Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Noord-Amerika gevat in minimalisme

recensie: Tiny Vipers – Hands Across The Void

Minimalisme werkt, denken ze bij Sub Pop. En een van hun nieuwste kindjes, Tiny Vipers, profiteert daar van. Breed werd het debuut, Hands across the Void uitgemeten in de media, maar niemand wist wat ze nu precies met de eigenzinnige muziek aanmoesten. De een vond het saai, de ander geniaal, weer een ander vond dat ze gitaar moest leren spelen. Haar nummers zijn langgerekt en wisselen weinig af, maar duren soms wel tien minuten. Geen makkelijke cd dus, maar toch een album waar je in de morgen mee wakker wordt met de behoefte de plaat toch nog eens op te zetten.

~

Jesy Fortino is de dame die schuilgaat achter de naam Tiny Vipers; in haar eentje weet ze de cd te vullen met alleen haar stem, haar gitaar en een enkele verdwaalde synth. Groot geworden in de Amerikaanse coffeeshops – al is de vraag hoe ze ooit boven het geroezemoes van een café uit kon komen – en geïnspireerd door het landschap van noordwest-Amerika. En dat hoor je terug in de muziek. Met haar nummers tekent ze als het ware de rustige, rimpelloze meren waarin de bergen weerspiegeld worden zoals ook op de voorkant van de hoes is afgebeeld. Ondanks de wat aparte stijl is de plaat goed ontvangen in de Verenigde Staten. Al moet daarbij wel worden vermeld dat Sub Pop, haar label, de pr op slinkse wijze aanpakt. Als debuterende zangeres stond ze al in voorprogramma’s van Minus The Bear, Great Lake Swimmers en José Gonzalez. In Nederland toert ze, als het goed is, in november met Buffalo Tom.

Sound

Haar nummers zijn opgebouwd uit langzame, spaarzame gitaarrifs die weliswaar niet heel pakkend zijn, maar toch blijven hangen. Waarschijnlijk is dat te danken aan de eindeloze herhaling in haar tracks. Door het minimalistische gitaarwerk en die vele herhalingen, hebben kleine veranderingen een grote impact. Voorbeeld is de overgang van majeur naar mineur in The Downward, een werkelijk schitterend effect door een minimale aanpassing.

Ook speelt ze met maten wat de nummers wat extra’s meegeeft. Niet alleen de geijkte vierkwarts komt langs, want soms plakt Jesy er ineens een extra tel aan vast; meestal als je die niet verwacht. Toch went het snel en na een paar keer klinkt die extra tel zelfs heel natuurlijk in haar composities. Gelukkig slaat ze ook hier niet in door. Het blijft bij een enkele keer en ze speelt duidelijk geen ‘rare maten’ om rare maten te spelen. Zo weet ze een redelijk originele sound neer te zetten.

Newsom

Maar er is ook herkenning op het debuutalbum van Fortino. Haar fragiele stemgeluid heeft soms het rauwe en scherpe dat ook Joanna Newsom kenmerkte op haar debuutalbum The Milk-Eyed Mender. Newsom trok dat stemmetje door tot in het extreme, wat sommige luisteraars als absoluut afstotelijk beschouwden. Fortino pakt het subtieler aan, iets wat Newsom uiteindelijk zelf ook is gaan doen. Voor haar nieuwe plaat heeft Newsom zangles genomen, waardoor de gelijkenis met de vocalen van Tiny Vipers alleen maar groter wordt. Ook is er wat Turin Breaks terug te horen op Hands across the Void, maar dan in de enkele vollere stukken van de plaat, waar beiden op dezelfde manier een geluidslandschap creëren.

Album art

Voor de hoes zijn foto’s gemaakt in de gebieden die ze bezingt. Het resultaat is schitterend. Daarvoor loop je nog eens naar de platenzaak om een cd te kopen in plaats van die te downloaden. Alle foto’s zijn in het donker gemaakt: een lamp op een boomtak in de rook van een kampvuur; een bergmeer; Jesy zelf, struikelend over een boomstam of dwalend door het bos. Allemaal plaatjes die de sfeer uitademen die het album zelf ook uitademt: de landelijke rust die in alle zeven tracks te vinden is – vanaf Campfire Resemblance tot aan The Downward. De topper van de cd is Forrest On Fire. Een nummer dat zorgvuldig is opgebouwd naar een donkere soundscape in het midden van de track, waarin de minimale gitaarloop dreigt te verdrinken als een dun twijgje in een vlammenzee. Iets wat uiteindelijk ook gebeurt maar heel subtiel wordt opgevangen door Jesy’s We’ll find a way van het volgende nummer op de plaat.

Al met al is dit een album waarover is nagedacht en die het luisteren verdient. In het begin wat moeilijk, maar zeker de moeite waard.

Muziek / Album

Noord-Amerika gevat in minimalisme

recensie: Tiny Vipers – Hands Across The Void

Minimalisme werkt, denken ze bij Sub Pop. En een van hun nieuwste kindjes, Tiny Vipers, profiteert daar van. Breed werd het debuut, Hands across the Void uitgemeten in de media, maar niemand wist wat ze nu precies met de eigenzinnige muziek aanmoesten. De een vond het saai, de ander geniaal, weer een ander vond dat ze gitaar moest leren spelen. Haar nummers zijn langgerekt en wisselen weinig af, maar duren soms wel tien minuten. Geen makkelijke cd dus, maar toch een album waar je in de morgen mee wakker wordt met de behoefte de plaat toch nog eens op te zetten.

