Theater / Voorstelling

Wegdromen bij stereofoto’s

recensie: Stills (Carla en Joke Mulder)

Fascinerende foto’s (met diepte) van een verdwenen wereld, daarom draait het in de theatervoorstelling Stills van Carla en Joke Mulder. Voor deze productie maakten ze dankbaar gebruik van de 2340 stereoscopische glasplaatfoto’s die hun grootvader J.C. Mulder naliet.

Carla en Joke Mulder laten in de voorstelling hun fantasie los op al die intrigerende oude foto’s. Ze spreken elkaar voortdurend tegen (“Nee joh, dat kan niet, want toen was opa al lang dood”), suggereren de nodige schandalen (“Dat kindje van die inlandse vrouw ziet er wel èrg blank uit”) en voeren de spanning op door op dingen te wijzen (“Kijk nou eens goed naar die zegelring”), waar ze later overigens helemaal niet meer op terugkomen. Aan de verhalen over opa Mulder, die ons via het Grand Palais in Parijs en de skyline van New York naar Indo China voeren (waar opa in een draagstoel wordt rondgedragen) is na verloop van tijd geen touw meer vast te knopen. Edoch, dat dondert niet, want het levert een vermakelijke voorstelling op, waarbij de zusjes met elkaar kibbelen en af en toe lekker vals tegen elkaar doen (“Lees dat nou maar niet voor, want daar ben jij niet zo goed in”).

Inlands

~


De zusjes worden bijgestaan door ‘scenograaf’ Paul Rigter, die met zijn witte laboratoriumjas over het toneel scharrelt en ons niet alleen het geheim van stereoscopie uit de doeken doet, maar ook de inlandse bediende speelt in de scènes over opa’s koloniale verleden. Natuurlijk zit er een idee achter de voorstelling, namelijk dat oude foto’s zo heerlijk zijn om je fantasie op los te laten. Maar eigenlijk zijn de verhalen een mooi excuus om ‘door een gaatje in de muur terug in de tijd te gaan’, zoals Carla Mulder het verwoordt, en te genieten van prachtige foto’s van rond 1900, zoals karavanen in de woestijn, het tempelcomplex Angor Wat in de jungle van Combodia en koloniale plaatjes uit Indo China. Plaatjes die je dankzij 3d-brilletjes, die je bij het betreden van de zaal krijgt uitgereikt, met diepte kunt bekijken. De voorstelling is in een mooie, nostalgische sfeer gedrenkt, die wordt versterkt door het gebruik van een oud fototoestel, dat een magnesiumflits produceert, maar vooral door een soundtrack van tropische oerwoudgeluiden en oude jazz.

Glasplaten

~

Stills is een heel visuele voorstelling. Naast glasplaatfoto’s worden ook oude ansichtkaarten, ‘cartes de visite’ (visitekaartjes met een fotootje op de voor- en tekst op de achterkant) gebruikt en zeer eigentijdse satellietbeelden van Google, zodat je vanuit de wolken omlaag kunt duiken naar de tempels van Angor Wat. Af en toe wordt de toverlantaarnachtige projectie even onderbroken door een greep in de garderobe te doen (tropenhoed, kimono, oude jas) om een foto tot leven te brengen. Bijvoorbeeld om een gesprek over de kunstenaarskolonie Walden na te spelen. En dat alles wordt gelardeerd met humor. Want als je Carla Mulder mag geloven heeft haar opa zo’n beetje alle grote wereldgebeurtenissen op de glasplaat vastgelegd, waaronder de brand van luchtschip Hindenburg, en heeft hij grote uitvindingen gedaan, zoals de ontdekking van de röntgenstralen, waar anderen later weer mee aan de haal gingen. Maar ja, dat gebeurt wel vaker met grote geesten.

Stills wordt tot en met 21 januari 2007 in het land gespeeld. Klik hier voor meer informatie. In de Spaarnestad Photo Gallery Haarlem is tot en met 28 januari 2007 een tentoonstelling over stereofoto’s te zien.

Theater / Voorstelling

Welke klauwen moet je kiezen?

recensie: De Kaukasische Krijtkring - Noord Nederlands Toneel

.

~

Bertolt Brecht is geen onbekende voor het Noord Nederlands Toneel: de Driestuiversopera (2000) en Arturo Ui (2003) voerden zij al eerder op. Het NNT maakt graag maatschappelijk betrokken toneel dat je dwingt tot een keuze, of je in ieder geval laat nadenken over die keuze. Ook kenmerkend aan het werk van Bertolt Brecht. Toneel heeft een educatief doel: ze dient de toeschouwer aan te zetten tot reflectie. Brecht hanteerde daarvoor een aantal stijlmiddelen, zoals onderbreking, flashbacks en commentaar geven om dat effect te bereiken bij de toeschouwer.
De Noorse regisseuse Victoria Meirik is wat dit betreft trouw aan Brecht. Je neemt als toeschouwer plaats maar tegelijkertijd vorm je een soort van jury. Je verwacht bijna dat je na afloop met elkaar gaat beraadslagen of het kind wel door de goede moeder uit de krijtkring is getrokken. De acteurs spelen zeer bewust hun rol, breken er af en toe uit en geven commentaar op wat er gebeurt op het toneel. En ook de enscenering – een toneel dat opgesplitst lijkt in twee delen – werkt mee. Bovendien worden alle rollen, op eentje na – die van Groesje – door mannen gespeeld. Al deze elementen zorgen ervoor dat je voelt waar de regisseuse met het stuk heen wilt en dus waar Brecht heen heeft gewild. Toch was er een verschil tussen de intentie van het stuk en de uitvoering voelbaar. Meirik bedient zich af en toe van te veel dramatische effecten, zoals stemmige muziek, hetgeen onnodig is in een voorstelling waar er een zo nadrukkelijk appèl op het verstand wordt gedaan.

