Boeken / Fictie

In zichzelf gekeerd

recensie: Vrouwkje Tuinman - Receptie

Vrouwkje Tuinman (1974) heeft na haar lovend ontvangen poëziedebuut Vitrine (2004) en haar voor verschillende prijzen genomineerde eerste roman Grote Acht (2005) geen introductie meer nodig. Onlangs verscheen haar tweede dichtbundel: Receptie (2007).

In Receptie ontpopt de ik-figuur zich in 31 gedichten van een rups tot een vlinder. In het eerste gedeelte van de bundel zoekt de ik-figuur onder het motto “After midnight, we’re gonna let it all hang out” van J.J. Cale naar een passende plaats in het leven. In ritmische en beeldende gedichten stelt de hoofdpersoon zich de levensvragen “wie ben ik”, “waar kom ik vandaan” en “waar ga ik naar toe”.

~

In het gedicht Clown verbeeldt Tuinman het leven als een lijst met vragen. “Ieder antwoord is een buisje bloed. Elk hokje dat ik aankruis fluistert mijn chemie door aan de computer die mij openwroet.”
De buisjes bloed geven geen rust. In Mimicry reist de ik-figuur ’s nachts naar haar jeugd. “Woon ik zelden waar mijn bed staat. Het licht uit reis ik af langs straten vol van kinderkamers.” Overdag waadt ze, zoals in Terrein, door haar kamers. “Mijn leven is drie kamers groot. Ik beweeg me langs de randen, patrouilleer door gangen, controleer de trap, bewaak het raam.”

Binnenwereld

De zoektocht naar antwoorden op de levensvragen maakt Receptie tot een wat beklemmende bundel. Niet alleen spelen de gedichten zich af op beperkt terrein, voornamelijk in kamers, maar ook behandelen de gedichten telkens één en hetzelfde onderwerp: het persoonlijk leven en de zoektocht daarnaar van de ik-figuur. Als die zoektocht af en toe de kamer of het innerlijke leven van de ik-figuur zou verruilen voor de buitenwereld, zou dat geen probleem zijn maar van Cale’s motto “Let it all hang out!” is helaas geen sprake. Tuinman is in haar gedichten zo in zichzelf gekeerd dat de buitenwereld niet binnendringt. Alleen in haar fantasie durft ze de controle even los te laten, zoals in Dubbelganger. Even schiet het door haar hoofd dat ze vandaag nog naar Denemarken kan afreizen of zich kan melden bij het leger. Helaas besluit ze ook dan: “ik teken ogen op mijn vleugels en blijf ook morgen boven.”

Angst

Ook in deel twee, dat het citaat “Minutes I lay awake to hear my joy” van John Berryman draagt, blijft het benauwend. De hoofdpersoon heeft weliswaar haar plaats in het leven gevonden, compleet met een achtenveertig delen tellend servies, groene netjes pinda’s en een familiegraf, de levensvreugde spat niet van de bladzijden af. De angst om een geschikt leven te vinden heeft plaats gemaakt voor de angst om dat geschikte leven te verliezen. Zo berekent de ik-figuur in Kiwi hoeveel jaren ze haar geliefde statistisch gezien zal overleven. “Zestien jaar plus een stuk of zeven want hij is een man ik niet en dan zijn er nog de vitamines. Lachend weigert hij de vrucht die ik hem voorhoud die hem een extra dag voor mij behouden moet.”

Zoals zo vaak levert verdriet, ellende en pijn mooiere kunst op dan geluk. Zo ook in Receptie. De gedichten in deel één zijn ritmischer, gevoeliger en beeldender dan de gedichten in deel twee en weten de weg naar je hart direct te vinden. Deel twee is wat gezapiger, wat minder van wanhoop en ellende doorspekt en dat maakt de gedichten ook minder aangrijpend. Gelukkig blijft de melancholie in dit tweede deel wel. Dit maakt Receptie tot een intiem inkijkje in een gevoelig geestesleven. Het is wel een inkijkje waardoor je, dankzij het hoge ik-ben-met-mezelf-bezig gehalte, maar beter af en toe kan binnenturen. Receptie in één keer uitlezen zorgt voor ademnood.

Theater / Voorstelling

De oorlog is nog niet voorbij

recensie: De oorlog is nog niet voorbij

De Roovers brengen All my sons, het eerste toneelstuk van de in 2005 overleden Amerikaanse schrijver Arthur Miller. Situering: het Amerika van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Dit analytische drama vraagt wellicht voor het eerst om psychologische inleving van de groep. Dat blijkt een hele uitdaging.

De altijd hardwerkende Joe Keller heeft tijdens de oorlog vliegtuigonderdelen voor het leger geproduceerd. Zijn zoons heeft hij in die ongelukkige tijd het strijdveld op zien gaan. Eén van hen, Larry, is nooit meer teruggekeerd. Keller weet in zijn hart dat zijn zoon niet meer leeft, maar zijn vrouw Kate heeft nog altijd stille hoop. Hun zoon Chris gelooft ook niet meer in de thuiskomst van Larry en wil tot ongenoegen van zijn ouders graag trouwen met de geliefde van zijn broer. Door haar bezoek aan de familie wordt het verleden weer opgerakeld en komt er een aantal leugens voor het voetlicht. Het zwaard van Damocles hangt vanaf dat moment boven de familie. En hij valt.

Strijd

~


De Roovers spelen All my sons op locatie. Een hangar is afgehangen met zwarte doeken, zodat er een traditioneel theaterbeeld in de ruimte overblijft. Bij binnenkomst van het publiek zijn de personages al druk bezig op het podium. Keller maakt hier en daar een praatje en begroet wat mensen uit het publiek. Hij stelt Sara de Bosschere voor, zij zal zo meteen de rol van zijn vrouw Kate vertolken. Tijdens de eerste dialoog vraagt Keller aan het publiek of het beseft dat er in het theater sprake van interactie kan zijn. Daarop roept een toeschouwer dat er wel wat harder gesproken mag worden. Keller stelt voor om even opnieuw te beginnen. Zo geschiedt. Opvallend is dat personages vaak op het toneel zitten als zij eigenlijk afwezig worden verondersteld. Er wordt gesproken over Kate die nog in huis is, maar ondertussen zien we haar aan de zijlijn zitten. Er wordt door de acteurs nog flink in en uit de rol gestapt, maar naarmate het stuk vordert is dit steeds minder het geval.

De buurman van de Kellers schildert ondertussen een transparante, glazen wand wit. De wand staat in de breedte op het toneel en vormt een scheiding tussen de tuin en het huis. Een projectie van bloemen en later bomen wordt langzaam zichtbaar op de witgeschilderde delen. Hoewel het stuk van Miller is gesitueerd in een tuin, staan er in deze tuin een heleboel stoelen voor binnengebruik. Het decor creëert een zichtbare spanning tussen binnen en buiten. Er lijkt grote openheid te bestaan in de buitenlucht, maar binnen ligt een leugen te wachten. De transparante wand die tot muur verwordt, duidt erop dat de familie in een omheinde wereld leeft. Met de buitenwereld hebben de Kellers weinig van doen. Bovendien lijkt de wand te illustreren dat de door de Kellers gesuggereerde transparante situatie helemaal niet zo transparant is. De familie lijkt een vrolijk stel mensen, maar dat is slechts de buitenkant.

Psychologisch spel

~


Al gauw komen we te weten dat Joe Keller iets verzwijgt. Hij lacht de zaken weg wanneer hem iets gevraagd wordt over zijn rol als fabrikant tijdens de oorlog. Heeft hij ooit slecht vliegtuigmateriaal aan het leger geleverd om een deadline te kunnen halen? Dat zou impliciet betekenen dat hij de dood van Amerikaanse soldaten, of wellicht van zijn eigen zoon, op zijn geweten heeft. Eigenlijk wil niemand dit geloven, de familiebanden zouden verstoord worden. De personages spelen een psychologisch spel met elkaar om achter de waarheid te komen, ze krijgen voortdurend de mogelijkheid zich te verantwoorden en doen daarbij een beroep op het vertrouwen van de anderen én van het publiek.

Hoe valt het in en uit de rol stappen te combineren met enige psychologische inleving? De spelers lijken nog te worstelen met deze vraag. Er is gepoogd de inleving steeds verder op te voeren naarmate het stuk vordert, maar dit heeft niet tot gevolg dat de toeschouwer zich beter kan identificeren met de personages. Er zit meer ‘schwung’ in de stukken waarbij de acteur als acteur zichtbaar is en het publiek direct bij de handeling betrokken wordt. Deze manier van spelen had wellicht verder kunnen worden doorgevoerd om het geheel boeiender te maken. Desondanks zit er veel humor in het stuk en verveelt het geen seconde.

De Roovers maakten een eigen vertaling van de tekst van Miller, maar desalniettemin is er erg tekstgetrouw te werk gegaan. Er is geen hedendaagse dramaturgische lezing van de tekst gemaakt, hoewel de link met het heden duidelijk voelbaar is. Het Amerika van vandaag, waar als gevolg van de weidsheid van het land families als de Kellers in complete isolatie kunnen leven, stuurt nog steeds haar ‘zonen’ op pad om het land te verdedigen tegen het kwaad. Met de gevolgen van dien.

All my sons van De Roovers is nog tot en met 4 mei te zien in Nederland en Vlaanderen. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Bombastisch theater over futiliteiten

recensie: Boogaerdt/Vanderschoot - Rok

‘Als er wat is, kun je het ook gewoon zeggen hoor.’ Twee vrouwen met krullenkapsel en barokke jurken aan, zitten te handwerken. De een voelt dat er iets is, de ander ontkent. Het maakt haar vriendin razend. ‘Je zit in dezelfde situatie en ik heb het gevoel dat er iets is en jij vindt van niet.’ In een groen bordkartonnen bos kibbelen twee jonkvrouwen over futiliteiten. Over de enige appel in een picknickmand bijvoorbeeld. Als de een wil delen, weigert de ander. En bij aanhouden bitst degene zonder fruit dat ze niet wil ‘dat het een ding wordt.’ De vrouwen zijn keien in het uitvergroten van mini-irritaties. Een kleine kwestie wordt ongemerkt een mega-issue, een ‘ding’.

