Muziek / Album

Tussendoortje

recensie: Efterklang - Under Giant Trees

Vriend en vijand wist Efterklang te verbazen met debuutplaat Tripper. Een schitterende plaat, gevuld met een grote hoeveelheid materiaal van eenzelfde soort aanpak. Licht klassiek getinte piep- en knisperelektronica rondom fascinerend mooie epische zanglijnen. Een album vol met goed overgenomen ideeën van zielsverwanten Múm en Hood, maar met een compleet eigen en volwassen smoel.

Dat was 2004. We zijn nu drie jaar verder en met het mini-album Under Giant Trees geeft Efterklang weer een teken van leven. Maar het intrigerende collectief uit Kopenhagen heeft, ondanks het vele toeren, op muzikaal gebied stil gezeten. Het ruim uitgevallen EP-tje is van hetzelfde laken en pak als Tripper. Wat je krijgt is knarsende elektronica met, hier en daar, de bombastische geluiden van de strijkers en blazers van weleer: ook ligt er nog steeds veel nadruk op de sfeervolle elfenzang. De routineuze sfeer van het album is wellicht te wijten aan de periode waarin de nummers voor Under Giant Trees geschreven zijn. Het schrijfproces vond namelijk plaats tijdens de tournee rondom Tripper. Misschien had de band er beter aan gedaan wat meer tijd te nemen om hun ideeën uit te laten kristalliseren, zodat het geluid de verrassing van Tripper – wellicht – had kunnen evenaren. Gelukkig is dit een tussendoortje, want Under Giant Trees is niet goed genoeg om te kunnen spreken van een volwaardige release.

Boeken / Achtergrond
special: Interview met David van Reybrouck, schrijver van Slagschaduw.

“Zelfs als ik schrijf ben ik een beeldhouwer”

In Slagschaduw van debuterend romancier David van Reybrouck fungeert Brussel niet als decor, daarvoor is de stad te prominent aanwezig. Brussel speelt mee als personage, als toneelmeester die de protagonist en de schrijver de beelden aanreikt die hij op dat moment nodig heeft. De roman doet daarmee meer dan eens denken aan Allerzielen van Cees Nooteboom, waarin Berlijn een soortgelijke rol vertolkte. “Maar die heb ik niet gelezen”, lacht Van Reybrouck tegen mij als we in een oer-Brussels café elkaar ontmoeten voor een gesprek over zijn eerste roman.

Het eerste wat mij opviel bij het lezen van Slagschaduw, was dat de auteur er heel bewust voor lijkt te kiezen niet één rechtlijnig verhaal te vertellen, maar allerlei gebeurtenissen en overpeinzingen en herinneringen dooreen te weven. Het startpunt is echter de zoektocht naar het meisje dat model stond voor Gabrielle Petit, een verzetsheldin uit de Tweede Wereldoorlog. Maar was dat ook het uitgangspunt van Van Reybrouck? “Jazeker”, beaamt hij, “alles begon met het standbeeld. Net zoals het hoofdpersonage kreeg ik een artikeltje in handen, getiteld ‘J’ai soigné Gabrielle Petit’. Een kerkhofbewaker gaf mij dat op de plaats waar het meisje gefusilleerd is en waar ik een reportage aan het maken was (Van Reybrouck is journalist voor De Morgen, HD). En dat prachtige idee bleef mij achtervolgen: een vrouw die reuma kreeg door lange dagen te poseren in een tochtig atelier, om toch maar dat beeld van Petit tijdig klaar te krijgen. Dat was het begin van het boek. De andere verhaallijnen zijn later gekomen, maar móésten er een plaats in krijgen, ze moesten worden verteld. Want het verhaal over het standbeeld was eigenlijk alleen maar een aanleiding om over iets anders te schrijven. Een prisma om naar het verleden te kijken, in zekere zin.”

Dat wordt al snel duidelijk in het boek: het is geen historisch relaas of een graven naar het objectieve gegeven. Van Reybrouck: “Dat klopt uiteraard. Slagschaduw gaat over verlies: het verlies van een geliefde, het verlies van een vriend. Het standbeeld zelf staat voor de anonieme mens, de mens die er ooit geweest is en nu verdwenen is. Die insteek had ik nodig om tot mijn ‘echte’ verhalen te komen.” Met als gevolg dat het niet echt een optimistisch boek is. Maar de schrijver gaat niet helemaal akkoord: “Het mag niet erg positief lijken, maar sommige mensen hebben toch laten uitschijnen dat ze ’t een hoopvol boek vinden. Iemand zei me dat de eerste bladzijde donkerblauw is en de laatste bladzijde lichtblauw. Het wordt nooit oranje, maar er is toch een zekere, gestage evolutie naar hoop toe. We gaan van de nacht naar het ochtendgloren. Door de ervaringen die hij opdoet groeit de protagonist naar een nieuwe start. Maar die is uiteraard niet maagdelijk. Het is het inzicht van: verder doen met een besef van sterfelijkheid.”

