Tag Archief van: Biografie

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Non-fictie

Door innerlijke noodzaak gedreven

recensie: Kafka: Schrijven voor zijn leven - Rüdiger Safranski

De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski heeft een indrukwekkend rijtje omvangrijke biografieën op zijn naam staan. Onder andere over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger en Goethe. Daar is nu een aanmerkelijk dunner boek over Franz Kafka aan toegevoegd. Een biografie mag het dan ook niet heten.

Safranski koos voor een uitgebeende levensbeschrijving, waarin interpretaties van Kafka’s werk grotendeels achterwege blijven. Er wordt één spoor gevolgd, zoals de auteur het zelf omschrijft: ‘het eigenlijk meest voor de hand liggende: het schrijven zelf en zijn [Kafka’s] gevecht ermee’. Werkt dat?

Brieven en dagboeken

In ieder geval wel wanneer Safranski uit Kafka’s brieven en – sterker nog – dagboeken citeert, omdat het hier om primaire bronnen gaat. Al doet een opmerking als ‘een van de bronnen van het schrijven is (…) het plezier van gedaante te wisselen’, met een knipoog naar het verhaal De gedaanteverwisseling wat goedkoop aan, temeer daar die opmerking verder niet wordt uitgewerkt.

Pas wanneer de auteur het beroemde verhaal Het vonnis bij de kop pakt, weet hij een geloofwaardig en uitgewerkt verband tussen leven en werk van Kafka te leggen. Het is 1912 en Kafka heeft inmiddels Felice Bauer leren kennen. Hij schrijft het verhaal in één nacht, ‘door een innerlijke noodzaak gedreven’ aldus Safranski. Het personage van Georg in het verhaal is Franz (evenveel letters) en Frieda is Felice (ook evenveel letters). Zowel Georg als Franz staat op het punt zijn vrijgezellenbestaan op te geven, maar Georg wordt door zijn vader de weg versperd. Deze situatie is parallel aan wat Kafka later in zijn Brief aan mijn vader schrijft: ‘Maar zoals het er met ons voorstaat, is het huwelijk voor mij niet weggelegd, juist omdat het jouw terrein is’. ‘Het schrijven’, meent Safranski, ‘kan het leven een paar stappen vóór zijn’.

Familieopstelling en zelfonderzoek

In zijn beschrijving van De gedaanteverwisseling gaat Safranski nog een stap verder, door het verhaal als een familieopstelling te zien. Dat wil zeggen: een alternatieve vorm van psychotherapie die niet onomstreden is. De uitwerking van dit idee is te kort om voor de al dan niet ingewijde lezer duidelijk te zijn, terwijl het verhaal zelf uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. Zoals Safranski met het hele oeuvre van Kafka doet. Het zou op zich een interessante exercitie kunnen zijn, omdat je bij een familieopstelling een ander voor de geest haalt. Denk aan Kafka’s verhouding tot de eerder genoemde Felice Bauer, die hem enerzijds benauwt en anderzijds juist aanzet  tot schrijven.

Uiteindelijk verbreekt Kafka zijn verloving met Felice. Hij redt zichzelf door te werken aan de roman Het proces. Safranski vermeldt verschillende interpretaties van dat boek dat kan worden opgevat ‘als anticipatie op een totalitair tijdperk of, in een mildere variant, als schrikbeeld van een ambtelijk, bureaucratisch genormeerde wereld’. Zelf ziet hij er ook ‘de inhoudsloze transcendentie in van de geseculariseerde wereld’.

Safranski vat de roman voorts op ‘als ontwikkelingsgang, waarbij (…) de enkeling en de macht (…) in elkaar overgaan’. Een voor de auteur typerende opvatting; hij schreef immers ook een studie onder de titel Eenling zijn (2023). In het boek over Kafka vult Safranski een aspect in, dat in deze studie nog ontbreekt: verinnerlijking. In dit geval de verinnerlijking van het proces, dat door Safranski wordt omschreven als ‘de schuld van de schuldeloosheid’. Safranski ziet dat proces namelijk als zelfbedrog: het idee nergens schuld aan te hebben laadt Josef K. juist op met schuld. Het leidt tot zelfonderzoek. Hij wordt op zichzelf teruggeworpen.

Schrijven als verlichting

De schuld bestaat in het schrijven waarin Kafka helemaal opgaat, ten kost van zijn burgerlijke leven (werk, verlovingen, relatie tot zijn vader). Het werk biedt verlichting.

Net als de landmeter in de roman Het slot hoort Kafka ‘nooit zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap (…) waarin hij leeft’. Het slot wordt – stelt Safranski – vaak religieus geïnterpreteerd. Daarbij begaat Safranksi overigens de fout om – zoals vaak gebeurt – Godot in de titel van het toneelstuk Wachtend op Godot van Samuel Beckett als God te lezen; zelf heeft Beckett aangegeven dat hij wel ‘God’ had geschreven als hij dit had bedoeld.

In dit geval laat zich hier de auteur kennen van nog een ander boek, Het kwaad (2005). Zowel in dat boek als in dit boek over Kafka raakt Safranski gaandeweg aan het metafysische (wat achter de werkelijkheid zit) en transcendente (wat boven de werkelijkheid uitgaat). ‘De leegte’ en het ‘inhoudsloze’ uit het begin van het boek ‘loopt vol’. Er zijn denkers als Karl Erich Grözinger en Ulf Abraham die de notie Ein Sof (het oneindige, het goddelijke) hieraan verbinden, maar dat doet Safranski niet.

Zo raakt hij aan veel dat de lezer uitnodigt om verder te lezen. Safranski biedt op deze manier in wezen een uitgebreid essay rond een thema: schrijven als innerlijke noodzaak. Waarbij hij diep ingaat op het werk van Kafka, minder op diens leven en niet of nauwelijks op de interpretatie van diens oeuvre. Zo is het een interessant boek geworden dat zowel een inleiding vormt voor mensen die nog weinig van Kafka hebben gelezen of over de schrijver weten, én voor mensen die geïnteresseerd zijn in de op één aspect gerichte invalshoek die Safranski kiest.

Boeken / Non-fictie

Verlosser met een beperking

recensie: Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest - Frank Tallis

Op aandrang van zijn Britse redacteur besloot auteur/psychotherapeut Frank Tallis een boek te schrijven over de fascinerende denkwereld en erfenis van Sigmund Freud (1856-1939). Hij wilde zowel Freuds waardevolle inzichten als niet geringe tekortkomingen voor een modern publiek verduidelijken. Het resultaat is een must-read.

Tja, Freud. Verguisd en vergoddelijkt, maar ontegenzeggelijk een denker die onze kijk op onszelf, op ons menselijk gedrag, wezenlijk heeft veranderd. Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest (2024) is gelukkig geen hagiografie. Tallis’ boek is wel een erudiete en veelomvattende beschouwing over leven en werk van een man met een revolutionaire visie. Het trakteert de lezer ook vaak op treffende observaties en conclusies.