~

Jesy Fortino is de dame die schuilgaat achter de naam Tiny Vipers; in haar eentje weet ze de cd te vullen met alleen haar stem, haar gitaar en een enkele verdwaalde synth. Groot geworden in de Amerikaanse coffeeshops – al is de vraag hoe ze ooit boven het geroezemoes van een café uit kon komen – en geïnspireerd door het landschap van noordwest-Amerika. En dat hoor je terug in de muziek. Met haar nummers tekent ze als het ware de rustige, rimpelloze meren waarin de bergen weerspiegeld worden zoals ook op de voorkant van de hoes is afgebeeld. Ondanks de wat aparte stijl is de plaat goed ontvangen in de Verenigde Staten. Al moet daarbij wel worden vermeld dat Sub Pop, haar label, de pr op slinkse wijze aanpakt. Als debuterende zangeres stond ze al in voorprogramma’s van Minus The Bear, Great Lake Swimmers en José Gonzalez. In Nederland toert ze, als het goed is, in november met Buffalo Tom.

Sound

Haar nummers zijn opgebouwd uit langzame, spaarzame gitaarrifs die weliswaar niet heel pakkend zijn, maar toch blijven hangen. Waarschijnlijk is dat te danken aan de eindeloze herhaling in haar tracks. Door het minimalistische gitaarwerk en die vele herhalingen, hebben kleine veranderingen een grote impact. Voorbeeld is de overgang van majeur naar mineur in The Downward, een werkelijk schitterend effect door een minimale aanpassing.

Ook speelt ze met maten wat de nummers wat extra’s meegeeft. Niet alleen de geijkte vierkwarts komt langs, want soms plakt Jesy er ineens een extra tel aan vast; meestal als je die niet verwacht. Toch went het snel en na een paar keer klinkt die extra tel zelfs heel natuurlijk in haar composities. Gelukkig slaat ze ook hier niet in door. Het blijft bij een enkele keer en ze speelt duidelijk geen ‘rare maten’ om rare maten te spelen. Zo weet ze een redelijk originele sound neer te zetten.

Newsom

Maar er is ook herkenning op het debuutalbum van Fortino. Haar fragiele stemgeluid heeft soms het rauwe en scherpe dat ook Joanna Newsom kenmerkte op haar debuutalbum The Milk-Eyed Mender. Newsom trok dat stemmetje door tot in het extreme, wat sommige luisteraars als absoluut afstotelijk beschouwden. Fortino pakt het subtieler aan, iets wat Newsom uiteindelijk zelf ook is gaan doen. Voor haar nieuwe plaat heeft Newsom zangles genomen, waardoor de gelijkenis met de vocalen van Tiny Vipers alleen maar groter wordt. Ook is er wat Turin Breaks terug te horen op Hands across the Void, maar dan in de enkele vollere stukken van de plaat, waar beiden op dezelfde manier een geluidslandschap creëren.

Album art

Voor de hoes zijn foto’s gemaakt in de gebieden die ze bezingt. Het resultaat is schitterend. Daarvoor loop je nog eens naar de platenzaak om een cd te kopen in plaats van die te downloaden. Alle foto’s zijn in het donker gemaakt: een lamp op een boomtak in de rook van een kampvuur; een bergmeer; Jesy zelf, struikelend over een boomstam of dwalend door het bos. Allemaal plaatjes die de sfeer uitademen die het album zelf ook uitademt: de landelijke rust die in alle zeven tracks te vinden is – vanaf Campfire Resemblance tot aan The Downward. De topper van de cd is Forrest On Fire. Een nummer dat zorgvuldig is opgebouwd naar een donkere soundscape in het midden van de track, waarin de minimale gitaarloop dreigt te verdrinken als een dun twijgje in een vlammenzee. Iets wat uiteindelijk ook gebeurt maar heel subtiel wordt opgevangen door Jesy’s We’ll find a way van het volgende nummer op de plaat.

Al met al is dit een album waarover is nagedacht en die het luisteren verdient. In het begin wat moeilijk, maar zeker de moeite waard.

Film / Films

Het verhaal achter de moord

recensie: The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford

.

Een van de eerste Amerikaanse supersterren was de bandiet Jesse James. James en zijn bende pleegden tientallen overvallen op banken en vooral treinen. Dankzij zijn vriendschap met een journalist werden die daden breed uitgelicht in de krant. Geen idool zonder fans, en daarvan was Robert Ford misschien wel de grootste. Uiteindelijk leidde diens obsessie tot de daad die perfect omschreven wordt in de titel.

~

Bij het genre ‘western’ wordt gedacht aan spectaculaire overvallen, pistoolgeschiet, duels en vooral veel actie. Hoewel The Assassination of Jesse James zich in dezelfde tijdsperiode afspeelt, is het label western absoluut misplaatst. Het is vooral een dubbelportret, van zowel de man achter de legende als van de jongen die van bewonderaar verandert in moordenaar. Het is het verhaal van hoe bewondering om kan slaan in een gevaarlijke obsessie.

Persoonlijkheid

Bij een film die zich zo focust op twee belangrijke personages, valt of staat alles bij de casting. Brad Pitt speelt Jesse James, en doet dat uitstekend. Hij zet James niet neer als onbehoorlijke pistoolheld, maar zet een volwassen man neer die elke dag moet leven met wat hij voor man is geworden. James is zo paranoïde als de pest, maar aan de andere kant is hij een liefhebbende echtgenoot en lieve vader. Pitt is op het doek nu even geen eigentijds idool, hij ís Jesse James.

