De laatste worsteling
De oude meester is gestopt met schrijven, zo werd onlangs bekendgemaakt. Remco Campert (1929) houdt het voor gezien. Met de bundel Open ogen levert hij zijn nieuwste gedichten af ‘voor het laatst en voorgoed’. Niet echt een glorieus afscheid.
Het expressieve beeld op de voorzijde van Open ogen is een nogal dramatisch zelfportret van de dichter. Alsof hij zijn eigen verwarring heeft willen vormgeven. Een verwarring die begrijpelijk is als je op je 88ste, nog geheel bij de pinken, een punt moet zetten achter je schrijversleven omdat het lichaam niet meer wil. Of de geest oververmoeid is. De broosheid van Campert is de laatste jaren meer en meer zichtbaar geworden, terwijl zijn pen als vanouds de boventoon bleef voeren. ‘Aan woorden geen gebrek’, schrijft hij nog optimistisch in deze bundel.
Morele aanklacht
Die woorden zijn in Open ogen een opvallende verbintenis aangegaan met de waan van de dag. Campert heeft besloten in zijn laatste gedichten de boze buitenwereld toe te laten. De bekende thema’s tijd, ouderdom, dood en schrijven worden wat ongemakkelijk afgewisseld door een vlaag achtuurjournaal-werkelijkheid die de lezer met een lichte schok in het heden doet belanden. Een effect dat de dichter bewust heeft opgezocht. De vraag is echter of zijn poëzie door deze in taal gevatte verontwaardiging niet aan kracht en schoonheid heeft moeten inleveren.
Notitie
Ik zag een jongetje zitten
verwezen op een stoeltje
bedekt met bloed
en asgrauw puinstof
onder een huis weggehaald
met bommen bestookt
door Assads moordenaarstroepdit gedicht helpt hem niet
maar het is genoteerd
Het schrijnende beeld van dat gewonde jongetje is door iedereen gezien in de internationale media, de iconische waarde ervan is in het algemene geheugen opgeslagen. De boosdoener met naam benoemen is een opvallend zwaktebod, een voor Campert ongebruikelijke ingeving die de letterlijke beschrijving van de situatie alleen nog maar overbodiger maakt. ‘Show don’t tell’ is ook in de poëzie een belangrijk uitgangspunt, dat weet de dichter als geen ander. In zijn beschrijvende stijl, een met mijmeringen doorspekte gedachtewereld, was altijd plaats ingeruimd voor een dichterlijke werkelijkheid, maar het noemen van man en paard is zelfs voor Campert een ongewone actie.
Heeft de dichter zich voorgenomen om in zijn laatste gedichten de wereld te wijzen op de gruwelijkheden die we elkaar aandoen? Een opgeheven vingertje dat ons waarschuwend de les leest? Het leidt tot een vorm van theatraal effectbejag dat vrijwel nooit in Camperts oeuvre is opgedoken. Het tegenover elkaar plaatsen van feit en poëzie heeft altijd op een uiterst subtiele wijze zijn vormgeving bepaald, maar regels als ‘bommengordels aangegord/ bliezen de baarden zich rechtvaardig op/ puur en genadeloos in hun jacht op maagden’ lijken meer op een morele aanklacht dan op een poëtische weergave van een gedachtegang.
Zelfgekozen gevangenis
De gewelddadige actualiteit wordt gelukkig ook afgewisseld met de betrokken en speelse Campertiaanse ingetogenheid. De tijd wordt steeds beperkter en de dichter trekt zich terug in zijn persoonlijke wereld. Fraaie zinnen met een beeldende inhoud: ‘dans met de regels dikbuikig van woorden/ de oude foxtrot bezaai sterren met letters/ maar vergeet niet de vorm te vergeten/ zelfgekozen gevangenis/ open die kooi voor het laatst en voorgoed’. De vorm is zeker niet vergeten in Open ogen en de zelfgekozen gevangenis van de dichter wordt andermaal opengegooid. Zijn aandrang de realiteit te verwoorden staat in dienst van zijn eigen eindigheid (‘de dood is het uiteindelijke/ allesomvattende gedicht’) maar de liefde zal altijd overwinnen.
Mooie dag
Het is zo’n mooie dag
zon schildert de bomen in de straat
en door de ramen heen mijn gelaat
vogels tekenen de lucht
het vliegtuig zet wollige strepen
tovert de hemel tevoorschijn
mijn geliefde fluistert zoete woorden
op aarde zingt het gerucht
van beoogde vrede