8WEEKLY

Stripdocumentatiecentrum Nederland

Artikel: De strip en zijn verre voorlopers gedocumenteerd in Amsterdam

Het Stripdocumentatiecentrum Nederland (SDCN), veertig jaar geleden op initiatief van Het Stripschap en de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam opgericht, is verhuisd naar een nieuwe locatie. Was het centrum voorheen gevestigd aan het Singel in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, nu maakt het deel uit van de nieuwe Bibliotheek Bijzondere Collecties, op 11 mei officieel geopend door koningin Beatrix. Deze bibliotheek is gevestigd aan de Oude Turfmarkt in een aantal historische panden, die geschikt zijn gemaakt voor het bewaren van zeldzame en kostbare boeken. Zo staan de oude en bijzondere strips gebroederlijk naast incunabelen, zeldzame en kostbare 16e, 17e en 18e eeuwse boeken. 8WEEKLY vroeg Jos van Waterschoot, beheerder van het SDCN, dit bijzondere instituut verder in te leiden.

De Universiteitsbibliotheek van de UvA maakt sinds enkele jaren werk van zijn stripcollectie, waarvan ook mijn functie getuigt. Maar ook de beschikbaarheid van een bescheiden budget voor het aanschaffen van strips en secundaire literatuur. Sinds de herstart is er veel gebeurd. De collectie wordt beschreven in het landelijke bibliotheeksysteem PICA, zodat iedereen die in Nederland in een grote bibliotheek komt, kan zien wat het SDCN allemaal heeft. Dat is nog beperkt, want met het toekennen van signaturen zijn we gevorderd tot en met de strips die met de letter J beginnen. Toch is gebleken dat het aanbod de vraag opwekt. Steeds vaker worden er strips opgevraagd en ter beschikking gesteld. Steeds meer uitgevers en musea vragen om materiaal of zoeken de samenwerking, waardoor het belang van het centrum bevestigd wordt.

Centsprenten

~


De hernieuwde aandacht bij de Universiteitsbibliotheek voor strips komt overigens niet uit de lucht vallen. Het is usance in de wereld van de grote bibliotheken zich te onderscheiden met specialisaties. De Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is van oudsher sterk op het gebied van wat ik voor het gemak maar even ‘plaatjes’ noem. Zo is er een grote verzameling emblemata, boeken met prentjes die middels een kort rijmend tekstje en vaak ook een Latijnse spreuk de mensen iets moesten leren. Daarnaast heeft de Universiteitsbibliotheek een grote prentenverzameling en een flinke verzameling centsprenten. De centsprent was een typisch 18de en 19de eeuws verschijnsel. Aan de hand van een reeks plaatjes met korte tekstjes eronder werden verhaaltjes verteld, soms grappige, dan weer moralistische, een andere keer historische verhalen. De centsprenten kunnen met recht een directe voorloper van het stripverhaal worden genoemd.

Het is dus niet een impuls van buitenaf geweest die de stripcollectie van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam naar het middelpunt van de belangstelling heeft gehaald, maar een impuls van binnenuit. Dankzij de eerste succesjes van het SDCN is men er van overtuigd geraakt dat er meer belangstelling voor strips bestaat dan men aanvankelijk dacht, zodat het SDCN ook daadwerkelijk recht van bestaan heeft. En niet alleen vanuit het binnenland blijkt die belangstelling. Ook internationaal publiek weet het SDCN te vinden. Dit jaar meldden zich in korte tijd onderzoekers uit Tsjechië, Polen en Duitsland.

Samenwerking

Is het SDCN een instituut dat het hele land bedient? Dat kan en zou het moeten doen. Maar dan is er meer samenwerking nodig met en ondersteuning van andere instellingen zoals het Stripmuseum, de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en andere instituten die stripcollecties beheren. Die samenwerking is nog summier. Gelukkig weten we elkaar te vinden en zijn er contacten, maar een goed beeld van wie wat verzamelt en wie zich waar mee bezig houdt is er niet echt. Hier valt nog veel winst te behalen.

Hopelijk duurt het niet lang meer voordat het SDCN beter en vaker onderzoekers, uitgevers, collega-instellingen behulpzaam kan zijn met bronnenmateriaal voor onderzoek of publicaties. Of met materiaal voor mooie tentoonstellingen.

Jos van Waterschoot is naast beheerder van het Stripdocumentatiecentrum Nederland, ook conservator van het Multatuli Museum en secretaris van Het Stripschap, Nederlands centrum voor belangstellenden in strips. Hij is tevens publicist en redactioneel medewerker. Zo was hij betrokken bij de geïllustreerde uitgave van Woutertje Pieterse van Jan Kruis.

Theater / Voorstelling

Verrassende choreografie met weinig dans

recensie: Panama Pictures - Unmade Beds

Unmade Beds gaat over een man die zijn vrouw en kinderen in de steek gaat laten. Hij weet dat hij de volgende dag een vrij man zal zijn maar zijn vrouw weet dit niet. Het is een choreografie waar intimiteit centraal staat en waar gespeeld wordt met vrijheid, verlangen, stoten, aantrekken en liefde. Choreografe Pia Meuthen heeft veel teksten en theater gebruikt in dit werk. Ondanks dat er maar weinig gedanst wordt, is het een intieme en mooie voorstelling.

