Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Van tweeën één

recensie: Anselm Kiefer – Sag mir wo die Blumen sind
Stedelijk museum_Anselm Kiefer_PT_2025-3543-2Anselm Kiefer, foto van Peter Tijhuis

Bezoekers kunnen de tentoonstelling met werk van Anselm Kiefer (1945) in het Amsterdamse Van Gogh Museum en Stedelijk Museum goed voorbereiden. Daar hebben beide vestigingen wel voor gezorgd. Op de website van eerstgenoemd museum staan bijvoorbeeld enkele ‘Veel gestelde vragen over de tentoonstelling’. Enkele daarvan vormen de handvatten voor deze recensie.

De eerste vraag is uiteraard: ‘Wie is Anselm Kiefer?’ Edwin Becker (hoofdconservator van het Van Gogh Museum) licht tijdens de press preview een tipje van de sluier op; een korte, inhoudelijke bijdrage na de plichtplegingen van de directeuren van beide musea, die er nu eenmaal bij horen.

Kiefer in relatie tot Van Gogh

Al vroeg (1963) wordt Kiefers aandacht getrokken door het werk van Van Gogh. Niet in emotionele zin, maar vooral door de rationele structuur van diens schilderijen en tekeningen. Kiefer noemt Van Goghs werk ‘overweldigend’ (overigens geldt dit ook in het kwadraat voor zijn eigen werk). Vooral door het verband dat wordt gelegd tussen licht en donker. Bijvoorbeeld in Sterrennacht (1889), dat Kiefer ziet in het Museum of Modern Art in New York. En door Van Goghs zonnebloemen, die voor Kiefer staan voor leven, dood en geboorte.

Eén tentoonstelling in twee musea

Leontine Coelewij (conservator van het Stedelijk Museum) stelt tijdens de perspresentatie dat het uniek is dat we zowel het oude als nieuwe werk van Kiefer tezamen kunnen zien. Op haar vraag aan de kunstenaar of hij dit ook zo ziet, blijft deze het antwoord schuldig. Hij vindt dat de kunst voor zich moet spreken. Onder diens werken bevinden zich vroege tekeningen naar Van Gogh, maar ook twee nieuwe installaties.
Rondom de monumentale trap in het Stedelijk Museum – die onder meer naar de eregalerij leidt – is Sag mir wo die Blumen sind (2024) aangebracht. De andere installatie, die een hele zaal in beslag neemt, betreft Steigend, sinke nieder (2024), bestaande uit fotoafdrukken op papier.

Alleen daarom al zou je beide musea moeten bezoeken. Dat als antwoord op de vraag waarom je deze tentoonstelling toch moet gaan zien als je verleden jaar al naar de expositie in Voorlinden bent geweest.
De huidige tentoonstelling ‘vertelt een uniek verhaal over de ontwikkeling van Kiefer als kunstenaar’, stelt genoemde website. Dat klopt – als je in de voorhal van het Stedelijk Museum begint. Daar hangen als opmaat twee vroege werken, waaronder Resurrexit (1972). Hierop zien we al de slang en de bloedrode kleuraccenten die we later terugzien. Respectievelijk in de cockpit van de sculptuur Voyage au bout de la nuit (1990), die niet alleen aan Joseph Beuys doet denken, maar ook lijkt op zowel een model voor een B-1 bommenwerper als op Waldsieg (2023) met rode blaadjes.

Maar er is meer. Er kan ook kennis worden gemaakt met enkele films van Kiefer, waaronder een met Min Tanaka (1945), die binnen de installatie Sag mir wo die Blumen sind danst. De armen wijd, als een omarming of als een kruisbeeld? De beschouwer mag het zeggen.

Tweede Wereldoorlog

De volgende vraag betreft ‘het zware oorlogsonderwerp’. Het antwoord (‘interessant om te laten zien hoe een kunstenaar ermee omgaat’ en hoe je je er als bezoeker toe kunt verhouden) bevredigt niet helemaal.

Misschien kun je beter naar de zaal in het Stedelijk Museum gaan waar vier werken uit dezelfde periode (2019-2020) hangen. Zij lijken eenzelfde uitwerking te hebben:

  • Die Sieben Schalen des Zorns
  • Sichelschnitt
  • Field of the Cloth of Gold
  • Beilzeit – Wolfzeit

De lucht is op alle vier donker en dreigend, net als op enkele schilderijen van Van Gogh, zoals het bekende Korenveld onder onweerslucht (1890). Toch gloort er bij Kiefer duidelijk licht doorheen. Net als die slang die voor hoop staat, omdat hij vervelt, of zoals bij Steigend, steigend, sinke nieder (2016-2024). Daar, binnen dat glas en staal, is een uitgebloeide zonnebloem te zien waarvan het zaad op enkele boeken valt en zo figuurlijk verder leeft. Een werk dat verwant is aan Uitgebloeide zonnebloemen (1887) van Van Gogh, dat moge duidelijk zijn.

Een enkele keer is een overeenkomst wat vergezocht. Zoals Kiefer in yogahouding op Sol Invictus (Onoverwinnelijke zon, 1995) dat pal bij een zelfportret van Van Gogh (1887-’88) hangt. Eerder komt een vergelijking op met een gevallen soldaat op; Sag mir wo die Blumen sind. Een titel (de laatste vraag) die verwijst naar het gelijknamige oorlogslied van Pete Seeger dat tevens bekend werd door Marlene Dietrich.

Anselm Kiefer, Sol Invictus, 1995. Emulsie, acrylverf, schellak en zonnebloemzaden op jute, 473 × 280 cm. Collectie van de kunstenaar. Foto: Charles Duprat.

Ook de zaalteksten in het Stedelijk en het Van Gogh Museum schuren soms. En dan gaat het niet alleen om het feit dat de grote solo-expositie van Kiefer in het Stedelijk Museum bij de een in 1984 en bij de ander in 1986 werd gehouden (het laatste is correct), maar ook om inhoudelijke accentverschillen. Zoek die verschillen en lees de catalogus met onder meer een essay van Simon Schama om nog meer te weten te komen dan de ‘Veel gestelde vragen’ en zaalteksten vertellen. Maar vooral: bezoek de tentoonstelling! Het is goud dat er blinkt. (Soms letterlijk, in de vorm van bladgoud.)

Kunst / Expo binnenland

Van tweeën één

recensie: Anselm Kiefer – Sag mir wo die Blumen sind
Stedelijk museum_Anselm Kiefer_PT_2025-3543-2Anselm Kiefer, foto van Peter Tijhuis

Bezoekers kunnen de tentoonstelling met werk van Anselm Kiefer (1945) in het Amsterdamse Van Gogh Museum en Stedelijk Museum goed voorbereiden. Daar hebben beide vestigingen wel voor gezorgd. Op de website van eerstgenoemd museum staan bijvoorbeeld enkele ‘Veel gestelde vragen over de tentoonstelling’. Enkele daarvan vormen de handvatten voor deze recensie.