En toch is hij niet de ster van de film. Casey Affleck steelt als Robert Ford de show. Hoewel hij in de titel als lafaard wordt bestempeld, is het eigenlijk onmogelijk om geen sympathie te voelen voor deze jongen. Ford is zenuwachtig, schuw, een liefhebbende fan maar ook een nare stalker, en vooral een onzekere jongeman. Hulde voor Affleck dat hij deze redelijk onbekende Ford een gezicht, en nog belangrijker, een persoonlijkheid heeft gegeven. Het is prachtig om te zien hoe hij transformeert en uiteindelijk komt tot de onontkoombare daad, een daad die James zelfs voelde aankomen.

~

Regisseur Andrew Dominik baseerde zijn pas tweede film (na Chopper uit 2000) op het gelijknamige boek uit 1983 van Ron Hansen. Dominik herschreef het verhaal zelf tot scenario. Hij neemt zijn tijd om alles te vertellen en om verschillende bijpersonages te introduceren: vrijwel allemaal mannen die eens samenwerkten met Jesse James. Dat schept meer inzicht in de belevingswerelden van James en Ford. Daarnaast is er meer dan genoeg ruimte voor weidse landschappen en andere mooie beelden.

Net te lang

De tijd is wel het grootste struikelblok van de film. Bijzondere personages en mooie beelden ten spijt, bijna drie uur is eigenlijk een te lange zit voor deze film. Gezien de titel weet je wat er komen gaat, maar het moment tot de daadwerkelijke moord laat net te lang op zich wachten. Ook de bijna té kalme voice-over gaat op den duur op je zenuwen werken. De twee acteerkanonnen maken gelukkig dat de tijd sneller voorbij gaat. Het is te hopen dat Affleck met deze film nu eens doorbreekt als volwaardig acteur en niet meer in de schaduw hoeft te staan van broer Ben. Casey is overduidelijk de betere acteur van de twee.

Film / Films

Een kansloze missie

recensie: Hannibal Rising

.

Hannibal Lecter: wie kent hem niet? Deze door Thomas Harris gecreëerde psychopaat is door Anthony Hopkins meesterlijk vertolkt in The Silence of the Lambs en de twee vervolgen daarop: Hannibal en Red Dragon. Ook Brian Cox zette in Manhunter een uitmuntende, en volgens veel Lecter-fans realistischere, Hannibal neer. Velen zullen zich sindsdien afvragen hoe dit personage tot zo’n gruwelijke moordenaar is verworden. In Hannibal Rising krijgen we hierop een antwoord.

Maar zitten we daar wel op te wachten? Willen we wel weten hoe deze mysterieuze kannibaal ineen steekt? Of is juist deze ontbrekende informatie een belangrijk onderdeel van zijn mystiek? De antwoorden; nee, nee en ja. We willen het eigenlijk niet weten. En het zien van deze film bevestigt dat vermoeden alleen maar.

Hoe goed Gaspard Ulliel zijn best ook doet om een waardige jonge Lecter neer te zetten, hij is bij voorbaat kansloos. Om diens stijl zo goed mogelijk over te kunnen nemen in de gedragingen van zijn versie, heeft Ulliel erg goed gekeken naar de vertolking van Hopkins. Hoe goed hij dat echter ook doet, de impact van Hopkins’ spel op het karakter van Hannibal Lecter is te groot. Zo’n mijlpaal kun je niet evenaren in een sequel. Dat zet je meestal alleen neer bij een eerste deel van een filmserie.

Mystiek

~

Het feit dat de makers met zo’n erfenis aan de film beginnen maakt het al moeilijk om aan alle verwachtingen te voldoen. Maar omdat ze het onverklaarde willen verklaren, maken ze het zichzelf nog moeilijker. Sommige zaken zijn gewoon interessanter als ze niet opgehelderd worden. Dat voegt toe aan de spanning, en zo is het met de persoonlijke achtergronden van Hannibal Lecter ook. Die wil je stiekem gewoon niet weten. Dat is net zoiets als aan een kind vertellen dat Sinterklaas niet bestaat. Het mystieke is uit het verhaal en het feestje zal nooit meer hetzelfde zijn.

Maar het is geen slechte film. Het verhaal van de opgroeiende Hannibal met zijn jeugdtrauma’s zit redelijk goed in elkaar en het geheel is prachtig verfilmd. Er is duidelijk aandacht en geld besteed aan de productie. Cameravoering, locaties, props, kostuums: het ziet er allemaal degelijk uit. Het probleem is echter de nalatenschap van de oude Lecter, die is gewoon te groot. De jeugdige Hannibal kan deze last gewoonweg niet dragen. Voor de echte Hannibal fans zal het wel te laat zijn (zij hebben deze film waarschijnlijk al lang aangeschaft), maar voor al die anderen: alleen kijken als je behoefte hebt aan een chronologie van het karakter. En daarna snel The Silence of the Lambs gaan kopen voor het echte werk.

Extra?

~

Naast de problemen die er zijn met de film, is er ook met de steelcase dubbeldisc-versie van Hannibal Rising wel het een en ander mis. De inhoud van deze twee schijfjes laat gewoon te wensen over. Op de eerste disc staat de bioscoopversie van de film. Op disc twee krijgen we vervolgens de unrated versie met verder nog wat extra’s. Die tweede disc had wel achterwege kunnen blijven, het verschil met de bioscoopversie is namelijk miniem. Het commentaar van filmregisseur Peter Webber en producer Martha De Laurentiis had in dat geval naar de eerste disc verschoven mogen worden. De overige toevoegingen zou je zo eigenlijk nauwelijks willen noemen. De deleted scenes voegen weinig toe, aangezien een aantal daarvan al te zien waren in de unrated versie. En de behind the scenes beelden weten vanwege het statische karakter niet te boeien. Het standaard televisie-promofilmpje van de film sluit het materiaal op deze twee discs af.

