Film / Films

Acteren op de vierkante meter

recensie: The Interview

De naam Hugo Weaving zal het grote publiek waarschijnlijk weinig zeggen, maar (her)kennen doet men hem zeker, al is het maar omdat de Australische acteur in twee van de grootste filmtrilogieën speelde: The Matrix en Lord of the Rings. Voeg daarbij dat de de man een – op z’n zachtst gezegd – markante kop heeft. Nu is dan eindelijk The Interview, een Australische productie uit 1998 met Weaving in een glansrol, in Nederland op dvd verschenen.

Televisiekijkend Nederland kon hem eind jaren tachtig al zien in Australische miniseries als The Dirtwater Dynasty en Bangkok Hilton. Zijn opvallende uiterlijk heeft niet tot typecasting geleid. Zo speelde hij bijvoorbeeld een blinde fotograaf(!) in Proof, een travestiet in The Adventures of Priscilla, Queen of the Desert en een virtuele agent in de The Matrix-trilogie.

Kat- en muisspel

~


In The Interview is Weaving de werkeloze Eddie Fleming. Hij is rustig aan het slapen als opeens de politie zijn flat binnenvalt. Het optreden van de politie is dusdanig excessief dat Eddie van angst in zijn broek plast. Hij wordt meegenomen naar het bureau, waar het in eerste instantie lijkt te gaan om een gestolen auto. De politie neemt uitgebreid de tijd voor de ondervraging, waardoor het Eddie (en de kijker) slechts beetje bij beetje duidelijk waarom hij werkelijk is opgepakt. De politie heeft echter een probleem: er is onvoldoende hard bewijsmateriaal. Eddie krijgt dit ook in de gaten, en is dan inmiddels over zijn grootste schrik heen. Het verhoor neemt dan, mede door Eddies’s onvermogen om zijn mond te houden, steeds meer de vorm aan van een psychologisch kat- en muisspel tussen verdachte en verhoorder. Op een gegeven moment leidt dit zelfs tot wat waarschijnlijk de meest achteloze bekentenis in de filmgeschiedenis is.

Maar er speelt meer. Detective Sergeant John Steele (Tony Martin), de man die Eddie tot een bekentenis moet bewegen, blijkt binnen het corps een verre van onomstreden reputatie te hebben. Zijn meerdere hijgt in zijn nek, en er loopt in het geheim zelfs een onderzoek naar zijn verhoormethoden. Het verhoor wordt dan ook heimelijk opgenomen op video, en het feit dat Steele een jonge heethoofdige hond als collega-verhoorder heeft, helpt niet echt. Daarbij is er ook nog de pers die in de gaten krijgt wie de politie in handen denkt te hebben, en dankbaar gebruik maakt van de onenigheid die er intern bij de politie heerst.

Claustrofobisch

~

The Interview leent zich uitstekend voor alle valkuilen die een beperkte setting met zich meebrengt. Maar debuterend regisseur Craigh Monahan weet een toneelmatige film te voorkomen door oog voor detail te hebben en gebruik te maken van fraaie en ongebruikelijke camerastandpunten. Deze doen niet gekunsteld aan, maar versterken eerder het claustrofobische gevoel dat inherent is aan een verhoorkamer. Bovendien zorgt het sterke spel voor continue spanning. Tony Martin (mooie, granieten kop) speelt Steele met een ingehouden spanning die elk moment aan de oppervlakte dreigt te komen, en dat bij vlagen ook doet. Weaving weet Eddie zo neer te zetten dat je als kijker het ene moment overtuigd bent van zijn onschuld, om even later zeker te weten dat je met een manipulator te maken hebt – en vice versa.

Goed dus dat dit soort ‘vergeten’ films ook hier verkrijgbaar zijn, alleen jammer dat er dan voor een kale versie is gekozen. De Australische uitgave is verrijkt met een commentaartrack van regisseur Monahan, deleted scenes, interviews met de cast en crew, en een alternatief einde. Bij de Nederlandse versie kan er nog net een trailer vanaf.

Boeken / Non-fictie

Brieven van de koning en de filosoof

recensie: Voltaire - Briefwisseling met Frederik de Grote 1736-1778

Terwijl de roep om een nieuwe Voltaire telkens opnieuw klinkt in het voorlopig nog vrije Westen, blijft het origineel boeien. Uitgeverij Van Gennep doet in eigen land werk van onschatbare waarde – en krijgt daar hopelijk bergen subsidiegeld voor – door het in vertaling uitbrengen van Voltaires werk, althans een deel daarvan, want hij was ongehoord productief. Meest recente bijdrage is een deel waarvoor de term kloek verreweg ontoereikend is, de verzamelde correspondentie tussen de filosoof en Frederik van Pruisen, later bekend als Frederik de Grote. De ruim duizend bladzijden bieden een ongekende blik op een aantal niet onaanzienlijke aspecten van de achttiende eeuw.

Voltaire
Voltaire

Frederik was nog maar een met zijn homoseksuele gevoelens kampende broekenman, toen hij epistolair in contact kwam met de oudere en fameuze filosoof, die we hier opnieuw leren kennen als een bij uitstek vrije geest. Voor degenen die nog rondlopen met de karikatuur van Voltaire zou hij louter een bot op religie en autoriteiten in hakkende persoon zijn, zal het even schrikken zijn. Het hele boek door besteedt hij talloze alinea’s aan het bewieroken van de absolute monarch Frederik, die zijn gehele leven belangstelling koesterde voor filosofie en wetenschap en beide ook met raad en daad ondersteunde, maar toch als voornaamste bezigheid had het bestendigen en door veel bloedvergieten uitbreiden van zijn rijk. Al moeten we dat natuurlijk in zijn tijd plaatsen, Frederik was wel degelijk ook een verlicht despoot die veel goeds doorvoerde.

Rijmelarij en sprankeling

Doordat de correspondentie een enorme periode beslaat, groeien we als het ware met de beide heren mee. Aanvankelijk gaat het – tussen de uitgebreide wederzijdse complimenten door – vooral om poëzie. Voltaire mag dan een geweldige zakenman en denker zijn geweest, zijn gedichten en dan vooral de gelegenheidsverzen die in de brieven staan, ontstijgen zelden of nooit het niveau van barre rijmelarij. Dat doet overigens niets af aan de sprankeling van wat beide heren schrijven, waarbij Frederik aanvankelijk nog wat timide is en Voltaire zich op werkelijk onnavolgbare wijze ongrijpbaar beweegt tussen de nu eenmaal vereiste onderdanigheid, puur eigenbelang en een filosofische verhevenheid die door de aangeslagen toon en zeker in het perspectief van de tijd alleen maar als een superieure en volkomen terechte arrogantie kan worden beschouwd. Alleen al de manier waarop hij de prins, en later de vorst, de les leest over het gebruik van de Franse taal, volgens de methode het-is-natuurlijk-prachtig-allemaal-alleen-zou-ik-dit-en-dat-net-even-anders-doen, is bijzonder vermakelijk. Naarmate de jaren verstrijken en de verantwoordelijkheden van Frederik samen met de aanvallen van jicht, waaronder hij te lijden had, toenemen wordt de toon wat serieuzer. Voor wie de talloze biografische en historische details die ter sprake komen een probleem vormen, kan verwezen worden naar de recente biografie van Roger Pearson, Voltaire Almighty. Frederik voert veldtochten tegen Jan en alleman, Voltaire drijft handel – die overigens amper ter sprake komt – en politiek in de brede zin des woords.