De eerste vraag is uiteraard: ‘Wie is Anselm Kiefer?’ Edwin Becker (hoofdconservator van het Van Gogh Museum) licht tijdens de press preview een tipje van de sluier op; een korte, inhoudelijke bijdrage na de plichtplegingen van de directeuren van beide musea, die er nu eenmaal bij horen.

Kiefer in relatie tot Van Gogh

Al vroeg (1963) wordt Kiefers aandacht getrokken door het werk van Van Gogh. Niet in emotionele zin, maar vooral door de rationele structuur van diens schilderijen en tekeningen. Kiefer noemt Van Goghs werk ‘overweldigend’ (overigens geldt dit ook in het kwadraat voor zijn eigen werk). Vooral door het verband dat wordt gelegd tussen licht en donker. Bijvoorbeeld in Sterrennacht (1889), dat Kiefer ziet in het Museum of Modern Art in New York. En door Van Goghs zonnebloemen, die voor Kiefer staan voor leven, dood en geboorte.

Eén tentoonstelling in twee musea

Leontine Coelewij (conservator van het Stedelijk Museum) stelt tijdens de perspresentatie dat het uniek is dat we zowel het oude als nieuwe werk van Kiefer tezamen kunnen zien. Op haar vraag aan de kunstenaar of hij dit ook zo ziet, blijft deze het antwoord schuldig. Hij vindt dat de kunst voor zich moet spreken. Onder diens werken bevinden zich vroege tekeningen naar Van Gogh, maar ook twee nieuwe installaties.
Rondom de monumentale trap in het Stedelijk Museum – die onder meer naar de eregalerij leidt – is Sag mir wo die Blumen sind (2024) aangebracht. De andere installatie, die een hele zaal in beslag neemt, betreft Steigend, sinke nieder (2024), bestaande uit fotoafdrukken op papier.

Alleen daarom al zou je beide musea moeten bezoeken. Dat als antwoord op de vraag waarom je deze tentoonstelling toch moet gaan zien als je verleden jaar al naar de expositie in Voorlinden bent geweest.
De huidige tentoonstelling ‘vertelt een uniek verhaal over de ontwikkeling van Kiefer als kunstenaar’, stelt genoemde website. Dat klopt – als je in de voorhal van het Stedelijk Museum begint. Daar hangen als opmaat twee vroege werken, waaronder Resurrexit (1972). Hierop zien we al de slang en de bloedrode kleuraccenten die we later terugzien. Respectievelijk in de cockpit van de sculptuur Voyage au bout de la nuit (1990), die niet alleen aan Joseph Beuys doet denken, maar ook lijkt op zowel een model voor een B-1 bommenwerper als op Waldsieg (2023) met rode blaadjes.

Maar er is meer. Er kan ook kennis worden gemaakt met enkele films van Kiefer, waaronder een met Min Tanaka (1945), die binnen de installatie Sag mir wo die Blumen sind danst. De armen wijd, als een omarming of als een kruisbeeld? De beschouwer mag het zeggen.

Tweede Wereldoorlog

De volgende vraag betreft ‘het zware oorlogsonderwerp’. Het antwoord (‘interessant om te laten zien hoe een kunstenaar ermee omgaat’ en hoe je je er als bezoeker toe kunt verhouden) bevredigt niet helemaal.

Misschien kun je beter naar de zaal in het Stedelijk Museum gaan waar vier werken uit dezelfde periode (2019-2020) hangen. Zij lijken eenzelfde uitwerking te hebben:

  • Die Sieben Schalen des Zorns
  • Sichelschnitt
  • Field of the Cloth of Gold
  • Beilzeit – Wolfzeit

De lucht is op alle vier donker en dreigend, net als op enkele schilderijen van Van Gogh, zoals het bekende Korenveld onder onweerslucht (1890). Toch gloort er bij Kiefer duidelijk licht doorheen. Net als die slang die voor hoop staat, omdat hij vervelt, of zoals bij Steigend, steigend, sinke nieder (2016-2024). Daar, binnen dat glas en staal, is een uitgebloeide zonnebloem te zien waarvan het zaad op enkele boeken valt en zo figuurlijk verder leeft. Een werk dat verwant is aan Uitgebloeide zonnebloemen (1887) van Van Gogh, dat moge duidelijk zijn.

Een enkele keer is een overeenkomst wat vergezocht. Zoals Kiefer in yogahouding op Sol Invictus (Onoverwinnelijke zon, 1995) dat pal bij een zelfportret van Van Gogh (1887-’88) hangt. Eerder komt een vergelijking op met een gevallen soldaat op; Sag mir wo die Blumen sind. Een titel (de laatste vraag) die verwijst naar het gelijknamige oorlogslied van Pete Seeger dat tevens bekend werd door Marlene Dietrich.

Anselm Kiefer, Sol Invictus, 1995. Emulsie, acrylverf, schellak en zonnebloemzaden op jute, 473 × 280 cm. Collectie van de kunstenaar. Foto: Charles Duprat.

Ook de zaalteksten in het Stedelijk en het Van Gogh Museum schuren soms. En dan gaat het niet alleen om het feit dat de grote solo-expositie van Kiefer in het Stedelijk Museum bij de een in 1984 en bij de ander in 1986 werd gehouden (het laatste is correct), maar ook om inhoudelijke accentverschillen. Zoek die verschillen en lees de catalogus met onder meer een essay van Simon Schama om nog meer te weten te komen dan de ‘Veel gestelde vragen’ en zaalteksten vertellen. Maar vooral: bezoek de tentoonstelling! Het is goud dat er blinkt. (Soms letterlijk, in de vorm van bladgoud.)

Kunst / Expo binnenland

Elkaar raken en geraakt worden

recensie: Vluchtelingen en zielsverwanten
Gustave De Smet

Bij de een, een Vlaming, speelt de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, een doorslaggevende rol. De ander, een Nederlander, overlijdt aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Beiden staan centraal op een tentoonstelling in het Stadsmuseum Woerden. Over hun verschillen en overeenkomsten gaat het. En over hun individualiteit.

We hebben het over respectievelijk Gustave De Smet (1877-1943) en Leo Gestel (1881-1941). ‘Gust’ De Smet wordt geboren in Gent en studeert daar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. In 1914 vlucht hij met zijn vrouw, zoon Firmin en vriend Frits Van den Berghe, naar Amsterdam. Na twee jaar verhuist het gezin naar Blaricum. Hun zoon overlijdt bij het grote spoorwegongeluk bij Weesp (1918). De Smet en zijn vrouw keren in 1923 terug naar Vlaanderen. Een poging om in de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk te vluchten, nu met zijn vrouw en broer, mislukt. Wat hij om zich heen ziet raakt hem zeer.

