Boeken / Strip

Van Ochtendgloren tot Avondschemer

recensie: Twee maal Donjon

Meestal zijn spin-offs van een serie minder goed dan de originele serie, en lijken ze alleen bedoeld om geld in het laatje te brengen. Spin-offs van strips vormen hier over het algemeen geen uitzondering op, al is er een serie die het goede voorbeeld geeft voor de rest: Donjon. Al vier spin-offs kent deze reeks nu, en ze lijken tot nu toe stuk voor stuk de moeite waard te zijn. Onlangs verschenen er nieuwe delen in de reeksen Ochtendgloren en Avondschemer, die respectievelijk over het verleden en de toekomst van de Donjon handelen.

Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit

In de serie Ochtendgloren draait het allemaal om Hyacint, een jonge bestrijder van het onrecht die het nog weleens moeilijk heeft met zichzelf. Zijn romantische beeld van de liefde sluit bijvoorbeeld niet aan bij dat van de vrouw die hij het liefst zou beminnen, wat wellicht te maken heeft met het feit dat hij nogal braaf is en zij nogal… onbraaf. Als hij eindelijk samen met de mysterieuze schone de nacht doorbrengt, iets waar in de vorige twee delen nog lang geen sprake van was, houdt onze brave borst er spontaan gonorroe en schaamluis aan over. Dat is wel handig voor het verhaal, want nu kan de hem behandelende dokter hem verzoeken om diens dochter te escorteren op de tocht naar haar verloofde. En daar zegt onze altijd hulpvaardige held natuurlijk geen nee tegen. Wat volgt is een verhaal dat aan de ene kant perfect in het Donjon-universum past, maar dat aan de andere kant toch ook wel wat opmerkelijke verschillen blijkt te bevatten.

~

Zo zijn er ook weer de karakteristieke bijfiguren, die ieder een eigen agenda blijken te hebben en waarvan elke handeling puur uit eigenbelang voorkomt. Maar op de een of andere manier voelt het allemaal net wat anders aan in Ochtendgloren, alsof het hier allemaal serieuzer is dan in de rest van de Donjon-series, die gekenmerkt worden door tamelijk absurde verhaallijnen. Het verhaal van Hyacint is in al zijn simpelheid haast ontroerend: hij heeft met al zijn goede bedoelingen iets vertederends over zich in die verder zo valse wereld. Dat niets hem meezit vergroot dat effect alleen maar, en het doet verlangen naar meer avonturen van de ongelukkige held. Dat die er komen is haast onvermijdelijk, want de link met de gewone serie is nog lang niet gemaakt en dat is waar het in al die spin-offs natuurlijk om draait. De nummering is dan ook toepasselijk gestart met -99, zodat er na dit deel -97 nog ruimte genoeg is om naar de gewone serie toe te werken. Die nummering met het min-teken staat misschien wat vreemd, maar is het zeker niet: hij staat symbool voor het verleden van de Donjon, en er wordt dus ook naar de nul toe gewerkt.

De tekeningen zijn net als in de voorgaande delen van de hand van Christophe Blain, die al eerder bekendheid verwierf met de nog steeds lopende serie Isaac de piraat. Zijn donkere tekenstijl, die duidelijk afwijkt van die uit de reguliere Donjon-series, past uitstekend bij de donkerdere verhaallijn en de zich opstapelende tegenslagen die Hyacint doormaakt. Zijn ietwat krasserige schaduweffecten wekken de indruk of hij de tekeningen zo uit zijn pen heeft geschud, en dat werkt verrassend goed. Zonder twijfel is deze spin-off de beste uit het Donjon-universum, en dat terwijl de zo kenmerkende humor enigszins afwezig blijft.

Donjon Avondschemer: Armageddon

~

Waar we in Ochtendgloren te weten komen hoe de Donjon ontstaan is, werpen we met Avondschemer een blik op de toekomst, waar de Donjon van de aardbodem verdwenen lijkt en het met de helden van weleer helemaal niet zo goed afgelopen blijkt te zijn. De held die in deze serie centraal staat is Koning Stof, een held die verdacht veel weg heeft van Marvin uit de hoofdserie Zenit. Waar het in Zenit echter nog een draak in de kracht van zijn leven is, zien we nu een draak die het einde van zijn leven begint te naderen: geen ogen meer, geen armen meer en gezegend met niets dan herinneringen aan vervlogen tijden. Zijn vroegere maatje Herbert gaat door het leven als “de grote Khan” en lijkt zelfs een vijand van Marvin geworden te zijn: in de openingsscène van het boek vindt tussen de twee een groot gevecht plaats, dat beiden overigens overleven. Terwijl Koning Stof nog aan het bijkomen is van dat gevecht, explodeert de planeet plotseling en begint het avontuur pas echt.

Hoewel de in vele eilandjes opgesplitste planeet weer een briljante vondst is van het duo Sfar en Trondheim, haalt dit album het niet bij de rest van de Donjons. Er is welgeteld één goede grap in het album te vinden en ook het verhaal stelt een beetje teleur. Eigenlijk is de enige interessante scène die waarin we te weten komen hoe Koning Stof blind is geworden, verder kabbelt het verhaal net iets te gezapig voort. Na drie delen wil je als lezer eigenlijk wel weten wat er nou precies gebeurd is met de Donjon, en hoe Marvin en Herbert zo uit elkaar gedreven zijn. Dat Sfar en Trondheim daar tot nu toe alleen vage verwijzingen naar maken is een enorme misser, want het begint nu te veel op een gimmick te lijken om de serie interessant te houden, de rest van het verhaal is gewoon niet sterk genoeg om de albums te dragen.

Sfars tekenwerk is normaalgesproken zeker de moeite waard, maar op de een of andere manier past het niet echt bij Donjon. Net als Blain werkt hij vaak nogal krasserig en het ziet er ook allemaal best sfeervol uit, maar waar Blain nog de mogelijkheid grijpt om zo af en toe iets komisch tussen de rest door te laten glippen, lijkt die mogelijkheid bij Sfar niet te bestaan. De tekeningen zijn eigenlijk te serieus voor Donjon, ze vallen te veel uit de toon met de rest van de serie. Zonde, want ondanks het feit dat de Avondschemers nog best de moeite waard zijn, had het veel beter gekund.

