Theater / Voorstelling

Interessante spin-off over radicaliserende Duindorper

recensie: Het Nationale Theater - De wereld volgens John

Een Netflix-serie op het toneel, zo werd The Nation vorig jaar genoemd. De zesdelige marathon werd zo gretig gebingewatched dat een prequel of sequel niet uit kon blijven. Dit seizoen is de spin-off te zien, met de rechtse radiopresentator John Landschot in de titelrol. De wereld volgens John gaat echter verrassend weinig over John, en veel meer over de wereld die hij schept.

De wereld van John

Die wereld zit scenografisch slim in elkaar. John (Bram Coopmans) loopt vanuit de zaal naar zijn radiostudio aan de rand van het podium. Voordat zijn show goed en wel begonnen is, zendt hij een remix van opruiende audiofragmenten de lucht in. Hij is een vernuftige DJ die precies weet welke knoppen hij in moet drukken om een reactie te veroorzaken. De ‘linkse gekkies’ die hij te kakken zet zijn verontwaardigde luisteraars die ver verwijderd van het publiek, achter een raam, staan te bellen. Eric de Vroedt en decorontwerper Maze de Boer vatten de atmosfeer van politieke podcasts en vlogs in tijden van polarisatie: het andere geluid functioneert als figurant in het narratief van de presentator.

Ten midden van grappen over Zwarte Piet en de mainstream media ontvangen John en co-host Cernaz twee bijzondere nieuwsberichten. Op het strand van Duindorp is een brand uitgebroken, met een sterfgeval als gevolg, en in Blijdorp heeft een man zich opgesloten in het gorillaverblijf. Die twee gebeurtenissen hebben beiden te maken met Jan K., een Duindorper die met zijn vrienden niets liever doet dan het maken van vreugdevuren.

De wereld van Kim

Kim, podcastmaker bij De Correspondent, maakt een serie over zijn leven en zo ontstaat er een tweede wereld op het toneel: één waar een links geluid de boventoon voert. Met het gorillaverblijf als decor en een gorilla die als fremdkörper over het podium loopt zien we hoe Kim steeds dieper in het leven van Jan duikt. Jans jaarlijkse vreugdevuur dreigt verhinderd te worden door de bouw van het Soho Beach House, een gebouw waar vooral hippe, rijke millennials baat bij hebben. Een eerlijk betaalde baan is ver te zoeken. Zijn vader heeft moeten werken met kankerverwekkende stoffen en is daar ernstig ziek door geworden.

De uiteindelijke radicalisering van Jan K. wordt inzichtelijk gemaakt door een samenleving te laten zien die hem continu kleineert en benadeelt. Even lijkt er sprake te zijn van een romance, waarin Jan en Kim – links en rechts, rijk en arm – over elkaars verschillen kunnen kijken en samenkomen. Maar uiteindelijk blijkt Jan toch een project van De Correspondent te zijn. John en Kim gebruiken hem, ieder op hun eigen manier, voor hun eigen belangen.

Dan valt de gorilla – en de reden waarom Jan in zijn verblijf is gaan staan – op zijn plek. Het is een dier dat weliswaar gevaarlijk is, maar wel volledig oprecht. Als Kim, het eerste ‘linkse’ personage dat als gelijke bij John aan tafel zit, en John over het lot van Jan ruziën wordt de hypocrisie van beiden duidelijk. Beiden veronderstellen empathie te hebben voor Jans lot, maar geen van beiden hebben echt een verbinding met hem kunnen leggen.

Empathie…voor wie?

De wereld volgens John gaat niet om een boze witte man, maar over een witte man die boos wordt, en de redenen die hij heeft om boos te worden. Het vraagt een publiek om empathie te voelen voor een radicaliserende jongen als Jan. Tegelijkertijd is die empathie een voorrecht voor diegenen die niet door Jans homofobie, racisme of seksisme worden geraakt. Kims vriend Timo – met blonde highlights, want homo – bestaat in dit stuk alleen om in elkaar geslagen te worden en een donkere kant van Jan te onderstrepen. Voor een gezelschap dat zo begaan is met inclusiviteit is het teleurstellend om te zien dat LHBTI-personages zo worden ingezet. Bovendien verzwakt het de finale. Het is immers een stuk lastiger om empathie op te brengen voor een personage als Jan K. , als hij een bedreiging is voor jouw fysieke veiligheid. Een tegenvallend slotakkoord voor wat verder een interessante spin-off is.

Film / Films

Don Quichot tegen de elektriciteitsmasten

recensie: Woman at war (vod/dvd)

Is het een thriller, een politieke satire of een gortdroge Scandinavische feelgood komedie? Ja, en nee. Woman at war is vooral een film van Benedikt Erlingsson die eerder met Of Horses and Men liet zien vooral uit te blinken in een unieke vorm van IJslands absurdisme.

Deze keer wortelt Erlingsson zijn verhaal stevig in de IJslandse actualiteit. Buitenlandse multinationals hebben het eiland ontdekt als leverancier van goedkope energie. De elektriciteitscentrales en de aluminiumindustrie laten diepe sporen na in het landschap. Hoofdpersoon Halla pikt dat niet.

Pijl en boog

Gewapend met een pijl, boog en staalkabel vecht ze als een Don Quichot tegen elektriciteitsmasten. Na een kortsluiting legt ze de halve IJslandse economie plat. De autoriteiten maken jacht op de ecoterrorist die inmiddels de ‘bergvrouw’ is gaan heten. Halla weet na een spannende klopjacht de dans net te ontspringen en leidt een rustig dubbelleven als dirigent van het plaatselijke koor.

Wanneer ze bericht krijgt dat ze in aanmerking komt voor een adoptiekind, staat ze voor een lastige morele keuze. Moet ze het op blijven nemen voor Moeder Aarde of moet ze haar gevaarlijke strijd opgeven en zelf moeder worden.

Dat je ook anders naar de zaken kunt kijken, laat haar tweelingzus Asa zien (dubbelrol van Halldóra Geirharðsdóttir). Deze yogalerares kiest voor contemplatie en vrede met jezelf in plaats van harde daden.