De ruim tien jaar jongere Leo Gestel wordt geboren in Woerden en krijgt zijn eerste tekenlessen aan de Avondtekenschool waarvan zijn vader directeur is. In 1903 vestigt hij zich in Amsterdam. In zijn woning aan de Jan Steenstraat ontvangt hij kunstenaars als Jan Sluijters, Charley Toorop, Piet Mondriaan en later ook Gustave De Smet. Gust en hij worden vrienden. Gestel werkt voornamelijk in en rondom Bergen, waar hij en zijn vrouw een huis hebben laten bouwen. Hij volgt de omgekeerde weg en vlucht na zijn door overspel gestrande huwelijk uit Nederland naar zijn vriend in Vlaanderen. Nadat Gestels atelier in vlammen is opgegaan, verhuist hij naar Blaricum, waar zijn vrouw An Overtoom zich over hem ontfermt.

Verschillende stijlen

Het zou voor de hand liggen dat de zalen in Woerden zouden zijn ingericht op een manier waarbij werk met dezelfde thematiek van beide kunstenaars naast elkaar hangt. Toch is daar meestal niet voor gekozen. Ze hangen wel in elkaars buurt, wat hun eigen individualiteit alleen maar benadrukt.

Gustave De Smet werkt voor de Eerste Wereldoorlog in de trant van het impressionisme en luminisme. Hij schildert in kleine vlakjes en op een lichte manier de natuur. En toch blijkt deze stijl niet de zijne te zijn. Onder invloed van Gestel en Jan Sluijters komt hij uit bij eenvoudige vormen en donkerder, strak omlijnd werk, zoals op De ploegende boer (1916).

0000002836

Gustave de Smet, De herberg, potlood en gouache op papier, 1925, 74 x 55 cm, Collectie Museum de Fundatie, Zwolle

Leo Gestel schildert om te beginnen in een donkere stijl die doet denken aan die van de Haagse School. Een voorbeeld is het Landschap met hooischelven bij Montfoort (1909). Ook Gestel kent een door het luminisme beïnvloede periode, waarin zijn Zicht op de Bonaventurakerk in Woerden ontstaat. Een neogotische kerk die er pas sinds 1882 staat. Later raakte Gestel in de ban van het werk van Paul Cézanne, het kubisme en de Bergense School.

SONY DSC

Leo Gestel, Dame in prieel, Olieverf op doek, 1913, 70 x 55 cm, Particuliere collectie

Wanneer er wél twee doeken met dezelfde thematiek naast elkaar hangen – zoals onder het kopje ‘Kleur’ –, valt het verschil in uitwerking duidelijk te zien. En ook – helaas – dat de belichting op de tentoonstelling wat te wensen overlaat.

Het zijn overigens niet alleen schilderijen die worden getoond. In enkele vitrines ligt werk van Gestel in pastelkrijt en zwart krijt op papier, alsmede enkele brieven uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag. Daarnaast zijn er touchscreens met verdiepende informatie. En een film over de vluchtelingenstroom die vanuit Vlaanderen naar Nederland op gang kwam.

Zo wordt op een interessante en contextuele, rake manier een beeld gegeven van twee individuen wiens levens elkaar raakten en die beiden op hun beurt geraakt werden door hun tijd. En die altijd op zoek waren naar vernieuwing en verbetering van hun werk. Zo staan ze mede aan de weg van het modernisme in Nederland en het Vlaamse expressionisme. De moeite waard, zoals de exposities in het Stadsmuseum Woerden vaak zijn!

Kunst / Expo binnenland

Nieuwe klanken voor een nieuwe toekomst

recensie: Femke Herregraven - DIALECT

Onder de oude watertoren in Delft bevindt zich een spiraalvormig ondergronds bassin. Dit is de plek waar het werk van Femke Herregraven tot leven komt. Bijna letterlijk, want de technologie die het werk omarmt ‘praat’ met de natuur van het stukje Delft.

Femke Herregraven is grafisch vormgever en onderzoeker. Haar werk richt zich onder andere op het uitpluizen van de financiële wereld en de huidige klimaatverandering. Haar werk in expositieruimte RADIUS richt zich op het ontwikkelen van een ‘taal’ op een verbeeldingsvolle manier. Herregraven ontdekt dat in een wereld die draait om geld, ook onze taal onderhevig is aan de grillen van onze economische uitwisseling. Herregraven wil samen met de directe natuur zowel binnen als buiten het gebouw waar de expositie in huist, een ruimte ontwikkelen waar een nieuwe taal kan ontstaan. De titel verwijst dus ook letterlijk naar een ‘dialect’ van onze taal. In tegenstelling tot een taal die het economisch systeem in stand houdt, wil dit werk een mogelijkheid bieden om aan deze gang van zaken te ontsnappen.

De geluiden

Femke Herregraven, Dialect (2024), foto Gunnar Meier, © RADIUS CCA

Bij binnenkomst ziet de bezoeker een grote zilveren bal. Een stukje verderop doemen kreunende bloemen op. Het lijkt wel alsof je door een duistere gulden snede loopt. Videofragmenten van wormachtige onderwaterwezens komen voorbij. De geluiden van kolkend en stromend water vullen de verschillende ruimtes. Het gebeuren mondt uit in een ruimte waar een soort apparaat staat; een druk tikkend toestel met een groene, lichtgevende bol. Af en toe klinkt er een piep. De ruimte lijkt de bezoeker haast weg te jagen met de doortastende, unheimische geluiden. Alles maakt de indruk ziek en angstig te zijn en het voelt onwennig om er dooreen te lopen. De ruimte en de werken roepen vragen op: wat is er gebeurd in deze ruimte? Wie of wat zijn de wezens die de bezoeker tegenkomt? Waar is het water gebleven dat te zien is op de fragmenten?

De tekst

Zonder achtergrondinformatie heb je als gemiddelde bezoeker geen idee waar je naar kijkt. Het advies luidt om pas ná het bezoek te lezen waar het werk over gaat. Hierdoor voelt de ervaring in de expositieruimte dieper en vreemder. De taal die wij normaliter gebruiken is geslaagd losgekoppeld van het werk. In de plaats huist een taal die op het moment zelf ontwikkeld wordt. Met behulp van sensors binnen en buiten het gebouw maakt de installatie nieuwe geluiden en ritmes. De omgeving spreekt en pas achteraf wordt duidelijk dat de vreemde wezens die de bezoeker zag eigenlijk de natuur voorstellen in een postkapitalistische wereld. Ondanks die ontdekking worden niet alle vragen kant en klaar beantwoord. Dit maakt het werk spannend en realistisch.

Na afloop is de informatie overweldigend en op het eerste gezicht erg associatief met veel losse haakjes. Het geschreven werk nodigt uit om zelf verder te reflecteren. Net als de sensors in het werk die de buitenwereld opvangen en ‘vertalen’ naar nieuwe klanken, is dit werk een uitnodiging om via de verbeelding te spelen met taal.

Kunst / Expo binnenland

Een vrouw als spil

recensie: Marianne von Werefkin – Pionier van het expressionisme
0-0-1_FMWPim Burgers (De Fundatie)

Het draait op de expositie allemaal rond het werk van Marianne von Werefkin (1860-1938). Om te beginnen is er aandacht voor De roze salon, verwijzend naar de kleur van het behang. Een zaaltje vol portretten die ván haar als persoon zijn geschilderd, als spil van deze salon. Op de eerste overzichtstentoonstelling in Nederland, in Museum de Fundatie te Zwolle.