People, they ain’t no good. I think that’s understood…

~

De voorstelling wordt gedragen door de hele groep – twee acteurs spelen maar één rol, terwijl de anderen regelmatig wisselen van personage. Dit zorgt ervoor dat er twee middelpuntvliedende krachten ontstaan waaraan je het stuk – en je eigen oordeel – kunt ophangen. De personages zijn erg statisch, van enige psychologische ontwikkeling is geen sprake. Groesje, gespeeld door Sophie van Winden, blijft de hele tijd die bezorgde vrouw die ‘haar’ kind wil redden en Ludo Hoogmartens speelt overtuigend Azdak: een dubbelzinnig personage; hij wordt de rechtspraak toevertrouwd, terwijl je hemzelf niet eens vertrouwt. Die twee lagen weet Hoogmartens op een geloofwaardige manier bijeen te brengen.
Alle andere personages laten de slechte kant van de mens in al zijn verscheidenheid zien. Loek Peters speelt overtuigend het theatrale karakter van Natella Abasjwili. Aan het einde van het stuk krijg je bijna medelijden met haar. Ze laat je vergeten dat ze aan het begin haar eigen kind heeft achtergelaten. Jef Hoogmartens weet met zijn spel de broodnodige humor te brengen, zoals hij dat reeds bewees in Troilus en Cressida. Zijn interpretaties zijn werkelijk hilarisch te noemen, zonder dat ze het dramatische effect verliezen. De hele groep weet vanuit het theatrale spel een nachtmerrieachtige wereld op te roepen en dat is een genot om naar te kijken.

Het stuk eindigt met het zingen van een prachtig refrein in een lied van Nick Cave – people, they ain’t no good, I think that’s understood – zo veel is je inderdaad duidelijk na het zien van deze voorstelling. Je wordt teruggeworpen op jezelf; je kunt niet wachten op iemand anders om een keuze te maken. Deze weinig hoopvolle mededeling is echter wel verpakt in fonkelend toneel.

De Kaukasische Krijtkring van het NNT is nog te zien tot en met 16 december 2006. Klik hier voor informatie en speellijst.

Boeken / Achtergrond
special: 17. De parelduiker

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer zeventien: De Parelduiker.

Lezen over literatuur en schrijvers is in de meeste gevallen veel leuker dan het lezen van al die meesterwerken zelf, sterker nog: scheppers van machtige oeuvres halen niet zelden de eeuwigheid op grond van hun karakterologische eigenaardigheden. Niemand die een boek als De koperen tuin nog leest, maar dat Vestdijk zijn schrijven liet begeleiden door het loeien van een antiek model stofzuiger, dat weten we allemaal, net als dat de vergeten dichter Slauerhoff vliegen mepte met kostbare boeken uit de bibliotheek van de eveneens tot stof vergane Eduard Du Perron, de Siamese tweelingbroer van de ook al vervaagde Menno ter Braak. En zo voort en zo verder. Het leukste literaire tijdschrift in ons land is dan ook De Parelduiker, dat de interessantste literair-historische verhalen uit de marge van de literatuur in brede zin – ook zoiets raars als theater mag meedoen – verzamelt en op aantrekkelijke wijze aan de lezer presenteert.

Grote verscheidenheid

~


Dit jaar verschenen in de tiende jaargang alweer drie nummers die stuk voor stuk zeer de moeite waard zijn, al is het niveau wisselend, wat weer onvermijdelijk is. Niet iedereen raakt immers in extase bij het lezen van een op zich boeiend verhaal over hoe Wim Sonneveld, wijlen de wereldberoemde homoseksuele zanger van het levenslied, in zijn jongere jaren de jeugd vermaakte met toneelbewerkingen van Tom Poes. Smaken verschillen nu eenmaal, ook in de literatuur. Het is dan ook een goede zaak, dat de redactie iedere keer weer naar grote verscheidenheid streeft, zodat eenieder aan zijn of haar – vrouwen lezen soms ook – trekken komt. In het eerste nummer vielen in positieve zin op een stuk over Bob den Uyl en Poe, en een korte verhandeling over Paul Citroen en Dada. Alles subjectief uiteraard.

Vanaf het tweede nummer kijkt Slauerhoff ons aan, dat weer vanwege een beschouwing over diens relatie tot Willem Kloos. De intrigerendste bijdrage betreft echter de dichter, islamiet en beroepsjunkie Arie Visser, van wie volgend jaar het verzameld werk verschijnt. Dit is meteen ook een actuele aanleiding voor een heldere en hoewel beknopte toch zeer inzichtelijke biografische schets, die de stelling waarmee dit stukje begint ruimschoots onderbouwt: die gedichten, het zal allemaal wel, maar de levenswandel is aangrijpend. Ook in deze uitgave weer een heleboel andere terzijdes, die toch ook weer het nodige toevoegen aan het gevestigde beeld van de Nederlandse letteren. Bovendien is het aardig om eens uitgebreid te lezen over de avonturen van de dichter Nijhoff tijdens de Duitse inval, toen hij als kapitein nog gevochten heeft op en om de Grebbeberg.

~

De derde editie van de vijf die dit jaar verschijnen heeft op het omslag een intrigerend portret van Reve, want die was net dood. Het nieuws was te vers voor een echt Revenummer of anders een doortimmerde beschouwing, dat is op zich weer jammer. Wel leuk en ook typisch des Parelduikers is een verslag van de toneelbewerking die een Duits gezelschap maakte van De avonden. Het grootste deel van de inhoud is echter gewijd aan de ook onlangs overleden tekenaar Frits Müller, bij leven gewaardeerd medewerker van het blad, wat weer veel amusante anecdotiek oplevert, waaronder een mooi verhaal van Jeroen Brouwers, voor wie Frits Müller verscheidene omslagen tekende.

