Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Literatuur van lichaamsholtes

recensie: Marieke Lucas Rijneveld – De Avond is Ongemak

In zowat alle recensies werd dit boek onthaald als Neerlands hoop: een romandebuut dat niets minder was dan een meesterwerk en zelfs de vergelijking met De Avonden kon doorstaan – wellicht uit luiheid omwille van het woord ‘avond’. Begrijpe wie kan: De Avond is Ongemak is weliswaar aardig geschreven, maar daar houdt het ook op.

De plot van De Avond is Ongemak past op een bierviltje: gezin verliest oudste zoon, gezin rouwt en groeit uit elkaar. Dat wordt uitgesmeerd over 270 pagina’s, waarbij het verdriet, de onmacht tot communicatie en de drang om te ontsnappen zin na zin in je gezicht wordt gegooid. De Avonden van Gerard Reve ging over de waanzin van de oorlog en de illusieloosheid van de jeugd die eruit kwam, zonder dat die oorlog ook maar één keer bij naam werd genoemd. Hier struikelt pagina na pagina ‘verdriet’ over ‘pijn’, ‘hart’ en ‘gemis’. Zodanig in your face dat het op den duur bijna lachwekkend wordt, wat ongetwijfeld niet de bedoeling was. Het gevolg is ook dat het je op geen moment raakt, ondanks het rauwe verdriet dat wordt ontleed. Je moet het als auteur maar kunnen.

Kakken

Ook de symboliek is om van te huilen. Hoofdpersonage Jas draagt het hele boek door haar jas, die ze weigert uit te trekken. Wat uiteraard een letterlijke vertaling is dat de gevoelens die ze niet krijgt geuit. Ze slaagt er ook niet in te kakken, omdat ze van verdriet helemaal verstopt zit. Het is allemaal zo doorzichtig.

Maar wat nog het meest stoort, is de constante stroom aan vergelijkingen. Haal die er allemaal uit en je houdt een boekje van 50 pagina’s over. Er mag geen vuilniszak in beeld komen of de opening ervan gelijkt op de aars van een koe. Gesneden snijbonen zien eruit als een uitgeroeide sprinkhanenplaag. In plastic verpakte hooibalen zijn als zeepblokken. En heeft een boek een ezelsoor? Dan wou het hoofdpersonage dat ze er zelf ook één had, om te weten waar ze was. Het lijkt wel of de auteur op elke pagina als een kind roept ‘kijk eens wat ik kan’. Zelfs in de allerlaatste twee woorden van het boek kan ze het niet laten uit te pakken met een – in dit geval bijzonder flauwe – woordspeling die de dramatiek van de situatie helemaal onderuithaalt.

Lichaamsholtes en wat erin te rammen

Zorgwekkende evolutie ook in de jongste literatuur van de Lage Landen: de fascinatie voor lichaamsholten en wat je er allemaal in geramd krijgt. Hielp het einde van Lize Spits’ Het Smelt het hele boek al bijna onderuit door de stok die ergens in werd gepropt waar die niet hoorde, gaat Rijneveld nog een stuk verder: zussen tongen met elkaar, zowel de vinger van de vader als de broer wordt in de anus van Jas gepropt, en op het einde krijgt een vriendin de spuit in haar achterste waarmee koeien geïnsemineerd worden. Suspension of disbelief, my ass. Het zal wellicht onmacht of zo moeten uitdrukken, maar het werkt gewoon niet. Wie heeft ooit als 12-jarige een oudere broer of zus gevraagd een vinger in de anus te steken, waarop die dat ook effectief deed? Kom nou.

Niet de avond, maar heel dit boek is ongemak. Slechts één scène – de huiveringwekkende, haast apocalyptische ruiming van de koeienstal, waar mond-en-klauwzeer is vastgesteld – blijft hangen. De rest is een waslijst van vergelijkingen en manke metaforen van een auteur die op elke pagina veel te zichtbaar haar best doet literatuur te bedrijven. Waarom mensen dit een adembenemend debuut of godbetert een meesterwerk noemen, is me een raadsel. Zou het met de Nederlandse literatuur dan zo erg gesteld zijn?

 

Boeken / Fictie

Literatuur van lichaamsholtes

recensie: Marieke Lucas Rijneveld – De Avond is Ongemak

In zowat alle recensies werd dit boek onthaald als Neerlands hoop: een romandebuut dat niets minder was dan een meesterwerk en zelfs de vergelijking met De Avonden kon doorstaan – wellicht uit luiheid omwille van het woord ‘avond’. Begrijpe wie kan: De Avond is Ongemak is weliswaar aardig geschreven, maar daar houdt het ook op.

De plot van De Avond is Ongemak past op een bierviltje: gezin verliest oudste zoon, gezin rouwt en groeit uit elkaar. Dat wordt uitgesmeerd over 270 pagina’s, waarbij het verdriet, de onmacht tot communicatie en de drang om te ontsnappen zin na zin in je gezicht wordt gegooid. De Avonden van Gerard Reve ging over de waanzin van de oorlog en de illusieloosheid van de jeugd die eruit kwam, zonder dat die oorlog ook maar één keer bij naam werd genoemd. Hier struikelt pagina na pagina ‘verdriet’ over ‘pijn’, ‘hart’ en ‘gemis’. Zodanig in your face dat het op den duur bijna lachwekkend wordt, wat ongetwijfeld niet de bedoeling was. Het gevolg is ook dat het je op geen moment raakt, ondanks het rauwe verdriet dat wordt ontleed. Je moet het als auteur maar kunnen.