Het vertrouwde eergisteren

~


Ik wijs Van Reybrouck erop dat zowel hij als ik in onze studies voor het verleden hebben gekozen, respectievelijk archeologie en geschiedenis. Wat me bij de persoonlijke bedenking brengt dat historici misschien wel een drang naar vroeger hebben. “Interessant uitgangspunt”, beaamt Van Reybrouck, “wat mij betreft is het in elk geval zo dat hetgeen eergisteren is gebeurt mij veel vertrouwder overkomt dan hetgeen over vijf minuten staat te gebeuren. Mensen hebben mij gevraagd of ik zonder het verleden zou kunnen leven. Dat vond ik zo’n vreemde vraag. Natuurlijk niet! Niemand kan dat volgens mij, hoewel het mij vaak verbijstert hoeveel mensen zonder historisch besef door het leven gaan en die denken dat het heden een soort eiland is dat losgeslagen is van het verleden. Maar ik heb wel altijd een aanleg voor nostalgie en melancholie gehad, zoveel is zeker.”

De stijl van het boek is iets dat opvalt: stijlrijk, beladen met metaforen van zompigheid, grijs en verval. Van een objectief verslag is geen sprake. Van Reybrouck: “Ik ben een zeer plastisch schrijver, letterlijk zelfs. Ik heb gebeeldhouwd, en het picturale daarvan vind je ook in mijn poëzie en proza terug. Tastbare, visuele beelden. Zelfs als ik schrijf ben ik een beeldhouwer. Ik hou ook niet van dat uitgebeende Nederlands, wel van een zekere vleselijkheid. Daarom ben ik ook zo’n liefhebber van Claus, Permeke en Streuvels, niet toevallig ook drie West-vlamingen (Van Reybrouck is afkomstig uit Brugge, HD). Mensen die een soort aardsheid in zich hebben, waar ik me zeer verwant mee voel.”

Klassieke roman

~


Van Reybrouck schreef eerder De Plaag, een non-fictieboek waarin de ik-figuur in Zuid-Afrika op zoek gaat naar het (vermeende) plagiaat van Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Een heus verschil met Slagschaduw, een echte roman waarin doorvoelde emoties de bovenhand voeren. Is dat moeilijker, vraag ik hem. “Goh, een ‘echte’ roman schrijven lijkt me vrij gemakkelijk, daarmee bedoel ik een fictiewerk dat volledig los staat van de schrijver zelf. Maar met Slagschaduw heb ik het mezelf vrij moeilijk gemaakt: er moest ten eerste een stuk researchmateriaal in verwerkt worden, hetgeen bijna altijd het verhaalritme afremt; maar vooral de boel autobiografische elementen die ik erin heb verwerkt, waren moeilijk. Het is méér dan alleen een verhaaltje verzinnen, en in die zin was het een erg intens boek om te schrijven. De Plaag was een lange reportage, gewoon uitschrijven met zoveel research erin als ik wilde. In de roman moest ik voortdurend een evenwicht vinden tussen research, autobiografie en romanvertelling. Uiteindelijk heb ik 95 procent van mijn research zelfs niét gebruikt, gewoon weg gegooid. Eerlijk is eerlijk: een klassieke roman schrijven lijkt me in dat opzicht vrij gemakkelijk. Een goede verhaallijn, enkele mooie personages, en je bent er. (lacht) Ok, dat klinkt wat hoogdravend, maar ik denk wel dat het ergens klopt. Misschien iets voor een volgende keer.”

Een recensie van Slagschaduw verscheen eerder op 8WEEKLY.

Film / Films

Lachen tegen wil en dank

recensie: Blades of Glory

Wie dacht dat kunstschaatsen een sierlijke en dus vriendelijke sport is, die zal in Blades of Glory bedrogen uitkomen. Natuurlijk was er in 1994 al het incident rond Tonya Harding, wier ex het been van haar grote rivaal Nancy Kerrigan met een ijzeren staaf bewerkte, maar Blades of Glory gaat nog een paar stapjes verder. Niet dat het een thriller of een drama is, want de film past geheel in het reeds overvolle genre van de platte comedy.

Dat wordt meteen al duidelijk in de eerste beelden. We zien de schaatser Jimmy MacElroy (Jon Heder) met zijn blonde lokken sierlijk als een pauw over het ijs dansen. Hij is nog het best te omschrijven als een aseksuele nicht die later echter op vrouwen blijkt te vallen. Kan dat? Alleen in de film. Hij is de aartsrivaal van Chazz Michael Michaels (Will Ferrell), een iets te dikke en harige man die – hoe zielig – aan een seksverslaving lijdt en tijdens zijn show veelvuldig in zijn kruis grijpt of vrouwelijke toeschouwers, eh, likt. Beiden zijn mateloos populair.

Maas in de wet

~

Na een handgemeen tijdens een medaille-uitreiking worden ze voor het leven geschorst. Tot ze een maas in de wet gevonden hebben: ze kunnen zich nog wel als paar inschrijven voor de Olympische kwalificatiewedstrijden, ook al zijn paren normaliter gemengd. Als MacElroy en Michaels hun wederzijdse afkeer overwonnen hebben, krijgen ze echter te maken met nieuwe rivalen, de incestueuze tweeling Van Waldenberg, die alles uit de kast trekken om ons nieuwe droompaar uit te schakelen.

Tot zover het verhaaltje. Maar daar gaat het niet om, het gaat om de humor. En die is plat, heel plat. Een halve nicht en een bronstig type samen in strakke pakjes, je kunt de grappen zo uittekenen. Ook de onvermijdelijke poep- en pieshumor ontbreekt niet, als MacElroy met zijn mond een vuile rol wc-papier naar zich toe moet trekken om een sleutel te bemachtigen. Mevrouw Van Waldenberg had hem namelijk in het toilet vastgebonden, vandaar. Zomaar een van de vele ideetjes die de debuterende regisseurs Gordon en Speck en een heel team van debuterende scenarioschrijvers in hun film gepropt hebben.