Achtergrondmuziek

Voor regisseur Erlingsson is dit op het eerste gezicht conventionele verhaal een kapstok voor een soms surrealistische enscenering. De achtergrondmuziek plaatst hij letterlijk in de achtergrond, waarbij een driekoppige band in allerlei scènes opduikt als een Grieks koor. Een spannende achtervolgingsscène krijgt een absurde wending wanneer Halla zich vermomt als schaap. Zo zet hij het publiek vaker op het verkeerde been door snel te schakelen tussen thriller, komedie en melodrama.

Als kijker dien je wel een antenne te hebben voor de droogkomische Scandinavische humor in Woman at war. Wie de ontvangst op de juiste golflengte heeft afgesteld, beleeft een uniek en geestig avontuur over milieuproblematiek en klimaatverandering. Er zijn niet veel regisseurs die dat Erlingsson nadoen.

Theater / Voorstelling

Het bijltje van Arends wordt steeds botter

recensie: Daniël Arends - Meer van hetzelfde (deel 1)

Een pleidooi voor de stilte, dat is waarom cabaretier Daniël Arends dit keer op het podium staat. Hoewel zijn intentie fraai is, is zijn voorstelling, met de ironische titel Meer van hetzelfde (deel 1), helaas niet het sterkste programma in zijn oeuvre geworden. 

De opkomst van Arends is ook dit keer ongebruikelijk; stond hij bij Carte Blanche al nonchalant te wachten op het podium, dit keer loopt hij een trap af die uitkomt op het toneel. Die trap blijft de gehele voorstelling belicht, wat ook iets lijkt te zeggen over Arends’ opvattingen van het leven zelf: probeer de dingen niet mooier te maken dan ze zijn, doe jezelf niet anders voor en er is niet zoiets als passie of obsessie nodig om bestaansrecht te claimen.

Het zijn dergelijke stelligheden die we gewend zijn van hem, die dit keer minder overtuigend klinken. Wellicht komt dat door zijn keuze om een verhaallijn aan te brengen die wat gekunsteld aandoet. Zo zet hij zichzelf neer als een geniale leerling aan het conservatorium van Moskou, waar hij te maken heeft met een vreemde leraar en nog vreemdere medestudenten. Gedurende de voorstelling speelt Arends zijn personage overdreven theatraal, maar speelt tegelijkertijd verdienstelijk enkele stukken van Frédéric Chopin. Fraai, maar de vorm lijkt Arends, verkleed als meesterpianist, net niet te passen.

Kinderhaat

Arends is boven alles een comedian die weinig opheeft met de setting waarin hij zich bevindt (zijn decors tonen altijd de, vaak lelijke, toneelwand) en die bovendien zo min mogelijk het publiek wil behagen. Hoe onsympathieker, hoe rauwer hij wordt. Dat maakt zijn cabaret nog altijd spannend om naar te kijken, zeker wanneer hij zijn kinderhaat ter sprake brengt of betoogt hoe beperkt de maakbaarheid van de mens is.

Helaas is hij niet altijd even origineel, want wanneer hij even later de kakkers van ’t Gooi te kakken zet of yuppen met bakfietsen belachelijk maakt, doemt toch al snel het beeld op van die andere Gooise, wat oudere cabaretier met dat ronde brilletje. Sterker, Arends lijkt zijn moralisme zó uit het glas van Youp van ’t Hek te hebben gedronken – zeikerds moeten hun bek houden, trek je niks aan van anderen en leef iedere dag alsof het je laatste is. Dat zou niet zo storend zijn als de grappen van hoog niveau waren. In zijn vorige voorstelling De afterparty was dat wel zo, nu maakt Arends zich er soms gemakkelijk vanaf. Zeker wanneer hij als een soort ontspoorde clown rond de vleugel dansjes maakt, of millennials de maat neemt. Soms prettig confronterend, meestal wat aandoenlijk.

Noodzaak

Het wordt interessanter wanneer Arends even later zichzelf de vraag stelt: ‘wat is het ergste wat er kan gebeuren?’ De voorbeelden die hij daarna opsomt, zijn geestig. Toch had hij die vraag bij het maken van deze voorstelling wat vaker aan zichzelf mogen stellen. Er lijkt namelijk niet echt een noodzaak te zijn geweest om deze voorstelling te maken. ‘Zonder noodzaak ben je verwend,’ stelt hij halverwege het programma. Dat klopt. Het is dat Arends soms prettig kan provoceren en binnen het huidige cabaretaanbod heerlijk ongepolijst overkomt, anders was die derde ster er wellicht eentje teveel geweest.

Muziek / Reportage
special: Sfeerverslag door 8WEEKLY

Paaspop 2019 highlights

Paaspop is al vele jaren de opener van het buiten-festivalseizoen. Dit jaar is het festival gezegend met fantastisch lente-, bijna zomerweer. Waterpunten zijn wettelijk nog net niet verplicht. De weergoden zijn ons gunstig gestemd, evenals het fraaie programma.

Dat Paaspop niet alleen muzikale hoogtepunten biedt, maar ook vertier in de vorm van cabaret, disco en allerlei andersoortig vermaak, is een gegeven dat iedere trouwe bezoeker reeds weet. Ook voor de inwendige mens wordt goed gezorgd. Voor iedereen is er wel wat te vinden aan eten, drinken, snoepen en versnaperingen in de vele kleine tentjes die verspreid staan over het ieder jaar weer groeiende terrein. 8WEEKLY focust zich uitsluitend op de muzikale voorstellingen.

Goede vrijdag

Het festival opent aan het einde van de middag van Goede vrijdag om vier uur. Muzikaal trapt het festival af op de twee hoofdpodia met acts als Nielson, Jett Rebel, Navarone, Kraantje Pappie, White Lies en als mega afsluiter van de dag: Within Temptation. White Lies staat op mainstage twee, alias Phoenix. De band speelt hun liedjes getrouw zoals we ze van cd kennen. De lichtshow is heel strak, zoals we misschien wel verwachtten, maar is geen spektakel. Helaas zijn de bandleden niet in staat enig leven op het podium te laten zien, waardoor ondanks de getrouw klinkende muziek de echte meerwaarde van de liveshow ontbreekt.