Kakken

Ook de symboliek is om van te huilen. Hoofdpersonage Jas draagt het hele boek door haar jas, die ze weigert uit te trekken. Wat uiteraard een letterlijke vertaling is dat de gevoelens die ze niet krijgt geuit. Ze slaagt er ook niet in te kakken, omdat ze van verdriet helemaal verstopt zit. Het is allemaal zo doorzichtig.

Maar wat nog het meest stoort, is de constante stroom aan vergelijkingen. Haal die er allemaal uit en je houdt een boekje van 50 pagina’s over. Er mag geen vuilniszak in beeld komen of de opening ervan gelijkt op de aars van een koe. Gesneden snijbonen zien eruit als een uitgeroeide sprinkhanenplaag. In plastic verpakte hooibalen zijn als zeepblokken. En heeft een boek een ezelsoor? Dan wou het hoofdpersonage dat ze er zelf ook één had, om te weten waar ze was. Het lijkt wel of de auteur op elke pagina als een kind roept ‘kijk eens wat ik kan’. Zelfs in de allerlaatste twee woorden van het boek kan ze het niet laten uit te pakken met een – in dit geval bijzonder flauwe – woordspeling die de dramatiek van de situatie helemaal onderuithaalt.

Lichaamsholtes en wat erin te rammen

Zorgwekkende evolutie ook in de jongste literatuur van de Lage Landen: de fascinatie voor lichaamsholten en wat je er allemaal in geramd krijgt. Hielp het einde van Lize Spits’ Het Smelt het hele boek al bijna onderuit door de stok die ergens in werd gepropt waar die niet hoorde, gaat Rijneveld nog een stuk verder: zussen tongen met elkaar, zowel de vinger van de vader als de broer wordt in de anus van Jas gepropt, en op het einde krijgt een vriendin de spuit in haar achterste waarmee koeien geïnsemineerd worden. Suspension of disbelief, my ass. Het zal wellicht onmacht of zo moeten uitdrukken, maar het werkt gewoon niet. Wie heeft ooit als 12-jarige een oudere broer of zus gevraagd een vinger in de anus te steken, waarop die dat ook effectief deed? Kom nou.

Niet de avond, maar heel dit boek is ongemak. Slechts één scène – de huiveringwekkende, haast apocalyptische ruiming van de koeienstal, waar mond-en-klauwzeer is vastgesteld – blijft hangen. De rest is een waslijst van vergelijkingen en manke metaforen van een auteur die op elke pagina veel te zichtbaar haar best doet literatuur te bedrijven. Waarom mensen dit een adembenemend debuut of godbetert een meesterwerk noemen, is me een raadsel. Zou het met de Nederlandse literatuur dan zo erg gesteld zijn?

 

Boeken / Fictie

Een onmogelijke vriendschap

recensie: John Steinbeck - Muizen en mensen

Muizen en mensen betekende voor John Steinbeck een wereldwijde doorbraak. Wat John Steinbeck in 1937 in 134 pagina’s wist te vatten is een zeldzaam en ijzersterk verhaal over de grenzen van vriendschap en loyaliteit.

De vrienden George Milton en Lennie Small leiden als arbeidsmigranten ten tijde van de Grote Depressie een onzeker bestaan. Ze trekken van de ene ranch naar de andere, waar ze voor een schamele vijftig dollar per maand hooibalen sjouwen. Maar waar de andere migranten hun zuurverdiende centen uitgeven aan drank en vrouwen, houden George en Lennie vast aan hun droom ooit een eigen huisje te hebben, compleet met een moestuin, kippen en konijnen. Het maakt Lennie dolgelukkig te weten dat hij op een dag voor deze konijnen mag zorgen.

Bijzondere band

Muizen en mensen was oorspronkelijk als toneelstuk bedoeld, een gegeven dat in de hele novelle resoneert. Het grootste deel van het verhaal speelt zich op één boerderij af, waardoor het goed werkt in een theatersetting. Centraal staat de vriendschap tussen George en Lennie, die zowel erg hecht als zeer ongebruikelijk is. Lennie is mentaal zwak en George heeft zijn tante ooit beloofd zorg voor hem te dragen. Deze taak neemt hij uiterst serieus en hij wringt zich in allerlei bochten om te zorgen dat zowel Lennie als hijzelf niet in de problemen komt.

Dit houdt in dat George zo veel mogelijk het woord doet en Lennie zijn best doet het niet te verprutsen. Want hoewel Lennie beresterk is en dus hard kan werken, gedraagt hij zich vaak als een olifant in een porseleinkast. George probeert hem koest te houden door samen met Lennie te fantaseren over het huisje dat ze willen kopen. Maar ook de minst oplettende lezer kan op zijn vingers natellen dat dit huis er nooit zal komen.

Zuiderlijke tongval

Of mice and men werd al meerdere malen in het Nederlands vertaald. Peter Bergsma toont zich in topvorm met deze vertaling, waarin hij voor de lastige taak stond de zuidelijke tongval van de personages te vatten. Zo wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van dubbele ontkenningen of worden letters ingeslikt, zoals wanneer Lennie George belooft: ‘I ain’t gonna say nothin’.’

Bergsma is niet zozeer geïnteresseerd in het zo nauwkeurig mogelijk vertalen van het gezegde. Veeleer vat hij de toon, die hij vangt in een soort Amsterdamse straattaal. Het is een ogenschijnlijk vreemde keuze, om een provinciaal- met een stedelijk dialect te vertalen, maar het stoort in het geheel niet. Het stelt Bergsma in staat de sfeer te vatten zonder vreemde bokkensprongen te moeten maken om een woordelijke vertaling te creëren.