~

Boogaerdt en van der Schoot spelen met Rok, een kostuumdrama met elektrische gitaren, hun zesde avondvullende voorstelling. Dat ze beiden afstudeerden aan de Mime Opleiding van de Amsterdamse Hogeschool is ook in Rok duidelijk te zien. Hoewel ze veel gesproken woord gebruiken, zijn de fysieke handelingen treffend. Hun mimiek is sprekend en met kleine gebaartjes kunnen ze de grootste dingen uitbeelden. Aan de andere kant gaan ze ook met kleding en accessoires creatief te werk. Zo gebruiken ze hun barokke krullenpruik net zo gemakkelijk als tasje en door hun bombastische jurk op te rollen en om te keren, worden de actrices twee prachtige, parende weekdieren.

Ode aan vrouwen

In Rok staat het gedrag van vrouwen centraal, wat al meteen bij binnenkomst te merken is aan het cadeautje op iedere stoel dat echt alleen voor vrouwen bestemd is. Typische, leuke en irritante vrouwentrekjes worden genadeloos verbeeld zoals afgunst, vechtlust, hysterie en geroddel. Rok is eigenlijk een ode aan alle vrouwen, maar vooral aan de feministen van deze wereld. In hun slotwoord bedanken de jonkvrouwen alle Aletta Jacobsen die er bestaan en bestaan hebben.
De titel Rok is op meerdere manieren te interpreteren. De jurken die de vrouwen dragen, hebben een wijde rok die voor meerdere doeleinden gebruikt wordt. De stijl waarin ze zich kleden is barok en af toe laten ze met hun gitaren een pittig stukje rock horen. Al deze interpretaties benutten Boogaerdt en van der Schoot tot op de laatste vezel en dat maakt Rok afwisselend en humoristisch. Of eigenlijk hilarisch, ook voor mannen en voor minder geëmancipeerde vrouwen.

Nog te zien t/m mei. Kijk op : www.viarudolphi.nl

Film / Achtergrond
special: Amnesty Film Festival 2007

Engagement op het witte doek

De afgelopen week vond voor de negende keer het Amnesty International Filmfestival (AIFF) plaats, in Amsterdam én Den Haag, en met een uitgebreide randprogrammering. Het verdiepingsprogramma (Trouw is voor het AIFF wat De Volkskrant is voor het IFFR) celebreert de vrijheid van meningsuiting met interviews en debatten met filmmakers en activisten.

Zo wordt een film direct in de actuele context geplaatst: de scheidslijn tussen fictie en werkelijkheid is een dunne, inherent aan het type films dat op het AIFF draait. De ‘geëngageerde film’ wil immers een boodschap overbrengen, misstanden aankaarten, je hart sneller doen kloppen door het getoonde onrecht. Dat levert veel loodzware films en documentaires op – de lijst mensenrechtenschendingen in de wereld is immers schier onuitputtelijk. Het festival koos er vijf uit: de onvermijdelijke kwesties Irak en Israël/Palestina, Latijns-Amerika toen en nu, en de thema’s discriminatie en vrouwenrechten.

Afgezien van de specifieke thematiek is het AIFF een filmfestival als ieder ander. Er zijn premières, prijsuitreikingen en lange rijen aan de kassa. Sommige films brengen het niet verder dan het kleine festivalcircuit, maar een aantal (fictie)films komt later dit jaar in roulatie. De Iraanse IFFR-publiekslieveling Offside bijvoorbeeld, maar ook Salvador en Crónica de una fuga. Films over mensenrechtenkwesties worden allang niet meer alleen moeilijk en obscuur gevonden. Tegelijkertijd zijn zulke ’themafilms’ meer op het grote publiek gericht en lichter verteerbaar geworden. Crónica de una fuga bijvoorbeeld kan zich gemakkelijk meten met een commerciële thriller en Salvador brengt Daniel Brühl (Good Bye Lenin!) weer op het witte doek. Er blijven genoeg compromisloze, schrijnende en vooral schokkende films over.

26 maart 2007

Encounter Point
Roni Avni en Julia Bacha (Israël en de bezette gebieden, 2006)

Het einde van de aftiteling van Encounter Point is een eindeloze lijst van organisaties die zich inzetten
voor de dialoog tussen Israëli’s en Palestijnen. Het zijn allemaal encounter points, ontmoetingsplekken tussen twee kampen en ogenschijnlijk onverzoenbare tegenstellingen.

~

Zo brengt het Bereaved Families Forum de Israëlische en Palestijnse familieleden van dodelijke slachtoffers van het conflict samen. Encounter Point volgt een aantal van hen tijdens hun omzwervingen door Israël en de bezette gebieden, in meer of mindere mate gehinderd door de beperking van bewegingsvrijheid veroorzaakt door checkpoints, de Muur en angst. Uit alle macht proberen zij contact te onderhouden met ‘de andere kant’ én mensen in hun eigen omgeving van de noodzaak daarvan te overtuigen. Dat lukt aardig, hoewel het ontluisterende fragment van een xenofobe tv-presentator en de ultra-zionistische reisleider van een nederzettingentrip laten zien dat er nog veel werk te verzetten is.

In de nabespreking over beeldvorming van het Midden-Oosten bestempelt journalist Raadi Saudi Encounter Point als een
makkelijke film. Hoe kun je geen sympathie opvatten voor Israëli’s en Palestijnen die zo hun best doen de kloof te overbruggen? Bijna niemand
zal betwisten dat hier goed gedaan wordt, terwijl echte lastigheden buiten beschouwing blijven. Daar zit iets in, maar het hoeft geen reden tot
journalistiek cynisme te zijn. Encounter Point documenteert pogingen om een mentale ruimte te scheppen waarin plaats is voor Israëli’s en Palestijnen – het begin van een mentaliteitsverandering waarvan verloop en einde niet zijn te overzien. Die missie is lastig genoeg zonder politieke stekeligheden. Encounter Point maakt vooral duidelijk dat Israëli’s en Palestijnen als
mensen vreemden voor elkaar zijn en dat humanisering van de ander waardevol is, hoe dan ook. (Marjanne de Haan)

Hijos de la guerra
Alexandre Fuchs (Verenigde Staten, 2007)

Bestaat er zoiets als een geweldsgen? Zijn sommige samenlevingen meer geneigd tot geweld dan andere? In het geval van El Salvador zou je het
bijna geloven. In 1980 brak een burgeroorlog uit tussen rebellen en aanhangers van de junta, die twaalf jaar duurde en 75.000 levens kostte. Zo’n twee miljoen Salvadoranen vluchtten naar de VS, waar ze werden gemarginaliseerd en gediscrimineerd. Velen sloten zich aan bij de in Los Angeles opgerichte Mara Salvatrucha (MS-13), een zeer gewelddadige gang die sindsdien uitgegroeid is tot een van de grootste en beruchtste gangs van Noord- en Midden-Amerika. De MS-13 is heer en meester in El Salvador, in een door oorlog en geweld ontwrichte samenleving. Het
ledental wordt geschat op 100.000 wereldwijd; de Salvadoraanse gevangenissen zitten overvol.

~

Hijos de la guerra – kinderen van de oorlog, want de burgeroorlog is de kiem geweest voor het ontstaan en de voortdurende aantrekkingskracht van de MS-13, aldus de makers van de documentaire. Een jaar lang dompelden ze zich onder in de Mara, spraken met de oprichters, onderzoekers, de FBI en natuurlijk de vaak zwaar getatoeëerde leden van de MS-13. Het resultaat is een doorwrocht staaltje
onderzoeksjournalistiek, dat op onthutsende wijze de genese van de MS-13 in kaart brengt. Onthutsend omdat er een tragische logica zit in de beweegredenen van jonge Salvadoranen om lid te worden: wat moeten ze anders? Uit de blik in de ogen van de jongen die zojuist geïnaugureerd is,
spreekt nauwelijks blijdschap. De MS-13 biedt een weg uit de uitzichtloze armoede, maar tegen een hoge prijs. Even onthutsend is de keiharde aanpak
van de FBI en de Salvadoraanse regering, die eerder averechts werkt. Vanuit de VS gedeporteerde leden verspreiden en versterken via de gevangenis in El Salvador de organisatiestructuur en -cultuur. Het probleem wordt groter, complexer en eerlijk gezegd behoorlijk deprimerend.

Zoals wel vaker is de werkelijkheid een stuk ingewikkelder dan beleidsmakers graag zouden willen. Het is lovenswaardig dat Fuchs c.s. juist hierbij stilstaan. Hijos de la guerra is een ambitieus en integer project dat overloopt van informatie over en boeiende
inzichten in de MS-13, zonder sensatiebelust of apologetisch te zijn. (Marjanne de Haan)

New Year Baby
Socheata Poeuv (Cambodja, 2006)

Love. Joy. Pardon. Het is het motto van Socheata Poeuv, de regisseuse van New Year Baby. Poeuv werd geboren in een Cambodjaans vluchtelingenkamp in Thailand, vlak voordat haar familie naar de Verenigde Staten emigreerde. Poeuv is op en top Amerikaanse; met Cambodja heeft ze weinig van doen. Althans, totdat ze erachter komt hoe haar familie eigenlijk in elkaar zit: haar zussen zijn eigenlijk haar nichten, haar broer is dat maar half en hoe in vredesnaam zijn haar ouders ooit aan elkaar geraakt? Poeuv reist met haar ouders af naar Cambodja en probeert daar te reconstrueren hoe het hen eind jaren zeventig verging, ten tijde van de Rode Khmer en de genocide.

~

Je kunt je aanvankelijk moeilijk voorstellen dat Poeuv zo weinig weet over het land en de geschiedenis van haar familie. Ook in New Year Baby kom je weinig te weten over de Rode Khmer, de genocide en de recente geschiedenis van Cambodja – de inleiding
van genocide-expert Ton Zwaan is informatiever. Maar Poeuvs film maakt duidelijk dat vijf jaar schrikbewind in Cambodja doodgezwegen wordt:
stilzwijgen als strategie om te leven met een onnoemelijk trauma. Pas na veel en lang aandringen komt ze erachter onder welke omstandigheden haar
familie gevormd werd, inclusief haar eigen geboorte.