Within Temptation 2 @ PaasPop2019Dat laatste kunnen we niet zeggen van de afsluiter Within Temptation: dat zijn werkelijk podiumbeesten! Sharon den Adel weet het publiek aan zich te binden, te boeien en vast te binden. Helaas wordt de show geplaagd door wat tegenvallend geluid. Ook Den Adel hoort zichzelf en de band niet lekker op haar oortjes, waardoor ze ook even het podium moet verlaten. Gaande de show wordt het geluid gelukkig wat beter. We horen een mix van composities van het zojuist verschenen album Resist, waarmee Den Adel met wit gewaad excelleert in haar expressie. De show wordt afgesloten met een geweldige uitvoering van het bekende ‘Edge of the World’. Een fraai slotakkoord van een heel Goede Vrijdag.Within Temptation 3 @ PaasPop2019

Paas-zaterdag piekt!

De Pony Club @ PaasPop2019

De zaterdag van Paaspop start om twee uur en maakt een volle twaalf uur vol. Voor menig festivalbezoeker is alles meebeleven òf een uitputtingsslag òf echt te veel van het goede. Voor een fijn festivalbezoek hoef je als liefhebber natuurlijk niet alles mee te maken. Soms zit het genieten en het allerbeste in dat ene uur van de dag waarop je geraakt wordt als de bliksem.

Op mainstage Apollo bijt Danny Vera de spits af. Met zijn twee recente albums wist hij zich het afgelopen jaar aardig in de kijker te spelen. Zijn countrymuziek trekt tegenwoordig flink de aandacht. Vera is inmiddels een geroutineerd performer die het grote podium waardig is. De echte publiekstrekker van de middag op dat podium is natuurlijk Douwe Bob. Hij lokt het publiek in groten getale naar de inmiddels flink verhitte tent. Om de warmte te trotseren roept hij het publiek meermalen op kleding uit te trekken, dat slechts door een handvol bezoekers wordt opgevolgd. Douwe Bob @ PaasPop2019Douwe Bob weet het publiek met zijn fraaie liedjes beter te boeien dan met zijn verzoek tot uitkleden. Zowel de uptempo nummers als de ballads komen uitstekend tot hun recht. Samen met zijn band etaleert hij het spelplezier voortreffelijk.

De echte verrassing van de zaterdag is het optreden van de Deense band Lukas Graham, die de naam draagt van de zanger. Met zijn funky-, soul- en popliedjes weet de band zich al snel te ontpoppen als de verrassing van het festival. De vaak persoonlijke liedjes van Graham verhalen over zijn moeder in ‘Mama Said’, zijn vader in ‘You’re Not There’ en zijn geliefde in ‘Love Someone’. Het concert wordt verrijkt met een fijne film-, foto- en lichtshow die de liedjes ondersteunt. De band is levendig op het podium en pakt het publiek al snel bij het gevoelige nekvel. De machtig mooie vertolking van ‘Happy Home’ ontstijgt de studioversie. Op dat moment is uw recensent volledig ingepakt en neemt de muziek hem, maar ook anderen, in het publiek mee op muzikale vleugels. Lukas Graham zorgde voor de piek van het festival, waar niemand meer overheen blijkt te komen.

Kampvuur @ PaasPop2019

Het optreden van Ellen Ten Damme was op voorhand een must-have van de tweede festival-dag, maar kenmerkt zich door een onsamenhangende, niet boeiende show van Franse en Duitse liedjes rond Parijs en Berlijn. De lichtvoetigheid lijkt te ontsporen in een soort amateuristisch gerommel. Wellicht had Ten Damme haar dag niet of werd ze geplaagd door de rumoerige omgeving. DeWolff staat andermaal op de Jack Daniel’s Stage en de elektronische muziek van Oscar and the Wolf zal de nachtbrakers de nacht in helpen, terwijl wij ons opmaken voor een vroege start van de zondag.

Paas-zondag

Voor de vroege vogels, waar wij ons toe mogen rekenen, is er al veel heerlijke muziek te beleven op Eerste Paasdag. Nieuwkomer Son Mieux opent de dag op de Jack Daniel’s Stage met een stevige en energieke show. Het nadeel is dat de verfijndheid van zijn liedjes van het debuutalbum Fair de Son Mieux geweld wordt aangedaan. Wie daaroverheen stapt heeft een fijne drie kwartier, waarbij de spetters al vroeg van het podium vliegen. Vervolgens is het in gestrekte draf naar Phoenix waar Novastar geen seconde teleur stelt. De fraaie liedje krijgen van Zweegers en zijn band een uitstekende uitvoering. Compleet met fraaie solo’s op viool en toetsen en zelfs de bas van naamgenoot Joost mag genoemd worden. Zweegers laat het zweet gutsen terwijl hij zijn enthousiasme laat zegevieren.

Voor Ilse Delange moeten we het volledige terrein over om haar te zien optreden in de Apollo-tent. Tijdens ‘A World of Hurt’ wandelen we de drukke en hete tent binnen. Delange weet ons direct te raken en dat zal ze het hele optreden volhouden. Onze Achterhoekse countryster staat na zes jaar opnieuw op het Paaspoppodium en laat zich gelden. De ruim twintig jaar die Delange al aan de top staat wordt met pieken en dalen gekenmerkt. Nu heden ten dage de belangstelling voor countrymuziek weer is aangetrokken geniet ze van meer aandacht. Tegen het einde van het optreden zingt de Delange een nieuw liedje, dat ze heel klein start op het trapje voor het podium. De intieme sfeer die ontstaat in de immense tent van de Apollo is toch goed voelbaar en zichtbaar. Ondersteund door fijn camerawerk ontgaat bijna geen enkele bezoeker wat van deze fraaie sfeer. Het optreden wordt gekenmerkt door vakmanschap, warme gevoelens en een uitstekende zonnige sfeer. Verrassen doet Delange niet echt, maar ze bevestigt wel haar sterstatus.