Marianne von Werefkin had deze roze salon in München samen met haar partner Alexej von Jawlensky, ook kunstschilder. Ze woonden er sinds 1896, nadat ze elkaar is Sint-Petersburg hadden ontmoet. Hier verbleef Von Werefkin gedurende de winter, terwijl ze zomers in Litouwen op een datsja, een buitenverblijf, woonde. In dat zaaltje botste het realisme van haar privéleermeester Ilja Repin (1888) met het nieuwe expressionisme in wording van Von Werefkin en Von Jawlensky, die op dat moment nog in München een kunstopleiding volgde. Ze trouwden niet, want dan zou Von Werefkin het pensioen van haar overleden vader verspelen.

Het realisme liep toen dood. Het heet dat Von Werefkin in 1906-1907, na een tien jaar durende zoektocht in onder meer Parijs (1903-1905), het expressionisme zou hebben uitgevonden, maar er was natuurlijk een weg daarnaartoe. En helemaal expressionistisch of abstract werd het bij haar nooit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een pagina uit een schetsboek (1911) uit de collectie van Dick Hannema, de grondlegger van Museum de Fundatie. Mooi hoe enkele schetsboeken in diverse vitrines openliggen en niet – zoals op de recente tentoonstelling met werk van Kandinsky in H’ART Museum in Amsterdam – op een scherm met bladerfunctie vielen te zien; dat spreekt toch minder tot de verbeelding.

Invloeden en context

Die weg naar het expressionisme toe was een kronkelweg, die voor Von Werefkin langs verschillende invloeden leidde. Een scheutje naïeve kunst, zoals in De familie (1910). Een vlakverdeling à la het kubisme op Thuiskomen (1909). De invloed van Edvard Munch ook, op De landweg (1907), tot de grote ogen van een Picasso op Salomé (ca. 1930) aan toe.
Je kan ze zelf ontdekken, want de bordjes bij de kunstwerken wijzen je er niet op en dat is goed. Zelf kijken, daar gaat het om.
Wel wordt er soms aan inlegkunde gedaan, zoals bij Tragische stemming (1910) waar we lezen dat dit werk mogelijk verwijst ‘naar de stormachtige relatie tussen Werefkin en Jawlensky’. We weten dat dit, mede door zijn relatie met hun dienstmeisje en de geboorte van een zoon bij haar het geval was, maar: hoezo zie je zoiets in kunstwerken terug?

Mooi is dat er een context wordt geboden, zoals in een zaaltje met werk van Jawlensky dat in 1908-1909 tijdens bezoeken aan Murnau (Beieren) ontstond. Mogelijk onder invloed van zijn partner? Iets later sloten beide kunstenaars zich aan bij Der Blaue Reiter, die zich had vernoemd naar een bekend schilderij van Kandinsky. Hij was samen met Franz Marc de voorman van de beweging. En – mogen we inmiddels aanvullen – Von Werefkin was de voorvrouw, al wordt ze als zodanig nooit genoemd. Wat ook een beetje haar eigen schuld is, want ze hield zich altijd bescheiden op de achtergrond. Het paste, vond ze, vrouwen niet anders te doen.
Het uiten van gevoelens, expressies, speelden bij de kunstenaars van Der Blaue Reiter een grote, zo niet de grootste rol. Natuurlijk: paarden kunnen bij Der Blaue Reiter blauw zijn, maar een boom kan in de werkelijkheid toch ook écht rood zijn (De rode boom, 1910) …

0-0-18_FMW

De rode boom, Collezione Comune di Ascona, Museo Comunale d’Arte Moderna

Zwitserland en synthese

Buitengewoon intrigerend is het werk dat ze in Zwitserland (met name Ascona) maakte. Hier kwam ze terecht toen ze de Eerste Wereldoorlog ontvluchtte. Uiteindelijk was ze er alleen, want Jawlensky koos in 1921 voor het dienstmeisje en hun zoon. En zonder pensioen van haar vader, omdat ze dat als gevolg van de oorlog kwijt was geraakt. Maar ze kon het niet laten en richtte weer een kunstenaarsvereniging op: Der Grosse Bär. Haar nalatenschap kwam terecht in het Museo Comunale d’Arte Moderna in Ascona. Uit die collectie kon de Fundatie voor deze tentoonstelling rijkelijk lenen. Als aanvulling op dat ene schetsboek dat het museum zelf in bezit heeft.

De kunstwerken die in Zwitserland ontstonden, vormden een synthese van wat de schilderes eerder aan invloeden opdeed en verwerkte. Het is de natuur die hierbij een belangrijke rol speelt en die gevoelens uitdrukt. Geëngageerd was ze ook. Zie haar arbeiders of op het land werkende vrouwen, die nooit ver weg zijn. Evenmin als het geloof. En de ideeën van Kandinsky, die in 1911 een boek schreef dat ook grote invloed op onder meer Von Werefkin had: Uber das Geistige in der Kunst. Omgekeerd was zij ook belangrijk voor de ontwikkeling van Kandinsky. En Jawlensky. Dat mag, en moet worden gezegd.

Het is goed dat haar werk in deze overzichtstentoonstelling binnen de context van haar tijd eens uitgebreid wordt getoond en belicht.

Kunst / Expo binnenland

Niet alle wegen leiden naar Rome

recensie: Zoeken naar zingeving - Kröller-Müller Museum
Small-KM 107.018 Pierre Puvis de Chavannes, La Madeleine au désert (Méditation), 1869Marjon Gemmeke

Op de middelbare school was een van de klassieke leerboeken Spoorzoeken in de bonte wereld van geloven en denken. Het boek beschrijft de hoofdstromingen in de religie in de meest ruime zin van het woord en gaat dieper in op de grote religies.

De associatie komt op wanneer je door de tentoonstelling Zoeken naar zingeving in het Kröller-Müller Museum loopt. Niet alleen vanwege de vergelijkbare titels van het boek en de expositie, maar ook omdat beide qua inhoud overeenkomsten vertonen. Al zijn er natuurlijk ook verschillen.

In het boek zijn aan het begin – zoals het wordt genoemd – ‘heerbanen’ uitgelicht: hindoeïsme, boeddhisme, andere Chinese godsdiensten (waaronder confucianisme, taoïsme), jodendom, islam en christendom. Daarna komen ‘primaire wegen’ zoals rooms-katholicisme, protestantisme en lutheranisme en even verderop ‘tertiaire wegen’ zoals spiritisme en theosofie.
In de tentoonstelling komen ze ook allemaal aan de orde, maar dan gerelateerd aan de zoektocht van Helene Kröller-Müller (1869-1939) naar zingeving als de drijvende kracht achter haar verzameling kunstwerken. ‘Haar eindbestemming is’ – volgens het persbericht:

‘een museum als ‘een centrum voor geestelijk leven’, geplaatst in de rust van de natuur.’