Wat Tallis heel goed doet, is het inzichtelijk maken van de enorme ambitie en reikwijdte van Freuds psychoanalytische ‘leer’. Freud mag dan vooral bekend zijn als grondlegger van de psychoanalyse als medische therapie – bedoeld om ernstige psychische problemen op te sporen en te behandelen –, minstens even belangrijk is dat hij een behoorlijk accuraat ‘model van de geest’ ontwikkelt en bovendien probeert aan te tonen hoe die menselijke geest op alle vlakken doorwerkt in onze cultuur. Religie, kunst, geschiedenis, politiek, de wereld van fantasieën en obsessies, de ‘psychopathologie van alledag’; er is nauwelijks een terrein waarover Freud niet zijn psychoanalytisch licht laat schijnen. Soms erg verhelderend en/of aansprekend, en soms ook behoorlijk gezocht en onzinnig.

Geboorte van de psychoanalyse

Een terugkerend thema in Tallis’ boek is Freuds onmiskenbare behoefte aan erkenning en grootheid. Al vroeg valt op dat de getalenteerde Wener ervan droomt de mensheid een baanbrekend inzicht na te laten. Een visionair op zoek naar een visie, zo zou je de jonge Freud best kunnen typeren. Die visie vindt hij nadat zijn studie medicijnen hem op het spoor van de psychiatrie heeft gezet. Aansluitend bij (vooral) de ideeën van zijn collega Josef Breuer, werkt Freud het fundamenteel vernieuwende inzicht uit dat neurotische aandoeningen (‘hysterie’) niet voortkomen uit een biologisch defect maar uit cruciale ervaringen van de patiënt. Met zijn ‘psychoanalyse’ denkt hij dé oplossing voor het ergste geestelijk lijden te hebben gevonden.

Tallis staat uitvoerig stil bij Freuds basisideeën. Onderbewustzijn, driften, fasen in de seksuele ontwikkeling, trauma en verdringing, de betekenis en analyse van dromen, het model van ‘Es – Ich – Über-Ich’, het Oedipuscomplex, vrije associatie, overdracht … De lijst met klassieke begrippen is bijna eindeloos. Het is goed om hierbij voor ogen te houden dat Freud in essentie sterk op Darwin leunt. Onverminderd basaal zijn volgens hem de (dierlijke) driften/instincten, de rede is nog maar een zwak ontwikkeld evolutionair vermogen. De moderne neurowetenschap en evolutionaire psychologie bevestigen volgens Tallis ook belangrijke Freudiaanse inzichten.

Speculatie en preoccupatie

Aan de ene kant kun je zeker de loftrompet over Freud steken, en Tallis doet dat ook overtuigend. Hij beschrijft hem regelmatig als een hartstochtelijke pionier die van grote invloed is geweest op ons moderne bewustzijn. De bevrijdende werking van Freuds onomwonden visie op lichamelijkheid en op seksualiteit – darwiniaans gezien: het lustelement in de voortplantingsdrift – vindt Tallis ook erg waardevol. Tegelijk is het bijna onmogelijk om blind te zijn voor de tekortkomingen in Freuds werk. Hij heeft duidelijk een hang naar grootse (en mannelijke) speculatie, die soms merkwaardige, ongefundeerde stellingen oplevert, en die zelfs ronduit schadelijk kan zijn.

De enorme nadruk op het Oedipuscomplex, waar Freud onwrikbaar aan vasthoudt, is bijvoorbeeld een erg omstreden onderdeel van zijn erfenis. Freud is zo overtuigd van deze ‘historische ontdekking’ en zo gepreoccupeerd met seksualiteit, dat oedipale interpretaties zowel in zijn praktijk van therapeut als in zijn theoretische geschriften steeds weer de hoofdrol opeisen. Wie nu, zoals Tallis, met een kritisch oog naar diverse patiëntstudies van Freud kijkt, schrikt regelmatig van het onwetenschappelijke en dogmatische karakter van zijn analyses. De grote denker is niet wars van manipulatie en bedrog, concludeert Tallis, met als meest schadelijke tekort ‘zijn losse omgang met de waarheid’. De mal van Oedipus zal op de sofa zelden als gegoten hebben aangevoeld.

Tijd en plaats

Het boek gaat ook uitvoerig in op Freuds leefwereld, met name op de tijdgeest in zijn woonplaats Wenen. De culturele metropool bruist in die tijd van grote, bijna koortsachtige creativiteit en bedrijvigheid. Tallis maakt mooie zijsprongen naar stadgenoten als Gustav Klimt, Egon Schiele, Arthur Schnitzler en Gustav Mahler. Hij wijdt ook een lange beschouwing aan de legendarische ontmoeting tussen Freud, die vakantie houdt aan de Nederlandse kust, en Mahler, die graag een consult wil. Op 26 augustus 1910 treffen ze elkaar in het Leidse café-restaurant ‘In den Vergulden Turk’, waarna ze een lange stadswandeling maken om Mahlers persoonlijke problemen te bespreken. De ontmoeting tussen deze ‘twee meest emblematische figuren van het Wenen rond de eeuwwisseling’, brengt Tallis tot de vergelijking (p. 350): ‘Mahler zei eens: “Wat het beste is in de muziek, kan niet gevonden worden in de noten.” Deze cryptische uitspraak stemt overeen met het psychoanalytische principe dat wat mensen zeggen niet zo belangrijk is als wat mensen niet zeggen.’

Weens koffiehuis 'Café Central'

Het koffiehuis rond 1913: archief Café Central, Wenen

Andere thema’s die voorbijkomen zijn: het opkomende antisemitisme – dat zich bij de nazi’s uiteindelijk zou verbinden met de meest morbide elementen van de Duitse romantiek, al manifest in de heersende zelfmoordcultus; het typisch Weense koffiehuis; en natuurlijk de alomtegenwoordige erotiek. Seks, neurosen, fantasie, de dood: in Wenen zijn ze eind negentiende, begin twintigste eeuw nooit ver weg.

Normaal ongeluk

Een van de beste cultuurpsychologische inzichten van Freud, die de Weense koortsachtigheid ook al aardig zou kunnen verklaren, is zijn analyse in Das Unbehagen in der Kultur (1930). De moderne mens is niet geboren voor het complete geluk, stelt Freud in dit laatste grote werk. Totale verlossing van het lijden is onmogelijk, we zullen altijd zo goed mogelijk moeten dealen met ‘normaal ongeluk’. Ongeluk dat nou eenmaal onvermijdelijk voortkomt uit onze voortgaande socialisatie. De (evolutionaire) noodzaak van samenwerking en onderschikking van het individuele belang, het proces van civilisatie, vereist dat we onze driften zo goed mogelijk reguleren en niet zelden ook onderdrukken (de hoofdtaak van het ‘Ich’.) Met alle onvrede, hunkering en stress die dat met zich meebrengt.