IJzeren Lotus

~


Waarom is Blades of Glory dan toch zo leuk? Tja. Het is allemaal zó over de top dat je je al vrij snel gewonnen moet geven. De manier waarop meneer Van Waldenberg op zijn ijsbeertapijt ligt, of waarop in Noord-Korea de levensgevaarlijke kür met de naam IJzeren Lotus verkeerd afloopt, of waarop Michaels zijn zeldzame haarborstel koestert. Het is allemaal gewoon onbedaarlijk grappig. Ik heb me er zelfs op betrapt dat ik met de personages mee ging leven en ze hun triomf gunde. Ik zou er niet direct voor naar de bioscoop hollen, zoals een paar miljoen Amerikanen inmiddels doen, maar als hij over een jaar of drie op SBS6 te zien is zou ik hem zeker een kans geven.

Muziek / Album

Heftig en subtiel

recensie: Ter Haar - Ter Haar

Een jong Berlijns drietal verschijnt met het titelloze 10″-debuut onder de naam Ter Haar bij het sympathieke Sinnbus-label. Reden temeer om de oren eens op scherp te zetten, want dit label grossiert in bands die het luisteren van muziek tot een spannende bezigheid maken: Seidenmatt bijvoorbeeld, maar ook Kinn en Kate Mosh.

~

Ter Haar laat vier hoekige postrockende nummers horen, die enigszins vergelijkbaar zijn met de muziek van soortgenoten. De band maakt echter veel enerverende muzikale afslagen – zeker voor een drietal. Hier en daar komen er wat samples aan te pas, bijvoorbeeld in Lieboleure, maar over het algemeen zijn het de fraaie gitaarlijnen die bij Ter Haar de aandacht trekken. Bijvoorbeeld in Saying Less Yea But Therefor More Ok, waar een gitaar Shellac-achtige riffs ten gehore brengt, terwijl de andere gitaar er rustige melodieën overheen speelt. Samen met de drums spelen ze naar heftige tempowisselingen toe, waarna alles lijkt te verstommen in een warrige boel, maar toch weer heel rustig uit komt. Het is exemplarisch voor de rest van de vier instrumentale songs. Ze zijn heftig en intens, maar blijven boven alles heel subtiel. Een schitterend debuut en vol dynamiek, overtuiging en knap gitaarspel. En dat op een fijne vinylplaat: het blijven liefhebbers.

Boeken / Fictie

Zelfvernietiging als levensdoel

recensie: Edzard Mik - Bleke hemel

Soms weet je als je een boek dichtslaat niet of je zojuist een geniaal of juist een gebrekkig verhaal hebt gelezen. Bleke hemel, het zesde boek van Edzard Mik is een goed voorbeeld van zo’n boek. Feit is dat het je vooral met een onbevredigd gevoel achterlaat.

Centraal in Bleke hemel staat de ik-figuur Bertrand Barend, die een brief schrijft aan zijn vriendin Anna om haar te vertellen, of beter gezegd, op te biechten wat zich in de voorgaande weken heeft afgespeeld. Bertrand, of Bertje, is een gevierd acteur die zojuist met veel succes de hoofdrol in het toneelstuk Oedipus te Colonus heeft vertolkt. Na afloop van een voorstelling wordt hij in zijn kleedkamer benaderd door jeugdvriend Bob, die hem vertelt dat hij stervende is en Bertrand overhaalt om als regisseur van een internationaal gezelschap hetzelfde stuk in de bergen van Bulgarije in te studeren. Daar worden zij herenigd met hun gezamenlijke jeugdvriendin Carina, die zij overhalen om de hoofdrol te vertolken. Naarmate het verhaal vordert, steken oude gevoelens als jaloezie en liefde de kop weer op, wat uiteindelijk tot een dramatische climax leidt.

Fulchran Jean Harriet, 'Oedipus at Colonus'
Fulchran Jean Harriet, ‘Oedipus at Colonus’

De verstandhouding tussen Bob en Bertrand is nauwelijks als een vriendschap te omschrijven. Beide mannen klampen zich aan elkaar vast en stoten elkaar af, om geheel verschillende redenen. Bertrand heeft Bob nodig omdat die hem de kans geeft om te ontsnappen aan het succes waar hij geen raad mee weet: “Het is geen onverdeeld genoegen gelauwerd te worden. Succes hebben, doen wat je geacht wordt te doen, dat heeft geen ruimte in zich. Ik vind mislukken interessanter, ik word liever afgewezen.” Bob ziet Bertrand op zijn beurt als de persoon die hem kan helpen om voor zijn dood zijn droom te verwezenlijken: een groots toneelstuk opvoeren, waarbij Bob zich steeds sterker vereenzelvigt met de hoofdpersoon Oedipus, die vol wrok zijn einde ziet naderen.