Het mooie aan New Year Baby is dat het de tragedie van Cambodja inleefbaar en begrijpelijk maakt door een persoonlijke zoektocht met gepaste documentaire-afstand in beeld te brengen. Die aanpak is op een of andere manier ook erg Amerikaans. De summiere historische context, de manier waarop het verhaal van Poeuvs ouders met vertraagde Oprah-dramatiek gebracht wordt en de wat sentimentele les die Poeuv trekt uit het lot van haar familie: Love. Joy. Pardon. Tegelijkertijd, zo herinnert ons Ton Zwaan, is New Year Baby een uniek document voor een samenleving die nog aan het begin staat van een lang verwerkingsproces, waar na 25 jaar nog geen schuldige is aangeklaagd en nog geen oordeel geveld. (Marjanne de Haan)

23 maart 2007

True North
Steve Hudson, Duitsland/Ierland/GB (2006)

In Oostende meert de trawler van vier Schotse vissers aan. De vangst is slecht en zonder extra geld zal de bank bij thuiskomst beslag leggen op de boot. De zoon van de schipper Sean krijgt van de scheepsmaat een duister telefoonnummer van een contact voor een financiële ‘helpende
hand’. Terwijl de scheepsmaat zich bedrinkt en rondhoert besluit Sean een lading illegale Chinezen mee te nemen. De mensensmokkel waar zijn vader niets van mag weten levert een vet pak geld op. Alle illegalen, behalve een klein meisje (Angel Li), verhuizen ’s nachts van een container op de kade naar de buik van het schip met een plastic emmer voor hun behoefte en wat eten. Eenmaal op zee, geteisterd door storm, regen, kou en de noodzaak met een lading vis de thuishaven binnen te varen, ontvouwt zich een vreselijk drama.

~

Debuterend regisseur Hudson maakt met zijn shots spectaculair gebruik van de ijzeren visserstrawler – die niet meer is dan een notendop volgepropt met mensen – en de zee. De ellende in het ruim en de oplopende stress bij de bemanning is boeiend en overtuigend.

De scheepsmaat die de illegalen verzorgt (Peter Mullan) krijgt het zwaar met zijn geweten. Op volle zee leidt dit tot ijskoude confrontaties en een aantal wrange plotwendingen. De grauwe claustrofobie van het ruim, de cast die er uitziet als bleke boekhouders en het decor van
de boot; alles is technisch gezien slechts afspiegeling van het ware leven op een vistrawler, in True North vooral
zo vlak en uitgebleekt uitgelicht om het drama te versterken. Toch ligt, ondanks deze kleine kritische noot, het realisme op de loer en iedereen, met of zonder zeebenen, zal dat met de nodige opkomende koude rillingen kunnen beamen. True North is een interessante dramatisering van een thema dat dichter bij huis ligt dan we misschien wel denken. (Antoinette van Oort)

21 maart 2007

Crónica de una fuga
Adrián Caetano, Argentinië (2006)

Tijdens het militaire schrikbewind eind jaren zeventig verdwenen vele Argentijnen onder duistere omstandigheden. In 1985 werd de junta voor het gerecht gedaagd; slachtoffers van de terreur getuigden. Crónica de una fuga (‘kroniek van een vlucht’) is gebaseerd op het verhaal van een van hen, Claudio Tamburrini. Hij werd maandenlang en zonder enige vorm van proces vastgehouden, totdat hij samen met drie anderen wist te ontsnappen.

~

Crónica de una fuga speelt zich grotendeels af in Sere Mansion, een bouwvallige villa in Buenos Aires die dienst deed als provisorische, geheime gevangenis – een gegeven dat doeltreffend wordt uitgebuit in de film. Camerastandpunten, soundtrack en shots die het goed zouden doen in spookhuishorror brengen een niet mis te verstane boodschap over: hier heerst angst. Angst voor de willekeur en macht van de bewakers, en zelfs angst voor elkaar, want wie heeft wie verlinkt? De lichamelijke mishandeling laat weliswaar zijn sporen achter op de lichamen van de gevangenen, maar blijft grotendeels buiten beeld. Crónica de una fuga laat vooral de psychologische marteling zien en de verwording van gewone jongens tot paranoïde bange wezens, die langzamerhand dreigen te verdwijnen.

De uiteindelijke ontsnapping is zenuwslopend, maar de herwonnen vrijheid relatief, want deze jongens zijn getekend voor het leven. Het is de onontkoombare, en essentiële, wrange nasmaak van een geslaagde thriller. (Marjanne de Haan)

Shoot the Messenger
Ngozi Onwurah, Groot-Brittannië (2006)

De zwarte gemeenschap in Groot-Brittannië werd danig opgeschud door Shoot the Messenger. Een ‘zwarte’ productie (scenarist, regisseur en hoofdrolspelers) die desondanks expliciet kritiek uit op ‘zwarte’ problemen als criminaliteit, schooluitval en eenoudergezinnen. De film gaat over de lotgevallen van Joe, die als (enige zwarte) leraar op een zwarte school zijn steentje denkt bij te dragen aan de voortstuwing van zwarte leerlingen in de vaart der volkeren.

~

Het gaat mis als hij onterecht wordt beschuldigd van mishandeling én racisme, zijn baan en aanzien verliest en letterlijk op straat komt te staan. Wat volgt is Joe’s schizofrene worsteling met zijn zwarte identiteit en vooringenomen visie op de ‘zwarte kwestie’ in Groot-Brittannië. Daarbij bedient de film zich van een theatrale, licht satirische stijl, waarbij Joe de toeschouwer regelmatig direct toespreekt. De personages om hem heen dienen vooral als stereotype illustratie van zijn vooroordelen: een alleenstaande moeder met vijf kinderen van vijf verschillende vaders, de godlovende rondbuikige voorganger van een zwarte gospelkerk, onwillige laagopgeleide werkelozen, etc, etc.

Het resultaat: nestbevuiling en verraad volgens sommigen, een broodnodige impuls voor introspectie en discussie volgens anderen. Tja, de boodschap is dik aangezet en hier en daar onevenwichtig of onnodig provocerend (“At least we were more productive under slavery“). Maar die politieke incorrectheid werkt deels ook verfrissend, juist omdat het er duimendik bovenop ligt. De vele reacties op bijvoorbeeld IMDB en de BBC getuigen in ieder geval van de impact die de film heeft gehad, en van een strijd die nog niet helemaal gestreden is.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Tout un hiver sans feu // The Secret Life of Words // On a Clear Day // Hard Candy

.

Tout un hiver sans feu
(Greg Zglinski, 2004)

Jean en zijn vrouw Laure hebben hun dochtertje verloren in een verwoestende brand en dat trauma staat als een onoverkomelijke berg tussen hen in. Om zijn schulden én de ziekenhuisopname van zijn vrouw af te betalen gaat Jean werken in een staalfabriek. Daar leert hij de Kosovaarse vluchtelingen Kastriot en diens zus Labinota kennen. Ook zij zijn getekend door trauma en verdriet, maar proberen desondanks wat van hun leven te maken. Ze nemen Jean onder hun hoede, en zie, de getormenteerde Zwitser koestert zich in de warmte van zijn Kosovaarse vrienden en bloeit weer op, voor zover zijn in zichzelf gekeerde aard dat toelaat.

~

In Tout un hiver sans feu, zijn tweede film, benadert de Poolse regisseur Greg Zglinski het thema verdriet op een onsentimentele manier, wat op zichzelf lovenswaardig is. Helaas verkrampt hij in zijn poging het verhaal klein te houden. De film wordt moeizaam voortgestuwd door betekenisvolle blikken, langzame toenaderingen en voorspelbare plotwendingen. Kastriot en Labonita zijn eendimensionale voorbeelden van ‘etnische traumaverwerking’. En vooral Jean heeft een weinig gedifferentieerde oogopslag die het midden houdt tussen niet begrijpend en wellustig, wat op den duur behoorlijk irriteert.

Gelukkig krijg je op deze dvd Zglinski’s debuutfilm op de koop toe. In Na swoje podobienstwo (2002) vermoedt een Poolse student dat zijn ouders een levensgroot geheim voor hem achterhouden, dat hem in zijn dromen achtervolgt. Een lichter thema, beter uitgewerkt en eerlijk gezegd bezienswaardiger dan de hoofdfilm van deze schijf. (Marjanne de Haan)

The Secret Life of Words
(Isabel Coixet, 2005)

Hanna: tenger, sliertig blond haar, een behoedzame blik in haar lichte ogen. Ze werkt al vier jaar onafgebroken in een fabriek, waar ze zich terugtrekt uit het lawaai door eenvoudigweg haar gehoorapparaat af te zetten. Na één dag van haar vakantie, waar ze zich toch al geen raad mee wist, is ze op weg naar een olieplatform als verpleegster voor de gewonde en tijdelijk blinde Josef (Tim Robbins). Terwijl Josef de verveling van zich af praat en Hanna (Sarah Polley) deelgenoot maakt van wat er in hem omgaat, vindt tussen de regels door een voorzichtige toenadering plaats. De subtiele manier waarop dat door Polley en Robbins wordt neergezet, is zonder twijfel het sterkste punt van The Secret Life of Words. En het olieplatform, bewoond door een handjevol loners, is vreemd genoeg een volmaakte omgeving voor deze speling van het lot.

~

De zwijgzame Hanna laat uit zelfbescherming niets over zichzelf los en intrigeert des te meer. Wat is haar tragedie? Dat wordt pas tegen het einde van de film duidelijk, in een hartverscheurende scène. Daarna krijgt het sentiment enigszins de overhand, compleet met een empatische Julie Christie, maar tegen die tijd wil je niets liever.

The Secret Life of Words is een fijngevoelige en originele studie van persoonlijk leed, waarin het om zoveel meer draait dan de uiteindelijke onthulling van Hanna’s geheim. Onopgesmukt en behoorlijk indrukwekkend – mits je van dit subtiele psychologische genre houdt. (Marjanne de Haan)

On a Clear Day
(Gaby Dellal, 2005)

Hoe gek moet je zijn om het kanaal tussen Frankrijk en Groot-Brittannië over te zwemmen? Allereerst moet je niets beters te doen hebben, en laat dat nou juist van toepassing zijn op Frank (Peter Mullan). Na 36 jaar trouwe dienst als scheepsbouwer komt hij plotseling op straat te staan. Hij heeft geen specifiek doel meer in zijn leven en raakt langzamerhand vervreemd van zijn familie. De zwijgzame en stoïcijnse Frank geeft zichzelf de schuld van de verdrinking van zijn zoontje en hij ziet maar een manier om met zijn schuldgevoel af te rekenen en tegelijk zijn gevoel voor eigenwaarde weer een oppepper te geven: hij moet het onmogelijke proberen. Niet verder zinken, maar zwemmen!

~

On a Clear Day schetst een mooi beeld van wat wilskracht en uitdaging met een mens kan doen, en hoe de mens uit een emotioneel dal kan kruipen en weer aan de top kan raken. In de stijl van The Full Monty zien we hoe een groep doodgewone vrienden, waaronder ook spring-in-het-veld Danny (Billy Boyd) en sceptische Eddie (Sean McGinley), tot grootse dingen in staat blijkt te zijn, als ze maar eenmaal een doel voor ogen hebben. Ze worden helden in hun eigen leven.

