Tag Archief van: landscape

Film / Films

Beroepseer in Sachsenhausen

recensie: Die Fälscher

.

Is het na Schindler’s List nog mogelijk films over concentratiekampen te maken? Voelen we nog iets als we nogmaals zien hoe joodse gevangenen als vee worden vervoerd en in nauwe barakken worden ondergebracht? Zijn we nog steeds geschokt als we wéér een willekeurige executie zien door een sadistische kampcommandant? Zitten we nog altijd aan onze stoelen genageld bij een nieuwe verbeelding van de gaskamers? Kortom, kan een nieuwe film nog iets toevoegen?

Het antwoord is ja, maar alleen met een origineel verhaal. Een minder bekende episode uit de omvangrijke geschiedenis van de Holocaust. Een verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de terreur die we in Schindler’s List hebben gezien, zonder dat het daar direct over gaat. Zo’n film is Die Fälscher, een Oostenrijks-Duitse productie van Stefan Ruzowitzky. Het vertelt het ongelooflijke maar toch echt waargebeurde verhaal van een Russisch-joodse valsemunter, die in Sachsenhausen door de nazi’s wordt gevraagd op grote schaal ponden en dollars te vervalsen, teneinde de Britse en Amerikaanse economie te gronde te richten. Nu ja, ‘gevraagd’ is natuurlijk niet het juiste woord in een concentratiekamp.

Drukkerij

~

De film begint in 1936, vlak voor Salomon Sorowitsch (die in werkelijkheid Smolianoff heette) voor zijn illegale activiteiten wordt opgepakt. Hij heeft zijn methode om Engelse ponden na te maken dan nog niet geperfectioneerd. Enkele jaren later wordt hij, samen met gevangenen met andere specialiteiten, gedwongen een drukkerij op te zetten in een afgesloten deel van Sachsenhausen. Ze krijgen allerlei privileges, waardoor ze in veel minder slechte omstandigheden verkeren dan de andere gevangenen. Dat de nazi’s ware opportunisten waren – joden zijn ongedierte, maar als je ze nog ergens voor kunt gebruiken moet je dat vooral niet nalaten – moge duidelijk zijn.

Die Fälscher draait vooral om de morele dilemma’s bij de dwangarbeiders. Sorowitsch (gespeeld door Karl Markovics) is een crimineel die alles doet om zijn hachje te redden, of het nu vóór de oorlog is of tijdens. Bovendien heeft hij zijn beroepseer, hij wil bewijzen dat hij in staat is tot het maken van het perfecte valse pond. Zijn belangrijkste opponent Adolf Burger (August Diehl) daarentegen, de man die later met zijn boek Des Teufels Werkstatt aan de basis van de film zou staan, probeert de operatie aan alle kanten te saboteren. Als de Duitsers immers in hun opzet zouden slagen, dan zou de oorlog langer duren en zou het lot van nog veel meer joden getekend zijn. Zelf overleven of vele mensen redden, dat is de kwestie. De spanningen en de ruzies hierover worden in de film goed uitgespeeld.

Degelijke publieksfilm

~

Die Fälscher is in de eerste plaats een degelijke publieksfilm, maar met een scherp randje: het camerawerk is erg onrustig. Wat in de filmhuizen mede dankzij Dogme inmiddels gemeengoed is geworden, lijkt in een historisch drama aanvankelijk wat uit de toon te vallen. Het blijkt echter een uitstekende manier om de angsten en onzekerheden van de personages weer te geven. Als Sorowitsch weer eens een nieuwe ruimte wordt binnengeleid, kijkt de toeschouwer door diens ogen razendsnel om zich heen om de ruimte in zich op te nemen.

Regisseur Ruzowitsky, die in 1998 bekend werd met het verrassende en rauwe boerendrama Die Siebtelbauern (waarvoor hij in Rotterdam een Tiger Award won), heeft zich gerevancheerd op zijn drie slecht ontvangen en in Nederland niet uitgebrachte latere films. In Duitsland werd Die Fälscher voor zeven Lola’s genomineerd, waarvan bijrolacteur Devid Striesow (als kampcommandant) er één in ontvangst mocht nemen. Hopelijk maakt Ruzowitsky nu ook weer eens zo’n kleine, aparte film à la Die Siebtelbauern.

In dit artikel meer over de dilemma’s van het verfilmen van gruwelijkheden van de Holocaust.

Film / Films

Beroepseer in Sachsenhausen

recensie: Die Fälscher

.

Is het na Schindler’s List nog mogelijk films over concentratiekampen te maken? Voelen we nog iets als we nogmaals zien hoe joodse gevangenen als vee worden vervoerd en in nauwe barakken worden ondergebracht? Zijn we nog steeds geschokt als we wéér een willekeurige executie zien door een sadistische kampcommandant? Zitten we nog altijd aan onze stoelen genageld bij een nieuwe verbeelding van de gaskamers? Kortom, kan een nieuwe film nog iets toevoegen?

Het antwoord is ja, maar alleen met een origineel verhaal. Een minder bekende episode uit de omvangrijke geschiedenis van de Holocaust. Een verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de terreur die we in Schindler’s List hebben gezien, zonder dat het daar direct over gaat. Zo’n film is Die Fälscher, een Oostenrijks-Duitse productie van Stefan Ruzowitzky. Het vertelt het ongelooflijke maar toch echt waargebeurde verhaal van een Russisch-joodse valsemunter, die in Sachsenhausen door de nazi’s wordt gevraagd op grote schaal ponden en dollars te vervalsen, teneinde de Britse en Amerikaanse economie te gronde te richten. Nu ja, ‘gevraagd’ is natuurlijk niet het juiste woord in een concentratiekamp.

