken, ook vooronderstelt Latour een zekere filosofische, academische scholing bij zijn lezers. Wanneer hij alledaagse begrippen zoals religie op z’n kop zet, door ze te hervertalen als contrareligie, getroost hij zich weinig inkt om helder voor het voetlicht te brengen wat dit behelst.
‘De oude betekenis van religie is niet meer duidelijk; integendeel zelfs, veronachtzamen waar de anderen gehecht aan zijn wordt het nieuwe gebod! Daarom suggereert Assmann voor deze nieuwe samenhang van religie en waarheid de ogenschijnlijk tegenintuïtieve term contrareligie.’
Latour legt dan in een voetnoot uit: ‘Contrareligies, of secundaire religies, onderscheiden zich dus van primaire religies.’ Een paar pagina’s eerder legt Latour kort uit wat onder de onachtzamen verstaan kan worden. Dat zijn de moderne christenen die niet meer in verbinding staan met de aarde en de atheïsten. Wat hij vervolgens bedoelt met de primaire en secundaire religies krijgt een ingewikkelde, nauwelijks verhelderende uitleg.
Zo schommelt het boek voortdurend tussen die prikkelende omkeringen van hoe we gewend zijn te kijken of spreken over zaken als religie, onze planeet (als globe), het antropoceen of over de mens. Daarnaast maakt Latour ook een onderscheid tussen mensen en aardbewoners. Twee verhoudingen van de mens jegens de aarde. Om daar een lezing verder nog de niet-mensen (de dieren, planten, oceanen) aan toe te voegen.
Het is een wrange ironie. We lezen een geëngageerde Latour die het geleuter over wel of geen klimaatverandering achter zich wil laten. Die serieus denkt over hoe we met een snel muterend klimaat – en daarmee veranderende planeet – om moeten gaan. Die daar tot slot actie aan verbindt en ons oproept onze omgang met onze leefomgeving opnieuw te definiëren. Helaas zo eigenzinnig geschreven dat het merendeel van zijn lezers ergens in het boek verdwaald raken.
Het is te hopen dat een knappe kop dit boek kan terugbrengen tot een begrijpelijk en leesbare handleiding, want actie is geboden.