~

“Dit zou wel eens de laatste avond kunnen zijn, dat we een onschuldig, compleet, ideaal gezin vormen; mijn laatste moment met een vrouw die ik al tien jaar ken, een vrouw van wie ik bijna alles weet maar van wie ik niets meer wil. We zullen weldra als vreemden tegenover elkaar staan.”
Tekstfragmenten klinken door de luidspreker; ze geven de gedachten van de man weer. Hij gebruikt beweging en expressie om zijn emoties als verdriet en verlangen naar een ander weer te geven. In de eerste scène zit de man op de bank, staart voor zich uit en denkt diep na. Waarom is hij ooit voor zijn vrouw gevallen? Barbara, zijn vrouw, heeft geen benul van het feit dat hij een einde wil maken aan hun jarenlange relatie. Als zij thuis komt met twee rijkelijk gevulde boodschappentassen blijkt hoe routineus en kleurloos hun samenzijn is geworden. Als publiek voel je dat ieder zijn eigen gang gaat en dat de man en vrouw geen enkele interesse hebben in elkaar. Frappant is dat de vrouw geregeld tegen haar man en het publiek spreekt. De man daarentegen zegt geen boe of bah en daardoor is de sfeer gespannen. Als publiek hoor je wat de man denkt maar nog niet tegen Barbara durft te zeggen. Duidelijk is dat hij worstelt met zijn gevoelens. Zij heeft nog geen kennis van zijn plan en ratelt maar door over de dagelijkse dingen. Zo komt ze onbenullig over.

Spanning en onwetendheid

Aan het eind van de eerste scène neemt Barbara het publiek mee naar een ander vertrek in haar huis. Als zij uit de ruimte weg is, is de spanning hoog opgelopen. De man is alleen en kan nu zijn emoties laten gaan. Er volgt een reeks van heftige bewegingen; hij kronkelt, laat zich hard op de vloer vallen en draait als een gek over het witte tapijt. Het lijkt alsof hij worstelt met zijn besluit. De druk van de man en de onwetendheid van Barbara zijn goed te voelen. Dit komt omdat het publiek deel uitmaakt van het decor. De stoelen zijn rondom de huis- en slaapkamer op het toneel geplaatst. Nog grimmiger wordt de sfeer als duidelijk wordt dat de man tijdens het huwelijk al verschillende affaires heeft gehad. “Ik heb je belogen. Je zou me spugen als je me echt kende.” Op bed kijkt hij naar zijn vrouw maar hij verlangt naar Nina. Hij denkt altijd aan Nina als hij een erectie heeft.

Veel tekst, weinig dans

Schoorvoetend doet Barbara pogingen om zichzelf aan te kleden. Maar het lukt haar niet goed. Ze trilt en raakt met haar bewegingen uit balans. Ze weet dat haar man bij een ander heeft geslapen. Het onbegrip en de woede zijn door dat gestuntel duidelijk waar te nemen. Spijtig is dat de voorstelling grotendeels bestaat uit teksten en theater. Er zijn maar weinig dansfragmenten. Als er gedanst wordt dan bestaan de bewegingen hoofdzakelijk uit rollen, vallen, opstaan, en zo nu en dan is er een duet. Een leuk spelelement is dat Barbara weet dat het publiek haar visite is en daardoor voelt ze zich niet op haar gemak. Hakkelend zegt ze dat het onder de omstandigheden het beste is om te gaan. Gedwee staan we van onze stoel op en lopen we richting de huiskamer, waar de man inmiddels een definitief besluit heeft genomen…

Unmade Beds is een theatrale voorstelling met veel emotie. Hier en daar zijn er korte dansfragmenten. Een echte danschoreografie is het niet maar dat doet niets af aan de kwaliteit. Meuthen weet een gevoelige snaar te raken en speelt ook met het publiek. Over de opzet en inhoud is goed nagedacht en daardoor is het een leuke voorstelling om naar te kijken.

Unmade Beds is nog te zien op 2 en 3 juni in de Flipside te Eindhoven. Klik hier voor meer informatie.

Muziek / Album

Gifgroene inspiratie

recensie: Absynthe Minded - There Is Nothing

Onder de hallucinerende invloed van absint kwamen enkele beroemde creatieve geesten der aarde tot grootse daden. Vincent van Gogh schijnt er zijn beroemde ‘gele periode’ aan te danken te hebben. Ook Hemingway heeft voor For Whom the Bell Tolls inspiratie gevonden in dit gifgroene drankje. Na een verbod van bijna honderd jaar is het drankje weer te koop en mogen kunstenaars in de roes van absint legaal excelleren. De naam van de Belgische band Absynthe Minded creëert verwachtingen van grootse, artistieke daden. Onlangs bracht deze band, al dan niet onder invloed, hun derde officiële langspeler There Is Nothing uit.

~

Absynthe Minded is de vijfkoppige band van zanger-componist Bert Ostyn. Deze Vlaamse jongeman vormde zijn ‘groupke’ in 1999 vanuit zijn Gentse slaapkamer en schrijft alle nummers in zijn uppie. Ostyn maakt met zijn band enkele demo’s en er verschijnen twee platen op het label Keremos, Acquired Taste (2004) en New Day (2005). My Heroics, Part One van het laatste album is een instant hit in België en verleidt major Universal zelfs tot het tekenen van de band.

Filosoof?