Opvallend genoeg besluit Tallis met een sympathieke les in bescheidenheid (!) die Freud ons ook nalaat. Met ons ‘brein uit de steentijd’, de inzichten dat onze aarde niet het centrum van de kosmos is en dat wij naar dieren en niet naar goden zijn geschapen, moeten we altijd waken voor narcisme. Helemaal nu we ons collectief grote, ernstige problemen (klimaatcrisis, kerndreiging) op de hals hebben gehaald.

Een paar kleine onvolkomenheden daargelaten – zoals Tallis’ halfslachtige poging om nog wat van Freuds ‘doodsdrift’ te maken, en de keuze van de vertaler om titels van Freud in het Engels te laten staan – is er geen enkele reden om te passen voor dit zeer informatieve en voortreffelijk geschreven boek.

Boeken / Non-fictie

Een leven met losse eindjes

recensie: Achteraf bezien – Elizabeth Jane Howard

‘Turbulent’. Dat is het woord dat literatuurcritici vaak toekennen aan schrijfster Elizabeth Jane Howard (1923-2014). De Britse auteur, die internationaal furore maakte met de op haar eigen leven gebaseerde vijfdelige reeks The Cazalets (1990-1995), biedt met het memoir Slipstream (Nederlandse vertaling: Achteraf bezien) een kijkje in haar roerige verleden. Het is alsof je de wereld van The Cazelets opnieuw betreedt, maar nu een ‘behind the scenes’-rondleiding krijgt.

Waarom klom Howard nogmaals in de pen om het verhaal dat vele trouwe lezers en lezeressen al kenden opnieuw op te schrijven, ditmaal zonder enkele opsmuk? In het voorwoord van het autobiografische boek Achteraf bezien geeft de destijds 79-jarige schrijfster aan dat ze een trage leerling is die een groot deel van haar leven heeft geleefd in de slipstream van haar ervaringen. Door diverse rampzalige situaties keer op keer te herhalen, begrijpt ze nu pas de boodschap achter deze ervaringen. Dat wil niet zeggen dat ze als een oude juffer allemaal levenslessen verkondigt voor haar lezerspubliek. Integendeel. Het is slechts de onverbloemde weergave van haar eigen onstuimige verleden, heden en toekomst(beeld) én alle personen die – groot of klein – een rol in haar leven speelden. En dit waren er nogal wat. Zelfs zoveel, dat ze een ware index heeft aangelegd, ‘De spelers’, waarin ze alle mensen die passeren in het boek voorstelt. Voor wie de bomen door het bos niet meer ziet, is dit een fijn geheugensteuntje.

Dus, wat voor sappige, ontroerende en spannende dingen heeft de vrouw, die bijna de honderd aantikte, allemaal meegemaakt? Voor degenen die bekend zijn met haar eerdere werk is het een feest der herkenning. Al snel wordt duidelijk dat één van de hoofdpersonages uit de vijfdelige reeks over de Cazalet-clan (te weten de boeken Lichte jaren, Aftellen, Verwarring, Bevrijding en Veranderingen) is gebaseerd op het leven van Howard. Het gaat om de oudste, knapste maar ook meest dramatische en zelfzuchtige Cazalet, Louise, die op 19-jarige leeftijd in het huwelijksbootje stapt met een veel oudere man.

In het echt trouwde Howard op eenzelfde leeftijd met de zoon van een ontdekkingsreiziger: Peter Scott. Een moederskindje in het kwadraat, als we Howard mogen geloven. Waar Scott werd vertroeteld door zijn moeder, werd Howard zelf tot op het bot bekritiseerd door haar moeder, die voorheen een balletdanseres was. Die bittere houding werd wellicht veroorzaakt door Howards vader, die zijn minnares verkoos boven zijn vrouw en een huis voor laatstgenoemde kocht zodat hij haar letterlijk buiten de deur kon stallen. Howard en haar twee broers werden thuis onderwezen en Howard had de ambitie om een grootse actrice te worden. Zover is het niet gekomen: de droom viel in duigen toen ze de ‘rol’ van echtgenote én moeder moest aannemen. Toen ze nog net geen twintig jaar was, beviel ze van haar dochter Nicola, die tot haar grote verdriet meer een vaderskindje bleek te zijn.

Meer schaduw dan zon

Helaas voor Howard heeft haar leven meer in het teken gestaan van verdriet dan van blijdschap. Erg toegewijd aan haar kleine gezin was Howard niet: na slechts vier huwelijksjaren verliet ze haar man om haar tijd te kunnen investeren in iets waar ze haar hart aan had verpand: het schrijverschap. Met The Beautiful Visit (1950), haar debuutroman die werd vertaald als Een heerlijke tijd, nam haar auteurschap een aanvang. Vertoont deze roman al autobiografische trekjes, haar tweede roman The long view (Welbeschouwd in het Nederlands) gaat over een lange terugblik op een roerig huwelijk en lijkt enigszins op een relaas over de misère die ze zelf ondervond als getrouwde vrouw. Na haar huwelijk kwamen en gingen de mannen. In 1955 kreeg ze een relatie met de schrijver Arthur Koestler die haar dwong om hun ongeboren kind te aborteren. In Achteraf bezien biecht Howard op dat ze de eerste drie maanden van haar zwangerschap moest uitzitten, voordat de baby kon worden weggehaald. Hun relatie was niet bestand tegen deze afgedwongen handeling en Howard hopte door naar de volgende affaire.

Opvallend is het feit dat Howard er niet voor terugdeinsde om de echtgenoten van haar vriendinnen te verleiden. Zo had ze een affaire met de dichters Laurie Lee en Cecil Day-Lewis, schrijvers Cyril Connolly en Kenneth Tynan én met haar collega, de journalist Robert Aickman. In 1958 ging ze een tweede, ongelukkig huwelijk aan met Jim Douglas-Henry. Hij staat niet bekend als haar laatste man: in 1965 stond ze voor de laatste keer voor het altaar, ditmaal met Kingsley Amis.

De liefde tussen de twee hield stand tot 1983. Hun relatie was serieus van aard, maar helaas voor Howard kon Amis geen afstand doen van zijn allergrootste liefde. Niet Hilary, zijn vorige vrouw, nee: de drank. In een brief aan Howard schreef hij openhartig dat het leven met Howard geen pretje was, maar dat het zonder haar ‘nog erger zou zijn’. Verre van een liefdesbrief en ook weinig overtuigend. Ze hield hem een keuze voor: stoppen met drinken of een echtscheiding. Het resulteerde uiteindelijk in het laatste. Ze betrok een woning in Camden Town, dat haar toch te rumoerig was en ze verruilde het voor een huis in Suffolk. Hier schreef ze haar meest bekende werken: de serie over The Cazalets, die ergens ook dienden als een eerbetoning aan én afrekening met haar eigen verleden. Op 2 januari 2014 stierf ze op 90-jarige leeftijd in haar eigen bed. En ondanks de kwaaltjes en de artritis heeft ze een – naar eigen zeggen – boeiend leven kunnen leiden. Tenminste, daar getuigen haar laatste woorden van, die aangeven hoe ze haar laatste jaren op aarde gespendeerd heeft:

‘Ik wil niet stil gaan leven, met weemoed en spijt als een natte deken om me heen geslagen. Ik wil de rest van mijn dagen een onderzoekend, nieuwsgierig en geïnteresseerd leven leiden.’

