Muziek / Album

Americana met een Flying V om de nek

recensie: My Morning Jacket - Okonokos

Achteraf is het goed te plaatsen. Maar toen alt.country-formatie My Morning Jacket in 1999 zijn eerste optredens deed in Nederland, was het een dissonant in de podiumpresentatie. Hoe bestond het dat zanger Jim James een Flying V gitaar, een relikwie uit de hardrock-scene, om zijn nek had? Het net verschenen debuut The Tennessee Fire bestond namelijk grotendeels uit aan de akoestische Neil Young gelieerde, verstilde twang-liedjes.

~

Op zijn debuut deed My Morning Jacket weliswaar onbeholpen pogingen om te rocken – zo is de techniek van drummer J. Glenn beperkt – maar de band maakte veel, heel veel indruk met zijn melancholische lofi-americana. Daarbij vormde de uniek galmende stem van Jim James de hoofdmoot. In een vroege aflevering van documentaire-serie Loladamusica zong James, zichzelf begeleidend op akoestische gitaar, moederziel alleen in een verlaten Groningse parkeerplaats een hartverscheurende versie van I think I’m going to hell. Daar kwam geen powerakkoord bij kijken.

Twee jaar later kwam opvolger At Dawn uit. De boodschap was duidelijk: de tijden van bedachtzame americana waren voorbij, My Morning Jacket was nu officieel een onstuimig en vooral breed uitwaaierend countryrock-outfit. Deze omwenteling vertoonde overeenkomsten met die van Counting Crowes, die na het ingetogen rootsrock-debuut August and everything after vanaf de tweede plaat allengs meer de richting van de toegankelijkere poprock op bewogen.

Major label

My Morning Jacket oogstte met de nieuwe muzikale richting meer succes dan eerder in thuisland Amerika. Derde plaat It Still Moves verscheen op een major label, en het eerder zo belangrijke Nederland werd niet langer bezocht. Toch bleef het altijd bijzonder jammer dat de muziek van debuut The Tennessee Fire een kennelijk afgesloten hoofdstuk was. Maar het vorig jaar verschenen Z legde dat soort gedachten als geen eerder album het zwijgen op. Frontman James deed aanvankelijk de wenkbrauwen fronsen door niet alleen te verklaren dat op de nieuwe plaat de gitaren minder prominent moesten zijn, maar dat de nummers eveneens dansbaar dienden te zijn. Bij het horen van songs als de soulvolle opener Wordless Chorus of het opvallend montere Off the record bleken de opmerkingen van James toch helemaal niet zo curieus te zijn geweest als ze aanvankelijk deden denken. My Morning Jacket had het gepresteerd de countryrock te perfectioneren.

Op dit punt aangekomen verschijnt het dubbel-live-album Okonokos. Op het eerdergenoemde I think I’m going to hell na, is het geregistreerde concert geënt op de energieke countryrock van de laatste drie albums. Dat Z het beste van de drie is, blijkt opnieuw doordat de nummers hiervan afkomstig hun voorgangers overtreffen in doordachtheid, spanning en melodie. Maar ook een opzwepend One Big Holiday van It Still Moves maakt indruk. De openende hardrock-riff van dit nummer wordt door het publiek luid toegejuicht. Dat blijft op zijn zachtst gezegd wennen: My Morning Jacket glorieerde eerder in de hooischuur, maar hanteert nu met groot gemak de brede armzwaaien van arena-rockers als The Verve of U2.

Golden

Een grote kwaliteit van Z was dat het de band lukte een stap terug te nemen en de gitaarpartijen te doseren. Live blijft dit een mankement. De band dendert vol overtuiging over het publiek heen, maar op cd twee aangekomen mag de overtuiging wel ietwat worden teruggeschroefd. Meer van het soort van Golden, een met slide-gitaar versierd stukje akoestische country-melancholie, had het evenwicht goed gedaan en Okonokos misschien wel tot een onvergetelijk live-album gemaakt. In het tweede uur van het concert beginnen de songs te slepen, iets anders dan meeslepen.

Okonokos is zo een op vele momenten prachtige live-registratie geworden. Tegelijk weet je dat My Morning Jacket tot nog veel meer in staat is, en dat komt voornamelijk door het talent van Jim James. Dat is niet zozeer een sombere bevinding, maar een uitgesproken vertrouwen in wat er komen gaat.