Met Bleke hemel brengt Edzard Mik een aantal thema’s uit zijn eerdere werk bijeen. Net als in De bouwmeester gaat een succesvol kunstenaar naar het buitenland om zich aan een onzeker en vooraf gedoemd project te wagen, en net als in Laatste adem bepaalt een aangekondigde dood de verhaallijn. Edzard Mik hanteert daarbij een dwingende en directe schrijfstijl. Door gebruik te maken van veel opsommingen en gebroken zinnen worden de scènes als het ware aan de lezer opgedrongen: “Voor ik er erg in had, stormde ik door de deur, sprong over de treden, liet het grind knarsen onder mijn voeten, vertraagde om de hoek, haalde haar even buiten het parkeerterrein in en vroeg hijgend maar zo nonchalant mogelijk of ik met haar mee zou lopen…”

Veel vragen, weinig antwoorden

Die haast pompende stijl leidt tot een teveel aan tempo. Op te weinig momenten worden de beweegredenen van de hoofdpersonen uitgewerkt of zelfs maar aannemelijk gemaakt. Bertrand stelt zichzelf voornamelijk vragen over zijn motieven: “Ik wist niet eens wat ik er zocht, waarom ik op Bobs verzoek was ingegaan. Was het vanwege hem? Zijn wanhoop die nog groter was dan de mijne en aan mij trok zoals de aarde aan de maan? Of wilde ik trouw zijn aan een jeugdvriend? Had ik medelijden met hem en wilde ik hem op de valreep een gunst bewijzen?” Etcetera. Stuk voor stuk goede vragen, die echter nergens in het verhaal worden beantwoord. Omdat daarnaast in het verhaal diverse losse eindjes blijven bungelen, wordt de lezer constant op afstand gehouden, iets wat wordt versterkt door de briefvorm en het feit dat al vroeg in het verhaal de dood van een van de hoofdpersonen wordt ‘verklapt’.

De afstand die tussen de lezer en het verhaal blijft bestaan zal ongetwijfeld de bewuste keuze zijn van de auteur, maar de vraag is of dat een gelukkige opzet is geweest. Het verhaal is weliswaar opgebouwd rond een sterke plot en de manier waarop het eeuwenoude verhaal van Oedipus wordt verweven met de twijfel, de woede en hang naar zelfvernietiging van de hoofdpersonen, is knap en vakkundig vormgegeven. Maar door het hoge tempo lijkt het slot te worden afgeraffeld, terwijl het verhaal toch echt alle elementen in zich heeft om naar een bloedstollend einde te voeren. Het grootste gevaar is dat de afstand tussen lezer en hoofdpersonen tot onverschilligheid leidt. Je krijgt haast het gevoel dat je toeschouwer bent bij een matige toneelopvoering, met worstelende en zwoegende acteurs die beseffen dat ze de verkeerde rol hebben toebedeeld gekregen en daardoor niet kunnen overtuigen. Dat zou een prachtige symboliek kunnen zijn en als dat ook de opzet van Edzard Mik was, is hij daarin vorstelijk geslaagd. Het probleem is alleen dat je uiteindelijk toch naar dat matige toneelstuk hebt zitten kijken.

Theater / Achtergrond
special: Verborgen stad van De Kwekerij

Dolen door een vergeten beschaving

Voor zijn nieuwste locatievoorstelling streek het Tilburgse makersgezelschap De Kwekerij neer op het terrein van het oudste rioolgemaal van Nederland: Moerenburg in Tilburg. We spraken met artistiek leider Joris van Midde en namen alvast een kijkje op het gebied dat als decor zal gaan fungeren.

Op de rand van Tilburg ligt de voormalige waterzuiveringsinstallatie Moerenburg. Het grondgebied heeft een rijke historie: het is vernoemd naar de Moerenborch, een omwaterde woning die er van 1358 tot ongeveer 1750 gestaan heeft, en gediend heeft als woning voor de plaatselijke pastoor. De huidige aanblik is er echter één van vergane industrie: de enorme, betonnen rioleringsinstallaties zijn verlaten en gedeeltelijk overgroeid.

Locatie

~


Die sfeer van ruïnes, van een verloren samenleving, inspireerde Joris van Midde (37) tot het maken van de nieuwste voorstelling van De Kwekerij, Verborgen stad. “We waren gevraagd het eindbeeld te verzorgen van de stadswandeling van L’avventura (een Tilburgse multidisciplinaire werkplaats, red.). De locatie sprak me echter zo aan dat ik eens ben gaan informeren bij Kunst in de Openbare Ruimte Tilburg.” Het bleek dat De Moerenburg een culturele bestemming moest gaan krijgen, en De Kwekerij kreeg toestemming een voorstelling op het terrein te maken.

Het is niet de eerste multidisciplinaire locatievoorstelling waarvoor van Midde de artistieke leiding voor zijn rekening neemt: zijn afstudeervoorstelling in 1994 aan de Academie voor Drama van Eindhoven was er ook één. Na zijn opleiding heeft hij ook veel vlakke-vloertheater gemaakt, maar uiteindelijk ging hij toch terugverlangen naar de vrijheid die locatietheater te bieden heeft. “Een locatie kun je helemaal je eigen plek maken. Je bent niet gebonden aan van tevoren bepaalde afmetingen, of een van tevoren bepaalde plaatsbepaling ten opzichte van het publiek. Bovendien is de samenwerking met andere disciplines heel inspirerend, omdat bijvoorbeeld choreografen een heel andere artistieke invalshoek hebben dan toneelregisseurs.”