De Parelduiker onderscheidt zich in uitgangspunten en uitvoering nadrukkelijk van andere literaire tijdschriften, die door de bank genomen ruimte bieden aan nieuw talent. Dat vinden we hier niet terug, wat op zich weer een verademing is. Niks geen gedichten waar een normaal mens geen touw aan kan vastknopen (dus het zal wel kunst zijn), maar fijne menselijke verhalen met een lach en een traan, waar je ook nog iets van meeneemt. Je kunt niet alles opnoemen, maar neem van mij aan dat de rest voldoende interessants en zelfs voor de meer dan gemiddeld ontwikkelde lezer toch nog verrassingen bevat, dat dan ook nog eens ruim en doelmatig geïllustreerd.

De parelduiker
– Losse nummers: € 8,75
– Abonnement: € 37,50
– Uitgever: Bas Lubberhuizen
De Parelduiker verschijnt 5 maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava, 15. Yang en 16. Wahwah.

Muziek / Concert

Pauken redden avond

recensie: Slagwerkgroep Den Haag - Bougé

Slagwerkgroep Den Haag speelt een nieuw programma: Bougé. Al zijn de ideeën subliem, een werkelijke muzikale beleving blijft grotendeels achterwege. Gelukkig redt het stuk van componist Lucier de avond van de ondergang. Het gezelschap speelt de voorstelling op 8 december in Theater Kikker te Utrecht.

~

Zes slagwerkers, ieder een eigen plexiglazen ‘zuurkast’. Met hun handen in de kast tokkelen ze op elastiek, slaan twee stemvorken tegen elkaar, tikken een huissleutel tegen een espressokopje, bewegen een wijnglas van formaat, rinkelen een bel, bladeren in hoog tempo door alle velletjes van een ‘post-it’blokje: Slagwerkgroep Den Haag benut elk mogelijk huis- tuin – of keukenapparaat als muziekinstrument.

Het had zo mooi kunnen zijn. Je koopt een kaartje, neemt plaats in de zaal en al bij het klinken van de eerste noten verdwijn je naar een andere belevingswereld. Even wordt je denkvermogen uitgeschakeld en is het uitsluitend de ratio van de uitvoerenden die telt.
Bij het luisteren naar Octandre van Edgar Varese (1883-1965) is me dat ooit overkomen. Gespannen wachtte ik op de volgende klanksensatie, me geheel overgevend aan iets onbekends. Ik zat op het puntje van mijn stoel. Maar helaas: vanavond onderging ik zo’n beleving nauwelijks tijdens de voorstelling Bougé (bewogen) van Slagwerkgroep Den Haag.

Herkauwen en herkennen

Vreemd eigenlijk, want aan de ideeën kan het niet liggen. Zo zijn er getalenteerde jonge slagwerkers, componisten van naam: Alvin Lucier, Maarten Altena, Anthony Pateras en Matthew Wright, is er een gevarieerd en tot de verbeeldingsprekend instrumentarium, zijn er uitstekende technici om incidenteel de klanken te versterken en de composities van geluidseffecten te voorzien, is er een afwisselend programma en goede akoestiek.
Maar deze ideale omstandigheden blijken niet voldoende. Als luisteraar wil je opgenomen worden, iets beleven. Je wil afwisselend kunnen anticiperen en reminisceren. Je wil – hoe modern en ontoegankelijk ook – snappen wat je hoort, vooruitlopen, herkennen en herkauwen. Dat bleef vanavond helaas vrijwel uit. Zo kreeg de avond een lineair karakter waarbij uitsluitend de tijdsduur der composities de luisteraar enige houvast bood.

Uitzondering

Toch kan één compositie zegevieren. Kettles (1987) van de Amerikaanse componist Alvin Lucier vormde een uitzondering op de avond. Het stuk voor vijf pauken waarbij gecreëerde tonen en boventonen zich dansend door de zaal bewegen, zet de luisteraar op bijzondere wijze op het verkeerde been. Gelukkig dat Slagwerkgroep Den Haag deze compositie van stal heeft gehaald en hiermee de avond redt.

Theater / Voorstelling

Wraak als modder zo besmettelijk

recensie: Oresteia (Toneelgroep Amsterdam / NTGent)

“Ik laat je niet in de steek”, zweert de god Apollo aan Orestes. Maar eigenlijk is het al te laat. De jongeling is gedrenkt in wraak, die zich als een olievlek (of in dit geval: moddervlek) over de ongelukkige familie heeft verspreid. Lang houdt de god zijn gelofte dan ook niet. Uit angst besmet te worden met die menselijke, lelijke oereigenschap neemt Apollo de benen. Glibberend door een poel van bruine klei.

Oresteia is de oudst overgeleverde theatertekst die wij kennen; de Griekse tragedieschrijver Aischylos schreef de trilogie in 458 voor Christus. Maar door de aangesneden thema’s is het stuk opvallend actueel in een maatschappij zoals die van ons vandaag, waar politiek en eerwraak de gemoederen regelmatig bezighouden. Die wraak is de grote stuwende kracht in deze tragedie die de familie bijna helemaal fataal wordt. Alleen de democratie en de rationele, rustige wijsheid van de godin Athena kan hier nog een goed einde aan maken.

Moedermoord

Vader Agamemnon, koning van Argos (Pierre Bokma), schiet zijn broer te hulp in de oorlog tegen Troje. Om snel op weg te kunnen offert hij zijn dochter Iphigeneia, tot woede van zijn achterblijvende vrouw Klytaimestra (Marieke Heebink). Bij de terugkomst van Agamemnon grijpt zij eindelijk haar kans zich te wreken, samen met haar minnaar Aigisthos. Zoon Orestes (Aus Greidanus jr.) begaat uiteindelijk, aangespoord door zijn zus Elektra (Halina Reijn), de ultieme misdaad: moedermoord.

Oresteia is na Opening Night de tweede samenwerking van gezelschappen Toneelgroep Amsterdam en NTGent, het theaterhuis van regisseur Johan Simons. Dit keer is Greidanus jr. naast Simons de belangrijkste inbreng van NTGent, verder is de cast grotendeels Amsterdams. Het resultaat is een fantastische club acteurs op het toneel, die in dit ensemble-stuk uitstekend overweg kunnen met de zware teksten en rondspattende modder.