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Christophe Blain • Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit • Uitgeverij: L • Prijs: € 9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 245 5458 6

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Joann Sfar • Donjon Avondschemer: Armageddon • Uitgeverij: L • Prijs: €9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 235 5428 4

Muziek / Album

De aanhouder wint

recensie: Under Byen - Samme Stof Som Stof

Enkele jaren geleden gaven de Denen van Under Byen een intrigerend concert tijdens Eurosonic in de Muziekschool van Groningen. Met een breed instrumentarium – waaronder een harp – bracht de formatie onder leiding van madame Sennenvaldt een Deense versie van het geluid uit IJsland, zoals we dat vooral kennen van Björk. De plaat die volgde werd te weinig opgemerkt en ook enkele concerten maakten de tongen te weinig los. In Duitsland pikte het leuke label van Haldern Pop de tweede plaat van de Denen op, in Nederland volgde Excelsior het voorbeeld. Under Byen probeert het nu opnieuw met Samme Stof Som Stof. Aan de plaat kan het in ieder geval niet liggen.

~

Het welbekende verhaal van ‘beroemd in eigen land’ gaat ook voor Under Byen op, want thuis doen ze er toe, maar het buitenland heeft ze nog niet omarmd. Maar de band houdt vol. Hun derde plaat is betoverend mooi, net als diens in Nederland verschenen voorganger Det er Mig der Holder Træerne Sammen. Hij klinkt wederom heel noords en doet ook dit keer denken aan Björk of Múm of aan de jongens van Sigur Rós. Heftig is bijvoorbeeld een nummer dat zo op een van de latere platen van Björk had kunnen staan.

Geluidserupties

Pilot of Den Her Sang Handler Om At Få Det Bedste Ud Af Det klinken als het enigmatische viertal van Sigur Rós, ten tijde van Takk. Onnoemelijk veel variatie in ijzingwekkende stiltes en spanningsvelden die opengetrokken worden op momenten dat je ze verwacht, maar ook weer niet. Een brij van geluidserupties met cello’s en violen, die volledig gecontroleerd zijn en een patroon volgen dat herkenbaar is van stijlgenoten. Ook muzikale uitstapjes naar componist Yann Tiersen worden niet geschuwd, getuige de ritmes en tonen die doorschemeren in het nummer Af Samme Stof Som Stof.

Kopieën

~

Toch is Samme Stof Som Stof geen plaat vol troosteloze kopieën. Integendeel, de band heeft genoeg opwindende eigen klanken op de plaat weten te zetten om van het begin tot het einde te kunnen boeien. Op het album vind je in vele hoeken sprookjesachtige klanken waar Henriette Sennenvaldt soms overheen zingt, soms huilt of soms brult, daarbij gesteund door een zevenkoppige band. Hopelijk werpen ze nu meer vruchten af, want, nogmaals, aan de plaat kan het niet liggen.

Boeken / Fictie

Een helletocht – vooral voor de lezer

recensie: Marcel Möring – Dis

Bijna tien jaar werkte Marcel Möring aan zijn roman Dis. Dat heeft geresulteerd in een ambitieus en zorgvuldig geconstrueerd werk. Maar tijdens al die noeste arbeid lijkt Möring een ding vergeten te zijn: dat zijn echte talent bestaat uit het vertellen van een mooi verhaal.

Die verhalen waren er wel met zijn drie romans tot nu toe, die alle terecht werden bekroond met een prestigieuze prijs. Met Dis moest het roer echter helemaal om. In de roman worden de levens van twee personen met elkaar verbonden in een urenlange tocht door Assen, tijdens de nacht voorafgaand aan de TT-races.

De ene is Jacob Noach, die na de oorlog de schoenwinkel van zijn ouders opeist van een landverrader en deze zaak uitbreidt tot hij zo ongeveer het gehele centrum van Assen in bezit heeft. Noach trouwt, verwekt drie dochters, gaat scheiden, crasht met zijn auto en blikt in een soort visioen terug op zijn leven en weet: gelukkig ben ik er niet van geworden. De andere persoon is Marcus Kolpa, een in het provinciestadje miskende intellectueel die uit Amsterdam terug is gekomen om de Nacht met vrienden door te brengen en op zoek te gaan naar zijn geliefde meisje Chaja, een van Noachs dochters.

De Hel

Frederico Cervelli, 'Orpheus en Eurydice'
Frederico Cervelli, ‘Orpheus en Eurydice’

Naast deze twee verhaallijnen bestaat Dis uit een aantal redelijk op zichzelf staande verhalen, elkaar afwisselende vertelstijlen, een veelvoud aan onbegrijpelijke of onzinnige metaforen (“schoorstenen mompelen”), typografische eigenaardigheden, zelfs een stripverhaal en heel veel verwijzingen naar de wereldliteratuur. De titel zelf verwijst naar de stad van de hel in Dantes Goddelijke komedie, de twee dolende hoofdpersonen verwijzen naar de Ulysses van Joyce, maar ook op kleiner niveau etaleert Möring zonder ophouden dat hij wel weet heeft van de canonische werken der literatuur. Een gewillige, rondborstige vrouw is Antonia d’Albero en Lilith tegelijk, en of je nu weet waar dat naar verwijst of niet, het blijft natuurlijk gewoon een gewillige vrouw. En Marcus Kolpa, op zoek naar Chaja, is natuurlijk Orpheus op zoek naar Euridyce – ze zijn in de onderwereld, nietwaar – maar elders in de roman voldoet Beatrice ook prima. Het maakt ook niets uit, want Kolpa zoekt gewoon Chaja. Het probleem van al die verwijzingen is dat ze nooit betekenisdragend zijn, maar een pedante, oppervlakkige vorm van geletterdheid.

Alles is niets

Nog nietszeggender zijn de talrijke ‘wijsheden’ in even zoveel variaties. ‘Alles is niets’ en dus is niets ook alles en vanzelfsprekend zijn er vele witregels voor nodig om die beklemmende, overrompelende, verschrikkelijke waarheid goed te laten inwerken. Assen is niet alleen de hel, maar ook de “anus mundi” en “Een plaats als tijd, waar tijd een plaats is”. Ook, net zo poëtisch verwoord, leren we: “Altijd… /Het is altijd. / Al. Tijd”. En daarop voortbouwend: “Nu is altijd”. Dat laatste kun je, volgens de verteller, maar beter op je voorhoofd schrijven, ergens laten tatoeëren of weven in de kokosmat, wat dan weer gepaard gaat met een geinig afbeeldinkje van een deurmat. Maar het enige dat daarmee wordt geïllustreerd, is dat Möring platgetreden filosofietjes bezigt, die net zo onbeduidend zijn als om het even welke tekst op een deurmat in de uitverkoop bij de Blokker.

Misschien weet Marcel Möring dat ook allemaal wel. Een dergelijk intertekstueel spel is een beproefd recept, en is ook beoefend door bijvoorbeeld Harry Mulisch en Cees Nooteboom. De geschiedenis van de wereld, de literatuur en de filosofie teruggebracht tot encyclopedische fastfood voor enigszins ontwikkelde mensen. Met de toevoeging van ironie en spotzucht zou Möring op magistrale wijze die literaire traditie op de hak hebben genomen, zo opzichtig en lachwekkend gaat hij te werk. Maar uit alles blijkt dat hij zijn snobistische exercitie hoogst serieus neemt, dat voor hem deze vorm van literatuur pas echt literatuur is.