Kovacs @ PaasPop2019Voor (Sharon) Kovacs kruisen we andermaal het terrein over naar Phoenix. We kunnen stellen dat het zelfvertrouwen in haar ontwaakt en gegroeid is, sinds ze aan de vooravond van haar bekendheid als verlegen muzikant haar EP uitbracht. Ze laat het publiek kennismaken met liedjes van haar nieuwe album Cheap Smell, gelardeerd met haar eerdere successen van Shades of Black, die naadloos aan elkaar geregen worden. ‘It’s the Weekend’ nestelt zich vervolgens de rest van de dag in je hersenpan, zoals Kovacs het je toezingt. Het fraaie ‘Mama & Papa’ is toepasselijk op Paaszondag met de zinsnede “When you were goin’ to church”, waarbij de gebrandschilderde ramen op de wanden van het podium worden geprojecteerd. Kovacs is voor ons de vroege topper van de zondag, waarmee de sterstatus van Kovacs bevestigd is.

Later op de dag zullen het feestje van Rowen Hèze, de intieme liedjes van Passenger en het tweede feestje van Ronnie Flex & Deuxperience de zondag vol maken. We kunnen terugkijken op een zeer geslaagd zonnig, onderhoudend, vredig en vooral vriendelijk Paaspop 2019.

Theater / Voorstelling

Aangrijpende toneeladaptie van Amerikaanse bestseller

recensie: Een klein leven - Internationaal Theater Amsterdam

Onder regie van Ivo van Hove heeft ITA een schitterende theaterbewerking gemaakt van Een klein leven, de Amerikaanse bestseller over vier vrienden in New York. Het leven van één van hen, Jude, is de kern van het verhaal. Deze toneelbewerking ontroert maar maakt je ook gefrustreerd  door de niet aflatende pijn die hij ervaart, waardoor je je aan het eind van het stuk net zo voelt als de liefhebbende maar wanhopige vrienden van Jude.

Ivo van Hove had de wereldwijd uiterst succesvolle roman A Little Life van de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara al van twee verschillende kanten ontvangen, maar nog steeds niet gelezen; hij is nou eenmaal een van de drukstbezette regisseurs ter wereld. Toen ontving hij een derde exemplaar, dit keer van Yanagihara zelf, met het verzoek of hij wilde overwegen het tot een toneelstuk te bewerken. Aldus geschiedde.

Het begin is gezellig: de vrienden zijn bij elkaar, er is muziek, een joint doet de ronde, er worden biertjes gedronken en er is lekker eten. Er wordt wat gegrapt over Jude en zijn geheimzinnigheid. ‘Wanneer mogen we nou eindelijk eens weten wat er met je benen aan de hand is?’ Jude wordt omringd door mensen die veel om hem geven, maar zich blootgeven kan hij niet. Daarvoor is hij in zijn jeugd te veel beschadigd, zo wordt langzaam duidelijk. Hij blijkt te vondeling zijn gelegd tussen het afval en opgegroeid in een klooster waar hij seksueel misbruikt en mishandeld werd. Later is hij door één van de monniken als kindprostituee aan het werk gezet, en na diens dood door anderen misbruikt en uiteindelijk door een psychopaat opgesloten en met een auto overreden. Hoe vaak Ana, de maatschappelijk werkster die als enige zijn verhaal kent, zegt ‘het is jouw schuld niet’, het maakt niet uit. Jude vindt zichzelf smerig en niemand mag zijn verleden kennen.

Magistraal

Jude’s etniciteit is ambigu, hij wordt door anderen mooi genoemd (wat hij zelf natuurlijk niet vindt), fragiel, met een bijzondere lichtgekleurde huid. Ramsey Nasr die als eerste acteur ter wereld Jude vertolkt is niet fragiel en heeft evenmin een gekleurde huid. Wonderlijk is dat het er totaal niet toedoet, Nasr is magistraal als Jude. Tegelijkertijd verandert zijn interpretatie niets aan mijn eigen fantasie over de Jude van het boek.

Het toneelbeeld is uitermate sfeervol: een grote ruimte met aan de ene kant een keuken waar Harold, Jude’s leraar en latere adoptievader, constant de heerlijkste gerechten staat te bereiden en aan de andere kant de werkplekken van vrienden Malcolm, architect en JB, een succesvol schilder. Er is een lange bank waar acteur Willem, Jude’s beste vriend en latere minnaar, teksten doorneemt en aan beide zijden van het toneel worden gigantische filmbeelden van New York getoond waarbij het opvalt dat er heel weinig mensen te zien zijn. Jude maakt graag eenzame wandelingen door de stad.

Snijden

In het midden van het toneel staat een witte wastafel, Jude’s altaar. Hij heeft een obsessief ritueel om met gevoelens om te gaan, of het nou gaat om de niet aflatende herinneringen aan vroeger of de juist misschien nog wel pijnlijkere gevoelens van hedendaags geluk: hij snijdt zichzelf met een scheermesje. Het zijn de enige momenten in de voorstelling waarop hij ontspannen en bevrijd is. Wanneer het bloed uit zijn arm spuit dan wordt zijn gezicht in extase bijna orgastisch, als een junk die zichzelf zijn fix toedient.

Wat op het toneel meer opvalt dan in het boek is dat Jude omringd wordt door hetzij sadisten, hetzij mensen die van hem houden en hem willen helpen. De enige die daar soms van afwijkt is JB, op een speelse manier vertolkt door Majd Mardo. Hij doet dingen die Jude niet wil, zoals hem fotograferen of hem schilderen in een kwetsbare houding. JB doet Jude pijn door onder invloed van drugs diens manier van lopen belachelijk te maken en als hij hoort dat Willem en Jude geliefden zijn is hij openlijk jaloers. Dat egoïsme schokt maar is ook een opluchting en doet denken: wat als Jude’s andere vrienden wat minder voorzichtig zouden zijn geweest, wat minder op hun tenen hadden gelopen, zou dat niet beter voor hem zijn geweest? Maar om dat te denken over een imaginair personage met een imaginair leven toont vooral aan wat een meesterwerk Een klein leven is.