Kernwoorden

~


Met productiebedrijf De Kwekerij, dat hij in 1995 oprichtte samen met Marcel Roelfsema en Hans Maas, werkt van Midde sinds 2003 dan ook uitsluitend op locatie. Dit heeft onder andere de voorstellingen De nuttelozen van de nacht (2004), Apocalyps 2005 (2005) en De goddelozen (2006) opgeleverd, en nu dus Verborgen stad. Het zijn voorstellingen die het midden houden tussen theater en tentoonstelling; het publiek beweegt zich van tafereel naar tafereel, veelal bijgestaan door een behulpzame gids.

Met zijn vaste medewerkers Leon de Waal (tekst) en Batja ten Kortenaar (choreografie) resideert van Midde sinds 1 april op Moerenburg, om de locatie volledig te doorgronden, en zich er thuis te gaan voelen. “We laten ons zo veel mogelijk inspireren door de plek zelf. Thema’s die daarbij vaak terugkwamen zijn ontheemdheid, dolen, weemoed, een verborgen beschaving. Met die kernwoorden gaan we dan aan de slag.” Voor de choreografie liet Ten Kortenaar zich inspireren door de film Drowning by numbers van Peter Greenaway en het idee van het ondoorgrondelijke spelen die voor de verliezers grote consequenties hebben is in Verborgen stad overgenomen. “Als je naar de plattegrond van het gebied kijkt, heeft dat ook veel weg van een bordspel.”

Belevingswereld

~


Een andere belangrijke inspiratiebron was de roman De onzichtbare steden van Italo Calvino. Het boek is gebaseerd op de reisverslagen van Marco Polo, waarin hij de steden beschreef die hij op zijn ontdekkingstochten tegenkwam. Later bleken deze beschrijvingen grotendeels verzonnen te zijn. Om voor de beschaving in zijn voorstelling de juiste balans te vinden tussen herkenbaarheid en bevreemding was Calvino’s roman onmisbaar, zegt van Midde: “Net als Calvino proberen we eigenlijk een belevingswereld te ensceneren, tastbaar te maken.”

Bij een wandeling over het terrein blijkt dat die belevingswereld zich al begint af te tekenen. De waterzuiveringsinstallatie zelf roept al genoeg associaties op. In combinatie met de afgeslotenheid van het gebied en de oprukkende natuur waan je je al snel ver weg van de bewoonde wereld. Bovendien hebben de makers zelf wat houten structuren gebouwd om de illusie van een echte (voormalige) beschaving te vervolmaken. Het publiek zal in verschillende groepen over het gebied worden geleid en onderweg zijn er ontmoetingen met allerhande verschoppelingen, zoals een ontheemde klokkenmaker die wanhopig de ijzeren structuur van het uurwerk probeert te belichamen en inwoners van de stad die via een soort kabelbaan met hun verbannen familieleden trachten te communiceren.

In de toekomst zal van Midde in ieder geval niet kleinschaliger gaan denken. Desgevraagd zegt hij: “In de toekomst zou ik graag nog eens een voorstelling maken in het Ruhrgebied. De enorme industriële ruïnes daar hebben raakvlakken met de thema’s die in Verborgen stad al worden aangeroerd”. Dat belooft nog wat.

Verborgen Stad is van 9 t/m 13 mei en 15 mei t/m 19 mei te zien op het terrein van rioolgemaal Moerenburg,  Tilburg. Klik hier voor meer informatie. De foto’s zijn genomen tijdens een van repetities op het terrein.

Boeken / Fictie

Gefilterde gevoelens

recensie: Anne Provoost - In de zon kijken

In de zon kijken, het nieuwste boek van Anne Provoost, is een debuut, en toch ook niet. Provoost maakte de afgelopen jaren furore als jeugdboekenschrijfster, haar boeken werden veelvuldig bekroond. Met haar bekendste jeugdboek, Vallen, sleepte ze onder meer de Woutertje Pieterse Prijs en de Gouden Uil in de wacht. Nu, zes jaar na haar laatste jeugdroman pakt ze voor het eerst uit met een roman voor volwassenen. Al is dat onderscheid relatief, In de zon kijken is in veel opzichten een typische Provoost.

Ook al is ze zogezegd van doelpubliek veranderd, kinderen blijven Anne Provoost als vanouds fascineren. Chloë, de verteller van het verhaal, woont met haar familie op het Australische platteland, ver van de rest van de wereld. Al vroeg in het boek sterft Chloës vader, zodat haar moeder de zorgen voor Chloë en haar halfzusje op zich moet nemen. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan: Chloës moeder is al blind aan één oog, en ook uit het andere ziet ze dag na dag minder. Provoost beschrijft, zoals ze zelf op haar website zegt, “hoe een kind naar de problemen van de volwassenen kijkt en hoe volwassenen op de aanblik van het kind reageren”.

Moeder en dochter

~


De moeder-dochterrelatie staat natuurlijk centraal in het boek, ze observeren elkaar voortdurend. De dochter doet dat uit nieuwsgierigheid, uit fascinatie met de vreemde daden en gewoontes van haar moeder die langzaam blind wordt. De moeder doet dat dan weer uit wanhoop. Ze neemt foto’s van Chloë en haar halfzusje alsof ze zo ook in haar geheugen de beelden kan vastleggen, ze kijkt naar haar twee meisjes in de wetenschap dat ze hen nooit zal zien opgroeien. Chloës halfzus krijgt er na een tijdje genoeg van. Ze wordt gek van het oog dat haar steeds in de gaten houdt, en loopt weg naar haar vader in de stad, waar ze haar vrijheid terugvindt.