Frederik de Grote
Frederik de Grote

Enkele dieptepunten verdienen in dit verband genoemd te worden. Allereerst natuurlijk het overlijden van Voltaires levensgezellin Emilie in het kraambed, nota bene nadat ze zich had laten bezwangeren door een ander. Cruciaal is ook het geval Maupertuis, vertrouweling van Frederik, wiens inderdaad nogal excentrieke opvattingen door Voltaire genadeloos te kakken worden gezet, wat leidt tot een verwijdering die na enige tijd wel bijtrekt, maar toch zijn sporen nalaat. Hoe geweldig diplomatiek Voltaire ook kon opereren, zijn ware aard verloochenen lukte lang niet altijd. Uiteraard speelde bij de affaire nog veel meer mee: Frederik zal ook teleurgesteld zijn geweest dat zijn ideaal van een vrije filosofenrepubliek, althans een hof waarin kunst en wetenschap vrijelijk bloeiden, onder zijn hoede nooit van de grond is gekomen.

De verachtelijke godsdienst

Frederik ontwikkelt zich in de briefwisseling verder als filosoof, waarbij hij steeds dichter het standpunt van Voltaire nadert. Op een gegeven moment, we zijn dan al in de buurt van pagina achthonderd, haalt hij geweldig uit naar de gevestigde godsdienst, naar aanleiding van een reeks onfrisse incidenten. Voltaire antwoordt:

Een moedig en wijs vorst kan met geld, een leger en wetten de mensen heel goed regeren zonder de hulp van een godsdienst, die hen alleen maar kan misleiden; maar het domme volk zal altijd een godsdienst bedenken, en zolang er schurken en stommelingen zijn, zullen er ook godsdiensten zijn.

En raadt de vorst vervolgens aan zijn macht te gebruiken voor het uitroeien van l’infâme, een arbeid waar hij zelf al enige tijd op geheel eigen wijze druk mee was. Zo kennen we de oude Voltaire tenminste weer. Later wil hij de oude vorst opzetten tegen de Turken, maar Frederik voelt daar niets voor. De relatie is dan weer normaal, al blijft het vreemd dat de vorst zijn brieven dicteerde, omdat hij bang was dat Voltaire ze aan onbevoegden liet zien. Het is juist de spanning tussen enerzijds puur menselijke en ook intellectuele affectie en anderzijds de wrijvingen en botsingen tussen twee grote geesten, die deze collectie een enorme spankracht geven. De bewonderenswaardig strakke vertaling – met verklarende voetnoten – doet daar volledig recht aan, zodat dit werk in geen enkele serieuze boekenkast mag ontbreken.

Muziek / Album

Voorzichtig in de voetsporen van Daft Punk

recensie: Justice - †

“We are your friends! You’ll never be alone again!” Gezongen door een overstuurde stem, ondersteund door stevige elektronische muziek met een enorme French touch. Klinkt dit bekend? Dan heb je waarschijnlijk al kennisgemaakt met Justice. Hun remix van Simians Never Be Alone kreeg een zeer goede ontvangst en raakte bekender dan het origineel. Er werd dan ook reikhalzend uitgekeken naar debuutplaat . Het uit Parijs afkomstige duo, bestaande uit Gaspard Augé en Xavier de Rosnay, is hipper dan hip, single D.A.N.C.E. komt met de regelmaat van de klok voorbij op MTV en lovende kritieken komen bij bosjes uit de hemel vallen. De hoogste tijd dus om te kijken of Justice de hooggespannen verwachtingen waar kan maken.

Gaspard Augé
Gaspard Augé

verschijnt bij het Franse platenlabel Ed Banger, waar ondermeer artiesten als SebastiAn, DJ Mehdi en Mr. Oizo ondergebracht zijn. De plaat staat vol met electrodance, doorspekt met de Franse slag, waarin zeer duidelijk de invloeden van Daft Punk te horen zijn. Na Vitalic, MSTRKRFT, Digitalism en Simian Mobile Disco doet nu ook Justice een duit in het New French Touch-zakje en probeert het ook de geest van Daft Punk levende te houden. Ze doen hierop zo hard hun best dat ze helaas haast lijken te vergeten dat er zelf ook iets bedacht mag worden.

Balans

De twaalf nummers op bestaan enerzijds uit stevige dancetracks met overstuurde bassen en stevige drums. Voorbeelden hiervan zijn de bombastische opener Genesis, DVNO, Stress en Waters of Nazareth. Anderzijds zijn er de meer radiovriendelijke nummers als de poppy single D.A.N.C.E., Valentine en One Minute to Midnight. Deze afwisseling zorgt voor een goede balans en is dan ook een plaat met voor elk wat wils, eentje die niet snel verveelt. Dit komt mede door de afwisselende vocale inbreng. In D.A.N.C.E. is het een vrolijk kinderkoortje, in DVNO een funky mannenstem en in The Party wordt vocale ondersteuning verleend door labelgenote Uffie, die klinkt als een murmelende Peaches.

Xavier de Rosnay
Xavier de Rosnay

Geen risico

Over de hele cd genomen, valt de grote mate van gebruiksvriendelijkheid op. Op Daft Punks Homework hoorde je echt iets nieuws, een compromisloze experimenteerdrift die de grenzen opzocht en probeerde op te rekken. Justice daarentegen neemt weinig risico en kleurt netjes binnen de lijntjes. De nummers klinken allemaal wel prima maar zal zeker niet zo revolutionair en tijdloos blijken als bijvoorbeeld Daft Punks debuut. De funky dancebassen en de door de vocoder en distortion vervormde gitaartjes en stemmetjes zijn erg goed gejat, hier en daar geperfectioneerd, maar niet bijster origineel. Toch, eerlijk is eerlijk, klinkt wel verdraaid lekker. Muziek die niet alleen gemaakt lijkt te zijn om op te dansen, maar die je met een enkel vrolijk refreintje, leuke basloopjes en mooie vioolpartijen ook blij weet te maken. Niet zo origineel dus, maar wel minimaal net zo leuk als een gemiddelde Daft Punk plaat.