Muziek / Album

Analoge warmte

recensie: John Vanderslice - Emerald City

.

John Vanderslice is niet een van de meest bekende singer-songwriters, maar dat maakt het album Emerald City er niet minder genietbaar om. Het geluid op zijn zesde album is wederom zorgvuldig gekozen. Emerald City werd geproduceerd in zijn eigen Tiny Telephone studio in Californië. Dit heeft weer geresulteerd in een warm, consistent en prettig album.

Dat deze zanger met Nederlandse roots niet vies is van politiek engagement in zijn muziek liet hij op zijn vorige albums al merken. Op Pixel Revolt, zijn vorige album, waren de gebeurtenissen van 11 september een inspiratiebron. De titel Emerald City komt van de Amerikaanse enclave rondom Saddam Husseins voormalige paleis. Het grootste gedeelte van het album heeft Vanderslice geschreven tijdens de periode dat hij verwikkeld was in juridische procedures, nadat zijn Franse vriendin een visumaanvraag was geweigerd door de immigratiedienst van de Verenigde Staten. De teksten zijn ook op Emerald City weer zeker de moeite waard. Mensen die op zoek zijn naar enkel vrolijkheid en oppervlakkigheid komen bedrogen uit, althoewel de plaat nu ook weer niet deprimerend is te noemen. Vanderslice bewijst zowel tekstueel sterk te zijn als muzikaal te kunnen overtuigen.

Analoog

~


John Vanderslice werd als klein kind gedwongen om pianoles te nemen. Op iets latere leeftijd begon hij gitaar te spelen. Als tiener versleet hij diverse bands voordat hij zijn plek vond bij MK Ultra. Na drie albums met deze band bracht hij in 2000 zijn eerste soloalbum uit. Als kind luisterde hij naar bands als Led Zeppelin, Creedence Clearwater Revival en The Kinks. Op het tekstueel gebied liet Vanderslice zich beïnvloeden door onder meer David Bowie, Bob Dylan, The Beatles en Genesis. Vrijwel allen namen uit een ver verleden. Wellicht hierdoor zweert Vanderslice bij warm analoog geluid in tegenstelling tot het vandaag de dag meer gangbare, gelikte digitale geluid.

Emerald City is vooral een consistent album. Toch zijn er een aantal nummers die boven de rest uitsteken. Kookaburra, White Dove en Central Booking zijn hier voorbeelden van. Daarnaast valt alleen Time to Go wat tegen, zonder overigens echt vervelend te worden. Fans van Vanderslice zullen niet teleurgesteld worden met dit album waarop de benodigde ingrediënten allemaal aanwezig zijn: goede teksten, een warme en intieme sound en kwalitatief goede nummers. Vanderslice levert met Emerald City een prettig album met indie folkrock en een vleugje pop. Het valt te bezien of Vanderslice ooit naar een groter publiek zal doorbreken, maar door albums als Emerald City zal zijn muziek haar weg naar de echte liefhebber zeker weten te vinden.

John Vanderslice speelt in november in België en Nederland:

14 november: Botanique, Brussel
15 november: Vooruit Café, Gent
17 november: Tivoli, Utrecht
18 november: Rotown, Rotterdam

 

 

 

Boeken / Non-fictie

De ware godsdienst

recensie: Paul Moyaert - Iconen en beeldverering: godsdienst als symbolische praktijk

.

Al in de inleiding windt Moyaert er geen doekjes om. Zijn analyse wil geëngageerd zijn: het boek is bedoeld als een pleidooi voor beeldenverering. Toch heeft het eerste hoofdstuk een vooral informatief karakter waarin Moyaert het onderscheid tussen iconen en idolen als respectievelijk ware en onware beelden bespreekt en de lezer een etymologie van het begrip idolatrie aanbiedt. Hierna wordt echter duidelijk wat de geëngageerde positie van Moyaert inhoudt. Na een bespreking van het religieuze verbod om God te mogen afbeelden, wat hij vooral verbindt aan de joodse religie, betoogt hij dat door de menswording van God in Christus het christendom vanuit zichzelf juist de ruimte biedt aan iconen en beeldverering. Nu is dit alleen typerend voor het oosterse christendom en het rooms-katholicisme. Het pleidooi voor beeldverering wordt daarmee ook een pleidooi voor deze twee takken van het christendom en tegen het jodendom en het protestantisme, om nog maar te zwijgen over de islam, die gekenmerkt wordt door een strenger beeldverbod, zoals iedereen genoegzaam weet sinds de Deense cartoonrellen.

Symbolische praktijk

~

Dit sterk apologetische karakter van het boek vertroebelt de, eveneens in de inleiding uitgesproken, intentie om het fenomeen van de godsdienst te beschrijven. Wanneer een boek een poging wil doen godsdienst te begrijpen en daarbij vertrekt vanuit een bepaalde vooringenomenheid met betrekking tot bepaalde religies, dreigt er iets mis te gaan. Moyaert beweert dat een symbolische praktijk in ultieme zin zichtbaar is in de beeldverering, waaruit men zou kunnen concluderen dat jodendom en protestantisme dus op z’n best gemankeerde religieuze praktijken zijn. In het vierde hoofdstuk, waarin hij voor het eerst een begripsbepaling van symbool en symbolisering geeft, blijken iconen echter ‘onevenwichtige symbolen’ te zijn.