Drukkerij

~

De film begint in 1936, vlak voor Salomon Sorowitsch (die in werkelijkheid Smolianoff heette) voor zijn illegale activiteiten wordt opgepakt. Hij heeft zijn methode om Engelse ponden na te maken dan nog niet geperfectioneerd. Enkele jaren later wordt hij, samen met gevangenen met andere specialiteiten, gedwongen een drukkerij op te zetten in een afgesloten deel van Sachsenhausen. Ze krijgen allerlei privileges, waardoor ze in veel minder slechte omstandigheden verkeren dan de andere gevangenen. Dat de nazi’s ware opportunisten waren – joden zijn ongedierte, maar als je ze nog ergens voor kunt gebruiken moet je dat vooral niet nalaten – moge duidelijk zijn.

Die Fälscher draait vooral om de morele dilemma’s bij de dwangarbeiders. Sorowitsch (gespeeld door Karl Markovics) is een crimineel die alles doet om zijn hachje te redden, of het nu vóór de oorlog is of tijdens. Bovendien heeft hij zijn beroepseer, hij wil bewijzen dat hij in staat is tot het maken van het perfecte valse pond. Zijn belangrijkste opponent Adolf Burger (August Diehl) daarentegen, de man die later met zijn boek Des Teufels Werkstatt aan de basis van de film zou staan, probeert de operatie aan alle kanten te saboteren. Als de Duitsers immers in hun opzet zouden slagen, dan zou de oorlog langer duren en zou het lot van nog veel meer joden getekend zijn. Zelf overleven of vele mensen redden, dat is de kwestie. De spanningen en de ruzies hierover worden in de film goed uitgespeeld.

Degelijke publieksfilm

~

Die Fälscher is in de eerste plaats een degelijke publieksfilm, maar met een scherp randje: het camerawerk is erg onrustig. Wat in de filmhuizen mede dankzij Dogme inmiddels gemeengoed is geworden, lijkt in een historisch drama aanvankelijk wat uit de toon te vallen. Het blijkt echter een uitstekende manier om de angsten en onzekerheden van de personages weer te geven. Als Sorowitsch weer eens een nieuwe ruimte wordt binnengeleid, kijkt de toeschouwer door diens ogen razendsnel om zich heen om de ruimte in zich op te nemen.

Regisseur Ruzowitsky, die in 1998 bekend werd met het verrassende en rauwe boerendrama Die Siebtelbauern (waarvoor hij in Rotterdam een Tiger Award won), heeft zich gerevancheerd op zijn drie slecht ontvangen en in Nederland niet uitgebrachte latere films. In Duitsland werd Die Fälscher voor zeven Lola’s genomineerd, waarvan bijrolacteur Devid Striesow (als kampcommandant) er één in ontvangst mocht nemen. Hopelijk maakt Ruzowitsky nu ook weer eens zo’n kleine, aparte film à la Die Siebtelbauern.

In dit artikel meer over de dilemma’s van het verfilmen van gruwelijkheden van de Holocaust.

Boeken / Fictie

Het werd zomer

recensie: André Aciman - Noem me bij jouw naam

.

Met een boek als dit komt het beroep van de auteur – literatuurwetenschapper aan de City University in New York – dus niet echt als een verrassing. Aciman is dan ook erg vertrouwd met de literaire wereld. Hij schrijft regelmatig artikelen voor gerenommeerde bladen en publiceerde onder andere al een essaybundel. Toch is Noem me bij jouw naam pas zijn eerste roman, een debuut dat zowel in de Amerikaanse als in de Nederlandstalige pers bijzonder positief werd onthaald.

Jonge God
Noem me bij jouw naam doet verslag van een zomer aan de Italiaanse kust. Elio’s vader nodigt elk jaar een beloftevolle Amerikaanse student uit op hun landgoed – een traditie die Elio, zelf zeventien, niet echt met gejuich onthaalt. Dat verandert echter wanneer Oliver arriveert. Al bij aankomst oefent deze jonge god een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op Elio. Hun romance leidt tot een passionele zomer waar ze beiden de rest van hun leven met weemoed zullen terugdenken.

Zo’n rechtlijnige samenvatting doet echter onrecht aan de complexiteit van Acimans verhaal. Olivers aanwezigheid verwart Elio zodanig, dat hij zich beurtelings aangetrokken en afgestoten voelt door de Amerikaan. Bovendien heeft Elio er geen flauw idee van of de fascinatie wel wederzijds is. Misschien is hij voor Oliver niet meer dan het lastige zoontje van de professor dat regelmatig in de weg loopt? Wie weet heeft Oliver in het dorp iets verder wel een vrouw aan elke vinger. Elio schippert van hoop naar wanhoop en weer terug.

De liefde ontleed
De tegenstrijdige gevoelens van Elio worden door Aciman minutieus beschreven. Dat levert zinnen op als Neem me nou maar en kneed me en keer me binnenstebuiten, tot ik, net als een personage in Ovidius, één word met jouw lust, dat was wat ik wilde. Enerzijds vormen zulke zinnen, met hun pracht aan beelden en trefzekere beschrijvingen, een ongeëvenaard subtiele analyse van allesoverheersende passie. Anderzijds klinken ze zo nu en dan ook overdreven gesofisticeerd. Ook de setting van het boek, de academische cirkels waarin zowat het hele verhaal zich afspeelt, en de hoofdpersonages met hun voorkeur voor klassieke muziek en oude literatuur dragen bij aan dat soms elitaire karakter.