Kunstenaars apart

Er is voor gekozen om de diverse kunstwerken uit de verzameling van Helene Kröller-Müller per kunstenaar te tonen, aangevuld met latere aankopen in haar geest, met werk van James Lee Byars, Nam June Paik en Shirazeh Houshiary. In die opzet wringt de schoen. Er worden op deze manier namelijk twee sporen gevolgd: aan de ene kant Helene Kröller-Müllers zoektocht naar andere vormen van spiritualiteit en zingeving dan ze tijdens haar lutherse opvoeding in Duitsland had meegekregen, en de ontwikkeling van de kunst vanaf voornamelijk het realisme vanaf 1860 tot het eindpunt daarvan met Moeder en kind van Bart van der Leck aan de andere kant.
Eigenlijk is er ook nog een derde spoor: de vraag om te proberen je te verplaatsen in de beweegredenen van Kröller-Müllers aankopen en in de werken die je ziet. Tweezitbankjes in kleine houten ruimtes nodigen hiertoe uit. Een uitgangspunt dat is ingegeven door een zinsnede uit 1909 van Helene Kröller-Müller aan het begin van de tentoonstelling:

‘Als je je eens zult kunnen verplaatsen in het gemoed van iemand, die zóó citroenen heeft kunnen zien en ons vertolken…’

Dit slaat op Mand met citroenen en fles van Vincent van Gogh, geplaatst naast een Christuskop uit de dertiende eeuw die Kröller-Müller als spinoziste Spinoza-Jezus noemde.

Small-Zaaloverzicht Zoeken naar zingeving- Overview Searching for Meaning, photo_ Marjon Gemmeke

© Marjon Gemmeke

Heerbanen en aftakkingen daarvan

Dat verplaatsen gaat misschien makkelijker als een soortgelijke volgorde zoals in Spoorzoeken, het boek, was aangehouden. Dan krijg je de ‘heerbanen’ hindoeïsme (Theo van Doesburgs Danseressen), boeddhisme (Odilon Redons Le Sacré Coeur (Le Boudha), Zen for Film van Nam June Paik en James Lee Byars’ The Path of Luck, de Chinese traditie (zogenaamde filosofenstenen), jodendom (Ossip Zadkines beeld Rebecca), islam (werk van Houshiary met een maansikkel) en christendom dat wordt onderverdeeld in de ‘primaire weg’ met rooms-katholicisme (Anrea Mantegna) en protestantisme (Saenredam).
Op de ‘tertiaire weg’ zouden we tenslotte werk tegenkomen van de theosoof Mondriaan (Compositie 10 in zwart wit, dat in het aankoopboek Kerststemming wordt genoemd).
Natuurlijk vallen niet alle kunstenaars in dergelijke hokjes te stoppen. Soms vallen ze in meerdere onder te brengen, zoals Jan Toorop of in een overkoepelende mystiek, zoals de Vlaming George Minne.

Zelf spoorzoeken

Of de zeven vraaggesprekken die de filosoof en schrijver Desanne van Brederode voerde en als audiotour vallen te beluisteren daarbij nu behulpzaam kunnen zijn, is nog maar de vraag. Ze kunnen (rationeel) namelijk ook in de weg zitten. Want om La Madeleine au désert (Méditation) van Pierre Puvis de Chavannes nu een collage te noemen, gaat wat ver. De mooiste zin is misschien dat je het mysterie het mysterie moet laten. Zelf spoorzoeken, kijken, ervaren en interpreteren.

Kunst / Expo binnenland

Kijken met twee paar ogen

recensie: Navid Nuur – When doubt turns into destiny

De Stichting Oude Kerk in Amsterdam nodigt al geruime tijd gerenommeerde kunstenaars uit om een contextspecifieke tentoonstelling te realiseren. Dit keer kreeg Navid Nuur (1976, Teheran) de eer. Maar wat is in dit geval contextspecifiek? De Oude Kerk is immers een museum én herbergt een kerkelijke gemeente. Het nodigt uit om te kijken met twee paar ogen.

Om te beginnen gaan we een stukje terug in de tijd en noemen we enkele voorbeelden. Germaine Kruip wilde in 2016 het onzichtbare zichtbaar maken: dit deed ze onder meer door een daglichtlamp die in een etmaal een cirkel draaide. Nauwelijks te zien dat er beweging in zat, maar toch. Ook bracht ze in de Sebastiaanskapel maar liefst tien spiegels aan. Marinus Boezem liet een jaar later vanuit de nok in de kerk een ellenlang gordijn naar beneden aanbrengen. Hij had ook een boodschap voor de bezoekers, die vond je op een ronde spiegel als je met een hoogwerker zo’n vijftien meter omhoog was gebracht. Een ander voorbeeld: Meredith Monk liet een trap of piramide de lucht in reiken. In het hoogkoor zette ze in een ovaalvorm zes stoelen neer binnen een cirkel van stenen. Sara Vrugt tenslotte, liet in de Sebastiaanskapel mensen met naald en draad werken aan een plattegrond van de kerk, die ze gedurende de looptijd van de tentoonstelling nooit af zouden krijgen. Net zoals de bouwers van de kerk het eindresultaat nooit hebben gezien.
Het lijken sjablonen waar het gebouw kennelijk om vraagt. Die sjablonen keren telkens terug. Ook bij Nuur, al brengt iedere kunstenaar – ook hij – een eigen accent aan. In het begeleidende boekje wordt hij omschreven als ‘een speelse alchemist’.

Navid Nuur

Het toeval wil dat al eerder werk van hem in de Oude Kerk te zien is geweest. In de doopkapel tijdens de tentoonstelling SALON/Big Bang. Het was een takje dat uit een steen groeide. Een kaal takje nadat de wereld is vergaan als een stille getuige van een slagveld? Of een loot zonder blad die was ontsprongen uit een rots, een steen als een bevroren traan? Beide.
Die bevroren traan komt ook in de recente tentoonstelling van Nuur terug. Dit keer in de Heilige Grafkapel als een projectie van een traan die hij liet opdrogen op een diaraam, een traan van vreugd of een traan van verdriet? Beide.

Een rondgang langs enkele van de veertien werken laat zien welke accenten Nuur legt op de van eerdere tentoonstellingen al bekende sjablonen.

Rondgang door de expositie

foto: Aad Hoogendoorn

Het eerste sjabloon is het onzichtbare zichtbaar maken. Nuur doet dat door een visdraad met reflectieverf te spannen die alleen bij een bepaalde lichtval even zichtbaar wordt. Het is om het even of dit nu de zon door de ramen is of het flitslicht van een mobiele telefoon.
Het tweede sjabloon zijn de twee spiegels in de doopkapel. Een is intact en de tweede is afgeschraapt tot alleen het kale glas is overgebleven. Het derde zie je meteen bij binnenkomst: Cloudsweat Corridor, een aan staalkabels opgehangen, leeggelopen heteluchtballon die als een gordijn naar beneden valt. Het is zoals Julian Barnes schrijft in zijn boek Hoogteverschillen: ‘De aeronaut daalde neer vanuit de hemel, zocht naar een landingsplek, trok aan het ventielkoord, wierp het anker uit, en stuiterde vaak nog een meter of tien, vijftien de lucht in voordat het anker houvast vond’. Een bode vanuit de hemel die houvast vindt in een kerk.