De voorganger van Downton Abbey

Mocht je Howard niet kennen, dan kun je je alsnog goed amuseren tijdens het lezen van het boek. Zelden lees je over zo’n interessant leven. Een leven vol onvervulde wensen, gerealiseerde ambities en overgoten met bittere tranen en kriebels door rondfladderende vlinders in de buik. Het is intrigerend dat het boek een zeker raakvlak heeft met de bekende serie Downton Abbey: een serie over een zeer vermogend huishouden met drie dochters (en dat voornamelijk verhaalt over de vele bedienden die onderin het huis wonen). Ook Howard groeide op in een rijk en Brits gezin. Dat heeft haar zeker een steuntje in de rug gegeven, maar ook op sommige momenten belemmerd, net als bij de drie dochters van Downton Abbey. Howard is boven alles ontzettend open over haar leven: van de jaren dat ze geen seks meer heeft gehad, na haar laatste huwelijk, tot aan haar diepste gedachteroerselen. Haar vergissingen zijn haar vaak duur komen te staan, zoals ze zelf zegt, daar heeft ze wel ‘min of meer’ voor betaald. Het is een behoorlijke eindrekening met een paar losse eindjes…

 

Film / Films

Een intiem en feministisch portret zoals alleen Sofia Coppola dat kan

recensie: Priscilla
Priscilla Presley 2023Filmdepot - by Sabrina Lantos

Priscilla staat bekend als de vrouw van Elvis Presley, maar daar maakt deze film een einde aan. Wat de vorige films uit Sofia Coppola’s oeuvre deden voor andere vrouwen, doet ze nu weer. In deze nieuwe coming-of-age staat Priscilla’s verhaal door middel van veel nuance en stijl in de schijnwerpers.

Net als in andere films van Coppola gaat Priscilla over een tienermeisje dat snel volwassen moet worden en leert omgaan met hoe haar ‘geliefde’ haar behandelt. Het laat het prille begin, het zes jaar durende huwelijk en het onvermijdbare einde van de relatie tussen Priscilla (Cailee Spaeny) en Elvis (Jacob Elordi) zien. Priscilla ontmoette Elvis op zijn vierentwintigste toen ze zelf nog maar veertien was, waarna hij haar meenam naar zijn landgoed. De film dompelt ons onder in Priscilla’s kleine wereld in Memphis in de jaren zestig en geeft ons een intiem kijkje in haar leven.

Buiten de spotlights, maar in het middelpunt

Wanneer Priscilla arriveert in Elvis’ Graceland en hier gaat wonen, wil hij niet dat ze een bijbaan neemt of hem opzoekt terwijl hij in Hollywood aan films werkt. De isolatie is voelbaar in de donkere slaapkamer en andere scènes die zich binnen afspelen. Door zijn invloed transformeert haar bescheiden kleding en make-up naar een look met donkere eyeliner en hoog getoupeerd zwart haar. Priscilla’s voeten laten niet eens afdrukken achter in het dikke tapijt van Elvis’ huis, wat Coppola meteen al in het eerste shot benadrukt.

Priscilla wordt met opzet aan de zijlijn gehouden, maar toch staat ze in de film centraal in alle andere opzichten: in veel camerashots is ze het volledige middelpunt, terwijl Elvis zich juist aan de randen manoeuvreert en de camera vaak de rug toekeert. Net zoals Coppola’s The Beguiled (2017) een reactie was op de versie uit 1971 met Clint Eastwood, maar haar film de voorkeur gaf aan vrouwelijke perspectieven, doet Priscilla dit twee jaar na Baz Luhrmann’s Elvis (2022).

Korte metten maken

Priscilla’s beleving geeft altijd de doorslag, en laat dat nou net het doel zijn van de film. Toch focust het verhaal zich alleen op de jaren waarin Priscilla een relatie met Elvis had. De film begint vaart te krijgen wanneer er spanningen ontstaan en een scheiding niet ver te zoeken is. Jammer genoeg snelt het plot zich door de veranderingen die Priscilla meemaakt wanneer ze eindelijk haar eigen leven terugpakt.

De toenemende afwezigheid van Elvis, ook in de achtergrondmuziek die zijn liedjes lijkt te vermijden, zet de toon al voordat hun relatie daadwerkelijk stukloopt. Helaas is dit niet het type film waarbij je een groot conflict of besluit kan verwachten. Want zoals bij elke film van Coppola loopt het met een sisser af. Dit geeft misschien niet veel voldoening, maar hierdoor maken de subtielere momenten in de film wel meer impact.

(Not) Lost in Translation

Of je bekend bent met Coppola’s werk of niet, het is duidelijk dat dialoog ondergeschikt is aan alles in deze film, maar de shots weten zelfs zonder woorden boekdelen te spreken. Vanwege het gebrek aan dialoog vraagt de film je om nog beter te kijken en meer informatie te halen uit de gezichtsuitdrukkingen. Spaeny’s performance nodigt hiertoe uit doordat de emoties over haar gezicht heen vloeien.

Het thema is doorgevoerd in elke keuze die is gemaakt en laat juist de impliciete, kleine momenten van verandering de boventoon voeren. Hierdoor weet de film op een genuanceerde manier een vrouwelijke hoofdrolspeler te laten zien die ermee worstelt om stabiliteit te vinden in haar romantische relatie. Coppola is hiermee nog steeds een van de beste in het tonen van volwassen worden als vrouw in een mannenwereld.

Film / Documentaire

Een gesprek tussen licht en donker

recensie: Anselm - Das Rauschen der Zeit

De ondertitel die de Duitse filmregisseur Wim Wenders aan zijn documentaire over het werk van zijn vriend en beeldend kunstenaar Anselm Kiefer meegeeft, is raak: Das Rauschen der Zeit, het ruisen van de tijd.

Ruisen en tijd. Het eerste komt in de film op verschillende momenten en manieren terug. In het ritselen van de bomen met hun jonge, groene blaadjes aan het begin van de film en in de ijle mobile met glaspegels die zachtjes tinkelen op de circulatie van de lucht. Het is iets dat je niet snel met Kiefer in verband brengt. Ten onrechte, zal blijken. Het tweede, de tijd, vooral die van de Tweede Wereldoorlog, speelt een hoofdrol in het werk van de kunstenaar. Hij staat vooral bekend om zijn monumentale werk waarop de lagen verf met een spatel dik zijn opgebracht.