Wie echter niet bang wordt van wat literatuur ‘voor gevorderden’, kan aan Noem me bij jouw naam volop zijn hart ophalen. Zowat het hele palet van de menselijke emoties komt aan bod, en Aciman voelt zich bij elk ervan even goed thuis. Zoals de auteur zelf al in interviews aangaf, staat in elk van de vier delen van de roman één overheersend gevoel centraal: “Het eerste deel van dit boek gaat over een fysieke obsessie, het tweede is psychologisch, het derde intellectueel en het vierde emotioneel” (De Standaard Der Letteren, 17.08.2007). Alle vier zijn ze echter ook doordrongen van de nostalgie, van het gevoel dat de liefde tussen Elio en Oliver ten dode is opgeschreven, of zoals later in het boek, definitief tot het verleden behoort. Verwacht echter een deprimerende roman: in Acimans beschrijvingen overheerst vooral de pracht van de liefde. “It’s better to have loved and lost than never to have loved at all.”

In Noem me bij jouw naam serveert Aciman dus de passie met alles erop en eraan. De hoop, de wanhoop, de extase, de teleurstelling, alle worden ze even genadeloos ontleed. Het resultaat is dan ook geen lichte lectuur, geen eenvoudig verhaaltje met een cliffhanger hier en daar, maar wel een prachtig uitgewerkte liefdesgeschiedenis voor fijnproevers. Een beetje elitair misschien, maar bovenal om volop van te genieten.

Muziek / Concert

Crowded House blijft magisch

recensie: Crowded House in Carré

Geen toeters en bellen. Geen grote videoschermen of andere capriolen. De show van Crowded House in Carré op maandag 15 oktober was even puur als hun muziek. Geen moment was te merken dat de groep rondom de Nieuw-Zeelandse gebroeders Finn en Australische bassist Nick Seymour tien jaar van het toneel was verdwenen. Alleen Tim Finn was de grote afwezige. Hooguit verraadden de nieuwkomers drummer Matt Sherrod en multi-instrumentalist Davey Lane dat er tijd voorbij was gegaan. Sherrod vervangt Paul Hester die in 2005 zelfmoord pleegde. Ondanks de nieuwe gezichten was er, vooral tijdens het eerste gedeelte van de show, een perfecte muzikale balans.

De herkenbare meerstemmige zang klonk als vanouds: strak, warm en perfect op elkaar afgestemde harmonieën. Er werd veel gechangeerd op de bühne. De ene gitaar werd afgewisseld door de andere, met ieder hun eigen geluid toevoegend aan het geheel. Dat gebeurde ook met de toetsen; het ene moment kroop bandleider Neil Finn achter zijn Wurlitzer, het andere moment achter een serie keyboards.

Oud en Nieuw

~

Dit brede geluid is ook grotendeels de kracht van Crowded House. De band lijkt altijd op zoek naar de juiste uitgesponnen en soms melancholische sfeer in hun nummers. Die sfeer was dan ook zeker aanwezig in Carré, hoewel het publiek pas uit de stoelen kwam na de eerste toegift. Aan het begin van de show was elke gitaarlijn, elke basrif en elke drumfill te horen. Halverwege het concert werd het repertoire echter wat ruiger waardoor de versterkers harder de zaal in gonsden en de zang soms wat overstuurde.

De nummers van het meest recente album Time on Earth sloten subtiel aan bij het oude repertoire. Van dit album werden slechts zes nummers gespeeld, waaronder de opener Nobody Wants to, het prachtige A Sigh en Silent House. Ondanks dat het nieuwe repertoire niet wereldschokkend is of enorm verschilt van hun eerdere werk, is nog altijd die magic touch te bespeuren. Neil Finn weet als geen ander hoe hij mooie klassiekers moet schrijven.

Kinderboerderij

Opvallend was tevens de herkenbare humor van de band. De grapjes en verwijzingen naar vervlogen tijden brachten het publiek meerdere malen een glimlach op het gezicht. De kinderboerderijgeluiden die uit de toetsen getoverd werden zorgden voor korte, hilarische taferelen. Tijdens de eerste toegift, waarin alleen de Crowded House-klassiekers werden gespeeld, zette de band het publiek helemaal naar zijn hand. Het kwintet kwam er ook na de eerste toegift niet onderuit nogmaals terug te keren: Carré stampte, joelde en floot. You better be home soon was een mooie symbolische afsluiting. Een gedenkwaardig en intiem concert dat, ondanks het soms wat ongebalanceerde geluid, zeker overtuigde.

Boeken / Fictie

De chic van de zelfkant

recensie: Willy Vlautin - Motelleven

Hoe lang zal het duren voor in een recensie van een road novel de namen Jack Kerouac of Charles Bukowski opduiken? Respectievelijk 16 en 19 woorden in dit geval – titel, ondertitel, auteur en datum niet meegerekend. Schrijver en muzikant Willy Vlautin heeft zich in zijn debuutroman Motelleven duidelijk door deze grootmeesters laten inspireren, maar een slap aftreksel heeft dat bepaald niet opgeleverd. Motelleven is een erg mooi en breekbaar portret van twee zelfverkozen verschoppelingen, verteld in een rauwe, katerige stijl en voorzien van stemmige tekeningen in zwart-wit.

Motelleven vertelt de geschiedenis van de gebroeders Flanagan, eindtwintigers met een abonnement op het ongeluk. Het begin van het einde dient zich al meteen op de eerste pagina aan als oudste broer Jerry Lee, een even getalenteerde als zwartgallige tekenaar, in het holst van de nacht een kind doodrijdt. Jerry Lee tilt het tienjarige joch in de achterbak en rijdt in paniek terug naar het motel waar broer Frank, de verteller in Motelleven, zijn roes uitslaapt. Ze besluiten te vluchten:

Pech, het achtervolgt mensen dagelijks. Dat is een van die onwrikbare waarheden. Hij is altijd in de buurt, hij ligt altijd op de loer. En het ergste, wat me het meest beangstigt, is dat je nooit weet bij wie of waar de pech gaat toeslaan. Maar ik wist toen, die ochtend, toen ik de bevroren armen van die jongen achter in die auto zag, dat de pech mij en mij broer had gevonden. En wij, wij klonken de pech als betonblokken vast aan onze voeten. We deden het allerstomste wat je maar kon doen. We sloegen op de vlucht. We stapten gewoon in zijn krakkemikkige Dodge Fury uit 1974 en vertrokken.