De auteur vertelt echter niet welke conclusie hieraan verbonden moet worden. Betekent dit dat iconen helemaal geen ultieme symbolen zijn, maar eerder een soort mislukte symbolen? En houdt dit vervolgens in dat beeldverering niet exemplarisch is voor godsdienstig gedrag? Of blijven iconen en beeldverering wel voorbeeldig gedrag en wil Moyaert laten zien dat godsdienst weliswaar een symbolische praktijk is, maar dan wel van een specifieke, namelijk onevenwichtige soort?

Op deze manier beantwoordt het boek niet aan z’n eigen intenties en blijft het een precies begrip van godsdienst als symbolische praktijk schuldig. En als het nu nog duidelijk was waarom een pleidooi voor beeldverering zo belangrijk is, zou de lezer met de gebrekkige uitleg van godsdienst als symbolische praktijk kunnen leven, maar Moyaert doet geen enkele poging zijn pleidooi voor beeldverering te motiveren.

Relevantie

Met enige kwade wil zou een lezer kunnen betogen dat dit boek vooral een pleidooi voor bepaalde takken van het christendom is en daarom alleen bij gelijkgestemden bijval zal kunnen vinden en bij theologen discussie zal oproepen. Toch is Moyaerts boek relevant voor een veel groter publiek. Zelfs ondanks de bovengenoemde kritische opmerkingen dienen we misschien wel waardering op te brengen voor zijn poging om te vragen naar wat religie nu eigenlijk is. Deze vraag is een belangrijke vraag in de huidige maatschappelijke context. Zoals Moyaert in verdekte termen op de laatste bladzijde van zijn boek terecht opmerkt, is de gevoeligheid voor symbolen en daarmee voor de religieuze praxis tanende.

Exemplarisch hiervoor – om één voorbeeld te noemen – is het nieuwe boek Rede en religie van Michiel Leezenberg, nota bene de komende jaren het leerboek voor het vwo-examen filosofie. Wie dit boek leest met Moyaerts betoog in het achterhoofd zal direct zien dat daarin voor de eigen aard van de religieuze praktijk eigenlijk geen enkele voelspriet of intuïtie aanwezig is. Al is Iconen en beeldenverering dus een eenzijdig en vooringenomen boek, het heeft meer gevoeligheid voor religie dan het nieuwe leerboek filosofie. Alleen daarom al zou het geen kwaad kunnen om leerlingen naast Leezenbergs encyclopedietje ook het door en door Leuvense boek van Moyaert te laten lezen.

Film / Films

Emotieloze film

recensie: The Invasion

.

Sommige verhalen lijken onuitputtelijk verfilmd te kunnen worden. Invasion of the Body Snatchers bijvoorbeeld. In de jaren vijftig en zeventig leverde dat twee spannende en erg goede films op. Daarna ging het bergafwaarts, met een matige versie in de jaren negentig. Om over alle Snatchers-klonen nog maar te zwijgen natuurlijk. Nu is er weer een nieuwe versie, kortweg The Invasion genoemd.

Als een spaceshuttle crasht, blijkt dat de brokstukken niet de enige overblijfselen zijn. Een goedje van buitenaardse afkomst heeft zich genesteld op de stukken, en al snel blijkt dat het menselijke brein daar geen weerstand tegen kan bieden. Er ontstaan emotieloze mensen, die via hun speeksel de rest van de mensheid willen infiltreren. Het is aan de ‘helden’ Nicole Kidman en Daniel Craig om daar een stokje voor te steken.

~

Hoewel het idee natuurlijk verre van origineel is, is er met The Invasion toch een eigen draai aan het verhaal gegeven. De oorspronkelijke pod-people (de emotieloze mensen groeiden uit een plantachtige substantie, om vervolgens hun oorspronkelijke mens te vermoorden) zijn geschrapt; iedereen die geïnfecteerd is ondergaat weliswaar een vieze verandering maar behoudt wel het eigen lichaam. Ook wordt een krom verhaal bedacht over een perfecte wereld zonder emoties, en daarmee ook zonder honger, armoede en oorlog. Want de mensheid heeft niet bepaald de perfecte wereld in handen. Daar zullen de aliens wel even wat aan doen.

Gebrek aan spanning

Omdat de film eigenlijk alleen om Nicole Kidman draait, en niet om een klein groepje overlevenden, is er weinig spanning wat betreft het concept ‘wie zou er al gekloond zijn, wie is er nog te vertrouwen’, iets wat de vroegere Body Snatcher-films zo spannend maakte. Als kijker weet je dat er met Kidman niets aan de hand is. Als zij haar zoontje opdracht geeft haar een injectie in het hart te geven als ze slaapt (het kloonproces gebeurt namelijk in de slaap), weet je eigenlijk al: die injectie gaat er komen, anders is de film het hoofdpersonage kwijt. Kidman kan schichtig kijken zoveel ze wil, maar een goede horror moet je op het puntje van je stoel brengen, en dat gebeurt in The Invasion gewoon nooit.

~

‘Beter goed gestolen dan slecht verzonnen’ gaat helaas niet op voor The Invasion. Het is de slechtste versie van het verhaal tot nu toe. Er zitten best vermakelijke stukken in – vooral het deel waarin de heldin door krijgt wat er nu eigenlijk aan de hand is – maar het gros van de film is voorspelbaar en weinig origineel. Daarnaast hadden er flinke stukken uitgehaald kunnen worden om er spannendere scènes voor in de plaats te stoppen. Je zou bijna wensen om zonder emoties naar deze film te kunnen kijken, dan was het allemaal vast een stuk leuker.