Licht, zwaar en zwart

Mensen die zijn tere waterverftekeningen in het boek Zomer van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård kennen (uitg. De Geus, 2017) hebben weet van deze zachte kant van de kunstenaar. Maar pas op: er zijn ook tekeningen in het boek opgenomen van houtskool en gips op karton. Een draagt de titel böse Blumen. Licht, zwaar en zwart.
Dat is misschien wat Wenders ons in het werk van Kiefer wil laten zien, en wat de componist Leonard Küssner ons in zijn filmmuziek wil laten horen. Licht, zwaar en zwart gaan een gesprek met elkaar aan, zoals de twee sopranen met orkest in het aan Mahler herinnerende openingsnummer van de film: An die Sonne.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat die dialoog de as is waarom de hele documentaire van Wenders draait. Geschoten met behulp van geavanceerde 3D-camera’s en in 6K. Zo trekt hij de toeschouwer het beeld in. Je kunt geen buitenstaander blijven in het werk waarin de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog zo nadrukkelijk aanwezig is. Daar is 3D bij uitstek de aangewezen techniek voor die Wenders op z’n best inzet en die soms adembenemend uitwerkt.

In gesprek met het verleden

Maar de dialoog in de film gaat verder dan alleen tussen schoonheid en vernietiging, licht en donker, zon en duisternis. Of – in de visie van Kiefer – tussen vernietiging en schoonheid, donker en licht. In die volgorde, want het begint allemaal in Donaueschingen, waar hij in maart 1945 wordt geboren en als jongetje speelt op de recente puinhopen van de stad na een bombardement. Een rol die wordt gespeeld door Anton Wenders, een neefje van de regisseur. Als jongen bezoekt Kiefer in Frankrijk de streek waar Van Gogh woonde en werkte.
Vanaf dat moment komen zonnebloemen in zijn werk voor. Uitgebloeide, geknakte zonnebloemen. Die jongen wordt weer gespeeld door Daniel Kiefer, zoon van Anselm.

De oudere Kiefer is de kunstenaar zelf, die op sloffen en al fluitend door zijn enorme atelier, een loods, bij Parijs fietst. Afgezien van Daniel, laat Wenders niets van het privéleven van Anselm Kiefer zien. Dat kan ook haast niet, want de kunstenaar schermt dat zorgvuldig af.

Verschillende vormen van kunst

Kiefer bewondert niet alleen Van Gogh. Het zijn ook dichters als Ingeborg Bachmann en Paul Celan. We zien ze wanneer zij eigen gedichten voorlezen. Wat lichter van toon dan je uit de teksten op zou kunnen maken. Zo is er op die manier ook een dialoog gaande tussen verschillende vormen van kunst: beeld en taal.

Niet alleen op de mobile met glaspegels zien we tekst, ook op ander werk van Kiefer is dat nadrukkelijk aanwezig. We zien Kiefer op een hoogwerker de titel van een gedicht van Celan wijzigen. Is het een verbetering, of wil hij de (opzettelijk?) foute titel nog onder de doorstreping laten staan?
We zien de kunstenaar veel aan het werk in zijn atelier en daarbuiten in de ruimte eromheen, die overigens beide toegankelijk zijn voor publiek. Hij is in de weer met een brander op de verf, stro en gips van een nieuw kunstwerk, zodat het zwartgeblakerd wordt. Er zijn twee assistenten met een blusser paraat. Wij staan haast naast ze, met onze 3D-brilletjes op. De film valt tussen twee haakjes ook in 2D te zien.

Allemaal samen is het een aanmoediging om de tentoonstelling Bilderstreit in Museum Voorlinden te gaan bekijken (t/m 25 februari 2024), waar in een zaal Kiefer in gesprek gaat met schrijvers en denkers uit de romantiek. Overigens is het niet ver gezocht om de documentaire van Wenders ook als een kunstwerk op zich te zien. Zoals Wenders al in zijn film Paris, Texas het filmische oprekte, door de techniek van binnenuit te lijf te gaan, zo doet hij dat nu weer en gaat daarbij nog een stap verder, al valt de hoge resolutie 6K in onze bioscopen nog niet te ervaren.

 

Film / Films

Biopic van Serebrennikov

recensie: Tchaikovsky’s Wife

De film Tchaikovsky’s Wife van de Russische regisseur Kirill Serebrennikov werd ondanks een oproep tot een boycot in verband met de Russische inval in Oekraïne toch vertoond op het Cannes Film Festival 2022. Sneed die oproep hout, of snijdt de film ondanks dat hout?

De film is een biopic over het kortstondige huwelijk (1877) tussen de componist en een leerlinge van hem, Antonina Miliukova, bekeken vanuit haar gezichtspunt. Zij adoreerde hem, maar hij zag al gauw zijn fout in om met haar te trouwen. De reden van het huwelijk zou zijn dat hij op haar geld uit was en zijn homoseksualiteit op die manier wilde verbloemen. Het eerste klopt niet, want zoals in de film al blijkt, gaf hij haar alimentatie nadat hij haar had verlaten. En bovendien kreeg hij financiële ondersteuning van Nadezjda von Meck, zijn mecenas. Het tweede zou kunnen kloppen, want in het Rusland van die tijd waren sinds 1835 homoseksuele handelingen in het Burgerlijk wetboek verboden, hoewel veroordelingen op grond daarvan zeldzaam waren.

Homoseksuele Tsjaikovski

Dat ligt in het Rusland van nu anders. Sinds 2013 zijn openlijke uitingen van homoseksualiteit strafbaar. En daaronder worden bijvoorbeeld verstaan het op straat kussen van twee mensen van hetzelfde geslacht of het lopen met een regenboogvlag. Zo’n film als deze past dan ook helemaal in de kritische houding van Serebrennikov. Neem alleen al het feit dat de rol van Tsjaikovski in deze kostuumfilm wordt gespeeld door de homoseksuele acteur Odin Lund Biron, die veelvuldig met Serebrennikov samenwerkt. Ook bij de Nederlandse Opera in de productie van Von Webers Der Freischütz (2022). Thans woont hij, overigens net als Serebrennikov, in Berlijn.

De film verschiet telkens van kleur. Het begin is in een diffuus en koel licht gefilmd. Haast zwart-wit. We schrijven het moment dat Tsjaikovski Miliukova heeft verlaten. Dan gaat het terug in de tijd en zien we het moment waarop zij contact met hem zoekt, omdat ze naar het Conservatorium wil én haar leven met hem wil delen. Alles is dan in warme kleuren gehuld, zoals Miliukova zelf dat gaandeweg in de film ook vaker is, gekleed in een rode jurk. Een jurk waaraan Tsjaikovski zegt zo’n hekel te hebben. Het zijn scènes die herinneringen oproepen aan beroemde schilderijen: de brief schrijvende vrouw van Vermeer, Danaë van Rembrandt. Het laatste doek hangt overigens in de Hermitage in St. Petersburg…

Manzieke Miliukova

Waar de aandacht inhoudelijk vooral naar uitgaat, is de ontwikkeling, de lijdensweg van Antonina Miliukova, gespeeld door Aljona Michajlova. Gaandeweg worden de scènes met haar steeds hallucinerender en surrealistischer. Nadat Tsjaikovski haar heeft verlaten en ze maar niet snapt dat hij niet op vrouwen valt, krijgt ze van advocaten vijf mannen in Adamskostuum ter vervanging op zicht. Een kan zelfs op zijn handen lopen. Antonina besnuffelt en betast ze allemaal. De vijf mannen achtervolgen haar in haar dromen. Ze blijft naar concerten in het Conservatorium gaan, waar muziek van Tsjaikovski wordt gespeeld en ze hem hoopt te zien. Welke muziek is overigens niet duidelijk, want daar valt de nadruk in de film niet op. Uiteindelijk komt ze in een inrichting terecht en sterft in 1917.