Kunst / Expo binnenland

Gesneden in hout, maar niet afgesneden

recensie: ITE Art. Finse collectie Ammann

Het Outsider Art Museum, op de begane grond van de Hermitage Amsterdam, presenteert voor het eerst in Nederland stukken uit de privécollectie van Max Ammann, die – zoals een foldertje zegt – ‘een belangrijke verzamelaar op het gebied van Outsider Art’ is.

Max en Korine Ammann

Elders heet het gelukkig de verzameling van het echtpaar, Max en Korine Ammann. Want zoals zo vaak bij verzamelaars, doen zij het samen. Ze raakten tijdens een bezoek aan Finland in de ban van de zogenaamde ITE Art. Dat wil zeggen Itse Tehty Elämä, zelfgemaakt leven. Kunst uit het Finse achterland op het grensvlak van Outsider Art en volkskunst. Kunstuitingen van mensen die weinig aansluiting hebben met de gevestigde kunstwereld, die werk maken dat buiten de canon en de reguliere kunst valt.

Raak

Maar pas op: de kunstenaars zijn qua beeldvorming totaal niet afgesneden van wat er om hen heen gebeurt en in de wereld speelt! Neem bijvoorbeeld de gouache Verenigde Wereld van Amerika van Petri Martikainen (1964), de kunstenaar en muzikant die woont in een beschermde woonvorm in Perniö. Hierin loopt een dollarteken uit in een christelijk kruis. Of kijk hoe hij de dood in acryl op hout weergaf: met steentjes en een gebroken stokje. De dood heeft zijn ogen dicht en gifgroene vleugels, als een gevallen engel. Nee, niet zoals de gangbare iconologie het wil, maar hóe origineel en raak getroffen!

Ilmari Salminen: Collage

Ook bij Ilmari Salminen (1929-2008) kwam in zijn blokhut in de bossen buiten Petäjävesi (Midden-Finland) de buitenwereld binnen: de muren zijn behangen met door geometrische en ornamentele figuren omlijstte collages met een foto in het midden. Van bijvoorbeeld de Finse generaal Adolf Ehrnrooth, Marilyn Monroe, prinses Diana of de president van Finland.

Uit deze materiaalkeuzen blijkt, dat veel Outsiderart-kunstenaars al lang niet meer alleen met papier werken, al zijn er in Amsterdam nog wel enkele voorbeelden van te zien: van Johannes Setälä (1941), een sjamaan, en Tuula Huusko (1946-2004), die volgens de mooie catalogus bij de tentoonstelling, tijdens haar laatste jaren tekende ‘als een bezetene’.

Dicht bij huis

Toch blijven de kunstenaars van de meeste werken die worden getoond dicht(er) bij huis: het eenvoudige boerenleven in Finland en de omringende natuur, vooral die van de vogels. De boer Jorma Pihl (1944) maakte bijvoorbeeld een paard met ploeg en – vooral – veel prachtige kraanvogels, die hij uit hout zaagt.

Jorma Pihl: Cranes

De lange halzen van de kraanvogels doen, al dan niet toevallig, denken aan de Finse nationale romantiek die doorgaat onder de naam kansallis romantikka, zwanenhalsstijl. Daarin komen in hout- en glaswerk vaak twee-aan-twee samengebrachte vormen voor, hetgeen niet alleen geldt voor de kraanvogels van Pihl, maar ook voor bijvoorbeeld de ineengestrengelde snavels van twee houten vogels van Nils Rytkönen (1928), een gepensioneerde boer die zijn hele erf vol heeft staan met zijn werk. Werk dat tegen het non-figuratieve aanhangt, en dat is uitzonderlijk.

Alles komt prachtig tot zijn recht in de mooie, door Benthem Crouwel Architects en Kees Peerdeman ontworpen, ingericht en vormgegeven expositieruimte. Het is een mooie keuze uit de 5.000 kunstwerken van uiteindelijk zo’n vijfhonderd kunstenaars die de Ammanns verzamelden. Het is ook een tentoonstelling die, zoals Hans Looijen, directeur van het museum in de catalogus schrijft, aan het denken zet ‘over de grens van geaccepteerde kunst aan de hand van uiteenlopende vragen van de kunstenaars over hun plaats in de wereld’.

 

Kunst / Expo binnenland

Tijdreis door de bladzijden

recensie: Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen

Betreed een dezer zonnige dagen de verduisterde zalen van Museum Meermanno in Den Haag en laat je meevoeren op een reis door de boekdrukkunst in Druk in Den Haag: 500 jaar boeken in 30 verhalen.

Van bloemen tot zeemonsters

De reis begint op 4 september 1518, wanneer ene Hugo Janszoon van Woerden als allereerste in Den Haag een boek op de drukpers legt. Die wandelinghe der bloemen ligt hier opengeslagen op de titelpagina, waarop we een houtsnede zien van Jezus omringd door de voorwerpen waarmee hij gemarteld werd. Het boekje vertelt dan ook van de lijdensweg die Jezus aflegde op weg naar het kruis. Voordat men boeken drukte, werden deze met de hand geschreven, gekopieerd en versierd. In de eerste zaal van de tentoonstelling zijn hier prachtige voorbeelden van te bezichtigen, waaronder het Visboeck van de Scheveninger  Adriaen Coenen. In dit manuscript worden allerhande vissen – van haring tot zeemonsters – toegelicht en afgebeeld.