De twee broers rijden richting het besneeuwde noorden van Amerika, maar keren na een aantal omzwervingen toch weer terug naar de plaats des onheils, de gokstad Reno, het morsige broertje van Las Vegas. Daar gaan ze van motel naar motel en proberen zich gedeisd te houden. Natuurlijk lukt dat niet. Jerry Lee wordt verteerd door schuldgevoel en belandt in het ziekenhuis na zich bij wijze van halfslachtige zelfmoordpoging in het been te hebben geschoten.

Frank probeert zijn broer op te monteren met spectaculaire verhalen over nymfomane moordenaressen, buitenaardse wezens en noodlandingen op IJsland. Voor wat afleiding zorgen ook de in Motelleven opgenomen tekeningen die Jerry Lee maakt, snelle maar prachtige schetsen van motels, auto’s en bars. Helaas is in Motelleven alle onbezorgdheid slechts van korte duur. Hoewel, voor een tegengif tegen de somberheid zorgt Annie James, het vroegere vriendinnetje van Frank. De jongste Flanagan weet haar op te sporen in een van god verlaten spookstadje en samen nemen ze de verzorging van de invalide Jerry Lee op zich. De engelachtige Annie James zorgt ervoor dat het in ieder geval voor een van de broers nog enigszins goed afloopt.

Bluesliedje

Motelleven leest als een bluesliedje, het soort treurige ballades waar Vlautin als singer/songwriter van de band Richmond Fontaine patent op heeft. Het fundament van het boek is de ontroerende relatie tussen de twee broers, Frank en Jerry Lee. De hulpeloosheid van Jerry Lee en zijn afhankelijkheid van Frank doen denken aan dat andere tragische verhaal van twee broers, John Steinbecks Of Mice and Men.

Maar behalve een verhaal over broers is Motelleven een verhaal over Amerika. Het Amerika dat Vlautin als decor neemt is een merkwaardig soort Amerika, een schaduw-Amerika dat terugkeert in de schilderijen van Edward Hopper, de boeken van Fante en Bukowski of in films als Easy Rider. Het is het Amerika van de drifter, een land dat meer nog dan in de realiteit vooral bestaat in onze verbeelding, net als het Amerika van dat andere Amerikaanse archetype, de gangster.

Van de harde romantiek van bars, gokhallen, motels en neon, die onmisbare elementen van de Amerikaanse mythologie, is ook Motellevendoortrokken. En het is net alsof hoofdpersonen Frank en Jerry Lee zich door deze romantiek het hoofd op hol hebben laten brengen. Ze wanen zich karakters in een liedje van Willy Nelson of Tom Waits, en karakters in die liedjes springen nou eenmaal op vrachttreinen of lopen maagzweren op door overmatig alcoholgebruik. Voor hun zwervende bestaan is al even weinig noodzaak als voor een bestaan als accountant of begrafenisondernemer. Het is alleen een wat mooiere pose.

Dat Vlautin die tragiek niet wat dieper heeft uitgewerkt, is jammer. Maar dat neemt niet weg dat Motelleven een erg fraai debuut is vol grimmige nostalgie, een boek dat kan wedijveren met het beste van Fante en Bukowski. Gokschulden, wegwerpbaantjes en alcohol: zelden werden ze zo aanlokkelijk beschreven.

Muziek / Album

Thuiskomen met Okkervil River

recensie: Okkervil River - The Stage Names

.

Vanaf de eerste noot van de nieuwe plaat van Okkervil River is de toon gezet. Geen nieuwe aanpak voor de jongens uit Austin, maar gewoon stevig doorgaan op de ingeslagen weg. En dat is niets meer en niets minder dan het maken van hele fijne popsongs met country-invloeden, gezongen met een overslaande stem. Al met al heeft Okkervil River met The Stage Names zijn draai gevonden en is de band er weer in geslaagd een plaat te maken die je gehoord móet hebben.

In 2005 heeft Okkervil River behoorlijk aan de weg getimmerd. Een lange tour met vrijwel iedere dag een optreden. Dat viel zanger en frontman Will Sheff zo zwaar dat hij besloot er een tijdje tussenuit te knijpen. Hij zegde zijn huur op en besloot rond te gaan trekken, maar niet voordat hij voor de lol nog even snel wat nummers had opgenomen. Na zijn reis hoorde hij dat een vriend van een vriend tijdelijk een appartement in New York te huur had. Een nieuwe omgeving voor Will Sheff. Hij schreef er ruim vijftien nummers. Het werd dan ook weer tijd om de studio in te gaan en te toeren. Maar juist tijdens deze tour verloor Sheff zijn stem. Dat leverde hem drie weken zwijgplicht op, voorgeschreven door een ‘stemdokter’ zoals hij het zelf zegt. Toen hij eenmaal weer kon praten en zingen was hij totaal euforisch. “En dat hoor je op de plaat”, zegt Sheff.

~

Daarmee slaat Sheff de spijker op de kop. Het album is vrolijk, luchtig, maar tegelijkertijd ook rustgevend. Het begint bij de openingstrack Our Life Is Not a Movie Or Maybe, een poppy en bijzonder catchy nummer. De uithalen van Sheff voorkomen echter dat het nummer te glad wordt. Een sterke opener. Na een keer luisteren ben je verzekerd van een dag lang Okkervil River in je hoofd. Maar zoals vaak met nummers die je snel oppikt, gaan ze ook snel vervelen. Geen nood, want dat wordt opgevangen door de tweede track, Unless It Kicks. Een nummer met een rock-‘n-roll-achtige gitaarlijn dat meteen weer helemaal ‘Okkervil River’ wordt zodra Sheff begint te zingen. Minder pakkend dan het openingsnummer, maar wel veel swingender. Girl in a Port is de enige uitzondering op de cd; een nummer met een wat triestere inslag

.

