Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Traditiegetrouwe fucked-up blues-punk

recensie: Young, Tight & Alright

Slechts een paar maanden terug schreef ik hier een cd-recensie van The Double Agents . Dit illustere Australische gezelschap bracht een cd?tje dat mij prima beviel. Nu, slechts enkele maanden later, bereikt een nieuwe release de 8weekly-burelen. Jawel, een nieuw plaatje van Spooky Records. Weet U nog, die ook de plaat van The Drones hebben uitgebracht. Het sympathieke label uit Melbourne brengt ons de ouderwetse garagepunk waar Australiërs (en Spooky Records) schijnbaar patent op hebben.

~

Ditmaal komt het geweld van Digger & The Pussycats, een bedrieglijke naam, want we hebben hier te maken met een tweemansformatie. Sam Agostino en Andy Moore, op gitaar/zang en drum/zang, brengen een fijne cd genaamd Young Tight & Alright.

Muzikale geestverwanten

De band bracht voor Young, Tight &Alright slechts een cassette uit met vier songs. Deze cassette en hun energieke live performances brachten Digger & The Pussycats in contact met Spooky Records, deze debuut-cd was het gevolg. Er volgden live-shows met muzikale geestverwanten The Beasts of Bourbon, Bob Log III en The Immortal Lee County Killers. Fucked-up blues is dus wat er op het menu staat en ook deze heren weten hoe dat moet worden gemaakt. In de stijl van de Immortal Lee County Killers worden er dertien nummers doorheen geramd. Denk verder aan bands als The Cramps en The Gun Club.

Eerbewijzen

~

Songtitels als Motorbike, Cars and Guns en Stab a Motherfucker geven al enigszins aan dat het tekstueel net zo garage is. Want natuurlijk horen dit soort songs vooral te gaan over auto?s, lyin? and cheatin?. De plaat bevat verder fijne covers van Robert Johnson, The Make-Up en Supercharger. Net als bij de teksten is het bij fucked-up blues bands gemeengoed dat eer bewezen wordt aan illustere voorgangers. ILCK coverden Skip Jones, Digger doet Robert Johnson.

Hechte scène

Het moet een hechte scène zijn daar. Loki Lockwood, een van de mensen achter Spooky Records, zat achter de knoppen, heeft het geheel gemixt en gemasterd en speelt zelfs nog een rondje gitaar mee tijdens Nothing to Lose. Gareth Liddiard en Rui Pereira van The Drones schreeuwen en spelen meerdere nummers mee, terwijl enkele leden van The Double Agents in de liner notes nog props krijgen. En verzocht ik al eens dat het tijd werd voor een Spooky Records tournee langs het Europese (lees: Nederlandse) zalencircuit, nu is het dan eindelijk zover: in juni komen Digger & The Pussycats spelen in Nederland. Mooi zo.

Muziek / Album

Traditiegetrouwe fucked-up blues-punk

recensie: Young, Tight & Alright

Slechts een paar maanden terug schreef ik hier een cd-recensie van The Double Agents . Dit illustere Australische gezelschap bracht een cd?tje dat mij prima beviel. Nu, slechts enkele maanden later, bereikt een nieuwe release de 8weekly-burelen. Jawel, een nieuw plaatje van Spooky Records. Weet U nog, die ook de plaat van The Drones hebben uitgebracht. Het sympathieke label uit Melbourne brengt ons de ouderwetse garagepunk waar Australiërs (en Spooky Records) schijnbaar patent op hebben.

~

Ditmaal komt het geweld van Digger & The Pussycats, een bedrieglijke naam, want we hebben hier te maken met een tweemansformatie. Sam Agostino en Andy Moore, op gitaar/zang en drum/zang, brengen een fijne cd genaamd Young Tight & Alright.

Muzikale geestverwanten

De band bracht voor Young, Tight &Alright slechts een cassette uit met vier songs. Deze cassette en hun energieke live performances brachten Digger & The Pussycats in contact met Spooky Records, deze debuut-cd was het gevolg. Er volgden live-shows met muzikale geestverwanten The Beasts of Bourbon, Bob Log III en The Immortal Lee County Killers. Fucked-up blues is dus wat er op het menu staat en ook deze heren weten hoe dat moet worden gemaakt. In de stijl van de Immortal Lee County Killers worden er dertien nummers doorheen geramd. Denk verder aan bands als The Cramps en The Gun Club.

Eerbewijzen

~

Songtitels als Motorbike, Cars and Guns en Stab a Motherfucker geven al enigszins aan dat het tekstueel net zo garage is. Want natuurlijk horen dit soort songs vooral te gaan over auto?s, lyin? and cheatin?. De plaat bevat verder fijne covers van Robert Johnson, The Make-Up en Supercharger. Net als bij de teksten is het bij fucked-up blues bands gemeengoed dat eer bewezen wordt aan illustere voorgangers. ILCK coverden Skip Jones, Digger doet Robert Johnson.

Hechte scène

Het moet een hechte scène zijn daar. Loki Lockwood, een van de mensen achter Spooky Records, zat achter de knoppen, heeft het geheel gemixt en gemasterd en speelt zelfs nog een rondje gitaar mee tijdens Nothing to Lose. Gareth Liddiard en Rui Pereira van The Drones schreeuwen en spelen meerdere nummers mee, terwijl enkele leden van The Double Agents in de liner notes nog props krijgen. En verzocht ik al eens dat het tijd werd voor een Spooky Records tournee langs het Europese (lees: Nederlandse) zalencircuit, nu is het dan eindelijk zover: in juni komen Digger & The Pussycats spelen in Nederland. Mooi zo.