There Is Nothing is een opvallende albumtitel die tracht de gevoelloosheid van onze tijd zichtbaar te maken. Ostyn benadrukt in zijn teksten graag de roes waarin wij leven. “We go on and on and .. unconscious” zingt hij in de uptempo titelsong There Is Nothing. En in de heerlijk rockende openingstrack Plane Song schreeuwt Ostyn “People passing by, living busy lives, trying to forget, that part at night“. Het is een beetje ‘salonfähige filosofie‘, zoals Ostyn onlangs zelf beweerde in een interview met televisieprogramma De wereld draait door, maar het is allicht beter dan het verkondigen van geen enkele boodschap.

Zoeken naar hokje

~

De muziek van Absynthe Minded is prettig gevarieerd en daarmee lastig in een hokje te plaatsen. De bekende producer Jean-Marie Aerts, ooit gitarist in TC Matic en al eerder producer van Urban Dance Squad en Gorki, tekent voor de comfortabele, zweverige sfeer op het album. De licht raspende stem van Ostyn past perfect bij de ruigere nummers Plane Song en het Strokes-achtige I Wanna Forget, maar ook bij kampvuurliedjes als I’ll Be Alright en fraaiste nummer van de plaat, It’s All Around You. Absynthe Minded maakt ook blije liedjes. De songs A Great Height (plus uitbundig outro) en Nowhere To Go, waarbij het vioolgeluid van bandlid Renaud Ghilbert zorgt voor een extra zigeunersfeertje, maken de plaat soms uitbundig.

(Hit)potentie

Het is de vraag of Absynthe Minded met There Is Nothing een doorbraak forceert. Helaas staan er ook mindere goden op de plaat (Let’s Be Radical, Your Backdoor, Stuck In Reverse), zodat er geen sprake is van een overdonderend geheel en die grootse ‘absint’-daad. Toch moet je niet gek staan te kijken als er dit jaar een commercial voor margarine of vruchtensap voorbij komt met daaronder een song van deze band. Het marketingapparaat van Universal heeft het goed ingeschat: deze band heeft absoluut (hit)potentie.

Muziek / Album

Terug op het oude nest

recensie: Black Rebel Motorcycle Club - Baby 81

Whatever happened to my rock ‘n’ roll? De fans vroegen het zich ook af toen Black Rebel Motorcycle Club (BRMC) in 2005 op de proppen kwam met het rustige, op gospel en folk geïnspireerde derde album Howl. Het betekende niets minder dan een stijlbreuk. Op Howl werden de elektrische gitaren – naar nu blijkt tijdelijk – ingeruild voor akoestische, en werd teruggeschakeld van de derde naar de eerste versnelling. De sound waar BRMC groot mee was geworden, leek resoluut overboord te zijn gegooid.

Plots kwamen singer-songwriters als Bob Dylan en Johnny Cash om de hoek kijken. Voor de fans van het eerste uur was dat aanvankelijk even slikken. Het contrast met de eerste twee albums kon haast niet groter. Voor wie zich vooral idenitificeerde met de donkere, psychedelische rock uit BRMC’s beginperiode is er nu goed nieuws: BRMC’s zojuist verschenen vierde album Baby 81 markeert de terugkeer naar het geluid waarmee het allemaal is begonnen; shoegazer die doet denken aan The Jesus and Mary Chain, Spiritualized, The Stone Roses en The Velvet Underground. Na het overdenken van de zonden, na de bezinning, is er nu weer tijd om ouderwets te rocken. Blijkt Howl achteraf gezien toch niet meer dan een tussendoortje te zijn geweest. Wel een allersmakelijkst tussendoortje overigens.

Singer-songwriterplaat

~

Howl werd opgenomen in de periode dat drummer Nick Jago de band wegens drugs- en drankproblemen tijdelijk had verlaten. Zanger/gitarist Peter Hayes en zanger/gitarist Robert Levon Been, die op de eerste twee albums nog door het leven ging als Robert Turner – Been is de zoon van Michael Been van The Call en wil niet te veel leunen op diens reputatie – spelen hun derde langspeler vol met songs die tot dan toe op de planken zijn blijven liggen. Volgens Been omdat ze niet passen bij de zware BRMC-sound. Als Jago eenmaal is verdwenen, besluiten Hayes en Been het materiaal toch maar onder de vlag van BRMC uit te brengen. Als de opnames zich in de afrondingsfase bevinden keert Jago plotseling terug. Hij zal uiteindelijk zelfs nog op één nummer meedrummen. Vanaf dat moment is ook de oude sound weer in ere hersteld. Achteraf gezien zal Howl de boeken in gaan als de singersongwriter plaat die Peter Hayes en Robert Levon Been altijd al wilden maken.

Ouder en wijzer

Op Baby 81, een titel die verwijst naar de 81e patient die na de tsunami in Azië in het ziekenhuis belandde en symbool werd voor de vele verloren en vermiste kinderen, is de zang van Hayes weer lijzig en hypnotiserend en de muziek wederom melancholisch, donker en dreinend. Opener Took out a Loan had zo op BRMC’s debuutalbum uit 2001 kunnen staan. Het doet sterk denken aan Red Eyes and Tears. Berlin – inderdaad… geschreven in Berlijn – borduurt verder op die vroege BRMC-sound. Weapon of Choice doet denken aan de psychedelische drugspop van Kasabian, Lien on Your Dreams is The Stone Roses ten voeten uit, en de pianopassage van het ingetogen Windows memoreert aan Summer in the City van The Lovin’ Spoonful – later bekend geworden door de cover van Joe Cocker.