Film / Films

Boontje komt om z’n loontje

recensie: The Hitchhiker

Aan kwalitatief hoogstaande Amerikaanse televisieseries is de laatste tijd geen gebrek. Een belangrijke impuls hiertoe werd en wordt gegeven door de Amerikaanse betaalkabelzender HBO, met series als Six Feet Under, Sex and the City en The Sopranos. Voor HBO begon het succes in de jaren ’80 met The Hitchhiker, hun eerste zelf geproduceerde serie, waarvan een selectie nu ook in Nederland op dvd is verschenen.

Omdat HBO (Home Box Office) via de kabel wordt aangeboden aan betalende abonnees en niet afhankelijk is van adverteerders kan het – anders dan reguliere zenders als ABC en NBC – wat betreft controversiële thema’s de (Amerikaanse) grenzen verkennen. Dat op zichzelf leidt natuurlijk niet tot betere programma’s, maar het betekent wel dat de makers meer risico’s konden nemen – en dat hebben ze ook gedaan. Grote successen behaalde HBO met het bovengenoemde succestrio, maar ook series als The Larry Sanders Show en het vrij recente Big Love komen uit de HBO-koker.

The Twilight Zone met tieten

~


HBO’s eerste boreling The Hitchhiker – destijds ook hier te zien bij Veronica – ontstond in 1983. Het gegeven van de serie is niet helemaal origineel te noemen; wat dat betreft is het schatplichtig aan klassieke series als Alfred Hitchcock Presents en The Twilight Zone (zelfs binnen HBO-kringen werd de serie “The Twilight Zone with tits” genoemd). In elke aflevering van nog geen half uur wordt er gespeeld met realiteit en fantasie, en staat de duistere kant van de mens centraal. In The Hitchhiker is een mysterieuze lifter (Page Fletcher) de enige constante: hij komt elke keer de setting binnengewandeld om het verhaal te introduceren – om aan het einde nog een keer op te duiken met een moralistische afronding. Dat hierbij vaak sprake is van tegeltjeswijsheden met een hoog ‘boontje komt om z’n loontje’-gehalte mag de pret niet drukken.

De makers van The Hitchhiker streefden ernaar om kleine speelfilmpjes te maken die anders waren dan wat er tot dan toe op de Amerikaanse televisie vertoond werd. Visueel ziet het er soms fraai uit, maar hoewel de serie in het Amerika van de jaren ’80 misschien gewaagd mag zijn geweest (tieten! drugs! blasfemie!) komt ze nu vooral gedateerd over. Dit komt mede omdat de jaren ’80 van de serie afdruipen: qua kleding, (getoupeerde) kapsels en synthesizerscore (waarbij voor de openingstune erg goed geluisterd is naar de muziek van vroege films van John Carpenter). Even goed leuk om te zien – al is het om nostalgische redenen – maar echt eng is het nergens en het is niet altijd even verrassend.

Bekende namen

~


De hoogtepunten op deze dvd zijn W.G.O.D. (een radiopastoor wordt achtervolgd door zijn verleden), Why Are You Here? (een presentator van een programma over het nachtleven vindt zijn droomverhaal) en Paul Verhoevens Last Scene (waarbij een regisseur erg ver gaat om zijn hoofdrolspeelster tot goede acteerprestaties te bewegen). In de negen verhalen die op deze uitgave staan (waarom er precies voor deze selectie is gekozen is onduidelijk – ze zijn afkomstig uit diverse seizoenen) is het leuk om een aantal bekende namen voorbij te zien komen, zowel voor de camera (Willem Dafoe, Helen Hunt, Gary Busey) als erachter. Zowel Verhoeven als Philip Noyce (Dead Calm, Patriot Games) hebben ook audiocommentaren ingesproken, net als de minder bekende en eerlijk gezegd minder interessante Carl Schenkel.

Vooral bij Verhoeven wordt het duidelijk welke cruciale rol het filmen van Last Scene heeft gespeeld bij zijn, volgens eigen zeggen emotionele, beslissing om uiteindelijk in Hollywood te gaan werken. Noyce wordt vergezeld door producer Lewis Chesler en hun een-tweetjes geven veel interessante achtergrondinformatie over de serie. Deze schijnbaar willekeurige verzameling afleveringen is alles bij elkaar niet echt heel goed te noemen, maar wel historisch interessant én bij vlagen vermakelijk.

Theater / Achtergrond
special: Containervoorstellingen op Festival Over het IJ

Theater in het klein

Vlak naast het pontje dat een stroom bezoekers voor het Over het IJ-festival naar de NDSM-werf brengt, staat een klein dorpje van zeecontainers. Daarin zijn, als onderdeel van het festival, kleine voorstellingen van jonge, vaak nog studerende makers te zien. Zij kregen op opdracht om een voorstelling van 15 minuten te maken over het thema ‘onbewerkte werkelijkheid’. Dat leverde een verscheidenheid aan voorstellingen op de vierkante meter op. 8WEEKLY bezoekt ze.

De leugen in ere hersteld (Karlijn Smit en Kes Blans)

foto: Moon Saris
foto: Moon Saris

Het is donderdag en dat betekent appeltaartdag. Hij schilt de appels, zij zet koffie. Voelen we hier ingehouden woede, ergernis of onbegrip tussen deze twee? Waarschijnlijk alledrie. De sfeer is in elk geval om te snijden, en dat doet de man des huizes dan ook, in zijn vinger.
Makers Karlijn Smit en Kes Blans stappen op een speelse manier in en uit hun spel en zoeken daarbij steeds de directe confrontatie met het publiek of met elkaar. In deze voorstelling word je zo meegezogen. Smit en Blans hebben van een zwakte hun kracht gemaakt. Container? Welke container? In de benauwende huiskamer van dit stel zijn we even deelgenoot van hun slechte huwelijk. Een aanstekelijk inkijkje, deze vileine zedenschets. De (echte!) vosjes aan de muur zorgen voor een vervreemdend randje aan de voorstelling. (Lotje Dercksen)

Voor een filmpje van deze voorstelling, kijk hier.