De boekstalletjes in de Grote Zaal (Ridderzaal), met de grote trommel van ’s Lands loterij op het podium op de achtergrond, ca. 1735. Prent, Rijksmuseum

Vaderlandse geschiedenis

Wanneer je de geschiedenis van een stad als Den Haag belicht, is het onontkoombaar dat onze vaderlandse geschiedenis zich hierin vervlecht. Druk in Den Haag omvat dan ook een hoop documenten van grote historische waarde, zoals uitgaven van het Twaalfjarig Bestand, de Vrede van Utrecht en de veroordeling van ‘landverrader’ Johan van Oldenbarnevelt. Ook zijn er bibliotheekcatalogi te bewonderen van vooraanstaande figuren als Constantijn Huygens en Frederik Hendrik. Wanneer we in de twintigste eeuw aankomen, duikt nonchalant Hitlers Mijn Kamp op in de collectie van de Openbare Bibliotheek en lezen we over Dokter Zjivago, het boek waarvan de CIA in het geniep een Russische versie liet drukken om de Sovjet Unie mee te infiltreren. We vliegen door de tijd en komen het ene na het andere interessante, bekende of verrassende document tegen.

Tekst

Het is wellicht enigszins ironisch om van een boekententoonstelling te stellen dat deze erg tekstdicht is, maar het is wel zo: naast de themateksten wordt bijna elk object binnen de tentoonstelling nog afzonderlijk toegelicht. Voor boekliefhebbers is de tentoonstelling hiermee een schat aan informatie, waarbij geen enkel wetenswaardig feit achterwege wordt gelaten – voor de gewone bezoeker kan de overvloed aan informatie daarentegen een nogal overweldigend effect hebben. Groot pluspunt is echter de locatie van de tentoonstelling. Museum Meermanno huist in een prachtig achttiende-eeuws pand aan de Prinsessegracht. In de donkere zalen – perkament verdraagt licht slecht, wordt er bij binnenkomst gewaarschuwd – wordt men als het ware getransporteerd naar een tijd waarin boeken nog speciaal en kostbaar waren en waarin je de bibliotheek alleen op afspraak mocht betreden.

Interieur van Drukkerij Trio aan de Juffrouw Idastraat, 1948. Foto Haags Gemeentearchief

Ervaring uit eerste hand

Ooit was de Koninklijke Bibliotheek ook zo’n elitaire plek. Van het reilen en zeilen van een grote bibliotheek blijft echter helaas maar weinig fysieks over, en meer dan tweehonderd jaar Koninklijke Bibliotheek kan dan ook worden samengevat in één vitrine. Dit probleem wordt opgelost door de inzet van een video, waarin Janne van Wezel vertelt over haar werk bij de KB in de jaren ’70 – toen de bibliotheek zich op de rand van de automatisering bevond en langzaam maar zeker haar deuren opende voor het grote publiek. Later komt men meer van dit soort ervaringen uit eerste hand tegen, wanneer oud-werknemers van verschillende drukkerijen over hun werk vertellen. De video’s geven een leuke personal touch aan onaanraakbare en vergane plekken, maar ook hier geldt weer dat er niet zuinig omgegaan wordt met informatie.

In 500 jaar is er veel indrukwekkends gebeurd in Den Haag. Druk in Den Haag laat deze ontwikkelingen op een prachtige manier zien, zowel op het papier als daarbuiten. De overvloed aan informatie neem je hierbij dan ook graag voor lief.

 

Piet Mondriaan
Kunst / Expo binnenland

Zoekende kunstenaars

recensie: Aan Zee. Jan Toorop, Piet Mondriaan, Jacoba van Heemskerck, Ferdinand Hart Nibbrig
Piet Mondriaan

De tentoonstelling Aan Zee in het Gemeentemuseum Den Haag toont werk van vier schilders die in de periode van 1908 tot 1915 allemaal geïnspireerd werden door het ´bijzondere´ licht op het Zeeuwse eiland Walcheren. Het licht zou hier lichter en ‘blonder’ zijn. Dit schilderen van het licht wordt Luminisme genoemd. Hoe gaven de verschillende kunstenaars hier invulling aan? Volgens het museum probeerden de kunstenaars hier ook de mystiek van de omgeving te vangen. Wat voor soort mystiek wordt hier bedoeld?

De tentoonstelling is ingericht door iedere kunstenaar een eigen ruimte te geven. Wandelend door de zalen valt op dat de interpretatie van dat ‘bijzondere’ licht heel verschillend kan zijn. Mystiek kan ook op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar wat voor soort mystiek is hier dan bedoeld?

Ferdinand Hart Nibbrig: Zeeuws meisje, 1914 Olieverf op doek Gemeentemuseum Den Haag

Introductie Luminisme

Ferdinand Hart-Nibbrig was een van de eerste kunstenaars die het Luminisme in Nederland introduceerde. In Parijs was hij in aanraking gekomen met het Pointillisme (1898). Zijn werk kenmerkt zich door lichte en heldere kleuren, zoals bijvoorbeeld het schilderij Zeeuws meisje (1914).  Zijn werk bestaat uit kalme lieflijke tafereeltjes van duinen, zee, stand en mensen. Het streven van Hart Nibbrig was het landschap en de ervaring ervan zo objectief en ‘waar’ mogelijk weer te geven. Hij bleef zijn hele leven op deze manier schilderen.

Luminisme als ontwikkelingsfase

Dit in tegenstelling tot Jacoba Van Heemskerck (1876-1923). In het schilderij Twee Bomen (1908-1910) is de penseeltoets zwaar aangezet, maar het onderwerp is nog wel herkenbaar en de kleuren zijn sprankelend. Haar andere werk op de tentoonstelling daarentegen gaat echter een heel andere richting uit.