Weinig nieuws

The Stage Names is over het algemeen wat opgewekter dan de vorige albums en heeft wat minder country-invloeden, maar verder is alles in de traditie van de vorige Okkervil River-platen. De zanglijnen schieten nog altijd de lucht in en slaan onderweg naar boven een keer of wat over de kop. Uptempo nummers worden afgewisseld door wat tragere ballads waar de slide op de steelgitaar niet ontbreekt. Sheff zingt nog altijd over stenen, zijn synoniem voor gesloten mensen. Iets dat hij zelf niet is, en wat hem meer dan eens liefdesverdriet oplevert. Ook is er de typische manier van de woorden aan elkaar plakken zoals in John Allyn Smith Sails en Plus Ones. Twee van de leukste nummers van de cd overigens. Het uitzonderlijke, eerder genoemde Girl in a Port vormt de gebruikelijke uitzondering die je op iedere plaat van de band aantreft. Vergelijkbaar met Kansas City van de cd Don’t Fall in Love with Everyone You See of A Stone van het album Black Sheep Boy.

Thuiskomen

~

Weinig nieuws onder de zon dus. Is de plaat daardoor slecht? Moet een band per se iets nieuws doen om een goed album te maken? Velen zullen zeggen van wel. Er moet immers vernieuwing zijn, anders gaat het concept vervelen. Anderen zullen zeggen van niet. Hoeveel fans hebben hun voormalige favoriete band niet in de steek gelaten omdat ze afweken van de stijl die ze zo goed vonden? Willen terug naar hoe het was, dat wat vertrouwd was. In het geval van Okkervil River kun je moeilijk bezwaar maken tegen de herkenbare manier van muziek maken. Simpelweg omdat het goed is. Het blijft hangen en is origineel vergeleken met andere bands. Ieder nummer heeft zijn verhaal, waarin de Sheff zichzelf blootgeeft, en dat betrekt je als luisteraar bij de muziek. Er wordt gedicht, verhaalt, maar ook gevloekt. Geswingd, maar ook rustig gehangen. The Stage Names is een plaat die je opnieuw en opnieuw wilt luisteren. Aan het einde van het laatste nummer besluit Sheff met “I want to go home“, maar de luisteraar kwam al thuis met het opzetten van deze nieuwe Okkervil River-plaat.

Theater / Voorstelling

Moderne Othello slachtoffer van multimediaal geweld

recensie: De Wetten van Kepler - Othello

.

~

Het verhaal gaat over de donkere Othello die gaat trouwen met Desdemona. Zijn vriend Jago is echter zo beledigd dat Othello niet hem, maar de rijke Cassio als getuige heeft gevraagd, dat hij zint op wraak. Hij richt zich op Othello’s zwakke plek, namelijk diens liefde voor Desdemona. Hij spint een web van intriges waardoor Othello’s liefde voor de schone en onschuldige Desdemona wreed wordt gecorrumpeerd door jaloezie. “Vanaf nu ben jij kwetsbaar,” zegt Cassio tegen Othello aan het begin van het stuk, maar hij heeft geen idee wat voor gruwelijke waarheid er precies in die woorden schuilt. Al is Jago degene die zijn wraakzuchtige plan in werking zet, de echte vijand huist in Othello’s hart.

Modern jasje

Othello is een goed voorbeeld van hoe Shakespeare wordt afgestoft en in een modern jasje wordt gestoken. Letterlijk, in de vorm van de kostuums, maar ook door het enorme videoscherm op de achtergrond, de moderne liedjes en de scratchende DJ die muzikaal onderstrepen wat er in het verhaal gebeurt. Ook moderne dans speelt een prominente rol in het verhaal doordat emoties vaak onder woorden worden gebracht door middel van beweging. Mede door dans en zang, maar ook door de kleurrijke cocktails die over het podium verspreid staan, ademt Othello een nachtclubachtige sfeer.

Trukendoos

~


De grootste handicap van de voorstelling is echter dat het allemaal teveel is. Het is alsof cast en regie zo graag de jonge MTV-generatie aan willen spreken dat echt alles uit de multimediale trukendoos wordt gehaald. Hierdoor komt de onderliggende thematiek van menselijke zwakheid in het gedrang. Othello lijkt zich steeds met kleine variaties te herhalen. Veel dansen zijn lusjes van dezelfde choreografie en er zijn echt geen drie of vier gedanste liefdesscènes tussen Othello en Desdemona nodig om duidelijk te maken dat het stel veel van elkaar houdt. Sterker nog, het beeld van Desdemona als puur en onschuldig, wordt zo ondermijnd. De zang is soms erg inventief. Het is leuk dat Othello wordt voorgesteld met het lied Fine Brown Frame, en John Lennon’s Jealous Guy is natuurlijk een mooie samenvatting van het thema van de voorstelling. Maar soms lijkt de zang weinig toe te voegen aan de voorstelling. Doordat zoveel verschillende media aan bod komen, raakt het eigenlijke verhaal een beetje ondergesneeuwd. Het is op zich niet erg dat het verhaal wordt versimpeld, of dat de ‘zwarte’ Othello net zo blank is als de rest van de cast, maar wat wel afbreuk doet aan het verhaal, is dat het einde zeer abrupt komt en zonder de resolutie van het origineel. Ook Jago is niet altijd even geloofwaardig. Of dit nu vooral komt door zijn Belgische accent of zijn nonchalante uiterlijk en houding is niet duidelijk, maar zijn humoristische Engelse uitspraken doen wel degelijk afbreuk aan de geloofwaardigheid van de tragische scènes.