Dieptepunt van dit alles is de overweging van de denker Kolpa dat de “portee van het Odysseusverhaal” is dat de held niets overwint dan alleen zichzelf: “Geen tocht door de wereld. Een innerlijke reis.” De parmantigheid van dat zinnetje is even potsierlijk als kenmerkend: alsof er geen honderden boeken uit de wereldliteratuur zijn die dat al als thema hebben. Ook blijkt er uit hoezeer Dis geslaagd had kunnen zijn als al die verwijzingen iets oorspronkelijks en werkelijk diepzinnigs hadden.

Alles of niets

Dis lijkt het magnum opus van Möring te zijn. De ambitie dringt zich op elke bladzijde aan de lezer op. De roman is bewonderenswaardig geconstrueerd, en bij tijd en wijle zijn de zinnen gedurfd en experimenteel. Maar de, bij elkaar genomen, pagina’s lange beschrijving van de ‘Nacht van Assen’ is te veel van het goede. Het spel met de verwijzingen blijft vooral dat: een spelletje. De fascinerende personages Noach en Kolpa verliezen steeds meer hun bekoring, doordat ze ten ondergaan in een zee van woorden, die moet herinneren aan de modernistische stream of consciousness.

Het is een merkwaardig resultaat: een groots opgezette, pretentieuze roman die uiteindelijk niet meer is dan een aaneenrijging van borreltafelpraat, spielerei en een stilistische overdaad die in dit geval vooral het goede verhaal schaadt. De nieuwe roman van Marcel Möring is een onaangename verrassing, vooral voor de liefhebbers van zijn eerdere werk.

8WEEKLY

Sensatie of educatie?

Artikel: Bodies The Exhibition - Roy Glover

I see dead people. Het zijn alleen in dit geval geen geesten van overleden mensen, maar juist de omhulsels. Ontdaan van huid en vet, en gedeeltelijk in plastic veranderd, zijn deze echte lichamen in diverse houdingen tentoongesteld. Veel mensen willen er letterlijk en figuurlijk niet dood gevonden worden, maar anderen doen hun uiterste best om een kaartje te bemachtigen. Sinds Roy Glover in de Amsterdamse Beurs van Berlage neerstreek met Bodies The Exhibition, zijn tentoonstelling van dode mensen, gonst het van de geruchten. Hij is echter niet de eerste die met geplastificeerde lijken op reis gaat, en ook zeker niet de enige die veel kritiek te verduren krijgt. De vraag is of de wereld blij moet zijn met deze educatieve tentoonstellingen.

De onweerstaanbare drang naar kennis van de binnenkant van het menselijk lichaam is haast zo oud als de mens zelf. Aristoteles kreeg anatomische les van zijn vader, en in de Renaissance waren publieke ontledingen erg populair. Het bekijken van kadavers werd gezien als een leermoment in plaats van ‘aapjes kijken’. In de huidige tijd is de mens veel minder gewend aan het medisch kijken in de spiegel, en vinden dissecties in principe achter gesloten deuren plaats. Het gebrek aan confrontatie met dood en het menselijk lichaam in de Westerse wereld zal ongetwijfeld bijdragen aan de controverse rond lichaamstentoonstellingen. We zijn het niet meer gewend, reageren dus emotioneler, waardoor het als sensationeel wordt gezien. Dat terwijl het verlangen naar kennis van het eigen lichaam heel begrijpelijk is, alleen is het de vraag in hoeverre het toegeven eraan ethisch verantwoord is.

Duitse Dokter

De tentoonstelling Bodies The Exhibition van Roy Glover die momenteel in de Beurs van Berlage te zien is, dient niet verward te worden met Body Worlds van de Duitse dokter Gunther von Hagens. Zijn naam is in combinatie met het tentoonstellen van geprepareerde lichamen al veel langer bekend, en hij is dan ook degene die de techniek uitvond en er beroemd (en berucht) mee werd.

~

Het mag dan subjectief zijn en gebaseerd op het zien van foto’s, maar Gunther von Hagens ziet er eng uit. Weinig mensen zullen na het zien van deze man in het volste vertrouwen hun lichaam aan hem doneren. Zijn zwarte hoed zet hij zelfs tijdens autopsies niet af, waardoor hij zo uit The Addams Family lijkt weggelopen. Von Hagens’ praktijken en uitvindingen zijn al jaren omstreden. Hij studeerde medicijnen in Duitsland, en haalde in 1975 zijn doctoraat aan de Universiteit van Heidelberg. In die tijd begon hij ook serieus te experimenteren met het prepareren van lichamen. Hij ontwikkelde een inmiddels gepatenteerde methode, plastination, waarmee lichamen bewaard kunnen worden. Het werkt als volgt: nadat een lichaam gebalsemd is om verderf tegen te gaan, wordt het eerst in een bad met aceton gelegd, en wordt door extreme temperatuurverlaging het water in de cellen vervangen door aceton. Dan volgt een bad in vloeiende polymeren (polyester of siliconen bijvoorbeeld). Door een vacuüm te creëren ‘kookt’ het aceton, en verlaat het de cel, maar trekt als het ware eerst de polymeren naar binnen. Zo houd je cellen met plastic erin over. De techniek, die veel tijd in beslag neemt, levert uiteindelijk een ‘lichaam’ op dat geurloos is en niet meer bederft, maar tegelijkertijd ook iets van zijn of haar menselijkheid verloren heeft. Dat wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het ontbreken van de huid, die voor het proces wordt verwijderd. Daarnaast zorgt het plastic voor een haast popachtige uitstraling.

Openbaar

Von Hagens’ eerste Body Worlds tentoonstelling in 1995 deed veel stof opwaaien met de manier waarop de lichamen waren neergezet. Van deze tentoonstelling zijn vooral de man die zijn huid (het grootste orgaan ter wereld) als een jas over zijn arm heeft hangen, en de ruiter met paard die hun beider hersenen in zijn handen houdt, omstreden. Het doel van deze opstellingen is altijd educatief, sprak Von Hagens de kritiek tegen. De kijker leert over organen, de grootte van hersenen en spiermassa, en ziet bijvoorbeeld ook hoe spieren en pezen zich verhouden bij inspanning.