Kleisculptuur

~


Door deze klassieke tekst te verbinden aan een oerelement als klei, creërt Simons bijzondere toneelbeelden. Vader Agamemnon is van boven tot onder ingesmeerd met de bruingele klein: twintig minuten zit Bokma bewegingloos, als een kleisculptuur op het toneel, begraven in wraak. Bij iedere aanraking met het graf raken zijn kinderen meer besmet met de wraaklust en de smekende kinderstemmen worden uiteindelijk beloond met een orakel van hun vader.

Dankzij de modder grijpt de wraaklust zichtbaar om zich heen, met een besmettelijke, vernietigende kracht: eenmaal aangeraakt door deze emoties raken de kinderen hun smetteloze onschuld kwijt, met de klei kunnen zij zich vermommen om hun list uit te voeren. Pijlen van klei raken de ongelukkige Klytaimestra en haar minnaar zodat ze dood neervallen. Van top tot teen gedrenkt in bruine kledder zijn de vermoorde moeder en dochter verworden tot wraakgodinnen, niet meer in staat lief te hebben. Zelfs Pierre Bokma, die met simpelweg twee borsten en een zwangere buik van klei verandert van Agamemnon in Orestes’ voedster, als een bemodderd standbeeld met fonkelende ogen, ziet er mooi uit.

Pittig

Vertaler Herman Altena wilde zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven, wat de Oresteia taalkundig erg pittig maakt. De klassieke teksten worden weliswaar vloeiend uitgesproken. Vooral Elsie de Brauw en Halina Reijn weten er voldoende lucht aan te geven. Maar zeker vanwege de lengte van het stuk vergt het een zeer geconcentreerd luisterend oor. De enkele keren dat vertaler Herman Altena zich heeft laten verleiden tot een frivoliteit, zoals Marieke Heebink die de god Apollo met ‘jochie’ aanspreekt, zijn dan ook erg welkom.

Damokles

~


Johan Simons besloot de koren, die doorgaans een belangrijke plek innemen in Griekse tragedies, te schrappen en hun teksten te verdelen over de bestaande personages. Ook Iphigeneia, die normaal alleen terloops genoemd wordt, krijgt deze beschouwende en beschuldigende teksten toebedeeld en is daarmee een personage van vlees en bloed. Die ingreep werkt prima: als een zwaard van Damokles stapt zij tussen haar familieleden door. Of ze sluimert op de achtergrond, rustig toeziend hoe haar moeder zich wreekt en hoe Orestes wordt opgejut tot nog meer moorden.

“Als je helder water bezoedelt met modder, zul je nooit iets te drinken vinden”, zegt Pallas Athena in de laatste scène, hiermee een halt toeroepend aan het moddergooien. In een vermakelijk slotwoord roept ze de mannen in het publiek op vooral hun vrouwen te eren. Wat zij echter achterlaat is niet iets om warm van te worden, maar roept eerder veel sympathie voor de schoonmaakploeg van de schouwburg op: een slagveld van modder, klei en water – restanten van de stevige voorstelling van Toneelgroep Amsterdam en NTGent.

Oresteia van Toneelgroep Amsterdam en NTGent is te zien tot en met 20 januari 2007. Kijk hier voor informatie en speellijst.

Theater / Voorstelling

Marc-Marie Huijbregts zet aan tot nadenken

recensie: Opdat ik niet vergeet (Marc-Marie Huijbregts)

Slechts een jaar na zijn voorstelling Amadeus is Marc-Marie Huijbregts weer terug in het theater met de solovoorstelling Opdat ik niet vergeet. Een stuk over persoonlijke herinneringen aan familie, huisdieren, het geloof en onverklaarbare wonderen.

Klassieke kerkmuziek klinkt als Marc-Marie Huijbrechts in een paars gewaad het podium op komt lopen. Met zijn neus naar de grond gaat hij vooraan midden op het podium liggen. Als het licht verandert, zie je pas dat zijn kleding niet paars, maar verwassen zwart is. Twee blote voeten steken onder het op een jurk lijkend kledingstuk uit. Dan klinkt zijn karakteristieke stem met Brabants accent. “Ik geef mij over aan jullie, het publiek en aan…. ja, aan God misschien wel.” Als hij opstaat kijkt hij gespeeld verontwaardigd het publiek in. “Dan is het natuurlijk wel de bedoeling dat het publiek zich ook overgeeft aan mij!” roept hij terwijl hij met zijn handen wappert. Verschillende mensen beginnen te lachen en applaudisseren. Deze man weet de sfeer er meteen goed in te krijgen!
Iemand in het publiek zegt iets over zijn kleding, Marc-Marie maakt er direct een opmerking over. “Ja, ik heb een jurk aan,” lacht hij, terwijl hij zichzelf eens kort bekijkt en met een grijns aan de stof trekt.

Spelen met het publiek

~

Vreemd genoeg is het licht in de zaal zelfs na de introductie nog aan. Al snel wordt duidelijk waarom: Marc-Marie houdt ervan om met zijn publiek te spelen. Hij stelt het publiek een vraag en als iemand toevallig iets roept spreekt hij diegene direct aan. Hij vraagt ze het hemd van het lijf. Binnen de kortste keren weet iedereen hoe de bebrilde meneer op rij één heet, wat voor werk hij doet en wat zijn favoriete vakantiebestemming is. Maar je hoeft niet dicht bij het toneel te zitten om aangesproken te worden. Zelfs op het balkon ben je niet veilig en kun je elk moment het slachtoffer worden van genadeloze ondervragingen.
Huijbregts weet lichte, maar ook zwaardere onderwerpen luchtig te benaderen. Zo haalt hij verscheidene hilarische familieanekdotes over zijn unieke ouders, ooms, tantes en zus aan. Ook heeft hij het over de verschillen tussen de stewardessen van vroeger en nu en vertelt hij over het enige wonder dat hij ooit meemaakte: een hoop poep die midden in een winkelcentrum op wonderbaarlijke wijze onder zijn arm terecht was gekomen. Maar ook de wat zwaardere onderwerpen komen aan bod. Zo beschuldigt hij God van liefdeloosheid tegenover zijn eigen schepping en vergelijkt hij Rita Verdonk met een grote tumor.