Beeldig

Natuurlijk zijn bepaalde aspecten van Othello zeker de moeite waard. Het is bijna onmogelijk om geen respect te hebben voor de spelers die zowel muziek maken als zingen, dansen en acteren en dat allemaal op een relatief hoog niveau. Ook het gebruik van het videoscherm is inventief omdat het bestaat uit allemaal losse strengen. Deze worden soms bruut bewogen om de chaos in het hoofd van Othello weer te geven, wat een treffend beeld vormt. En onder de dikke laag van multimedia, ligt natuurlijk wel het schitterende verhaal over liefde, jaloezie en wantrouwen dat nog net zo actueel is als bijna 400 jaar geleden.

Othello is nog te zien t/m 22 december in diverse theaters in Nederland en Vlaanderen. Kijk op www.wettenvankepler.nl

Theater / Voorstelling

‘Het was te veel’

recensie: Rosas & Ictus Ensemble - Steve Reich Evening

Steve Reich Evening is een hommage aan de componist Steve Reich. Zijn minimalistische muziek begeleidt al jaren de choreografieën Anne Teresa De Keersmaeker. Deze choreografe, die al sinds het begin van de jaren ’80 actief is, heeft naam gemaakt door haar vooruitstrevende manier van werken. Ze benadrukt het lijnenspel tussen de dansers op een goed doordachte en systematische manier.

Nog nadenkend over de voorstelling loop ik de Stadsschouwburg uit. Niet helemaal overtuigd van wat ik gezien heb, vraag ik mijzelf af of ik de enige ben die zich niet helemaal kon vinden in Steve Reich Evening. Op dat moment hoor ik een dame achter mij zeggen: “De voorstelling was mooi, maar het was te veel”. Deze woorden vielen voor mij precies op zijn plek. De voorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker was te veel.

Oneindige herhaling

~

Steve Reich Evening begint met een scène waarin twee microfoons, hangend aan lange koorden, boven twee versterkers heen en weer bewegen. Een oorverdovend geluid ten gevolge. Het geluid is zo erg dat na een paar minuten het publiek, een beetje beschaamd om zich heen kijkend, voorzichtig hun oren probeert te bedekken. Na ongeveer tien minuten komen twee mannen de microfoons opruimen en een zucht van verlichting gaat door de zaal. Twee andere mannen komen het toneel op en beginnen een groot klokkenspel te bespelen. Mooi, in eerste instantie, maar na een aantal minuten hetzelfde deuntje te hebben gehoord, slaat de verveling toe en wacht het publiek met smart op de befaamde kwaliteiten van de dansers en danseressen van het gezelschap. Dit blijft vooralsnog uit. Inmiddels is de voorstelling een half uur bezig en het klokkenspel wordt opgeborgen. Twee pianisten en twee meisjes in een wit jurkje verschijnen. De pianisten beginnen te spelen, de meisjes te dansen. Steeds dezelfde tonen en steeds dezelfde bewegingen. De choreografie is vernieuwend door de vele herhaling. Het idee is simpel, maar het spel met de cirkels en lijnen, uitstekend uitgevoerd door de twee danseressen, verrassend. Desondanks blijft  het onrustige gevoel, overgebleven uit de voorgaande scènes, en begint het gauw te vervelen. De dans duurt lang, te lang.

Slordig

~

Naast de hoge herhalingsfactor van de choreografie en muziek, lukt het tijdens de voorstelling niet om het doek op tijd naar beneden te krijgen. Zodra er van scène gewisseld moet worden, komen medewerkers het podium op om zo onopvallend mogelijk de attributen van het toneel te halen en de benodigdheden voor de nieuwe scène te plaatsen. Na elke scène gaat het doek echter te laat omlaag, zodat de medewerkers vol in het licht staan. Het doek gaat naar beneden als de mannen bijna klaar zijn, waardoor het doek eigenlijk direct weer omhoog kan. Daarnaast was er geen aandacht besteed aan de zijkanten van het toneel. Deze waren open gelaten, waardoor het publiek de gehele voorstelling de dansers met elkaar kon zien praten en de aandacht van het toneel werd afgeleid door attributen die nog half in het zicht stonden.

Four Organs

~

Pas in de laatste scène maakt Anne Teresa De Keersmaeker haar goede naam als choreografe waar. De scène, Four Organs, uitgevoerd door de mannen van het dansgezelschap is energiek, creatief en vol enthousiasme. Door middel van een wiskundig uitgedacht lijnenspel, creëert De Keersmaeker een choreografie waarbij ogen te kort komen. De mannen krioelen over het toneel, maar dit gaat geordend en het systeem achter de dans is merkbaar. De dansers zijn zeer bekwaam en voeren de choreografie tot in de details perfect uit.

Dit krachtige einde doet de herinnering aan de eerdere scènes wegebben. De vooruitstrevende choreografie van De Keersmaeker komt in de laatste scène uitstekend uit de verf. In eerdere scènes wordt het echter te veel. De oneindige herhalingen roepen verveling bij het publiek op. Gecombineerd met de slordigheden op het toneel, komt de hommage aan Steve Reich niet tot de prestigieuze hoogten die De Keersmaeker in eerdere werken wel wist te bereiken.

Steve Reich Evening is nog tot 26 juni 2008 in heel Europa te bezoeken. Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Nog altijd relevant

recensie: The Graduate

.

Een huisvriend van de Braddocks weet wel waar Benjamins toekomst ligt: “One word: plastics!” Maar Benjamin Braddock (Dustin Hoffman), in Mike Nichols’ The Graduate (1967) net afgestudeerd, wil niet doorleren, of werken. Zijn tijd aan de universiteit heeft hem niet klaargestoomd voor de maatschappij; het heeft hem kritisch gemaakt en lusteloos. Misschien dat zijn ouders geloven in een toekomst van bakeliet en polymeer – zoals ze lijken te geloven in lieve vrede en buitenechtelijke relaties. Maar als zoveel babyboomers betwijfelt Benjamin of geld zoveel waard is, en of liefde huichelarij is.