Peeping the Elements (Dorus Oerlemans en Frank Hesselink)

Deze video-installatie kan het beste in je eentje worden ‘ervaren’, zo wordt mij bezworen. In elk geval heb je als eenling de ruimte om rustig om de videoprojecties heen te lopen en de beelden op je te laten inwerken. “Ik ben altijd online”, klinkt het ineens. Het leven van de hoofdpersoon speelt zich hoofdzakelijk af in de virtuele werkelijkheid. Chatten, pandje kopen op Second Life, beetje cyberseksen. Genoeg te doen. Maar in de computer-werkelijkheid is elk contact oppervlakkig en onecht, zo laat de monitor zien. De hoofdpersoon vlucht weg, terug naar de onbewerkte werkelijkheid, een aardige vondst. (Lotje Dercksen)

Ik denk dat de verhalen die oma’s vertellen best wel eens waar kunnen zijn (Natasja Looman en Pieternel Bollmann)

foto: René den Engelsman
foto: René den Engelsman

Er was eens… een container waarin twee vrolijk uitgedoste vrouwen met strikken in hun haar een sprookje vertelden. Een gek sprookje, over een volkje dat de pot met goud naar het einde van de regenboog moet trekken. Maar die pot komt daar nooit aan, omdat beide trekkers in tegengestelde richting trekken. Maar wie zoekt er nog naar een pot met goud? Volwassen mensen in ieder geval niet. Natasja Looman en Pieternell Bollmann willen het publiek helpen hun verloren verwondering terug te vinden. Geloof je écht niet meer dat een knuffelbeest niet in de wasmachine mag, omdat hij anders verdrinkt? En een opa die van motor rijden hield, waarom kan die dat in de hemel niet blijven doen? Deze voorstelling is gebaseerd op een piepklein idee, maar wordt ook gespeeld in een piepkleine ruimte. Het enthousiasme van de jonge actrices is zo hartverwarmend, dat ik hoop dat zij hun pot met goud zullen vinden, misschien wel in theaterland. (Lotje Dercksen)

Gluur (Sanne Zweije)

Als we onze mond opentrekken vliegen we eruit, maakt de jongen ons duidelijk. In de container zien we een meisje in haar badkamer. Ik vraag me af of er echt mensen zijn die met water gorgelen na het tandenpoetsen. En hoe zien we er zelf eigenlijk uit in onze badkamers? Na tien minuten staan we weer buiten, gierend van de lach. En dan blijkt dat we met z’n allen in een oude maar blijkbaar nog steeds effectieve grap zijn getrapt. En daar schamen we ons meer voor dan voor het gluren. Gluur bouwt langzaam naar zijn hoogtepunt, en let daarbij op de details. Spannend en erg grappig! (Lidewij van Bakel)

Een donker vermoeden (Sjors Stassen en Dionisio Matias)

foto: René den Engelsman
foto: René den Engelsman

Een donker vermoeden wordt door maker Sjors Stassen aangekondigd als een installatie. Direct bij binnenkomst wordt al duidelijk dat hij hier geen kunstzinnige installatie mee bedoelt. De container is omgebouwd tot bouwkundige installatie van karton en plastic buizen. Een Marokkaanse jongen die Appie blijkt te heten, loopt opgefokt rond en vloekt af en toe flink in het Arabisch. Hij draagt een gele bouwhelm, die nog goed van pas zal komen. Via een telefoon krijgt hij instructies van zijn baas die voor het publiek onverstaanbaar zijn. Later wordt duidelijk dat Appie een soort optreden aan het voor bereiden was. Klassieke muziek klinkt en hij volgt de klanken met ritmische drukken op de verschillende lichtknopjes. Appie wil de indruk wekken dat hij de muziek maakt met de lichtknopjes, maar doordat hij steeds net te laat is, gaat dat effect verloren. Er is geen duidelijke lijn in de installatie en in de muziek te ontdekken en daardoor blijft het geheel nogal oppervlakkig. Maar wanneer aan het einde de hele boel in elkaar stort, loopt het publiek toch nog grinnikend naar buiten. (Sophie Janssen)

Knijp (Anna Verduin en Annie Gerretsen)

foto: Moon Saris
foto: Moon Saris

Vanachter een stapel kartonnen dozen met opschrift ‘houten wasknijpers’ gooit iemand wasknijpers op een berg van de houten knijpers die er al ligt. Dan staat er een vrouw op. Ze is gekleed in een vilten doek die bijeen wordt gehouden door wederom wasknijpers. Het licht van de enige lamp in de container wordt feller en de vrouw bevestigt vijf knijpers aan haar vingers. Ze voert een korte dans van Balinese hand- en stampbewegingen uit. Dan volgt het mooiste moment van de performance. De vrouw schrikt op en haar enorme schaduw op de wand van de container wordt een monster dat op haar af komt. Ze weet de verschijning te kalmeren door het een knijper aan te bieden. Mooi gevonden. De rest van de tien minuten rommelt ze nog wat in de berg wasknijpers, maar voor het overbrengen van een verhaal of boodschap is het dan helaas al te laat. (Sophie Janssen)

Voor beelden van deze voorstelling, kijk hier.

Meer over 8WEEKLY op Festival over het IJ vind je hier.

Theater / Voorstelling

Pittige tante met energierijke muziekkeuze

recensie: Anny Tseng ism Faktor-B - Nocturne

Twee jaar geleden studeerde de uit Taiwan afkomstige Anny Tseng af als pianiste. Ze behaalde haar diploma aan het Fontys Conservatorium. Daarna is ze naar Arnhem gegaan om verder te studeren aan de Messiaen Academie. Hier kan ze experimenteren met muziek en andere kunstvormen. Nocturne is zo’n voorstelling die door improviseren en uitproberen tot stand is gekomen.

De productie Nocturne ligt in de handen van Faktor-B. Dit productiebureau en platform voor jonge kunstenaars ondersteunt theatermakers die nog niet goed weten hoe ze hun performance onder de aandacht kunnen brengen. Op zakelijk, productioneel en publicitair vlak worden de kunstenaars voorzien van advies en ondersteuning. Grondbeginsel is wel dat de deelnemende theatermakers samenwerken.

Pittige tante

~


Met dit gegeven is ook Tseng aan de gang gegaan, samen met de uit Estland afkomstige jonge choreograaf Jaan Ulst. Tseng gaat uit van een verhaaltje over een meisje dat net wakker is geworden en met haar gedachten nog hangt tussen haar dromen en de werkelijkheid. Fragmenten met pianomuziek, basklarinet, dans en theater lopen door elkaar heen. Tseng probeert naast haar muziek evenveel aandacht te geven aan de dans en de performance.

In de eerste seconden van de voorstelling komt Tseng met zware passen van de trap in de zaal naar beneden gehuppeld. Ze gaat naar de piano en doet daar haar pumps met flinke naaldhakken aan. Daarna klinken er mooie zachte en ronde klanken door de ruimte heen. De muziek heeft iets engelachtig. Tseng is zelf een pittige verschijning om te zien. Ze is klein van stuk, haar kapsel is in scherpe lijnen geknipt en haar ogen kijken vurig en gedreven. Met haar voet drukt ze haar pedaal ritmisch omlaag. De opening van de voorstelling is rustig maar als de minuten wegtikken, worden de fragmenten met muziek moderner en energieker. Het moderne repertoire neemt langzaam de overhand. Fragmenten muziek van Sjostakovitsch, Reich, Bruynèl, Satie, Wolff en Van Bergeijk vormen het fundament van de voorstelling. Door al die mooie muziekpassages heen loopt de choreografie van Ulst.