Muziek / Album

Liedjes van de nacht

recensie: Adem - Homesongs

Homesongs is de eerste plaat van Adem Ilhan, de bassist van de post-rock elektro-experimentele (een hele mond vol) band Fridge. Degenen die bekend zijn met Fridge mogen gewaarschuwd zijn; Adem heeft in de nachtelijke uurtjes met een paar vrienden, een barrelcomputer, twee microfoons, een glockenspiel, een harmonium en akoestische gitaren een warme low-fi plaat gemaakt. Domino records, het label waar ook Bonnie ‘prince’ Billy en Smog op uitkomen, zal geen moment hebben getwijfeld over het uitbrengen van het eerste eigen werk van Adem.

Want Homesongs is een heerlijke plaat geworden, waar de rust en stilte van de nacht in doorschemert. Het is een plaat over relaties en soms de sores die daarmee gepaard gaan. Maar gelukkig is Adem, in tegenstelling tot vele collega slaapkamermuzikanten, nooit tè zwaar op de hand en blijft in de teksten luchtig en speels: ‘it sunned, and it rained, and it sunned again’.

Klein en oprecht

De opener Stuatued zet de toon voor vijfenveertig minuten met Adem Ilhan, lome muziek, aparte percussie en zijn warme stem, die wat iel is maar de nummers wel een oprechte sfeer meegeeft. Op het eerste gehoor is het misschien wat vlak en bijna achtergrondmuziek, maar als je er wat beter voor gaat zitten nestelt de stem van Adem zich en werkt het enthousiasme waarmee Homesongs is gemaakt aanstekelijk. Wanneer we verder luisteren blijven de liedjes, die geconstrueerd zijn rondom Adems akoestische gitaar, steeds verrassend en worden verrijkt met aparte geluidjes uit de computer of een harmonium. Dit laatste instrument komt prachtig naar voren in het country-achtige Gone Away, dat weer gevolgd wordt door het aanstekelijke These Are Your Friends, waar een spanningsboog van drieëneenhalve minuut zit op de repeterende zin ‘everybody needs some help sometimes’, die iedere keer als ze gezongen wordt oprechter klinkt, alsof Adem het heeft tegen zijn beste vriend, ook hier lijkt het positief, want: ’these are your friends, they give out a nice warm glow’.

Eigen

Waar lijkt Adem nu op? Je zou wat namen kunnen laten vallen: Tim Buckley, Damien Rice, misschien zelfs (af en toe) Coldplay of Ben Christophers. Gelukkig heeft Adem er niet voor gekozen om een producer in de arm te nemen. De liedjes zijn sterk genoeg zonder de overbodige opsmuk van een producer, die mijns inziens de platen van Christophers geen goed hebben gedaan. Al met al lijkt Homesongs eigenlijk nergens op, wat wil niet zeggen dat het een revolutionaire plaat is geworden. Het is allemaal niet nieuw en klinkt best vertrouwd. Wel heeft ieder nummer, iedere sectie, een eigen geluid, daarvoor heeft Adem genoeg aparte ritmes en instrumenten gebruikt. Dit, en de verassende en ontwapenende luchtigheid van zowel tekst als muziek, maakt dat Adem een erg sterke plaat heeft afgeleverd, gespeeld in de nacht, met de verwachting van de zonsopkomst. Homesongs zal geen bestseller worden, maar voor de liefhebber is het een heerlijke traktatie.

Muziek / Album

Terug in de tijd voor nieuwe inspiratie

recensie: Aerosmith – Honkin' On Bobo

.

~

Honkin’ On Bobo is een reis terug naar de wortels van de inspiratie van Aerosmith. Voor het eerst in lange tijd hoor je ook het geluid weer terug van de eerste albums Toys In The Attic en Draw The Line. Dit is te verklaren uit het feit dat het album werd geproduceerd door Jack Douglas, die ook laatstgenoemde albums uit de jaren zeventig produceerde. Een echte oude rot in het vak dus. Het album is echter meer dan een handige manier om een gebrek aan inspiratie op te vangen met composities van onder andere Muddy Waters, Fisher / Hopkins and Blind Willie McTell. Het is wel degelijk een echt Aerosmith-album, waarin de band een eigen interpretatie geeft van blues en rock. De blues is vaak zo oud dat ik als twintiger de nummers zelfs niet spontaan herkend zou hebben. Overigens is er ook een nieuwe nummer aan het album toegevoegd, The Grind, dat eigenlijk meer een nummer is in de stijl van I Don’t Wanna Miss A Thing en Jaded. Dit vind ik dan even jammer, want hier is toch een knieval gedaan naar commercieel succes.

Ontwikkeling

De muziek lijkt dan wel in veel opzichten op de eerste albums uit begin jaren zeventig, maar de band heeft toch wel degelijk een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Zo klinkt de plaat muzikaal een stuk scherper en professioneler. Vooral de zang van Tyler is in de loop der jaren zeker ten goede bijgedraaid. Drugs en drank hebben hier niets aan kunnen veranderen. Wat dit album overigens ook speciaal maakt zijn de subtiele bijdragen die Tracy Bonham aan enkele nummers heeft gegeven. Haar stem geeft die nummers een extra dimensie.