~

Ja, nee, het gaat echt over de babyboomers, maar het speelt allemaal veertig jaar geleden. Het is een oude film, The Graduate, veertig jaar oud, en ter ere van dat jubileum is deze special edition uitgebracht. Maar Mike Nichols’ tweede film (na Who’s Afraid of Virgina Woolf uit 1966) is geenszins gedateerd, afgezien misschien van het opzichtige in- en uitzoomen hier en daar en de soundtrack van Simon & Garfunkel die om een of andere reden maar niet wil aansluiten bij de beelden. Maar afgezien daarvan had The Graduate net zo goed gisteren kunnen uitkomen. Dan hadden we geen documentaire over ’25 jaar The Graduate‘ gehad, maar die had sowieso achterwege mogen blijven. De extra Ontmoeting met een auteur: Charles Webb, de schrijver van de roman waarop de film is gebaseerd, is nog wel aardig maar heel veel leren we daar niet van. Waarom geen commentaartrack als bij de speciale uitgave van Nichols eergenoemde Who’s Afraid…? Gelukkig maakt de film een hoop goed.

Summer of love

Eind jaren zestig was de wereld er niet merkbaar op vooruit gegaan, vergeleken met het einde van de Tweede Wereldoorlog. De babyboomers zouden de boel aanpakken, ze wilden de wereld veranderen. En de jongeren waren niet alleen. De zwarten eisten gelijke rechten. Vrouwen – tussen ’40 en ’45 de drijvende kracht achter de economie, maar nu weer achter het fornuis – wilden weer aan het werk. En over al deze maatschappelijke ontevredenheid wierp de Sovjetunie een dreigende, paddenstoelvormige schaduw.

Tegen die achtergrond wordt tijdens tuinfeestjes Benjamins carrière gepland als vertegenwoordiger in plastic van postkamer tot pensioen, door collega’s van zijn vader. Hij wordt verleid door de getrouwde mevrouw Robinson (Anne Bancroft). Vers bloed!, denken de brave burgers en sleuren hem gulzig het grotemensenleven in.

Alles voor het meisje

Pas als Benjamin verliefd wordt op Elaine, de dochter van mevrouw Robinson, is er stront aan de knikker. Elaine (Katharine Ross) is puur, onschuldig, en dient te trouwen met een blonde tandarts-in-opleiding. De eerste helft van de film is een kabbelende karakterstudie, maar als na enkele mooie momenten tussen Elaine en Benjamin uitkomt dat hij een affaire had met haar moeder, vertrekt Elaine en prikt ze een datum met die tandarts. Daarmee heeft Mike Nichols opeens een deadline, en vanaf daar racet de film naar de weinig geruststellende en wereldberoemde climax.

Je hoort tegenwoordig veel over de zogeheten quarter life crisis. Jongeren zouden na hun studie niet weten wat ze willen met hun leven: werken en scheiden, is dat nu alles? Kijk The Graduate, lezer, relevanter dan ooit! Jij hebt geen quarter life crisis, zoals je ouders je proberen wijs te maken met de medische encyclopedie in de hand. Laat je niet pacificeren! Herken in je ouders’ bezwerende toon de psychiaters en sociologen waar Michel Foucault voor waarschuwt; de standaardiserende kracht van het kapitaal die Herbert Marcuse kritiseert; het hypocriete fatsoen waartegen de Provo’s in opstand komen. “Je bent ontevreden, je weet niet waar je wilt werken en of het allemaal de moeite waard is. Maar kijk naar ons! Wij zijn ook idealistisch begonnen, maar nu hebben we een goede baan, consumeren bewust en zijn gelukkig gescheiden in buitenwijken.” Accepteer die lulkoek van je babyboom-ouders niet. Breek los uit de vicieuze cirkel! Kies voor de liefde en de waarheid! Kijk The Graduate!

Muziek / Album

Het genre nog een keer opgerekt

recensie: SDNMT - The Goal Is To Make The Animals Happy

Een nieuwe postrockplaat is net zoiets als interessante wendingen de revu te laten passeren in een boek waarin de plot al is prijsgegeven. Wat voegt zij toe? De rek is toch wel eens uit deze muzikale stroom? Althans, dat zou je denken. Gelukkig zijn daar die dekselse jongens van SDNMT uit Berlijn, die zich niet zo makkelijk bij die veronderstelling neerleggen. Hun The Goal Is To Make The Animals Happy is het meest recente bewijs daarvan.

~

Misschien doet SDNMT niet meteen een belletje rinkelen, maar het is de nieuwe naam voor de band Seidenmatt, die mij in 2005 aangenaam wist te verrassen. Hun toen uitgekomen en uiterst schone debuut If You Use This Software Often – Buy It was een album vol inventieve postrock dat met gitaar en elektronica was ingekleurd en dat schommelde tussen de voorbeelden Mogwai, Explosions in the Sky en Redneck Manifesto. Maar Seidenmatt was zich bewust van de vele valkuilen van en rondom de postrock. De voorbeelden kregen niet de overhand, Seidenmatt voegde eerder iets toe aan het genre.

Ingetogen met knisperelektronica

~

Nu, twee jaar verder, is de band terug en opnieuw verschijnen ze bij het sympathieke Sinnbuslabel. The Goal Is To Make The Animals Happy heet de verzameling van tien uiterst uiteenwaaierende nummers, die barsten van de dynamiek en melodie. Maar alle nummers hebben een overeenkomst in complexiteit, elektronica en de licht afgestelde gitaren. Herkenbaar is het zeker, maar vergeleken met het debuut is SDNMT meer ingetogen en wordt er meer met samples en knisperelektronica gewerkt. Dat maakt de muziek van SDNMT spannend en door de toevoeging van enkele zanglijnen, geeft het de sound net weer een ander gezicht.