Nog niet uit de verf

Tseng probeert gedeeltes van dromen te vangen in haar muziek. Choreograaf Ulst gaat met zijn bewegingen soms mee in het verhaal. Op andere momenten lijkt hij met zijn choreografie geheel zijn eigen gang te gaan, zodat er geen enkele samenwerking meer is tussen de act van Tseng en die van de dansers. Tseng speelt de moderne werken alsof haar leven ervan af hangt. Dit geeft een frisse en opzwepende sfeer. De muziek is afwisselend slaperig, opgewekt en vurig. Daarmee symboliseert Tseng de aangename droom, de nachtmerrie en alles wat daartussen hangt.

De dansers hebben weinig uitstraling. Dit komt omdat de choreografie, met name aan het begin, weinig aansprekend is. Met name Mitomi lijkt nog zoekende. Ze verliest zo nu en dan haar evenwicht en staat nog niet zelfverzekerd op het podium. Na een minuut of vijftien wordt de choreografie creatiever. De dansers schudden hun hoofd, rollen op de grond over elkaar en bewegen heen en weer als houten hobbelpaarden. Kostuums worden uitgewisseld of kapot geknipt. Wat de dansers uitbeelden, is niet altijd duidelijk. Het lijkt op het liefdesspel van aantrekken en afstoten. Tegen het einde trekt van Ulst de negligé van Mitomi aan en stift daarna heftig zijn lippen rood. Het blijft gissen wat de bedoeling hiervan is. Aan de andere kant is het hoofdthema dromen en dromen hoef je niet te uit te leggen.

Nocturne is een korte, pittige en dromerige voorstelling waar de eer toekomt aan de talentvolle pianiste Tseng. De samenwerking met choreograaf Ulst verloopt wat stroever omdat de choreograaf en de dansers nog geen zelfverzekerde plaats in de voorstelling hebben veroverd. Uiteraard zijn het nog jonge kunstenaars die, via Faktor-B, in het professionele circuit hun weg proberen te vinden. De samenwerking van de performers is een uitdaging waar nog via Faktor-B aan gesleuteld kan worden.

Klik hier voor meer informatie.

Kunst / Expo binnenland

Hedendaagse schijnwerpers op achttiende-eeuws porselein

recensie: Pretty Dutch

.

Porselein hoeft niet oubollig te zijn. Dat wil de expositie Pretty Dutch in keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden aantonen. In de zeer verzorgde overzichtstentoonstelling van Nederlands porselein uit de achttiende eeuw zijn ook de reflecties van tientallen hedendaagse kunstenaars op dit kostbare siergoed opgenomen. Deze moeten het publiek naar het hoge noorden trekken. Pretty Dutch wordt gecombineerd met allerlei activiteiten zoals lezingen en stadswandelingen.

Hollands porselein werd voor het eerst gemaakt rond 1760. Het ‘witte goud’ was enkele decennia daarvoor ontdekt in het Duitse Meissen. De glorietijd van Delfts ‘porselein’ in de eeuw ervoor betrof aardewerk – het echte porselein dat we toen kenden kwam uit China. Bij Hollands porselein praat je over de tweede helft van de achttiende eeuw en over de vier centra in Den Haag, Loosdrecht, Weesp en langs de Amstel. Het Nederlandse porselein blonk vooral uit in de fijnzinnige decoraties. Deze informatie – en nog veel meer – vind je in de Kenniszaal van de Princessehof. Hier start de overzichtstentoonstelling die meer dan duizend Nederlandse topstukken uit de periode tussen 1759 tot 1814 bevat.

Pretty Dutch - poster
Pretty Dutch – poster

Schoonheid


De weelde van de geschilderde bloemen, vogels, landschappen en andere tafereeltjes op het historische porselein gaat echt leven in de zogeheten Schoonheidszaal. Hier geen teksten over de rijke geschiedenis van porselein, maar alleen schoonheid. Conservator Ank Trumpie heeft zich hier uitgeleefd in de presentatie. Grote kasten zijn gevuld met vele serviezen, vazen, tabakspotten en andere objecten die het goed deden als pronkstukken bij de gegoede burgerij. Diverse musea hebben bijzondere stukken uitgeleend zoals ‘bietenrood’ gekleurd porselein en servies met voorstellingen over de overwintering op Nova Zembla. Ertegenover draaien op grote witte schermen de porseleinen voorwerpen uitvergroot rond, onder begeleiding van opmerkelijke zang van stemkunstenaar Greetje Bijma. Porselein heeft toch een stoffig imago bij het grote publiek dus moet een ‘spektakel van klank en kleur’ het aantrekkelijk maken, lijkt de achterliggende gedachte. Het concept past bij de vernieuwende stijl die het Friese keramiekmuseum in de laatste jaren aannam. Zo stonden in 2004 serviezen op een bijzondere manier centraal bij de expositie Lekker Decadent, waar diverse binnen- en buitenlandse kunstenaars aan meededen. Deze keer zijn zesentwintig hedendaagse, voornamelijk Nederlandse kunstenaars gevraagd zich te laten inspireren door het Hollandse porselein.

Chocolade


Op de tweede verdieping tonen Rob Birza, Babs Haenen, Guido Geelen, Esther Derkx en vele andere kunstenaars die met keramiek werken, hun vertaling van de ambachtelijke stukken uit de achttiende eeuw. Hier staan de echte verrassingen. Want de route van de expositie is niet erg duidelijk, zodat je al gauw dwaalt door de zalen met de uitgebreide vaste collecties die het museum rijk is. Mooi, maar vooral véél, is de indruk die de wandeltocht oplevert.

Hans van Bentem, Dragonflies - prototypes, 2007 (porselein, verchroomde messing)
Hans van Bentem, Dragonflies – prototypes, 2007 (porselein, verchroomde messing)

Gelukkig zijn daar dan de moderne reflecties. De ene kunstenaar verwijst naar de thema’s van de beschilderingen, de ander laat zich uitdagen door de technische moeilijkheden van de vervaardiging van het porselein. Je ziet lampen, futuristische insecten en doodskoppen tussen eigentijdse versies van serviesgoed en tegels. Simone van Bakel en Monique Broekman verwijzen met hun aardewerken objecten naar de typische oren van koffie- en theepotten die de Loosdrechtse fabriek maakte. De Choc-o-plates van Esther Derkx zijn geïnspireerd door de afbeeldingen van verliefde stelletjes op porselein met romantische tafereeltjes. De gezeefdrukte laag chocolade op de platen dient afgelikt te worden om ze te zien. Veel erotischer dan toen, maar eenmaal schoongelikt blijft ook een romantisch pronkstuk over. Minder romantisch is de bijdrage van Ulrike Möntmann. Zij maakte een reeks porseleinen baby’s die bij oppakken een biografie van aan drugs verslaafde vrouwen uitspreken. De poppen worden tijdens de expositie gedropt door junkies, wat weer te zien is op de begeleidende website. De link met het porselein is de kwetsbaarheid, aldus de kunstenares. Bij het publiek komt het niet helemaal over, de meeste bezoekers staan langer stil bij de groep borstbeelden van Bastienne Kramer. De groep, CLAN genaamd, draagt maskers van hedendaagse ‘helden’. Van bijvoorbeeld Poetin, maar ook Elvis Presley. Het blijft natuurlijk leuk om de namen te achterhalen bij dit politieke statement. Het is een hedendaagse variant op de bustes van helden die eind achttiende eeuw in Loosdrecht werden gemaakt.