Zang krijgt zaal stil

“Laatst zag ik op Discovery dat wij allemaal afstammen van een neger uit Ethiopië!” roept hij dan opeens uit. “Dat betekent dus dat wij allemaal negers zijn en dat betekent óók dat ik dan best een gospel mag zingen.” Zo gezegd, zo gedaan: Marc-Marie laat zijn zangkunsten horen. Zijn hoge spreekstem verandert in een warme, volle zangstem en hij krijgt de hele zaal stil. Na afloop barst er een groot applaus los. Huijbrechts blijkt niet alleen een hilarisch cabaretier, maar ook een fantastisch zanger.

Onverwacht einde

“Het is ineens afgelopen hè!” had hij ons meerdere keren gewaarschuwd. En inderdaad: het einde komt onverwacht. Na anderhalf uur valt hij midden in een zin voorover en is de show afgelopen.

Opdat ik niet vergeet is een voorstelling die hoofdzakelijk entertaint, maar ook stof geeft tot nadenken. Marc-Marie Huijbregts krijgt het voor elkaar om op een speelse manier over dingen te praten die eigenlijk niet lachwekkend, maar vrij ernstig zijn. Op het moment dat je het hoort lach je, maar als je de zaal uit loopt ontdek je dat zijn woorden echt aansporen tot nadenken.

Opdat ik niet vergeet speelt nog het hele seizoen. Zie: www.marc-marie.nl

Boeken / Fictie

Het leven is cliché

recensie: Thomas Blondeau - Ex

In de roman Ex gaan drie jongens de leegte van hun leven te lijf door een dronkenmansactie uit te bouwen tot een campagne tegen lelijkheid en domheid. Debutant Thomas Blondeau schetst met dit boek een pessimistisch beeld van zijn generatie.

Adolescente hoofdpersonen komen in de literatuur pas pakweg tweehonderd jaar voor. De literatuurwetenschapper Franco Moretti verklaart die late verschijning door te wijzen op de modernisering en individualisering. De jeugd symboliseert de onzekerheid en vooruitgang van de moderniteit, want de jeugd is zelf ook onzeker en ambitieus. Of deze analyse klopt of niet, de onzekere adolescent is inmiddels een veelvoorkomend personage. Het debuut Ex van de Vlaamse schrijver Thomas Blondeau (1978) is een nieuwe roman in die traditie.

Kabouters

~

Op een avond vernielen David, Franky en Xander, onder invloed van drank en drugs, een stel tuinkabouters. De mooie Halcia, journaliste van de lokale televisie, ziet in deze actie wel een leuk item voor haar cultuurrubriek en zo komt het tot een tweede kabouterslachting. Als in andere landen soortgelijke acties ontstaan, besluiten de drie voor de grap het Esthetisch Affront op te richten. Ze keren zich hiermee tegen de lelijkheid van de massacultuur. Dezelfde journaliste maakt er een (geheel in scène gezette) documentaire van. Tijdens de laatste filmavond verdwijnt Halcia en wordt later dood teruggevonden tussen het vuilnis. De roman begint met haar begrafenis.

De mediahype en volkswoede die de dood van Halcia teweegbrengt, roept associaties op met massale rouw- en protestbetogingen zoals de witte marsen. Blondeau kruipt met zijn roman in het middelpunt van zo’n hype en legt de waanzin ervan scherp vast, zonder daarbij moralistisch te worden. Belangwekkender nog is zijn portret van de drie jonge twintigers. Xander is schilder, maar ijvert er nauwelijks voor te kunnen exposeren. Zijn kunst bestaat uit overschilderingen van pin-upgirls. Franky leeft op antidepressiva – ‘pretpillen’ – en spreekt in een vreemdsoortig hoogdravend en archaïsch taalgebruik: “Awel, iconoclasteraar, Jahwe laat niet onbestraft wie het aangezicht zijner dysmorfe kinderen schaadt.” Er spreekt geletterdheid uit, maar het dient enkel als een soort gimmick, als aandachttrekkerij. Voor hen is kunst geen hoge waarde, maar een onbelangrijk, klein element in een vervagende, aan domheid en massaliteit ten ondergaande cultuur. David ontbreekt het in eerste instantie aan een dergelijke karakterstieke eigenschap, maar de dood van Halcia reikt het hem aan. Van het Esthetisch Affront stapt hij moeiteloos over op het Comité Witte Bloem, hij eigent zich ten onrechte Halcia toe als zijn geliefde en begint een strijd voor een rechtvaardiger en slagvaardige overheid. Zoals Xander naakte vrouwen schildert omdat de mensen dat willen zien, klaagt David, met eenzelfde dramatiek als van een pornoster, aan wat de mensen aangeklaagd willen hebben.

Cliché

~

Het beeld dat Blondeau met deze drie ‘helden’ schetst is zoals gezegd uiterst pessimistisch; in tegenstelling tot de helden die Moretti verbond aan de moderniteit hebben deze personages geen ambitie en idealen. Uit verveling en richtingloosheid zoeken ze naar een snelle bevrediging van hun lusten en impulsen. Dat leidt tot puberaal kattenkwaad, gemaskeerd door opgezwollen retoriek en media-aandacht. Het ontbreekt ze aan sturing op weg naar volwassenheid en aan een positief toekomstperspectief. Bovenal leven ze in een wereld waarin ‘fact is fiction and tv reality’, zoals Bono van U2 al zong. In de maatschappij waarin ze opgroeien is eigenlijk iedereen de weg kwijt, is niets authentiek en laat men zich van hype naar massahysterie meeslepen. Dat David, Franky en Xander verveeld deze mechanismen op de hak nemen, kan ze niet eens kwalijk genomen worden. Het is zelfs een bewonderenswaardig staaltje ironie: als een grap via de televisie serieus genomen wordt, maken ze het tot een heuse beweging. Daarmee zijn ze zowel onderdeel van een maatschappij waarin het onderscheid tussen echt en fake, kunst en kitsch verdwenen is, als de aanklagers van die samenleving. De drie houden zich ledig met flauwe grappenmakerij – maar vanuit een ander perspectief is het een cultuurkritisch kunstwerk. Het commentaar van de drie vrienden op ongeveer alles is niet voor niets: “cliché!” Want ook dat is even waar als banaal tegelijk.