Jacoba van Heemskerck: Bild no. 23, 1915 Olieverf op doek, Gemeentemuseum Den Haag

In onder andere Bild no. 23 (1915) voeren kubistische en expressionistische elementen de boventoon en is haar kleurgebruik fel. Zij zou haar expressionisme tot aan het bijna abstracte blijven ontwikkelen.

Degene die in deze periode wel weer dichterbij Hart Nibbrig staat is Jan Toorop (1858-1928). In deze fase van zijn leven probeerde Toorop het ‘Zeeuwse licht’ vast te leggen. Zijn werk uit die periode kenmerkt zich door pittoreske tafereeltjes in een luministische stijl, zoals bijvoorbeeld Zee en duinen in Domburg (1908).

Bij Piet Mondriaan (1872-1944) is het duidelijk dat hij in deze periode op zoek is naar een eigen stijl. Behalve nieuwe thema’s schildert hij in eerste instantie in een luministische en expressieve stijl. In het schilderij Zeegezicht (1909) zien we dat hij gebruik maakt van heldere en lichte kleuren, terwijl de Vuurtoren in Westkapelle (1908) heel hoekig is geschilderd en als voorloper van zijn latere kubistische en abstracte werk zou kunnen worden gezien.

Jan Toorop: Zee en duinen te Domburg, 1908

Zoekende kunstenaars

Je zou kunnen zeggen dat bovengenoemde kunstenaars bij toeval of door uitnodiging bij elkaar kwamen. Wat hen bond was hun werk, het praten daarover en het zoeken naar een eigen stijl. Volgens het museum waren de bindende factoren het vastleggen van het licht in al zijn toonaarden en van de mystiek van de omgeving. Dat laatste komt niet erg uit de verf.

Piet Mondriaan: Vuurtoren bij Westkapelle, 1908

Mystiek (symbolisch of goddelijk) is in dit getoonde werk moeilijk te vinden. Ook wat dit betreft waren deze kunstenaars zoekende. In 1908 werden Hart Nibbrig en Mondriaan lid van de Theosofische Vereniging en bekeerde Toorop zich tot het Katholieke geloof. Van Heemskerck voelde zich aangesproken door de antroposofie van Rudolf Steiner. Wat dat betreft dus gespreksstof genoeg! Maar om met betrekking tot deze getoonde werken het woord mystiek te gebruiken is toch ‘een brug te ver’.

Dat in ander werk van Toorop en Mondriaan deze term wel van toepassing is staat buiten kijf. Maar daar gaat het hier niet over. Het zoeken naar een eigen stijl voert op deze tentoonstelling toch wel de boventoon.

Kunst / Expo binnenland

Sci-fi op het Kunstfort

recensie: Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of)

Kunstfort bij Vijfhuizen focust op sciencefiction: kunstenaars creëren alternatieve realiteiten en bevragen bestaande systemen. De tentoonstelling H.B.O. (Hubbard’s Best Of) neemt je mee in de tegelijkertijd herkenbare en vervreemdende wereld van kunstenaar Botond Keresztesi.

Met de sciencefiction-thematiek in het achterhoofd is de keuze voor Botond Keresztesi (1987, Roemenië) in eerste instantie wat opvallend. Keresztesi maakt deel uit van een artistieke generatie waarin mediakunst de boventoon voert, maar blijft zelf trouw aan het meer traditionele schilderkunstige medium. Echter, die traditionele schijn bedriegt. Met zijn kleurrijke, figuratieve, soms bijna fotorealistische schilderijen creëert Keresztesi een zowel nostalgische als futuristische werkelijkheid. Jeugdsentiment, huis-tuin-en-keuken technologie en flarden kunsthistorie vloeien daarin naadloos met elkaar samen.

Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of) © Kunstfort bij Vijfhuizen, 2018 foto: Simon Trel

Dubbelzinnige titels

In de titels van zijn soloshows verwerkt Keresztesi consequent drie-letterige, herkenbare afkortingen, die hij van een geheel nieuwe lading voorziet. Zo formuleerde Keresztesi eerder titels als ‘N.S.A. (National Sun Association)’ en ‘F.B.I. (Face Book Identity)’.  De strekking van die titels is suggestief, maar nooit eenduidig. Dat blijkt ook uit zijn meest recente vinding. Voor H.B.O. (Hubbard’s Best Of) is de afkorting ontleend aan een bekend Amerikaans televisienetwerk. Met ‘Hubbard’ wordt verwezen naar Ron L. Hubbard, auteur van sciencefictionromans en oprichter van de scientologykerk – ook wel ‘UFO-religie’ genoemd. Je zou hem ook kunnen omschrijven als een ‘expert’ in het creëren van alternatieve realiteiten.

Tamagotchi, Dali en Lara Croft

Net als Ron L. Hubbard schept Keresztesi een eigen, gekunstelde werkelijkheid. Daarin figureren onder andere Tamagotchis, Knex-achtige spinnenpoten, een Dali-geïnspireerd landschap, Tomb Raider protagonist Lara Croft en de hand van horrorpersonage Predator. De elementen op de schilderijen zullen voor menigeen zeer herkenbaar zijn. Deze figuren zijn afkomstig uit de herinnering van de kunstenaar – een geheugen dat hij deelt met generatiegenoten. Door een merkwaardige combinatie krijgen deze elementen een nieuwe, eigentijdse betekenis.