Film / Films

Beroepseer in Sachsenhausen

recensie: Die Fälscher

.

Is het na Schindler’s List nog mogelijk films over concentratiekampen te maken? Voelen we nog iets als we nogmaals zien hoe joodse gevangenen als vee worden vervoerd en in nauwe barakken worden ondergebracht? Zijn we nog steeds geschokt als we wéér een willekeurige executie zien door een sadistische kampcommandant? Zitten we nog altijd aan onze stoelen genageld bij een nieuwe verbeelding van de gaskamers? Kortom, kan een nieuwe film nog iets toevoegen?

Het antwoord is ja, maar alleen met een origineel verhaal. Een minder bekende episode uit de omvangrijke geschiedenis van de Holocaust. Een verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de terreur die we in Schindler’s List hebben gezien, zonder dat het daar direct over gaat. Zo’n film is Die Fälscher, een Oostenrijks-Duitse productie van Stefan Ruzowitzky. Het vertelt het ongelooflijke maar toch echt waargebeurde verhaal van een Russisch-joodse valsemunter, die in Sachsenhausen door de nazi’s wordt gevraagd op grote schaal ponden en dollars te vervalsen, teneinde de Britse en Amerikaanse economie te gronde te richten. Nu ja, ‘gevraagd’ is natuurlijk niet het juiste woord in een concentratiekamp.

Drukkerij

~

De film begint in 1936, vlak voor Salomon Sorowitsch (die in werkelijkheid Smolianoff heette) voor zijn illegale activiteiten wordt opgepakt. Hij heeft zijn methode om Engelse ponden na te maken dan nog niet geperfectioneerd. Enkele jaren later wordt hij, samen met gevangenen met andere specialiteiten, gedwongen een drukkerij op te zetten in een afgesloten deel van Sachsenhausen. Ze krijgen allerlei privileges, waardoor ze in veel minder slechte omstandigheden verkeren dan de andere gevangenen. Dat de nazi’s ware opportunisten waren – joden zijn ongedierte, maar als je ze nog ergens voor kunt gebruiken moet je dat vooral niet nalaten – moge duidelijk zijn.

Die Fälscher draait vooral om de morele dilemma’s bij de dwangarbeiders. Sorowitsch (gespeeld door Karl Markovics) is een crimineel die alles doet om zijn hachje te redden, of het nu vóór de oorlog is of tijdens. Bovendien heeft hij zijn beroepseer, hij wil bewijzen dat hij in staat is tot het maken van het perfecte valse pond. Zijn belangrijkste opponent Adolf Burger (August Diehl) daarentegen, de man die later met zijn boek Des Teufels Werkstatt aan de basis van de film zou staan, probeert de operatie aan alle kanten te saboteren. Als de Duitsers immers in hun opzet zouden slagen, dan zou de oorlog langer duren en zou het lot van nog veel meer joden getekend zijn. Zelf overleven of vele mensen redden, dat is de kwestie. De spanningen en de ruzies hierover worden in de film goed uitgespeeld.

Degelijke publieksfilm

~

Die Fälscher is in de eerste plaats een degelijke publieksfilm, maar met een scherp randje: het camerawerk is erg onrustig. Wat in de filmhuizen mede dankzij Dogme inmiddels gemeengoed is geworden, lijkt in een historisch drama aanvankelijk wat uit de toon te vallen. Het blijkt echter een uitstekende manier om de angsten en onzekerheden van de personages weer te geven. Als Sorowitsch weer eens een nieuwe ruimte wordt binnengeleid, kijkt de toeschouwer door diens ogen razendsnel om zich heen om de ruimte in zich op te nemen.

Regisseur Ruzowitsky, die in 1998 bekend werd met het verrassende en rauwe boerendrama Die Siebtelbauern (waarvoor hij in Rotterdam een Tiger Award won), heeft zich gerevancheerd op zijn drie slecht ontvangen en in Nederland niet uitgebrachte latere films. In Duitsland werd Die Fälscher voor zeven Lola’s genomineerd, waarvan bijrolacteur Devid Striesow (als kampcommandant) er één in ontvangst mocht nemen. Hopelijk maakt Ruzowitsky nu ook weer eens zo’n kleine, aparte film à la Die Siebtelbauern.

In dit artikel meer over de dilemma’s van het verfilmen van gruwelijkheden van de Holocaust.

Boeken / Fictie

Het werd zomer

recensie: André Aciman - Noem me bij jouw naam

.

Met een boek als dit komt het beroep van de auteur – literatuurwetenschapper aan de City University in New York – dus niet echt als een verrassing. Aciman is dan ook erg vertrouwd met de literaire wereld. Hij schrijft regelmatig artikelen voor gerenommeerde bladen en publiceerde onder andere al een essaybundel. Toch is Noem me bij jouw naam pas zijn eerste roman, een debuut dat zowel in de Amerikaanse als in de Nederlandstalige pers bijzonder positief werd onthaald.

Jonge God
Noem me bij jouw naam doet verslag van een zomer aan de Italiaanse kust. Elio’s vader nodigt elk jaar een beloftevolle Amerikaanse student uit op hun landgoed – een traditie die Elio, zelf zeventien, niet echt met gejuich onthaalt. Dat verandert echter wanneer Oliver arriveert. Al bij aankomst oefent deze jonge god een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op Elio. Hun romance leidt tot een passionele zomer waar ze beiden de rest van hun leven met weemoed zullen terugdenken.