Doorspekt met fantastische, droge Engelse humor wordt er een verhaal verteld over het belang van zelf je keuzes maken, je dromen nastreven en afrekenen met je eigen problemen. Dit geldt niet alleen voor Frank, maar is ook een wijze levensles voor zijn familieleden en vrienden. Gaby Dellal zet met On a Clear Day een licht verteerbaar drama en een hartverwarmend verhaal neer dat door de kijker niet zomaar vergeten wordt. (Petra Winkes)

Hard Candy
(David Slade, 2005)

“Als je een onafhankelijke film maakt, moet je ervoor zorgen dat hij controversieel is”, zegt de producer van Hard Candy in een van de extra’s op de dvd. Dus koos hij voor een verhaal over een blind date tussen een vroegwijs veertienjarig meisje (Ellen Page) en een gladde tweeëndertigjarige modefotograaf (Patrick Wilson). Dit gegeven is gelukkig niet het enige dat Hard Candy spraakmakend zou moeten maken. De film is doorspekt met plotselinge wendingen en spitsvondige, soms zwartkomische dialogen.

~

De nu nog onbekende acteurs spelen hun onalledaagse personages met overtuiging; ze mogen zich flink uitleven, maar blinken vooral uit in subtiliteit. Dit geldt ook voor de oogstrelende stijl van de film, met de grote contrasten tussen de extreme close-ups en dromerige beelden van rustige momenten, en de zenuwachtig schokkende camera en snelle montage als de hel weer losbarst.

Hard Candy stelt vragen die je aan het denken zetten, maar waarop niet altijd een antwoord te vinden is. Het gebrek aan een opdringerige moraal is wel verfrissend, en zorgt ervoor dat je tijdens de film van perspectief kunt wisselen. De betrokkenheid bij de hoofdpersonen is hierdoor wel minder, waardoor de boeiende beelden uiteindelijk misschien wel langer zullen blijven hangen dan het controversiële verhaal. De dvd bevat ook een aantal verwijderde scènes, maar de twee audiocommentaren die op de buitenlandse edities staan, ontbreken. (Tessa Overbeek)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Film / Films

Tijdreis in onderbroek

recensie: Primer

Het is al eens eerder gebeurd: een debuut met een budget van $7000 wint een grote prijs op het Sundance Filmfestival. Maar Robert Rodriguez’ El Mariachi (1993) won toentertijd de publieksprijs, terwijl Primer, de eersteling van Shane Carruth, in 2004 de Grand Jury Prize voor de dramatiek won. Lang leve de democratie natuurlijk, maar in een professionele jury hebben we toch net iets meer vertrouwen. Het komt sowieso niet vaak voor dat een science fiction film iets van belang wint, maar dit is wel heel uitzonderlijk. Nu is Primer ook echt iets speciaals; dat het verhaal niet te volgen is, is bijzaak (of voor sommige internetclubs juist de pret).

Toch begint de film heel gewoontjes. De eerste twintig minuten kent Primer een heerlijke Kameleonstemming, als vier vrienden hun vrije tijd sleutelend doorbrengen in een schuur. Om de beurt stellen ze een knutselobject voor en nu is het de beurt aan één van hen. De suggestie veroorzaakt direct heibel in de garage, maar uiteindelijk trekken de tegenstanders bij en raken ze zelfs langzaam maar zeker verslingerd aan het malle apparaat. De oorspronkelijke uitvinder wordt nog eens om koffie gestuurd, terwijl de tegenstemmers de schroevendraaier ter hand nemen en per ongeluk de ontdekking van de eeuw doen.

Houtje-touwtje

Dan volgt een veel te kort uur vol onnavolgbare tijdparadoxen en loyaliteitsproblematiek, waar slechts met moeite chocolade van te maken valt. Gelukkig is er de (niet-ondertitelde) audiotrack, waarop regisseur, co-star en gediplomeerd ingenieur Shane Carruth zich af en toe iets laat ontvallen. Overigens zonder dat hij de nieuwsgierigheid geheel en al de pas afsnijdt: er blijft genoeg te raden over. Carruth praat voornamelijk over het productieproces, iets dat complexer wordt naarmate je budget kleiner is. Die twee grootheden staan in een omgekeerd evenredige verhouding, en Carruth, die Primer immers maakte met een budget van $7000, heeft dus genoeg te melden. Alles is gemonteerd op de PC bij moeder thuis, zoals dat hoort bij onbemiddelde vakidioten, en vader rijdt de crew rond.

Bezuiniging

~

Op de aankleding is eveneens flink bezuinigd, maar ook dat heeft Carruth goed weten te verbergen. De special effects, die er toch echt overtuigend uitzien, blijken te zijn ontstaan uit de beproefde combinatie van papier-maché en zilverpapier. De sepia-kleurzweem is het gevolg van bepaalde chemicaliën bij de ontwikkeling van de film. De aparte montage mag gewijd worden aan het gebrek aan ervaring, en het feit dat Carruth alle gefilmd materiaal moest gebruiken. Normaal gesproken komt in een avondvullende film ongeveer tien procent terecht van wat er gefilmd is, maar Carruth zag zich gedwongen om van de belichte celluloid meer dan de helft (!) te gebruiken. Anders werd de film simpelweg te kort (hoewel: als je alle keren bij elkaar optelt dat je hem opnieuw moet kijken, kom je op veel meer dan de 77 minuten die Primer duurt).

Als gezegd speelt Carruth zelf ook nog even een hoofdrol. Van de twee tijdreizigers is hij Aaron, het sociale wiskundegenie met de leuke vriendin. David Sullivan speelt Abe de archetypische wereldvreemde fysicus. Beiden dragen nette overhemden en dassen – terwijl de eerste natuurkundige die zichzelf kan aankleden nog geboren moet worden, denk je direct. Maar dan blijkt echter dat Carruth toch weet waar hij mee bezig is: de kantooruniformen komen van de Walmart-supermarktketen à $8 het stuk.

Nieuwe Standaard


~


Het allermooiste is eigenlijk zijn ingenieuze concept voor tijdreizen, dat het verdient de nieuwe standaard te worden. Hij maakt er een slopende bezigheid van. Niks geen flitsende DeLoreans, of draaiende gevaartes met blauwe schichten; de twee helden van Primer moeten voor elke dag terug in de tijd één hele dag in hun ondergoed, in een kartonnen doos liggen. Wat een geluk dan ook dat de verhaallijn maar drie dagen in beslag neemt.

Toch gaat het op den duur mis, en dan komen ze zichzelf flink tegen. Hoe het vervolgens afloopt kan deze recensent niet verklappen, omdat het einde hem simpelweg ontgaat. Het heeft iets van Groundhog Day, de komedie uit 1993 waarin Bill Murray één dag steeds opnieuw beleeft. Groot verschil is echter dat het proces in Primer uiteindelijk ernstige gezondheidsklachten oplevert – meer haalden we er niet uit. Bedriegen Aaron en Abe elkaar, of hebben ze het beste met elkaar voor?

Het conflict tussen die twee is interessant, maar naarmate je er minder van begrijpt, wordt het moeilijker de pretentieuze voice-over te negeren. Dan heb je het op den duur wel gezien en blijkt Primer, met die korte zit van 77 minuten, precies lang genoeg. Want zoals er een spreuk is die luidt: ‘houtje-touwtje goes a long way‘, is er ook het gezegde: ‘voice-over keeps the viewer away’. Gek genoeg komt hij er het merendeel van de tijd mee weg. Dat de karakters lekker door elkaar heen praten, voor een ultrarealistisch effect, is een beetje opzichtig, net als de bib-bib-bibberende camera (ook aanwezig). Maar het gaat er tenslotte helemaal niet om wat er gezegd wordt: het is de koortsachtige nijverheid in die garage die we moeten voelen, en dat gaat hem ongelooflijk goed af.

Theater / Voorstelling

Het koor dat geen koor wil zijn

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Tragedie

Een grote rechthoekige vijver domineert het toneelbeeld van Tragedie van Toneelgroep Amsterdam. Het perfect gladde water weerspiegelt haarfijn de vijf mensen die aan een tafel zitten. Het is het koor dat heeft besloten niet meer de functie van het koor in een klassieke tragedie te willen vervullen. Waar ze in een tragedie normaal gezien de hoofdpersonen met raad en daad terzijde staan, heeft dit koor besloten ermee te stoppen en is het uiteengevallen in individuen. In plaats van in dienst te staan van het verhaal en de protagonisten, is het koor zelf de hoofdpersoon geworden.

Gekleed in de meest frivole kledingstukken duiken de koorleden in hun herinneringen, vertellen ze elkaar korte anekdotes, citeren ze krantenkoppen of dreunen ze delen van een gesprek op. Over een vis die moe van het leven is en op de bodem van een rivier passief wacht tot het voedsel komt aanzwemmen. Of over een hond die van driehoog zelfmoord zou hebben gepleegd. De hoofdrollen uit de tragedie, allen in dezelfde soort zwart/grijze kleding, komen af en toe in paniek voorbij gerend. Als ze aankloppen voor raad bij het koor krijgen ze onbegrijpelijk gebrabbel als antwoord of wordt hen meerstemmig duidelijk gemaakt dat het koor niets meer met hen te maken wil hebben. Een wanhopige protagonist doet tegen het eind van de voorstelling nog een poging het alwetende koor weer bij de les te krijgen. ‘Jullie weten wat er speelt’, roept hij nog. Dan slaat de twijfel bij sommige leden van het koor zichtbaar toe. Is het wel slim wat ze doen?

Onvoorbereid

~


De muzikale montagevoorstelling Tragedie is niet een stuk waar je onvoorbereid zomaar even naar toe kan. Het gaat uit van een grote mate van voorkennis over de theatergeschiedenis en zonder deze bagage is het bijna onmogelijk om betekenis te geven aan de voorstelling. Het wordt pas duidelijk dat dit een ‘omgekeerde’ tragedie is, als je weet wat een klassieke tragedie is.

De tekst- en zangfragmenten worden zonder verhaalcontext gebracht. Er lijkt geen verband tussen de verhaallijn en de gesproken of gezongen tekst. Nieuwsheadlines worden afgewisseld met een uitroep, dansje, zang of gekke geluiden van de koorleden. Pas na de voorstelling vallen dingen op zijn plaats: o ja, nu je het zegt, daarom begon zij steeds met zingen en werd ze tot de orde geroepen door het andere koorlid. Ze dreigde zich niet aan de afspraak te houden om de hoofdpersonen niet meer te woord te staan. Ah, en toen de koorleden riepen dat ze ‘het er samen over eens waren’, bedoelde ze dus dat ze de protagonisten niet meer gingen helpen.