Voortkabbelend

Ik moest als relatief jonge Aerosmith-luisteraar toch wel wennen aan het authentieke geluid van de band. Natuurlijk heb ik ook die oude platen wel in de kast staan, maar de kant van meer middle-of-the-road rockmuziek die met het album Pump ingeslagen was vond ik persoonlijk wel erg aangenaam. De afgelopen albums waren wel redelijk inspiratieloos dus ik kan me goed voorstellen dat de band gekozen heeft voor een stap terug om inspiratie op te doen. Maar mij is het allemaal wel een beetje te veel blues en te weinig hardrock, waardoor de muziek wel lekker swingend voortkabbelt maar zelden aangrijpend mooi wordt.

Zijuitstapje

Aerosmith doet een stap terug naar het verleden met Honkin’ On Bobo door in haar eigen inspiratiebronnen te duiken. Doordat de band toch een eigen interpretatie van de nummers geeft is het desondanks een echt Aerosmith-album, met een geluid dat sterk doet denken aan de beginjaren van de band. Ik kan me voorstellen dat het voor veel jongere Aerosmith-luisteraars even wennen is om de band zo te horen swingen. Ikzelf hoop dan ook dat dit slechts een zijuitstapje is om keihard terug te komen met bijvoorbeeld een stevig rocknummer als Livin’ On The Edge.

Muziek / Album

Een andere kijk op het andere

recensie: Flip Kowlier - In de fik

.

~

Het is altijd een behoorlijke opgave als er een opvolger moet komen van een onverwacht positief ontvangen eerste plaat. Want de kenners waren het er redelijk over eens: Ocharme ik was één van de mooiste platen van het jaar 2001. Om na een schitterend debuut de mensen nog te kunnen raken of origineel voor de dag te komen, is een hele opgaaf. Waarschijnlijk heeft Kowlier nachtenlang niet geslapen, meerdere keren een writer’s block gehad of zijn gitaar vervloekt. Op de plaat is er in ieder geval niets van te horen.

Reggae

In de fik begint meteen sterk met het nummer Vannacht. Een gitaartje dat geleend is uit Blondie’s Atomic sleept de luisteraar meteen dichter bij de speakers. Diezelfde luisteraar zal merken dat het geluid ietwat voller is dan dat van de voorganger. Zo is aan het geluid iets extra’s gegeven door Geike Aernaert, van Hooverphonic, te vragen om de backing vocals op bepaalde nummers te verzorgen. Er wordt zelfs in een soort van protestsong Bom Bin een uitstapje gemaakt naar de reggae.

Vrolijk versus triest

Kowlier lijkt een impasse bij de rockmuziek aan te kondigen. Het neerslachtige, wat kenmerkend was voor de jaren negentig, wordt op In de fik weggewuifd. Zo zingt de jonge Belg in Over mie (te geroaken) over het gunnen van geluk aan vroegere liefdes. In Smetvrjis is de zelfspot groot als Kowlier toegeeft dat hij te weinig rock ’n roll in zijn donder heeft en in Bjistje in min uoft wordt aangegeven dat het de kleine dingetjes zijn die hem vergenoegd maken. Gelukkig staat de verandering nog in de kinderschoenen, want Tristig feit is een pijnlijke herinnering voor het feit dat de wereld te star is om afwijkende mensen te accepteren. Ook Miss België is ietwat tragisch te noemen. Kowlier veracht de missverkiezingen, maar kan niet verhelpen dat hij valt voor de inzending van zijn eigen land.

Verre van vervelend

Kowlier bewandelt muzikaal gezien reeds platgewalste paden, maar is tekstueel de originaliteit zelve. Zijn kijk op verschillende dingen, waaronder oorlog, is om van te genieten. Anders dan de gangbare muziek straalt die van Flip Kowlier veelal plezier uit, zonder dat het ook maar één moment verveelt. Nu is het voor Flip de tijd om tevreden op zijn lauweren te gaan rusten, want hij verdient het. Ocharme ik was sterk, maar met In de fik overklast hij zichzelf, opnieuw.

Muziek / Concert

Vijftigers, studenten en kleine meisjes

recensie: Belle & Sebastian

Ooit speelden ze op Motel Mozaïque. Buiten stond een lange rij mensen, want binnen was geen plaats meer. Huilende mensen voor de deur, een drama. Met dit in mijn achterhoofd ging ik onlangs naar het concert van Belle & Sebastian in Vredenburg. Ergens hoopte de sadist in mij nog dat er drommen mensen stonden te wachten, om hun hele hebben en houden te ruilen tegen een geldig kaartje. En dat ik dan achteloos mijn kaartje zou inleveren, lachend om de verwensingen die me werden toegeworpen, terwijl ik de massa toeroep dat ik niet één plaat van ze heb. De teleurstelling was groot toen er geen rij was.

~

Zo’n groot fan ben ik ook niet, ik ontdekte de band pas een jaar of wat terug via een vriend. Die dus wel alle platen en EP’s had. En daar zo over kon doorzeiken dat ik direct een antipathie tegen de Glasgowse formatie kreeg. Dit was dus duidelijk muziek voor mietjes of vrouwen, hield ik vol. Alle verwijzingen werden afgedaan als een treurige poging mij tegen beter weten in te bekeren. Eigenlijk klonk het allemaal zo slecht niet, maar je kent het: als je eenmaal die stelling ingenomen hebt, is het vaak verrekte moeilijk hem weer te verlaten.