Ondertussen moet Chloë het op haar eentje zien te redden. Haar eenzaamheid wordt weerspiegeld in het uitgestrekte landschap, in de zinderende hitte van het Australische platteland. Het gezin leeft zo goed als afgesloten van de wereld. Enkel de sporadische telefoontjes van Chloës moeder met haar zus in België herinneren eraan dat de aarde niet ophoudt aan de horizon. Op haar eentje zwerft Chloë door de velden, bekommert ze zich om een zwerfhond die ten dode is opgeschreven, observeert ze hoe haar moeder bot vangt bij een man die ze onlangs heeft leren kennen. Nooit velt ze een oordeel, zelden maakt ze zich zorgen over de toekomst of denkt ze aan haar vader. Ze beschrijft enkel wat ze ziet.

Suggestie

Anne Provoost beschrijft grote emoties, maar ze doet dat verdoken. De bezorgdheid van haar personages verbergt zich tussen de lijnen, hun liefde voor elkaar zit in simpele woorden. Het is verbluffend hoe achter de schijnbaar objectieve beschrijving van een scène zoveel gevoelens verscholen kunnen gaan. Om dat te bereiken, maakt Provoost vaak gebruik van symboliek. Verschillende keren treffen we een jong dier aan dat zich zelf moet zien te redden nadat de moeder gestorven is. En ook het Australische platteland speelt een belangrijke symbolische rol. Provoost schrijft over gevoelens zoals je in de zon moet kijken: onrechtstreeks, of met een filter.

In de zon kijken is Anne Provoosts eerste roman voor volwassenen, maar van een echte breuk in haar oeuvre is geen sprake. Haar vorige boeken situeerden zich sowieso al in het grensgebied tussen adolescenten- en volwassenenliteratuur. Meer dan een marketingstrategie zit er achter deze ommezwaai dus waarschijnlijk niet. Laat dat dus geen reden zijn om deze Provoost te lezen. Doe het in plaats daarvan voor de rijke, suggestieve taal, of voor de beheerste beschrijvingen van emoties die andere schrijvers al te vaak naar dure woorden en beeldspraak doen grijpen. En als je de kans krijgt, lees dan ook die zogenaamde jeugdromans.

Boeken / Non-fictie

Select gezelschap draait elkaar poot uit

recensie: Piet J. Buijnsters - Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat

Het onderwerp zal niet iedereen tot de verbeelding spreken: de geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat. Waarmee in dit geval niet de talloze tweedehandsboekverkopers worden bedoeld, maar eerst en vooral toch de selecte groep handelaren in het kostbare gebruikte boek en dito prenten. Niets menselijks is hen vreemd, blijkt uit een geschiedenis van de beroepsgroep.

Tweedehands boeken kopen we allemaal, maar dat heeft door de bank genomen weinig te maken met het onderwerp van dit lijvige en zeer fraai uitgegeven boek, dat zich louter bezighoudt met het topsegment en de weldoeners die voor een grijpstuiver de letteren levend houden verbant naar een zijdelingse opmerking. De antiquaren, verenigd in hun eigen Nederlandse Vereniging van Antiquaren, handelen voornamelijk in duur en zeldzaam, en kijken neer op wat zich bijvoorbeeld ieder jaar in Deventer verzamelt.

Piet J. Buijnsters heeft de geschiedenis van de beroepsgroep opgetekend. Hij laat het fenomeen beginnen ergens na 1700, als prominenten verzamelaars van allerlei eigenaardigs zich profileren en de eerste handelaren daar handel in zien. In de negentiende eeuw neemt de branche serieuze vormen aan. Dan onderscheidt zich langzaam maar zeker ook een groep die zich vanwege de eigen kennis en inzichten verheven acht boven de rest, een situatie die met alle veranderingen die het vak over zich heen heeft gekregen mutatis mutandis tot op de dag van vandaag voortduurt.

Verbrokkeld

Veel van de namen die Buijnsters behandeld zullen de boekenliefhebbers bekend in de oren klinken: Frederik Muller, Martinus Nijhoff, maar ook De Slegte. Als een klassieke chroniqueur schetst hij hun levens en wederwaardigheden in het boekenvak. Wat het relaas helaas wel een wat verbrokkeld karakter geeft, zeker als hij in een hang naar volledigheid waar de oude Knuvelder niet voor onder zou hebben gedaan zich ook nog waagt aan opsommende alinea’s (“Verder noem ik…”) en overzichten biedt van interessante catalogi.

Buijnsters beschrijft niet alleen de vaak merkwaardige figuren die het vak vervulden, hij heeft ook ruime belangstelling voor de manier waarop zij zaken deden en doen. Wie vanwege het onderwerp nog enige illusies had raakt ze al snel kwijt: het is een branche als alle andere en ook hier is handel gewoon handel, dus als je je concurrent een hak kunt zetten moet je het vooral niet laten. Een complicerende factor daarbij is de geringe omvang van de kaste: antiquaren zijn niet zelden hun loopbaan begonnen in dienst van een collega en anders zijn ze wel familie van elkaar. Aan onderlinge ruzies dan ook geen gebrek.