Botond Keresztesi – H.B.O. (Hubbard’s Best Of) © Kunstfort bij Vijfhuizen, 2018 foto: Simon Trel

Echt en onecht

Herkenning en vervreemding zijn kenmerkend in het werk van Keresztesi. Alles lijkt de kunstenaar te kunnen inspireren, maar desalniettemin is hij selectief en combineert zorgvuldig. In de mengelmoes van jeugdsentiment, technologische snufjes en kunstgeschiedenis ligt de nadruk op manifestaties van het (al dan niet) kunstmatige. Te zien is bijvoorbeeld een artificiële hand onder een niet veel minder artificiële nagellak-droger (The beast and the beauty, 2017) en een klassiek beeld dat ligt te bakken onder een zonnebank (Global Warming, 2017). We kunnen ons ook afvragen hoe natuurgetrouw supervrouw Lara Croft eigenlijk is. Keresztesi zoekt de grens op tussen echt en onecht, tussen natuurlijk en kunstmatig. Op subtiele wijze toont hij hoe het artificiële inmiddels met de hedendaagse realiteit is versmolten.

Robot-bijen en een alien-slak

Op het Kunstfort en omliggende terrein worden gelijktijdig meerdere tentoonstellingen en interventies getoond. Alles sluit aan bij de overkoepelende sciencefiction-thematiek, maar enkele werken bewegen zich ook op het schemerige grensvlak tussen natuurlijk en kunstmatig. Zo zou de meer dan levensgrote slak op Lola Pertowsky’s foto L’Escargot sur Ruff (2018) zomaar van een andere planeet kunnen komen, en wordt in het meerjarig ecologisch project Bee Heroes gerept van ‘robobees’: drones die bijen vervangen als bestuivers. Door de hoeveelheid werken ligt het gevaar op de loer dat je op het Kunstfort verdwaalt – meer figuurlijk dan letterlijk. Het tegenovergestelde is echter waar. De tentoonstellingen en interventies staan op zichzelf, maar versterken elkaar ook onderling.

 

Bouzamour
Boeken / Fictie

Babe, een buitengewone Marokkaan

recensie: Mano Bouzamour - Bestsellerboy
Bouzamour

Een jonge Marokkaanse Nederlander schrijft een boek over zijn leven in Nederland. Het wordt een bestseller en de auteur ondervindt de gevolgen daarvan aan den lijve. Mano Bouzamour probeert met zijn tweede roman zichzelf te presenteren als gedroomd personage in een absurde schijnwereld.

Mohamed Zebbi is een jongen van de straat die de Nederlandse literatuur een warm hart toedraagt. Hij kent zijn klassiekers – hij citeert bij vlagen zijn idolen in hapklare quotes – en heeft groot ontzag voor de schrijvers die ‘het gemaakt’ hebben. Aangespoord door de triomf van een enkele succesauteur besluit hij zelf een roman te schrijven. Met zijn boek, Mohamed, de proleet, heeft hij maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk rijk worden.

Ik weet het, ik heb onwaarschijnlijk grootse dromen voor een klein kut-Marokkaantje. Maar Herman Koch is het gelukt, doorbreken in Amerika. En die woont gewoon in Watergraafsmeer.

En dat gaat helemaal lukken. Het boek wordt een grote hit en Bouzamour beschrijft in Bestsellerboy – in een reeks hoofdstukken getiteld als de opeenvolgende drukken – de enerverende tijden die bestsellerboy Zebbi beleeft met het consumeren van zijn succes. Een relaas dat bestaat uit een verwarrende confrontatie met zijn familie, verhoogde spanning met zijn voormalige vrienden en een doorlopend lijntje met zijn enthousiaste uitgever (die volledig waarheidsgetrouw is gemodelleerd naar Prometheus’ Mai Spijkers en op ondeugende wijze dan ook ‘Mai Spijkers’ wordt genoemd). Er wordt hartstochtelijk gewacht op zijn tweede boek.

Ranzig verslag

Verder doet Mohammed Zebbi veel aan seks. Hij pikt ieder aantrekkelijk meisje op dat zich in zijn blikveld begeeft en leeft zich uit in hevige scènes die Bouzamour vervolgens gedetailleerd beschrijft. Geen hoogstaande erotiek, in tegenstelling tot wat Mano keer op keer in interviews verkondigt, maar de soort ranzige verslaglegging van een opgewonden puber die zich op de borst slaat bij iedere nieuwe verovering:

Ik plantte mijn gezicht in al het hemelse. Ze zei ‘Oooo fuck’.

Terwijl hij vooralsnog trouw heeft gezworen aan zijn prachtige vriendin Evelien (die hij in de omgang steevast ‘babe’ noemt, zoals zij hem ook automatisch aanspreekt) neemt Zebbi de eerste de beste mogelijkheid te baat om naast de pot te pissen. Een gegeven dat de rest van deze roman blijft beheersen, terwijl zijn liefde voor babe Evelien van een vaste waarde blijkt te zijn. En aan het einde van het boek ook nog voor een absurde twist zorgt.

Pastiche?

Dan de taal. Bouzamour is een onbeschaamde schrijver die het voordeel heeft te kunnen teren op de betrekkelijke roem van zijn debuutroman De belofte van Pisa. Zijn verhaal is echter dun, zijn stijl is krakkemikkig en zijn dialogen zijn tenenkrommend geforceerd. Om je toevlucht te zoeken tot een overkill aan alliteratie (‘De kou klampte zich aan mijn kloten’, ‘De wonderlijke wereld wachtte op mijn werk zonder het te weten’) is een zwaktebod dat na honderd pagina’s op de lachspieren begint te werken. Al met al een hele opgave dit boek zonder vermoeide verzuchting – oh, come on! – tot een goed einde te brengen.