Het grote associatieve karakter van de voorstelling maakt het op tekstueel gebied geen pretje om uit te zitten. Het decor van Marc Warning daarentegen weet wel te boeien. De vijver biedt een prachtig plaatje aan het begin van de voorstelling, de kleuren zijn helder en de ‘special effects’ imponerend. Een groot videoscherm laat een blik op de wereld, straatjes in Amsterdam, buiten het speelvlak zien.

De vijver weerspiegelt het verhaal van de voorstelling. Protagonisten brengen het wateroppervlakte in beweging door in de vijver te lopen; ze verstoren voor het koor de ideale situatie. Ballonnen verschijnen aan de oppervlakte en stijgen op en ontploffende bommen zorgen voor grote waterfonteinen. Als na verschillende ontploffingen een stortvloed van vuilnis van uit de nok de vijver in valt, is de chaos compleet. Wat in het begin een perfecte situatie leek, is veranderd in een complete puinzooi.

Waar er tekstueel gezien weinig aan Tragedie valt vast te knopen, oversimplificeert juist het decor. In het begin is alles netjes en stil en op het eind van de voorstelling, als de chaos compleet is, is het decor veranderd in een vuilnisbelt. Het laat weinig aan de fantasie over.

Onnavolgbaar

~


Niet alleen het imponerende decor, maar ook de acteurs Kitty Courbois, Jacob Derwig, Roeland Fernhout, Renée Fokker en Fred Goessens maken indruk. De spelers van Toneelgroep Amsterdam zetten een overtuigend koor neer. Onbegrijpelijke teksten en onnavolgbare verhaallijnen brengen ze stuk voor stuk in volle overtuiging. Het is duidelijk dat zij wel weten waar het stuk over gaat. Meesterlijk is het als het koor klinkt als twintig televisieprogramma’s die tegelijkertijd aan staan. De protagonist die zich dit op de hals heeft gehaald door zich naar hen toe te durven keren, druipt meteen af.

De vier beoogde hoofdrollen lijken zich geen raad te weten met hun marginale rollen. Ze rennen voorbij, gehaast en in paniek. Wellicht is het te wijten aan een gebrek aan speeltijd waarom bijna alle acties van deze protagonisten zich vertalen in pathetische gebaren.

De boodschap dat onverschilligheid en een gebrek aan betrokkenheid ervoor
zorgen dat de wereld vergaat, ligt wel heel duidelijk bovenop de voorstelling. Zonder woorden maakt het decor dit al duidelijk. Het idee van de voorstelling intrigeert, maar het had anders verteld moeten worden. Het is onduidelijk waarom Rijnders voor een montagevoorstelling heeft gekozen om dit verhaal te vertellen. Het voegt niets toe. Een kwestie van een goed verhaal, maar in de verkeerde vorm. Hoewel de voorstelling alleen al voor het decor de moeite waard van bezoeken is.

De voorstelling speelt nog tot en met 14 april 2007 in het Compagnietheater. Klik
hier
voor meer informatie.

Muziek / Concert

Schitterende frustraties

recensie: LCD Soundsystem

Twee jaar terug brak LCD Soundsystem dansvloeren af met een explosief debuutalbum en dito concerten. Maar dat was ten tijde van de punkfunkrevival en electroclashgekte. Is de groep uit New York anno 2007 nog net zo relevant? Ja, bleek onlangs in een uitverkochte en kolkende Melkweg. Het Amerikaanse zilverwerk is nog altijd vlijmscherp.

~

James Murphy maakt zich al bij het eerste nummer kwaad over zijn te korte microfoonsnoer. Hij trekt er woest aan en moppert verbolgen door de microfoon. Waarna een roady vliegensvlug met een verlengsnoer opduikt. Het incident is veelzeggend over de manier waarop de voorman van LCD Soundsystem zichzelf heeft opgefokt voor het concert. Dat deed hij twee jaar geleden ook, toen hij met zijn band eveneens in een uitverkochte Amsterdamse Melkweg stond. Déjà vu. James Murphy (vanavond op zilveren sneakers) zal zich wel verbaasd hebben over de extra ruimte. Onlangs ging de Max-zaal in de Melkweg weer open na een grondige verbouwing. De popzaal is er flink op vooruitgegaan, en het geluid ook. Gelukkig maar, want met een naam als LCD Soundsystem moet het wel goed klinken natuurlijk.

Strak

~


Twee jaar geleden prijkte hun titelloze debuutalbum op talloze jaarlijstjes. Ook de onlangs verschenen opvolger Sound of Silver kreeg overwegend goede kritieken. De groep uit New York is duidelijk niet stil blijven staan bij de punkfunkhype van een paar jaar terug en laat op het nieuwe album een elektronischer en homogener geluid horen. Live is de groep de afgelopen jaren ontzettend gegroeid. Stonden op Lowlands 2004 nog een stel schutterende beginnelingen, inmiddels speelt de groep net zo strak als een Formule 1-coureur de bochten aansnijdt. Basis is de ritmesectie van bassist Philip Skarig en drummer Pat Mahoney (in kort knalgeel nylon broekje waaronder harige benen de basdrum geselen).
Skarig geeft invulling aan het woord ‘cool’. Zijn ogen gaan schuil achter een trendy hairdo en de zwarte basgitaar contrasteert mooi bij zijn vuurrode overhemd. Hij zou zo in een Quentin Tarantino-film passen. En bassen dat ie kan! Op Us v Them, een van de prijsnummers van het nieuwe album, blijft Skarig stoïcijns een strakke lijn hanteren terwijl om hem heen de percussie losbarst, Murphy zijn stem steeds uitbundiger laat overslaan en synthesizerdame Nancy Wang alle knoppen van haar analoge machines naar rechts draait.

Brug

~


Echt ontploffen doet de Melkweg pas als de nieuwe single North American Scum wordt ingezet, een nummer dat precies opsomt waar LCD Soundsystem voor staat: ruig, brutaal en met een fikse dosis blanke funk. De groep weet de perfecte brug tussen elektronische dansmuziek en rauwe rock te slaan, door het warme geluid van analoge synths te koppelen aan explosieve percussie en een in rocktraditie gewortelde basis van bas, drums en gitaar. Hoewel de groep hoofdzakelijk nummers van het nieuwe album speelt, ontbreken in de kolkende Max ook een paar publieksfavorieten van vroeger niet. Zo krijgt Daft Punk Is Playing at My House een snelle punky uitvoering en gaan ook bij Yeah! en Tribulations tientallen handen in de lucht bij de dwingende, repeterende ritmes en intense zang.

New York

Net als op het nieuwe album sluit de groep de toegiften af met het opvallende New York, I Love You but You’re Bringing Me Down. Een ballad in de traditie van crooners als Frank Sinatra en Tony Bennett. Hoewel Murphy in zijn verwassen regenboog T-shirt en met zeven-dagen-baardje allerminst op genoemde voorbeelden lijkt, is het een overtuigende ode aan zowel de stad als Sinatra. “New York, you’re safer and you’re wasting my time / our records all show you were filthy but fine.”
Ook op het podium is LCD Soundsystem smerig. En fijn. Heel erg fijn.

Op 30 juni staat LCD Soundsystem op popfestival Werchter.

Muziek / Album

Het wiel weer uitvinden

recensie: Low - Drums and Guns

Lastig; de hele tijd kwinkslagen moeten bedenken om toch steeds maar weer verrassend voor de dag te blijven komen. Zeker binnen de slowcore, want daar is de rek al jaren uit en de houdbaarheidsdatum al lang van verstreken. De ultieme vaandeldrager van het genre, Low, flikt het echter wederom, en laat de stille genieter toch weer genieten.

Het experiment met de relatief felle, gruizige en schurende gitaren dat de passende titel The Great Destroyer droeg, was een aanwinst in het oeuvre van het echtpaar Sparhawk-Parker. Hoewel het de schoonheid van voorganger Trust niet kon benaderen, was het een uiterst fijne uitstap, om zo het geluid van Low weer nieuw leven in te blazen. Op de nieuwste en alweer achtste plaat Drums and Guns zoekt het duo, samen met de nieuwe bassist Matt Livingston, naar andere muzikale horizonten. Voor Low zijn die zoektochten dit keer vooral gevuld met samples, toetsenpartijen en drumcomputers. Ofwel, spannende elektronica die het geluid van het drietal uit Duluth op de juiste wijze ondersteunt, zonder voor tenenkrommingen te zorgen.

Elektronica

Fotograaf: Tim Soter
Fotograaf: Tim Soter

Het is niet alleen de elektronica die het verschil maakt, zeker niet. Het is ook hoe Low die geloopte samples in het geluid integreert. En daardoor de plaat soms laat versnellen. Bijvoorbeeld bij Always Fade: hier bepalen de groovy bas, de drumcomputer en de aan elkaar geplakte geluidsfragmenten het tempo, terwijl de typische, bijna naar hymnen neigende samenzang van Sparhawk en Parker hier een bepaalde rust tegenover stelt. Waardoor het op wonderlijke wijze toch heel ‘Low’ blijft.

Donker

Ook aan de thematiek is nauwelijks getornd, want de eerste twee regels zetten de toon. Snel en duidelijk. “All the Soldiers, they’re all gonna die. All the little babies, they’re all gonna die.” Kortom, we zijn weer thuis. Het geluid is donker. Door de manier waarop Low het echter brengt, blijft de muziek nog altijd spannend en beklemmend. Vooral in de minimale stukken op de plaat, zoals Dragonfly en Dust on the Window, wordt de intrigerende slowcore van Low weer nieuw leven ingeblazen. Als dan ook nog Murderer, een oudje in een nieuw jasje langskomt, voelt dit enigszins vreemde, nieuwe, elektronische jasje echter opeens heel vertrouwd. Alsof het altijd al zo geweest is. En wordt weer eens duidelijk waarom Low hun collega’s uit het verleden zonder moeite overleeft.

Theater / Achtergrond
special: Voor alle leeftijden

Festival Tweetakt

Alle theaters van Utrecht zetten van 17 tot en met 25 maart hun deuren open voor een groot deel van de crème de la crème van het Nederlandse en Vlaamse jeugdtheater. Zowel gevestigde namen als jonge makers gingen tijdens het festival Tweetakt aan de slag om de harten van kinderen, jongeren en grote mensen voor het theater te winnen. Met een sterke programmering die zowel bewezen voltreffers als flink wat premières bevatte, was ‘voor elk wat wils’ in dit geval beslist geen loze kreet.