Zo’n rechtlijnige samenvatting doet echter onrecht aan de complexiteit van Acimans verhaal. Olivers aanwezigheid verwart Elio zodanig, dat hij zich beurtelings aangetrokken en afgestoten voelt door de Amerikaan. Bovendien heeft Elio er geen flauw idee van of de fascinatie wel wederzijds is. Misschien is hij voor Oliver niet meer dan het lastige zoontje van de professor dat regelmatig in de weg loopt? Wie weet heeft Oliver in het dorp iets verder wel een vrouw aan elke vinger. Elio schippert van hoop naar wanhoop en weer terug.

De liefde ontleed
De tegenstrijdige gevoelens van Elio worden door Aciman minutieus beschreven. Dat levert zinnen op als Neem me nou maar en kneed me en keer me binnenstebuiten, tot ik, net als een personage in Ovidius, één word met jouw lust, dat was wat ik wilde. Enerzijds vormen zulke zinnen, met hun pracht aan beelden en trefzekere beschrijvingen, een ongeëvenaard subtiele analyse van allesoverheersende passie. Anderzijds klinken ze zo nu en dan ook overdreven gesofisticeerd. Ook de setting van het boek, de academische cirkels waarin zowat het hele verhaal zich afspeelt, en de hoofdpersonages met hun voorkeur voor klassieke muziek en oude literatuur dragen bij aan dat soms elitaire karakter.

Wie echter niet bang wordt van wat literatuur ‘voor gevorderden’, kan aan Noem me bij jouw naam volop zijn hart ophalen. Zowat het hele palet van de menselijke emoties komt aan bod, en Aciman voelt zich bij elk ervan even goed thuis. Zoals de auteur zelf al in interviews aangaf, staat in elk van de vier delen van de roman één overheersend gevoel centraal: “Het eerste deel van dit boek gaat over een fysieke obsessie, het tweede is psychologisch, het derde intellectueel en het vierde emotioneel” (De Standaard Der Letteren, 17.08.2007). Alle vier zijn ze echter ook doordrongen van de nostalgie, van het gevoel dat de liefde tussen Elio en Oliver ten dode is opgeschreven, of zoals later in het boek, definitief tot het verleden behoort. Verwacht echter een deprimerende roman: in Acimans beschrijvingen overheerst vooral de pracht van de liefde. “It’s better to have loved and lost than never to have loved at all.”

In Noem me bij jouw naam serveert Aciman dus de passie met alles erop en eraan. De hoop, de wanhoop, de extase, de teleurstelling, alle worden ze even genadeloos ontleed. Het resultaat is dan ook geen lichte lectuur, geen eenvoudig verhaaltje met een cliffhanger hier en daar, maar wel een prachtig uitgewerkte liefdesgeschiedenis voor fijnproevers. Een beetje elitair misschien, maar bovenal om volop van te genieten.

Muziek / Concert

Crowded House blijft magisch

recensie: Crowded House in Carré

Geen toeters en bellen. Geen grote videoschermen of andere capriolen. De show van Crowded House in Carré op maandag 15 oktober was even puur als hun muziek. Geen moment was te merken dat de groep rondom de Nieuw-Zeelandse gebroeders Finn en Australische bassist Nick Seymour tien jaar van het toneel was verdwenen. Alleen Tim Finn was de grote afwezige. Hooguit verraadden de nieuwkomers drummer Matt Sherrod en multi-instrumentalist Davey Lane dat er tijd voorbij was gegaan. Sherrod vervangt Paul Hester die in 2005 zelfmoord pleegde. Ondanks de nieuwe gezichten was er, vooral tijdens het eerste gedeelte van de show, een perfecte muzikale balans.

De herkenbare meerstemmige zang klonk als vanouds: strak, warm en perfect op elkaar afgestemde harmonieën. Er werd veel gechangeerd op de bühne. De ene gitaar werd afgewisseld door de andere, met ieder hun eigen geluid toevoegend aan het geheel. Dat gebeurde ook met de toetsen; het ene moment kroop bandleider Neil Finn achter zijn Wurlitzer, het andere moment achter een serie keyboards.

Oud en Nieuw

~

Dit brede geluid is ook grotendeels de kracht van Crowded House. De band lijkt altijd op zoek naar de juiste uitgesponnen en soms melancholische sfeer in hun nummers. Die sfeer was dan ook zeker aanwezig in Carré, hoewel het publiek pas uit de stoelen kwam na de eerste toegift. Aan het begin van de show was elke gitaarlijn, elke basrif en elke drumfill te horen. Halverwege het concert werd het repertoire echter wat ruiger waardoor de versterkers harder de zaal in gonsden en de zang soms wat overstuurde.

De nummers van het meest recente album Time on Earth sloten subtiel aan bij het oude repertoire. Van dit album werden slechts zes nummers gespeeld, waaronder de opener Nobody Wants to, het prachtige A Sigh en Silent House. Ondanks dat het nieuwe repertoire niet wereldschokkend is of enorm verschilt van hun eerdere werk, is nog altijd die magic touch te bespeuren. Neil Finn weet als geen ander hoe hij mooie klassiekers moet schrijven.

Kinderboerderij

Opvallend was tevens de herkenbare humor van de band. De grapjes en verwijzingen naar vervlogen tijden brachten het publiek meerdere malen een glimlach op het gezicht. De kinderboerderijgeluiden die uit de toetsen getoverd werden zorgden voor korte, hilarische taferelen. Tijdens de eerste toegift, waarin alleen de Crowded House-klassiekers werden gespeeld, zette de band het publiek helemaal naar zijn hand. Het kwintet kwam er ook na de eerste toegift niet onderuit nogmaals terug te keren: Carré stampte, joelde en floot. You better be home soon was een mooie symbolische afsluiting. Een gedenkwaardig en intiem concert dat, ondanks het soms wat ongebalanceerde geluid, zeker overtuigde.