Pretty Dutch, Gijs Assmann, Dood, troost, vergetelheid, 2007
Pretty Dutch, Gijs Assmann, Dood, troost, vergetelheid, 2007

Sculpturen


De natuur, bij de landschappelijke schilderingen zo belangrijk, komt ook bij de hedendaagse reflecties op verschillende manieren aan bod. Hans van Bentem heeft met zijn porseleinen libelle een futuristisch beeld gemaakt, waarin techniek en natuur versmelten. De lieflijke tafereeltjes op Hollands porselein maken bij Anne Wenzel plaats voor een dreigend woud van witte, vergane bomen. Een bijzonder sculptuur, net als dat van Guido Geelen, waar de vormen nog meer geabstraheerd zijn. Geelen gebruikte kleurige prints en zorgt voor een spannende visuele gelaagdheid van het ‘landschap’ met een soort onderwereld. Hoewel het museum trots spreekt van een totaalspektakel van licht, kleur en geluid, zijn het vooral dit soort vernieuwende uitstapjes in de porseleinwereld die de expositie de moeite waard maken. Daarnaast laten het glossy boek, de fraaie posters en de vele activiteiten zoals workshops, stadswandelingen en lezingen wel zien dat Pretty Dutch veel werk maakt van onderbelichtte categorie bijzonder erfgoed. Het is allemaal te zien op de website www.hollandsporselein.nl (de naam Pretty Dutch was al in gebruik voor een website met een heel wat minder verheven doelstelling).

Kunst / Achtergrond
special: Alex Winters - Room 11

De ruimte, een ruimte

Het tentoonstellingsmodel van the white cube wordt sinds de jaren zestig door velen beschouwd als dé plek om kunst te exposeren. De witte muren leiden niet af van de werken en maken een totaal op het object gecentreerde beleving mogelijk; het werk staat in het middelpunt. In de loop der jaren werd er wel geëxperimenteerd met andere kleuren of vormen in kunstinstellingen en musea. Dit lijkt echter geen trend; een beetje galerie houdt vast aan haar steriele witte ruimte.

De witte ruimtes bevallen ook de jonge kunstenaar Alex Winters, of eerder: ruimtes in het algemeen. Een van de eerste werken die ik van hem zag was zijn examenwerk uit 2006 voor het Frank Mohr Instituut in Groningen. In zijn atelier had hij een nieuwe ruimte gebouwd. De muren van deze ruimte, die scheef op de bestaande wanden stonden, spiegelden het atelier, de stopcontacten in de muur, de plinten etc. De gangen in de ruimte hadden de breedte van zijn schouders. Het was een bijzondere ervaring in het atelier te lopen waarin Winters had gewerkt, maar waar niet langer de werkperiode een rol speelde, maar de ruimte zelf.

Scouten op een kunstbeurs

Room 11, Drawing, 2007
Room 11, Drawing, 2007

Dit werk werd opgemerkt door galeriehouder Fons Welters. Winters’ eerste expositie in de galerie van Welters was in het najaar van 2006. Ook vertegenwoordigde hij de galerie op Art Rotterdam met een nieuw werk, speciaal voor de stand gemaakt. Toos Arends, conservator van Buro Leeuwarden en het Fries Museum, zag Winters’ installatie en vroeg of hij een tentoonstelling wilde maken in Buro Leeuwarden, een ruimte waar voornamelijk succesvolle jonge kunstenaars geprogrammeerd worden. Winters stemde toe en maakte Room 11. Een paar dagen voor de opening tref ik hem in zijn huis en atelier. Op de vloer ligt een werk dat nog afgemaakt moet worden, een wit geschilderd houten vlak. We praten over de tentoonstelling, over saai willen zijn en over een voorliefde voor zandbakken. Wat vindt Winters nu zo interessant aan de ruimte? Is het de white cube zelf die hem fascineert? Of is het de begrenzing van de ruimte en wat daar binnen de muren zou kunnen gebeuren?

In Buro Leeuwarden diende de ruimte zelf opnieuw als inspiratiebron. Winters heeft voor deze ruimte zes werken gemaakt; vier werken gaan over de ruimte als geheel, twee over details in de ruimte. Bij de ingang van Buro Leeuwarden hangt een beveiligingscamera. Het beeldscherm is in vieren gedeeld en er worden in een loop acht verschillende beelden van plekken in Buro Leeuwarden getoond. Op een gegeven moment loopt Winters zelf door het beeld. Hij vervangt de beelden voor tekeningen van de ruimte vanuit verschillende perspectieven. Die tekeningen worden weer omgewisseld door andere tekeningen en daarachter verschijnt opnieuw een fysieke ruimte, die lijkt op die van Buro Leeuwarden. In werkelijkheid is het de ruimte boven Buro Leeuwarden, waar de kunstenaars kunnen verblijven tijdens de opbouwperiode. Achter de tekeningen is de ‘ruimte’ veranderd of misschien gemanipuleerd.

Eén uur is geen uur

De ruimte waarin Winters werkt is de context waar hij commentaar op levert. Het is een nieuwe visie op de ruimte, of zoals eerder geopperd de tentoonstellingsruimte zelf. Zoals Winters zelf zegt: “Wat ik eigenlijk doe is mijn manier van kijken laten zien. Het is een waarheid die ik zelf heb gecreëerd en mijn eigen logica toegepast op de ruimte. Hoe en wat het publiek daar verder mee doet, daar ben ik niet zo mee bezig. Ik wil mensen niet sturen, of mijn visie opleggen.” Het ‘doek’ dat tot zijn beschikking staat, is begrensd door de wanden van de ruimte. Maar die begrenzing is geen reden om daar niet buiten te treden. Winters creëert nieuwe ruimtes, of opent een deur naar een andere ruimte, die er niet is. Die vaststaande muren worden aangevallen. Het is als de zandbak die hem nog steeds boeit; er zijn vier randen, maar daar binnen is van alles mogelijk. Er is ruimte voor verbeelding.

Ook in zijn werkwijze staan de regels niet zo vast, al klinken ze soms wel als dogma’s. “Ik heb me voorgenomen dat ik nooit langer dan een uur met een werk bezig wilde zijn. Ik heb zo’n regel nodig om te werken.” Dat uur is geen vaststaand gegeven, het bestaat niet per se uit zestig minuten. Een uur is een uur, zolang het voor Winters een uur is.