Lees hier de eerder door 8WEEKLY geschreven recensies over Kwaad Bloed van Rotterdams Lef, Mug inn van Mugmetdegoudentand, LIGA van Kassys, Haast of de Kokadrielje van Theater Artemis en The day dolly danced van fABULEUS & Randi de Vlieghe.

Festivalcentrum Tweetakt

De Filmstripper        Foto: René den Engelsman
De Filmstripper Foto: René den Engelsman

Je begint je bezoek aan het festival Tweetakt op de Neude, en zelfs als je geen tijd hebt een van de vele – veel goeds belovende – voorstellingen te zien die geprogrammeerd staan, is het alsnog de moeite waard even rond te lopen in het festivalcentrum met kleine performances (interactief of niet) en installaties op het grote plein middenin de stad. Leuk voor jong en oud. Er bevindt zich namelijk zo’n anderhalve week een charmant dorpje waar een gemoedelijke en gezellige sfeer hangt tussen verscheidene glazen huisjes. In een van die huisjes zit bijvoorbeeld elke dag om 18.00 uur een andere winnaar van het Prinses Christina Concours; jong, maar groot talent dat in ‘de kleinste glazen concertzaal van de wereld’ de sterren van de hemel speelt.
Je kan er ook op een grasmat gaan staan, een koptelefoon opzetten en zo een interactief samenspel met een andere bezoeker beleven (Grasland van Buro Blanko). Verder kunnen met name kinderen veel plezier beleven met De Filmstripper van Anneke de Lind van Wijngaarden en Aart Jan van der Linden. Hier kun je je favoriete film kiezen en dan – eveneens met koptelefoon – je eigen filmstripverhaal maken. Zo hoorde een deelnemer bijvoorbeeld; ‘Ja en dan laat je nu een hele harde scheet. Wat laat jij een grote scheet zeg! Dat was ècht een hele harde scheet!’. Ook vermakelijk voor de ouders – trouwens ook voor andere volwassenen – dus!
Verder kun je kennismaken met het instrument de mondharp, die je kan kopen in De Mondharpwinkel van Danibal, een mondharpworkshop voor beginners incluis.

In de Gluria             Foto: René den Engelsman
In de Gluria Foto: René den Engelsman

Voor elk wat wils dus, dus ook voor gluurders; zij kunnen hun hart ophalen met de korte voorstelling In de Gluria (door Tweetakt/ Hulde).
Maar er is nog meer. Nog veel meer, want elke avond is er een ander muziekprogramma. Zo is er moderne Marokkaanse zang op De avond van… Tawiza, hiphop en funk tijdens De avond van… Boemklatsch en last but not least: Roosbeef die zal optreden tijdens De avond van 8WEEKLY. Kortom, het advies is het programmaboekje op de Neude te halen, eventueel iets te eten en/of drinken in het Restaurant De Gouden Vork (ook gelegen in het ‘festivaldorp’), bedenken welke voorstelling(en) je wilt zien, vervolgens de kaartjes te kopen en dan een rondje te maken langs de kleine podia op het plein, waarmee je jezelf een fijn voorproefje van het festival geeft.
(Julia van Steennis)

Vrijdag 23 maart

Don Quichot en zijnen ijzeren wil – Theater Artemis

Don Quichot en zijnen ijzeren wil     Foto: Joep Lennarts
Don Quichot en zijnen ijzeren wil Foto: Joep Lennarts

Jezelf verliezen in een groots avontuur, het is een geweldig – en vaak gebruikt – onderwerp voor jeugdtheater. Welk kind droomt er niet van een superheld te zijn en de wereld te redden? Of een ridder te zijn die draken en reuzen verslaat? Met deze gedachte bewerkte Theater Artemis de ridderroman El ingenioso hidalgo Don Quijote de la Mancha
van Miguel de Cervantes Saavedra. Een voorstelling over de kracht van de verbeelding, zo noemen ze het zelf. Ze bewijzen en passant dat verbeelding niet altijd alleen maar mooi is.
In een glazen huisje zit een schrijver te werken. Althans, dat probeert hij. Hij wordt echter gekweld door de monsters in zijn hoofd die eruit willen. Twee monsters stappen zijn wereld binnen en blijken een eigen leven te willen leiden. De wijde wereld in! Na een paar happen van een boek weten ze het zeker: ze gaan de wereld in als Don Quichot en zijn knecht Sancho Panza. Het monster dat de rol van Quichot op zich neemt (Bert Luppes) doet dit vol overgave. “Ik wil van kop tot voet op de liefde zijn ingesteld”, zegt hij. En prompt herkent hij in de dienstmeid van de schrijver zijn geliefde Dulcinea. Het andere monster (Dick van den Toorn) is wat minder overtuigd van zijn rol als Panza maar laat zich door de ridder meeslepen in een avontuur om Dulcinea te bevrijden van de gemene tovenaar.
Als je een bewerking maakt van Don Quichot kun je niet om het gevecht met de molens heen. In deze voorstelling zijn de molens moderne windturbines geworden. Met doeltreffende licht- en geluidseffecten (van de hand van Proust-cyclus ontwerper Peter Misotten) zijn de bouwsels vormgegeven. Maar dit alles slechts bij de gratie van de verbeelding; een realistische vormgeving is hier niet aan de orde.

Bert Luppes speelt Don Quichot wars van enige poëtische geëxalteerdheid. Hij maakt van meet af aan inzichtelijk dat deze man uitsluitend leeft door zijn liefde voor Dulcinea. De verbeelding als primaire levensvoorwaarde. Luppes heeft zich deze levenshouding heel concreet en zonder onnodige franje eigen gemaakt, wat zijn spel prachtig onnadrukkelijk indringend maakt. De titel Don Quichot en zijnen ijzeren wil is hem dan ook op het lijf geschreven. Hij wordt goed ondersteund door de andere acteurs die zich geleidelijk aan laten meeslepen in de werkelijkheid van zijn verbeelding.
Halverwege de voorstelling komt een groep muzikanten op het toneel. Ze spelen aanstekelijke hoempapa en de voorstelling wordt ineens carnavalesk muziektheater. Voor Quichot is dit ondraaglijk. Hij wil niet meegaan in de gekte van die dolle troep want dan zal hij zijn eigen gekte moeten inzien. En Don Quichot kan niet anders dan heilig geloven in de wereld die hij zelf creëert. Wanneer ‘de ridder met het droeve gelaat’ uiteindelijk het geloof in zijn eigen verhaal niet meer kan volhouden, lijkt hij van desillusie ineen te schrompelen. Don Quichot verdwijnt en wordt weer het monster in het hoofd van de schrijver. Maar gelukkig zijn er nog heel veel andere ridderavonturen te beleven. De drie musketiers bijvoorbeeld…..
Don Quichot en zijnen ijzeren wil is nog tot 13 mei te zien in het hele land. Klik hier. (Sara van der Kooi)

Donderdag 22 maart

Bear the warlord and the evil birds – Duro Toomato / Nicola Unger

Een verhaaltje voor het slapengaan. Of liever gezegd: een cybersprookje. Lui op zitzakken achteroverhangend is het lekker luisteren en kijken naar de belevenissen van PD Bear en zijn vrienden in Lap2pland (spreek uit: Lapitopiland). Performancekunstenaar Duro Toomato vertelt zijn verhaal met de titel: Bear the warlord and the evil birds. Met een dierenhuid over zijn hoofd lijkt hij een sjamaan die een eeuwenoude overlevering aan zijn publiek wil overdragen. Eeuwenoud is echter niet het juiste woord. Wat begint als een verhaaltje voor kinderen wordt al snel grimmiger en bloederiger. PD Bear, losjes gemodelleerd naar Winnie the Pooh, houdt er bovendien een paar vreemde vrienden op na zoals een agressief varken, een krokodilhond en een heel stel onzichtbare kakkerlakken.
Het plot valt lastig te reproduceren. Geïnspireerd door computergames draait het geheel om een oorlog tussen twee cyberwerelden. De ‘bad guys’ zijn de zogenoemde Evil Birds. Zij maken Lap2pland kapot en alleen PD Bear kan hier met zijn Magic Memorystick een einde aan maken. Goed en kwaad zijn echter niet wat ze lijken, PD Bear en zijn vrienden ontpoppen zich tot echte vechtmachines en winnen zo de strijd.

Op een projectiescherm naast Toomato worden scènes uit het verhaal geprojecteerd. De deels statische, deels bewegende beelden lijken in eerste instantie eenvoudige computerimages maar zijn in werkelijkheid ingenieus opgebouwd uit betekenisvolle, herkenbare elementen. De sterren zijn eentjes en nulletjes. De Evil Birds krijsen ‘Abugraib!’ en dragen Israëlische en Amerikaanse vlaggen met zich mee. En de argeloze toeschouwers lijken verdacht veel op Japanners met hun handen in de vorm van camera’s en hun verbijsterde uitroepen. Rijke beelden dus, die vaak te snel worden afgewisseld om ze goed tot je door te laten dringen. Tijdens de voorstelling maakt een muzikant een mooie zachte en doordringende soundscape met de juiste effecten op de juiste momenten.
Aardige ingrediënten voor een boeiende performance. Toch pakt het niet goed uit. Het verhaal is erg onduidelijk en het doel ervan helemaal. Toomato wil op allerlei manieren commentaar leveren op van alles maar blijft daarin ongericht en zodoende ongevaarlijk. Bovendien schreef hij een middelmatige tekst die hij met weinig overtuigingskracht brengt. Maar bovenal maakte de platte, al te cynische inzet van het sprookje als literaire vorm het geheel tot een onaangename bijeenkomst waarvoor zelfs comfortabele zitzakken geen soulaas konden bieden. (Sara van der Kooi)

Groener Gras – BonteHond i.s.m. HKU

Groener Gras          Foto: Liedeke Härschnitz
Groener Gras Foto: Liedeke Härschnitz