Een boek van meer dan zevenhonderd bladzijden kan je niet in zijn totaliteit in vier uur laten zien. Van de succesvolle, sterke, ‘gezonde’ Jude zien we nauwelijks iets en van de levens van zijn vrienden helemaal niets. Toch is deze eerste toneelversie van Een klein leven een van de mooiste Nederlandse voorstellingen die ik ken: warm, intens, schokkend en uiterst pijnlijk.

Theater / Voorstelling

Belangrijkste ingrediënt ontbreekt in musicalbewerking van ’t Schaep met de 5 Pooten

recensie: MORE Theaterproducties - ’t Schaep met de 5 Pooten

De musicalbewerking van ’t Schaep met de 5 Pooten bewijst weer eens dat een bewerking van een geslaagde roman, film of, zoals in dit geval een tv-serie, geen garantie voor succes is.

Aan het einde van de musical ’t Schaep met de 5 Pooten moest ik denken aan een soufflé die ik jaren geleden, toen ik net leerde koken, wilde maken. Het plaatje in het kookboek zag er veelbelovend uit. Ik had goede voorbereidingen getroffen en verse groente en een lekkere Zwitserse kaas gekocht. Toch zag de soufflé er niet uit zoals ik had gehoopt, het leek meer op een restje Olvarit. Ik was namelijk één belangrijk ingrediënt vergeten: de eieren.

Ook MORE Theater Producties had waarschijnlijk een veelbelovend beeld in gedachten toen het idee ontstond om een musical van ’t Schaep te maken. De tv-serie, zowel de oorspronkelijke uit 1969 als de remake uit 2006, over het wel en wee van de stamgasten van een Jordanese kroeg, was een succes. Dat kwam niet alleen doordat beide versies uit een sterke cast bestonden (onder andere Piet Römer, Adèle Bloemendaal, Leen Jongewaard uit de jaren ’60-versie en Pierre Bokma, Loes Luca en Jenny Arean uit de remake-versie), maar vooral door de muziek, geschreven door Eli Asser en gecomponeerd door Harry Bannink, met tijdloze hits als Vissen, Het zal je kind maar wezen en As je mekaar niet meer vertrouwen kan.

Dunne verhaallijn

Weet de musical de series te evenaren? Bij het slotapplaus dacht ik dus weer aan mijn mislukte soufflé. Ook MORE Theater Producties heeft een boel ingrediënten om deze musicalbewerking te laten slagen, maar het belangrijkste ingrediënt, het verhaal, ontbreekt.

Voor de musical heeft Raoul Heertje een plot bedacht dat zelfs voor een aflevering van een halfuur aan de magere kant was geweest, laat staan voor een musical van ruim twee uur. In de musical is Doortje (Eva van der Gucht) verliefd op Kootje (Jeroen van Koningsbrugge). Kootje heeft de liefde opgegeven nadat zijn ex-verloofde er met zijn broer vandoor is gegaan. Doortje zit op haar beurt nog steeds in over het feit dat ze dertig jaar geleden (dertig jaar! Dat maakt haar… wat?… een vrouw van vijftig, zestig?) op het altaar is achtergelaten door Tinus. Diezelfde Tinus keert nu terug uit Spanje. Hij wil verzoening. Sterker nog, hij wil Doortje terug en vraagt of ze mee gaat naar Spanje. Doortje twijfelt: blijft ze voor Kootje, of moet ze die hoop laten varen en kan ze beter naar Spanje?

Tegelijkertijd wordt er een dun lijntje met het heden getrokken door thema’s als xenofobie, kapitalisme en conservatisme te behandelen. Arie Balk (door John Buijsman met een flink Rotterdams accent gespeeld) staat symbool voor de conservatieve ‘ras-Amsterdammer’ die met lede ogen aanziet hoe zijn Jordaan door ‘buitenlanders’ wordt overgenomen.

Van een oppervlakkig verhaal naar oppervlakkige personages

De poging om heden en verleden met elkaar te verweven is te begrijpen, maar de uitwerking is hier te geforceerd. De personages verliezen geloofwaardigheid en menselijkheid. Juist dat laatste kwam in de tv-serie zo goed naar voren. Daarin zag je de verschillende types die, ondanks hun verschillen, lief en leed in de kroeg deelden. In de musical komt dat nauwelijks terug. Als ze met elkaar praten, wordt er óf iemand beledigd (meestal de blondine Lena, leuk gespeeld door Jeske van de Staak), óf wordt de ene na de andere flauwe (woord)grap gemaakt, óf wordt er, bij gebrek aan beter, gedronken. De onderlinge relaties zijn zo oppervlakkig dat het bijna een wonder is dat deze mensen het überhaupt zo lang met elkaar uithouden. Vooral van Lena, die constant door haar ‘vrienden’ al dan niet impliciet voor slet wordt uitgemaakt, zou je verwachten dat ze op zoek gaat naar een beter gezelschap.

Door dit wankele script wordt ook het acteerwerk minder indrukwekkend. En dat terwijl de cast uit stuk voor stuk talentvolle en ervaren acteurs bestaat. Alleen Ellen Pieters als Riek Balk overtuigt vanaf het begin. Ze is grappig, zonder geforceerd te doen. Met haar platte accent en geblondeerde haar past Pieters goed bij de Jordanese diva die Riek kan zijn. Erg mooi is de scène waarin Pieters Vissen zingt. Waar het nummer in de tv-serie door de mannen wordt gezongen, zingt zij het alsof ze namens haar man Arie praat. Zo goed kent ze hem. Alles – ja, zelfs haar! – zou hij kunnen missen, maar één ding niet: vissen.

Jeroen van Koningsbrugge, die zijn musicaldebuut maakt, blijft oppervlakkig. De combinatie tussen horkerigheid en humor komt bij hem minder goed uit de verf dan bij Piet Römer en Pierre Bokma, die Kootje in de series hebben gespeeld.