Zo is de film een over het Rusland van 1877 en eigenlijk ook het Rusland van nu. Serebrennikov heeft het in deze biopic mooi en treffend weergegeven.

 

Raised Fist
Film / Films

Leven zonder lucht

recensie: Till (2022)
Raised Fist

De hartenkreten en trillende stem van Mamie Till-Mobley, gespeeld door Danielle Deadwyler, gaan door merg en been in het biografische drama Till (2022). Deadwylers triggerende acteerwerk leverde haar naast tientallen nominaties vele prijzen op, zoals de Josephine Baker prijs en Impactprijs.

Omringd door de steeds terugkerende kleur geel, die staat voor zorgeloosheid, raapt Mamie de moed bij elkaar om haar 14-jarige zoon Emmett uit te zwaaien terwijl hij op de trein stapt om zijn neefjes in Mississippi te bezoeken. De bezorgdheid wanneer je je kind voor het eerst iets langer los moet laten, is een gevoel dat iedere moeder kent, en op 28 augustus 1955 komt Mamies nachtmerrie uit.

Het einde

Na Emmetts treinreis duurt het niet lang voor Emmett de winkel van Carolyn Bryant binnentreedt. Als je vooraf bekend bent met de geschiedenis van Emmett Till, springen je nekharen al overeind wanneer je Carolyns ijskoude blikken waarneemt tijdens hun eenmalige interactie. De sfeer slaat geheel om op het moment dat Emmett naar Carolyn fluit, het moment dat hij zijn eigen doodvonnis tekent.

Tevergeefs schreeuwen

Een onbehaaglijk gevoel bevangt je als je Emmett tevergeefs hoort schreeuwen, Mamie haar verdriet ziet verwerken en wanneer andere kinderen met hetzelfde lot worden besproken. Zodra de kist met Emmetts lichaam in Chicago aankomt, rent Mamie erop af terwijl de tranen over haar gezicht rollen. Ze grijpt naar de kist en roept dat deze open moet.

‘He can’t breathe!’

Dit is ongetwijfeld een referentie naar het overlijden van George Floyd, wiens laatste woorden wereldberoemd zijn geworden. Na het zien van haar volledig verminkte zoon, realiseert Mamie zich dat ze het diepgewortelde racisme alleen aan het licht kan laten komen door Emmetts verhaal en beelden van zijn lichaam met de rest van de Verenigde Staten te delen. Om het belang hiervan te benadrukken, word je als kijker ook geconfronteerd met Emmetts onherkenbare lichaam. Het geweld dat door de mannen is gebruikt, wordt de kijker daarentegen bespaard: een respectvolle keuze van Chinonye Chukwu, de filmmaker.

De kracht van kleur

Het kleurenpalet ontvouwt zich gedurende de film. Na veel scènes met prachtige, artistieke samenstellingen van kleuren draagt Mamie een grijze jurk in de rechtszaal; het moment van de waarheid. Hier laat Deadwyler haar vaardigheid zien en weet ze rauwe emotie over te brengen. Machteloosheid achtervolgt de zwarte mens. Dit is te zien aan de glinsterende ogen van Mamies oom, Moses Wright, als zijn achterneefje wordt ontvoerd terwijl zijn familie onder schot staat. Ook de terughoudende reacties wanneer mensen van kleur nare opmerkingen naar hun hoofd geslingerd krijgen, geven hun hulpeloosheid weer. De onmacht is ook te zien in de scène van de jury die aandachtig naar Carolyns schaamteloze leugens luistert.

De impact

Mamie draagt zwart wanneer ze als activist voor een enorm publiek spreekt. Het einde van de film nadert. Hierna volgen nog veel meer toespraken van Mamie en zamelt ze hoge bedragen in voor de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP: een beweging in de Verenigde Staten die de burgerrechten van de zwarte mens beschermt).

‘Now I want America to bear witness.’

Nog geen half jaar na Emmetts dood voelde de intussen gekende Rosa Parks zich geïnspireerd om niet voor een witte man op te staan in de bus. Samen met vergelijkbare tragedies als die van George Stinney jr. en Clinton Melton, leidde Emmets dood tot het uitvaardigen van de Civil Rights Act van 1964. Deze wet maakte discriminatie op basis van ras, huidskleur, religie, nationaliteit en sekse in overheidsinstellingen en openbare gelegenheden, eindelijk strafbaar. Mamies harde werk zorgde ook voor de Emmett Till Antilynching Act (2022) die lynchen officieel een haatmisdrijf maakte.

Theater / Voorstelling

Het geheim achter het raadsel George Soros

recensie: The Making of Soros the Musical - mugmetdegoudentand
Scènefoto The Making of Soros the MusicalNichon Glerum

Of je nou vriend of vijand bent van het Hongaars-Amerikaanse financiële mirakel George Soros, niemand kan een pink krijgen achter wie deze gesloten man nou eigenlijk echt is. Theatergezelschap Mugmetdegoudentand doet een poging het raadsel te doorgronden in de even charmante als rommelige The Making of Soros the Musical.

De speelvloer heeft nog het meeste weg van een kringloopwinkel, met kapotte fauteuils en afgetrapte vloerkleden. En dat is ook de bedoeling: de theatermakers zijn nog volop bezig met het in elkaar zetten van een musical. We treffen ze aan op het moment dat George Soros, het onderwerp van de musical, komt binnenlopen. Hij komt controleren wat er wordt gedaan met de één miljoen dollar die hij heeft gestopt in dit project, in de veronderstelling dat dit een vriendelijk verhaal zal worden over hem, zijn politieke missie en zijn goedgevigheid.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Van speculant tot filantroop

George Soros (Boedapest, 1930) is een Joodse Amerikaan van Hongaarse komaf. Hij maakte zijn onwaarschijnlijke fortuin -dat wordt geschat op 6 tot 7 miljard- in de tweede helft van de twintigste eeuw door behendig te speculeren met geld; vooral met dat van The Bank of England, om precies te zijn. En door allerlei andere financiële kansen precies op het goede moment te zien. Vervolgens ging in zijn hoofd de knop om, en veranderende hij van nietsontziende speculant in empathische filantroop: Soros geeft enorme bedragen weg aan goede doelen. Zijn ideaal is het kapitalisme de nek om te draaien.
Hij heeft echter aan beide uitersten van het politieke spectrum vijanden: rechts haat hem, omdat hij mensen met veel geld pootje probeert te haken. Links wantrouwt hem, omdat het knap vreemd is dat iemand die zo veel geld heeft verdiend door kapitalistisch handelen, nu opeens het licht zou hebben gezien en de wereld wil redden.