We zijn in de kleedkamer. Lockers als achterwand, twee kledingrekken ervoor. Een met oefenhesjes, de ander met wedstrijdtenues.
Groener Gras, zo heet de voetbalclub. En vanmiddag spelen ze tegen De Grasmaaiers.
Met overslaande stem inspecteert de coach zijn team. Alsof het hier een legeronderdeel betreft. “In de kast!” brult de coach tegen Sharon, het publiek twijfelt nog, maar ja hoor, Sharon verdwijnt in een van de lockers.
Ook later zal ze regelmatig in die locker zitten, met De Lange, de keeper. En wat ze daar doen? Inderdaad, zoenen! “Ieuwww!” roepen tweehonderd kinderstemmetjes. En dat roepen ze nog wel vaker. Want de teamleden leggen aan elkaar op plastische wijze uit hoe dat gaat, tongzoenen.
De voorstelling Groener Gras bestaat uit elkaar naadloos opvolgende korte, fysieke scènes. Dit ‘zappen’ maakt dat de voorstelling de aandacht van het jonge publiek blijft vasthouden en dat het waar het moet muisstil wordt in die volle zaal. En dat is knap, tweehonderd kinderen muisstil krijgen.
De leden van het voetbalteam zijn heel herkenbaar, je hebt er ‘de nerd’, uiteraard met bril, de pispaal, de godenzoon, het sletje, de simpele, de stoere en de nieuwe.
Er wordt gezoend, gepest, gestoeid en tegen elkaar opgeboden wie er het stoerst is.
Ontroerend is Thomas, de simpele, met zijn nieuwe tas, die hij zelfs niet afdoet op het veld. Ook is er Timmie, zoontje van de coach en pispaal van het team. En Ricardo, die niet praat maar een fantastische penalty-mimesolo ten beste geeft, zichzelf begeleidend met human-beatboxgeluiden.
Door middel van slow-motionscènes zien we uiteindelijk hoe de wedstrijd tegen de Grasmaaiers verloopt: kippenvel.
Kortom, zien! Deze frisse, vrolijke en energieke voorstelling! (Annemarike Ruitenbeek)

Woensdag 21 maart

Lalavabo – Laure Dever en Laura Vanborm / Tweetakt

Lalavabo                Foto: Moon Saris
Lalavabo Foto: Moon Saris

“Is ze echt? Leeft ze?” De meisjes moeten twee keer van hun stoel opstaan om het zeker te weten. Het is een legitieme vraag want niet elke dag zie je een mevrouw in zo’n vreemde positie op de grond liggen en de ingang versperren. Het binnenkomende publiek moet voorzichtig over haar heenstappen. Alsof ze keihard tegen de deur is geknald en door de klap buiten westen is geraakt. Gelukkig blijkt wanneer de bezoekers zitten al snel dat deze mevrouw leeft. Of zoiets. Krakend komt ze op gang. Eerst alleen de polsen, krak-krak, dan het hoofd, kriek-krak, dan probeert ze met veel gezucht en gesteun op te staan. Wat niet meevalt wanneer je benen niet willen buigen en je bovenlijf bij je heupen steeds in een scherpe hoek scharniert. Maar het is een vastberaden dametje dat koste wat kost in beweging wil komen. Met horten en stoten beweegt ze door de ruimte. Als een opwindspeelgoedje dat langzaamaan op gang moet komen. Dan volgt plots een soepele bewegingssequens waarin ze schijnbaar moeiteloos in en uit een badkuip beweegt.
Op de achtergrond projecties van twee headbangende meisjes in roze truitjes. Als in een soort ‘achterwerk-in-de-kast’ playbacken ze in de camera en spelen net-alsof op instrumenten. Ze spelen met het idee iemand anders te willen zijn, een wilde popster, een verleidelijke femme fatale. Maar het zijn meisjes. Ietwat op leeftijd maar toch, meisjes. Zoals het popperige dametje constant lijkt te strijden tegen haar onwillige lichaam, zo strijden de meiden op het projectiescherm tegen hun brave meisjesachtigheid. De wil om anders te zijn dan je bent, daarover gaat Lalavabo.
Laure Dever en Laura Vanborm maakten eerder de voorstellingen LaLa#2 en LaLa#3 dit laatste deel werd door onze recensent zelfs als fenomenaal omschreven. De aldus gewekte verwachtingen worden door Lalavabo niet ingelost. Hoewel Laura Vanborm een mooie fysieke aanwezigheid heeft en er een aantal bijzondere bewegingsvondsten in de voorstelling zitten, is het geheel te weinig inhoudelijk interessant. Iedereen wil weleens iemand anders zijn maar dat gegeven alleen is te mager voor een boeiende theatrale ervaring. Daar kan zelfs de beste choreografie niets aan veranderen. De glazige blik in de ogen van de aanwezige kinderen na afloop van de voorstelling sprak dan ook boekdelen.
(Sara van der Kooi)

Dinsdag 20 maart

Troebelroes – Theater Antigone

Troebelroes           Foto: Juan Vervliet
Troebelroes Foto: Juan Vervliet

Werner en Ludo maken een film waar ze grootse plannen mee hebben: “we gaan krabben waar het jeukt en kietelen waar het pijn doet.” Het filmen gaat alleen niet van een leien dakje. Acteren is lastig, de ingehuurde actrice (Caroline Liekens) laten doen wat je wilt is lastig en kussen voor de camera is lastig. Maar zo helpt Ludo ons herinneren: “filmen is afzien, filmen is wachten.” Daarnaast blijkt regisseren gepaard te moeten gaan met veel schreeuwen en commanderen. Uitgedost in zeer eigentijdse ridderkostuums gaan Joris Hessels en Dominique Van Malder in sneltreinvaart door de scènes heen, waarbij ze zo af en toe terloops de filmwereld op de hak nemen. Daarbij meent Theater Antigone echter gebruik te moeten maken van een flauw soort absurde humor waar ondergetekende niet gevoelig voor is. Ik had het dan ook al snel gezien, in tegenstelling tot anderen in het publiek die er wel om konden lachen. Een kwestie van smaak denk ik.
Was er dan helemaal niks goed aan Troebelroes? Jawel hoor, de teksten waren bij vlagen geweldig. Wat dacht je van quotes als: “ik moet praten, omdat stilte een vorm van wachten is” en “je stinkt gewoon uit te veel holtes.” Ook is de grens tussen een personage spelen en een personage spelen dat een personage speelt (volg je het nog?), niet altijd duidelijk, wat een interessant gegeven is. Toch gaf dit niet genoeg voeding voor een boeiende theateravond, hoe hard de acteurs ook hun best deden. (Suzanne Groenland)

Storm*Gek – Huis aan de Amstel

Storm*Gek            Foto: Corriene Nelissen
Storm*Gek Foto: Corriene Nelissen

Britje woont op een klif waar het altijd regent en stormt. Een stel laarzen en een jas zijn er erg belangrijk. Behalve voor Britje. Door haar broze botten komt ze namelijk nooit buiten. In het huis zorgt de ene week haar vader voor haar en de andere week haar moeder. Verder is er alleen BoeDa, de hond, die haar gezelschap houdt. Deze rol van hond wordt schitterend ingevuld door Maarten van Roozendaal. Hij gedraagt zich niet bijzonder honds, maar door de bontkraag om zijn nek en door af en toe in zijn bek een briefje te brengen, transformeert hij overtuigend in een trouwe viervoeter. Zijn ‘mand’ staat voor de piano, waardoor hij in de gelegenheid is de voorstelling op de juiste momenten van muziek of een liedje te voorzien. Het steeds aanwezige water zorgt op een luchtige manier voor een sfeer die symbolisch is voor de binnenwereld van Britje. De problemen tussen ouders en hoe je er mee om moet gaan als je moeder ineens een nieuwe ‘schuilplaats’ heeft genaamd Max, zijn niet alleen lief en ontroerend, maar ook herkenbaar zonder clichématig te zijn. Dat is erg knap gedaan en maakt de voorstelling leuk voor zowel de kinderen als hun ouders. Het enige minpuntje is dat de afwikkeling van het verhaal net iets te lang op zich laat wachten, maar gelukkig hadden de meeste kinderen in de zaal hier niet zo veel last van. (Suzanne Groenland)

Maandag 19 maart

Kwalen – Thijs Bloothoofd/Menno Vroon

Kwalen                  Foto: René den Engelsman
Kwalen Foto: René den Engelsman

Mime vereist niet alleen uitermate geconcentreerd, fysiek spel. Het vergt ook een sterk concept waarmee je alle kanten op kunt. Zeker als je een voorstelling van bijna drie kwartier wilt neerzetten.
Waar Thijs Bloothoofd met zijn kleine voorstelling Rood op een geweldig charmante manier de harten stal op het Over het IJ – festival in Amsterdam en nu ook op Tweetakt, lukt het hem en zijn maatje Menno Vroon in Kwalen niet helemaal om te blijven boeien.

Op zich is het idee niet verkeerd. Kwalen zoomt in op een relatie die bepaald onevenwichtig is. Menno Vroon speelt in een schaars ingerichte woonkamer mét Senseo het zichtbaar afhankelijke typetje dat tegen de muur oploopt en in de kast kruipt als hij eventjes alleen wordt gelaten. Hij bloeit op bij iedere schijn van aandacht. Thijs Bloothoofd is een poetszieke controlfreak die de andere man nog net in zijn kamer duldt. Híj bloeit op als hij eindelijk even alleen is geweest. Dat kan niet goed aflopen…
Doordat de twee mimestudenten Vroon en Bloothoofd hun karakters niet erg uitvergroten en de humor vooral in hun handelingen zit, wordt het stuk redelijk absurdistisch. Her en der neigt het wel naar een willekeurige aaneenschakeling van handelingen; wat meer verband zou het stuk ten goede kunnen komen.
Kwalen kent beslist een paar grappige en originele momenten. Maar die zitten helaas tussen een paar redelijk trage, onduidelijke passages door. Alles bij elkaar net niet genoeg om te fascineren. Dat doet in ieder geval wel de slotscène, waarin beide heren het begrip ’tegen de muur praten’ in een heerlijk nieuw daglicht zetten. (Moon Saris)

Zondag 18 maart

Tweetakt/Hulde – In de Gluria

In de Gluria           Foto:René den Engelsman
In de Gluria Foto:René den Engelsman

Francesca Wagenaar en Hanna Jansen gunnen de bezoekers van het festivalterrein op de Neude een paar keer dag een blik in het dagelijks leven van een paniekerige Hollandse tut en een pittige allochtone vrouw tijdens In de Gluria. De meesten van hen kijken naar het achtertuintje van slechts een van de dames – de toeschouwers zijn namelijk aan weerszijden van de in tweeën gesplitste kas opgesteld. Alleen de gluurders-pur-sang steken af en toe over om het complete plaatje mee te krijgen.