Wat bode en boodschap betreft – dit brengt ons bij het vierde sjabloon, waarmee we in het hoogkoor belanden. Waar Monk zes stoelen neerzette binnen een cirkel van stenen, nodigt Nuur de bezoeker uit een perk met ronde strandkiezels te betreden en naar een zuil aan het eind daarvan te lopen. Daarin liggen envelopjes opgestapeld met een boodschap van de kunstenaar erin. Je wordt uitgenodigd twee steentjes mee te nemen, de wereld in. Zoals zondag-aan-zondag op dezelfde plaats de kerkelijke gemeente na de dienst weer de wereld wordt ingezonden. Op dit moment staan de kerkgangers dus rondom dit bed van kiezelsteentjes.

NN XXX

foto: Aad Hoogendoorn

Het spraakmakendste werk van deze expositie is NN XXX dat een looptijd heeft tot 2125. Nuur en wij zullen dat eind niet beleven. De kunstenaar maakt gedurende de expositie een serie van honderd vazen. Daarvoor zijn een werkplaats, een droogkas en een maalkamer ingericht. Hij vermaalt klei met grondstoffen die hij overal in Amsterdam opdelft. Letterlijk brengt hij er indrukken in aan van de stad; hij doet dit door een onaffe vaas ergens tegenaan te drukken. Dit proces blaast volgens hem de vaas leven in, zoals in de Bijbel God wordt voorgesteld als pottenbakker die de mens adem inblaast. De vazen worden aan het eind van de tentoonstelling opgeslagen in de IJzeren Kapel, die eeuwenlang de stadskluis van Amsterdam was. Elk jaar zal een vaas worden geveild. In 2125 is de laatste aan de beurt.

Tenslotte komt het thema adem in verschillende werken op de tentoonstelling terug. Een ervan, Breath/Breeze/Box, wordt – net als de droogkas – dagelijks tussen 13.30-13.45, 14.30-14.45 en 15.30-15.45 uur in werking gesteld. Het is een tip om juist dán te zorgen als bezoeker in de kerk te zijn, tussen alle toeristen die er rondlopen en vermanend kijken als je twee steentjes opraapt en meeneemt… Het mag, het is onderdeel van deze ruimtelijk ingerichte, mooie expositie die zich voegt naar eerdere tentoonstellingen van kunstenaars die hun eigen accenten hebben gelegd. Je mag het ervaren als een seculiere en religieuze dubbelslag. In een museum dat tevens kerk is.

 

Film / Films

De film van je dromen

recensie: Daaaaaalí – Quentin Dupieux

Een eindeloze gang, een droom in een droom en een regen van dode honden. Het is een korte greep uit de absurde gebeurtenissen in Dupieuxs nieuwe werk Daaaaaalí (2024). De film introduceert hiermee een nieuw filmgenre: de anti-biopic.

Wie hoopt met deze film meer te leren over het werk van de bekende schilder Salvador Dalí, zijn leven of persoonlijkheid komt bedrogen uit: Daaaaaalí doet exact het tegenovergestelde en creëert meer vragen dan dat hij beantwoordt. Dupieux steekt overduidelijk de draak met het populaire biopic genre, gooit alle filmregels uit het raam en blaast het imago van de kunstenaar op tot extreme karikatuur. Het resultaat is een absurde komedie die een frisse wind blaast door het hedendaagse filmlandschap.

Waar te beginnen?

De film is een bewuste chaos, Dupieux gooit alle houvast de deur uit. Journaliste Judith (Anaïs Demoustier) heeft één droom: haar favoriete kunstenaar Salvador Dalí interviewen. Dat hij al zeker dertig jaar overleden is, doet er even niet toe. Bovendien wordt iedere poging tot een interview afgewimpeld door de kunstenaar met zijn sterallures. Naast Judith en Dalí ontmoeten we nog talloze absurde personages, onder andere de priester Père Jacques (Éric Naggar), die Dalí over zijn droom wil vertellen. De grap is dat de volledige film een droom in een droom wordt (overduidelijk een knipoog naar Christopher Nolans Inception (2010)) waar geen eind aan lijkt te komen. Dit is het moment waarop de film ontspoort in een reeks bizarre gebeurtenissen.

Surrealisme, film en dromen

Dat de film een droom in een droom blijkt te zijn, is niet verrassend. Dromen waren voor surrealisten als Dalí hét uitgangspunt voor hun kunst. Zij stelden het medium film gelijk aan een droom: passief kijken naar een eindeloze stroom beelden. Film kon volgens de surrealisten door de montage en de juxtapositie van beelden als niets anders de structuur van de droom weergeven: ineens ben je ergens anders of ziet iemand er anders uit. Wat in het echte leven absurd is, is in een droom volkomen normaal. Surrealisten waren geïnteresseerd in het bevreemdende en onverwachte in film.

Ook Dalí was bijzonder geïnteresseerd in het medium film en maakte zelf ook meerdere films. Met Luis Buñuel zou hij de controversiële Un Chien Andalous (1929) maken, en voor Alfred Hitchcock de droom sequens in de film Spellbound (1945).

Dupieux was zich zonder meer bewust van de overtuigingen van de surrealisten, want zijn film is niet alleen een ode aan Dalí, het is ook een ode aan de surrealistische film. Het bevreemdende en onverwachte karakter zit ook in Daaaaaalí. Zo wordt het karakter Dalí afwisselend gespeeld door zes acteurs (vandaar de zes a’s in de filmtitel) en we rollen van de ene absurde situatie naar de andere. Door het gebruik van optisch realisme en de poging tot een logische verhaalstructuur, komt het surrealistische van Dupieuxs film des te krachtiger uit de verf. De regisseur werkt dit vakkundig uit, zonder zich in de absurditeit te verliezen of de film onbegrijpelijk of saai te laten worden. Daarbij probeert hij zoveel mogelijk zijn eigen filmstijl te behouden en niet de film als Dalí-pastiche weg te zetten. Dit maakt dat de film uitzonderlijk goed in elkaar zit en authentiek aanvoelt.

Een kwestie van smaak

Hoewel de film vier sterren krijgt, zal hij niet door iedereen zo positief gewaardeerd worden vanwege zijn eigenzinnige karakter. Daaaaaalí is niet de standaard film met logische verhaallijn en afgerond begin–midden–eind narratief. Dat mensen halverwege de film de zaal verlaten is dan ook niet vreemd. Sterker nog, zo’n sterke reactie is precies wat Dupieux wil. Weg met de beknellende regels en weg met het realisme, surrealisme is terug!

Kunst / Reportage
special: Open Monumentendag 2024
OLYMPUS DIGITAL CAMERAP. Leeflang

Onderweg!

Amsterdam kent het Groote Museum bij ARTIS, maar baas boven baas: ons land kent ook het Grootste Museum van Nederland: kerken, synagogen, tempels en moskeeën die openstaan voor elke geïnteresseerde. Daarvan zijn er ook veel op Open Monumentendag, 14 en 15 september 2024.