Terwijl ik zelfs al aan een enkele vriend had toegegeven dat ik Get me away from here I’m dying toch echt wel een briljant nummer vond, bleef ik dit in discussies glashard ontkennen. Eind november las ik voor het eerst een aankondiging dat de band naar Nederland zou komen voor een eenmalig concert in Utrecht. Meteen gemaild naar de fans in mijn vriendenkring, en men was wildenthousiast. Enkelen hadden de band al zien concerteren op Haldern, en over dat concert waren de meningen onverdeeld positief. Het moest ook een goede liveband zijn. Toen iedereen al lang en breed kaarten had aangeschaft, kwam ik aan de praat met iemand die nog een kaartje extra had. Impulsief gaf ik aan wel mee te willen. De dagen daarna nog wel even over getwijfeld, 32 euro is een weekbudget, en hoe goed vond ik de band nu eigenlijk? De smalende reacties van de fans waren echter genoeg het plan door te zetten. In mijn hoofd zag ik namelijk de huilende fans alweer voor de deur staan, en met sardonisch genoegen dacht ik aan de dag van het concert. Dat zou ze leren, de doetjes.

Daarna toch maar even een kleine kennis opgebouwd van het oeuvre van de band, met behulp van enkele p2p-sites, en een beetje luisteren bij mensen thuis. Een dag voor de show kocht ik de Legal Man-EP bij de lokale platenzaak. De grootste fan die ik ken ging zelf uiteindelijk niet, en verkocht zijn kaartje door aan een dolblije gelijkgestemde. Weer iemand die niet meer voor de deur zou gaan liggen.

De grote dag was gekomen. Goed geluimd vertrokken we richting het Utrechtse. In de enorme zaal hingen drie vreemdsoortige Belgische wafels boven het podium. Ook werd duidelijk dat een concert van Belle & Sebastian niet een standaard publiek trekt, maar een gemêleerd geheel van vijftigers, studenten en kleine meisjes. Laatstgenoemden hadden zich, waarschijnlijk al uren voor de show, recht voor het podium verschanst, zodat ze niet gehinderd zouden worden door hun lengte. Ondertussen werd ikzelf wel gehinderd door mijn lengte. Recht voor me stond namelijk een enorm lange fotograaf. Na wat krampachtig gemanoeuvreer liet de reus mij voor zich staan en had ik een redelijk beeld op de gang van zaken op het podium.

Zoals bij bijna elk concert staan ook hier weer wat proleten die door de nummers heen kwekken. Wanneer ik me eenmaal aan gepraat erger tijdens een show kan ik me er niet meer aan onttrekken, dus al snel volgen wat woedende blikken in hun richting. Men schijnt er echter plezier in te hebben en begint nu na elke nummer op hoogst irritante wijze te zeuren om nummers waar ze niet eens de tekst van kennen, slechts een zinnetje, en zelfs dat klopte niet. Dan maar onvriendelijk worden. Met instemming van enkele omstanders leg ik de stoorzenders op dringende toon het zwijgen op. De rest van de avond horen we slechts nog wat gemurmel.

En halverwege het concert komt het moment dat er iemand consumpties moet gaan halen. Zodra je erover begint, blijkt iedereen dorstig te zijn en kan je zelf gaan halen. Eerst weer naar boven om muntjes te halen, even lachen naar de Bauer-merchandise dames, die zich vervelen en een praatje starten. Daarna naar de bar rennen en bestellen. Plotseling hoor ik een liedje uit de zaal komen. Het klinkt bekend. Zodra de tekst inzet begint het me te dagen.

I, I love the colourful clothes she wears. And the way the sunlight plays upon her hair…

Aaargh!! Ze spelen Good Vibrations, en ik sta hier weer te wachten op het bier. Gewapend met kartonnen draagding snel ik mezelf de trappen af en storm ik net op tijd de zaal binnen. Het nummer wordt gebruikt om de crew te bedanken, dus mis ik slechts de helft. De band speelt een lange en sterke set, gevolgd door een korte toegift. In ieder geval één van de betere shows van 2004, tot nu toe. Tijd voor verdere verdieping in de wereld van Belle & Sebastian.

Film / Films

Teleurstellende tijdreis

recensie: Timeline

De Amerikaanse schrijver Michael Crichton is een druk mannetje. Zijn boeken zijn al ruim dertig jaar verschrikkelijk populair en ook in filmland is hij welbekend. Naast het opzetten van ziekenhuisserie ER en het meeschrijven aan scripts (waaronder Twister van onze eigen Jan de Bont), worden zijn boeken aan de lopende band verfilmd. Na onder andere Jurassic Park, Sphere en The 13th Warrior is nu Crichtons boek Timeline aan de beurt.