Hoe goed Thomas Blondeau dit verhaal ook weet neer te zetten, Ex is geen geheel geslaagde roman. Zwaktepunt van het boek is de stijl, die evenwichtiger en soberder had gekund. Het lijkt wel of Blondeau elke zin hoogstaande literatuur wilde laten zijn, waardoor menige metafoor of uitdrukking geforceerd aandoet. Het taalgebruik van de personages past goed bij ze, maar de toon van de verteller is vaak even jolig en studentikoos. Dat raakt ook de cultuurkritiek: het idee is goed, maar soms te pedant en oppervlakkig verwoord. Een meer gedistantieerde houding van de verteller zou de leegte en zinloosheid van de personages waarschijnlijk pregnanter hebben gemaakt. Ex is vanwege die tekortkoming typisch zo’n debuut waarvan je moet opmerken dat de schrijver onmiskenbaar talent bezit, maar dat dat talent nog tot volle wasdom moet komen – hoe clichématig die opmerking ook is.

Film / Films

Kil en afstandelijk, maar warm muzikaal

recensie: La tourneuse de pages

Mélanie is 10 jaar oud, de dochter van een slager en een getalenteerd pianiste, als zij toelating doet voor het conservatorium. Tijdens het examen wordt zij echter zo afgeleid door één van de juryleden dat zij uit haar concentratie raakt en het examen verpest. Ze besluit nooit meer een piano aan te raken. Als zij jaren later stage loopt bij de echtgenoot van desbetreffende vrouw, doet zich de perfecte kans op wraak voor. Ze krijgt een baan aangeboden als kindermeisje van het zoontje van de twee en komt voor de zomer bij de familie Fouchécourt in huis te wonen…

Regisseur Dennis Dercourt volgde, alvorens hij met het maken van films begon, een opleiding aan het conservatorium in Parijs en tegenwoordig is hij leraar aan het conservatorium van Straatsburg. Dat Dercourt een muzikale achtergrond heeft, is goed te merken in deze film, hij weet de muziek liefdevol een hoofdrol te geven zonder dat deze het verhaal of de acteurs verdringt. De muziek is dominant en secundair tegelijk.

Sadistische trekjes

~

Ook zijn hoofdrolspelers wist hij goed te kiezen. Déborah François heeft als Mélanie een perfecte, mystieke mimiek met af en toe een bewonderende blik, dan weer een beangstigend beheerst glimlachje. Ze is afstandelijk, kil, beheerst en bij tijden ook onvoorspelbaar agressief. Toch weet ze de sympathie van de kijker te winnen. Catherine Frot is overtuigend als Ariane Fouchécourt, een fragiele vrouw die al haar zelfvertrouwen kwijt is en zenuwachtig worstelt met haar gevoelens.

De spanning in de film wordt goed opgebouwd, je voelt de seksuele en psychologische tensie tussen de twee vrouwen groeien. Mélanie lijkt eerst op een rustig en lief meisje, dat alle wrok is vergeten, maar in enkele schokkende scènes komen haar sadistische trekjes omhoog, die ze echter goed weet te verbergen voor Ariane. Deze ziet in haar de perfecte ‘pagina- omdraaister’ (degene die de pagina’s van de bladmuziek omslaat), die haar na een auto ongeluk weer op de rails kan helpen en haar onzekerheid in het pianospel wegneemt. Mélanie bestookt Ariane met bewonderende blikken en weet haar totale vertrouwen te winnen. Naarmate de film vordert ontstaat er een bijzondere relatie tussen de twee vrouwen. Hierdoor vergeet de kijker af en toe bijna op welk onvermijdelijk einde de film afstevent.

Kort

~

La tourneuse de pages behandelt wraaklust als een zeer menselijke eigenschap, waarbij slachtoffer en dader niet altijd even duidelijk te definiëren zijn. Dercourt heeft een prettige en kalme manier van regisseren. Er gebeurt vrij weinig in de film, er straalt een soort rust af van de scènes, die de spaarzame heftige momenten een extra impact geven.

De film is redelijk kort en kernachtig met een einde dat veel ruimte overlaat voor speculatie. Hierdoor ontstaat het onbevredigde gevoel dat er nog meer had kunnen gebeuren in het verhaal, maar het is tegelijkertijd een weloverwogen zet van de regisseur. De kijker wordt zo aan het denken gezet over wat er zojuist is gebeurd en wat er nu in godsnaam moet gebeuren met de personages. Kortom, een film die op meerdere niveaus stof tot nadenken geeft.

Theater / Voorstelling

’t Barre Land: op toneel kan alles!

recensie: April is the cruellest month-een assemblage / Torquato Tasso - 't Barre Land

Op de achterkant van het programma van de voorstelling April is the cruellest month – een assemblage staat een afbeelding van een mechanische eend. De Franse uitvinder en instrumentenbouwer Jacques de Vaucanson (1709-1782) werd hiermee beroemd. De creaties hadden ogenschijnlijk niet veel nut. Maar Vaucansons eenden konden wel ploeteren en zwemmen in het water of zelfs met de vleugels slaan, ze konden ook eten en ze schenen het zelfs te verwerken. Het waren wonderbaarlijke imitaties van het echte leven; alles was te verklaren, maar het bleef mysterieus. En zo is het eigenlijk ook gesteld met ’t Barre Land. Je ziet het creatieve proces, je kunt als het ware voelen hoe de voorstelling is ontstaan en leeft bij de acteurs, maar tegelijkertijd is het geen repetitie. De voorstelling laat gelukkig veel aan je verbeelding over.