Eva van der Gucht is op haar beurt geen platte Doortje, maar juist een kwetsbare, ietwat verlegen type. Ook Van der Gucht maakt hiermee haar personage tamelijk eenzijdig (zeker als ze dus een vrouw van in de vijftig moet voorstellen). Aan de andere kant is het wel noemenswaardig dat Van der Gucht haar kwetsbaarheid doorvoert in de muziek van Asser. Daarmee worden de liedjes in een nieuw, fris jasje gestoken. Een feestelijk nummer als Mensenlief, waar gaan we toch naartoe tovert ze zelfs voor een deel om tot een ballade.

Schaarse momenten

Het decor (mooi ontworpen door Marjolein Ettema) draagt in deze scène overigens bij aan het contrast tussen feestelijkheid en ballade. Centraal op het toneel staat de kroeg ’t Schaep, maar die wordt subtiel afgewisseld met Doortjes wasserette of de slaapkamer van Arie en Riek Balk. Het nummer Mensenlief, waar gaan we toch naartoe begint feestelijk met alle stamgasten in de kroeg, maar eindigt kwetsbaar met Doortje, alleen in haar wasserette.

Zulke aanpassingen zijn ook de verdiensten van regisseur Gijs de Lange. De afgelopen seizoenen heeft De Lange met de musical Into the Woods en de toneelbewerking van het dagboek van Hendrik Groen bewezen dat hij geen één-op-één-weergave van eerdere versies of de brontekst maakt, maar juiste nieuwe dimensies aan het stuk toevoegt. Zo’n subtiele aanpassing aan een nummer als Vissen is veel geslaagder dan dat geforceerde gevis naar de lach.

Helaas zijn zulke momenten schaars in deze musical. Hoe mooi het recept en hoe duur of imposant sommige ingrediënten voor deze musical ook mogen zijn, het resultaat is hier en daar wat aangebrand en op veel plekken nog niet gaar genoeg.

Boeken / Non-fictie

Levens in brieven

recensie: Elke vriendschap met mij is verderfelijk. Brieven 1927-1938 – Joseph Roth en Stefan Zweig

Zweig en Roth, nog steeds twee grote schrijversnamen, kenden elkaar al van naam toen hun correspondentie begon. Die is nu in vertaling bijeengebracht in de 300e onvolprezen Privé-Domein van De Arbeiderspers.

Omdat Joseph Roth zelden een vaste woon- of verblijfplaats had, waar zijn geesteszwakke vrouw niet tegen bestand was, zijn de meeste brieven van Zweig verloren gegaan. Maar die van Roth alleen al volstaan om een hapsnap beeld van hun beider leven en werk te krijgen.

Hoffelijk

Omdat Zweig meer naam en veel waardering voor de jongere Roth had, zocht deze als eerste schriftelijk contact en drong aan op een ontmoeting. Beiden waren bekwaam in de hoffelijke briefstijl die toen onder intellectuelen gewoon én gemeend was. Pas na drie jaar wenst Zweig in de aanhef niet meer met ‘heer’ aangesproken te worden. Na zes jaar is het kortweg ‘beste vriend’, nog steeds ‘u’ en blijven hun voornamen blijven uit den boze. Wat niet wegneemt dat de vrienden in tamelijk intieme bewoordingen elkaar hun zielsverwantschap bekennen. Ze zagen er steeds naar uit elkaar te ontmoeten. Niet eenvoudig, want Zweig reisde graag en Roth hopte sowieso van hot naar her, ook naar buitenlanden om er om den brode reeksen krantenartikelen over te schrijven. Zijn romans Hiob en Radetzkymars leverden goed geld op, maar hij had geen benul van spaarzaamheid. Ook de bedongen voorschotten waren op voordat de betreffende romans verschenen. Bovendien raakte hij door de nazi’s zijn Duitstalige publiek kwijt.

Schulden

Medische zorg voor zijn vrouw, dure hotels en lange treinreizen kostten veel, hij leende aan anderen waar nodig ruimhartig en zijn bovenmatige alcoholconsumptie was op zijn gezondheid een even grote aanslag als op zijn portemonnee. Een schuldenlast drukte onaflatend op hem en is een vast onderwerp in zijn overlevingsverslagen. Zijn steeds dramatischer zelfbeklag en klagen over uitbuitende uitgevers smeken, hoewel strategisch genoeg niet al te rechtstreeks, om steun. De bemiddelde Zweig zou zijn vriend royaal bijstaan. Maar diens verbittering om de teloorgang van Duitsland en ook nog eens zijn geliefde Oostenrijk én zijn alcoholisme haalden hem steeds verder onderuit.

Ook de vriendschap met Zweig komt onder spanning te staan. ‘Ik herhaal: u moet ofwel breken met het Derde Rijk, ofwel met mij.’ Geregeld verontschuldigt hij zich voor zijn drastische formuleringen. Als hij zich opwindt, hanteert hij een soort overtreffende trap. De drank maakt zijn brieven helaas in toenemende mate monotoon. Hij en de geduldige Zweig raken meer van elkaar vervreemd, hoewel geen beiden het waagde de vriendschap op te zeggen.

Grote romans

Roth legt met al zijn onrust, wanhoop, woede en pessimisme een provisorische puzzel van zijn autobiografie. Het is een raadsel hoe  hij de discipline opbracht om naast zijn soms ellenlange epistels grote romans te schrijven.

De laatste brief aan Zweig schreef Roth in Parijs oktober 1938, van Zweig aan Roth december 1938. Hij begrijpt niet waarom Roth niet antwoordt. Uit brieven aan en van derden blijkt het overlijden van Roth op 27 mei 1939. In 1942 doodt Zweig zichzelf, niet langer opgewassen tegen de Tweede Wereldoorlog die hij moet meemaken.

Klasse

Tot slot moet gezegd dat de hedendaags klinkende vertaling van Els Snick bij wijze van spreken de brontekst zelf had kunnen zijn. Ook het indringende nawoord van Heinz Lunzer, een totaalblik op de briefschrijvers, is van grote klasse.

Boeken / Non-fictie

Rare jongens, die historici

recensie: Stijn Vennik - Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener

Een kandidaat voor het grootste boekenraadsel van 2019: wie heeft in godsnaam dit boek groen licht gegeven, en waarom lag de redacteur tijdens het wordingsproces ervan in coma? Van de Gladiatorenkeizer tot de Gepensioneerde Tiener is abominabel slecht geschreven en brengt niets nieuws onder de zon. Daarmee is alles wel gezegd.