~

Een groep studenten is onder leiding van professor Edward Johnston (Billy Connolly) bezig met de opgravingen van een kasteel in Frankrijk. Wanneer Johnston voor financiële zaken naar Amerika is vertrokken, doen de achtergebleven studenten in Frankrijk een bizarre ontdekking. Al snel komen zij erachter dat hun professor per ongeluk is vast komen te zitten in het jaar 1357. Aan hen de taak hem terug te halen…

Sneltreinvaart

~

Timeline had niet slechter kunnen beginnen. In plaats van een goede opbouw waarin de personages worden geïntroduceerd en het plot wordt blootgelegd, begint de film meteen. Alsof het hier gaat om een vervolg en we de personages en voorgeschiedenis van het verhaal al zouden moeten kennen. In sneltreinvaart worden de verhaallijn, de personages en verwikkelingen aan de kijker voorgelegd. Binnen een half uur hebben we ‘kennisgemaakt’ met alle personages en zijn de studenten op weg naar de 14e eeuw.

Weg aandacht

Na het bekijken van Timeline is het overduidelijk dat de makers geen tijd en aandacht wilden besteden aan het verhaal, maar zo snel mogelijk met de actie wilden beginnen. En dat is heel erg jammer. Je kunt immers een film vol actie maken, maar als je niet eerst de tijd neemt de kijker mee te trekken in de wereld van de hoofdpersonen, heeft het niet erg veel zin. Wanneer je, zoals bij Timeline, alleen de hoogstnodige feitjes in het eerste half uur propt en vervolgens blij begint aan de actiescenes, zal de aandacht van het grootste gedeelte van het publiek al verloren zijn.

Verdrietig

In de rest van de film zien we hoe de studenten van Johnston proberen te overleven in het Frankrijk van de 14e eeuw waar de Engelsen en Fransen met elkaar in oorlog zijn. Hier zien we ook de actiescènes waar de makers zo veel waarde aan hechtten. Maar buiten een veldslag aan het eind van de film, met als hoogtepunt de middeleeuwse katapulten die brandende vuurballen over en weer lanceren, is het allemaal niet zo heel erg spectaculair. Slechts enkele scènes zijn enigszins boeiend te noemen, maar helaas is de rest van de film zo ongeloofwaardig en houterig dat het eerder lachwekkend of juist simpelweg verdrietig is om naar te kijken.

Zwakke cast

De slechte acteerprestaties van de cast zijn daar niet in de laatste plaats verantwoordelijk voor. Paul Walker (The Fast and the Furious, Joy Ride) speelt de zoon van Johnston, Chris, en zet een niet bepaald sterke rol neer. Hij is echter nog lang niet zo slecht als Frances O’Connor die de rol van Kate Ericson, het liefje van Chris, voor haar rekening neemt. Verder zien we Gerard Butler als wapenexpert André Marek (in de film een Schot, in het boek een Nederlander) en David Thewlis als financier Robert Donniger. Ondanks het zwakke acteerwerk is het toch jammer dat geen van de castleden ook maar de kans krijgt zijn of haar personage verder uit te diepen. Het had de hele film naar een hoger niveau kunnen tillen.

Veel beter

Mensen die het boek van Michael Crichton hebben gelezen, moeten er rekening mee houden dat er veel veranderd is in Timeline de film. Dat kan ook bijna niet anders, aangezien Crichton altijd heel diep en wetenschappelijk op zijn onderwerpen ingaat. De makers van Timeline hebben bij het verfilmen van het boek echter geen gulden middenweg weten te bewandelen. De personages blijven tweedimensionaal en het verhaal lijkt er verder niet echt toe te doen. Als de film uiteindelijk is afgelopen is er één ding zeker: Timeline had een veel en veel betere film kunnen zijn.

Boeken / Fictie

Heen en weer slingeren tussen hoogravend en vulgair

recensie: Robert Anker - Hajar en Daan

Een relatie tussen leraar en leerlinge is verboden. Wanneer de leerlinge achttien jaar of ouder is, zijn er geen wettelijke bezwaren, maar is een liefdesrelatie nog steeds taboe. De leraar hoort een niet meer dan vriendschappelijke relatie te onderhouden met de leerlinge. Daan Hollander, leraar geschiedenis en Hajar Nait Sibaha, een Marokkaanse eindexamenkandidate VWO, doen het toch. Dat dat problemen oplevert moge duidelijk zijn.

Hajar en Daan drijft op de liefdesrelatie tussen beide titelpersonages: een verboden liefde met veel taboes, niet in de laatste plaats omdat Hajar ook nog eens Marokkaanse is. Deze uitgangssituatie is technisch gezien niet de meest opwindende om een verhaal op te bouwen. Bij thema’s als verboden liefde, botsende culturen, integratie en emancipatie liggen cliché’s op de loer. Ook schrijver Robert Anker ontsnapt daar niet aan.

Modieuze overhemden

Daan Hollander is de geschiedenisleraar die niet eens weet wie Steve Biko was. Hij is niet geïnteresseerd in lesgeven en gedraagt zich als een feestende yup die zich meer zorgen maakt om het imago dat hij met zijn modieuze overhemden creëert dan om de geschiedenis zelf, die hij verwart en verdraait. Hajar Nait Sibaha is een slim meisje dat als favoriete boek Max Havelaar noemt en in haar vrije tijd Nederlandse les geeft aan Marokkaanse moeders. Ze is het toonbeeld van integratie en moet Daan uitleggen wie Steve Biko was. Kan de tegenstelling nog groter, nog duidelijker? Dit is een verhaal over verschillen, over oppervlakkigheid tegenover diepzinnigheid en ga zo maar door. Hajar is in zekere zin een cliché, net als Daan. En de uitwerking van hun naar elkaar toegroeien is ook een cliché. Een simpel verhaaltje, zonder al te veel diepgang.