Een aantal jaar geleden verschoof het commentaar naar de herkomst van de lichamen. De voornaamste beschuldiging, dat er ‘zomaar’ lichamen uit China waren gebruikt, heeft Von Hagens altijd tegengesproken. Hoewel hij toegeeft dat er ooit iets misging met een leverancier die het minder nauw nam met ethiek, zegt hij alleen lichamen van donoren die toestemming hebben gegeven te gebruiken voor zijn tentoonstellingen. In 1982 is dit programma opgezet, en veel mensen tekenen er voor. Het probleem is alleen dat de certificaten van de lichamen gescheiden worden zodra ze binnenkomen voor preparatie, en vanaf dat moment anoniem zijn. Dat betekent dat niemand kan nagaan of de lichamen werkelijk van instemmende donoren zijn geweest, of misschien toch ergens anders vandaan komen.

Beurs van Berlage

~


Nu is er dan Roy Glover met zijn rondreizende rariteitenkabinet, dat in sommige opzichten wel erg veel lijkt op Von Hagens’ Body Worlds. Sinds twee jaar laat Glover ‘zijn’ lichamen aan de wereld zien. Dit is opmerkelijk omdat Von Hagens nooit toestemming heeft gekregen om in Nederland zijn lichamen te laten zien, terwijl het Glover wél is gelukt. Dat terwijl het verhaal achter Glover’s tentoonstelling bijna klinkt als een sinister sprookje: de lichamen zijn geprepareerd door Dr. Sui Hongjin, vroeger protégé van Von Hagens. Inmiddels zijn ze al jaren gezworen rivalen, en zijn er verschillende rechtszaken geweest. Von Hagens is in de media vrij open over dit verhaal, terwijl Glover’s site met geen woord rept over Von Hagens.

Alsof dit nog niet voldoende wenkbrauwen doet rijzen, is de herkomst van Glovers lichamen nog controversiëler dan die van Von Hagens’ verzameling. Glover doet geen moeite om te verhullen dat zijn lijken uit China komen zonder persoonlijke handtekening van de persoon bij leven. Hoewel hij stellig zegt toestemming te hebben van de Chinese autoriteiten weet iedereen dat die niet bepaald bekend staan om hun ethisch verantwoorde mentaliteit. De lichamen komen zonder naam, en zonder direct bewijs dat ze níet toebehoorden aan politieke gevangenen, aan bij het lab. Zelfs als we Glover op zijn woord moeten geloven zijn dit mensen geweest die nooit hebben overwogen om als educatief object te eindigen, terwijl ze de enigen zijn die er geen geld aan overhouden.

Week gevoel

De filosofie achter de tentoonstelling, “zien leidt tot kennis”, benadrukt de educatieve waarde van de preparaten. Vlak voor je naar binnen gaat weet je echter al dat er ook hele lichamen, van onbekende Chinezen, in typisch Amerikaanse houdingen staan: met basketbal of in een high five. In eerste instantie is er niets griezeligs aan. Een groot deel van de tentoonstelling bestaat uit lichaamsdelen, opgedeeld in verschillende functies, waaronder skelet, spieren en bloedsomloop; razend interessant omdat je eens rustig kunt bekijken hoe het er echt van binnen uitziet. Er lijkt weinig menselijks aan. Pas als je oog in (echt) oog staat met één van de complete lichamen is het misschien even slikken. De preparaten mogen dan van plastic lijken, als je er heel dichtbij staat (en dat mag), zie je toch dat het hier gaat om organisch weefsel. De houten vloer zorgt voor beweging in de zaal als er overheen gelopen wordt, waardoor soms een loshangende ‘draad’ (een ader) of zelfs een heel lichaam heen en weer wiegt. Ook zijn nagels en stoppels op bijna alle preparaten aanwezig. Dat bezorgde zelfs ondergetekende, die zeer geïntrigeerd naar hersenoperaties kan kijken, een behoorlijk week gevoel in de maag.

~

De tentoonstelling is erg leerzaam. Je ziet dwarsdoorsneden, alle aderen en slagaderen van het lichaam felgekleurd uitgelicht, en spieren en pezen in beweging. Alles is in duidelijke taal uitgelegd, vaak met voorbeelden van ziektes erbij. De rokerslongen zijn daarvan het bekendst geworden. Al met al kun je in anderhalf uur een stuk wijzer worden over de werking van het menselijk lichaam, en versteld staan van de ingenieuze ‘uitvinding’ die het eigenlijk is.

Echter, de vraag die je tijdens het rondlopen waarschijnlijk blijft bezighouden is: wat had deze persoon er van gevonden om zo tentoongesteld te worden? De dubieuze herkomst van de ‘preparaten’ in de Beurs van Berlage wordt ook in Nederland aan de kaak gesteld: bij de ingang staan een aantal kruizen met daarop ‘onbekende Chinees’. De politieke achtergrond daar gelaten, gaat het hier vooral om keuzevrijheid. Uiteindelijk hangt het af van de mens zelf, of je op deze manier vereeuwigd wilt worden, en of het idee erachter voor jou aantrekkelijk is of niet. Als je graag vereeuwigd wilt worden, en anders dan met foto of schilderij, is dit ook een optie. De gedachte erachter kan zijn dat je dan kennis overbrengt, of juist dat je in kunst verandert.

Theater / Voorstelling

Vuurwerk zonder wereldvisie

recensie: Koning Carlos - Roert!

Sinds 2001 timmert Koning Carlos, het huisgezelschap van Theater De NWE Vorst, aan de weg met “voorstellingen met een hoge actualiteits-waarde en een forse dosis humor zonder maatschappelijke betweterij”. Die ‘mission statement’ stond overduidelijk ook aan de basis van hun nieuwste voorstelling, Roert!; in een overdonderende mix van beeld en geluid weigeren de makers het achterste van hun tong te laten zien.

Roert, een zeer vrije bewerking van de deels autobiografische roman De steppenwolf van Hermann Hesse, gaat over een journalist. In de roman gebruikte Hesse nog een pseudoniem, maar in de voorstelling van Koning Carlos heet hij gewoon Hermann. Hij is door zijn redactie naar een oorlogsgebied gestuurd, waar hij aldoor meer gruwelijkheden te verwerken krijgt. Steeds wanhopiger wordt zijn correspondentie met zijn opdrachtgevers, die maar niets van zich laten horen. In zijn grootste wanhoopsmoment ontmoet hij een vrouw, die hem uitdaagt de ratio los te laten en zich over te geven aan zijn driften en lusten.

Meesterschap

~

Het eerste dat opvalt aan Roert! is het audio-visuele meesterschap van de makers. Het decor bestaat uit een wit vlak van deuren dat dienst doet als projectiescherm. Verder staat er een lange tafel met daarin een lopende band, waarop Hermann zich een weg baant door zijn roerige bestaan. Met een combinatie van live uitgevoerde en cd-muziek en intrigerende animaties weten de bedenkers een wereld vol van verwarring te creëren waarin de zoektocht naar identiteit centraal staat.