Ik weet niet wat het plan van Stijn Vennik was toen hij begon aan dit boek over de laat-Romeinse keizers, maar het is in elk geval mislukt. Wilde hij grappige geschiedschrijving bedrijven? Dan moet hij beter zijn best doen dan door keizer Julianus meerdere keren ‘Juul’ te noemen. Wilde hij politiek correct zijn door consequent ‘barbaren’ tussen aanhalingstekens te plaatsen, omdat het helemaal niet zo’n barbaarse mensen waren? Dan zou hij als historicus toch moeten weten dat ‘barbar’ een van oorsprong Grieks woord is, waarmee men in de oudheid gewoon mensen bedoelde die het Grieks niet spraken, maar wel ‘barbar’. Denigrerend, jawel, maar niet op de manier die Vennik ervan maakt.

Of wilde hij, net zoals Bart Van Loo dat doet in De Bourgondiërs, vergelijkingen maken met hedendaagse fenomenen om historische feiten te duiden? Waarom dan deze tenenkrommende anachronistische poging: “Serieus, als je die lui in Den Haag al zakkenvullers vindt is het maar goed dat je toen niet leefde.”

Was het ten slotte een poging om een op historische bronnen gestoeld werk te wrochten? Waarom neemt hij dan discutabele anekdotes op, gewoon omdat ze amusant om te vertellen zijn?

Ook de intentie van de auteur doet de wenkbrauwen rijzen: hij wilde dit boek schrijven over de periode 180-476, omdat die onderbelicht is in de literatuur. Terwijl er bibliotheken vol over zijn geschreven (in 2017 verscheen nog een heruitgave van Keizers Sterven niet in Bed van Fik Meijer). Bovendien zijn de keizers in de periode, vooral dan vanaf en na de tetrarchie doorgaans niet interessant, doorgaans omdat ze amper een paar dagen regeerden en daarna vermoord werden.

Vennick verdient uiteraard respect omdat hij als piepjong historicus (hij is amper 28) al tot een overzichtswerk kwam, en hij kent duidelijk de periode in kwestie. Maar zijn infantiele schrijfstijl keldert het leesplezier pagina na pagina. Het is echt struikelen over weinig wetenschappelijke passages als “alsof gecastreerd zijn nog niet rottig genoeg is”, “je vraagt je af waarom iedereen daar altijd intrapt” of – de hoofdvogel – “mijn eigen theorie is dat hij het gewoon leuk vond om mensen in de maling te nemen”. Waarom laat een redacteur dit passeren? Athenaeum is toch een gerespecteerde uitgeverij met een voorliefde voor geschiedenis?

Voor wie dit boek bedoeld is, is dan ook een raadsel. Adolescenten met een interesse in geschiedenis? Daarvoor is de gekozen periode te chaotisch en niet interessant genoeg. Wetenschappers die een naslagwerk willen lezen over de Oudheid? Daarvoor verwijzen we graag naar bovenstaande passages. Misschien heeft-ie het gewoon voor zichzelf geschreven. Rare jongens, die historici.

Theater / Voorstelling

Samensmelting zonder conflict

recensie: De Nationale Opera - Tannhäuser

Christof Loys gebruikt Wagners opera Tannhäuser om op Wagner te reflecteren. De voorstelling van De Nederlandse Opera zit vol goede concepten, maar blijft na een zinderende opening statisch en eentonig.

In 1861 ging Wagners opera Tannhäuser in Parijs in première en het werd een regelrechte flop. De reden: de verplichte balletscène kwam helemaal in het begin. De Parijse jetset, die doorgaans speciaal voor de ballerina’s en het gevoos achteraf naar het theater kwam, arriveerde later (zoals gewoonlijk). De heren waren niet te spreken over het feit dat zij de balletdames gemist hadden. En die arme Wagner dacht dat iedereen voor zijn verheven kunsten kwam…

Deze anekdote over de rechtlijnige componist die niet kan verkroppen dat lust en kunst elkaar niet per definitie uitsluiten, is het vertrekpunt voor regisseur Christof Loys regie van Tannhäuser. Hypocrisie, grijstinten, symbiose, ze maken het leven. Maar als de contrasten vervagen, komt de spanning ook in het gedrang.

Tweestrijd

Ridder Tannhäuser (Daniel Kirch) is eigenlijk een verwend nest. Hij heeft zijn ridderkringen opgegeven om bij de liefdesgodin Venus (Ekaterina Gubanova) in te gaan wonen. Tannhäuser komt daar op amoureus gebied niets tekort, maar mist het conflict dat hem inspiratie moet geven. Hij verlangt terug naar de kuise Elisabeth (Svetlana Aksenova) en keert terug naar Wartburg, een kloosterachtig slot. Daar kan hij zijn mond niet houden over de geneugten die Venus hem bood. Iedereen is boos en Tannhäuser gaat naar Rome om boete te doen. Wie kan de tweestrijd in zijn hoofd beslechten?

Met die muziek zit het helemaal goed. Marc Albrecht krijgt elke akte een harder applaus bij opkomst en ook bij de slotovatie krijgt hij duidelijk de meeste decibellen toebedeeld. Hij heeft het Nederlands Filharmonisch Orkest volledig onder controle in zowel uitbundige als intieme passages. Gubanova en Aksenova (de kuise Elisabeth) springen er als solist uit en weten de twee belangrijkste vrouwenrollen een gelaagdheid mee te geven die verder gaat dan de tweestrijd lust – religie die Wagner voor ogen had.