Traditie?!

’t Barre Land is een bijzonder gezelschap. Zonder artistiek leider of bepalende regisseur brengen zij als duurzaam collectief hun voorstellingen sinds 1990 op de planken. Zo dragen zij allen verantwoordelijkheid voor het repertoire. Voor dit gezelschap is theater geen product, maar een continue ontwikkeling van vragen stellen, bewerken en perfectioneren van voorstellingen. Het onderzoeken van of het herdefiniëren van de toneeltraditie vormt voor hen een net zo grote uitdaging als het spelen of maken van onbekende stukken. Het gezelschap speelt met de vastgeroeste conventies van het theater. Bij alles plaatst ’t Barre Land een vraagteken: bij de tekst en zijn plaats in de theatergeschiedenis, de rol van de acteur, de rol van de ruimte. Zelfs bij de plaats van de toeschouwer.

April is the cruellest month

~

Van 15 november tot en met 19 november speelde ’t Barre Land in het Grand Theatre in Groningen. De eerste drie avonden waren voor April is the cruellest month – een assemblage, gevolgd door Torquato Tasso. Een intieme zaal, niettemin groot genoeg voor de aaneenschakeling van stukken waaruit April bestaat. Je neemt plaats en de voorstelling begint; vrij vroeg daarna word je echter uitgenodigd om op het podium een drankje te komen halen. Het heeft een vervreemdend effect op de toeschouwer. Je voelt je ongemakkelijk – het podium is toch van de acteurs? – maar het is verbazingwekkend te constateren dat het ongemakkelijke gevoel snel verdwijnt zodra je een voet in het domein van de acteurs hebt gezet. De toeschouwer is een actief onderdeel van het stuk geworden en je wordt je bewust van je rol in het geheel.
April is een assemblage van verschillende toneelstukken. Stukken die te kort zijn voor een avondvullende voorstelling. ’t Barre Land waagde het om al deze stukken te versmelten tot één lange voorstelling. En eigenlijk pakken ze hiermee een oude theatertraditie op; vroeger werden er voor en tijdens de verschillende bedrijven van een toneelstuk kleine stukken opgevoerd. Een traditie wordt in ere hersteld maar het gezelschap geeft er een geheel eigen draai aan. Het eerste stuk van de avond was Acte sans paroles van Samuel Beckett. Een fraaie opening, mede door de sterke acteerprestatie van Ingejan Ligthart Schenk. Als het stuk is afgelopen gaan de spelers niet van het toneel af. Ze treffen voorbereidingen of ze blijven wachten tot ze aan de beurt zijn. Alles gebeurt dus op het toneel. Verhullen is er niet bij en past ook niet in de filosofie van het gezelschap. Alles is in ontwikkeling en alles moet te zien zijn. Het geeft een bijzondere dynamiek aan de voorstelling.
Een van de betere stukken zowel qua acteerprestatie als tempo was de Treurspeler tegen wil en dank van Anton Tsjechov. Wederom wordt hier met de toneelconventies gespeeld. De hoofdrolspeler is een man, maar wordt in deze vertolking uitstekend neergezet door Anouk Driessen. Echter niet alle stukken konden een fijn tempo combineren met een goed acteerspel. Perception van Philip Roth is een langzame en weinig boeiende recitatie van de tekst geworden, waardoor het iets van een droge literatuurles kreeg in plaats van een boeiende dialoog tussen de twee spelers. Daarentegen is deze versie van Pitten van Herman Heijermans in één woord hilarisch te noemen. De souffleur, een rol van Ingejan Ligthart Schenk, blijft stoïcijns de chaotische acteurs helpen en die wisselwerking werkt op de lachspieren.
April is the cruellest month is een bijzondere voorstelling. De structuur van het stuk geeft het ensemble de mogelijkheid alle aspecten van de theaterkunst te etaleren. Vastgeroeste opinies over de rol van de toeschouwer, over de inrichting van het podium en over de toneeltraditie worden met deze voorstelling op losse schroeven gezet. ’t Barre Land kan het ontregelende effect echter niet in alle onderdelen laten voelen en dat is jammer.