~

Een enkele keer vertilt BRMC zich, bijvoorbeeld in het U2-esque All You Do Is Talk. BRMC en grootse stadionrock, dat gaat niet samen. Maar door de bank genomen is Baby 81 een alleraardigst album. Een album waarop de fuzz en feedback eens niet de overhand hebben gekregen. Bovendien is de zang in vergelijking met de eerste twee albums iets verder naar voren gehaald – ook mannen in zwarte leren jasjes worden wijzer – en ook de songgerichte aanpak van Howl blijkt als je goed luistert toch zijn sporen te hebben nagelaten. Baby 81 combineert het zompige, gruizige geluid van de eerste twee albums, met de melodieuze pop van Howl. Hits als Love Burns, Whatever Happened to My Rock ‘n’ Roll (debuutalbum) of Weight of the World (Howl) levert dat niet op, en de donkere wanhoop van vroeger was misschien net ietsje spannender, maar desondanks zullen de eerste drie van Baby 81, Took out a Loan, Berlin en Weapon of Choice de fans doen watertanden. Whatever happened to my rock ‘n’ roll? Zie hier!

Muziek / Album

Björk weer ouderwets vernieuwend

recensie: Björk - Volta

Het gaat altijd weer over die typische stem van haar. Klinkt zij als kattengejank? Gaan de wijnglazen eraan als zij haar mond opentrekt? Wat opvalt in dat soort conversaties is dat het ook altijd gaat over Björk zelf. Is Björk eigenlijk niet gewoon overstuur, een aanstellerig wichtje met een iets te nadrukkelijk anti-Engels accent? De zwanenjurk die ze jaren geleden droeg tijdens de Oscaruitreiking vormt voor de anti-Björkers nog altijd een overtuigend antwoord op deze vraag. Ach, je kunt er lang en breed over discussiëren, maar je kunt ook gewoon waarderen wat ze doet. Björk is in elk geval vernieuwend – heel anders dan Madonna bijvoorbeeld, die zich keer op keer, hoewel slim, een nieuw imago aanmeet. Ze doet precies wat ze zelf wil en ook dat kun je niet zeggen van veel van haar collega’s.

Oké, Volta dan. Over vernieuwend en eigenzinnig gesproken. Wederom ben je er niet met één keer luisteren. Björk daagt ons iedere keer uit muziek op een geheel andere manier te benaderen. Zo ook met haar laatste creatie. Strakke ritmes gaan hand in hand met volstrekt aritmische zanglijnen en computers worden net zo makkelijk ingezet als blaasorkesten en Chinese muziek. Volta is geen cd voor op de achtergrond tijdens een koffievisite.

Duetten

~

Björk heeft voor Volta weer een heel blik producers en gastmuzikanten opengetrokken. Van de oude garde is Mark Bell (LFO) nog over. Nellee Hooper (Massive Attack) en Howie B, op eerdere albums van Björk nog nadrukkelijk aanwezig, konden deze keer thuisblijven. Er zijn nieuwkomers, zoals een blazerssectie, Brian Chippendale (Lightning Bolt), de Malinese ster Toumani Diabaté en de virtuoze drummer Chris Corsano. Antony van Antony and the Johnsons is wel de opmerkelijkste, temeer omdat hij een paar duetten doet met de 41-jarige zangeres. Hun stemmen passen zodanig goed bij elkaar, dat The Dull Flame of Desire een onaards mooi lied is geworden. Breekbaar.

Dansvloerpotentiëlen

Van een andere orde is hiphopproducer Timbaland. De man achter de successen van onder meer Justin Timberlake en Missy Elliott zorgt op het album voor een paar rake en vernieuwende dansvloerpotentiëlen, waaronder het openingsnummer, de single Earth Intruders. De toon voor het verdere verloop is hiermee gezet. Hij komt nog een paar keer terug met onder meer Innocence, dat we vast terug gaan horen in talloze mixen. Naast deze Timbalandjuwelen is Declare Independence een dansbaar hoogtepunt op Volta. Het is alsof Björk zestig jaar na dato alsnog een dikke middelvinger opsteekt naar de vroegere overheerser van IJsland, Denemarken. En dat vanuit haar tenen en begeleid door een snoeiharde beat.

Björk is inmiddels met een tournee bezig, waarbij ze op 8 juli neerstrijkt in het Westerpark in Amsterdam voor een openluchtconcert. Twee weken eerder staat ze op Rock Werchter in België. Het is afwachten wat dat gaat worden. Zoals met alles wat Björk doet. Maar het wordt vast een feest. En anders: oordoppen in. 8WEEKLY is er in elk geval bij. Laat haar die glazen maar breken.

Muziek / Album

Ijle vocalen op prachtige plaat

recensie: Great Lake Swimmers - Ongiara

Fans van Neil Young, My Morning Jacket, Bonnie ‘Prince’ Billy en Audiotransparent opgelet! Zojuist verschenen, het derde album van de Great Lake Swimmers, het fameuze gezelschap rond de Canadese singer-songwriter Tony Dekker. Net als de twee voorgaande albums Great Lake Swimmers (2003) en Bodies and Minds (2005) staat Ongiara (de titel verwijst naar de veerpont die de bandleden naar de opnamestudio vlakbij Toronto bracht) weer vol met prachtige, rustieke indiefolk, roots en alt.country.