Hoofdrolspeler Leon de Waal zet Hermann neer als een man die verscheurd wordt door twee uitersten. De acteur lijkt in de voorstelling als twee druppels water op Ray Wise, de vader van de vermoorde Laura Palmer in Twin peaks. Wise moest in die rol ook schakelen tussen totale wanhoop en maniakale gekte. De Waals mimiek roept op eenzelfde manier de paranoia en schizofrenie van het hoofdpersonage op. De acteur blinkt uit in het neerzetten van de losgeslagen kant van het personage. Als hij marcherend op de maat van de vocale composities van Ton de Witte een choreografie van megalomane zelfverzekerdheid laat zien, of wellustig zijn tanden zet in zijn tegenspeelster, is hij in zijn element.

Gebrek aan oprechtheid


De integere overpeinzingen van de rationele journalist gaan hem minder goed af. Er is te weinig contrast tussen De Waals tekstbehandeling en de poëtische teksten. Over de klagerige manier waarop Hermann zich tot zijn redactie richt hangt een zweem van onbedoelde ironie, en als de verslaggever zich bij het aanzien van al het oorlogsonrecht wenend ter aarde stort is dat alleen maar pathetisch. Op geen enkel moment wordt het geloofwaardig dat deze man diep wordt geraakt door alle gruwelen die hij moet aanschouwen.

Een gebrek aan oprechtheid speelt de hele voorstelling parten. De toeschouwer wordt niet voldoende meegevoerd in de belevingswereld van het hoofdpersonage. Daardoor is zijn ontwikkeling oninteressant. En aangezien alles in het stuk bestaat bij de gratie van Hermanns blik blijft er niet veel over als hijzelf niet inzichtelijk wordt gemaakt. De voorstelling is een genot om naar te kijken en te luisteren, maar Roert! ontroert nooit en heeft veel tekst nodig om weinig te zeggen.

De heren van Koning Carlos zouden eigenlijk wel wat (maatschappelijk) betweteriger mogen worden. Zonder een bepaalde wereldvisie blijft het slechts bij vuurwerk en kanonnengebulder.

Roert! van Koning Carlos is nog tot en met 16 februari te zien. Klik hier voor meer informatie.

Muziek / Album

De zakken van Tom Waits zijn geleegd

recensie: Tom Waits - Orphans

Tom Waits heeft zijn zakken geleegd en de inhoud op tafel gegooid. Hij heeft zijn liedjes als huisraad na een stormvloed uit de boomtakken geplukt. Hij heeft ze bijeen gedreven als kippen op het strand. In dat soort verweesde beelden praat de schorre troubadour Waits over de zesentwintig oude en dertig nieuwe songs die hij samen met vrouwlief en muzikale partner Kathleen Brennan op drie schijfjes liet persen en onder de ontheemde titel Orphans de wereld deed ingaan.

Orphans is als drieluik een staalkaart van het kunnen van de inmiddels 57-jarige Waits. Op cd 1, met de titel Brawlers, is hij de eigenzinnige boogieman, de bluesmuzikant, de schrijver van rudimentaire rockliedjes – in die hoedanigheid maakte Waits furore vanaf zijn sleutelplaat Swordfishtrombones (1983). Waits is op schijfje twee met een twintigtal Bawlers te herkennen als de jazzy cafépianist en -zanger die hij al op zijn vierentwintigste was, getuige zijn debuut Closing Time uit 1973. En op de derde cd is Waits in achttien Bastards grofgezegd de vermakelijke anekdotentapper, de publieksmenner en de griezelaar.

Pulling your leg

Foto: James Minchin III
Foto: James Minchin III

“Lie to me”, smeekt Waits zijn geliefde in het gelijkgetitelde openingsnummer. Deze zucht naar bedrog zou ook weleens toepasbaar kunnen zijn op Orphans zelf. De zesenvijftig opnames klinken bijna zonder uitzondering zo gruizig dat ze uit het interbellum lijken te stammen, alsof Waits zijn liedjes zij aan zij schreef met legendarische bluesmannen als Robert Johnson en Leadbelly. Ook zijn gekoketteer met de zogenoemde volmaakte imperfectie van zijn liedjes, het feit dat ze met plakband aan elkaar hangen – Waits lijkt wel heel naarstig de authenticiteit van zijn composities te willen bewijzen. In werkelijkheid recyclet Waits, als de uiterst bedachtzame moderne muzikant die hij is, de oude blues- en vroege rocktraditie. Hij is deels de manipulator die hij in het slotnummer van Orphans toegeeft te zijn. De plaat besluit hij niet voor niets met de bekentenis: “I’m pulling your leg.”

Door Tom Waits laat je je evenwel graag een rad voor ogen draaien. Ditmaal doet hij dat – zijn eigen hagelnieuwe werk even terzijde geschoven – met covers van de eerdergenoemde Leadbelly, punkgrootvaders The Ramones, de schizofrene singersongwriter Daniel Johnston en componist Kurt Weill. Tegelijk plaatste hij teksten van drankschrijver Charles Bukowski en beatnik-auteur Jack Kerouac op muziek. Daarnaast telt Orphans een groot getal aan liedjes dat eerder als filmsoundtrack figureerde, zoals het mooie Sea Of Love van de gelijknamige productie of Little Drop Of Poison van animatiefilm Shrek 2. Een liedje als Dog Door stond eerder op het album It’s a wonderful life van indiefluisteraar Sparklehorse.

Boerenslim

Orphans opent met verschillende geslaagde brawlers, zoals Bottom Of The World (“The moon’s the colour of a coffee stain”) en het voor Waits’ doen uitzonderlijk politieke Road to Peace. Maar tussen de bawlers van het tweede schijfje, Waits’ prototypische pianoballades, zitten de mooiste momenten van de plaat. De hier kleingehouden liedjes zijn stuk voor stuk uiterst simpel van opzet, de teksten zo nuchter en aards en boerenslim zoals alleen hij ze schrijven kan. Waits ontroert met You Can Never Hold Back Spring en If I Have To Go, maar zeker ook met Down There By The Train. Hierin vertelt hij over de plek waar je als zondaar wordt schoongewassen. De liedjes gaan over jaloezie, eenzaamheid en boetedoening – onderwerpen die regelrecht uit de Amerikaanse bodem zijn opgedregd.