Nog lang niet dood

En laten we wel wezen, een beetje spanning en verandering kan de postrock tegenwoordig wel gebruiken. Want het meeste is al gezegd en gedaan. SDNMT lukt het om zo nu en dan van de platgetreden paden af te gaan en enkele andere voorbeelden te verwerken in hun muziek. Het resultaat daarvan is wonderschoon. Luister maar eens naar het To Rococo Rot-achtige begin en eind in Sho-Ryu-Sdnmt. Ook wat meer gangbare speelwijzen van de band klinken fantastisch en hier en daar bescheiden explosief. Basses Basses is een goed voorbeeld hiervan, net als Time Is On My Zeit. Dan toont de band dat ze vooruit zijn gegaan en dat het genre nog lang niet dood is.

Muziek / Concert

Meer dan echo’s

recensie: Symphonic Echoes of Pink Floyd door het Noord Nederlands Orkest o.l.v. Dirk Brossé

Het Noord Nederland Orkest staat bekend om zijn muzikale crossover-experimenten. Dit jaar is de Belgische dirigent en componist Dirk Brossé aangetrokken om werken van de symfonische rockgigant Pink Floyd te bewerken voor orkest. Maar hoewel de muziek van Pink Floyd prima geschikt is voor een diepgravend muzikaal onderzoek, suggereren de setlist en de keuze van gastmuzikanten meer commerciële dan artistieke ambities.

In 2006 heeft Pink Floyd aangegeven dat de band geen nieuw materiaal meer zal uitbrengen.
Dat heeft geleid tot een hernieuwde aandacht voor de band. In tegenstelling tot de vele Pink Floyd-coverbands die momenteel rondwaren, gaat het NNO met Symphonic Echoes of Pink Floyd een stap verder en heeft het materiaal laten bewerken voor een volledig symfonieorkest. En dat is geen gekke keuze. De muziek van Pink Floyd is rijk, gelaagd en heeft vaak een dramatische lading die erom vraagt symfonisch uitgewerkt te worden.

Gemiste kans

~

Het NNO heeft ervoor gekozen vooral de grootste hits te vertolken en laat daarmee een paar grote kansen liggen. Het repertoire is een veilige, commercieel aantrekkelijke samenvatting van de bekendste werken van Pink Floyd, met bewerkingen die de originele stukken zoveel mogelijk intact laten. Niet dat de gekozen hits ongeschikt zijn voor zo’n bewerking, maar experimentele Pink Floyd-songs zoals Atom Heart Mother verdienen het eigenlijk meer om door een uitstekend orkest als het NNO emotioneel en muzikaal te worden uitgediept.

De meeste stukken komen van Pink Floyd’s bekendste albums: The Dark Side of the Moon en The Wall. Twee conceptalbums waarvan de verhalende nummers bijna onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Ook daar zijn vreemde keuzes gemaakt. De verschillende stukken van deze albums worden los van elkaar, in bijna willekeurige volgorde, gespeeld. Waar het twee minuten durende Eclips op de cd vooral tot zijn recht komt als climax waar twintig minuten lang naar is toe is gewerkt, komt het hier toch uit de lucht én rauw op je dak vallen. En omgekeerd is een – overigens prachtig vertolkt – gevoelig stuk als Vera van The Wall, geamputeerd zonder de trompetterende marsmuziek van Bring The Boys Back Home om het af te ronden.

Onbalans

Het NNO heeft een moeizame start met rommelig spel en een ongepaste solo die geen recht doet aan de bijna esoterische sfeer van openingsnummer Echoes. Joost Vergoossen heeft de zware taak het unieke geluid van Pink Floyd gitarist David Gilmour te vertolken. Bij de integraal gehandhaafde solo’s van Gilmour weet Vergoossen te overtuigen, maar het gaat mis bij de vrije solo’s, zoals in het onnavolgbaar tere Echoes. Daar blijkt dat het technisch goede, maar muzikaal volkomen ongepaste spel van Vergoossens de herinnering aan de unieke trage solo’s van Gilmour niet kan vervangen.

Voor de zangpartijen is een verassend trio aangetrokken: Bert Heerink (ondere andere ex-Vandenberg), Erik Mesie (onder andere ex-Toontje Lager) en Antonie Kamerling (ex-soapie, musicalster en BN’er). De gastzangers zijn door Dirigent Brossé niet altijd even goed bij de les te houden. Niet altijd even goed getimed, niet altijd zuiver, maar wel manmoedig en enthousiast. En vooral in samenzang blijken de drie stemmen goed bij elkaar te passen, met mooie resultaten als See Emily Play en The Trial.

Geheel in de Pink Floyd-traditie is er ook veel aandacht besteed aan visueel spektakel, passend bij de muzikale keuzes. Want ook de lichtshow is een Pink-Floyd-tribute, verwijzend naar de lichtshows van laatste tournees van de band zelf. Niet origineel, maar wel effectief – en mooi.

Geslaagd

Bij de samenstelling van het programma is duidelijk meer gezocht naar de commercieel aantrekkelijke kant van Pink Floyd. En dat is eigenlijk jammer, want de mensen die dit cross-overexperiment aandurven, hadden vast ook wel een gewaagder programma aangedurfd.

Maar ondanks dat er op de uitvoering en de repertoirekeuze het nodige valt aan te merken, is het eindresultaat toch de moeite waard. Want door het enthousiasme van de muzikanten van het NNO en de gastmuzikanten wordt ondanks alle oneffenheden een aanstekelijke en onderhoudende show neergezet. Op de momenten dat het met de timing goed zit en orkest en gastmuzikanten een geheel vormen, zoals bijvoorbeeld bij Hey You, zelfs indrukwekkend mooi.