Mooie, breekbare liedjes voorzien van hoge, ijle vocalen, dat is waar Tony Dekker patent op heeft. Verwacht van hem geen macho geblaat, hippe kleren of stoere poses. Dekker is de rust zelve en spreekt nooit een onvertogen woord. Met zijn ingetogen creaties balanceert hij immer op het randje van zoet en melancholisch. Zoals bijvoorbeeld ook singer-songwriter Nick Drake dat doet, met wie de Great Lake Swimmers wel worden vergeleken.

Opnames

~


Stop Dekker niet weg in een studio. Zo’n ruimte leeft niet, is klinisch en kil: alles wat de muziek van de Great Lake Swimmers niet is. Liever haalt Dekker de studio naar zich toe. Voor het opnameproces is hij nadrukkelijk op zoek naar ruimtes die een goede akoestiek hebben. Zo werd het debuut opgenomen in een leegstaande graansilo. Als je goed luistert hoor je zelfs de buitengeluiden nog. Het leven speelt als het ware een deuntje mee. Opvolger Bodies and Minds werd volgespeeld in de St. Theresas Chuch in Southern Ontario en voor dit derde album heeft Dekker toevlucht gezocht tot een eeuwenoud theater in Ontario. Het levert wederom die prachtige galm op.

Uitgebreid instrumentarium

Dit keer heeft Dekker zich laten inspireren door de Canadese landschappen. Stilistisch is er echter weinig nieuws onder de zon: de Canadees gaat door op het rustieke pad dat hij met Great Lake Swimmers en Bodies and Minds al bewandelde. In vergelijking met de eerdere twee albums is de productie misschien iets voller en heeft Dekker nu meer plek ingeruimd voor arrangementen. Zo is er meer aandacht voor instrumenten als banjo, pedal steel en orgel. De folk waar Dekker van oudsher zijn toevlucht in zoekt, heeft op Ongiara gezelschap gekregen van alt.country. Toch is het nog steeds Tony Dekker die met zijn ingetogen gitaarspel en subtiele, fluisterende zang de show steelt. Zoals in de mid-tempo alt.country opener Your Rockey Spine, het nummer dat zeker ook de fans van Neerlands alt. country hoop in bange dagen El Pino and The Volunteers zal kunnen bekoren. Ook het ingetogen, Audiotransparent achtige Backstage with the modern Dancers, het Neil Young-esque Changing Colours en de dramatische tranentrekker Where in the world are you maken diepe indruk. Ik kan niet anders zeggen: een prachtige plaat, deze derde van de Great Lake Swimmers! Alle fans van de in deze recensie genoemde bands kunnen hem blindelings aanschaffen.

Muziek / Achtergrond
special: Terugkeershow in Parijs belooft wat voor Pinkpop

The Smashing Pumpkins hebben hun vorm gevonden

Natuurlijk was het vooraf meer dan spannend: de eerste show van The
Smashing Pumpkins, in bijna zeven jaar tijd. Hoe zou Billy Corgan de
terugkeer van Chicago’s alternatieve godenzonen vormgeven? Het
smakeloze artwork van het nieuwe album Zeitgeist deed vooraf het
ernstigste vermoeden. Maar na de nieuwe debuutshow in Parijs mag
gerust gesteld worden: The Smashing Pumpkins lijken in hun nieuwe
vorm stabieler dan ooit.

Dat de terugkeer van een van de belangrijkste rockbands van de jaren
negentig vooraf voor nostalgische overpeinzingen zorgde, laat zich
raden. Ook bij ondergetekende, in zijn puberteit – als zovelen –
zwaar Pumpkins-fan. Persoonlijk hoogtepunt? De fenomenale
Ahoy’-tweedaagse in april 1996. Precies op dat moment stonden de
Pumpkins, na de meesterlijke dubbelaar Mellon Collie and the Infinite
Sadness
, op het toppunt van hun roem. Maar ook artistiek bereikten de
Pumpkins hun plafond: de shows waren zo bevlogen en intens, dat ze
bijna intimiderend werkten. Hier stond de grootste en beste band ter
wereld. Punt.

De terugval

~

De nadruk had nauwelijks sterker op ‘stond’ kunnen liggen: het
momentum van toen, het magische gevoel dat alle puzzelstukjes op hun
plek vielen, zou in de rest van de bandhistorie nooit meer terugkeren.
De gezamelijke overdosis van drummer Jimmy Chamberlin en
huurtoetsenist Jonathan Melvoin, amper drie maanden later, liet het
Pumpkins-bastion voorgoed scheuren. Melvoin overleed, Chamberlin kwam
op straat te staan. En Billy Corgan? Hij zwoegde, ploegde, modderde
voort.

Ontdaan door de dood van zijn moeder bracht hij in mei 1998 onder
Pumpkins-naam het donkere, electronisch getinte Adore uit. Een
wonderschoon album, maar te ‘weird’ en zwaarmoedig voor mainstream
succes. Tijdens het releaseweekend ervan, samenvallend met hun show op
Pinkpop, gooide de groep vakkundig zijn eigen glazen in, door met
drie(!) drummers een experimentele set te brengen die met de magie van
de gloriedagen, amper twee jaar eerder, verdomd weinig te maken had.