Scheve muren

Room 11, Frames, 2007
Room 11, Frames, 2007

Het is een bijna wetenschappelijk onderzoek naar de ruimte, met resultaten die alleen door Winters verkregen zijn en gelegitimeerd worden. In plaats van veel data verzamelen en die vervolgens verwerken, is zijn manier van ‘onderzoek doen’ nogal ad hoc en op het moment gericht. Winters gaat naar de ruimte en doet daar ideeën op. Van tevoren maakt hij geen schetsen of tekeningen. Hij probeert zijn plannen te ontvouwen door te vertellen over bepaalde fascinaties, zoals de zandbak en zijn hang naar huiselijkheid. “Het is geen dagboek van de ruimte; het moment is erg belangrijk. Telkens bevraag ik misschien hetzelfde, maar het moment waarin het gebeurt is anders, omdat ik bijvoorbeeld andere methodes gebruik. Ik heb nu vooral werken gemaakt over dingen die me de eerste week opvielen. De ruimte was toen helemaal gestript. Er was niets aanwezig van vorige exposanten. Ik heb dat nodig, deze rust. Ik moet de ruimte voor mij persoonlijk kunnen plaatsen. Was ik er langer geweest dan nu, dan had ik misschien weer hele andere dingen gezien.”

In een van de werken zijn het moment en dat persoonlijke in het bijzonder aanwezig. Het gaat over de indrukken die je opdoet van een ruimte, en wat daar in herinnering van overblijft. Midden in de expositieruimte van Buro Leeuwarden heeft Winters een tweede ruimte gebouwd, een soort box. Door een inkeping in een van de muren kun je naar binnen stappen. In de ‘box’ heeft Winters een aantal dagen voor de opening de ruimte getekend zoals hij hem herinnert. De grijze vloer van het Buro loopt schuin over de wanden, andere wanden zijn lange dunne vlakken geworden, en lopen verder door dan het plafond in de ‘box’. Er is niets meer over van de rechte witte vlakken waar je andere schilderijen op zou kunnen bedenken. Is het Winters’ visie op hoe we de kunstruimte ook zouden kunnen zien?

Waarom de ruimte?

Security, 2007
Security, 2007

Een paar keer tijdens het interview noemt Winters wat hij doet ‘banaal’. Soms lijkt hij niet helemaal te weten waarom hij juist voor die plek tussen de vier muren kiest, om juist dat te onderzoeken. In verschillende werken is de white cube zijn onderzoeksterrein geworden. Denkend over het werk van Winters komt de gedachte op dat de witte ruimte symbool staat voor de standaard kunstruimte. Het is de ruimte waarin hij tentoonstelt, maar het is geen gegeven dat vaststaat. Hij toetst de ruimte door er zijn eigen logica op los te laten. Hij doorgrondt de ruimte in zijn onderzoek. En dat is misschien wel een van de bedoelingen van Winters; de kunstruimte helemaal leren kennen, zodat hij er vertrouwd genoeg mee is om er (ander) werk te maken.

Film / Films

De gemaskerde asielzoeker

recensie: Unveiled (Fremde Haut)

Omdat in Iran op homoseksualiteit nog steeds de doodstraf staat, vlucht de lesbische vertaalster Fariba naar Duitsland. Omdat ze liegt over de reden dat ze gevlucht is, krijgt ze geen verblijfsvergunning en dreigt teruggestuurd te worden. Als een mannelijke landgenoot en asielzoeker zelfmoord pleegt, neemt Fariba zijn identiteit over en krijgt als Siamak een tijdelijke verblijfsvergunning. Ze krijgt werk in een zuurkoolfabriek, wordt verliefd op medewerkster Anne en probeert wanhopig haar verblijf in Duitsland permanent te maken.

Unveiled (2005) begint sterk, met een blik in de belevingswereld van de asielzoeker. Op het vliegveld aangekomen wordt Fariba opgepakt, uitgekleed, behandeld als een crimineel en daarna in een overvolle kamer in een asielzoekerscentrum gestopt. De onzekerheid, de angst en de vervreemding zijn goed voelbaar. Maar vanaf het moment dat Fariba het centrum verlaat en in de zuurkoolfabriek komt te werken neemt het liefdesverhaal de overhand, en dat komt de film niet ten goede. Unveiled had, gezien de materie, dramatisch gezien een stuk sterker kunnen zijn. Nu draait de film echter vooral om de problematische en aan alle kanten bestookte romance van Anne en Fariba, die overigens niet echt van het scherm af spat.

~

De film verzandt in een reeks onovertuigende en niet altijd even geloofwaardige situaties, die ook nog her en der samenhang missen. Het begint al met de rare manier waarop Fariba en Anne kennismaken; een collega spoort Anne aan om de eerste man die door de deur loopt mee uit te vragen. En als Anne uiteindelijk ontdekt dat Fariba een vrouw is gaat ze hier wel heel makkelijk mee om. Het universele thema ‘liefde overwint alles?’ Dat lijkt hier toch echt een beetje te ver gezocht.

Middelmatig

De collega’s van de fabriek zijn racistisch, Anne’s ex is jaloers en Fariba heeft moeite om haar mannelijkheid staande te houden tegenover de andere mannen. Het is allemaal heel erg, maar nergens wordt de film aandoenlijk of is er een echte impact. Het verhaaltje kabbelt voort en leidt uiteindelijk tot een zwakke climax, die ook totaal niet aansluit op de eerder gewekte verwachtingen. Unveiled is geen slechte film, maar gewoon erg middelmatig.

~

Wellicht wilde regisseuse Angelina Maccarone de kwestie in de film vooral metaforisch aansnijden; de Iraanse vrouw die haar ware identiteit moet onderdrukken om te overleven, maar het wil gewoonweg niet echt werken. Het levert een onderhoudend verhaal op, maar geen politiek of sociaal-maatschappelijk document. Om een onderwerp van dergelijke ernst als setting voor een liefdesverhaal te gebruiken werpt ook vragen op, dus het lijkt erop dat Maccarone het eerste voor ogen had. Als menselijk portret heeft deze film nog wel enige voeten in de aarde, maar dat is het dan ook wel.

Muziek / Achtergrond
special: Metropolis festival 2007

Een dagje rocken in de blubber

Afgelopen zondag vond alweer de negentiende editie van het Metropolis festival in Rotterdam plaats. Het festival wordt omschreven als ’the best you’ve never heard of’ en kenmerkt zich door de relaxte sfeer en de diversiteit van het publiek. Van hanenkam tot hippie en van naaldhak tot blote voet. Net als ieder jaar is het programma opgebouwd uit veelbelovende acts uit binnen- en buitenland. In het verleden stonden er in het Zuiderpark bands op de podia die kort daarna doorbraken naar een groot publiek; Smashing Pumpkins, The Prodigy, The Strokes en Wu-Tang Clan worden nog vaak trots door de organisatie aangehaald. Ook dit jaar wist men weer een alleraardigst programma samen te stellen. En ondanks de slechte voorspellingen bleek het weer ook mee te werken.