“Moest ik mij bedoeken?”

Maar wat direct opvalt aan Hajar en Daan is het taalgebruik. Hajar spreekt in gedragen verzen die zo uit de Bijbel lijken weggelopen:

‘O Liefste,’ zal Hajar later schrijven, ‘er is honing onder je tong, mitsgaders mirre en aloë, de bijen van mijn hart weten je te vinden. Moest ik mij omgorden tegen jou? Mijn hoofd bedoeken tegen jou, om nu naar jou te tasten op mijn legerstede?’

Het zijn mooie woorden en zinnen die een groot contrast vormen met de rest van de zinnen en, net als in Een soort Engeland, over elkaar buitelen en snel van register wisselen. Ook de toon van de dialogen verandert steeds. Daans hippe IT-vriendje Jimmy Pretzel spreekt volgens de laatste mode:

‘Ach, het is natuurlijk maar een spel maar dat wil niet zeggen dat elke moron maar een beetje mee kan piepelen, daar wil ik wel even understanding over hebben. Als iemand niet performt gaat hij eruit.’

Het levert een levendige warboel op van stijlen en soorten, maar hoofdpersoon Daan doet er zelf niet aan mee. Hij praat heel gewoontjes en wordt in zijn taalgebruik beïnvloed door degene met wie hij praat. Het enige taalvaardige wapenfeit dat hij op zijn eigen conto kan schrijven is een paginalange opsomming van synoniemen voor zijn Hajar. Voor de rest past hij zich aan, maar dat lukt hem ook maar half:

Boven bij de trap staat Jimmy met een fles Veuve Cliquot-Ponsardin te zwaaien. Of de gentlemen dit willen of eerst maar liever thee?
‘Graag het vocht van de weduwe, Jim. Als ik je niet gerief.’
‘Ontrief, jongeman. Óntrief. Niet duur doen als je het niet kunt.’

Aan de ene kant Hajar en de diepgang, de verfijning, aan de andere kant de bende rond Jimmy Pretzel, met dure auto’s, pilletjes her en der en vooral veel feest en uiterlijk vertoon. Daan wordt heen en weer geslingerd en kan niet kiezen. Niet dat hij besluiteloos is, maar omdat hij niet genoeg inhoud bezit om zelf het heft in handen te nemen.

Geen tussenweg

Als schets van een oppervlakkige man en zijn gebrek aan eigenheid is Hajar en Daan een zeer geslaagd boek. Maar de samenhang, de middenweg ontbreekt. Er is geen nuance in dit boek. Alles lijkt zwart of wit, uitvergroot of onbelangrijk, hoogdravend of vulgair, een tussenweg is er niet. Daan wordt heen en weer geslingerd maar lijdt daar niet onder en denkt daar ook niet over na: hij ondergaat. Hij is passief, een meeloper in de zuiverste zin van het woord.

Wanneer Daan Hajar echter kwijtraakt, lijkt hij te veranderen: hij leeft plotseling in dromen, gaat op zoek in zichzelf en naar zichzelf. Maar juist op dat moment verandert Robert Anker de spelregels. Het hele boek lang is de scheidslijn tussen waan en werkelijkheid niet overtreden: wat er gebeurde, gebeurde ook echt, op een paar chemische trips na misschien. Maar het laatste deel vloeien droom en werkelijkheid voor Daan in elkaar over: hij wint aan daadkracht, maar verliest aan realiteit. Daan wordt een zwevende figuur die we niet langer kunnen inschatten en die we niet langer kennen.
Nu kun je je afvragen of dat niet het gevolg is van zijn relatie met Hajar, maar de stappen die hij neemt zijn zo rigoureus en doortastend en daarmee zo in tegenspraak met het karakter dat we in het eerste deel van het boek hebben leren kennen, dat het als bedrog aanvoelt. Daan plotseling als dromerige buitenstaander, die het leven niet langer ondergaat maar nu bekijkt vanaf een afstandje? En die overgang in enkele bladzijden? Die vlieger gaat niet op.

Eigenheid

Van het eenvoudige verhaal (met clichés) moet Hajar en Daan het niet hebben, maar wat taal en stijl betreft is het boek een belevenis. De schets van Daan als man zonder eigenheid is goed gelukt, waarvoor alle lof. Het moet niet meevallen om een man te beschrijven die geen eigenschappen heeft en alles van anderen leent, tot aan zijn denkbeelden toe. Maar wanneer de schepper van die lege man dan plotseling toch wat inhoud in de schedel giet, is dat een wending die de eigenheid van het boek te veel geweld aandoet.

Theater / Voorstelling

Winnen is belangrijker dan meedoen

recensie: Kopstoot

“Ik ga vanavond naar de kroeg”. “Hè, je ging toch naar het theater?” Een avondje naar de voorstelling Kopstoot van de theatergroep Aluin voelt als een avond naar het cafè op de hoek. Je zit nog net niet met een biertje in je hand, maar je zou zo je bestelling willen doorgeven of je willen mengen in de gesprekken. Een lekker gezellig avondje uit.