Boeken / Fictie

De chic van de zelfkant

recensie: Willy Vlautin - Motelleven

Hoe lang zal het duren voor in een recensie van een road novel de namen Jack Kerouac of Charles Bukowski opduiken? Respectievelijk 16 en 19 woorden in dit geval – titel, ondertitel, auteur en datum niet meegerekend. Schrijver en muzikant Willy Vlautin heeft zich in zijn debuutroman Motelleven duidelijk door deze grootmeesters laten inspireren, maar een slap aftreksel heeft dat bepaald niet opgeleverd. Motelleven is een erg mooi en breekbaar portret van twee zelfverkozen verschoppelingen, verteld in een rauwe, katerige stijl en voorzien van stemmige tekeningen in zwart-wit.

Motelleven vertelt de geschiedenis van de gebroeders Flanagan, eindtwintigers met een abonnement op het ongeluk. Het begin van het einde dient zich al meteen op de eerste pagina aan als oudste broer Jerry Lee, een even getalenteerde als zwartgallige tekenaar, in het holst van de nacht een kind doodrijdt. Jerry Lee tilt het tienjarige joch in de achterbak en rijdt in paniek terug naar het motel waar broer Frank, de verteller in Motelleven, zijn roes uitslaapt. Ze besluiten te vluchten:

Pech, het achtervolgt mensen dagelijks. Dat is een van die onwrikbare waarheden. Hij is altijd in de buurt, hij ligt altijd op de loer. En het ergste, wat me het meest beangstigt, is dat je nooit weet bij wie of waar de pech gaat toeslaan. Maar ik wist toen, die ochtend, toen ik de bevroren armen van die jongen achter in die auto zag, dat de pech mij en mij broer had gevonden. En wij, wij klonken de pech als betonblokken vast aan onze voeten. We deden het allerstomste wat je maar kon doen. We sloegen op de vlucht. We stapten gewoon in zijn krakkemikkige Dodge Fury uit 1974 en vertrokken.

De twee broers rijden richting het besneeuwde noorden van Amerika, maar keren na een aantal omzwervingen toch weer terug naar de plaats des onheils, de gokstad Reno, het morsige broertje van Las Vegas. Daar gaan ze van motel naar motel en proberen zich gedeisd te houden. Natuurlijk lukt dat niet. Jerry Lee wordt verteerd door schuldgevoel en belandt in het ziekenhuis na zich bij wijze van halfslachtige zelfmoordpoging in het been te hebben geschoten.

Frank probeert zijn broer op te monteren met spectaculaire verhalen over nymfomane moordenaressen, buitenaardse wezens en noodlandingen op IJsland. Voor wat afleiding zorgen ook de in Motelleven opgenomen tekeningen die Jerry Lee maakt, snelle maar prachtige schetsen van motels, auto’s en bars. Helaas is in Motelleven alle onbezorgdheid slechts van korte duur. Hoewel, voor een tegengif tegen de somberheid zorgt Annie James, het vroegere vriendinnetje van Frank. De jongste Flanagan weet haar op te sporen in een van god verlaten spookstadje en samen nemen ze de verzorging van de invalide Jerry Lee op zich. De engelachtige Annie James zorgt ervoor dat het in ieder geval voor een van de broers nog enigszins goed afloopt.

Bluesliedje

Motelleven leest als een bluesliedje, het soort treurige ballades waar Vlautin als singer/songwriter van de band Richmond Fontaine patent op heeft. Het fundament van het boek is de ontroerende relatie tussen de twee broers, Frank en Jerry Lee. De hulpeloosheid van Jerry Lee en zijn afhankelijkheid van Frank doen denken aan dat andere tragische verhaal van twee broers, John Steinbecks Of Mice and Men.

Maar behalve een verhaal over broers is Motelleven een verhaal over Amerika. Het Amerika dat Vlautin als decor neemt is een merkwaardig soort Amerika, een schaduw-Amerika dat terugkeert in de schilderijen van Edward Hopper, de boeken van Fante en Bukowski of in films als Easy Rider. Het is het Amerika van de drifter, een land dat meer nog dan in de realiteit vooral bestaat in onze verbeelding, net als het Amerika van dat andere Amerikaanse archetype, de gangster.

Van de harde romantiek van bars, gokhallen, motels en neon, die onmisbare elementen van de Amerikaanse mythologie, is ook Motellevendoortrokken. En het is net alsof hoofdpersonen Frank en Jerry Lee zich door deze romantiek het hoofd op hol hebben laten brengen. Ze wanen zich karakters in een liedje van Willy Nelson of Tom Waits, en karakters in die liedjes springen nou eenmaal op vrachttreinen of lopen maagzweren op door overmatig alcoholgebruik. Voor hun zwervende bestaan is al even weinig noodzaak als voor een bestaan als accountant of begrafenisondernemer. Het is alleen een wat mooiere pose.

Dat Vlautin die tragiek niet wat dieper heeft uitgewerkt, is jammer. Maar dat neemt niet weg dat Motelleven een erg fraai debuut is vol grimmige nostalgie, een boek dat kan wedijveren met het beste van Fante en Bukowski. Gokschulden, wegwerpbaantjes en alcohol: zelden werden ze zo aanlokkelijk beschreven.