Ondanks het bij tijd en wijle wat fragmentarische karakter van het relaas, is de ontwikkeling van het vak fascinerend. Vanuit hun luxe winkelpanden en voorraadbunkers – niet zelden gesloten voor het gewone publiek – handelen de antiquaren direct met de klant of per veiling in hun eigen kleine wereld. Toch is de echte wereld nooit ver weg. Soms biedt die uitgelezen kansen, maar de komst van internet heeft laten zien dat het net zo goed een gemengde zegen kan zijn. Natuurlijk, via het web kun je de hele wereld bereiken en je potentiële klantenbestand gigantisch uitbreiden, aan de andere kant is vakkennis het kapitaal van de ware antiquaar, en als dan de eerste de beste snotaap jouw met veel pijn en moeite gemaakte beschrijving van het net plukt is het wel even slikken. Toch past de introductie van het internet met alle gevolgen van dien in de geschiedenis die Buijnsters schetst: voortdurend hebben de antiquaren de bakens wegens veranderende maatschappelijke getijden moeten verzetten.

Uitputtend zonder ook maar in de buurt te komen van volledigheid biedt het boek een schat aan prettig gebrachte informatie, die bovendien wordt ondersteund door een flinke hoeveelheid illustraties. Vraagtekens zetten we slechts bij de constatering van Buijnsters dat het antiquariaat als algemeen verschijnsel een aflopende zaak is, zeker in provinciesteden. In mijn oostelijke woonplaats, met minder dan honderdduizend inwoners in stad en uitgestrekt buitengebied, bevinden zich op loopafstand van mijn centraal gelegen woning welgeteld tien antiquariaten, hier gedefinieerd als winkels die tweedehands boeken verkopen. Toegegeven, daar zitten zaken tussen die niet meer doen dan dat, en lid van de NVvA zijn ze geen van allen, maar zoals in het voetballen topclubs alleen kunnen bestaan bij de gratie van bloeiende amateurverenigingen, zo vormen deze bedrijven het fundament onder het Nederlandse antiquariaat. Daar had iets meer aandacht aan kunnen worden besteed.

Theater / Voorstelling

Kort op de bal gespeeld docu-theater

recensie: Dus, een Heizeldrama

Terwijl je ademt, sterven er elders op dit eigenste moment wellicht honderden mensen. Iemand deed gewoon de afwas op 11 september, terwijl anderen angstig hun laatste seconden beleefden in de Twin Towers. Idem dito op 29 mei 1985 te Brussel: violist Nai Yuan Hu wint de Koningin Elisabethwedstrijd met het concerto van Elgar en iets verder in dezelfde stad breken fatale voetbalrellen los. Live op de scène van het Theater Zuidpool: het muzikale hoogtepunt van de virtuoze violist dat geleidelijk in crescendo overstemd wordt door het gekrijs van panikerende fans in het Heizelstadion. Dus, een Heizeldrama is een levensechte reconstructie van dit voetbaldrama.

Sommigen zullen zich nog wel de beelden op het nieuws herinneren, toen een massa fans door elkaar krioelde, neergetrapt werd, op een geïmproviseerde brancard werd afgevoerd en enkele betonmuren van het stadion het begaven. Wat er precies gebeurd is? Niemand weet het. Het ging te snel, aldus getuigen. Belgische cadetten speelden de voorwedstrijd in afwachting van de echte finale tussen Liverpool en Juventus toen de hel losbrak en het ene kamp het andere met stenen bekogelde. Resultaat: gedrang, verstikking, een veertigtal doden en vele, vele gewonden. Zoals geschreven stond op het voetbalticket dat het Zuidpooltheater als flyer recycleerde, droeg de Belgische voetbalbond geen enkele verantwoordelijkheid.

Trauma

~


Van deze ‘fait divers’ uit de Europese voetbalgeschiedenis maken acteurs Jan Bijvoet, Jorgen Cassier, Sophie Decleir, Josse De Pauw en Koen van Kaam hun eigen indrukwekkend rampenscenario waarvan de dramatische zeggingskracht merkwaardig genoeg sterker is dan de archiefbeelden. Je zou Dus reality-toneel of docu-theater kunnen noemen: getheatraliseerd, vervreemd op z’n Brechts, juist om het realistischer te maken. Het publiek dient als klaagmuur, psycholoog, biechtvader en journalist. Elke acteur neemt de rol van diverse getuigen op zich en geeft vorm aan het getekende leven van de slachtoffers. De speelstijl is tegelijk afstandelijk en zeer geëngageerd. Wat de emotionele inleving betreft voor mensen die dit trauma na zoveel jaren nog steeds niet verwerkt hebben, wordt er nauw op de bal gespeeld. Wat verteld wordt is heel concreet en soms gedetailleerd om aan buitenstaanders het verhaal te kunnen vertellen. Af en toe duiken de emoties echter te fel op en is wat gezegd wordt verwarrend, emotioneel en associatief.

Levensecht, dus. De acteurs grimeren zichzelf ook voor het oog van hun publiek. Met alle blitse kleuren van de regenboog op het gelaat stomen ze zich klaar voor het animale en quasi-heilige voetbalritueel, al lijken ze ook de tragikomische en clowneske mentaliteit van hooligans aan de kaak te stellen. Zelfs de fysieke en emotionele blessures krijgen vorm door de uitgeveegde blauwe en rode Francis Baconachtige grime van Sophie Decleir die in de gekneusde huid van een verbitterd slachtoffer kruipt.

Intiem verhaal op mensenmaat

~


Voor de rest is de vormgeving bewust sober en bescheiden gebleven om het woord te laten aan de oog- en lijfgetuigen van het Heizeldrama. Laat dit geen reconstructie van een reconstructie zijn, maar als toeschouwer van Dus ben je zelf aanwezig in dat stadion, ga je mee op zoek naar de vermiste vrouw van een Italiaanse fan (Josse De Pauw) en zie je dat zelfs hooligans (soms) mensen zijn.