~

De sfeer is geladen, soms ontspannen. Lief en leed wordt gedeeld in dit buurtcafé, terwijl er een quiz wordt gespeeld. Je hebt ze hier in Nederland ook wel: teams die in de kroeg op de meest belachelijke vragen het goede antwoord moeten geven. In een Engelse of Ierse pub komt dat veel vaker voor. Hier wordt gestreden om de meest lullige prijzen. Maar het gaat natuurlijk niet om het winnen… meedoen is belangrijker, toch?

Zwembandjes

~

Daar denken de twee teams waar het hier om draait in ieder geval anders over. De deelnemers nemen de quiz serieuzer dan goed is voor hen. Ze kunnen elkaar op den duur de hersens wel inslaan, want er kan er maar één de winnaar zijn. De quizmaster met zijn zwembandjes heeft het er maar moeilijk mee. Het mooie van de discussies over en weer is dat ze je steeds zo bekend voorkomen: die typische woordenwisselingen die je alleen in het café meemaakt. Met mensen die je inderdaad zo daar ziet zitten. Wel iets te vet aangezet (soms lijkt het net een soap), maar het is wel heel herkenbaar.

Brabbelen

Dat bekende gevoel is absoluut het sterke van Kopstoot. Je hebt het gevoel dat je in die pub zit, dat je mee wilt brabbelen. Het komt vrij natuurlijk over, terwijl het stomme is dat het allemaal is ingestudeerd. Elke beweging is weer een teken voor een ander om iets te zeggen of te doen. Het is net iets te veel van het goede, omdat de voorstelling constant in beweging is, maar aan de andere kant zit de vaart er ook lekker in. En dat is noodzakelijk, anders zou het gauw saai worden.

Verrijking

~

De caféscènes worden zo nu en dan onderbroken door flashbacks in een keuken van een gezin. Pa en dochter doen mee aan de quiz, en daar lijdt de vrouw des huizes onder. Ze laten je zien hoe de voorbereidingen gaan en hoe stresserig iedereen ervan wordt. De scènes zijn zeker een verrijking, waarna je toch weer anders tegen die quiz en de deelnemers aankijkt. Een mooie mix!

Leven na de quiz

De tegenvaller is dan helaas toch het einde. Je maakt de quiz van begin tot het eind volledig mee, inclusief de ‘zenuwslopende’ gelijkstand. En dan mist het iets; dit slot is te gemakkelijk en had nog wel een staartje mogen krijgen. Is er leven na de quiz? En zo ja, hoe ziet dat leven er dan voor een ieder uit na deze avond? Het is net een klein detail wat hier mist.

Andere koek

Dat manco is misschien te wijten aan het feit dat de Ierse schrijver Roddy Doyle niet helemaal thuis is in het schrijven van toneelstukken. Hij brak in 1991 internationaal door na de succesvolle verfilming van zijn debuutroman The Commitments door Alan Parker. Daarna werden ook de vervolgverhalen The Snapper en The Van verfilmd. Dit is natuurlijk hele andere koek dan dit stuk War (Kopstoot). Gelukkig is het zeker niet slecht en pakt het door de goede cast uitstekend uit, maar er zou nog wat aan gesleuteld kunnen worden.

Verder niets dan lof over de acteerprestaties. De theatergroep Aluin heeft versterking gekregen van cabaretduo Bolder & Plante en Noel van Santen van Schudden. Met z’n allen hebben ze er iets moois van gemaakt. Een avondvullende komedie met snelle en bizarre dialogen. Je zal er niet om moeten schaterlachen, maar er zit genoeg humor in voor een leuke avond uit.

Kopstoot toert nog tot en met 12 juni door Nederland.

Muziek / DVD

Technisch perfect, maar niet vernieuwend

recensie: G3 - Live in Denver

.

~

Als in 1996 verscheen er een eerste G3 live-album (toen met Eric Johnson in plaats van Malmsteen), dit naar aanleiding van een tour die het drietal maakte in Noord-Amerika. 90.000 mensen bezochten deze show, maar desondanks werd deze plaat in Europa zeker geen doorslaand succes. Ook toen was de formule dat alle drie de mannen eerst een aantal nummers solo spelen, waarna er uitgebreid tijd kon worden genomen om met drie man een stevige jam op touw te zetten.

Meer fascinatie dan genot

~

In de tijd van de klassieke muziek was technische perfectie een randvoorwaarde. De componist schreef de muziek en een artiest had dit uit te voeren, ieder had zo zijn vak. Om een klassiek stuk tot uitvoering te kunnen brengen, was vaak jarenlange studie en vooral oefening nodig waar speciaal conservatoria voor werden opgericht. Met de komst van de populaire muziek heeft er duidelijk een omslag plaatsgevonden en is het maken van mooie muziek het doel geworden, in plaats van het perfect uitvoeren van een compositie. Dit is op zich prettig en zorgt dat een grote hoeveelheid creativiteit een plaats heeft gekregen in de muziekwereld, maar zorgt er tevens voor dat de technische perfecte beheersing van instrument niet echt belangrijk meer is.

Bij de muziek van G3 ligt dit echter nog steeds anders. Op deze DVD is te zien hoe technisch perfectionistisch deze mannen met hun muziek omgaan. Zo technisch zelfs dat je af en toe het gevoel achter de muziek een beetje mist. Songs worden soms minder interessant en je zit eigenlijk gewoon verrast te kijken naar hoe ze een bepaalde compositie uit zes snaren weten te toveren. Ik kijk vaak eigenlijk meer met een mengeling van fascinatie en verwondering naar het concert kijk dan met muzikaal genot.

