Literatuur van lichaamsholtes
In zowat alle recensies werd dit boek onthaald als Neerlands hoop: een romandebuut dat niets minder was dan een meesterwerk en zelfs de vergelijking met De Avonden kon doorstaan – wellicht uit luiheid omwille van het woord ‘avond’. Begrijpe wie kan: De Avond is Ongemak is weliswaar aardig geschreven, maar daar houdt het ook op.
De plot van De Avond is Ongemak past op een bierviltje: gezin verliest oudste zoon, gezin rouwt en groeit uit elkaar. Dat wordt uitgesmeerd over 270 pagina’s, waarbij het verdriet, de onmacht tot communicatie en de drang om te ontsnappen zin na zin in je gezicht wordt gegooid. De Avonden van Gerard Reve ging over de waanzin van de oorlog en de illusieloosheid van de jeugd die eruit kwam, zonder dat die oorlog ook maar één keer bij naam werd genoemd. Hier struikelt pagina na pagina ‘verdriet’ over ‘pijn’, ‘hart’ en ‘gemis’. Zodanig in your face dat het op den duur bijna lachwekkend wordt, wat ongetwijfeld niet de bedoeling was. Het gevolg is ook dat het je op geen moment raakt, ondanks het rauwe verdriet dat wordt ontleed. Je moet het als auteur maar kunnen.
Kakken
Ook de symboliek is om van te huilen. Hoofdpersonage Jas draagt het hele boek door haar jas, die ze weigert uit te trekken. Wat uiteraard een letterlijke vertaling is dat de gevoelens die ze niet krijgt geuit. Ze slaagt er ook niet in te kakken, omdat ze van verdriet helemaal verstopt zit. Het is allemaal zo doorzichtig.
Maar wat nog het meest stoort, is de constante stroom aan vergelijkingen. Haal die er allemaal uit en je houdt een boekje van 50 pagina’s over. Er mag geen vuilniszak in beeld komen of de opening ervan gelijkt op de aars van een koe. Gesneden snijbonen zien eruit als een uitgeroeide sprinkhanenplaag. In plastic verpakte hooibalen zijn als zeepblokken. En heeft een boek een ezelsoor? Dan wou het hoofdpersonage dat ze er zelf ook één had, om te weten waar ze was. Het lijkt wel of de auteur op elke pagina als een kind roept ‘kijk eens wat ik kan’. Zelfs in de allerlaatste twee woorden van het boek kan ze het niet laten uit te pakken met een – in dit geval bijzonder flauwe – woordspeling die de dramatiek van de situatie helemaal onderuithaalt.
Lichaamsholtes en wat erin te rammen
Zorgwekkende evolutie ook in de jongste literatuur van de Lage Landen: de fascinatie voor lichaamsholten en wat je er allemaal in geramd krijgt. Hielp het einde van Lize Spits’ Het Smelt het hele boek al bijna onderuit door de stok die ergens in werd gepropt waar die niet hoorde, gaat Rijneveld nog een stuk verder: zussen tongen met elkaar, zowel de vinger van de vader als de broer wordt in de anus van Jas gepropt, en op het einde krijgt een vriendin de spuit in haar achterste waarmee koeien geïnsemineerd worden. Suspension of disbelief, my ass. Het zal wellicht onmacht of zo moeten uitdrukken, maar het werkt gewoon niet. Wie heeft ooit als 12-jarige een oudere broer of zus gevraagd een vinger in de anus te steken, waarop die dat ook effectief deed? Kom nou.
Niet de avond, maar heel dit boek is ongemak. Slechts één scène – de huiveringwekkende, haast apocalyptische ruiming van de koeienstal, waar mond-en-klauwzeer is vastgesteld – blijft hangen. De rest is een waslijst van vergelijkingen en manke metaforen van een auteur die op elke pagina veel te zichtbaar haar best doet literatuur te bedrijven. Waarom mensen dit een adembenemend debuut of godbetert een meesterwerk noemen, is me een raadsel. Zou het met de Nederlandse literatuur dan zo erg gesteld zijn?