Maar hé, misschien hebben we het mis. En heeft Bouzamour hier een dijk van een pastiche neergezet die listig de draak steekt met de literaire incrowd in het algemeen en de positie van de auteur-van-buitenlandse-afkomst in het bijzonder. Kan dat? Nee, is niet waarschijnlijk. De karikatuur als stijlvorm dient van betere huize te komen en heeft een steviger basis nodig om doeltreffend te kunnen zijn. Bestsellerboy is een slecht geschreven bravoure-roman, waarmee Mano Bouzamour vooral probeert zijn inmiddels verdiende sporen in de literatuur opnieuw onder de aandacht te brengen. Met zichzelf in de hoofdrol.

 

Kunst / Expo binnenland

Hand in hand: natuurwetenschap en kunst

recensie: Irene Kopelman, een solotentoonstelling

De in Amsterdam gevestigde Argentijnse kunstenares Irene Kopelman (1974) maakt werk op het kruispunt van natuurwetenschap en kunst. In deze solotentoonstelling in Witte de With is werk te zien uit verscheidene wereldwijde projecten waaraan de kunstenares werkte tussen 2012 en 2016.

Wetenschap als basis

De bindende factor in Kopelmans werk is de manier waarop zij haar nieuwsgierigheid en creativiteit uit, namelijk in de vorm van natuurwetenschappelijk onderzoek. Voorafgaand aan het maken van kunst, doet zij intensief onderzoek naar de ecosystemen en landschappen van de gebieden waar zij zich door laat inspireren. En deze gebieden zijn uiteenlopend: ze deed onderzoek op de vulkanische eilanden van Hawaii, beproefde het bergachtige binnenland van Borneo en ze bestudeerde het Peruaanse regenwoud. Haar wetenschappelijk onderzoek bestaat voor een groot deel uit scherpe observatie en documentatie, soms samenwerkend met lokale wetenschappers.

Irene Kopelman: Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Hawaii: observatie en registratie

In 2012 vervaardigde Kopelman het werk The Levy’s Puzzle piece #2, geïnspireerd op vulkanische lavagronden die zij mocht onderzoeken op Hawaii. Met dit werk bootste de kunstenares de patronen in zwarte vulkanische grond na, door de scheuren en aantasting te weergeven. In het eerste opzicht lijkt de sculptuur op een puzzel; de lavastukken lijken zorgvuldig bij elkaar gebracht te zijn in de juiste vorm. De kunstenares zelf linkte hieraan een symbolische waarde, namelijk haar verlangen om het landschap te kunnen traceren en het te kunnen doorgronden. De sculptuur neemt een centrale plek in, waaromheen haar schilder- en tekenwerk is geplaatst.

De schilderijenreeks Colors of a Volcanic Landscape (A) uit 2016 is ook gebaseerd op een expeditie naar Hawaii. In 2015 bezocht de kunstenares daar nogmaals het vulkaangebied, waar zij verschillende soorten steen verzamelde en meebracht naar haar atelier in Amsterdam. Hier onderzocht zij de verschillende gesteentes, aan de hand waarvan ze een kleurenschema opstelde. Deze index diende als startpunt voor het maken van Colors of a Volcanic Landscape. De vormentaal die Kopelman hanteert is eveneens afgeleid van de vormen die zij ontdekte in de stenen, die zij vastlegde in vele studies.

Irene Kopelman: Sampling Greens (2012) Foto Kristien Daem

Peru: elementen op papier

Naast sculptuur en schilderijen zijn er van Kopelman ook tekeningen te zien in haar solotentoonstelling. In 2012 reisde ze af naar Reserva Territorial Madre de Dios in Peru, een reservaat dat een grote variatie aan types regenwoud kent. Kopelman maakte ter plekke veel tekeningen, waarvan er een aantal te zien zijn in de tentoonstelling, maar ook werkte ze in haar atelier veel van haar observaties uit. Wat de kunstenares beschreef in een interview biedt een verklaring voor haar werk: wat haar het meest raakte tijdens de expeditie was de enorme dichtheid van het woud. Analyseren van een afstand was onmogelijk, de kunstenares stond er middenin.

Irene Kopelman: 77 Colors of a Volcanic Landscape A (2016) and Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Empirie tot kunst

De vraag of (natuur)wetenschappelijk onderzoek kan dienen als inspiratiebron voor kunst, of in het geval van Kopelman als leidraad in een oeuvre, is een veel gestelde. Kunst en wetenschap lijken in hun grondprincipes niet overeen te stemmen, maar sluit dit coöperatie uit? Irene Kopelman bewijst met haar werk het tegendeel. Als observerende, onderzoekende kunstenaar verwerkt zij haar analyses in esthetisch beladen objecten. Natuurwetenschappelijk onderzoek dient als leidraad in haar werk, maar daarnaast spelen haar emotionele belevingen een grote rol in het proces van haar kunst. Vanaf haar expedities tot aan het maakproces gaan kunst en wetenschap hand in hand.

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

St Tropez
Muziek / Interview
special: St. Tropez over muzikale visie
St Tropez

Pop-up Studio St. Tropez

Tijdens de maand mei was er op Amsterdam Centraal een merkwaardig winkeltje te vinden. Een pop-up store van de band St. Tropez, of wellicht beter, een pop-up studio. De band voerde hier als het ware performance art uit; muziek vanuit het niets, met het idee “waarom niet?”, tot de verbazing van menig voorbijganger die niet wist wat het hier mee aan moest. Of gewoon haast had. 8WEEKLY zocht de heren van de band op bij hun thuisbasis in Amsterdam om een praatje te maken over de laatste ontwikkelingen en ideeën van St. Tropez.