De bastards van het derde, zeer gevarieerde schijfje zijn dan weer het interessantst van karakter. Waits beatboxt, doet vreemde geluiden opklinken, zingt een traditional of bromt wat over het dozijn auto’s dat hij tot op dit moment in zijn leven versleten heeft. Net zoals de plaat in zijn geheel tref je hier een curieus allegaartje aan. Als purist kan je terecht opmerken dat Waits en zijn vrouw zich selectiever hadden mogen gedragen in de drie jaar tijd dat ze Orphans voorbereidden. Maar de aardigheid van het album zit ‘m tegelijk in het speurwerk dat diens wijdlopigheid bij de luisteraar afdwingt om de weeskindjes te vinden die hem of haar het meest aanstaan.

Muziek / Album

Wel vrolijk, niet gegrepen

recensie: The Magic Numbers – Those the Brokes

De Britse band The Magic Numbers leverde vorig jaar een waanzinnige debuut-cd af. Vol meezingbare, buitengewoon lenteachtige, meerstemmige kriebelliedjes met onnavolgbare ‘sixties-feel’. Heerlijk. Om supervrolijk van te worden. Zelfs als je je eens een keertje minder lekker voelt. De afgelopen tijd voelde ik me inderdaad ‘iets minder lekker’, dus een recensie schrijven over dat tweede Magic Numbers-album, zag ik wel zitten. “En?”, zul je je afvragen. “Vrolijk geworden?” Tja, dat wel. Maar eerlijk gezegd valt Those the Brokes me toch ook wel een beetje tegen.

~

En dat ligt niet eens zo aan de composities. Die zijn ongeveer net zo goed als die op het debuutalbum. Het ligt wat mij betreft meer aan het gebrek aan spontaniteit in de opnamekwaliteit van die composities. Het klinkt allereerst namelijk allemaal te netjes, te gestileerd, te dicht gesmeerd, te ‘we moeten van de platenmaatschappij een toegankelijker geluid neerzetten’. Misschien is dat laatste helemaal niet waar, zeker waar is echter dat het geluid van The Magic Numbers te vol is geworden. Daardoor klinkt het allemaal te bedacht en minder spontaan. In tegenstelling tot op het bevlogen debuut, mis je daardoor op Those the Brokes ontegenzeglijk dat extra schepje.

Allemaal één minuut te lang

Toch, opener This is a Song en single Take a Chance zijn onmiskenbaar goede nummers. Maar vaak slaat de verveling een beetje toe, de nummers zijn sowieso eigenlijk allemaal minstens één minuut te lang. Iets wat op dat debuut nooit echt stoorde, is nu soms wel irritant geworden. Halverwege Carl’s Song wil je graag doorzappen. Doodzonde eigenlijk, want het album begon zo lekker deinend. De rustige songs Slow Down (The Way It Goes) en All I See zijn eveneens een beetje saai. Take Me Or Leave Me is wel mooi met Spectoriaanse strijkers aangezet, maar door de lengte ook weer een beetje meeldraderig. Gelukkig maakt het up-tempo Runnin’ Out (met mooi ritme!) die saaie nummers weer goed. Ook Most of The Time en You Never Had It laten de band horen die we van het debuut kennen.

Vrolijk ben ik er uiteindelijk wél door geworden. Want nog steeds zijn de liedjes van The Magic Numbers een perfect remedie voor als je even ‘iets minder lekker’ in je vel zit. Maar gegrepen ben ik dus niet. In tegenstelling tot bij dat waanzinnige debuut.

Muziek / Album

‘Tekzilla’ stelt teleur

recensie: Hi-Tek - Hi-Teknology2: The Chip

Beatcreator Hi-Tek (echte naam Tony Cottrell) debuteerde in 2001 als soloartiest met Hi-Teknology, een album met gastbijdragen van grote namen als Common, Mos Def en Talib Kweli. Dit maakt wel duidelijk dat we ons met Hi-Tek in de soulhoek van de hedendaagse hiphopwereld bevinden.

~

Die gastbijdragen kwamen niet zomaar uit de lucht vallen. Hi-Tek was eerder al producer van de populaire Soundbombing-serie van het Rawkus label, en leverde beats voor het debuut van Black Star (1998, Mos Def en Talib Kweli) en voor Kweli’s Reflection Eternal (2000), beide moderne klassiekers in het genre. Maar ook zijn solodebuut was van hoog niveau, met de single The Sun God (featuring Common en Vinia Mojica) als een van de hoogtepunten. Stakes is high zouden we dus wel kunnen zeggen, met de woorden van De La Soul.

Think I Got A Beat

De belofte wordt op Hi-Teknology2 maar voor een klein deel ingelost. Sterk en hitpotent is het nummer March, dankzij het staccato ritme en de bijdrage van Busta Rhymes, met zijn altijd eigenzinnige rapstijl. Maar ook 1-800-Homicide, featuring The Game, zou het met zijn westkustsound niet slecht doen in de lijsten, hoewel het nummer wel wat aan de korte kant is. De shout-out van Hi-Teks zoontje Lil’ Tone, getiteld Think I Got A Beat, wordt ondersteund door de meest pakkende beat op het album, bestaande uit een ouderwets computermuziekje met daaronder een drumloop met de flow van een In Da Club.

Nostalgie

Can We Go Back is een nummer waarmee duidelijk wordt waar het verkeerd kan gaan. De beat met daarover een bezielde, jazzy pianopartij is prachtig en ook de raps van Hi-Tek en Talib Kweli liggen goed in het gehoor. Regelmatig overstemmen echter de clichématige RnB-uithalen van Ayak de schoonheid van het onderliggende. De nostalgische titel doet de luisteraar verlangen naar betere dagen, maar op een andere manier dan Cottrell er waarschijnlijk mee voor ogen heeft. Eenzelfde type verstoring is afkomstig van de zanglijnen van Dion, die een beetje klinkt als R. Kelly, en die helaas op maar liefst vijf nummers zijn gang kan gaan. Soms zijn echter ook de beats minder spectaculair dan we van Hi-Tek zouden kunnen verwachten, en daar veranderen de raps van Common, Ghostface Killah, Nas en Q-Tip weinig aan. Misschien is het tijd dat ‘Tekzilla’ het eens met wat minder gasten probeert en eerst orde op eigen zaken stelt. Dat hij het in zich heeft, dat heeft hij in het verleden al wel meer dan duidelijk gemaakt, maar helaas schemeren zijn kwaliteiten op Hi-Teknology2 slechts zelden door.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Norbert de Beule

Een langzaam stormend talent

Norbert De Beule werd in 1957 geboren in Hamme als een bizarre literaire kruising tussen Christine Guirlande en Herman Brusselmans en had ongeveer veertig jaar nodig om tot zijn poëticale zelf te komen. Een aanstormend talent? De storm is in dit geval een najaarsstorm, die echter niet aan heftigheid inboet. Hoewel zijn debuut YELLe! relatief laat kwam, werd het over het algemeen ervaren als een krachtige en bijzondere bundel. De bundel die verscheen bij uitgeverij Contact in 2003, werd genomineerd voor de Cees Buddinghprijs en onlangs bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Dit leken ons dan ook redenen genoeg om deze Vlaamse dichter uit te nodigen voor een gesprek.