En dat gevoel werd er tijdens de concerten daarna, zelfs na de
terugkeer van Chamberlin, niet veel beter op. Alleen de heftig
rockende Vredenburg-show in 2000, aan de vooravond van MACHINA/ The
Machines Of God
, liet het heilige vuur weer even oplaaien. Maar wie
een maand later het album hoorde, werd voor de zoveelste keer
teleurgesteld. The Smashing Pumpkins hielden het dan ook maar voor
gezien- en dat was eigenlijk maar goed ook.

“I want my band and songs back”

~

Corgan en Chamberlin richtten het veelbelovende Zwan op. Maar de
indie-supergroep implodeerde door interne spanningen al na één niet onaardig album. Vlak na de futloze show op Pinkpop 2003 werd de
Europese tour afgekapt, het vliegtuig naar huis gepakt en de band
ontbonden. Om groepsgekibbel te voorkomen ging Corgan daarna maar
solo. Al zal hij ongeveer de enige zijn geweest die van zijn
sologedrocht The Future Embrace uit 2005 het einde heeft gehaald.

“I want my band back, my songs and my dreams”, verklaarde hij niet veel later in een grote krantenadvertentie in thuisstad Chicago. En gelijk kreeg Corgan, althans voor
een deel: gitarist James Iha kon zijn oude bandleider wel naar de
spreekwoordelijke haren vliegen en van ex-bassiste D’Arcy ontbrak ieder
fatsoenlijk spoor. The Smashing Pumpkins betekent anno 2007 dan ook
Corgan en Chamerlin, en drie, in anonimiteit gedrenkte, huurlingen: de
naar D’Arcy gemodelleerde Ginger Reyes op bas, Jeff Schroeder op
slaggitaar en Lisa Harrinton op toetsen. Tegendraadse leden met
muzikale inspraak zijn overboord gegooid, maar Corgan heeft zijn band
terug. En hij voelt zich de koning te rijk.

Drie uur, negenentwintig nummers

Tenminste, dat laatste straalt af van de debuutshow van de ‘nieuwe’
Pumpkins, afgelopen dinsdag 22 mei in Parijs. In de prachtig vormgegeven
Jugendstil-bioscoop Le Grand Rex – de Spider-Man 3-affiche hangt nog
op de gevel – doen Corgan en kornuiten het eerste stapje richting
Pinkpop. Wat heet: ze doen een reuzenstap! In een tijdspanne van drie
uur komen maar liefst negenentwintig nummers voorbij, waaronder uiteraard
acht – en een outtake, het blijft Corgan – van Zeitgeist. Stevige
rocksongs vooral, die teruggrijpen op het succesgeluid van Siamese
Dream
, zonder de experimenten van daarna te ontkennen.

Maar ook het commerciële zwaartepunt, wordt eindelijk niet meer door
Corgan ontkend: van Siamese Dream en Mellon Collie worden bij
elkaar twaalf nummers gespeeld. Genoeg om elke festivalweide te doen
trillen van nostalgie. Maar bovenal: van pure opwinding. De
spanningsboog mag misschien niet over het hele concert even strak
gespannen zijn, de vinnige versie van Zero die de zaal wordt
ingeslingerd, en vooral: het allesvernietigende versie Silverfuck
brengen de opwinding van destijds weer even volop voelbaar.

Na een decennium geworstel is het een verademing om te zien dat
Corgan, eigenlijk voor het eerst sinds Mellon Collie, weer eens een
vorm heeft gevonden die hem – en niet te vergeten: ook zijn publiek –
past. The Smashing Pumpkins verkeren misschien nog niet direct in
bloedvorm – shows in Luxemburg en Brussel dienen de komende dagen om
kilometers te maken – maar dat is kniesorenwerk. Corgan staat namelijk
paraat om Pinkpop wederom te veroveren. Net als destijds, in ’94.

Boeken / Fictie

Het mysterie van de uitgemoorde giraffes

recensie: J.M. Ledgard - Giraffe

Verhalen met een bizar of zelfs compleet krankzinnig uitgangspunt hebben me altijd al een beetje vrees ingeboezemd: vaak zijn de auteurs in kwestie zodanig verrukt over hun vondst, dat ze vergeten er een meeslepend boek over te schrijven – zie bijvoorbeeld recentelijk Het kan altijd erger van Joey Goebel, of Bill Broady’s Onsterfelijkheid duurt maar even. Vaak zijn het beginnende schrijvers die gans de roman door wijzen op hun heerlijke plotjuweeltje. Maar opwindende literatuur levert het zelden op. De roman Giraffe van J.M. Ledgard bewijst echter dat dergelijke verhalen wel meeslepend kunnen zijn. Het kan verkeren, en het bewijst dat men niet te hardnekkig aan vooroordelen vast moet kleven.

In Giraffe wordt het (waargebeurde) verhaal verteld van een kolonie giraffes die in 1975 in de zoo van een Tsjecho-Slowaakse stad volledig wordt uitgeroeid. Dit uitgangspunt, waarin ook nog eens communisme, verschillende verhaalstemmen en een point-of-view van de giraffen zelf worden gegooid, heeft een meeslepende roman opgeleverd; want de schrijver is evenzeer bekommerd om het bizarre gegeven als om het uitwerken ervan in een spannend en meeslepend relaas.