Moke
Moke

Op het Metropolis Stage, het hoofdpodium, mag de winnaar van de Grote Prijs van Nederland, The Kevin Costners, aftrappen. Op het moment dat de band begint te spelen stopt het met regenen en dient de zon zich aan boven Rotterdam. De zonneschijn zou de hele dag blijven, de modder jammer genoeg ook. The Kevin Costners is een Nederlands/Belgisch gitaarpopbandje, speelt vrolijke catchy popmuziek en blijkt een dus gewoon een leuke opener. Ondanks de sterke gitaarpartijen van de gitarist klinkt het allemaal wel iets te braaf. Later in de middag staat een ander Nederlands bandje op het Metropolis podium, Moke. Ook deze Britpop-achtige groep kan niet echt overtuigen. Hun hitje Last Chance gaat er bij het publiek in als zoete koek, maar de rest van de nummers kan het, inmiddels in aantal flink toegenomen, publiek niet echt boeien. De band lijkt zich niet erg te onderscheiden van de vele poprock bandjes in het circuit. De zang van Felix Maginn heeft weinig diepgang en daardoor weinig toegevoegde waarde. Na Moke mag het op het laatste moment aan het programma toegevoegde Shameboy het proberen, op het inmiddels in een modderpoel veranderde hoofdveld. De twee Belgen zorgen voor de nodige dance vibes op het festival met aanstekelijke electrofunk. De twee heren krijgen het Rotterdamse publiek zonder moeite aan het dansen met een flink energiek optreden.

Thinkers/Workers Stage

The Mighty Roars
The Mighty Roars

Naast het Metropolispodium zijn er nog twee dubbele podia in het park opgebouwd. Op een van deze dubbele podia, Thinkers/Workers, staat de Britse band The Mighty Roars. De zangeres en bassiste van deze band, Lara Granqvist doet qua verschijning en zang denken aan Kim Gordon van Sonic Youth. In rap tempo worden de punkrock nummers op het publiek afgevuurd. De band klinkt erg als een ‘eighties’ punkbandje. De zang is erg schreeuwerig en hun set blinkt niet uit door afwisseling. Enkel wanneer een van de andere twee bandleden de zang overneemt komt er meer rust in hun act.

Op het podium ernaast staat even later het uit Detroit afkomstige Blanche. Deze brengt het publiek onvervalste country, inclusief banjo en pedal steel. ‘Stralend’ middelpunt van de band is de roodharige en in een bruidsjurk getogen zangeres/bassiste Tracee Mae Miller. Banjospeler Jack Lawrence is tevens bandlid van The Raconteurs, de ‘andere band’ van Jack White van The White Stripes. De band zorgt voor een leuke afwisseling tussen al het rock-, electronica- en hiphopgeweld. Terug op het Workers-podium treed het uit Noorwegen afkomstige Datarock aan. Wat mij betreft het dieptepunt van Metropolis. De vier rockers lijken in hun rode trainingspakken meer op een stel hiphoppers en komen buitengewoon arrogant over. Hun muziek gaat richting hardrock en komt erg opgefokt en schreeuwerig over.

1990s
1990s

Wél erg overtuigend zijn de 1990s. De groep debuteerde dit jaar zeer verdienstelijk met het album Cookies en weet ook live zijn mannetje te staan. Terwijl de rijen bij de eettentjes aandikken geven de Schotten op het podium een geweldig optreden. Met hun poppy gitaargeluid bewijzen ze een van de bands met de meeste potentie te zijn op het festival. Jay Reatard werd vooraf getipt als één van de acts die niet gemist mocht worden. Eerlijk gezegd had ik het niet vervelend gevonden als ik deze groep rond de excentrieke zanger had gemist. De muzikale geluidswalm van ruige punkrock is niet aan mij besteed.

Oogst/Popunie Stage

Het vierde en vijfde podium van het festival is ook een dubbelpodium. Op het Oogstpodium staan talentvolle acts uit heel Nederland terwijl op het Popunie podium regionale bands het mogen proberen. Op dit laatste podium speelt Clayborn een thuiswedstrijd. Zangeres Crazy Jane overtuigt als een ware rockdiva met geweldige vocalen. Zij bespeelt als een gedreven en ervaren entertainer het publiek. Dit jonge bandje weet een goede indruk achter te laten met hun explosieve rockmuziek. Clayborn trekt ook opvallend veel publiek. Een stuk minder publiek staat er bij The Junes op het podium ernaast, het Oogst-podium. En dat is jammer, want de Zwolse band geeft een van de leukere optredens van het festival. Het geluid van de groep ligt in het verlengde van bands als Saybia, Coldplay en Johan. De muziek van The Junes komt een stuk uitgebalanceerder over dan die van de meeste andere bands op het festival. De band weet goed stand te houden tussen ingetogen en rock. Voor het Metropolis publiek zal deze muziek iets té lief en té toegankelijk zijn.

Afsluiting

Noisettes
Noisettes

De voorlaatste act op het festival is Noisettes. Stralend middelpunt van de band is zangeres/bassiste/gitariste Shingai Shoniwa. Ze springt en rent over het podium als een volleerd acrobaat en weet ook vocaal haar mannetje te staan. Vooral zij zorgt ervoor dat het een geweldige show wordt. Maar ook drummer Jamie Morrison weet van wanten en beslaat zijn drums zo hard dat er deuken in zijn drumkit moeten zijn achtergebleven. Het Britse drietal geeft een memorabel optreden wat het onbetwiste hoogtepunt van Metropolis werd. Een staaltje wat ze nog even dunnetjes overdoen op de afterparty in café Rotown, waar het dak eraf gaat. Afsluiter van het festival is Archie Bronson Outfit. De heren van deze band blinken vooral uit in strakke ritmes. In tegenstelling tot kort geleden in Rotown kan de groep ditmaal echter niet overtuigen. Dit wordt mede veroorzaakt door zanger Sam Windett, die de meest oncharismatische en statische zanger van de dag blijkt te zijn. Daarbovenop komt nog het slecht afgestelde geluid, iets wat overigens wel vaker het geval is vandaag. De band is op zich erg goed, maar dat komt nu totaal niet over.

Het lijkt erop dat Metropolis een festival is dat het meer moet hebben van de goede en relaxte sfeer dan van een reeks onvergetelijke optredens. De bands die een echt goede indruk achter laten zijn op een hand te tellen. Alleen Noisettes en 1990s laten zien klaar te zijn voor een sprong naar het grote publiek. Dit neemt niet weg dat het weer een prima en gezellig muziekdagje werd in het Zuiderpark. Mede mogelijk gemaakt door: de zon.