~

Opvallend aan zijn nieuwe bundel EBdiep is de thematiek die minder heftig is dan in de eerste bundel. Waar de gedichten in YELLe! bijna karikaturale schetsen werden van jeugd en verzet, gaat het in EBdiep over de natuur, verstilling en De Beules vader. De dichter is zachter, tederder geworden en kiest daardoor ook een minder luid schreeuwende titel.

De bundel was oorspronkelijk bedoeld voor adolescenten en ging ook over pubers en adolescenten. Die willen wel eens om aandacht schreeuwen. In die zin kun je, althans volgens De Beule, zeggen dat EBdiep alweer een debuut is. Het is zijn eerste bundel voor een volwassen publiek dat houdt van diepe rust en weemoedig terugblikken:

De titel vond ik pas nadat mijn werktitel werd afgekeurd. Het woord borrelde op uit mijn onderbewuste. Vrij snel ontdekte ik dat het de naam was van een restaurant in Sint-Amands. Het restaurant ligt aan een bocht van de Schelde, vlakbij het graf van Emile Verhaeren, een voor mij heilige plek. Op de website van het restaurant vond ik de volgende verklaring: ‘Tot voor enkele decennia splitste een eiland ,tussen Sint-Amands en Mariekerke, de stroom in twee armen.De arm waar vooral het wegtrekkende water het eb doorliep,en waar de schepen altijd konden varen, heette het ebdiep.’ Onlangs was ik er terug en toen pas viel mij de wegwijzer naar het restaurant op. Best grappig. Het eiland is nu aan de rechteroever dichtgeslibd. Aan de overkant ligt Moerzeke, mijn geboortedorp, waar ik begraven wil worden met mijn voeten in het water zoals Emile Verhaeren. Ik vond het een prachtig woord met een symbolische betekenis die paste bij de gedichten.

Het is opvallend dat De Beule in zijn twee eerste bundels, YELLe! en EBdiep twee enorm verschillende richtingen opgaat, alsof hij twee verschillende stijlrichtingen wil onderhouden. De vraag is dan ook wat hierin zijn bedoeling is: “Stijlrichting is hier niet het juiste woord. Doelpubliek drukt beter uit wat ik bedoel, al klinkt het dan weer of ik jacht maak op lezers. Ik wil met elke bundel een geschikte poëtica uitvinden, zodat het volgende project, Boekhouder, er weer totaal anders zal uitzien. Daarom duurt het bij mij soms zo lang. Gedichten moeten hun meest geschikte vorm vinden en dat vraagt tijd.”

De dichter en de leraar

YELLe! was een redelijk laat debuut en EBdiep was eigenlijk een betrekkelijk ‘snelle’ bundel. Bovendien lijken er nu plots meerdere projecten op stapel te staan. Ik vraag hem naar zijn parcours als dichter.

Heb ik een parcours als dichter? Help! Ik mag hopen van niet. Mijn parcours in het echte leven bestaat uit vallen en me weer laten oplappen. Als dichter breng ik mijn tijd door met geduldig wachten: liggend op bed, wekend in bad, weken zittend op een bankje bij een bocht van Schelde en dan vissen naar woorden en daar dan nog geduldiger mee aan de slag gaan tot het gedichten worden en dan nog geduldiger, maar al heel wat hopelozer, wachten tot er genoeg gedichten zijn die bij elkaar willen horen in een bundel.

De Beule werkte 27 jaar als leraar, maar besloot uiteindelijk volledig voor de poëzie te leven. Heel sober dus. De Beule nam een loopbaanonderbreking om meer en beter te kunnen schrijven, maar voelt hij er nog voor om terug te komen lesgeven? Is hij nog steeds leraar?

Tsja, ik mis het lesgeven, maar voel me zò bevrijd van leerplannen, correctiewerk, neurotische gesprekken in leraarskamers, roddels enzomeer, dat de kans wel heel klein lijkt dat ik nog terugkom. Ik blijf wel leraar van inborst. Daarom maak ik met veel plezier poëzieprogramma’s voor scholen. ‘Een Adonis met een buikje’ is ontstaan vanuit mijn fascinatie voor Griekse mythologie. Ik gaf die lessen daarover dolgraag. Soms droom ik dat een school mij voor een paar uur inhuurt om alleen maar met cultuur bezig te zijn.

Ambities uit een vorig leven

Cultuur is belangrijk voor de Beule. Waar hij zich voor YELLe! graag liet inspireren door de jonge muzikantenbranie uit zijn klas, is EBdiep schilderachtiger. Opvallend is dat het een bundel vol beelden, stillevens is geworden, die ook vaak verwijst naar schilders en kunstenaars. Norbert De Beule over zijn affiniteit met het beeld:

Eigenlijk wou ik als kind zanger worden, maar ik kon helaas niet zingen. Ik had ook een voorliefde voor schilderen en tekenen. Dat kon ik wel, zij het dat door mijn onhandigheid vaak ook tafels en kleding kunstzinnig werden ‘behandeld’. Poëzie is de ideale manier om te zingen met beelden en kleuren. Dus als dichter ben ik nu én beeldhouwer én muzikant zonder in mijn handen te hakken of vals te zingen. Mijn lievelingskunstenaars zijn Berlinde De Bruyckere en David Claerbout omdat zij mij eenvoudigweg ontroeren met hun relatief eenvoudige maar krachtige en poëtische beelden. De paarden van Berlinde hangen met hun schrikwekkende schaduwen over heel wat van de gedichten in EBdiep, uiteraard vooral in het gedicht De Blankaart. Ook het werk Ruurlo, 1910 van David Claerbout, een projectie van een oude postkaart waarbij je bijna onmerkbaar de bladeren van de boom ziet bewegen, ademt in de cyclus STEENdorp. Ooit zat ik bijna een uur in een museum in een verduisterde afgesloten ruimte als in een kerk te genieten van dit werk terwijl de suppoost een paar keer verontrust kwam kijken. Maar er zijn uiteraard nog tal van andere kunstenaars die me weten te raken.

Vormgeving is dus blijkbaar erg belangrijk voor Norbert De Beule. In beide bundels is die dan ook zeer dominant. Typografische interventies sturen de interpretatie, gedichten worden door vet en cursief in verschillende delen uiteengedreven. Ik vraag hem of hij zijn lezers zo niet te erg stuurt.