In Afrika leefde ooit een gelukkige kolonie giraffen. Maar in de loop der tijd werden de beestjes stuk voor stuk gevangen en naar de dierentuin van een Tsjecho-Slowaaks stadje in de schaduw van Praag gebracht. Emil was daarbij hun begeleider. En blijkbaar hield de directie van de zoo bijzonder veel van deze langnekken, want medio jaren zeventig bevond er zich ’s werelds grootste populatie in gevangenschap levende giraffen. Tot zover de rooskleurige kant van het verhaal.

Tachtig dierentuinen

Want toen gebeurde het. Overheidsmensen, gekleed in nucleaire pakken, sloten in de nacht van 30 april op 1 mei 1975 de zoo hermetisch af, om vervolgens de volledige giraffepopulatie uit te roeien. Reden? Niemand zou het ooit te weten komen. Verklaringen van de overheid bleven uit, en in de kranten besloeg het nieuws hooguit een regel of drie – maar sowieso kwam nieuws slechts mondjesmaat voorbij het IJzeren Gordijn.

Debuterend auteur J.M. Ledgard, Schots van origine, stootte op het verhaal toen hij als correspondent voor The Economist in de buurt van de bewuste zoo verbleef. De eersteklas dierenvriend en fervent dierentuinbezoeker – naar eigen zeggen heeft hij er wereldwijd een tachtigtal op zijn conto – besefte meteen dat hij hierover een verhaal moest vertellen. Niet in journalistieke vorm, maar als een volwaardige roman, die de no-nonsense titel Giraffe mee kreeg. Is het een bijzonder boek? Welzeker, maar daar draagt het onderwerp en het feit dat het daarenboven echt gebeurd is, al voor de helft aan bij. Is het dan ook een goed boek? Wel, voor een beginnend romanschrijver zeker. Je ziet hem weliswaar zichtbaar naar zijn stijl en stem zoeken – lange zinnen in voortdurend gevecht met afgebeten woordgroepjes – maar dat gevecht doet het verhaal gelukkig niet struikelen.

De fatale dag

~


Heeft het dan ‘echte’ gebreken? Minstens één, te weten het voortdurend veranderen van vertelperspectief dat niet tot empathie uitnodigt. In een poging om origineel voor de dag te komen laat Ledgard niet alleen Emil het verhaal vertellen, maar ook af en toe een giraffe zelf. Akkoord, het is nooit eerder gedaan en de geboorte van een girafje vertellen vanuit het standpunt van de boreling zelf is behoorlijk sensationeel, maar dat is veeleer een fijne vondst dan een nuttig vertelinstrument, en dat kan niet de opzet zijn geweest.

Niettemin, de belangrijkste conclusie is dat, hoewel het ganse verhaal in wezen op de flap wordt verteld, de schrijver er feilloos in slaagt de lezer geboeid te houden dankzij een uitgekiende (chronologische) spanningsboog naar de fatale dag toe, een boog die hij opkleurt met de couleur locale van het communistische bestaan van toen. Het klinkt allemaal wat bizar, maar zonder overdrijven kunnen we stellen dat Giraffe een unieke leeservaring is. Zonder daarom per se een aanrader te zijn. ’t Kan verkeren.

Film / Films

Garbo lacht!

recensie: Ninotchka

Het is dit jaar zestig jaar geleden dat de Duitse regisseur Ernst Lubitsch overleed. Vanaf 31 mei organiseert het Filmmuseum daarom in samenwerking met het Goethe Instituut een retrospectief van de man die in de gouden jaren van Hollywood furore maakte met geraffineerde en intelligente romantische komedies als Trouble in Paradise, The Shop Around the Corner en To Be or Not to Be. Een week voorafgaand aan het retrospectief wordt een gerestaureerde kopie van Ninotchka uitgebracht, Lubitsch’ succesvolle komedie uit 1939 met een lachende Greta Garbo in de hoofdrol.

~

Ninotchka speelt zich af in Parijs ’tijdens die prachtige dagen toen een sirene nog een brunette was en niet een alarm’, aldus de openingzin van de film. Buljanoff, Iranoff en Kopalski, drie mannen van de Russische handelsdelegatie, zijn naar de hoofdstad van Frankrijk afgereisd om de door de Russische staat geconfisqueerde juwelen van groothertogin Swana te verkopen. Amper in hun hotel gearriveerd verliezen ze zich rap in de geneugten die het westerse materialisme met zich meebrengt. De hooggeplaatste Russische commissaris Ninotchka (Garbo) wordt achter de mannen aan gestuurd om orde op zaken te stellen, maar loopt de belangenbehartiger van de groothertog tegen het lijf, de charmante Graaf Léon d’Algout (Melvyn Douglas). De gedoodverfde communiste moet niet alleen haar drie landgenoten in het gareel zien te houden maar ook het gevecht met zichzelf aangaan, als ze valt voor een man die alles representeert dat zij veracht.

Een klein radertje in het wiel der revolutie

Garbo is meesterlijk als de stijve, gereserveerde Ninotchka. Ferm en krachtig, pratend als een computer, ziet ze zichzelf als ‘een klein radertje in het wiel der revolutie’. Ze verbijstert zich over het flamboyante Parijs, begroet de butler van Léon met een stevige handdruk als kameraad, en zet de toiletdames in een chique gelegenheid aan tot staken. Het contrast tussen de antiromanticus Ninotchka en de charmeur Léon wordt heerlijk uitgespeeld. Léon zet alle registers open om Ninotchka’s hart te veroveren maar ze geeft geen krimp.