The Making of

In The Making of Soros The Musical proberen regisseur (Lineke Rijxman) en acteur (Jasper Stoop) een verhaal te maken waarin de ‘echte’ drijfveren en persoonlijke achtergrond van de filantroop duidelijk worden. Soros zelf (Vincent van der Valk) wil zijn persoonlijke verhaal niet zien; hij wil dat alleen zijn politieke boodschap in zang, dans en sketches zal worden verwoord: ‘dood aan het kapitalisme’, kort gezegd. Hij heeft betaald voor deze productie, de makers moeten de voorstelling neerzetten zoals hij die voor ogen heeft.

Helder en eerlijk

Wat volgt is een lang en rommelig geheel, waarin op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd een helder en eerlijk beeld te schetsen van de mens George Soros. Heel even verschijnt de man ook zelf in beeld, wanneer een Amerikaans interview met hem wordt geprojecteerd op een schermpje. In dat gesprek reageert de harde zakenman stamelend op vragen over zijn Joodse jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog in genazificeerd Hongarije.

Tussen het verhaal van Soros door, passeren de meest uiteenlopende (levens-)vragen de revue. Vragen over ieders identiteit, over ik en de ander, over inclusiviteit – zelfs over het leven in een door toeristen en partyboten overspoeld Amsterdam. De acteurs wisselen van personage, worden nu en dan zichzelf, of de ander. De handeling wordt geregeld onderbroken door dansjes en liedjes, veelal geleend uit andere musicals.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Hart

Daarmee is The Making of Soros The Musical niet bepaald een well made play, maar een rommeltje; maar wel een buitengewoon sympathiek en charmant rommeltje. Mugmetdegoudentand is een groep die het hart op de juiste plaats heeft, die maatschappelijk recht en onrecht graag mag bespreken. Ze gebruiken deze voorstelling dan ook om het eens te hebben over het noodzakelijk einde van het kapitalisme, omdat de samenleving er niet alleen slechter van wordt, maar er ook aan ten onder gaat. “Het kapitalisme wordt begraven”, aldus Soros.

IJzersterk is de scène waarin Vincent van der Valk als Soros in een razendsnel en vlijmscherp betoog uiteenzet hoe hij de -uit gebakken lucht bestaande- Bank of England onderuit heeft gehaald.
Hoogtepunt van de voorstelling is de finale, waarin Lineke Rijxman -zelf Joods- het kantelpunt in Soros’ leven verbeeldt. Ze zet de veertienjarige Joodse jongen in Hongarije neer, die moet toezien hoe zijn vader door de Nazi’s wordt gedwongen de bezittingen van weggevoerde mede-Joden te stelen, louter om zichzelf en zijn zoon de gang naar het concentratiekamp te besparen. De boodschap: als je je afvraagt hoe George Soros is geworden tot wie hij is: hier heb je je antwoord.

Stoppen

Mugmetdegoudentand heeft aangekondigd na 38 jaar theatermaken als groep te gaan stoppen. The Making of Soros the Musical is de laatste voorstelling die het collectief maakt. De leden van de groep gaan steeds meer hun eigen weg; en de financiële nekslag die corona heeft betekend, maakt voortgang en voldoen aan hun eigen kwaliteitseisen niet echt mogelijk. Het stoppen is wel oprecht jammer, zeker wanneer ze met deze maffe en hilarische musical opnieuw laten zien hoe belangrijk hun boodschap is en hoe verfrissend hun visie op theater is.

Theater / Voorstelling

Het boeiende leven van een legendarische danser

recensie: Recensie: première Nureyev - Jan Kooijman
Jan Kooijman danst in NureyevAnnemieke van der Togt

Geboren in een rijdende trein, achterna gezeten door de KGB en uiteindelijk gevlucht van de beknellende Sovjet-Unie naar het vrije Frankrijk: het leven van danser Rudolf Nureyev (1938-1993) klinkt als een spannende roman. Niet gek dat hij onderwerp was van boeken, documentaires en een film. In Nureyev brengt Jan Kooijman de legendarische danser tot leven in het theater.

De meeste mensen zullen Jan Kooijman kennen als presentator van programma’s als So You Think You Can Dance, Dance Dance Dance en Hij, Zij, Hen. Als acteur verkreeg hij naamsbekendheid in GTST en verscheen hij in films als Verliefd op Ibiza en Hartenstraat. Voor zijn overstap naar televisie en film was hij jarenlang actief als danser bij het Scapino Ballet. In Nureyev gaat hij terug naar zijn roots als danser en keert hij terug in het theater in deze serieuze en complexe rol. Hierbij wordt hij vergezeld door de twee jonge dansers Kiran Gezels en Nehanda Péguillan.

Een bijzondere repetitie

In het stuk zien we Nureyev op 54-jarige leeftijd werken aan zijn zwanenzang: het choreograferen van een nieuwe versie van het ballet La Bayadère voor de Opéra in Parijs. Hij lijdt al enkele jaren aan AIDS en zijn gezondheid wordt steeds zwakker. Hij onderbreekt tijdens een woede-uitbarsting de repetitie en stuurt het gezelschap weg, alleen de hoofdrolspelers dienen te blijven. Hij vertelt over het beroemde ballet, over de verboden liefde tussen strijder Solor en tempeldanseres Nikiya. Hij sommeert de dansers om meer te voelen tijdens het dansen, in plaats van alles alleen perfect uit te voeren.

Jan Kooijman acteert in Nureyev

Een fascinerende levensgeschiedenis

Nureyev begint vervolgens snel te vertellen over zijn bijzondere leven. Van het moment dat hij verliefd werd op het ballet tijdens een bezoek aan een voorstelling van Song of the Cranes tot het intense verzet tegen zijn ziekte. Vanaf het begin van de voorstelling wordt verwezen naar het meest bepalende moment in zijn leven: zijn vlucht naar Frankrijk. Nureyev is in Parijs voor optredens met het Mariinsky Ballet en wordt continu gevolgd door de KGB. Hij moet terug naar de Sovjet-Unie, maar weigert. In een steriele witte ruimte neemt hij het besluit om asiel aan te vragen in Frankrijk, waarna een indrukwekkende balletcarrière in het Westen van start gaat bij onder andere The Royal Ballet. Hij dompelt zich al snel onder in een losbandig leven vol feesten, maar komt altijd terug bij zijn grote liefde, de Deense danser Erik Bruhn.