Eerst iets over het Grootste Museum van Nederland. Het initiatief daartoe werd genomen door Museum Catharijneconvent in Utrecht. In 2016 publiceerde het museum het boek Kerkinterieurs in Nederland. Met het uiterlijk van een salontafelboek, maar inhoudelijk verrassend door honderd kerkinterieurs, gefotografeerd door Arjan Bronkhorst. Deze gebouwen worden ook besproken. Daarbij komen aspecten langs als: de geschiedenis, architectuur en kunstwerken die een bezoeker kan aantreffen.

Maranathakerk in Deventer

Nog steeds worden er nieuwe gebouwen aan de oorspronkelijke lijst toegevoegd. Het meest recente is de Maranathakerk in Deventer, een protestantse kerk en ontmoetingsplek voor de Molukse gemeenschap in de Oranjebuurt, de oorspronkelijk Molukse wijk. Het is een gebouw uit 1991-1992 van niemand minder dan het architectenechtpaar Aldo en Hannie van Eyck. Aldo van Eyck had al eerder, in 1963-1969 een kerk ontworpen, zijn eerste: de Pastoor van Arskerk in Den Haag, dat gelijkenis vertoont met een nooit gerealiseerde protestantse kerk, Wheels of Heaven in de geboorteplaats van Aldo van Eyck, Driebergen. Het ontwerp van de kerk in Deventer dateert uit 1983-1985 en is daarmee dus zo’n twintig jaar jonger. Dat gebouw werd in 1992 in gebruik genomen.
De rooms-katholieke kerk in Den Haag is geïnspireerd door kerken in Zuid-Europa, met reminiscenties aan een boven- en benedenkerk en werd ontworpen in samenspraak met de bekende Benedictijner monnik en architect Dom Hans van der Laan.
De kerk in Deventer is ontstaan in samenwerking met de gemeenschap in Deventer. Het bouwwerk ademt een andere sfeer dan die in Den Haag. Hier is de inspiratie de blauwe lucht en het water van de Molukken. Het heeft geen toren, wel pilaren die doen denken aan een Moluks dorpshuis op palen (baileo). Opvallend is het kunstwerk Flying Lines van Iene Ambar.

Iene Ambars Flying Lines

Iene Ambar kwam in 1972 uit Indonesië naar Europa (Duitsland) en woont en werkt thans in de Amsterdamse Jordaan. Het golvende lijnenspel dat zij voor de Maranathakerk in Deventer ontwierp, is uitgevoerd in parelmoer schelpen van de Molukken die zijn aangebracht op blauwe banen op de muren die van donker naar licht verlopen.
Hoewel de naam Iene Ambar bij het grote publiek niet zo bekend is, is zij een gerenommeerde en veelzijdige kunstenares. Verschillende musea hebben werk van haar in hun collectie. Zo is het Joods Historisch Museum in Amsterdam in het bezit van twee opvallende, in ijzer uitgevoerde chanoekia’s (negenarmige kandelaars) van haar hand.
De Maranathakerk en haar lijnenspel zijn tijdens de Open Monumentendag op zaterdag 14 september te bezichtigen. Ook de Pastoor van Arskerk in Den Haag is overigens geopend.

Open Monumentendag en Kunst op Stations

De slogan van de Open Monumentendag 2024 is: ‘Onderweg!’ Het gaat – zo lezen we op de website – ‘over de invloed die reizen, vervoer en communicatie hebben gehad en nog steeds hebben’ en ‘ook over plaatsen van aankomst en vertrek, over (reis)verhalen, emigratie, toerisme, ontdekkingsreizen en verbeelding, niet alleen toen, maar ook nu’.
Wat daar mooi op aansluit, is het tweede thema van deze special: Kunst op Stations. En laat nu ook Deventer deel uitmaken van dit in 2001 ontstane initiatief van de directies van NS en ProRail om een onafhankelijk adviserende orgaan op te richten: het Bureau Spoorbouwmeesters. Zij adviseren onder leiding van Spoorbouwmeester Marianne Loof over ontwerp en vormgeving van het spoor.

Het huidige station in Deventer is ontworpen door een vrij onbekende architect: Henri Menalda van Schouwenburg. Opvallend is dat de voorgevel asymmetrisch is met een hoger en een lager deel. In het hogere deel zit het eigenlijke station. Het lagere gedeelte is voor opslag en dergelijke. In tegenstelling tot de Maranathakerk in Deventer, heeft het station van de Hanzestad wél een toren; een kleine aan de zijgevel.

Dit zijn maar een paar voorbeelden als smaakmakers om eens te kijken of er binnen het Grootste Museum van Nederland, Open Monumentendag en/of Kunst op Stations wat te vinden is om te gaan bekijken. Al dan niet in relatie tot elkaar, zoals in het Groote Museum ARTIS de natuur wordt belicht.

Kunst
special: Vakantietips – Sevilla
Museo del Baile FlamencoDenise Hermanns

Hotspot voor cultuur

Voor wie deze zomer op zoek is naar zon en cultuur biedt Sevilla gegarandeerd vertier. De tropische temperaturen in juli en augustus, soms boven de 40 graden, jagen inwoners de stad uit en zorgen ervoor dat de meeste reizigers hun bezoek in het voor- of najaar plannen. Wie de zomerse hitte durft te trotseren wacht een relatief rustige stad, met een adembenemend mooi centrum vol kunst en cultuur.

Unesco erfgoed

Sevilla is een bolwerk van kerken, musea en bijzondere gebouwen. Verplichte kost is het koninklijk paleis, het wereldberoemde Alcázar, waarvoor je bijtijds een kaartje moet reserveren. Hier zie je de exotische Mudéjar-architectuur met de kenmerkende tegeltjes op zijn best, in de vele galerijen, patio’s en zalen, waar ook romaanse, gotische en renaissancistische elementen voorkomen. In de tuinen mag je de mysterieuze Baños de Doña María de Padilla zeker niet overslaan. De ruimte werd vernoemd naar de minnares van de tirannieke koning Peter de Wrede. Anders dan de naam doet vermoeden werd deze cisterne gebruikt voor de opslag van regenwater.

In de nabijgelegen gotische kathedraal met maar liefst vijf schepen bevindt zich het praalgraf van Columbus, naast meesterwerken van onder andere Murillo en Goya. In de schatkamer vol relieken van goud, zilver en edelstenen en bij het imposante houten altaarstuk van Peter Dancart raak je niet uitgekeken.

Cake en kunst

Ga je in het weekend, dan kun je de zusters van het klooster van San Ines opzoeken. Je mag het gebouw niet in om de nonnen te ontmoeten, maar wie bij de poort met intercom aanbelt krijgt wel gelegenheid hun cakes en taartjes ‘contactloos’ te bestellen dankzij een vernuftig houten luik dat naar buiten wordt gedraaid om de verkoop te sluiten.