Grijstinten

Het ontmantelen van die valse dichotomie tussen het profane en het sacrale is waar het regisseur Christof Loy om te doen is. De lusthof Venusberg en het ridderklooster Wartburg zijn geen tegenpolen, maar verschillende zijden van dezelfde medaille. De nobele ridders die Wartburg bevolken zijn dezelfde als diegenen die zich vergrijpen aan de ballerina’s. Maar het blootleggen van die verstrengeling van het vleselijke en het verhevene heeft ook een groot nadeel: alles gaat op elkaar lijken. Waar de opera opent met een bacchanaal waarin ballerina’s over het podium worden gesmeten door bronstige corpsballen en de naakte lichamen binnen no time wellustig over elkaar kronkelen, is er de daaropvolgende drieënhalf uur beduidend minder te beleven. Het podiumbeeld blijft in alle drie de aktes bestaan uit dezelfde ruim opgezette hal. Ook de figuranten spelen een dubbelrol. De ridders en nimfen zijn gemodelleerd naar de Parijse ballerina’s uit de negentiende eeuw, zoals te zien op schilderijen van Degas. Menig danseres leidde een dubbelleven als luxe prostituee, aan wie de hogere burgerij zich maar wat graag vergreep.

Boven- en onderwereld staan constant met elkaar in verbinding en het is Tannhäuser/Wagner die deze nuance niet kan accepteren. Dramaturgisch is er geen speld tussen te krijgen. Maar het is niet genoeg om een lijvige Wagneropera voor de volledige speelduur interessant te houden. Waar de muziek echter bestaat uit een rijk palet aan klanken, verwordt het toneelbeeld na de wellustige opening tot alleen maar grijstinten, waarbij er maar weinig momenten zijn die ertussenuit springen. Natuurlijk is de werkelijkheid oneindig veel gecompliceerder, maar tegenstelling zorgen wel voor spanning en conflict dat is wat er in Loys regie van Tannhäuser ontbreekt. Maar misschien ben ik ook gewoon verwend.

Theater / Reportage
special: Amsterdams Kleinkunst Festival 2019

Rosa da Silva wint in een finale vol groeipijnen

Het Amsterdams Kleinkunst Festival is weer een winnares rijker. Na onder meer Yentl & De Boer, Eva Crutzen en Louise Korthals mocht nu de 32-jarige Rosa da Silva zowel de jury- als publieksprijs mee naar huis nemen.

Rosa da Silva, kind van een Portugese vader en Nederlandse moeder, is niet een geheel onbekende in de kleinkunst. Zo speelde ze onder meer rollen in de musicals Anne Frank en De Tweeling en studeerde ze in 2014 af aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie. Die ervaring was zeker te merken, gezien haar sterke performance en prachtige zang. Dit liet bij de andere twee deelnemers ietwat te wensen over. Inhoudelijk was het bij Da Silva daarentegen wel wat summier: ze speelde onder meer typetjes als haar buurvrouw uit Klazienaveen, een Amsterdamse expat en een arts die haar zieke moeder behandelt. Leuk, maar niet bijster origineel of overdonderend uitgevoerd. Wel weet ze haar deelname als achtjarig meisje aan de Mini-playbackshow goed uit te buiten, want regelmatig is Henny Huisman te horen als de presentator die haar op vaderlijke wijze op haar gemak stelt. Da Silva is echter op haar best als ze aan het eind de fado zingt en daarmee haar klasse toont. Het maakt nieuwsgierig welke rol dit element in haar avondvullende voorstelling zal gaan spelen.

Ander kaliber

Van een heel ander kaliber zijn de eerdere kandidaten op de avond, Bart Melief en Alex Bergman. Met name de laatste viel lichtelijk uit de toon: als zelfverklaard woordkunstenaar rijmt en rapt hij zich door het halve uur heen, ondertussen mijmerend over zijn volwassenwording. Uiteraard gaat dat gepaard met anekdotes over zijn middelbare school en zijn eerste vriendinnetjes, die hem onder meer verwijten dat hij maar geen echte man wil worden. Daar zit wat in. Meester Alex (zijn artiestennaam) gaat gekleed in een wit hemd, bretels, een pantalon met kruismotief en rode sokken, dit alles getooid met een strikje. Een wat clowneske uitstraling, waarschijnlijk een product van zijn zoektocht naar zichzelf. Dat is waar Meester Alex zich namelijk vooral mee bezighoudt: zijn identiteit, die met name wordt opgelegd door zijn omgeving. Zo is hij de ene keer danser, dan weer rapper, even later weer een dichter: het is maar net wat vrienden en familie tegen hem zeggen waar hij zich mee bezig moet houden. Ondertussen zingt hij liedjes, bijgestaan door gitarist Lucas Thijs, over Maarten van Rossem of over vrijheid, of praat hij ineens over ‘de wereldproblematiek’. Die wispelturigheid naar dit soort plichtmatig engagement maakt zijn voorstelling vooral een geheel van los zand. Zijn statement dat iedereen uiteindelijk maar een schroefje in de machine is, is geen opmerking die langer dan een minuut in het hoofd blijft hangen. Het viel de jury op dat ook de andere finalisten vooral bezig waren met coming of age en dat de grootste inspiratiebron vooral bestaat uit de groeipijnen van de puberteit.

Videobeelden

Anders dan Meester Alex wil Bart Melief vooral laten blijken dat hij de hele dag nadenkt over het wel en wee van de huidige samenleving. Zijn opening met een aantal videobeelden, waarin hij de vraag stelt of men gelooft in de goedheid van de mens, is enigszins verrassend en smaakt naar meer. Helaas weet Melief die spanning niet vast te houden. Hij gebruikt zijn half uur vooral om zijn zorgen en cynisme te spuien, voortkomend uit een enorm schuldgevoel ten aanzien van zijn consumentisme. Zo veegt hij de vloer aan met kleding, telefoons, chocola en vleesvervangers. Zijn sterkste sketch is echter wanneer hij vertelt over de banaliteit van het kwaad, terwijl hij Dumpert-filmpjes laat zien van een niezende panda. Het publiek lacht hard en daarmee houdt Melief de zaal op subtiele wijze een spiegel voor. Minpunt is echter zijn muzikaliteit: zijn gitaarspel is abominabel en zijn gezang is niet beter. Jammer, want Melief heeft best wat in zijn mars. Desalniettemin kon hij, net als Meester Alex, niet tippen aan het niveau van de terechte winnares van deze editie van het Amsterdams Kleinkunst Festival.