De buurvrouwen leiden hun eigen leventjes. Ze lezen aan hun eigen kant van de schutting hun eigen favoriete blaadjes, eten er hun eigen lievelingskoekjes en koesteren er elk hun eigen muziek. Met elkaar willen ze liefst niet al te veel te maken hebben. Dat zeggen ze niet, want de voorstelling is woordeloos, maar de afstand tussen deze twee vrouwen die zo dicht bij elkaar zijn, schijnt behoorlijk onoverbrugbaar.
Het lijkt er zelfs een tijdlang een beetje op dat ze elkaar het licht in de ogen niet gunnen, dat ze elkaar het leven zuur willen maken. Vooral de bladblazer van de kleurrijke tante verstoort het rustige bestaantje van de kakmadam. En dan vliegt och errem ook nog haar schatje, haar vogeltje weg en is het helemaal gedaan met de pais en vree. Of…?

Wagenaar en Jansen lukt het in de regie van Frank Wijnstra en Aafke de Vries prima de gluurders mee te sleuren in hun bestaan, tot en met het happy end. Omdat de eigenaardige trekjes van de personages worden uitvergroot en het spel behoorlijk fysiek is, worden de dames enigszins clownesk en daarmee ook begrijpelijk voor de doelgroep vanaf zes jaar. Spelen ze met lekker weer, dan drommen de festivalbezoekers zich samen rond de kas, de kinderen met hun neus tegen het glas, en weerkaatst het gelach van groot en klein tegen de gebouwen rondom. Door de spiegeling van het glazen huisje krijgt niet iedereen alles even goed mee, maar dat draagt slechts bij aan het succes: als je als gluurder helemaal ongegeneerd kunt kijken, lijkt het te veel op voyeuristische opzet en wordt het hele kijkspel een stuk minder spannend. ( Moon Saris)

Katrina, The Residents – Victoria/DE BANK/Ben Benaouisse

Katrina, the Residents   Foto: Moon Saris
Katrina, the Residents Foto: Moon Saris

Eén groot j’accuse. Dat is waar de heftige voorstelling Katrina, The Residents die Ben Benaouisse choreografeerde voor het Belgische samenwerkingsverband Victoria/DE BANK het meest van wegheeft. Als bemodderde zombies die de natuurramp niet of nét hebben overleefd, bewegen vier danseressen zich over de vloer en zetten zo de aanklacht kracht bij. Er tussendoor wandelt de geblinddoekte Katrina, symbool voor de wervelwind die niets of niemand ontziet. En voor de gemiddelde Amerikaan, die de ogen sluit voor de ernst van de situatie totdat werkelijk niemand er meer omheen kan.

Althans, dat haal je eruit als je de achtergrond een beetje kent. En als je het wilt zien. Want de erg abstracte danstaal van Benaouisse vertelt niet, die suggereert vooral. Dus alles wat je over de betekenis van deze moderne dansvoorstelling zegt, is interpretatie.
Het stuk speelt zich af tegen een achtergrond van deuren, wrakstukken van huizen. Daarvoor bewegen – want dat is het eerder dan dansen – vier met modder ingesmeerde dames in bikini zich als in shock over de volledige vloer. Trillerig, schokkerig. Afstandelijk, ook. Ze kleden zich schijnbaar gedachteloos aan en uit met de stapels kleren die overal om hen heen liggen; de stille getuigen van iets verschrikkelijks dat hier is gebeurd. Er tussendoor laveren een geblinddoekte vrouw in lichte kleding en een man in pak. Dat is Benaouisse zelf, in een onduidelijke rol; is hij misschien de machtige man-achter-de-schermen?
De choreograaf lijkt in deze voorstelling zonder woorden vooral een sfeer te willen overbrengen. En niet bepaald een prettige. Dat vermoeden wordt bevestigd door de muziekkeus: The Residents (meteen ook symbool voor de bewoners van de geteisterde stad). Een raadselachtige, duistere band die alleen bestaat als ze het zelf wil. De in deze voorstelling gebruikte muziek draagt door haar beukende, pompende karakter bij aan een vervelend gevoel van onbehagen.

Katrina, The Residents     Foto: Moon Saris
Katrina, The Residents Foto: Moon Saris

En wat wil je ook. Katrina, The Residents gaat over de orkaan die in de Amerikaanse stad New Orleans een spoor van vernielingen achterliet, nog geen twee jaar geleden. Of eigenlijk over wat er daarna gebeurde. Over wanhopige, radeloze mensen die alles verloren. Werden weggerukt van alles wat ze liefhadden. Redden wat er te redden viel. Schreeuwden om hulp. Maar lange tijd aan hun lot overgelaten werden. Terwijl de wereld gewoon doordraaide.
Opnieuw: waarschijnlijk, want de betekenis van het stuk staat niet vast. Het kent vermoedelijk evenveel interpretaties als er bezoekers zijn. ( Moon Saris)

Zaterdag 17 maart

WEWILLLIVESTORM – Benjamin Verdonck/Nieuwpoorttheater/Het Toneelhuis

WEWILLLIVESTORM  Foto: Alexis Destoop
WEWILLLIVESTORM Foto: Alexis Destoop

Voor de voorstelling WEWILLLIVESTORM gebruikt Benjamin Verdonck alleen het podium en een aantal attributen waarvan de meeste liggend of hangend bevestigd zijn aan een touw. Er is geen tekst. De muzikant die aan de zijkant van het podium zit, zorgt voor geluiden die voornamelijk het tikken van een klok lijken na te bootsen. De vader van Verdonck doet ook mee aan de voorstelling, maar kijkt het grootste gedeelte slechts toe. Benjamin Verdonck wil geen verhaal vertellen met WEWILLLIVESTORM. De toeschouwer ziet hem spelen met de toneelattributen, zoals speelgoedschepen en een bal. Hij gaat naast een hobbelpaard staan en imiteert diens lichaamshouding, trekt aan touwtjes waardoor dingen gaan bewegen. Het publiek ziet zijn reactie daarop; hij schrikt even of is verwonderd over wat er gebeurt. Af en toe betrekt Verdonck zijn vader in zijn spel; hij omhelst hem een keer en bekleedt hem later met allemaal dekens, zoals een kind dat kan doen op het strand; iemand volledig bedelven onder het zand (behalve het hoofd dan) zodat diegene zichzelf niet meer kan uitgraven.

Het mooie aan de voorstelling is het accent op de nuance. Kleine gebeurtenissen die in het dagelijks leven zo aan je voorbijgaan, worden in WEWILLLIVESTORM uitvergroot – maar niet met veel bombarie. Hierbij geldt niet zozeer dat er met weinig veel verteld wordt. Toch is het mooi om naar te kijken en juist dat is knap; het maakt de voorstelling speciaal.
Afgezien van een aantal grappige momenten dat het spel van Verdonck oplevert, is er verder geen sprake van een bepaald ‘resultaat’. Voor sommigen dus misschien een beetje saai. Voor diegenen zal de voorstelling daarnaast wel verwondering doen opwekken, door het feit dat er niemand op het toneel staat om je te vermaken of shockeren en dat dat tegelijkertijd niet storend is. In dat opzicht is er wel wat te zeggen voor de werkwijze van Benjamin Verdonck in deze voorstelling. In vergelijking met het reguliere theaterwerk heeft hij met WEWILLLIVESTORM een andere, eigen draai gegeven wat intentie en opzet betreft en daar is waardering voor op zijn plaats. (Julia van Steennis)

Stil nou eens – Don Duyns

Stil nou eens          Foto: Moon Saris
Stil nou eens Foto: Moon Saris

Een gitaarprins die wild is van rust en natuur, een adhd’ende ridder-in-nood met geldingsdrang en een vreemdelinge die iets kwijt is waarvan ze eigenlijk niet eens weet wat het is, behalve dan dat ze zonder niet kan leven. Samen zetten ze een zoektocht op touw naar dat mysterieuze ding: de ziel. Dit zeer muzikale en bijzonder talige Stil nou eens van schrijver/regisseur Don Duyns houdt het heel simpel: weinig decor, nul special effects. Maar je moet wel heel fantasieloos zijn als je in je hoofd niet lekker meereist met dit illustere trio.

Nou ligt dat beslist niet alleen aan de tekst. Zeker, die is levendig, leuk, lachwekkend en waar nodig ook heel lief. De woorden zijn geplukt uit de dagelijkse leefwereld van het kind: de eerste zin grijpt het jonge publiek bij de lurven en de tekst laat ze niet meer los tot het laatste ‘echt wel! echt niet!’ De diverse abstracte termen die de schrijver op ze loslaat – ziel, eenzaamheid – doen daar niets aan af.
Het enige commentaar zou kunnen zijn dat Don Duyns in Stil nou eens een tikje te veel verschillende tekst- en taaltrucjes heeft gebruikt die hij maar half heeft uitgewerkt. Daarom lijken dingen soms wat terloops; de verloren noten, het omdraaien van de woorden, de gewenste stilte. Maar dat deert de kinderen niet, zij voelen de voorstelling van begin tot eind haarfijn aan; praten mee met de drukte en zijn doodstil bij het verdriet.

Dat komt, zoals al aangestipt, niet alleen door de tekst. Zeker de helft van de eer, met een plusje voor co-regisseur Rogier in ’t Hout, gaat naar de acteurs. Die doen speels jong zonder kinderachtig te zijn en weten stuk voor stuk een personage neer te zetten waarmee een kind zich eenvoudig kan identificeren. Wedje maken dat de kleinsten nauwelijks in de gaten hebben gehad dat ze naar drie volwassenen hebben zitten kijken.
Helemaal passend bij hun rollen sprankelen Juda Goslinga en Meral Polat het meest; Reint van de Brink hobbelt er volgens script een beetje sukkelig, maar bijzonder aandoenlijk achteraan. De drie hebben grote mimische vermogens én poppetjes in hun ogen. Twee dingen die ze helpen uiterst geloofwaardig kinderlijke verwondering, oprechte teleurstelling en enorme blijdschap uit te drukken.
Dat niet alleen, ze zijn alledrie ook bijzonder muzikaal. Samen zingen en spelen ze de sterren van de hemel in de soms blije, soms vertederende liedjes uit Duyns’ pen. Alleen het ‘jij bent (de peper), ik (het zout)-duet’ komt de kenner van het Nederlandse lied vast heel bekend voor, ondanks de bluessaus die er hier over zit.
Al zingend, dansend en indruk op elkaar makend doet het trio zelfs de grotere kijkers af en toe vergeten dat ze in een klein theaterzaaltje zitten en kijken naar drie mensen voor een eenvoudige witte achtergrond. Al dagdromend reist de hele zaal mee langs bergen, grotten, bossen en afgronden, op zoek naar de ziel van een mooi meisje. (Moon Saris)