Wat je wel kunt betreden is het voormalige kartuizerklooster La Cartuja net buiten het centrum, dat tegenwoordig het Centro Andaluz de Arte Contemporáneo (CAAC) huisvest. Deze mystieke setting laat de tentoongestelde hedendaagse kunst van opkomende talenten nog mooier uitkomen. In de vaste collectie bevindt zich werk van klinkende namen als Louise Bourgeois, Candida Hofer en Joseph Kosuth.

CAAC museum

CAAC museum © Denise Hermanns

Pareltjes

De vele privépaleizen, waar je mag rondneuzen tussen meubelen, portretten en boeken, maken Sevilla extra bijzonder. In het beeldschone Palacio de Las Dueñas verwelkomde de steenrijke María del Rosario Cayetana Fitz-James Stuart y Silva tot haar dood in 2014 vele filmsterren, modeontwerpers en zelfs koningen. Deze excentrieke achttiende hertogin van Alba vond haar passie in het voetbal, de flamenco en, tot groot ongenoegen van haar familie en het Spaanse koningshuis, bij een 25 jaar jongere echtgenoot.

paleis van de gravin van Lebrija

Paleis van de gravin van Lebrija © Denise Hermanns

Het vijftiende-eeuwse paleis van de gravin van Lebrija is een ander pareltje. De amateur-archeologe kocht het in 1901 voor haar imposante privéverzameling Moorse kunst en archeologische voorwerpen. De collectie is een beetje stoffig maar de vloeren vol oude Romeinse mozaïeken uit Italica mag je niet missen.

Werelderfgoed

Overweldigend is het Plaza de España, een reusachtig plein in halvemaanvorm dat allerlei gebouwen, kanalen en bruggen omsluit. Het in diverse neostijlen opgetrokken complex werd aangelegd voor de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 en diende als filmset voor onder andere Lawrence of Arabia en Star Wars II. Van de 52 Spaanse provincies die er met Andalusische tegeltjes zijn vormgegeven, kent iedereen er wel een paar.

Plaza de España

Plaza de España © Denise Hermanns

Op en top Spaans zijn ook de vele flamenco shows die je in de stad kunt bezoeken. Het Museo del Baile Flamenco, opgericht door flamencolegende Cristina Hoyos, toont de expressieve zang en dans in een ontroerende voorstelling. Het museum belicht ook de geschiedenis van dit stukje werelderfgoed, aan de hand van kunstwerken, kostuums en vintage foto’s. ’s Avonds kun je op een van de vele terrassen rondom Las Setas de Sevilla, een 26 meter hoog houten monument, alle indrukken van de dag rustig op je in laten werken terwijl de stad langzaam weer tot leven komt.

Voor fijnproevers van kunst, muziek, geschiedenis en architectuur is Sevilla ondanks de tropische temperaturen een absolute aanrader deze zomer. ‘Vámonos!’

Zaalbeeld Museum Beelden aan Zee (omslag)
Kunst / Expo binnenland

Een naadloze verbinding tussen kunst en natuur

recensie: Hans Arp: A Petrified Forest
Zaalbeeld Museum Beelden aan Zee (omslag)

Museum Beelden aan Zee ontving vorig jaar 22 sculpturen uit de nalatenschap van de Frans-Duitse beeldhouwer Hans Arp (1886-1966). Nu wijdt het museum een tentoonstelling aan deze schenking, die de intrigerende beeldtaal en werkwijze van Arp inzichtelijk maakt in een eenvoudige, maar gelaagde presentatie.

3. 1949, Arp, Clamart. Photo M. Sima, droits réservés (1)

Hans Arp in zijn beeldentuin in Clamart © Stiftung Hans Arp

Arp werkte vanuit de overtuiging dat kunst en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hij liet zich inspireren door natuurlijke vormen, zoals wolken, planten, mensen en dieren, die hij vertaalde naar organische sculpturen van gips, marmer, steen of brons. Zoals de sculptuur In the Direction of the Clouds. Een puntige hoek, opgebouwd uit harde lijnen, wijst omhoog, terwijl de vormentaal onderop overgaat op gebogen lijnen en ronde vormen, die veel zachter aandoen. Dat maakt deze sculptuur een harmonieuze versmelting van onregelmatige, grillige en zachte vormen, die doen denken aan wolken. Tegelijkertijd stuurt de sculptuur je blik omhoog, naar de lucht en de wolken.

Arp, Hans_Gipsprojekt

Hans Arp, Zu den Wolken gerichtet (In the Direction of Clouds), 1979, cast 1961-74, gips © Rüdiger Lubrecht

Dichter bij Arp

De buitenlucht en de natuur waren een belangrijk aspect in het werk van Arp. De tentoonstelling begint bij Human Lunar Spectrale (1960), een bronzen beeld dat is opgesteld in de buitenlucht naast de ingang naar de rest van de tentoonstelling. Een gewaagde keuze, vanwege de onopvallende hoek, maar het zet wel vanaf het begin aan de toon. De sculpturen van Arp bevragen, verbinden en versmelten kunst met de natuur. Niet alleen liet Arp zich inspireren door de natuur, ook liet hij natuurlijke processen hun werk doen op zijn beelden. Hij plaatste sculpturen in de tuin van zijn atelier om ze te laten ‘rijpen’, zodat de natuur haar sporen achter kon laten. Het bronzen beeld in de tentoonstelling is voorzien van een coating ter bescherming, maar op de 21 beelden van gips die binnen staan opgesteld, zijn duidelijke sporen van erosie zichtbaar.

Eenmaal binnen in het versteende woud – een bijnaam voor het atelier van Arp – is zijn werk gepresenteerd op massieve sokkels en houten krukken die verschillen in hoogte. Arp werkte vaak staand terwijl de gipsen sculptuur op een lage sokkel stond. Met zijn handen, in plaats van zijn ogen, boetseerde hij zijn sculpturen. De presentatie vormt hiermee een echo van zijn atelier met beeldentuin. Zo brengt deze tentoonstelling – die begint in de buitenlucht – je al vanaf het begin dichter bij Arp, zijn werkwijze en manier waarop hij zijn sculpturen presenteerde.

Relaties leggen

Tegelijkertijd geeft de wijze van presenteren bezoekers alle ruimte om invulling te geven aan de sculpturen. Arp hergebruikte regelmatig vormen of voegde bestaande delen toe aan nieuwe sculpturen, waardoor onderlinge relaties tussen beelden goed te zien zijn. De presentatie is kleinschalig en door het gebrek aan wandteksten worden bezoekers aangespoord om de vormentaal van Arp zelf verder te ontdekken, eventueel met behulp van een boekje met achtergrondinformatie.

Hierom schuilt de kracht van deze tentoonstelling in de eenvoud van de vormentaal, die zich ook manifesteert in de presentatie, aangevuld met ruimte voor de blik van beschouwers. Tegelijkertijd bevraagt de selectie gipsen beelden ook wat er nog meer over Arp te ontdekken valt, buiten dit versteende woud. In ieder geval is deze tentoonstelling een prachtige (versteende) top van de ijsberg, voor wie nog niet bekend is met Arp.