Torquato Tasso

~

De andere avonden werd Torquato Tasso – een toneelstuk van Johann Wolfgang Goethe opgevoerd. Een heel ander stuk dan April – voornamelijk door de structuur van het toneelstuk. Torquato Tasso speelt zich helemaal volgens de klassieke regels af op één locatie, met dezelfde spelers en een chronologische opbouw. ’t Barre Land heeft dit stuk negen jaar geleden voor het eerst gespeeld. Nu hebben ze het stuk opnieuw tegen het licht gehouden en zelfs voorzien van een nieuwe enscenering en vertaling.
Wat was de noodzaak om dit stuk na negen jaar weer op te voeren? ’t Barre Land is zich steeds meer als een repertoiregezelschap aan het ontwikkelen en in die zin past het om een eerder gespeeld stuk weer eens onder de loep te nemen. Naast deze interne – dus vanuit de ontwikkeling van het gezelschap – noodzaak, diende er zich ook één aan van een vakbroeder. Ivo van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, nodigde via zijn aan het begin van het nieuwe theaterseizoen uitgesproken rede De Staat van het Theater zijn collega’s uit om na te denken over een theater van de eenentwintigste eeuw. Zijn statement lokte nogal wat reacties uit. In plaats van een ingezonden brief voeren de makers van ’t Barre Land Torquato Tasso op om daarmee hun visie op het theater van de toekomst te geven. Het gaat erom wat er zich op het toneel manifesteert en hoe kun je dat beter doen dan door de voorstelling weer op te voeren?
Niet alleen ’t Barre Land heeft negen jaar aan deze voorstelling kunnen sleutelen, ook Goethe deed er negen jaar over voordat het stuk af was. Aan het hof van Alfons de Tweede, hertog van Ferrara (gespeeld door Vincent van den Berg), ontspint zich een fascinerende intrige. De dichter Torquato Tasso heeft net zijn mooiste gedicht ingeleverd als Antonio Montecatino, een politicus, ten tonele verschijnt. De twee mannen komen in een twistgesprek terecht. Een confrontatie tussen verschillende domeinen volgt: esthetiek versus politiek, emotie versus ratio en de kunst versus het leven. In een prachtige jambische vertaling worden die spanningen uiteengezet.
In het begin van het stuk blijft het compleet donker. Je hoort de tekst wel, maar kunt de acteurs bijna niet onderscheiden. Een fascinerende ervaring: de zwaarte van de tekst wordt meteen invoelbaar en dat geeft je de concentratie mee om de hele voorstelling te letten op de woorden. In het verdere verloop van de voorstelling vormt de sobere enscenering een prachtige tandem met het spel van de acteurs. Martijn Nieuwerf, die de rol van Tarquato Tasso op zich heeft genomen, weet door de nuance in zijn spel te overtuigen. De wispelturige inborst van de dichter weet hij treffend te verbeelden. Zijn opponent, Antonio Montecatino (een rol van Ingejan Ligthart Schenk), is het tegenovergestelde, eerder statisch en rationeel. Helaas weet hij hierin niet echt te overtuigen; zijn spel is onduidelijk en verwarrend. Gelukkig wordt dat grotendeels goed gemaakt door de hele groep. Het antwoord van ’t Barre Land op Van Hove’s statement ligt hierin besloten: het is mogelijk onderling onverenigbare gebieden van de menselijk geest en het menselijk handelen op toneel te brengen zonder te streven naar een bepaalde duiding. Je moet kijken of het geslaagd is als kunstwerk en daartoe word je als toeschouwer uitgenodigd.

Zelfreflecterend toneel

In de pauze van het stuk Torquato Tasso kon je getuige zijn van een gesprek tussen de acteurs. Ze becommentarieerden elkaars spel en het leek erop of zich ook hier nieuwe inzichten ontwikkelden. De voorstelling is na negen jaar nog niet af en daar moet je ook niet naar streven, vindt ’t Barre Land. Je bent als toeschouwer getuige van alle stadia van de toneelstukken. De toeschouwer krijgt een beeld van de machinerie van de theaterkunst; het is toneel dat zich bewust is van zijn mogelijkheden, zijn beperkingen, zijn rol in het theaterlandschap en dat is een hele uitdaging. Een uitdaging voor eenieder die zich daartoe wil zetten, want het vergt wel enig uithoudingsvermogen.

Kijk voor meer informatie en de speellijst op de site van ’t Barre Land

Theater / Voorstelling

Groot feest bij de Paardenkathedraal

recensie: August, August, August (De Paardenkathedraal)

Ter gelegenheid van zijn tienjarig jubileum bij De Paardenkathedraal en het 65-jarige bestaan van de Stadschouwburg Utrecht maakte regisseur Dirk Tanghe een uitbundige grote zaal voorstelling. August, August, August is dan ook een groot feest. En niet alleen voor het publiek, ook de cast straalt de grootste lol uit. Naast een klein clubje vaste acteurs werkt een grote groep mensen vrijwillig mee om van dit sprookje een imposante reisvoorstelling te maken.

~


August, August, August
is een toneelstuk over het circusleven waarin een grote kloof bestaat tussen de mensen die het voor het zeggen hebben en de creatieve artiesten. Clown August (Michael pas) zou niets liever willen dan een eigen paardennummer waarin hij acht witte Lippizaners dresseert. Maar deze act staat onder leiding van de directeur. Om zijn droom in vervulling te laten gaan, zal hij eerst directeur van het circus moeten worden. De directeur is bereid zijn baan af te staan als August een aantal opdrachten vervuld. Zo moet hij een vrouw vinden, een kind maken en heel veel geld verdienen om het circus te kunnen kopen. Wanneer de clown er uiteindelijk in slaagt om alle opdrachten te vervullen, is de directeur hem toch nog te slim af en worden August en zijn familie in de val gelokt.

Fantasiewereld

~


De Tsjechische auteur Pavel Kohout schreef een sprookje met een eenvoudige en lineaire verhaallijn. Van een spannend plot moet deze voorstelling het dan ook niet hebben. In August, August, August gaat het juist om de verbeeldingskracht. De fantasie van de clown waarmee hij al zijn opdrachten laat slagen. De kracht van het theater om onwaarschijnlijk dingen te laten gebeuren. De acts van de circusartiesten stellen nauwelijks iets voor en toch komen ze spectaculair over. Maar daar moet je als toeschouwer wel in mee kunnen gaan. Wanneer je je niet mee laat voeren in deze fantasiewereld zal de schoonheid aan je voorbijgaan.

Toneelbeeld

~

De regie van Tanghe helpt hier natuurlijk wel een handje mee. Hij haalt alle facetten van het theater erbij. Het ene moment is het podium een circuspiste, dan weer een ordinaire nachtclub. Met enkel wat veranderingen in het gekleurde licht, stralen de fonkelende achterdoeken precies de juiste sfeer uit. De kostuums zijn al even gelikt. De leidinggevenden in zwarte latex pakken en August en zijn familie in lieve primaire kleuren. Een overduidelijke regiekeuze maar daardoor wel heel puur. En die puurheid zorgt ervoor dat de showelementen niet over de top gaan. Wie bereid is mee te gaan in het feestje van Dirk Tanghe, beleeft aan August, August, August een ontroerende en bovenal vermakelijke theateravond.

De voorstelling August, August, August speelt nog tot en met 3 mei 2007. Zie ook: www.paardenkathedraal.nl