Bijwijlen wordt het massahysterisch gebeuren agorafobisch als de medische implicaties door de EHBO-assistente (Sophie Decleir) worden uitgelegd. Dit is mogelijk gemaakt dankzij de integere en empathische vertolking van uitstekende acteurs met oog voor timing en finesse. Op die manier wordt dit onpersoonlijk massaspektakel een intiem verhaal op mensenmaat, een gebeuren dat het leven aangrijpt, door elkaar schudt, keert en in tragische gevallen ook vernietigt.

Dus is in feite een subtiel protest. Niet alleen tegen zinloos geweld, maar tegen de zinloosheid van elke vorm van geweld (in Brussel en elders). In feite gaat dit stuk heel algemeen over de kwetsbaarheid van ons kostbaar bestaan. Een drama, maar een schot in de roos voor Theater Zuidpool.

Dus is tot en met 2 juni 2007 te zien in verschillende Vlaamse theaters. Klik hier voor de speellijst.

Theater / Voorstelling

Kluchtig begin bij zwaar thema

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - Heel erg gewoon

Het nieuwe Utrechtse theatergezelschap NUT zet grappen, lachbuien en dansjes in om een zwaar thema dragelijk voor het voetlicht te brengen. In het begin lukt dat niet zo goed, al komt het uiteindelijk op zijn pootjes terecht. En slaat zelfs de ontroering toe.

Heel erg gewoon is de eerste voorstelling van het nieuwe theatergezelschap Nieuw Utrechts Toneel. De voorstelling gaat over twee zusters, die als meisje seksueel misbruikt zijn door een vriend van hun vader. Dat heeft met name de jongste dochter, Christa, veel angstgevoelens bezorgd (“Ik voel me opgejaagd en bang; ik durf niemand meer te vertrouwen”). Dat is ze zat, dus besluit ze de man op te zoeken, samen met haar zus en moeder. Ze neemt ook een vriendin mee, die het allemaal op video opneemt. Gevieren willen ze vaders vriend, Thomas, met zijn daden confronteren.

Neurotische uitbarstingen

~


Dat lijkt makkelijker dan het is, vandaar dat we in het eerste deel van de voorstelling worden geconfronteerd met rare, neurotische uitbarstingen en dansjes, met tergend lang wachten voor het huis van de boosdoener (is hij nou wel of niet thuis) en met verwarrende gevoelens, want Christa vond Thomas toch ook wel een lieve man. En haar moeder voelt zich schuldig omdat ze niet op tijd heeft ingegrepen. Bovendien heeft ze eigenlijk wel met Thomas te doen.

Aanvankelijk irriteerde de voorstelling me in hoge mate, omdat dochter Karin in de slappe lach schiet en daar erg lang in blijft hangen. Volgens mijn buurman hoorde dat bij het stuk en verbeeldde dat het neurotische karakter van de gezinsleden. Maar ja, mijn buurman is zelf acteur, dus die neemt het altijd voor die lui op. Voor mij ontaardde het eerste half uur echter in een lacherig en melig sfeertje, met onnodig veel gegiechel tegen het publiek, wat nogal conflicteerde met het thema van de voorstelling: seksueel misbruik. Natuurlijk, spanningen kunnen zich op de gekste manieren ontladen, maar dan moet je wel eerst spanning opbouwen, terwijl ik aanvankelijk het idee had naar een klucht over pedofilie te kijken.

De ongein voorbij

~


Na een half uur was de ongein voorbij en kreeg het stuk me steeds meer in zijn greep. Je ziet hoe Christa er maar niet toe komt om Thomas op te bellen en uiteindelijk van schrik haar mobieltje laat vallen als hij ècht opneemt. Ook het eindeloze oefenen op de wijze waarop ze het gesprek met hem zal beginnen is vermakelijk om te zien. En uiteindelijk is er dan de confrontatie met Thomas, die inmiddels in een seniorenwoning is beland en zich schutterig gedraagt, omdat hij niet goed weet wat hij met de situatie aanmoet.

Door de bank genomen wordt er in Heel erg gewoon goed geacteerd en slagen de acteurs er zelfs in ontroering op te roepen. Met name Anke van ’t Hof en Paul Hoes zetten een geloofwaardige moeder en vader neer. Hanna Jansen (Karin) mag echter wel een beetje meer haar best doen om zich te bewegen als een zwangere vrouw. In de voorstelling maakt ze er echt een potje van – al maakt ze het weer een beetje goed door later een fraai slaapliedje te zingen. En Floor Leene (Christa) speelde af en toe met zulke glinsteroogjes, dat ik bang was dat ze op de verkeerde momenten in lachen zou uitbarsten. Een beetje speelvreugde is leuk, maar je kunt het ook overdrijven.

Vermeldenswaard, tot slot, is het decor, dat uit een nagebouwde keuken bestond, waar Paul Hoes heerlijk geurende flensjes bakte en nog een aardig varieténummer ten beste gaf. Misschien wordt dat nog wel een trend: geurtheater.

Heel erg gewoon van het Nieuw Utrechts Toneel is nog op 25 en 26 mei te zien tijdens Festival aan de Werf in Utrecht. Klik hier voor meer informatie.