~

Het eerste deel van de film, waarin Ninotchka en haar drie kameraden zich uit alle macht proberen te verzetten tegen de magie van het kapitalisme, is het meest sprankelend. Maar de hele film blijft bijna zeventig jaar na dato makkelijk overeind. Het bij momenten hilarische scenario – mede geschreven door Billy Wilder, die later beroemd werd met komedies als The Apartment en Some Like It Hot – laat naast de romantische verwikkelingen ruimte voor verwijzingen naar het opkomend fascisme in Europa en veegt lekker onsubtiel de vloer aan met het Stalinisme. De kritiek is soms wel heel rechtlijnig maar levert geweldige oneliners op als ‘geliefden aller landen verenigt u’.

Toch is het vooral Garbo die de show steelt: gulzig slurpend aan de champagne, zichtbaar genietend van het komediespelen. Want hoewel het haar 26e film was, had ze nog nooit eerder in een komedie gespeeld. ‘Garbo lacht!’, kopten de advertenties dan ook in 1939. De scène in het arbeidersbistro waarin Ninotchka zwicht voor Léons grappen, is met recht legendarisch: de beroemdste ijskoningin van het witte doek schatert het eindelijk uit.

Film / Films

Overleven in de urban jungle

recensie: Knallhart

Knallhart, gebaseerd op het gelijknamige boek van Gregor Tessnov uit 2004, lijkt afgaand op de filmposter verdacht veel op een Carry Slee-verfilming. Maar vergis je niet. De Duitse regisseur Detlev Buck maakte een kille, realistische ‘grossstadtfilm’ die niet geschikt is voor watjes.

Knallhart speelt zich af in Berlijn. De 15 jarige Michael (David Kross) en zijn jonge moeder worden uit de luxe villa van haar vriend gesmeten en zijn genoodzaakt een onderkomen te vinden in een ranzig appartement in de migrantenwijk Neukölln. Op zijn nieuwe school krijgt Michael het aan de stok met bendeleider Erol (Oktay Özdemir), die hem samen met zijn posse volledig in elkaar beukt. Geen suggestief gedoe, maar keiharde in your face mishandeling. De film is nog geen vijf minuten bezig of de toon is gezet.

~

En leuker wordt het daarna natuurlijk niet. Met een moeder die vooral druk is met het versieren van een vent, wordt Michael aan zijn lot overgelaten. Hij wordt vrienden met de broertjes Crille en Matze die hem snel wegwijs maken in de regels van de straat. De broers leven zonder ouderlijk toezicht (ma is dood, pa is trucker en weken aaneen afwezig), wat de kinderen vrij spel geeft om te spijbelen, te jatten en te zuipen. Als de kleine Matze bijna in een coma raakt van overmatig alcoholgebruik, legt zijn broer hem doodleuk in bad met een pak wc-rollen onder zijn hoofd als kussen: “Dat heeft-ie wel vaker”, verduidelijkt hij.

Turkse maffia

Ondertussen moet Michael proberen Erol en zijn bende van z’n nek te houden. Hem afkopen met geld is de enige manier en Michael ziet zich genoodzaakt verder het criminele circuit in te duiken. Hij wordt onder de hoede genomen van Hamal (Erhan Emre), de charismatische leider van de plaatselijke Turkse maffia. Die kan het onschuldige gezicht van Michael goed gebruiken voor zijn drugshandel. Een lucratieve baan, want Hamal en zijn kring van professionele misdadigers bieden hem ook bescherming tegen Erol, wiens represailles steeds heftiger worden.

~

Buck schetst in zijn film een treurig beeld van een losgeslagen maatschappij, waar verwaarlozing, drugs en geweld de boventoon voeren en waar de kloof tussen arm en rijk verontrustend groot is. De realistische filmstijl, met schokkende camerabewegingen en waarin de stad in matte en grijze kleuren een grote bijrol vervult, werkt als een trein. Maar naarmate het verhaal vordert en Michael onafwendbaar de afgrond tegemoet gaat, slaat het ook een beetje murw. De vele straatbeelden, de drukke anonieme verkeersaders en de massale winkelcentra, of juist de verlate troosteloze pleinen en viaducten. Al deze voorbeelden worden op een gegeven moment vermoeiend in hun benadrukking van de stad als urban jungle waar nauwelijks te overleven valt.

Nuances

~

Een sterk punt is dat geen enkel personage vervalt in clichés. Zo blijkt de afschrikwekkende Erol tienervader van een tweeling. Als hij zijn te grote buggy de trap van de metro op moet zien te hijsen heb je als kijker met hem te doen, zonder dat het ineens een lieve jongen wordt. Ook de saamhorigheid en gastvrijheid van Hamals clan maakt dat je hem en zijn handlangers niet alleen als sadistische criminelen kunt zien. Als kijker ervaar je een zekere opluchting als Michael eindelijk iemand vindt die voor hem zorgt en hem een plek biedt van orde, structuur en respect. Voor zolang het duurt…
Het zijn deze subtiliteiten die de soms wat al te eenzijdige boodschap van de film rechttrekken en interessant houden.