Knap uitgevoerde monoloog mist soms diepgang

Kooijman levert een zeer knappe prestatie door de 80 minuten durende monoloog foutloos voor te dragen. Hij laveert overtuigend tussen de gefrustreerde, zieke man en het jonge feestbeest. Zelfs dialogen weet hij in zijn eentje levendig te maken voor de toeschouwer. Kooijman heeft echter soms moeite om het opvliegende en narcistische karakter van Nureyev geloofwaardig neer te zetten. De tekst van Allard Blom is daarbij niet altijd even ondersteunend. De focus ligt vooral op een beschrijving van gebeurtenissen en feiten en minder op de emoties en de beleefwereld van Nureyev. Hierdoor heb je niet het gevoel dat je de danser écht leert kennen tijdens deze voorstelling.

Jan Kooijman danst in Nureyev

Mooie combinatie van theater en dans

De voorstelling heeft voldoende vaart en blijft boeien. Wanneer de monoloog langdradig begint te worden, wordt dit afgewisseld door danssegmenten uitgevoerd door Gezels en Péguillan. De choreografie is in handen van Rinus Sprong, een oude bekende van Kooijman uit de tijd van So You Think You Can Dance. Een klassieke choreografie gaat naadloos over in een modernere dans wanneer Péguillan haar spitzen uittrekt. De dansers hebben tijdens de voorstelling geen tekst. Hierdoor fungeren zij als een blank canvas op wie verschillende personages worden geprojecteerd, zoals de dansers van La Bayadère, geliefde Erik Bruhn en vriendin en collega-danser Margot Fonteyn. Kooijman voegt zich sporadisch tussen de dansers, maar voert geen ingewikkelde choreografieën uit. Een goede keuze, aangezien het geloofwaardig ‘nadoen’ van een grootse danser als Rudolf Nureyev wel erg veel uitdaging met zich meebrengt.

Aanrader voor de liefhebber

Nureyev is zonder twijfel een zeer een originele en vernieuwende Nederlandse productie en is een aanrader voor liefhebbers van theater en dans. De monoloog legt veel nadruk op de feitelijke levensloop van de danser, waardoor het geheel soms wat oppervlakkig blijft. Desalniettemin blijft de voorstelling boeien door het vermengen van een monoloog met dansfragmenten. De toeschouwer wordt meegenomen door een indrukwekkende levensgeschiedenis van een van de beste dansers uit de 20ste eeuw én het mooie verhaal van het ballet La Bayadère.

Boeken / Non-fictie

Dichter bij Joseph Roth is niet te komen

recensie: Vlucht en einde van Joseph Roth – Soma Morgenstern
kenny-eliason-fO9Bb-kAvak-unsplashunsplash

De titel van de Joseph Roth-biografie Eindeloze vlucht van Keiron Pim kon met recht en reden ontleend worden aan Roth’s roman Vlucht zonder einde (1927). Onder de eveneens bijna gelijkluidende titel verschenen van Soma Morgenstern de memoires Vlucht en einde van Joseph Roth (2006). Die brengen je op onvergelijkbare wijze nader tot Roth.

Hoeveel introductie heeft Joseph Roth (1894-1939) nog nodig? Zijn oeuvre is zo goed als helemaal in het Nederlands vertaald. Job en Radetzkymars zijn de bekendste titels, maar slechts twee van de hoogtepunten.

Westelijk

De joodse Galiciër Morgenstern (1890-1976) bewoog zich op heel wat chaotische kruispunten in de periode van de Eerste Wereldoorlog, het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Onder politici, journalisten en schrijvers maakte hij veel vrienden, waaronder Roth, met wie hij levenslang bevriend bleef. Met hem deelde hij de Galicische komaf en de koers in westelijke richting voor studie en banen. In Parijs zaten ze voor elkaars gezelschap lang in hetzelfde hotel. Roth leidde sowieso een hotelleven: een eigen huis zat hem al snel na zijn huwelijk in 1922 als reizende journalist alleen maar in de weg.

Van de romans die Morgenstern schreef zijn er een aantal vertaald, maar grote bekendheid geniet hij bij ons niet. Roth vond zijn debuut een meesterwerk, maar te joods. Zelf vermeed hij joodse personages vanwege de geassimileerde joden onder zijn lezers.

Soepel

De herinneringen in Vlucht en einde van Joseph Roth zijn zo levendig en gedetailleerd dat die in de loop der jaren wel geboekstaafd moeten zijn. De soepele vertaling van Els Snick, die onverkort haar leven aan Roth lijkt te wijden, klinkt als het equivalent van een even soepele brontaal. Genoteerd zijn alleen belangwekkende gesprekken en gebeurtenissen, vaak zo vertelkunstig dat je het boek moeilijk weg kunt leggen. De levendigheid wordt nog versterkt door werkzame sprongen vooruit en terug in de tijd. Al dan niet op de vlucht voor de nazi’s passeert een menigte aan tijdgenoten die toch stuk voor stuk, hoe gecomprimeerd ook, tot leven komen. De biografie van Morgenstern zelf komt ruim aan bod, maar verweeft zich op natuurlijke wijze met die van Roth.

Je krijgt een meer dan authentiek zicht op Roth’s karakter en wederwaardigheden. De herinneringen schetsen ook een persoonlijk, bewogen beeld van de heftige geschiedenis van die jaren. Zoiets kan een biografie vanwege de vereiste distantie niet bieden. Er wordt verrassend ingezoomd op verborgen niches in de bekende geschiedenis van politieke ontwikkelingen en oorlogen. Het gaat vaak om sprekende details die door enkelingen worden opgemerkt en verteld (door en aan Morgenstern).

Zo hield Roth niet van opera, maar ging toch mee naar een voorstelling over het trieste lot van daklozen. De schok van herkenning bracht hem drie bedrijven lang aan het huilen. ‘Hij snikte, als een dienstmeisje bij de zondagmiddagfilm, twee zakdoeken vol.’

Voorschotten

Veel staat in het teken van Roth’s slopende alcoholisme en voortdurende geldgebrek. Toch kreeg hij het voor elkaar ook nog anderen financieel te helpen. Vooral de (vergeefse) psychiatrische behandelingen en inrichtingen voor zijn vrouw kostten hem veel. Zonder de voorschotten op zijn nog te schrijven romans, met steeds meer wantrouwen verstrekt en op het laatst helemaal niet meer, en zonder de toelagen van vooral Stefan Zweig en Morgenstern zou hij het al veel eerder niet gered hebben. De laatste jaren kon hij zich nauwelijks meer zonder stok op zijn opgezwollen voeten voortbewegen. Voor de kortste afstanden moest hij met een taxi. In mei 1939 vond hij de dood.

Hoewel het in de eerste plaats gaat om het unieke oeuvre van Roth, geeft het een warm plezier om dankzij een voortreffelijke bemiddelaar zo dicht in zijn persoonlijke buurt te zijn.

 

Vertaling Els Snick

Nawoord en aantekeningen Georg B. Deutsch