In een pand aan het IJ is een roestige deur de toegang tot een bijzonder hok. Direct naast de deur zijn alle effectpedalen en drumaccessoires uitgestald. De deur naar de studio verderop staat open, maar er wordt niet gespeeld. Bassist Lars zit daarentegen op de computer met een mixprogramma open en draait muziek van de band Spiritualized. Teun schenkt koffie in en komt erbij zitten. “Zo, dat was een heftig maandje vol met toffe dingen,” zegt hij, en daarmee begint een boeiend gesprek over muzikale inspiratie en de gebeurtenissen in de pop-up studio.

Pop-up Sudio, gedurfd experiment

Teun: “Het was ook wel een absurd idee, maar daardoor kwamen ook veel mensen kijken ook al wisten veel mensen het niet. Veel toeristen en voorbijgangers keken van: ‘waarom is hier een band?’ We stonden ook gewoon in een dezelfde hal waar bijvoorbeeld een fietsenwinkel zat en beddengoed verkocht werd. Overdag draaide het vooral om sessies koffie drinken en ouwehoeren, ’s avonds werd alles aan de kant geschoven, werd er herrie gemaakt en veranderde de locatie in een soort mini venue van de kleine zaal in Paradiso.”

Een groot deel van de tijd op Amsterdam Centraal stond in het teken van opnemen. Teun: “Na drie dagen ben je weer vergeten wat je daarvoor gedaan hebt. We hebben geprobeerd om alles bij te houden, maar zijn nu nog materiaal aan het bewerken.” Bovendien was het voor de heren interessant om te zien wat de werkwijze is van andere bands. Lars: “Leuk om te zien hoe de dynamiek in elke band anders werkt. En vooral om dat met mensen te delen, want iedereen kon het zien.”

In zekere zin is deze actie een groot gedurfd experiment van St Tropez, wat een natuurlijk vervolg is op de omschakeling die de band heeft gemaakt. Teun: “We hadden geen verwachtingen, dus dan kan het ook niet misgaan. Ik had niet verwacht dat het zo makkelijk zou gaan: vanuit het niets iets doen met rare dingen als resultaat die we zelf niet zouden maken.” En volgens Lars kon je alles doen wat je wilde, ook als voorbijganger. “Met Jungle By Night waren we bijvoorbeeld urenlang aan het spacen toen er opeens iemand langs kwam, vroeg of er een microfoon was en begon spontaan mee te zingen.”

Zinloos?

Volgens Lars past deze actie zeker wel bij de band. Het is niet te doordacht en niet echt zinvol, maar wel enorm leuk. “Bepaalde paden in het Nederlandse muzieklandschap hebben we natuurlijk al bewandeld [met Goo Back to the Zoo] en het is leuk dat we nu juist dit soort andere, gekke dingen kunnen doen. Zoals dus een maand lang op Centraal Station zitten en muziek maken. Een spannende uitweg zoeken, de uitdaging aan gaan.”

Die uitdaging zoeken de heren eveneens op met een ruw en ongepolijst geluid op het tweede album en de bijbehorende muziekvideo’s. Op een minimalistische manier zien we in elke video de band een gat graven op een strand, waarbij de video’s elkaar opvolgen. Lars: “Een zinloze handeling verheffen tot mythische proporties; daar kun je allerlei dingen bij denken. Dat vier mensen een gat graven, zegt voor mij meer dan sigaretten roken op het podium, crowdsurfen of feesten. Dat is niet waar het album om draait of het beeld wat je hoort te zien als je het album luistert. We willen iets maken wat iedereen aanspreekt op verschillende denkniveau’s, wat abstracter en op een andere manier betekenisvoller.”

Verwarring zaaien, maar iedereen is welkom

De keuze van de bandnaam en de benaming van het genre (zij noemen het yachtpunk) speelt een grote rol bij de beeldvorming en de conceptuele benadering van de muziek. Lars: “We beseffen ons dat muziek in een bepaalde context hoort, maar dat willen we eigenlijk ondermijnen en proberen te verbreden, we willen groter zijn dan dat. Garagerock en pop vinden we cool, maar we willen ook op stations spelen dus verzinnen we gewoon zelf iets wat nergens op slaat. Het mag best een beetje verwarrend zijn, dan biedt het veel ruimte om daar zelf iets van te vinden en over na te denken.”

De heren zijn nog steeds aan het zoeken wat werkt. Lars: “Het album is reflectief op de maatschappij, maar het is ook een persoonlijke plaat qua muziek en qua tekst. Sommige ideeën komen voort uit een soort creativiteit die gefrustreerd was. Als mens of artiest wordt je elke dag beter als je ervoor werkt, daar geloof ik in. Een soort noodzakelijke vooruitgang. En dan is altijd iemand anders die nog geïnspireerd is of iets tegen komt.“ Teun voegt tot slot nog toe: “We willen super graag voor mensen spelen en de mogelijkheid krijgen of creëren om ons eigen ding te kunnen doen. Daarbij willen we laten zien dat iedereen welkom is.”

22 juni was er een evenement gepland in het SkateCafe te Amsterdam, waarin veel artiesten en bands die langs zijn geweest in de pop-up studio gastoptredens verzorgden. In overleg met deze bands is besloten om materiaal van het project online uit te brengen. Via deze link kun je nog eens terug luisteren wat zich afgelopen mei heeft afgespeeld op Amsterdam Centraal: A Month at Amsterdam Central Station.

Livedata:
11 augustus – Planet Oedipus, Amsterdam
25 augustus – Poldergoud, Haarlem
1 september – Merleyn, Nijmegen
7 september – Mezz, Breda
8 september – VestiVolt, Hoorn
13 september – Nieuwe Nor, Heerlen
14 september – Zwarte Ruiter, Den Haag