Op de vingers kijken

Er is voor gezorgd dat je een goed beeld krijgt van het werk van de gitaristen op het podium. Hiertoe wordt de zogenaamde spectaculaire ‘fret cam’ ingezet. Dit, op zich weinig spectaculaire, extra camerastandpunt kan zeker helpen om de show beter in beeld te krijgen, maar is ook niet meer dan dat. Je zit dan echt letterlijk op de vingers van de gitaristen te kijken. Dit is echt iets voor de gitaristen thuis die een poging willen wagen om de songs in hun huiskamer na te spelen.

Gemiste kans

Mijn fascinatie met de technische kwaliteiten van de drie gitaristen heeft ervoor gezorgd dat ik het hele concert boeiend heb zitten kijken en luisteren. Vooral het werk van Steve Vai is interessant, omdat Vai altijd op een originele, vernieuwende manier met zijn instrument om weet te gaan en niet steeds voortborduurt op bestaande klassieke- of rockmelodieën. Dit laatste is ook mijn probleem met de jamsessies van de heren aan het einde van het concert. Het eeuwige Rockin’ In The Free World en de Jimi Hendrix-klassiekers heb ik echt zo langzamerhand wel gehoord. Ik had graag gezien dat drie van zulke levende legendes meer zouden doen dan een lange gitaarsolo te geven op basis van oud materiaal. Het samenspel is beperkt en de vernieuwing die eruit spreekt is marginaal. Een echte nieuwe compositie was een veel mooiere invulling geweest van de gigantische mogelijkheden die de heren hebben door met elkaar het podium te delen. Als je kijkt wat de artiesten op hun eigen albums allemaal in petto hebben dan blijkt niet uit de gezamenlijke jamsessies dat ze uit iedereen het beste weten te halen. Het is absoluut een feest, maar wat mij betreft een gemiste kans om er echt een groots concert van te maken. En dit zijn ze eigenlijk wel aan hun stand verplicht.

Muziek / Album

Melancholieke droompop van een hoog niveau

recensie: Mist - Dangerous Words

Met het begin 2003 verschenen album We Should Have Been Stars wist het Amsterdamse droompop-viertal Mist relatief eenvoudig een plaats te veroveren in zowel de nationale als de internationale popscene. Naar aanleiding van de veelal lovende recensies in de Nederlandse pers kreeg de broeierige, melancholieke popmuziek van Mist in ons toch o zo koude kikkerlandje veel airplay (Twee Meter Sessies, VPRO’s Club Lek, Radio 2). “Opposites attract,” hoor ik je zeggen, en je hebt gelijk! Dat ook Spanje zich niet onbetuigd liet, is af te leiden uit het aantal keren dat de Spaanse nationale radio aandacht besteedde aan We Should Have Been Stars, met twee optredens voor de Spaanse nationale televisie als voorlopig hoogtepunt. Het schetst dan ook weinig verbazing dat de groep onder contract staat van het Spaanse label Astro Records, een label dat zich lijkt te hebben gespecialiseerd in sfeervolle droompop.

~

Nu verschijnt plotseling het vervolg op We Should Have Been Stars in de vorm van de EP Dangerous Words, met hierop vijf prachtige ingetogen nummers, waaronder een remix van Noizlabs (voorman van het ter ziele gegane drum ‘n’ bass-gezelschap Grumpyhead) waarop gebruik wordt gemaakt van de gesamplede stem van de inmiddels naar Engeland geëmigreerde Nederlandse zangeres Bloem de Ligny. De Fade In Fade Out-remix komt van de hand van Freiband, alias Frans de Waard, die vooral bekendheid geniet van zijn experimentele projecten Beequeen, Kapotte Muziek en van zijn remixen voor de Super Furry Animals.

Maar het pronkstuk op Dangerous Words is ongetwijfeld het titelnummer. Een groeibriljant van de eerste orde, met dank aan het warme karakteristieke stemgeluid van zanger/gitarist Rick Treffers. Gezegend met een groot gevoel voor timing weet hij de spanning als geen ander vast te houden. Hitpotentie is in grote mate aanwezig. Doe er wat mee zou ik zo zeggen!

Energie te over

Met de Janis Ian-cover At Seventeen leverde Mist onlangs een bijdrage aan de verzamel cd More Than A Woman (My First Sonny Weismuller Recordings/Konkurrent). Ook heeft de band zijn medewerking verleend aan het eind april te verschijnen album Fabrica de Cemento van de Spaanse singer-songwriter Una. En alsof dat alles nog niet genoeg is, wordt het album We Should Have Been Stars in april uitgebracht in Duitsland en Noorwegen. Bezige baasjes, die jongens van Mist. De komende maanden tourt de inmiddels tot vijftal uitgebreide band samen met The Nits door Frankrijk, staat het samen met labelgenoot Lansbury geboekt voor een grote tournee door Spanje en zoekt het in mei op eigen kracht naar avontuur in Chili, Argentinië en Mexico. Energie te over, zo lijkt het. Maar voordat het zover is kun jij ze 19 maart gelukkig nog gaan bekijken in de Winston International in Amsterdam.