Ik ben dolgelukkig met de vormgeving van Melle Hammer. Hij is een waar godsgeschenk, maar vergis je niet, hij ‘kleurt’ alleen maar duidelijker in wat de gedichten zelf willen. Daarom maakt die bezielde man voor elke nieuwe bundel een uniek vormconcept. Zowel in YELLe! als in EBdiep gebruikte ik zelf in mijn manuscript verschillende lettertypes. Niet als louter vormspelletje, wat soms werd gesuggereerd, maar om de complexe inhoud beter te bepalen. Tot mijn verbazing hebben zelfs geoefende lezers ondanks Melles rode kleurpotlood vaak niet door dat je die rode tekstblokken ook apart kunt lezen of belangrijker nog dat je bij de cyclus ZWAARveld telkens drie verschillende gedichten kunt lezen binnen een en hetzelfde gedicht.

Aan de binnenkant van de achterflap vinden we een foto van de dichter met zijn vader in 1963. Dat is een verwijzing naar de thematiek uit een deel van de gedichten. In EBdiep neemt de dichter zichzelf onder de loep. Wat heeft hem gemaakt tot wie hij is? Is het de zwijgzaamheid van zijn grootouders, zijn fascinatie voor paarden of de zorg voor zijn aan alzheimer bezweken vader? Ik vraag hem naar het gedicht dat hijzelf het meest tekenend vindt voor de bundel.

VEERman, omdat het een centrale plaats inneemt in de bundel. Het verbindt alle thema’s met elkaar: de dood van de vader, de plaatsen van de kindertijd, de kunst die de brug is tussen doden en levenden. De regels in rood vatten de opzet van de bundel samen: er is een graf dat breekt/ de dood en neemt het woord. Dat sprekend graf is dan zowel het ZWAARveld, het graf van de vader, als het STEENdorp, het versteende dorp van het kind, als het RUUSbroek van de dichter zoals Verhaeren, de schilder en beeldhouwer, de fotograaf.

Tot slot hebben we het over zijn ambities. Waar denkt of hoopt hij dat het schrijverschap hem nog zal brengen?

Oh, ik hoop gewoon dat ik mag blijven publiceren bij Uitgeverij Contact. Ik voel mij altijd de koning te rijk daar op die keizerlijke gracht. Ook hoop ik dat ik steeds betere gedichten ga schrijven. Verder hoop ik te kunnen samenwerken met bezielde mensen. Zo mag ik nu teksten schrijven voor een danstheaterstuk van een jonge danser Jan Martens. Ik kijk er al ontzettend naar uit.

EBdiep • Norbert de Beule • Uitgever: Conact • Prijs: € 16,90 • 46 bladzijden • ISBN: 9025425488

Film / Films

Huizenruil en hartenkreten

recensie: The Holiday

Journeys end in lovers meeting“. Met dit citaat uit Shakespeare’s Twelfth Night (ca. 1600) opent regisseur Nancy Meyers romantische komedie The Holiday. Maar alle literaire aspiraties gaan alras overboord om plaats te maken voor een ronkende romantische comedy voor de kerstdagen, bedoeld om sterren te laten stralen op het witte doek en in de ogen van de verliefde stelletjes in het publiek.

De plot van The Holiday is eenvoudig: de Britse uitgeverijmedewerkster Iris (Kate Winslet) en de Amerikaanse zakenvrouw Amanda (Cameron Diaz) zijn beiden ongelukkig in de liefde. Zij besluiten tot een woningruil met de kerstdagen, om zodoende in een andere omgeving hun hartzeer te verzachten. Zodoende vertrekt Amanda richting het Engelse Surrey om daar in het idyllische Rosehill Cottage tot zichzelf te komen, en vertrekt Iris op haar beurt naar de luxeuze villa van Amanda in Los Angeles, om daar een collega en ex-minnaar die op het punt staat te trouwen met een andere vrouw, te vergeten. Geheel indachtig het voornoemde citaat van Shakespeare vinden beide dames juist op het andere continent de juiste man. Maar precies volgens de juiste romantische filmconventies volgt er eerst nog een trits aan romantische verwikkelingen voordat de geliefden elkaar in de armen kunnen sluiten.

~

Wat opvalt aan The Holiday is het sterk zelfreflectieve karakter van de film. Regisseur Nancy Meyers (What Women Want, Something’s Gotta Give) verwerkt tal van verwijzingen naar de filmindustrie in haar lichtvoetige productie. Zo is Amanda de directeur van een bedrijf dat filmtrailers maakt, en de aanstaande geliefde van Iris, Miles (Jack Black), componeert filmmuziek. Eli Wallach mag het, als de bejaarde scenarioschrijver Arthur Abbott, op inhoudelijke wijze over Tinseltown hebben. In een scène waarin hij gelauwerd wordt voor zijn omvangrijke filmcarrière haalt hij herinneringen op aan de gouden tijd van Hollywood en hekelt hij de hand over hand toenemende vercommercialisering die er de laatste decennia heerst.

Nestbevuiling

Hier valt The Holiday lelijk door de mand. Nancy Meyers wil bij monde van Arthur duidelijk iets zinnigs zeggen over waar het volgens haar met films naar toe gaat, maar haar commentaar riekt naar bevuiling van het eigen nest: The Holiday is precies het soort inhoudsloze, commerciële niemendalletje dat de Hollywood-droomfabriek er op seriële wijze uitperst. Meyers meent deze ontwikkeling te moeten bekritiseren, maar slaagt niet hierin te overtuigen omdat haar film voortkomt uit de op winstmarges gerichte filmcultuur die ze zelf hekelt. De opdringerige product placement in The Holiday ondersteunt het punt dat Meyers wil maken al helemaal niet.

~

The Holiday werd speciaal geschreven met hoofdrolspelers Cameron Diaz, Kate Winslet en Jude Law (als broer van Iris én toekomstige lover van Amanda) in gedachten. De rol van Miles zou oorspronkelijk worden gespeeld door Hugh Grant, maar de acteur bedankte. De rol ging daarop naar Jack Black, die hier duidelijk niet op zijn plaats is. Waar High Fidelity en School of Rock stónden door Blacks aanwezigheid, kan hij in The Holiday met zijn voortdurende gerol met zijn ogen niet overtuigen als romantische sidekick.

De rest van de cast levert aardig, maar geroutineerd spel. Het voegt allemaal weinig toe aan het romantische ommetje dat The Holiday is, net zo min als de stroperige soundtrack van Hans Zimmer en het fraaie, maar weinig verrassende camerawerk van Dean Cundey. Maar dit alles zal uiteraard niets afdoen aan de populariteit van de film, die door het aantreden van de genoemde trits aan sterren in romantische kerstsfeer nu al bij een groot, naar decemberzoetigheden hunkerend publiek gegarandeerd lijkt.